2 minute read
Jules
Nieuwe vrienden
Jules woont met man en drie kinderen in Oud-Zuid. Ze leidt het perfecte leven. Tenminste, zo líjkt het.
Advertisement
Uit verveling zijn we bevriend geraakt met onze zeventigjarige buren: een rijke kunsthandelaar en zijn echtgenote. In de vijftien jaar dat we er wonen hebben we slechts twee keer contact met ze gehad: over het snoeien van de grote spar in hun tuin die bij ons hinderlijke schaduw veroorzaakt, én over de Birò van mijn man, waarvan zij vinden dat ‘ie op onze oprit moet staan, in plaats van op de stoep. We hebben dan ook nooit de behoefte gehad om eens gezellig met elkaar te borrelen. Totdat de avondklok ingevoerd werd…
Op een zondagmiddag belde de kunsthandelaar bij ons aan. Hij had een groot gat ontdekt in de heg die onze tuinen scheidt. Volgens hem zou onze hond het gat hebben veroorzaakt. De hond die we niet hebben, we waren dus ook snel uitgepraat. De volgende dag belde hij weer aan. Nu was een bronzen beeldje – van een of andere gerenommeerde kunstenaar – uit zijn tuin verdwenen. “Dat moet iemand uit jullie huishouden geweest zijn”, beweerde de buurman, “die door het gat in de heg is gekropen.” Het moest niet gekker worden. Vriendelijk doch dringend verzochten wij de buurman ons niet meer te vervelen met zijn paranoïde waarnemingen en valse beschuldigingen.
Maar diezelfde dag zag ik in de kast van mijn oudste zoon iets zien staan wat ik nooit eerder had gezien: een bronzen beeldje van een naakte vrouw. Na uitgebreid verhoor gaf mijn zoon toe dat hij samen met een vriendje het gat in de heg had geknipt en midden in de nacht hadden ze ‘het lekkere wijf’ bij de buren weggehaald. Gewoon, uit pure verveling. Zulke dingen doen pubers blijkbaar in de coronacrisis. Mijn zoon opperde het beeldje terug te brengen en zijn excuses aan te bieden bij de buren, maar het leek ons verstandiger als hij het beeldje onopgemerkt zou teruggooien in de tuin.
Drie dagen erna stond het kunsthandelaarskoppel met een jumbofles Moët en “Duizendmaal excuses!” voor de deur. Ze hadden het beeldje teruggevonden, achter in de tuin, tijdens het vegen. “Door de zware storm moet het mokkel van haar sokkel zijn afgewaaid”, aldus de buurman. Daarbij werden we uitgenodigd om op de vrijdagavond bij ze te komen eten, ze hadden immers wat goed te maken na die valse beschuldigingen. “En”, zei de buurman, “we kunnen de avondklok omzeilen, want jullie kunnen door het gat in de heg terug naar huis.”
Het gat bleek een opening naar een stukje vrijheid: even van huis, zonder kinderen en met babyfoon, tot in de nachtelijke uurtjes aan de zuip, kruipend terug via de tuin. En zo ontstond tijdens de avondklok ons vaste ‘vrijdagavonduitje’ bij de buren. Inmiddels is de spar gesnoeid, staat de Birò voortaan op onze oprit, maar – zolang de avondklok van kracht blijft – wordt het gat in de heg niet gerepareerd.