aan
ge
dacht Nieuwsbrief 2
Beste ouders, collega’s en andere lezers,
reacties uit- of inschrijven jan.vanthomme@skynet.be
oktober 2003
Hier is dan de tweede lezersbrief. Het is niet de bedoeling om maandelijks jullie te berichten; maar we konden niet meer wachten. De volgende brief is voor begin december. Misschien viel het reeds op dat het emailadres veranderd is.We hadden teveel problemen met het oude adres. Indien je wenst te reageren kan het dus op het adres links van deze tekst. Mochten er andere mensen geïnteresseerd zijn in onze berichten geef dan deze brief door. Op dit adres kunnen ze zich, via een simpel berichtje, inschrijven. Mocht je problemen ondervinden laat het ons weten; we moeten nog leren. Wie de eerste brief niet (goed) kreeg kan hem zonder problemen (opnieuw) aanvragen. Jan
agenda:
Sprankel is de vereniging van ouders van normaal begaafde kinderen met leerproblemen. Zij organiseren op 7 oktober om 20 u een infoavond met als titel “Kinderen met leerproblemen : compenserende software voor Nederlands en vreemde talen ?” spreker is Dirk Callebaut. Plaats: Gemeentelijke Basisschool Moeskroenstraat 525 8930 Rekkem inl. www.sprankel.be Gezin en Handicap organiseren “Inclusie…gewoon doen !” Tijdens deze avond staat men stil rond de opvang van een kind met een handicap binnen de gewone klas. Dit gaat door op donderdag 23 oktober 2003 in het KHBO Campus Garenmarkt 8 te 8000 Brugge. Men start om 19 u 30 kostprijs € 2,5 inschrijven 03/216 29 90 Maandag 17 november 2003 in CC De Spil vormingsavond over ADHD & ADD en Tieners door Peter Glorieux auteur van “gevraagd : superouders “ Lannoo. Deze avond wordt ingericht door Botien werkgroep tieners van de Gezinsbond. leden gezinsbond €1 niet-leden €3 vooraf inschrijven bij Botien Werf 54 8970 Poperinge of bart.vallaeys@pandora.be VzW Zit Stil organiseert op 27 november een symposium voor hulpverleners over diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen, jongeren en volwassenen. Sprekers zijn prof. dr. M. Danckaerts over kinderen met ADHD, drs. J.J.S. Kooij over volwassenen met ADHD en Hermien De Backer, gedragstherapeut, over psycho-educatie bij pubers met ADHD. Inschrijven kan tot 7 november (beperkt aantal plaatsen!); prijs: €30,00. Ook op 27 november nodigt Sprankel ons uit op “ Wat als leerstoornissen zoals dyslexie en dyscalculie samengaan met ADHD/ADD” spreker Peter Glorieux. Deze avond gaat door te Torhout in de aula van het KATHO St.-Jozefstraat 1 aanvang 20u inkom leden € 1,5 niet-leden € 4,5
inhoud : In deze nieuwsbrief aandacht voor het fietsen en het verkeer. Een thema dat bij aanvang van het nieuwe schooljaar fel in de kijker stond. We formuleren enkele bedenkingen. Vorige maand hadden we het nog over een nieuw medicament “Concerta” . We laten jullie weten dat er nog meer op komst is. Strattera geen stimulerend middel maar even efficiënt. Het is nog niet zo lang op de Amerkaanse markt dus nog veel te vroeg om te beoordelen ; maar wordt gevolgd. Enkele weken geleden stond er een artikel in Knack over Rilatine. We namen enkele fragmenten over waarbij Prof. Marina Danckaerts aan het woord is. Zij is een vooraanstaand deskundige op dit gebied voor Vlaanderen. We volgden een spreekbeurt over opvoeden door Dokter Jo Wieme . We brengen hier een kort verslag van deze boeiende avond. Met een klavertje willen we de voordracht van 17 november noteren. Peter is een gewaardeerd spreker, die op een gedreven manier begrip vraagt voor de persoon met ADHD. Bovendien wordt op die avond ook een getuigenis afgelegd door een jongvolwassene met ADHD. 17 november een aanrader dus !!!
