7 minute read
Hugo Logtenberg
Hugo Logtenberg is een Nederlandse schrijver, journalist en televisiepresentator. Als verslaggever voor het NRC sleept hij regelmatig prijzen in de wacht en ook zijn boek over de carrière van Louis van Gaal werd uitgeroepen tot het beste sportboek van het jaar. Zijn nieuwste werk De Dijk ligt sinds vorige maand in de winkel, waarvoor hij meer dan 140 mensen interviewde om zo het échte verhaal achter de beroemde Nederlandse band boven water te halen.
Je presenteert nu al ruim anderhalf jaar de talkshow Op1 op Nederland 1. Ben je nog wel eens zenuwachtig?
Advertisement
“Tuurlijk blijft het spannend. De grootste uitdaging is dat je je heel natuurlijk moet gedragen terwijl je je in een hyper onnatuurlijke setting begeeft. Iedereen is geschminkt en er staan allemaal lichten en camera’s op je gericht. Eigenlijk voeren we een gesprek zoals nu, maar dan wordt er afgeteld voor het gesprek begint. De kunst van televisie is om juist ook in die hele onnatuurlijke omgeving met behulp van journalistiek toch hele mooie gesprekken te voeren. Dat je mensen op hun gemak weet te stellen en op een soepele manier meeneemt in een discussie.”
We spreken met Hugo af bij Café Broers in de Rivierenbuurt. Binnen nemen we alvast plaats aan een willekeurig tafeltje bij het raam, bestellen we een koffie en wachten we op de komst van Hugo. Nietsvermoedend dat aan exact dezelfde tafel Hugo ooit groots nieuws ontving...
Je wilde graag afspreken bij Café Broers in Zuid. Wat maakt dit een bijzondere plek voor jou?
“Ik woon hier in de buurt en ik vind dit echt een fijn tentje. Ook heb ik erg goeie herinneringen aan deze plek. Ik werd ooit gebeld door BNNVARA met de vraag of ik eens een screentest wilde doen. Ik had dat gedaan en had afgesproken hier bij Café Broers in de veronderstelling dat ik een afspraak had met één iemand. Toen ik binnenkwam zat er een producent van BNNVARA samen met twee leidinggevende aan deze zelfde tafel. Nog voordat ik ging zitten werd er aan mij verteld dat ik het goed had gedaan en dat ik een contract aangeboden kreeg. Dat was wel bijzonder.”
Naast presenteren werk je natuurlijk ook als journalist voor De NRC. Presenteer of schrijf je liever?
“Dat is een lastige keuze. Als ik met een pistool op mijn borst moest kiezen, dan zou ik zeggen dat een boek schrijven voor mij echt het ultieme is. Dat je begint met
een idee en dan vervolgens gewoon op pad gaat. Ik ben nu zevenenveertig, maar heb nog steeds het gevoel alsof ik een jongen van eenentwintig ben wanneer ik op pad ga met een kladblok en pen in mijn zak. Zo is het boek De Dijk ook begonnen, gewoon met veel nieuwsgierigheid en een leuk idee. En nu anderhalf jaar later ligt ineens het boek in de winkel dat ik wilde schrijven, maar wat nog een veel levendiger verhaal is geworden dan ik in eerste instantie had gehoopt. Dat komt vooral door de bandleden, die zo open waren en Huub van der Lubbe die zijn dagboeken met mij wilde delen. Het vertellen van een verhaal vind ik echt het mooiste wat er is. Iedere dag vraag ik me af welke verhalen er vandaag naar voren komen. Je weet niet wat een dag gaat brengen of welk verhaal je zult achterhalen. Het is echt die dynamiek dat schrijven voor mij een heel bijzonder vak maakt. Van tevoren weet je niet hoe een gesprek zal verlopen. Dat maakt het zo leuk. Ben je geïnteresseerd in iemand? Wil je een verhaal weten? Kun je iemand een bijzonder en persoonlijk verhaal laten vertellen? Nu heb ik dat met een boek gedaan, andere keren met een artikel. Want dat is uiteindelijk wat je doet met journalistiek. Mooie verhalen vertellen.”
Wilde je altijd al journalist worden dan?
