MILIEUEFFECTENRAPPORT (MER)
VAN HET BIJZONDER BESTEMMINGSPLAN NR. 19
“WESTWIJK VAN HET NOORDSTATION”
Niet-Technische Samenvatting
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 1
Gemeente Schaarbeek Versie 11/10/2022
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 2 Inhoud HOOFDSTUK I – PRESENTATIE VAN HET ONTWERPPLAN Afdeling 0. Algemene methodologie Opbouw van het document………………………………………………………………………………………………………………. 4 Presentatie van de actoren 5 Ervaren moeilijkheden……………………………………………………………………………………………………………………… 6 Afdeling 1. Beschrijving van de strategische doelstellingen van het plan Context van het BBP…………………………………………………………………………………………………………………………. 8 Strategische doelstellingen 8 Afdeling 2. Samenvatting van de inhoud van het plan 10 HOOFDSTUK II – DIAGNOSE VAN DE BESTAANDE TOESTAND EN IDENTIFICATIE VAN DE UITDAGINGEN Afdeling 1. Methodologie voor de vaststelling van de bestaande toestand 17 Afdelingen 2- 3- 4. Overzicht van de rechtstoestand en van de feitelijke toestand en waarschijnlijke evolutie Geldende plannen en regelgeving 19 Feitelijke en rechts-toestand, verwachte evolutie van de onveranderde situatie 22 Synthese van de uitdagingen 24 HOOFDSTUK III – IDENTIFICATIE VAN DE MILIEUEFFECTEN Afdeling 1. Methodologie 31 Afdeling 2. Presentatie van de redelijke alternatieven en van de geselecteerde evaluatiemethode Alternatief voor de lokalisatie 35 Alternatieven voor de perimeter……………………………………………………………………………………………………… 36 Tendentieel alternatief……………………………………………………………………………………………………………………. 43 Programmatorische alternatieven……………………………………………………………………………………………… 48 Ruimtelijke alternatieven……………………………………………………………………………………………………………… 50 Afdeling 3. EFFECTENBEOORDELING A/ PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN Inleiding……………………………………………………………… 64 Conclusie: aandachtspunten en samenvatting van de aanbevelingen……………………………………… 64 B/ RUIMTELIJKE ALTERNATIEVEN Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………………… 70 Conclusie: aandachtspunten en samenvatting van de aanbevelingen……………………………………… 70 C/ ONTWERP VAN BBP Inleiding: methode en presentatie van het voorkeurscenario……………………………………………………. 81 Presentatie van het ontwerp-BBP en verantwoording van de gemaakte keuzes……………… 91 Verwachte impact van het plan 115 Afdeling 4. Overzicht van specifieke milieueffecten HOOFDSTUK IV - CONCLUSIE, AANBEVELINGEN EN OPVOLGINGSMAATREGELEN Afdeling 1. Presentatie van de gekozen oplossingen 123 Afdeling 2. Aanbevelingen 126 Afdeling 3. Opvolgingsmaatregelen 131
HOOFDSTUK I
Presentatie van het ontwerpplan
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 3
OPBOUW VAN HET DOCUMENT
Na de presentatie van de actoren en de ervaren moeilijkheden schetsen we in Afdeling 1 van dit hoofdstuk de context van het BBP en herhalen we de strategische doelstellingen. Afdeling 2 vat de inhoud van het BBP samen (strategisch en verordenend luik), evenals de begeleidende maatregelen.
In hoofdstuk II geven we de diagnose van de bestaande feitelijke en rechtstoestand en de waarschijnlijke evolutie van de toestand per analysecriterium. Het hoofdstuk eindigt met een samenvatting van de uitdagingen die moeten worden beschouwd als relevante doelstellingen in het domein van het leefmilieu.
Hoofdstuk III beschrijft de milieueffecten van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven en van het ontwerp-BBP. In tegenstelling tot wat is voorzien in het besluit, namelijk dat moet worden begonnen met de analyse van het ontwerpplan, werd besloten om de analyse te geven in de chronologische volgorde van haar verloop, d.w.z.:
1. programmatorische alternatieven
2. ruimtelijke alternatieven
3. ontwerp van BBP
Hoofdstuk IV ten slotte bevat de algemene conclusies van de studie, de definitieve aanbevelingen voor het ontwerp-BBP en de instrumenten waarmee de tenuitvoerlegging van het BBP kan worden opgevolgd.
De methodes voor de diagnose van de bestaande toestand en de beoordeling van de milieueffecten zijn beschreven in de inleidingen van respectievelijk de hoofdstukken II en III van het MER. De methodes werden helemaal in het begin van het proces voorgesteld in het bestek van het MER en werden vooraf goedgekeurd door het begeleidingscomité van het ontwerp-BBP.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 4
Afdeling 0. Algemene methode
PRESENTATIE VAN DE ACTOREN
Initiatiefnemer van de uitwerking van het BBP:
De gemeente Schaarbeek nam het initiatief voor de uitwerking van dit ontwerp-BBP.
Auteurs van de studie
De tijdelijke vereniging van ‘1010 architecture urbanism’ en ‘BRAT’ werd aangeduid voor de realisatie van het ontwerp-BBP:
1010au is de auteur van het BBP met Nadia Casabella als projectleider; BRAT is de auteur van het MER met Mélanie Vesters als projectleider.
Samenstelling van het begeleidingscomité
Overeenkomstig artikel 46 van het BWRO is het begeleidingscomité belast met de procedure voor de realisatie van het milieueffectenrapport.
Het begeleidingscomité is samengesteld uit vertegenwoordigers van:
de gemeente Schaarbeek die het comité voorzit: Julie Denef, William Chisholm
het Brussels Planningsbureau (Perspective.brussels): Mathilde Berlanger
Leefmilieu Brussel: Véronique Franchioly en enkele uitgenodigde leden:
Gemeente Schaarbeek: Romain Coremans, Guy Van Reepingen, Amélie Grégoire, Lien Dewit
Maatschappij voor Stedelijke Inrichting( (MSI): Claire Heugebaert
Brussel Mobiliteit: Thao Nguyen Thi Phuong,
Bouwmeester Maître Architecte (BMA): Géraldine Lacasse
De MIVB: Anne Collard
De Lijn: Jacques Evenepoel, Luc Daniëls
De NMBS: Philippe Thonon
De Stad Brussel: Hervé Delhove
De gemeente Sint-Joost-Ten-Node: Anne Winterberg
Bouwmeester Maître Architecte (bMa): Géraldine Lacasse
Zijn taak bestaat erin om:
advies te geven over de benaderingsfilosofie van de opdracht
bij te dragen tot de bepaling van de inhoud van de documenten
elk advies te geven over de uitvoering van de opdracht
Het begeleidingscomité werd regelmatig op de hoogte gebracht van de evolutie van het MER. Net als in het ontwerp-BBP werd in het MER rekening gehouden met de vragen en opmerkingen van het begeleidingscomité.
Samenstelling van het stuurcomité
Het BBP werd ook opgevolgd door een stuurcomité bestaande uit vertegenwoordigers van:
het kabinet-Vervoort: Maxime Campus, Florence Provost, Tine Cooreman
het kabinet-Smet: Eric De Deyn, Lieven Baro
het kabinet-Van den Brandt: Thomas Moens
het kabinet-Maron: Solange Verger
het kabinet van de burgemeester van Schaarbeek: France-Laure Labeeuw
Bouwmeester Maître Architecte (BMA): Géraldine Lacasse
Leefmilieu Brussel : Véronique Franchioly, Valérie Stoop
Brussel Mobiliteit: Thao Nguyen Thi Phuong
Urban: Bénédicte Annegaarn, Benjamin-Nathanian Lemmens
De MIVB: Anne Collard
De Lijn: Jacques Evenepoel, Luc Daniëls
Perspective : Pierre Lemaire
MSI: Claire Heughebaert
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 5
Afdeling 0. Algemene methode
ERVAREN MOEILIJKHEDEN
Tijdens de uitwerking van het BBP en het bijhorende MER zijn we op enkele moeilijkheden gebotst. We vatten ze hier kort samen.
Tijdsbestek van het proces vs tijdsbestek van de andere plannen en projecten
Het doel van een BBP is een regelgevend kader te bieden voor een strategische visie die door de bevoegde overheid (in dit geval de gemeente Schaarbeek) wordt ondersteund. In het specifieke geval van het bestudeerde gebied, een multimodaal knooppunt van regionaal belang, wordt deze strategische visie gesteund door alle regionale actoren. De visiestudie voor het Territorium Noord, die betrekking had op de onderzochte zone, moest daarom de basis zijn voor de opmaak van het BBP 19 en van het RPA Max. Deze drie documenten worden echter tegelijkertijd uitgewerkt en het RPA Max en het BBP 19 zijn al verder gevorderd dan de strategische studie waaruit ze geacht worden voort te vloeien.
Anderzijds levert een BBP een kader voor projecten die binnen de grenzen ervan plaatsvinden. Hoewel het duidelijk is dat de ontwikkeling van het SPP volledig los moet staan van de projecten die daarbinnen plaatsvinden, is het waar dat sommige (voor)projecten al bij de overheid bekend waren in het stadium van de wijziging van het SPP. Daarom moesten de besprekingen voortdurend worden toegespitst op het doel van de studie, namelijk de uitwerking van een planologisch instrument (met zijn beperkingen) om alle toekomstige projecten die binnen de perimeter kunnen worden ontwikkeld te omkaderen.
Perimeter en gemeentegrenzen, relevantie van het BBP-instrument
Het feit dat het BBP niet kan worden uitgebreid tot het zuiden vanwege de gemeentegrens met Sint-Joost-tenNode, heeft de uitwerking van het BBP en zijn MER aanzienlijk bemoeilijkt. Een gezamenlijke wijzigingsprocedure voor de BBP’s 19 en 26, met opmaak van een richtplan van aanleg voor het hele betrokken gebied dat de gemeentegrenzen overschrijdt, zou de coherentie hebben gegarandeerd op schaal van de wijk (hele huizenblokken in plaats van slechts delen ervan) en beter hebben beantwoord aan de ambities van het BBP voor de zone en de daaraan verbonden gewestelijke uitdagingen.
De onzekerheid over de intenties van de buurgemeenten heeft de analyse van de effecten echter bemoeilijkt: we moesten voortdurend uitgaan van hypothesen. De analyse van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven werd uitgevoerd voor alle huizenblokken, dus ook de delen buiten de perimeter van het BBP, maar het BBP moet zich uiteraard beperken tot zijn eigen perimeter. De analyses van de voorschriften van het BBP werden strikt beperkt tot de grenzen van de betrokken perimeter.
Grootte en kenmerken van de perimeter
Het BBP heeft slechts betrekking op 3 (delen van) huizenblokken die bovendien de specifieke stedelijke typologie vertonen van huizenblokken-gebouwen. Die kenmerken maakten het moeilijk om zich los te maken van de operationele realiteit (bv: niveauverschillen, organisatie van het busstation, vloeroppervlakten ...) en zich louter te concentreren op de strategie, het voorwerp van een BBP. Deze ‘noodzaak’ tot operationalisering is echter zeer tijdrovend en het tijdsbestek voor de wijziging van het BBP was te kort om de operationele elementen te onderzoeken volgens de regels van de kunst. Hoewel het ‘louter’ strategische beslissingen betreft, moesten ze worden genomen zonder de zekerheid dat er nog andere mogelijkheden bestaan (er was geen tijd om echte uitvoerbaarheidsstudies te realiseren).
Vooral voor de mobiliteitsuitdagingen kunnen we vanwege de beperkte perimeter van het BBP geen standpunt innemen over de specifieke configuraties die daarmee verband houden. Elke beslissing die wordt genomen voor de perimeter moet ten behoeve van de coherentie immers ook daarbuiten kunnen gelden. Het BBP 19 kan daarvoor echter geen enkele garantie bieden (bv: locatie van het gedecentreerde busstation).