Strattera Onlangs is het middel met de stof atomoxetine (merknaam Strattera) door de FDA (Food and Drug Administration) in de Verenigde Staten goedgekeurd voor de behandeling van ADHD bij kinderen, adolescenten en volwassenen. Strattera is een medicijn dat niet behoort tot de psychostimulantia en dus ook niet onder de opiumwet valt. Strattera lijkt behalve op de ADHD-symptomen ook een gunstig effect te hebben op de stemming. Het is nog niet bekend wanneer Straterra beschikbaar komt. In november 2002 werden de resultaten van een studie gepubliceerd, waarbij het effect van eenmaal daags atomoxetine vergeleken werd met placebo. Algemeen arts Ineke de Noord beschreef dit onderzoek van Michelson, Allen, Busner ea, dat werd gepubliceerd in de American Joumal of Psychiatry2). Onderzoeksgroep en respons Onderzocht werd een groep van 171 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 10 jaar. Ze kregen gedurende zes weken atomoxetine of een placebo. De verdeling jongens!meisjes was binnen beide groepen gelijk (70,6% versus 29,4%). De groepen waren vergelijkbaar wat betreft overige demografische gegevens en wat betreft ernst van de symptomatologie. De meeste patiënten hadden het onaandachtige of gemengde subtype van ADHD. 48 patiënten uit de atomoxetinegroep en 46 patiënten uit de placebogroep (kregen geen echte medicatie) waren eerder behandeld met een psychostimulans.
Atomoxetine werd de eerste drie dagen in een dosering van 0,5 mg/kg!dag eenmaal daags gegeven. Gedurende de rest van de eerste week werd de dosis opgehoogd naar 0,75 mg/kg/dag. Na de eerste week werd 1,0 mg/kg!dag gegeven. Na vier weken werd aan de hand van de Clinical Global Impression (CGI) de dosis eventueel verhoogd naar 1,5 mg!kg!dag. De ernst van de symptomen in de atomoxetinegroep nam significant (duidelijk) af ten opzichte van de placebogroep (controle groep). Zowel de aandacht, de hyperactiviteit als de impulsiviteit reageerden goed op atomoxetine. Er was slechts geringe uitval uit deze onderzoeksstudie/ Twee patiënten uit de atomoxetinegroep vielen uit wegens bijwerkingen en één uit de placebogroep (wegens emotionele labiliteit). Als meest voorkomende bijwerkingen werden maag- en darmklachten gerapporteerd. Conclusie van de studie Eénmaal daags doseren van atomoxetine liet goede resultaten zien. De symptomen bleken ook aan het eind van de dag niet toegenomen te zijn. Eénmaal daags doseren lijkt dus net zo effectief als het eerder onderzochte tweemaal daags doseren. Het middel wordt goed verdragen. Er werd nog geen onderzoek verricht naar het effect van atomoxetine in vergelijking met Rilatine. Overgenomen uit de nieuwsbrief 7 van Sandra Kooij (psychiater) en Ineke de Noord (algemeen arts in Netwerk ADHD bij volwassenen).