“Nee, maar ik was wel altijd nieuwsgierig naar anderen. Ik was heel jong, veertien, toen begon ik in de horeca te werken. Destijds moest ik in de keuken beginnen, maar ik wilde natuurlijk alleen maar de bediening in of achter de bar staan. Ik vond het leuk om gewoon de hele dag met hele verschillende mensen te praten. Dat vond ik interessant. Al sinds klein kind was ik vooral geïnteresseerd in mensen en alles wat er omheen gebeurde. Ik weet nog toen ik in Saasveld woonde, dan fietsten we naar school met zo’n klein fietsje. En op een gegeven moment mochten we zelf zonder ouders naar school fietsen. Op een dag zag mijn vader dat kleine fietsje in de sloot liggen. Hij schrok zich een ongeluk natuurlijk, en begon mij overal te zoeken. Uiteindelijk stond ik gewoon bij een bouwplaats, gefascineerd toe te kijken hoe mannen met een helm een takel stonden te hijsen terwijl ik als klein ventje met ze aan het praten was. Ik had natuurlijk allang op school moeten zitten, dus mijn vader heeft mij toen met mijn fietsje achter in de auto terug naar school gebracht. Ik moest aan de klas uitleggen waarom ik te laat was, eigenlijk een vrij symbolisch moment voor mij denk ik. Dat ik dacht: ‘Ja die school, dat is toch niet heel erg. Ik stond daar gewoon even te kletsen.”
Wat zette je ertoe om het verhaal van De Dijk op te gaan schrijven?
“Ik ben altijd al groot fan geweest van hun muziek, hun nummers waren altijd een groot feest. Laatst heb ik het kaartje teruggevonden van mijn eerste concert, ik was toen 17 jaar oud en ging naar een optreden van De Dijk in Zwolle. Afgelopen maand stond ik samen met 14.000 andere fans weer mee te zingen in de Ziggo Dome, waar ze twee avonden op een rij waren uitverkocht. Echt waanzinnig knap! Maar het idee om een boek over de band te schrijven begon eigenlijk toen een oud-collega van Het Parool mij meenam naar een woonboot in Amsterdam Noord, waar leadzanger Huub van der Lubbe een huiskamerconcert gaf. Met z’n inmiddels achtenzestig jaar stond
hij daar in zijn eentje te zingen met zijn gitaar. Dan is dit op een druilerige zondagmiddag toch wel even wat anders dan het beeld dat ik als puberjongen van hem had. Maar ik dacht toen ook: Wat een contrast! Dit is diezelfde man van veertig jaar geleden! Maar wat heeft er in de tussentijd plaatsgevonden? Wat zijn de verhalen? Het was die middag ook echt kutweer en hij begon zelf allemaal mooie anekdotes over de andere bandleden te vertellen. Op dat moment wist ik gelijk dat ik daar eigenlijk iets mee wilde doen.”
Saasveld in Overijssel is behoorlijk anders dan Amsterdam. Hoe was het om daar op te groeien?
“Dat was echt fantastisch. Saasveld is geen dorp; het is zelfs kleiner dan een gehucht. Tot mijn twaalfde hadden we niet eens buren. Rondom het huis liepen alleen maar schapen en onze hond. Er was echt helemaal niemand gewoon. Samen met drie zussen groeide ik op in hartland Twente met alleen maar mooie natuur. Ik heb echt een waanzinnig fijne en gelukkig jeugd gehad. Het enige wat ik miste was een stoeprand net als mijn vriendjes. Er waren alleen geen stoepranden, maar wel heel veel weilanden. Mijn vader was dierenarts dus we hadden een praktijk aan huis. Wij gingen langs bij de boeren of zij kwamen bij ons. Het was zo uniek, echt geweldig!”
Klinkt net als een film… Wanneer vond de grote verhuizing naar Amsterdam plaats?
“In de jaren negentig ben ik naar Amsterdam verhuisd om een variant van bestuurskunde aan de Vrije Universiteit te studeren. Tijdens mijn studententijd woonde ik samen met allemaal vrienden op de Nieuwezijds Voorburgwal, wat geweldig was maar nu zou ik nergens anders willen wonen dan in Amsterdam-Zuid.”
Wat maakt Zuid voor jou zo’n favoriete plek om te wonen?
“Ik ben een hardloper, dus ik ren veel in de parken hier. Vondelpark, Beatrixpark, het Amsterdamse Bos. Ik ga graag een rondje lopen in de natuur. Sport is voor mij echt pure ontlading. Ook racefiets ik veel, vandaar dat ik graag in Zuid woon. Ik hoef niet eerst twintig trambanen over met zo’n mooie fiets. Ik ga letterlijk hier de hoek om, de Amstel af en dan ben je zo op een prachtige route midden in de natuur. Dat is echt het fijne aan wonen in Zuid, dat je overal heel dichtbij zit. Als ik nu vanaf De Pijp naar het centrum fiets, dan fiets ik alleen maar door de rolkoffers en de toeristen heen. Ja, en dat heb je hier bijna niet, dat vind ik erg fijn. Een soort van dorpje in een grote stad. Heerlijk vind ik dat.”