Technische onzekerheden
Enkele van de voorgestelde alternatieven bevatten elementen waarvan we de impact in het stadium van een BBP moeilijk kunnen ramen aangezien ze afhangen van technische overwegingen. Om een voorbeeld te geven: de effecten van een gewijzigde rooilijn ten aanzien van de bestaande structuren, of de operationele uitvoerbaarheid van een busstation met een alternatieve configuratie (met name aarvormige plaatsen) ten aanzien van de bestaande structuren en de toekomstige busafmetingen zijn moeilijk te ramen.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 6
Afdeling 0. Algemene methode
Verwerving en onnauwkeurigheid van de gegevens
Het verzamelen van gegevens over de bestaande situatie bleek ingewikkeld te zijn. Sommige gegevens konden pas vrij laat in het proces worden verkregen, waardoor de tot dan toe gebruikte "basisgegevens" werden gewijzigd. In de loop van het proces kon de SAU, die door de regionale regering was aangewezen als de pilot van het Territorium Noord-team, een rol spelen bij het centraliseren van verzoeken en informatie, teneinde de transparantie te verbeteren en de overdracht van gegevens tussen de verschillende actoren te waarborgen. Deze aanwijzing kwam echter een beetje laat in het proces (tijdens de vaststelling van de alternatieven): de vanaf dat moment verstrekte gegevens zouden de voorstellen en analyses anders hebben doen evolueren.
Bovendien bestonden er verschillende gegevens over de huizenblokken die worden gedekt door het BBP: gegevens over wat wordt toegelaten door het BBP, de bestaande gegevens in de SV’s voor de bouw van de projecten en de gegevens over de opmetingen in de bestaande toestand (in het kader van de lopende projecten). Daarbij kwam dat de gegevens over de perceelgrenzen en de grondinname van de bebouwing voor het huizenblok North Galaxy verschilden naargelang ze werden overgemaakt door BruGIS / CadGIs of werden ontleend aan de plannen van het SV. Pas aan het einde van het proces werd uitgemaakt welke ‘officiële’ cijfers zouden worden gebruikt voor de uitwerking van het ontwerp-BBP (de voorschriften). De cijfers gebruikt voor de diagnose, de analyse van de alternatieven en de opmaak van het BBP stemmen dus niet volledig met elkaar overeen. In het kader van een ruimer BBP zouden deze moeilijkheden geen al te groot probleem vormen, maar hier gaat het slechts om de beperkte en specifieke perimeter van het BBP 19. Uiteindelijk werden de cijfers vermeld in de voorschriften afgerond, wat een en ander bevestigt.
Tijdsbestek van het proces
De duur van het proces voor de uitwerking van het BBP impliceert een geleidelijke evolutie van de context waarin het zich situeert: de intentie van de gemeente Sint-Joost-ten-Node om het BBP 26 al dan niet te wijzigen, lopende projecten in het gebied, enz. Ook de beschikbare gegevens voor de diagnose die wordt gepresenteerd in hoofdstuk II (gegevens LB ...) kunnen tijdens de studieperiode zijn geëvolueerd. De diagnose werd opgemaakt met de gegevens die toen beschikbaar waren. In de mate van het mogelijke werden de gegevens geüpdatet, maar bij de lezing van het rapport moet rekening worden gehouden met deze moeilijkheid.
Ook de tijdscontext van het BBP, en de tijdscontext van de andere projecten heeft de uitwerking van het BBP en het MER beïnvloed. Omdat het dossier op korte termijn moet worden goedgekeurd, ook al neemt het proces veel tijd in beslag (onder meer voor de voormelde technische kwesties en de deelname van de verschillende betrokken actoren in dit gewestelijke knooppunt), moest het werk op korte tijd worden uitgevoerd waardoor we geen optimale kwaliteit konden garanderen (weinig tijd voor nalezing, belangrijke last-minute wijzigingen, tegelijkertijd werken aan de documenten in plaats van na elkaar ...).
Nauwkeurigheid van de evaluatie
Zowel de methodologie, de structuur als de grond van de evaluatie werden uitgewerkt ten aanzien van het planologische karakter van het voorwerp van het MER, het BBP. De moeilijkheid hierbij was de bepaling, voor elk milieucriterium, van een zekere evaluatiegraad die afhangt van de nauwkeurigheid van het ontwerp-BBP en van de keuzes die erin worden gemaakt (strategisch of verordenend luik, enz.). Tijdens het hele proces bleef de vraag naar de relevantie van het omkaderen van bepaalde aspecten via het BBP en soms moesten we concluderen dat bepaalde elementen beter zouden worden omkaderd in het stadium van de projecten en de vergunningsaanvragen.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 7
Afdeling 0. Algemene methode
CONTEXT VAN HET BBP
Het BBP 19 voor de huizenblokken 68- 71-72 “Westwijk van het Noordstation”, goedgekeurd in 1978 en gewijzigd in 1995, dekt de perimeter van het CCN dat grenst aan het Noordstation, een belangrijke gewestelijke en nationale mobiliteitspool. Het omvat ook de openbare ruimten ten noorden (Solvayplein) en ten westen (Bolivarplein) van het station en het CCN en de gebouwen die errond staan. Ook de Vooruitgangsstraat valt binnen de perimeter, evenals het internationale busstation. Het Noordplein (ten zuiden van het CCN) en de omliggende gebouwen zijn gelegen op het grondgebied van de gemeente Sint-Joost-ten-Node en worden dus niet gedekt door het BBP 19. Het CCN-gebouw is nauw verbonden met het station zelf en omvat in zijn lage deel belangrijke verkeersruimten (premetrolijnen, busstation van de MIVB en De Lijn).
De pool van het Noordstation is een scharnierruimte in de gewestelijke stedelijke structuur, zowel op morfologisch als op programmatorisch vlak en op het vlak van mobiliteit. Het is een grootstedelijke centraliteit en een nationaal en internationaal zenuwcentrum van het verkeer. Het GPDO erkent deze pool dan ook als een prioritaire ontwikkelingsas die tegemoetkomt aan verkeers- en ontwikkelingsuitdagingen op gewestelijke schaal, maar ook aan milieu-uitdagingen en uitdagingen op het vlak van leefomgeving op lokale schaal.
Bij de opmaak van dit rapport was het CCN-gebouw ontruimd en werd op initiatief van een privéconsortium een afbraakvergunning uitgereikt. Een project voor de wederopbouw van het gebouw wordt momenteel onderzocht. Ook voor huizenblok 71 waar de kantoren van Proximus zijn gevestigd en dat voor een deel is opgenomen in deze wijziging van het BBP loopt er een herontwikkelingsproces. Overigens voert het Gewest een meer algemene bezinning over een stadsontwikkeling in samenhang met het Territorium Noord waarbij de gewestelijke doelstellingen die zijn aangegeven in de strategische documenten (GPDO, Good Move, Groen en Blauw Netwerk) worden toegepast en de ontwikkeling van de stationswijk coherent is met de verschillende projecten in de omgeving (SVC Citroën-Vergote – SVC Brabant-Noord-Sint-Lazarus - RPA Maximiliaan – Duurzame Wijkcontracten). Ook de openbaarvervoersnetten zullen op middellange en lange termijn aanzien evolueren met de ontwikkeling van Metro Noord of de studies over nieuwe tramtracés (Belgica – Centraal Station via Bolivar en het Noordstation, NOH-Rogier), de bezinningen over het busstation (zoeken naar nieuwe oplossingen voor de buslijnen van de MIVB en De Lijn, installatie van oplaadpalen voor elektrische bussen, verplaatsing van het internationale busstation).
STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
Het huidige BBP kunnen we als verouderd beschouwen. Het strookt niet meer met de uitdaging van een algemene ontwikkeling van de stationspool en van transitie naar een belangrijk intermodaal knooppunt, noch met de uitdaging om een levendige wijk te ontwikkelen die zowel voldoet aan grootstedelijke als aan lokale behoeften. Door het BBP te wijzigen kunnen de ambities voor dit gebied worden versterkt, kunnen meer kwaliteitsvolle openbare ruimten worden ingericht en kan worden gezorgd voor een optimale en geïntegreerde organisatie van de verplaatsingen. Ook kan worden gezorgd voor een grotere functionele gemengdheid en een beter evenwicht tussen de functies, wat nodig is om te voldoen aan de geïdentificeerde uitdagingen. Daarnaast kan de perimeter van het BBP worden herzien om ook de site van het voormalige Medical Center en de directe omgeving van het Solvayplein te integreren en de coherentie tussen de openbare ruimten en de stedelijke structuren te verbeteren. De procedure tot wijziging van het huidige BBP zou dus kunnen bijdragen tot een coherent stedenbouwkundig kader waarbij de afbraak-wederopbouw van het CCN-gebouw zou worden opgenomen in de globale denkoefening voor het Territorium Noord en in overleg met alle lokale actoren en actieve operatoren in het gebied. De geformuleerde doelstellingen zijn erop gericht om de stationspool om te vormen tot een levendige wijk die dit grootstedelijke intermodale centrum verbindt met de omliggende wijken. De structuur van de openbare ruimten die zowel de grote mobiliteitsuitdagingen integreren als de verschillende gebruiksdoeleinden en milieuvoorwaarden, lijkt een belangrijk element om de ontwikkeling van deze grootstedelijke pool te begeleiden. Dichtheid, gemengdheid, kwaliteit van de openbare ruimten, mobiliteit, milieukwaliteit, circulariteit en ten slotte identiteit en esthetica zijn de grote elementen waarop de herbepaling van de stedenbouwkundige kaders van de stationspool moet worden gebaseerd.
Vandaar ook de volgende richtlijnen:
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 8
Afdeling 1.
Beschrijving van de strategische doelstellingen van het plan
De algemene doelstellingen van de aanpassing van het PBP zijn dan ook te zorgen voor een gemengd gebruik van het gebied, te garanderen dat rekening wordt gehouden met milieu- (circulariteit, klimaat) en erfgoedkwesties, en ten slotte bij te dragen aan een geïntegreerde aanpak van het stationscentrum, gericht op het vergemakkelijken van intermodaliteit, multifunctionaliteit en de milieukwaliteit van de openbare ruimten.
De aanpassing van het BBP heeft ook tot doel een samenhangend stedelijk kader te vormen dat de lopende projecten en visies en strategieën ontwikkeld in Territorium Noord samenbrengt, in overleg met alle plaatselijke actoren die op het grondgebied actief zijn.
De specifieke doelstellingen van de aanpassing van BBP nr.19 luiden als volgt:
1. Betreffende de bestemmingen, bevestig de roeping van het oorspronkelijke BBP (niet gerealiseerd) met betrekking tot de totstandbrenging van een gemengde wijk, en een beter geïntegreerde multimodale hub.
2. Betreffende de vorm van de bebouwing, erken het materiële erfgoed van de hoogbouw van het Manhattan Plan, terwijl de aansluiting met de openbare ruimte wordt verbeterd, het "backstreet"-effect wordt vermeden en de stedelijke en landschappelijke integratie van het Noordstation wordt gewaarborgd.
3. Bretreffende de openbare ruimten, zorg voor samenhang van alle openbare ruimten en voor een evenwicht in de ontwikkelingen tussen de intermodaliteit van de site (openbaarvervoersknooppunt en actieve vervoerswijzen), de activering van de periferie maar ook de strijd tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde (hitte-eilanden, grote ondoordringbaarheid van het gebied, enz.)
4. Bettreffende het milieu, maak de openbare ruimten veerkrachtiger door middel van begroeiing, geïntegreerd waterbeheer en het inachtnemen van het hitte-eilandfenomeen. Versnel de duurzame transitie van bestaande gebouwen.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 9
Afdeling
1.