Uit Knack ADHD.KINDEREN : Eerst een pilletje, dan naar school In elke klas is er minstens één kind dat ‘s morgens een pilletje heeft geslikt. De verkoop van Rilatine, het medicijn dat bij ADHD-kinderen de hyperactiviteit onderdrukt en de concentratie bevordert, kent de laatste jaren een enorme vlucht. Lopen we niet te hard van stapel met die pillen? En zijn er alternatieven? Klaarheid in de verwarring rond de kinderziekte van de eeuw. Tekst Ine Renson Met de regelmaat van de klok overspoelen ze onze media: ontstellende verhalen over kinderen die massaal aan het medicijn Rilatine zitten. Rilatine, een soort amfetamine, werkt in op het centrale zenuwstelsel en helpt hyperkinetische kinderen met aandachtsstoornissen zich beter te concentreren. De laatste jaren kreeg Rilatine in de VS echter de reputatie van “wonderpil” die ook bij kinderen zonder ADHD (Attention-Deficit/Hyperactive Disorder) alle schoolproblemen kan oplossen. Een trend die ook naar hier leek overgewaaid. Voor kinderen die niet zo goed meekonden op school, werd in samenspraak met de leerkracht nogal snel geopperd ,,om het eens met Rilatine te proberen”. Met als gevolg de verhalen die vorig schooljaar in de media circuleerden, onder meer van een lagere school in ZuidwestVlaanderen waar de helft van de kinderen aan de Rilatine zat. Allemaal voorgeschreven door dezelfde huisarts. Ondertussen lijkt de storm wat geluwd. Verhalen over misbruik van Rilatine of soortgelijke stimulantia steken nog de kop op, maar zijn niet meer zo hardnekkig. De modetrend om Rilatine voor te schrijven als leerpil, maakt stilaan plaats voor de gangbare opvatting dat de medicatie de enige manier is om het leven van en met hyperkinetische kinderen met aandachtsstoornissen enigszins draaglijk te maken en toch stemmen de cijfers nog steeds tot nadenken : de voorbije tien jaar is de verkoop van stimulerende middelen als Rilatine vertienvoudigd. Zijn er dan zoveel meer ADHD-kinderen als vroeger ? Of is onze tolerantiedrempel voor lastige kinderen gewoon veel lager geworden? Vooroordelen en verwijten Hoofd van de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie in het UZ Gasthuisberg in Leuven, nuanceert meteen. Prof. Danckaerts voert op haar dienst al jaren onderzoek naar ADHD en is op dat vlak zowat de referentie in Vlaanderen. ,,De verkoop van stimulantia is de voorbije jaren inderdaad spectaculair gestegen. En toch worden nog niet alle kinderen behandeld die ze nodig hebben. Als je de totale hoeveelheid Rilatine die jaarlijks verkocht wordt, verdeelt over alle kinderen tussen 6 en 16 jaar en je rekent aan de gemiddelde dosis die een ADHDkind nodig heeft, dan kun je daar nog niet één procent van de kinderen mee behandelen. Terwijl studies hebben uitgewezen dat drie tot vijf procent aan ADHD lijdt. Het klopt inderdaad dat Rilatine soms te snel of verkeerd wordt voorgeschreven. Maar het is gevaarlijk daar zoveel controverse rond te maken. Kinderen die de medicatie wel nodig hebben, worden op den duur mee gestigmatiseerd. Voor ouders van ADHD-kinderen die op zoek zijn naar een behandeling, is dat een groot probleem. Ze moeten voortdurend opboksen tegen die vooroordelen en verwijten.” Vooroordelen over ADHD zijn er inderdaad genoeg. Het argument dat het ,,wel aan de opvoeding zal liggen” en dat ouders van lastige kinderen ,,niet genoeg gezag hebben”, is vaak nog het eerste dat opduikt. Terwijl onderhand wel bewezen is dat ADHD-kinderen fundamenteel anders zijn. In welke zin anders, daar zijn wetenschappers nog niet helemaal uit. ,,Er zijn drie grote theorieën. Danckaerts “De eerste gaat er van uit dat ADHD-kinderen ingaan op de prikkel die voor hen het sterkst is. Zo’n kind komt
bijvoorbeeld de klas binnen en ziet daar een nieuwe poster hangen. Dat eist al zijn aandacht op, waardoor de vraag om zijn agenda in te vullen volledig aan hem voorbij gaat. Het is pas wanneer je als ouder of leerkracht ervoor zorgt dat jouw stimulus even krachtig is, dat je de aandacht van dat kind kunt trekken. Dat verkaart de impulsiviteit bij ADHD-kinderen, en het gebrek aan concentratie . ,,Een andere theorie leunt hierbij aan, maar stelt dat ADHD-ers niet makkelijk gestimuleerd worden. Hun hersenen reageren minder krachtig op gewone prikkels. De drukte van ADHD-kinderen wordt dan verklaard vanuit de idee dat ze zich altijd in een relatieve toestand van verveling vinden. Ze compenseren dat door rond te springen en op en neer te wippen De derde theorie zoekt het antwoord eerder in het motivatie leren. Voor een ADHD-kind moet iets al heel leuk en de beloning erg nabij zijn eer je het kan stimuleren. Maar eigenlijk vullen de drie theorieën elkaar een beetje aan. Ze verklaren samen de drukte en de concentratieproblemen van ADHD’ers.” Het probleem zit in de hersenen De oorzaak van dat anders-zijn is in meer dan negentig procent van de gevallen biologisch bepaald. ,,Dat is onomstotelijk bewezen uit genetisch onderzoek met tweelingen”, legt Danckaerts uit. ,,We weten ondertussen ook dat het probleem in de hersenen zit. Waar precies, is nog onduidelijk. Het is een complex samenspel van factoren dat momenteel wordt onderzocht. Belangrijk is in elk geval dat een biologische oorzaak een specifieke aanpak vergt. Vroeger kreeg het kind altijd de schuld van zijn hyperactief gedrag. Frustraties en kwaadheid van ouders en leerkrachten werden op dat kind geprojecteerd, dat steeds de boodschap kreeg dat het zijn gedrag moest veranderen. Vandaag beseffen we dat zo’n kind fundamenteel anders is, en dat wij onze opvoeding moeten aanpassen. We gaan uit van het gehandicaptenmodel : wij als volwassenen moeten een wereld creëren waarin dat kind kan functioneren. Ouders, leerkrachten en andere belangrijke volwassenen in het leven van een kind met ADHD kunnen leren hoe ze hun opdrachten voor en reacties op dit kind kunnen aanpassen opdat ze het meest effect kunnen hebben en de kinderen eruit kunnen leren. Zulke gedragstherapeutische programma’s hebben hun effectiviteit bewezen, maar blijven vaak tekortschieten of geraken niet goed van start omwille van de extremiteit van de ADHDsymptomen Prof. Danckaerts: ,,Vroeger kreeg een ADHD’ertje altijd de schuld van zijn hyperactief gedrag. Vandaag beseffen we dat zo’n kind fundamenteel anders is.”. Maar die aanpak is nog erg controversieel, vooral op scholen waar leerkrachten het niet altijd nodig vinden ADHDkinderen meer aandacht te geven.”,,Eenmaal wij als opvoeders onze houding hebben aangepast, kunnen we denken aan medicatie”, zegt Danckaerts. ,,Stimulantia als Rilatine werken in op de hersenen en helpen ADHD-kinderen de relatieve belangrijkheid van de dingen opnieuw in evenwicht te brengen. Ze zorgen ervoor dat ze zich kunnen concentreren en terug alert worden voor de gewone dingen in het leven. In die zin is medicatie de enige manier om dat hyperactief gedrag en die impulsiviteit te onderdrukken. Bovendien zijn die stimulantia onschadelijk, in tegenstelling tot wat daarover vaak wordt beweerd. Rilatine is niet verslavend. Kinderen die Rilatine innemen gaan er (ook) bijna nooit zelf om vragen, integendeel. Ze hebben ook geen afkickverschijnselen, tenminste niet aan de doseringen die bij ADHD worden voorgeschreven.” Vluchten kan niet meer Maar er blijven toch vragen hangen. Is het realistisch dat we onze kinderen jarenlang pillen laten slikken ? En is het geen gemakkelijkheidoplossing ? Moeten we onze kinderen niet gewoon nemen zoals ze zijn ? Danckaerts: ,,Ik begrijp dat dit voor ouders een groot dilemma is : grijpen we in in het gedrag van ons kind, of laten we het zoals het is ? Moet zo’n kind per se even goed scoren als een ander ? Maar we leven nu eenmaal in een maatschappij waarin