Beschrijving van de strategische doelstellingen van het plan
INHOUD EN UITDAGINGEN VAN HET BBP
Het ontwerp-BBP omvat verschillende delen die elkaar aanvullen:
- een inleidend en diagnostisch luik, het "verslag" genoemd; en
- een strategisch luik, "toelichting" genaamd;
- een reglementair luik (boek met grafische en letterlijke voorschriften);
- begeleidende maatregelen.
INLEIDENDE EN STRATEGISCHE LUIK: HET VERSLAG EN DE TOELICHTING
Dit luik omvat een inleiding, een analyse van de bestaande rechtssituatie, een analyse van de bestaande feitelijke situatie en de te verwachten situatie.
Een toelichting voorafgaand aan de voorschriften bevat ook de redenen die hebben geleid tot de wijziging van het BBP, de inhoud van de voorschriften en een planboek van de bestaande situatie.
REGELGEVEND LUIK
Het regelgevend luik omvat de plannen en de letterlijke voorschriften.
Twee plannen illustreren het BBP:
- Het bestemmingsplan van de stadsgelijkvloers;
- Het bestemmingsplan van de stationgelijkvloers.
De letterlijke voorschriften behorende bij de grafische voorschriften hebben de volgende inhoud:
- Algemene voorschriften
Het eerste deel van de letterlijke voorschriften bevat de algemene voorschriften die van essentieel belang zijn voor het bereiken van de doelstellingen van het plan en die van toepassing zijn op alle bouwwerken, verbouwingen en ontwikkelingen die binnen de grenzen van het plan worden uitgevoerd. Deze voorschriften beantwoorden hoofdzakelijk aan de kwaliteitsdoelstellingen van de gebouwen en de openbare ruimten, aan de doelstellingen inzake erfgoed, esthetiek en landschap en tenslotte aan de milieudoelstellingen van het plan;
- Specifieke voorschriften voor openbare ruimten
De belangrijkste punten van deze voorschriften hebben betrekking op de multifunctionaliteit van deze ruimten en met name op de integratie van het openbaar vervoer, de vergroening (met inbegrip van het onderhoud/de aanleg van open ruimten waar mogelijk) en de activering van de openbare ruimten. Bovendien wordt in de voorschriften rekening gehouden met het feit dat de openbare ruimte als een samenhangend geheel moeten worden ontwikkeld met als doel het stationsknooppunt als multimodaal platform te versterken.
De meeste openbare ruimten zijn onderdeel van een wegengebied. Op deze gebieden zijn de voorschriften enerzijds bedoeld om te voldoen aan de beginselen van het huidige regionale mobiliteitsplan en anderzijds om milieudoelstellingen te verwezenlijken, met name op het gebied van duurzaam gebruik van materialen, vegetatie en waterbeheer.
Het Bolivarplein is het voorwerp van bijzondere voorschriften betreffende de gebieden in overdruk die de bijzondere voorschriften van de wegengebieden specificeren. Voor het vooruitgangsgebied gelden bijzondere voorschriften buiten de verkeerszone. Ten slotte wordt de (bestaande) parkzone Albert II, zoals bepaald in het GBP, gehandhaafd.
- Bijzondere voorschriften betreffende de bebouwbare gebieden
Het derde deel van de letterlijke voorschriften bevat de bijzondere voorschriften met betrekking tot de bouwzones. Het gaat om de specifieke voorschriften voor de 4 zones van het plan die overeenstemmen met de bouwblokken voor hun Schaarbeekse gedeelte, alsook om de bijzondere voorschriften betreffende de gebieden in overdruk. De laatse, preciseren de voorschriften voor bepaalde delen van de bouwzones waarvan de roeping essentieel is voor de algemene samenhang van het plan.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 10
Afdeling 2. Samenvatting
van de inhoud van het plan inhoud van het plan
De 4 bouwzones zijn als volgt:
o Zone A - bouwblok 68 wordt begrensd door de Simon Bolivarlaan, de Koning Albert II-laan, het Solvayplein en de Vooruitgangsstraat.
o Zone B - een deel van bouwblok 71 wordt begrensd door de Koning Albert II-laan, de Simon Bolivarlaan, de Vooruitgangsstraat en de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-tenNode.
o Zone C - een deel van bouwblok 72 dat wordt begrensd door het deel van het Solvayplein in het verlengde van de Kwatrechtstraat en de doorgang onder de sporen, de oude Vooruitgangsstraat die langs het Noordstation loopt aan de westelijke gevel, de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-ten-Node en de Vooruitgangsstraat. Zone C is verdeeld in een C1-zone, die overeenkomt met de ruimte die wordt ingenomen door het CCN-gebouw (waarvoor op 9 mei 2022 een afbraakvergunning is verkregen en waarvan de uitvoering is aangevat), en een C2zone, die bestaat uit het deel van het Solvayplein dat grenst aan de bebouwde kom en de noordelijke toegangshelling tot de ondergrondse parkeergarage
o Zone D - een deel van bouwblok 72, dat de ruimte omvat die wordt ingenomen door het gebouw van het Noordstation en de spoorwegzone.
Voor elk van de zones worden bestemmingen indelingen en afmetingenvastgesteld. Maximale oppervlakten en verdeling van functies (bestemmingen) in de zone zijn uitgedrukt als percentage van het bebouwd vloeroppervlak.
In de zones A, B en C1 beantwoordt de verdeling van de functies aan de doelstellingen m.b.t de gewenste ‘mix’ die door gewestelijke en gemeentelijke overheden is bepaald.
De huisvestingsfunctie wordt in de omtrek versterkt ten opzichte van het oorspronkelijke BBP, aangezien een minimumpercentage moet worden bereikt. Tegenover deze functie staan gediversifieerde economische functies: kantoren, winkels en productieve activiteiten van immateriële goederen en/of ambachten. De kantoorfunctie heeft een vrij hoge minimumdrempel in de programmering. Dit is om een kantoorcentrum van regionaal belang in stand te houden, zoals beoogd in de PRDD en de PRAS. Functies die grote stromen zware voertuigen genereren, zoals groothandel en activiteiten die materiële goederen produceren, zijn uitgesloten om de druk op de wegen in de buurt van het station niet te verhogen. Tenslotte zijn ook hotels toegestaan.
Zone C2 kan op de 'gelijkvloers straat' worden ingenomen als ruimte voor het keren van de bussen die het station bedienen. Er wordt gestreefd naar beperking van het ruimtebeslag van deze keerlus om het gebied zoveel mogelijk vrij te maken voor ander gebruik. Om kwalitatieve publieke activiteit aan alle kanten van deze ruimte te garanderen, alswel de integratie ervan in de stedelijke routes bij de 'gelijkvloers straat' als bij de 'gelijkvloers station', kan een voorziening van openbaar belang of openbare dienstverlening worden gebouwd, met name boven het buskeerpunt. Het dak van dit gebouw zou toegankelijk kunnen zijn en aansluiten bij de installatiefunctie.
Het onbebouwde deel van zone C2 moet worden ontwikkeld als groene openbare ruimte met open grond.
Met betrekking tot zone D (spoorwegstation) en spoorwegzone wijzigen de BBP-voorschriften de GBPvoorschriften niet in termen van gebruik, d.w.z. de administratieve zone en spoorwegzone, zonder verdere verduidelijking.
Wat de bouwhoogte betreft, wordt voor de zones A en B gestreefd naar het volgen van het Manhattanplan: de bestaande bouwhoogten moeten globaal worden gehandhaafd en renovatie wordt aangemoedigd met het oog op circulair gebruik. De maximaal toegestane hoogte in deze zones is 110 m (hoogte onder kroonlijst). De overige toegestane bouwhoogten in deze zones zijn beperkter (maximaal 50 m) om een breuk te creëren tussen de hoge gebouwen, de rest van het bouwblok en de naburige bouwblokken.
Voor de C1-zone zijn de maximaal toegestane bouwhoogten identiek aan die van de hoge gebouwen in de A- en de B-zone. Voor de zone C2 vormen de toegestane afmetingen een breuk met de afmetingen in de zones C1 en A. Zij moeten een overgang mogelijk maken met de omringende hoge gebouwen (in zone C1 en ter hoogte van de Résidence Nord, Place Solvay).
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 11
inhoud van het plan
Voor zone D (het Noordstation) moeten eventuele toegestane aanpassing en van de omvang van het station de erfgoedkenmerken van het station en de op het plan aangegeven verplichte uitzichten respecteren.
Wat de inplanting betreft, zijn de principes voor de zones A en B bedoeld om de voetafdruk van nieuwe projecten in deze zones te verkleinen. Het is de bedoeling deze ruimtes te herbestemmen voor beplanting, bouwdiensten en activering van de begane grond met het oog op duurzaamheid.
De C1-zone is verdeeld in twee zones waar bebouwing is toegestaan. Deze twee zones liggen symmetrisch aan weerszijden van de hoofdingang van het Noordstation. Tussen deze twee gebieden ligt de multimodale hub en de geplande benedenverdieping ter hoogte van het station, die overeenkomt met de zone openbare ruimte op particuliere grond in het bijbehorende bestemmingsplan.
Zone C2 is bestemd voor een kwalitatief publiek gebruik: zij moet de bouw mogelijk maken van een voorziening naast de buskeerplaats, indien de gecombineerde ruimte van de buskeerplaats en de stopplaats de ontwikkeling van een kwalitatieve publieke ruimte toelaat, die door de buurt kan worden toegeëigend. De toegestane bouwruimte (1.900m²) moet de ontwikkeling van een grootschalige voorziening mogelijk maken, evenals de integratie van de ruimten die nodig zijn voor de aansluiting op de verschillende niveaus van de aangrenzende openbare ruimten: het niveau van de openbare ruimten (gelijkvloers straat) aan de kant van de Vooruitgangsstraat en het Solvayplein, het gelijkvloers stationsniveau aan de kant van de CCN en de hangende straat (Vooruitgangs-passage). Afhankelijk van de inname van de buskeerplaats en de parkeergarage van het CCN-gebouw, moeten de vrijgekomen grondoppervlakken worden ingericht als groene openbare ruimte.
Tot slot zijn de innamen in zone D hoofdzakelijk gericht op de handhaving van de bestaande situatie.
Voor de zones in overdruk van toepassing op de bebouwbare gebieden zijn de voorschriften alsvolgt:
o De multimodale hub omvat op de ‘gelijkvloers straat’ de delen van het C1-gebouw die toegankelijk moeten blijven voor de functies van het openbaar vervoer, namelijk de zone in de as van de centrale ingang van het station (niet bebouwbaar vanaf het Gelijkvloers stationniveau) en de zone langs het spoor onder de ondergrondse weg (voormalige Vooruitgangsstraat). de multimodale hubzone omvat ook de ruimte tussen dit gebouw en het stationsgebouw (ondergronds spoor) en ten slotte het deel van het Solvayplein dat nodig is om de bussen te laten keren. De voorschriften voor deze zone zijn gericht op een optimale ontwikkeling voor het openbaar vervoer, namelijk: de organisatie van de busterminals van De Lijn en de MIVB, de werking van het station (gebruikers- en logistieke toegang, kiss and ride, taxi's) en het gebruik door actieve vervoerswijzen (toegang en fietsoversteekplaatsen, toegang voor voetgangers), met inbegrip van de technische en logistieke ruimten die nodig zijn voor de vervoerders.
o De bouwvrije zones1 betreffen de ruimten tussen de grens van het openbaar domein en de gevels van de gebouwen. Het gaat om de bouwblokken 71 en 68. De voorschriften hebben tot doel de aanwezigheid van vegetatie in deze zones te handhaven, maar ook bij te dragen tot de kwaliteit van de openbare ruimten waaraan zij grenzen (Koning Albert II-laan, Simon Bolivarplein, Vooruitgangsstraat) door actieve mobiliteit aan te moedigen en bij te dragen tot de activering van de begane grond.
o De zones voor publiek gebruik op particulier terrein betreffen de openbare verkeersruimten in zone C1, maar ook de ruimte tussen de zones C en D. Zij zijn vooral bedoeld om de publieke toegang tot het station en de verbindingen tussen het station en andere haltes van het openbaar vervoer in stand te houden. De voorschriften die hier van toepassing zijn, moeten ervoor zorgen dat deze ruimten toegankelijk zijn voor PBM en actieve vervoerswijzen.