we iedereen optimaal willen laten functioneren. Dan komen mensen nogal snel aandraven met het argument dat we de lat te hoog willen leggen. Maar het is niet alleen een kwestie van eisen, maar ook van kansen. Ik vind niet dat we het recht hebben ADHD-kinderen die kansen te ontnemen.” ,Je moet ook beseffen hoe moeilijk het leven is voor en met die kinderen”, gaat Danckaerts verder. ,,Op school vallen ze uit de boot en zijn ze bovendien storend voor anderen. Thuis leven ze de hele tijd volgens hun eigen agenda, wat erg vermoeiend en frustrerend is voor de rest van het gezin. Contacten met leeftijdsgenootjes zijn moeilijk, omdat ze met hun bruusk en onvoorspelbaar gedrag andere kinderen afstoten. Bovendien is bewezen dat ADHD een risico inhoudt voor de ontwikkeling op latere leeftijd voor een sociale stoornis: ze hebben problemen en zetten zich af tegen de maatschappij en ontwikkelen vaak delinquent gedrag. Dat zijn risico’s waar je rekening mee moet houden wanneer je beslist je kind niet te laten behandelen. Voor de publieke opinie is het erg makkelijk af te geven op die medicatie. Maar ergens moeten we er toch ook voor zorgen dat die kinderen niet ontsporen.”,,Dat we voor blinde kinderen alles in het werk stellen opdat ze normaal onderwijs zouden kunnen volgen, vindt iedereen normaal. Dat we ADHD kinderen met medicatie willen helpen, is een taboe.” Als maatschappij gaan we trouwens zelf niet vrijuit. Dat ADHD de kinderziekte van deze eeuw geworden is, komt voor een stuk omdat er de voorbije jaren erg veel aandacht voor was. De diagnose maakt soms de ziekte. Maar er is geen reden om aan te nemen dat er nu meer ADHD-kinderen zijn dan vroeger. Hermien De Backer van Zit Stil., een vereniging voor ouders van ADHD-kinderen.stelt: ,,Vroeger waren de ontsnappingsmogelijkheden groter. Een kind met leerproblemen kon vanaf zijn veertiende gaan werken, terwijl kinderen vandaag verplicht zijn tot hun achttien op de schoolbanken te zitten. Daar wordt bovendien verwacht dat ze allemaal goed presteren. De verwachtingen die in hen gesteld worden, zijn ontzettend hoog. Kinderen met aanleg voor ADHD hebben moeite om aan die normen te voldoen. Ze zullen de stoornis dan ook sneller zichtbaar ontwikkelen.”…
Fietsen met ADHD loopt niet altijd op wieltjes. Het is niet altijd zo simpel om een jong kind te leren fietsen. De kans dat het leerproces vlotjes verloopt met een ADHD kind is nog geringer. Denken we maar aan de kernsymptomen en hun invloed op het fietsen. Aandachtstekort: In de eerste fase van het fietsen moet men bij de les zijn. Wie vergeet te trappen , valt – stil. Daarenboven gebeurt fietsen met de blik vooruit.Wie zich laat inspireren door de prikkels uit de omgeving kan zichzelf in gevaar brengen. Impulsiviteit: staat direct in verband met de afleidbaarheid. Maar houdt nog meer verband met de (korte) reactietijd tussen wat men ziet, voelt, hoort en denkt en het handelen dat daarop volgt. Zo mag men niet te bruusk remmen, net zo min als het draaien of je valt op je neus. We hebben het dan nog niet over het reageren op anderen. Indien je iemand ziet mag men er niet zomaar naar toe rijden. Maar dit geldt voor iedere verkeerssituatie. Hyperactiviteit: In de beginfase valt dit soms nog mee. De spanning, stress zorgt dikwijls voor een wat gedwongen krampachtige houding. Een rustgevende, bemoedigende benadering van het fietsen is hier op zijn plaats. We weten intussen wel dat ADHD meestal niet alleen te maken heeft met een zwakke aandacht, hyperactiviteit of impulsiviteit. Vaak komt ADHD niet alleen en is het vergezeld van één of andere leerstoornis een laag zelfbeeld of een zwakke coördinatie. In sommige gevallen betreft het hier een echte stoornis “dyspraxie “. Bij een dergelijke
dyspraxie of ook wel ontwikkelingscoördinatiestoornis genoemd verloopt het aanleren van motorisch gedrag zeer moeilijk. Fietsen op zich is dan al een proces dat veel meer tijd vraagt en pas later dan bij leeftijdsgenoten kan opgestart worden. Bovendien zijn die kinderen (maar ook volwassenen) erg stressgevoelig en zullen handelingen, meer dan bij een ander, slecht verlopen bij verhoogde druk. En juist ons verkeer is vaak een voorbeeld van een stressvolle situatie. Hoe moet men als ouder daar nu mee omgaan? Ouders kennen hun kind het best! Vaak voel je als ouders zelf aan wanneer een kind rijp is om te leren fietsen en later klaar is voor het verkeer. We moeten geduld oefenen en respect hebben voor de rijpheid van het kind. Vergelijken doen we allemaal maar individuen verschillen . Wat voor het ene kind op 6 jaar kan, kan voor een ander pas aan 8 jaar. Toch beslissen we niet alleen wanneer een kind leert fietsen of in het verkeer kan. Heel vaak krijgen kinderen met hun eerste communie of lentefeest een nieuwe fiets. Men veronderstelt dan dat het kind reeds kan fietsen. Veel kleuters slagen erin om te fietsen . Een tweede belangrijk moment is de overgang lagere school middelbaar onderwijs. En weer bestaat er een traditie om een nieuwe fiets te schenken bij die overgang . Immers 1/3 van de 13 tot 15 jarigen gaat met de fiets naar school. (soms uit noodzaak). Maar vergeten we niet dat fietsongevallen bij jongeren meestal rond begin of einde van de klas plaatsvinden. Reden genoeg om terecht bezorgd te zijn.! ? Fietsen naar school is niet simpel. Het gebeurt altijd op het spitsuur . En de zondagnamiddag een fietstochtje maken is niet te vergelijken met het fietsen in stad, midden het drukke verkeer. Bovendien is leren fietsen niet makkelijk. Hoogleraar Jan Pauwels deed onlangs het voorstel om op het einde van het zesde leerjaar een fietsexamen in te voeren. – met een heus diploma. Een examen dat niet op een gesloten circuit maar op de openbare weg zou plaatsvinden. Want veilig fietsgedrag kunnen we pas leren op de openbare weg, in het verkeer dus. Het ADHD-kind leren fietsen. In een eerste fase gaat het om het fietsen zelf. Vertrek van de mogelijkheden (en beperktheden) van het kind. Laat je daarbij niet leiden door de leeftijd van andere kinderen. Ga ervan uit dat je veel meer tijd zal moeten spenderen aan het leren fietsen. Vroeg beginnen met steunwieltjes is aan te raden. Later kan men de steunwieltjes hoger plaatsen zodat het fietsen geleidelijk aan kan gebeuren zonder contact van het wiel met de grond. Soms wordt er wel eens één steunwiel weggenomen maar dan bestaat de kans dat het kind te schuin op de fiets gaat zitten om zijn evenwicht te vinden. En bij een bocht naar de zijde waar geen steunwiel zit , valt het kind makkelijker. Rijden met steunwieltjes is zinvol om het trappen gewoon te worden. Eens het kind gemakkelijk fietst, vlot beweegt, voldoende evenwicht heeft kunnen we proberen zonder de steunwieltjes. Merken we op dat er even goed kinderen zijn die onmiddellijk starten zonder steunwieltjes. Hou rekening met de zwakke aandacht en oefen niet te lang. Hou tevens rekening met “verveling” . Het is een ontlokker van ADHD-gedrag en slaat vlug toe. Nieuwe mesjes snijden goed maar bij ADHD kinderen zijn ze vlug bot! Geef het kind ook de kans om het zelf te proberen. Wanneer je achteraan (al of niet met een borstelstok aan de fiets) meelloopt bied je steun en zekerheid, maar je bent ook een afleidende prikkel .Vergeet niet dat fietsen met de blik vooruit gebeurt maar soms willen de kinderen voortdurend achterom kijken naar hun mama of papa. Eens het fietsen vlot komt het erop neer van gaande weg de vaardigheid uit te breiden. Oefenen in een verkeersarme straat of op een parkeerterrein zijn ideaal. Je kan bij wat oudere