1 Er zij op gewezen dat de voorschriften voor de beperkingszones van het BBP verschillen van die van de GSV. In dit verband bepalen de algemene bepalingen van dit BBP dat de voorschriften van de geldende regionale en gemeentelijke bepalingen op het ogenblik van de afgifte van vergunningen en certificaten voor projecten binnen de perimeter van BBP nr. 19 alleen van toepassing zijn op het door dit plan bestreken grondgebied voor zover zij niet in strijd zijn met de voorschriften van dit plan.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 12
inhoud van het plan
De volgende samenvattingen geven voorschriften voor bepaalde voorzieningen die worden opgelegd in de gebieden waarop zij betrekking hebben:
o de verticale verbindingen beogen de nodige verbindingen op te leggen tussen de gelijkvloers straat en de gelijkvloers station en met de omliggende openbare ruimten
o de verplichte visuele openingen omvatten de openingen in de bebouwde kom die nodig zijn voor de aanleg/instandhouding van landschappelijke assen met erfgoedwaarde;
o de bouwhoogtes specificeren de maximummaten die voor de verschillende zones zijn toegestaan.
o De onderdoorgang Kwatrecht is vooral bedoeld om de ontwikkeling ervan te verbeteren door een groter gevoel van veiligheid te garanderen dan in de bestaande situatie.
BEGELEIDENDE MAATREGELEN
Dit onderdeel omvat een reeks "aanbevelingen", die de intenties van het PPAS zijn, maar niet bindend zijn. Het is de bedoeling dat er in de projectfasen rekening mee wordt gehouden (de aanvrager moet dit motiveren in de toelichting bij de vergunningen en/of in de effectbeoordelingen).
Deze maatregelen zijn gedeeltelijk afgeleid van de aanbevelingen die in de verschillende stadia van de milieueffectbeoordelingen (MEB) zijn gedaan.
NTS / Hoofdstuk I Presentatie van het ontwerpplan / p. 13
HOOFDSTUK II
Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 14
CONTEXT VAN HET BBP
Dit hoofdstuk heeft tot doel de milieuproblemen te identificeren die voortvloeien uit de bestaande en toekomstige situatie. Het is samengesteld uit verschillende delen:
• een methodologische deel, dat herinnert aan de context van het BBP en de reikwijdte van de studie, en de verschillende criteria beschrijft die in aanmerking worden genomen voor de diagnose (waarbij de milieuthema's opgenomen in punt 7° van bijlage C van het CoBAT anders gestructureerd zijn), evenals als de elementen waarmee rekening is gehouden bij het opstellen van het trendscenario
• een deel gewijd aan de diagnose zelf, dat wordt voorafgegaan door een lijst van de van kracht zijnde plannen en reglementen en gevolgd door een samenvatting van de criteria en de interacties tussen de criteria.
Omtrek van de BBP
Het huidige BBP (in het roze op de bijgevoegde tekening) wordt in het westen en zuiden begrensd door de gemeentegrenzen en in het noorden door het Solvayplein.
Het heeft een oppervlakte van bijna 4,9 hectare en omvat de stadsblok 68 (North Galaxy) in zijn geheel en een deel van de blokken 71 (Proximus) en 72 (CCN). Het omvat ook het Simon Bolivarplein en een deel van de Albert II-laan, binnen de gemeentegrenzen.
In het kader van de wijziging van het BBP zal de perimeter naar het noorden en het oosten worden uitgebreid (in roze stippellijnen op het bijgevoegde schema) zodat het gehele Solvayplein (tot aan de gevels), een deel van de Vooruitgangstraat (tot aan het einde van het voormalige Medisch Centrum), het overdekte deel van de Quatrechtstraat en het gehele CCN en het Noordstation binnen de gemeentegrenzen komen te liggen. Deze perimeters worden op een grotere schaal voorgesteld op de volgende bladzijden.
De wijk Noord heeft een bijzondere typologie en kenmerken die uniek zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de problematiek van het gebied waarop de BBP betrekking heeft, wordt vaak gedeeld met de rest van de wijk Noord. Veel van de problemen moeten op een globale manier worden aangepakt, wil het district een samenhangende behandeling krijgen. Sommige kwesties zijn echter van bijzonder belang om op lokaal niveau te worden behandeld. De perimeter van de MER-analyse is aangepast aan de bestudeerde kwesties en de realiteit ter plaatse.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 15
Grafische voorschriften van het BBP Bestemmingen op het GBP
De verschillende gebruikte studieomtrekken
Afdeling 1.
BBP Omliggende buurt Territorium Noord
Méthodologie voor het vaststellen van de bestaande toestand
De onderstaande kaarten tonen de perimeter van het huidige BBP (doorlopende roze lijn) en de uitgebreide perimeter die wordt voorgesteld in het kader van de wijziging van het BBP (roze stippellijn).
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 16
Afdeling 1. Méthodologie voor het vaststellen van de bestaande toestand
TOEGEPASTE ANALYSEMETHODE
Voor de opmaak van het milieueffectenrapport van het BBP nr. 19 werden 32 analysecriteria bepaald die zijn verdeeld in 6 grote thema's. Deze criteria zullen we gebruiken als leidraad bij de hele opmaak van het MER: opbouw van de diagnose, vergelijking van criteria voor de alternatieven en varianten, formulering van aanbevelingen en kadering van de analyse van de effecten van het voorkeurscenario.
De volgende tabel stelt de 32 criteria voor:
Thema Criteria « Classieke » criteria
Zachte mobliteitsnetwerken
Ecologische netwerken
RUIMTELIJKE ORGANISATIE
Technische netwken
Structuur van de bebouwde ruimten
Structuur van de open ruimten
Stedelijk landschap en symbolische richtpunten
Bevolking
Huisvesting
STEDELIJKE DYNAMIEK
Voorzieningen en handelszaken
Economische activiteiten en transitie
Activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen
Mobiliteit
Natuurlijke omgeving
Bebouwde omgeving, culturele patrimonium, landschap
Economisch en sociaal gebied
Geluid en trillingen Natuurlijke omgeving
MENSELIJKE OMGEVING
Kwaliteit van de openbare ruimten voor verplaatsing en verblijf Mobiliteit
Luchtkwaliteit
Veiligheid
Uitvoering van de MWS
Actieve verplaatsingswijzen
Openbaar vervoer
VERPLAATSINGEN
Personenwagens
Vrachtwagens en leveringen
Parkeren
Intermodaliteit
Mobiliteitsdiensten
Microklimaat
Bodem
LEEFMILIEU EN KLIMAAT
Ecologisch netwerk
Water
Energie
Circulariteit van de materialen
Inkomende materialen
CIRCULARITEIT
Circulariteit van de stromen
Modulariteit van de ruimten
Natuurlijke omgeving
Menselijke gezondheid
Mobiliteit
Natuurlijke omgeving
Beheer van hulpbronnen
Beheer van hulpbronnen / Natuurlijke omgeving
Bebouwde omgeving
In dit hoofdstuk identificeren we de milieu-uitdagingen in de bestaande en de toekomstige toestand waarop het BBP een antwoord moet bieden. Een analyse van de huidige toestand zal worden aangevuld met een analyse van twee 'business-as-usual-scenario's': met behoud van het huidige BBP (scenario 0) en met opheffing van het huidige BBP (scenario 0+). Behalve het BBP zijn de elementen die we in deze scenario's 0 en 0+ analyseren de vele lopende of geplande projecten in de wijk (Park Max aan de Zenne, ZIN-torens, Metro Noord, herontwikkelingsproject van het CCN…) en de gewestelijke en gemeentelijke oriëntaties en strategieën voor de wijk (GPDO en GemOP, Plan Good Move, Klimaatplan, GPCE, BWLKE, WBP…). Op basis van de compilatie van de bestaande studies in en in de buurt van de perimeter van het BBP, maar ook via andere aanvullende methodes (vergaderingen, terreinwerk,
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 17
Afdeling 1.
Méthodo logie voor het vaststellen van de bestaande toestand
gesprekken, analyse van de relevante plannen en programma's) werd voor elk criterium in het MER een overzichtsfiche opgemaakt met daarin een of meerdere kaarten of afbeeldingen en een tekst met de informatie die in detail werd geanalyseerd bij de compilatie van de bestaande studies:
• elementen van de bestaande rechtstoestand, met enkel elementen die meer specifiek zijn op schaal van het BBP,
• elementen van de bestaande feitelijke toestand,
• elementen verbonden aan het 'business-as-usualscenario' (Alternatief 0) en aan het alternatief met opheffing van het BBP (Alternatief 0+), met vermelding van de beleidslijnen, projecten, ambities ... die de criteria de komende jaren zouden kunnen doen evolueren
• milieu-uitdagingen verbonden aan het criterium waarmee rekening moet worden gehouden in het BBP,
• opvolgingsindicator(en) voor het criterium;
• lijst van de middelen, reglementen, plannen, referenties, enz.
Tot slot volgt een overzichtstabel met, voor elk criterium, een kleurcode die het mogelijk maakt om snel de huidige "staat" en de scenario's 0 en 0+ te evalueren, alsook de interacties tussen de criteria en de grote uitdagingen die werden geïdentificeerd via de analyse van de diagnose.
In deze NTS is alleen deze conclusie opgenomen.
Voor dit document werd vooral gebruik gemaakt van de volgende bronnen:
Wijziging van het BBP nr. 19, voorafgaande adviesaanvraag, door het Strategisch en Duurzaam departement van het departement Stedenbouw van de gemeente Schaarbeek, 2020.
Territorium Noord, naar een gedeelde visie, door Perspective.brussels, 2020.
In 2018 vroeg de minister-president perspective om een gedeelde visie uit te werken voor Territorium Noord, een van de strategische gebieden van het GPDO. Deze schets van een strategische visie is gebaseerd op een bijgewerkte diagnose die rekening houdt met de kansen en uitdagingen die werden geïdentificeerd en met de hoofdlijnen van de gemeentelijke (GemOP) en gewestelijke plannen (GPDO, Good Move, GPCE ...). Ook de vele lopende overheidsprojecten (RPA Maximiliaan, SVC 1 & 2, Wijkcontracten) en privéprojecten werden in aanmerking genomen.
Nota’s Proximus en Ferraris, eindnota's, 2021. Deze documenten werden opgemaakt in het kader van de begeleiding van de herontwikkeling van de sites Proximus en Ferraris. De bMA ontwikkelde ze in overleg met het gemeentebestuur en de gewestelijke besturen. Ze bepalen de programmatorische en ruimtelijke ambities voor de herontwikkeling van deze sites. Deze documenten concentreren zich op de grote lijnen van de visie die wordt uitgewerkt voor de wijk en maken een onderscheid tussen de programmatorische, stedenbouwkundige, duurzaamheids- en architecturale ambities die naar voor worden geschoven. Er moet echter worden opgemerkt dat de Gemeente Sint-Joostten-Node momenteel niet voornemens is om het bestaande BBP rechts van het Proximus-perceel op te heffen, deze blijft dus bindend.
Effectenstudie betreffende de afbraak van het CCN-gebouw, rapportontwerp, door Stratec, maart 2021. Deze effectenstudie werd gerealiseerd in het kader van het onderzoek van een aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning voor de gedeeltelijke afbraak van het CCN-gebouw. In afwachting van een mogelijke toekomstige ontwikkeling wenste de aanvrager eenergunning aan te vragen voor enkel de afbraak nadat de huidige gebruikers uit het gebouw zijn vertrokken. De interventies hebben enkel betrekking op de bovenste verdiepingen, de benedenverdieping wordt behouden.
Effectenstudie betreffende de werken aan het Noordstation, Uitbreiding van het hoogwaardige openbaarvervoernet naar het noorden van Brussel, Eindrapport, door Stratec, 2019.
Deze studie kadert in een procedure voor de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning door de FOD Mobiliteit en Vervoer - Beliris voor de realisatie van een metrotunnel onder de sporen van het Noordstation, de aanleg van twee toegangsputten en de afbraak van een gebouw "Medical Center".
Milieueffectenstudie, Project "ZIN" door ABV Development, 2019.
Deze studie kadert in de procedure voor de aanvraag van een stedenbouwkundige en milieuvergunning van klasse 1A, ingediend door de nv BEFIMMO voor het project "ZIN". Dat zou worden uitgevoerd in de Koning
Albert II-laan nr. 28-30, in het huizenblok dat tot dan de zetel was van de WTC-torens I en II.
Bezinning over de voorwaarden voor de evolutie van de kantoren in de Noordwijk, door IDEA Consult, juli 2021.
Document opgemaakt in het kader van de studie voor de wijziging van het BBP nr. 19
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 18
Afdeling 1. Méthodologie voor het vaststellen van de bestaande toestand
GELDENDE PLANNEN EN REGELGEVING
Alvorens met de eigenlijke diagnose te beginnen, worden de voornaamste geldende plannen en voorschriften in herinnering gebracht. Hiernaar wordt verwezen in de verschillende thema's wanneer het thema betrekking heeft op de genoemde plannen. De aspecten die verband houden met het bestudeerde criterium worden uiteengezet. Milieuvergunning
* De ordonnantie van 30 november 2017 (tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse lB,II en III;
* De ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse 1A;
* De ordonnantie van 5 juni 1997 en de wijzigingen ervan waaronder die van september 2019;
Ecologische netwerken
* De ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora;
Ruimtelijke ordening en mobiliteit
* Het Gewestelijk Mobiliteitsplan 2020-2030 (het plan "Good Move"), door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 5 maart 2020;
* Het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 12 juli 2018 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op 5 november 2018;
* De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 21 november 2006 en in werking sinds 3 januari 2007;
* Het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO);
- De ordonnantie van 13 mei 2004 houdende ratificatie van het BWRO;
- Het besluit van de BHG van 9 april 2004 houdende vaststelling van het BWRO;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001 tot goedkeuring van het Gewestelijk Bestemmingsplan;
* Het Gemeentelijk Huisvestingsplan 2013-2018;
* Het Gemeentelijk Parkeeractieplan (GPAP) van 2016;
* Het Gemeentelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GemPDO) van 2011;
* De Gemeentelijke Stedenbouwkundige Verordening (GemSV) van 2013;
* Het Gemeentelijk Mobiliteitsplan (GMP) van 2009;
Geluidshinder
* Het plan QUIET.BRUSSELS, door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 28 februari 2019;
* Het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 12 juli 2018;
* De ordonnantie van 19 april 2018 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving en de latere wijzigingen ervan;
* De milieuconventie tussen de MIVB en het BHG betreffende de geluidshinder en de trillingen, ondertekend op 25 juni 2004;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 betreffende de strijd tegen de geluids- en trillingenhinder voortgebracht door de ingedeelde inrichtingen
* De besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 tot vaststelling van de controlemethode en omstandigheden voor geluidsmetingen betreffende de strijd tegen het buurtlawaai;
* Het Gemeentelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GemPDO) van 2011;
* Het koninklijk besluit van 16 januari 2006 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de arbeiders tegen de risico's van lawaai op het werk;
Afvalwater
* De ordonnantie van 20 oktober 2006 tot opstelling van een kader voor het waterbeleid en de wijzigingen van 23 juni 2017;
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 19
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot goedkeuring van het Waterbeheerplan voor de periode 2016-2021;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 maart 2011 tot vaststelling van de milieukwaliteitsnormen, de basiskwaliteitsnormen en de chemische normen voor de oppervlaktewateren tegen verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen en andere verontreinigende stoffen en de wijziging van 17 december 2015;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2010 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico's;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 maart 1994 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater;
* Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 juli 1985 en 4 november 1987 houdende vaststellingen van de basiskwaliteitsnormen voor de wateren van het openbaar hydrografisch net;
* Het koninklijk besluit van 23 juni 2010 betreffende de vaststelling van een kader voor het bereiken van een goede oppervlaktewatertoestand en de wijzigingen ervan;
* Het koninklijk besluit van 25 oktober 1988 betreffende de graad van biologische afbreekbaarheid van bepaalde oppervlakte-actieve stoffen in detergentia;
Afvalstoffen
* Het Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan, door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering definitief goedgekeurd op 15 november 2018;
* De ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen en de latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten ervan (onder meer de ordonnantie van 14 juni 2012);
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot goedkeuring van het Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan voor de periode 2019-2023;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2012 tot bepaling van de voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de sorteerplicht voor producenten of houders van afvalstoffen andere dan huishoudelijke;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2002 tot vaststelling van de lijst van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor sommige afvalstoffen met het oog op hun nuttige toepassing of hun verwijdering; Bodem en ondergrond (zie ook 'Water')
* De ordonnantie van5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems;
* De ordonnantie betreffende het beheer van verontreinigde bodems, goedgekeurd op 13 mei 2004;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 oktober 2015 tot vaststelling van de interventienormen en saneringsnormen;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2015 tot vaststelling van de lijst van de risicoactiviteiten;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 juli 2010 tot vaststelling van de type-inhoud van het risicobeheervoorstel, van het saneringsvoorstel en van het beperkt saneringsvoorstel;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 juli 2010 tot vaststelling van de type-inhoud van het verkennend bodemonderzoek en het gedetailleerd bodemonderzoek;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 september 2010 betreffende het bodemattest;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 december 2004 betreffende de evaluatie van de risico's voor de gezondheid en het milieu veroorzaakt door bodemverontreiniging;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 december 2004 tot vaststelling van de bodem- en waterverontreinigingsnormen bij overschrijding waarvan een risicostudie moet worden uitgevoerd;
Lucht, klimaat en energie
* Het Nationaal Energie- en Klimaatplan 2021-2030 van 2019;
* Het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering goedgekeurd op 12 juli 2018;
* Het Gewestelijk Lucht-, Klimaat- Energieplan van 2 juni 2016;
* Het Gemeentelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GemPDO) van 2011;
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 20
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
* (Het Gemeentelijk Klimaatplan wordt momenteel uitgewerkt);
* Het Gewestelijk Lichtplan (2017) en het Gemeentelijk Lichtplan (1999).
* De Klimaatordonnantie van 17 juni 2021;
* De ordonnantie houdende instemming met het Verdrag inzake het Energiehandvest, de Bijlagen EM, NI, TRM, N, VC, ID, IA, P, G, TFU, D, B, PA en T, de Besluiten en het Protocol betreffende energie-efficiëntie en daarmee samenhangende milieuaspecten, alsmede de Slotakte, opgemaakt te Lissabon op 17 december 1994;
* De ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing (BWLKE) en de uitvoeringsbesluiten ervan betreffende de energieprestatie van de gebouwen en betreffende de luchtkwaliteit;
* De ordonnantie van 7 juni 2007 betreffende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen en de uitvoeringsbesluiten ervan;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 januari 2017 tot vaststelling van alle richtlijnen en criteria die nodig zijn voor het berekenen van de energieprestatie van de EPB-eenheden;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 januari 2012 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingsperiode;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, en de wijzigingen ervan;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van18 april 2002 betreffende de vaststelling van langetermijndoelstellingen, streefwaarden en een alarm- en informatiedrempel voor de ozonconcentraties in de lucht;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 juni 2001 betreffende de grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht;
* Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 juli 2001 betreffende de grenswaarden voor benzeen en koolstofmonoxide in de lucht;
* Het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 tot regeling van de minimale eisen van rendement en emissieniveaus van verontreinigende stoffen voor verwarmingsapparaten voor vaste brandstoffen;
* Het koninklijk besluit van 18 maart 1997 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 21
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
FEITELIJKE EN RECHTS-TOESTAND, VERWACHTE EVOLUTIE VAN DE ONVERANDERDE SITUATIE
De punten 2, 3 en 4 (rechts-toestand, de facto situatie en trendalternatief) van bijlage 1 van het besluit betreffende het MER worden allemaal in dit deel behandeld, achtereenvolgens binnen elk van de thema's. Deze structuur zal het gemakkelijker maken om de verschillende situaties voor een bepaald criterium te vergelijken en het zal de samenhang en de leesbaarheid van het geheel bevorderen.
Voor elk van de 32 criteria, onderverdeeld in 5 thema's, zal het volgende worden geanalyseerd in het MER :
• de bestaande de rechts-toestand
• de bestaande de facto toestand
• de business-as-usual scenario d.w.z. de tendenciele toestand rekening houdend met twee scenario's:
o Alternatief 0 (handhaving van het BBP)
o Alternatief 0+ (opheffing van het BBP)
• de uitdagingen die uit de analyse naar voren komen en die op BBP-niveau kunnen worden aangepakt
In deze NTS zijn alleen de conclusies opgenomen, d.w.z. samenvattende tabellen met :
De interacties tussen de criteria;
Het synoptische overzicht van de rechts– en feitelijke situatie en de waarschijnlijke ontwikkeling volgens de alternatieven 0 en 0+;
De uitdagingen die voor elk van de criteria zijn vastgesteld.
Interacties tussen de criteria
In de tabel van volgende pagina identificeren we de potentiële interacties tussen de verschillende criteria die we hebben onderzocht. De eventuele interacties tussen twee criteria wordt in deze tabel aangeduid met een kruisje.
Het betreft een geheugensteuntje om zich bewust te worden van de wederzijdse invloed van de criteria en ze in het oog te houden bij de wijzigingen in latere creatieve fasen.
De aandacht van de lezer wordt gevestigd op het systemische aspect van de wijziging van het BBP.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 22
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 23 Afdeling en 234 Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
Synthese van de uitdagingen
RUIMTELIJKE ORGANISATIE
Zachte mobiliteitsnetwerken:
Ervoor zorgen dat de inrichtingen stroken met de doelstellingen van de netwerken, vooral in de richting van de polen die verplaatsingen genereren.
De oversteekbaarheid van het station verbeteren en het barrière-effect van de Noord-Zuidverbinding verminderen.
Ecologische netwerken:
De verbindingen tussen de vergroende ruimten versterken, zowel op de openbare weg als daarbuiten (in de bebouwing), onder meer op de oost-westassen.
De opportuniteit onderzoeken om elementen van het blauwe netwerk te ontwikkelen die kunnen worden verbonden met het bestaande en het toekomstige netwerk.
Technische netwerken :
Technische netwerken in het algemeen: een plan opmaken dat ruimtelijk overeenstemt met de aanwezigheid van deze netwerken, de ruimten benutten waar volle grond beschikbaar is
Grijs netwerk: ervoor zorgen dat de netwerken bestand zijn tegen de toekomstige projecten , gescheiden netwerken ontwikkelen op de openbare weg en in de gebouwen en een toepassing voorzien voor het in de ondergrond opgepompte water.: hergebruik, infiltratie, buffering, afleiding van het niet-herbruikbare water naar de Zenne.