kinderen een parcours bouwen en ze leren slalommen of over een plank laten rijden zonder het evenwicht te verliezen enz. …Maar wees gerust ze trainen (stunten) zelf wel. En bij een ADHD kind misschien met iets meer vallen en opstaan. Oh ja…de helm ! Dit is vaak niet overbodig . Niet enkel bij stunten maar op een fietstocht is het een veiligheid. Als ouder heb je een voorbeeld functie. Draag jij een helm? Verder is een goede verzekering, ook voor derden, aangewezen. In een tweede fase komt de confrontatie met het verkeer. Wacht niet tot het kind 12 jaar is. Maar anderzijds moet de zoon/dochter er klaar voor zijn. Er zijn kinderen die je aan 12 jaar nog niet naar school laat rijden. De kans dat dit niet lukt verkleint naarmate je eerder oefende. Doe dit progressief. Begin met veilige plaatsen. Wees eerst “voorbeeld” en rij voor. Dan neemt je kind de kop. Hou controle. Bespreek de verkeersborden en de gevaarlijke punten onderweg. Wanneer je merkt, aanvoelt dat het lukt laat hem/haar alleen de ingeoefende route afleggen en hou ongemerkt controle. Soms rijden kinderen beter wanneer ze niet voortdurend in de gaten gehouden worden. Een belangrijke fase bij het oefenen in het verkeer is het defensief rijden. De fietser is nu eenmaal de zwakke weggebruiker. Wijs op de gevaren:1. in stad of in een drukke straat moet je net-geparkeerde wagens in het oog houden soms zwaait plots de deur voor je open. 2. Ziet men een auto vanuit een zijstraat naderen, volg dan of hij wel vertraagd. Misschien komt hij wel op het fietspad rijden wanneer hij op de hoofdweg wil komen … Fietsen is een complexe vaardigheid en houdt een heus leerproces in. Het is een activiteit waar men heel duidelijk geconfronteerd wordt met de gevolgen van ADHD. Je kan er niet onderuit: je zal er de nodige tijd moeten voor uittrekken. Maar een goed voorbereide fietser bezit meer veiligheid, maar het is geen garantie. Bezoek eens de website van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid. www.bivv.be. Voordracht 17/09/2003
Jo Wieme :”Opvoeden in de 21ste eeuw” ingericht door de Gezinsraad Roeselare Opvoeden is de verantwoordelijkheid van drie aspecten: 1.samenleving 2.kind 3.ouders Opvoeden is geen gemakkelijke zaak. Cijfers bewijzen dit : 5 % van de kinderen hebben psychiatrische problemen. Maar we vergeten vaak de positieve kant want ook die cijfers bestaan: 9 van de 10 kinderen voelen zich goed bij hun ouders ! 1. Samenleving De samenleving is geen vaststaand gegeven. Voortdurend verandert het maatschappijbeeld . Er zijn andere aspecten , tendensen dan in de vroegere generaties die het beeld van de huidige maatschappij uitmaken. Tendensen : Kinderen opvoeden wordt soms gezien als het resultaat van een productieproces. Het gedrag van het kind is het eindproduct. Slecht gedrag is in deze visie het product van een slechte opvoeding. Goed gedrag het product van een goede opvoeding. Het gevolg is dat je als ouders moet scoren, dat de kinderen moeten scoren: maximale ontwikkeling. Er worden heel veel verwachtingen gesteld in de kinderen . Maar soms moet je de kinderen tijd geven . Jongeren moeten veel meer alleen doen dan vroeger. Ouders werken allebei , hebben minder tijd voor hun kinderen. Nochtans zijn mensen sociale wezens : leren via mensen is het belangrijkste leren , nu nog altijd. Ouders contacteren (te) veel specialisten terwijl ze zelf veel potentieel hebben, ouders volgen hun eigen intuïtie niet meer. Ze zijn zélf bekwaam, hébben vaardigheden