Zwart netwerk: de lokale identiteit van de Noordwijk en de verbinding met de omliggende wijken accentueren
Structuur van de bebouwde ruimten :
Dubbele skyline: er moet zowel op lage schaal worden gebouwd ten opzichte van de openbare ruimte op grondniveau als op hoge schaal ten opzichte van het stedelijke silhouet.
Voor de hoogbouw bepalen de torens van dezelfde hoogte van het Manhattanplan (WTC I-II-III) het bouwprofiel in de perimeter van het BBP en dragen ze bij tot het karakter van visuele landmark van de Noordwijk in de stad. Dit karakter moet worden behouden.
Aanpassing van de bebouwing om bruikbare open ruimten te creëren in de huizenblokken en doorbraken van de huizenblokken in oost-westelijke richting.
Structuur van de open ruimten :
Het netwerk van de open ruimten van de Noordwijk (Maximiliaanpark, Espace Gaucheret, Rogierplein, Kanaalkaai…) concretiseren en coherent behandelen.
Een menselijke schaal creëren in de openbare ruimten die oorspronkelijk werden aangelegd voor het autoverkeer, in samenhang met de lage schaal van de "dubbele skyline".
Het statuut en de toegankelijkheid van de stad en het station op grondniveau verduidelijken (interface openbare ruimte-CCN-Noordstation).
Stedelijke landschappen en symbolische richtpunten :
Het principe bevestigen van de dubbele skyline: er moet zowel op lage schaal worden gebouwd ten opzichte van de openbare ruimte als op hoge schaal ten opzichte van het stedelijke silhouet.
Ervoor zorgen dat het Noordstation opnieuw een visueel richtpunt wordt
Voor de hoogbouw bepalen de torens van dezelfde hoogte van het Manhattanplan het bouwprofiel in de perimeter van het BBP en dragen ze bij tot het karakter van visuele landmark van de Noordwijk in de stad. Dat karakter van stedelijk richtpunt moet worden behouden en de link tussen deze hoge landmark en de lagere landmark 'Noordstation' moet worden beheerd.
De noord-zuid- en oost-westrelaties van het landschap met elkaar verbinden, met het Solvayplein, het Bolivarplein en het Noordplein als scharnierpunt.
Meer landschappelijke openheid creëren, met name door het potentieel opentrekken van de sokkels.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 24
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
De bestaande erfgoedelementen (torens, Noordstation) vrijwaren, integreren en herwaarderen in samenhang met de uitdaging klimaat en circulariteit (afbraak-wederopbouw vermijden, de structuren hergebruiken)
De belangrijke uitzichten vrijwaren op de externe symbolische richtpunten (T&T, Rogier, Sint-Maria) en vanaf plaatsen buiten de wijk op de lokale symbolische richtpunten (Noordstation, torens).
STEDELIJKE DYNAMIEK
Bevolking :
De toename van de bevolkingsdichtheid in de Noordwijk bevorderen op een houdbare en beheerste manier (met openbaar vervoer, groene ruimten, openbare ruimten, aangepaste voorzieningen);
Gemengdheid en sociale cohesie garanderen tussen de bestaande en de toekomstige bevolking en de gebruikers van de wijk.
De huisvestingsfunctie zichtbaar maken: toegang tot de woningen vanaf de straat, strategische plaatsing van de woningen om uitzichten te creëren op bewoonde gevels
Huisvesting :
De verhouding tertiaire functies-bewoners in evenwicht brengen;
Woningen ontwikkelen die toegankelijk zijn voor verschillende sociodemografische profielen en beantwoorden aan de geïdentificeerde behoeften;
Een woningaanbod ontwikkelen dat de bewoners kan verankeren in de wijk.
Voorzieningen en handelszaken:
Een voorziening met gewestelijke of bovenlokale uitstraling (sport, vorming…) ontwikkelen gezien de centrale ligging en de goede bereikbaarheid van de Manhattanwijk in het Gewest.
Volgens de principes van de buurtstad beantwoorden aan de behoeften aan buurtwinkels en buurtvoorzieningen gezien de huidige vraag, maar vooral gezien de verwachte toename van de lokale bevolking in de wijk. Erop toezien dat deze buurtvoorzieningen voldoende inclusief zijn om de kwetsbare bevolking die de wijk frequenteert op te vangen en dat ze ook echt ten dienste staan van de nieuwe bewoners.
Voorzieningen en diensten ontwikkelen om de stedelijke dynamiek en gezelligheid in de wijk te bevorderen (handelsen horecazaken die ook 's avonds open zijn, activering van de benedenverdiepingen (zie desbetreffend criterium), enz.
Beantwoorden aan de meest strategische behoeften in de wijk: medische buurtzorg, voorzieningen voor ouderen, schoolvoorzieningen, sociale cohesie en jonge kinderen.
Handelscellen van verschillende omvang aanbieden om te beantwoorden aan een gevarieerde vraag en te vermijden dat de heraanleg van de wijk en de toename van huurprijzen voor de handelszaken op de benedenverdiepingen alleen grote winkelketens aantrekt.
Aangezien in de Noordwijk veel migranten aanwezig zijn, ook hen betrekken bij het stadsplanningsproces. Economische activiteiten en transitie :
De wijk handhaven als een belangrijke kantoorpool op gewestelijke schaal, met aanpassing aan de nieuwe maatschappelijke en economische uitdagingen in een context vol verandering en onzekerheid: flexibiliteit, circulariteit, diversiteit van de huurders van de gebouwen, diversiteit van de profielen van de gebruikers
Opportuniteiten bieden voor de vestiging van nieuwe activiteiten die aansluiten op de nieuwe leef- en werkwijzen (coworkingruimten, productieruimten aangepast aan de stedelijke omgeving van de wijk, ruimten voor stadslandbouw, ontspanningsplaatsen voor de werknemers, werkruimten voor studenten)...
Het potentieel van de benedenverdiepingen of ongebruikte parkings benutten om nieuwe functies te ontwikkelen en de benedenverdiepingen activeren.
Activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen :
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 25
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
De activering van de benedenverdiepingen bevorderen door:
- de kwestie van de niveauverschillen te behandelen (geen niveauverschillen tussen de openbare ruimte en de gebouwen, met name het station),
- meer toegangen te voorzien en de diversiteit van de bestemmingen te bevorderen
- een creatieve architectuur te ontwikkelen die in dialoog treedt met de openbare ruimte en de functies in de gebouwen weergeeft
- De verbinding stadsniveau / stationsniveau te verbeteren.
MENSELIJKE OMGEVING
Geluid en trillingen:
In een context van meer functionele gemengdheid de ontwikkeling van de stad en van de menselijke activiteiten die daarmee gepaard gaan met elkaar verzoenen en daarbij een bevredigende levens- en gezondheidskwaliteit bieden aan de gebruikers.
Geen nieuwe conflictzones creëren tussen de geluidsbron 'spoorweg' en de gevoelige activiteiten (ook niet door weerkaatsing van het geluid).
Het studiegebied omvat geen comfortzones in de zin van het plan Quiet.brussels. Met het oog op de grotere functionele gemengdheid en met name de toekomstige aanwezigheid van woningen binnen de perimeter is ook het verbeteren van de Q-zones (akoestische comfortzones) een uitdaging.
Kwaliteit van de openbare ruimten voor verplaatsing en verblijf:
De visuele kwaliteit en het gebruikscomfort van de openbare ruimte verbeteren (meer groen, minder geluidshinder...)
De gebouwen laten bijdragen tot de gezelligheid van de openbare ruimte:
- Actieve benedenverdiepingen en interface met de openbare ruimte zonder niveauverschil
- Beperking van de negatieve impact op het vlak van wind en bezonning
- Verticaliteit vs mensenmaat
- De gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimten verbeteren voor verschillende gebruikers
- Beheer van de stromen om een vlotte doorgang en positieve interactie te verzekeren en conflicten te vermijden.
Luchtkwaliteit:
De emissie van verontreinigende stoffen aanpakken aan de bron door de energiebehoeften van de infrastructuren en de vraag naar warmte en koude verbonden aan de bebouwing te verminderen en minder fossiele brandstoffen te verbruiken (de residuele energievraag dekken met hernieuwbare energiebronnen, zachte verplaatsingswijzen bevorderen,…)
De vergroening van de perimeter bevorderen
De impact van de vervuilde luchtafvoer van onder meer de parkings beperken (lokalisatie van de afvoeren naargelang de wind...).
Veiligheid :
Het Backstreeteffect beperken door
- de benedenverdiepingen te activeren
- het breukeffect van de spoorweg verzachten
- de openbare ruimte op ieder ogenblik activeren door gemengde bestemmingen te voorzien.
- de doorgangen onder de sporen verlevendigen, het onveiligheidsgevoel dat er heerst verminderen en de kwaliteit van de grondbedekkingen voor alle verplaatsingswijzen verbeteren.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 26
VERPLAATSINGEN Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
Uitvoering van de MWS:
Bijdragen tot de uitvoering van het Plan GoodMove door de voorschriften van het BBP af te stemmen op de doelstellingen van dit plan.
De cohabitatie van de verschillende verplaatsingswijzen bevorderen.
Actieve verplaatsingswijzen:
De moeilijke toegankelijkheid oplossen van het station (stadsniveau en stationsniveau), maar ook van de gebouwen van de wijk (concept van het Manhattanplan om het verkeer van de zachte verplaatsingswijzen in de hoogte te plaatsen, overgenomen in het huidige BBP).
Een universele toegankelijkheid van de openbare ruimten en de gebouwen garanderen.
Veilige en comfortabele verplaatsingen garanderen voor de voetgangers en de fietsers, in het bijzonder op de volgende plaatsen: de oversteekplaatsen in de Albert II-laan, de fietsersuitgang van het CCN op het Noordplein, de toegang tot het CCN en het Noordstation (niveauverschil).
Meer evenwicht brengen tussen de verkeers- en verblijfszones (OW-haltes, terrassen,...).
Nadenken over een betere verdeling van de openbare ruimte tussen de verplaatsingswijzen, in samenhang met het Plan Good Move en de MWS.
De intermodaliteit optimaliseren, met name de organisatie van de voetgangersstromen in de buurt van de openbaarvervoershaltes.
Openbaar vervoer:
Rekening houden met de ruimtelijke en technische vragen van de openbaarvervoersmaatschappijen en ze objectiveren (afmetingen van de eindhaltes en aantal plaatsen, elektrificatie);
De nieuwe openbaarvervoerslijnen integreren in het stadsweefsel (tram Belgica-Centraal Station, tram NOH en Brabantnet);
Het multimodale knooppunt van het Noordstation reorganiseren om het beter zichtbaar te maken en de intermodaliteit, het comfort en de toegankelijkheid te verbeteren;
Het statuut van de stad en het station op grondniveau verduidelijken (interface openbare ruimte-CCN-Station).
Nadenken over een betere verdeling van de openbare ruimte tussen de verplaatsingswijzen, in samenhang met het Plan Good Move en de MWS.
Auto's :
Nadenken over een betere verdeling van de openbare ruimte tussen de verplaatsingswijzen, in samenhang met het Plan Good Move en de MWS.
De problematische plaatsen op het vlak van veiligheid beveiligen.
De toegankelijkheid van de activiteiten in de zone garanderen (parking buiten de openbare weg, leveringszones...).
Vrachtverkeer & leveringen:
De hinder veroorzaakt door vrachtwagens en bestelwagens in de openbare ruimte (verkeersstromen en parkeren) verminderen, maar de levering van goederen blijven garanderen (minder leveringen, maar geoptimaliseerd).
Parkeren:
Het parkeren op de openbare weg rationaliseren;
De parkeer zones buiten de openbare weg optimaliseren (gedeeld gebruik, diversificatie van de soorten parkeerplaatsen/andere gebruiksdoelen), rekening houdend met het huidige en het toekomstige gebruik;
Het parkeren van fietsen en bakfietsen ontwikkelen in samenhang met het station dat een intermodale rol moet vervullen;
Een voldoende parkeeraanbod garanderen voor fietsen en bakfietsen, in samenhang met de toename van de gemengdheid van functies.
Mobiliteitsdiensten & intermodaliteit:
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 27
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
De intermodaliteitsvoorwaarden verbeteren met onder meer het delen van de openbare ruimte en het beheer van de interacties tussen openbaar vervoer en de zachte verplaatsingswijzen.
Alle verplaatsingswijzen en mobiliteitsdiensten integreren en de duidelijkheid ervan garanderen.
Het statuut van het stads- en stationsniveau verduidelijken (interface openbare ruimte- CCN-station).
LEEFMILIEU EN KLIMAAT
Microklimaat :
De kunstmatige bodems binnen de perimeter verminderen.
Het hitte-eilandeffect in de openbare ruimte beperken: aanwezigheid van verschillende plantenlagen (evapotranspiratie, schaduw), hoog weerkaatsingseffect van de materialen, vertraging van het regenwater om de verdamping ter plaatse ervan te bevorderen (bijvoorbeeld via de porositeit van de materialen);
Het hitte-eilandeffect beperken ter hoogte van het perceel: beplanting aan de gebouwen, hoog weerkaatsingsvermogen van de materialen, de gevelbekledingen;
De impact en hinder van de wind beperken in de ruimten die toegankelijk zijn voor voetgangers: hoogte van de sokkel, organisatie van de bebouwde oppervlakte, opleggen van comfortdrempels voor actieve/passieve voetgangers op sommige plaatsen of onder bepaalde voorwaarden;
De slagschaduw veroorzaakt door gebouwen beperken: plaatsing van de hoge gebouwen ten opzichte van de openbare ruimten;
De BKG-emissies verminderen (zie criterium Energie en het thema Mobiliteit).
Bodem :
Augmenter la perméabilité du sol et les plantations en pleine terre au sein des parcelles et de l’espace public
Tenir compte des limites du potentiel géothermique de la zone (modification du niveau et de la température de la nappe à monitorer)
Tenir compte de la faisabilité d'ancrage dans le sol de bâtiments de hauts gabarits suivant la nature et l'occupation du sol
Réseau écologique :
Conserver les zones végétalisées existantes et améliorer leur potentiel d’accueil de la biodiversité Développer de nouvelles zones végétalisées au sein de l’espace public et des parcelles. Assurer le maillage vert et écologique avec les espaces verts environnants
Ecologische netwerken : De bestaande beplante zones behouden en hun onthaalcapaciteit voor biodiversiteit verbeteren Nieuwe beplante zones ontwikkelen in de openbare ruimte en op de percelen.
Het groene en ecologische netwerk vormen met de omliggende groene ruimten.
Water:
Het waterbeheer in de openbare ruimte herbekijken: de bodems ontharden (meer oppervlakten met volle grond en bij voorkeur poreuze/drainerende grondbedekkingen) en dus de afwatering versterken en het regenwaterbeheer in situ, in de open lucht verbeteren.
Helder water lozen in de weer opengelegde Zenne, met naleving van de doelstellingen inzake waterkwaliteit.
Het waterbeheer op schaal van de percelen herbekijken: opslag, buffering, hergebruik (grijs water, regenwater, drainagewater)
Gescheiden netwerken ontwikkelen op de openbare weg en in de gebouwen en een toepassing voorzien voor het in de ondergrond opgepompte water: het deel dat niet ter plaatse kan worden gebruikt doen afvloeien naar de Zenne.
De waterkwaliteit verbeteren.
Energie :
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 28
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
Bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de strategie voor de vermindering van de milieu-impact van de bestaande bebouwing in het BHG tegen 2030-2050, volgens wat is voorzien in het kader van de visie voor het Territorium Noord: De renovatie van de gebouwen volgens de doelstellingen van de strategie stimuleren;
Warmte- en elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen bevorderen in de bebouwing, wanneer dat de energieprestaties verbetert.
Het energieverbruik verminderen
- door het gebruik van de zachte verplaatsingswijzen te stimuleren ten koste van de auto (zie thema Mobiliteit);
- door bij de organisatie van de bebouwing rekening te houden met de oriëntatie en de compactheid van de gebouwen;
- door bij de renovatie/bouw (gebouwschillen, voorzieningen) de huidige energiestandaards te respecteren of beter te doen dan deze standaards.
CIRCULARITE
Circulariteit van de materialen / inkomende materialen :
Bijdragen tot de tenuitvoerlegging van de strategie voor de vermindering van de milieu-impact van de bestaande bebouwing in het BHG tegen 2030-2050, volgens wat is voorzien in het kader van de visie voor het Territorium
Noord:
Zoveel mogelijk het behoud en de renovatie van de bestaande gebouwen bevorderen (bijvoorbeeld voor de torens Proximus en North Galaxy)
De milieu-impact van de afbraakwerken beperken (maatregel 33 van de strategie);
Zoveel mogelijk het ontwerp en de bouw bevorderen van gebouwen die transformeerbaar, demonteerbaar en herbruikbaar zijn, met toepassing van de principes van de circulaire economie op de volgende drie niveaus: het gebouw (ruimtelijke en technische aanpasbaarheid), de bouwsystemen en bouwproducten (omkeerbaarheid) en de materialen (lage milieu-impact, herbruikbaar, enz.).
Zoveel mogelijk aanmoedigen dat rekening wordt gehouden met alle impacten op de levenscyclus (milieu- en financiële impact) van de inkomende materialen bij bouw/renovatieprojecten (productie, transport, bouw, aanpassing, onderhoud, reparatie, hergebruik, levenseinde, enz.), met gebruik van de tool Totem om de verschillende varianten voor het behoud van het bestaande te kunnen vergelijken.
Circulariteit v an de stromen:
Het hergebruik van regenwater, drainagewater en grijs water verhogen.
De energie-uitwisselingen aanmoedigen tussen de verschillende functies, onder meer via gemengdheid van functies om mogelijke synergieën te bevorderen.
Modulariteit van de ruimten :
De functionele omkeerbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimten bevorderen.
Gebouwen optrekken die kunnen worden aangepast aan verschillende functies.
NTS / Hoofdstuk II Diagnose van de bestaande toestand en identificatie van de uitdagingen / p. 29
Afdeling en 234 . Overzicht van de bestaande rechtsen feitelijke toestand en vermoedelijke evolutie
HOOFDSTUK III
Identificatie van de milieueffecten
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 30
METHODE
Zoals reeds gezegd bij de ervaren moeilijkheden (Afdeling 0 van hoofdstuk 1) is het BBP beperkt tot de gemeentegrenzen van Schaarbeek. Het dekt daardoor slechts een deel van de huizenblokken 71 en 72, wat de analyse van de milieueffecten er niet makkelijker op maakt. De analyses in het kader van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven hebben echter betrekking op de hele “zone“, dus alle betrokken huizenblokken en de aangrenzende openbare ruimten, om de coherentie met de rest van de wijk en de relevantie in het kader van de analyses te garanderen (op het vlak van mobiliteit bijvoorbeeld zijn de effecten niet beperkt tot het BBP op zich, maar hangen ze af van de organisatie van de volledige huizenblokken Proximus en CCN). Door deze verbreding van de basisgegevens en analyses konden we conclusies trekken en globale aanbevelingen formuleren waarvan de impact verder gaat dan louter de zone van het BBP. De ‘finale’ analyses, verbonden aan het ontwerp-BBP, hebben enkel betrekking op de delen die strikt onder het BBP vallen. Ze omvatten dus enkel de delen van huizenblokken die binnen de fysieke grenzen van het BBP liggen aangezien de voorschriften en het plan enkel gelden voor deze zone.
Voor de uitwerking van het ontwerp van bijzonder bestemmingsplan is het iteratieve proces tussen het milieueffectenrapport en het ontwerp-BBP in verschillende fasen verlopen. De analyses van het MER voedden de uitwerking van het BBP in verschillende opeenvolgende stappen die we hierna opsommen:
1°) Het bureau belast met het BBP heeft verschillende ruimtelijke opties voorgesteld in verschillende thema’s: lokalisatie en verdeling van de groene ruimten, huisvesting, voorzieningen en handelszaken, organisatie van de mobiliteit, structuur en lokalisatie van het busstation.
DE GROENE RUIMTEN
DE FUNCTIE HUISVESTING
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 31
Afdeling 1 . Methode
2°) In een tweede fase werd elk van die ruimtelijke opties geanalyseerd ten aanzien van de criteria van het MER. Voor elk thema werden overzichtstabellen opgemaakt met op de abscis de opties en op de ordinaat de 30 criteria van het MER. De tabel toont in detail de effecten van de optie ten aanzien van elk criterium en gebruikt een kleurcode zodat de verschillende opties makkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken. De zwakke en de sterke punten van elke optie werden geïdentificeerd.
3°) Het bureau belast met het BBP heeft 4 programmatorische uitgewerkt (zie Presentatie van de alternatieven, in Afdeling 2 van dit hoofdstuk):
• Op basis van de relevante doelstellingen op het vlak van milieubescherming, d.w.z. op basis van de uitdagingen die werden geïdentificeerd in de diagnose (hoofdstuk II);
• Op basis van de eerder geïdentificeerde strategische doelstellingen (hoofdstuk I) die verband houden met de wensen van de beleidsmakers.
4°) De volgende fase omvat de gedetailleerde analyse van de effecten van de verschillende programmatorische alternatieven die werden voorgesteld. Deze analyses zijn opgenomen in hoofdstuk III-Afdeling 3, punt A Bij de effectenanalyses werd rekening gehouden met zowel de relevante doelstellingen op het vlak van milieubescherming als de strategische doelstellingen.
5°) Het bureau belast met het BBP heeft in samenwerking met de actoren van het project (zie presentatie van de actoren in Afdeling 0 van hoofdstuk I) een programmatorische voorkeurscenario uitgewerkt.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 32
VAN HET BUSSTATION
VAN DE MOBILITEIT
DE FUNCTIES VOORZIENINGEN EN HANDELSZAKEN LOKALISATIE
ORGANISATIE
Afdeling 1 . Methode
6°) Het met het PPAS belaste bureau heeft 3 ruimtelijke alternatieven uitgewerkt (zie de presentatie van de alternatieven in punt 2 van dit hoofdstuk):
• Op basis van de eerder vastgestelde strategische doelstellingen (hoofdstuk I), in relatie tot de reeds bestaande politieke wil.
• Op basis van de relevante milieubeschermingsdoelstellingen, d.w.z. op basis van de kwesties die in de diagnose (hoofdstuk II) naar voren zijn gekomen;
• Op basis van de conclusies van de MER-analyses van de verschillende ruimtelijke opties;
• Op basis van het voorkeursscenario voor het programma;
7°) Op dezelfde wijze als voor de programmatische alternatieven, was de volgende stap de gedetailleerde analyse van de effecten van de voorgestelde ruimtelijke alternatieven Deze analyses zijn opgenomen in hoofdstuk IIIAfdeling 3, punt B
Bij de effectenanalyses werd rekening gehouden met zowel de relevante doelstellingen op het vlak van milieubescherming als de strategische doelstellingen.
8°) Het bureau belast met het BBP heeft in samenwerking met de actoren van het project (zie presentatie van de actoren in Afdeling 0 van hoofdstuk I) een voorkeurscenario uitgewerkt. Het trachtte daarbij de uit de analyses van het MER voortgevloeide sterke punten te optimaliseren en de zwakke punten tot een minimum te beperken. Dit scenario wordt gepresenteerd in deel 3, punt C, van dit hoofdstuk.