maar “volgens de boekjes” doen ze het niet goed op hun manier. Wat is de opdracht ? Wat is het resultaat van opvoeden ? o Je hechten aan mensen en blijvende relaties uitbouwen met inbegrip van het vastleggen van een sexuele organisatie. o Sociaal gedrag ontwikkelen in al zijn aspecten o Deelnemen aan een arbeidsproces o Waarden en vaardigheden doorgeven. 2. Kind (& ouders) Uit onderzoek blijken er 9 temperamentskenmerken (reeds aanwezig bij de geboorte) te zijn die doorheen het leven vrij stabiel blijven Activiteitsgraad : proporties tussen actieve en inactieve periodes. Dag –en nachtritme (biologisch ritme, darmritme …) Benaderbaarheid (beschaamd, nieuwsgierig, …) makkelijk contact maken. Aanpassingsmogelijkheden (bijv. bij de eerste kleuterdag …) Sensorische prikkelbaarheid (reacties op geluid, voedsel, smaak, visueel , auditief …) Stemming ( aandeel vriendelijkheid /onvriendelijkheid) Intensiteit van reactie ( energetisch niveau waarop mensen reageren) Verstrooibaarheid (mate waarin iets uit de omgeving de aandacht trekt) Aandachtconcentratie, motivatie (intensiteit waarmee iemand bezig is) 60 % van de kinderen hebben een gemakkelijk temperament 15 % van de kinderen hebben een moeilijk temperament ongeveer 25 % zijn “slow to warm up” zijn in het begin moeilijk maar geleidelijk worden ze beter , gemakkelijker. De verschillen zijn vooral genetisch bepaald. Het gevolg daarvan is dat de herkenbaarheid groter is waardoor het makkelijker wordt om zich als ouder aan te passen. Temperament is hoe men iets doet en niet wat men doet. Bijv. Bijten is geen uiting van temperament dit is wel gedrag waaraan men iets kan – moet doen.! Bij moeilijk gedrag hoeven wij niet onmiddellijk aan een of andere stoornis te denken . Soms is het een uiting van een bepaald temperament . Dit neemt niet weg dat men alles moet toelaten maar de karaktertrekjes zullen blijven. 3. Ouders: Er zijn verschillende gedachtegangen die tot impasses kunnen leiden. Wie onderstaande principes geraakt vroeg of laat vast in zijn opvoeden. The Self-fulfilling Prophecy : Wat je denkt dat zal gebeuren , zal ook gebeuren! (als moeder/vader reageer je op gedrag waardoor je juist dit gedrag uitlokt.) We moeten het probleem leren anders bekijken. Meer van hetzelfde als de oplossing het probleem wordt . ! soms moet je een iets tolereren.Zo kan slaan als reactie op slecht gedrag alleen maar leiden tot nog meer negatief gedrag en leert het kind uiteindelijk dat men met slaan iets kan bereiken – ook bij andere kinderen en later misschien (in extreme vorm) bij zijn ouders. De ongelukkige neiging om naar utopieën te neigen. De samenleving die alles perfect wil. Cfr alle cursussen die mensen volgen en waardoor zij vaak ongelukkiger worden dan voorheen. “Hyperparenting” .De media speelt daar een grote rol in ! De ongelukkige neiging van mensen om alleen genoegen te nemen met volledige oplossingen waardoor ze helemaal niets oplossen.
Marcus Aurelius:
“Het leven bestaat uit een reeks problemen die we kunnen oplossen en een reeks beperkingen die we moeten accepteren. “ Basisregels van opvoeden: Aandacht geven aan goed gedrag Negeren: neem van 99% van onbelangrijk ondeugend gedrag geen notie. Negeren = geen aandacht geven; geen oogcontact; niets zeggen. Isoleren: zo weinig mogelijk gebruik van maken. Je kan ook jezelf terugtrekken. Opdrachten geven: wees standvastig zonder te heersen. Geef opdrachten die het kind aankan. Heb de moed “nee” te zeggen en wees consequent. Doe nooit dingen voor een kind die het zelf kan doen. (oppassen voor aangeleerde hulpeloosheid) Wij vestigen hierbij nog graag de aandacht op dit deel van de oudercursus over straffen en belonen. Misschien is dit de gelegenheid om het nog eens op te frissen.