9°) Dat scenario was de basis voor de uitwerking van de voorschriften van het BBP. Een eerste versie van de voorschriften en van het plan werd voorgesteld aan de openbare actoren die de impact ondergaan van de dwingende regels van het BBP. Op basis van de besprekingen en debatten die daaruit volgden, werd de tweede versie van het BBP uitgewerkt. De meeste aanbevelingen van de MER-analyses van de alternatieven werden daarin geïntegreerd.
10°) Deze versie (plan, voorschriften en begeleidende maatregelen) werd onderworpen aan de analyses van het MER, wat weer leidde tot een aantal aanbevelingen en talrijke formele en informele besprekingen van de documenten. Enkele daarvan werden geïntegreerd in de verschillende documenten van het BBP en resulteerden in een finale versie die werd onderworpen aan de analyses van hoofdstuk II – Afdeling 3, punt C van dit document.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 33
Afdeling 1 . Methode
REDELIJKE ALTERNATIEVEN
We beginnen dit deel met de presentatie van de alternatieven voor de lokalisatie en de perimeter. We trachten uit te leggen in hoeverre de geselecteerde plaats en het gekozen tracé van de perimeter relevant zijn. We baseren ons daarbij op een analyse die rekening houdt met de specifieke uitdagingen van het programma en de wijk waarvan hier de grote lijnen worden herhaald:
De algemene doelstellingen van de wijziging van het PPAS zijn bij te dragen tot een geïntegreerde aanpak van het stationscentrum om intermodaliteit, multifunctionaliteit en de milieukwaliteit van de openbare ruimte te vergemakkelijken, te zorgen voor een meer samenhangende aanpak van de openbare ruimte en de stedelijke structuren, te zorgen voor een mix van gebruik binnen de perimeter en ten slotte te garanderen dat rekening wordt gehouden met milieu- (circulariteit, klimaat) en erfgoedaspecten.
De wijziging van het PPAS heeft ook tot doel een samenhangend kader voor stadsplanning te vormen waarin de lopende projecten en de in het Northern Territory ontwikkelde visies en strategieën in overleg met alle lokale actoren en actoren die in het gebied actief zijn, worden samengebracht.
De specifieke doelstellingen van de wijziging van PPAS nr. 19 zijn de volgende:
1 Met betrekking tot de toewijzingen, de bestemming van het oorspronkelijke PPAS (niet gerealiseerd) bevestigen met betrekking tot de totstandbrenging van een gemengde wijk, en het multimodale knooppunt beter integreren.
2. Wat de vorm van de gebouwen betreft, het materiële erfgoed van de hoogbouw van het Manhattanplan erkennen en tegelijkertijd de interface met de openbare ruimte verbeteren en het "achterafstraat"-effect vermijden, en zorgen voor de stedelijke en landschappelijke integratie van het Gare du Nord.
3. Wat de openbare ruimten betreft, zorgen voor samenhang van alle openbare ruimten en een evenwicht in de ontwikkelingen tussen de intermodaliteit van het gebied (knooppunt voor openbaar vervoer en actieve vervoerswijzen), activering van de perimeter, maar ook de bestrijding van de gevolgen van de opwarming van de aarde (hitte-eilanden, grote permeabiliteit van het gebied, enz.)
4. Wat het milieu betreft, meer veerkrachtige openbare ruimten creëren door hun begroeiing, geïntegreerd waterbeheer en rekening houdend met het hitte-eilandverschijnsel, de duurzame overgang van bestaande gebouwen versnellen.
Daarna is het de beurt aan de alternatieven die betrekking hebben op het BBP zelf, namelijk:
- 2 tendentiële alternatieven: behoud van het huidige BBP en opheffing van het huidige BBP.
- 4 programmatorische alternatieven
- en 3 ruimtelijke alternatieven die elkaar aanvullen.
Aangezien de ontwikkelde vastgoedprojecten niet eindigen aan de strikt administratieve grenzen van het BBP en ook de impact (onder meer op de mobiliteit) niet beperkt blijft tot het gebied binnen deze abstracte lijnen, hebben deze 9 alternatieven betrekking op alle huizenblokken (en niet alleen op de zone die wordt gedekt door het BBP).
Bedoeling is om de impact te analyseren van de herontwikkeling van de hele zone waarop de strategische keuzes van het BBP worden gebaseerd.
De alternatieven doen voorstellen voor de betrokken huizenblokken: het huizenblok Noordstation en CCN, het huizenblok Proximus (P) en het huizenblok North Galaxy (NG).
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 34
/
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
ALTERNATIEF VOOR DE LOKALISATIE
Het besluit van 29 november 2018 tot vaststelling van de structuur van de milieueffectenrapporten behorend bij de uitwerking, wijziging of opheffing van de plannen en verordeningen bedoeld in de Titels II en III van het BWRO, preciseert in zijn bijlage 1 over de structuur van het MER dat de ontwikkelde alternatieven redelijk moeten zijn in het licht van de strategische doelstellingen waarop het ontwerpplan is gebaseerd en dat ze onder de materiële en territoriale bevoegdheid moeten vallen van de overheid die het initiatief heeft genomen voor het ontwerp.
In het geval van het BBP 19 is de overheid die aan de basis ligt van het plan de gemeente Schaarbeek. Geografische alternatieven kunnen dus enkel op haar grondgebied worden beschouwd.
De strategische doelstellingen houden veelal verband met het Noordstation dat een belangrijk intermodaal knooppunt is, zowel voor de optimale en geïntegreerde organisatie van de verplaatsingen als voor de ontwikkeling van een levendige wijk (bewoond station) of het aanbod van voldoende woningen en kantoren in de buurt van een belangrijke mobiliteitspool. Het initiatief om het plan te wijzigen wordt dus ruim ingegeven door de aanwezigheid van het station en door het feit dat het bestaande plan niet meer strookt met de doelstellingen. Geografische alternatieven kunnen dus enkel in de directe omgeving van het station worden beschouwd.
Voor een programma zoals wordt beoogd door het huidige BBP zouden mogelijke locaties in de gemeente Schaarbeek de sites zijn van Josaphat (dichtbij het station van Evere) en van het Mediapark (geen nabijheid van een mobiliteitspool). Enerzijds worden deze sites al ontwikkeld en anderzijds liggen ze niet in de onmiddellijke nabijheid van het Noordstation waarop de doelstellingen specifiek gericht zijn.
In dit deel is er dus geen redelijk alternatief op het vlak van lokalisatie.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 35
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
ALTERNATIEF VOOR DE PERIMETER
De omtrek van het bestaande BBP kwam tot stand nadat het hele noordelijke deel van het oorspronkelijke BBP werd opgeheven. Men kan zich afvragen of de omtrek van dit ‘resterende deel’ van een oorspronkelijk ruimer geheel relevant is.
Plan van aanleg van het BBP 19 na de gedeeltelijke herziening eind jaren ‘70 (links) en resterend deel na de gedeeltelijke opheffing in 1995 (rechts)
Er dient benadrukt dat het BBP 19 een homoloog heeft in de gemeente Sint-Joost-ten-Node waar het BBP 26 op dezelfde principes van het Manhattanplan is gebaseerd. Dit garandeert de coherentie van het geheel:
Plan van aanleg van het BBP 19 van eind jaren ‘70 (rechts) aangevuld met het plan van het BBP 26 van Sint-Joostten-Node (links) dat eveneens eind jaren ‘70 werd herzien.
Hoewel de gemeente Sint-Joost-ten-Node aan het begin van de wijzigingsprocedure van dit BBP eveneens het BBP 26 leek te willen opheffen, lijkt daar vandaag geen sprake meer van te zijn. Volgens de beschikbare informatie bij de opmaak van dit rapport is de gemeente Sint-Joost-ten-Node ook niet meer van plan om het BBP 26 te wijzigen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 36
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
De grenzen van het bestaande BBP vallen dus samen met de gemeentegrenzen in het westen en het zuiden, met het midden van de Solvay-as in het noorden en met een lijn die met geen enkel (vandaag bestaand) fysiek of administratief element overeenstemt in het oosten. Deze grenzen en de verschillende bestaande BBP’s rond de perimeter van het BBP 19 zijn aangeduid op het onderstaande plan:
Bestaande BBP’s Huidig BBP 19
Gemeentegrenzen
Perimeter van het huidige BBP en van de omliggende actieve BBP’s (Brugis, 2022)
In het licht van de voormelde uitdagingen en doelstellingen lijkt een herziening van de perimeter opportuun.
Een uitbreiding van de perimeter naar het zuiden of het westen lijkt onmogelijk. In het westen valt de perimeter immers samen met de gemeentegrens van de Stad Brussel en in het zuiden met de gemeentegrens van de gemeente Sint-Joost-ten-Node. De alternatieven voorzien dus enkel in uitbreidingen naar het noorden en/of het oosten.
Verschillende alternatieven lijken relevant. De hierna volgende analyse objectiveert de keuze van de finale perimeter.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 37
BBP GGB 2 “Gaucheret”
BBP GGB 1 “Helihaven”
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
UITBREIDING A
Dit alternatief breidt de perimeter van het huidige BBP uit naar het oosten. Hij omvat het hele deel van het CCN-gebouw dat in de gemeente Schaarbeek is gelegen.
Uitbreiding A lijkt relevant in die zin dat een zekere coherentie in het Schaarbeekse huizenblok CCN gegarandeerd is. De perimeter is coherenter dan de huidige perimeter waarvan de grens in het oosten een probleem vormt. Ze stemt immers met geen enkel bestaand fysiek element overeen en snijdt het gebouw en het perceel van het CCN in twee.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 38
Geheel van de onderzochte alternatieven voor de perimeter
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
UITBREIDING A+B
De perimeter van het huidige BBP wordt uitgebreid naar het oosten en omvat ook de binnenstraat en het volledige Noordstation en de perrons. Gelet op enerzijds de doelstellingen van het BBP, namelijk:
- de intermodaliteit te vergemakkelijken;
- de openbare ruimten meer coherent te benaderen;
- en rekening houden met de erfgoeduitdagingen; en anderzijds de belangrijke rol die kan worden vervuld door de binnenstraat (de oude Vooruitgangstraat) voor de verwezenlijking van die doelstellingen, lijkt de integratie van deze straat in het kader van de wijziging van het BBP 19 bijzonder relevant. De binnenstraat is immers een openbare ruimte op de interface van alle mobiliteitsdiensten.
Ook de integratie van het station zelf en van de perrons, een centraal en origineel element van de multimodale hub, is relevant voor de doelstellingen van een geïntegreerde benadering van de multimodale hub.
UITBREIDING A+B+C
De perimeter van het huidige BBP wordt uitgebreid naar het noorden en omvat ook de Solvay-as over haar hele breedte en het deel van de Kwatrechtstraat onder de sporen (tunnel).
De integratie van deze volledige as (officieel het ‘Solvayplein’ genoemd) zonder dat die over de hele lengte in twee wordt gedeeld, is relevant om de openbare ruimten en stadsstructuren meer coherent te benaderen, wat een doelstelling is van het BBP. Meer algemeen sluit de integratie van een volledige as beter aan bij de huidige doelstellingen. De openbare ruimte is belangrijk of primeert zelfs, zowel op het vlak van kwaliteit van de leefomgeving en verplaatsingen als op het vlak van klimaataanpassing (waterbeheer, beplanting), elementen die eveneens deel uitmaken van de doelstellingen van het BBP.
Door de integratie van de Kwatrechttunnel kan het Solvayplein en de aansluiting ervan met de omliggende openbare ruimte als een geheel worden beschouwd en kan beter worden ingespeeld op de mobiliteitsbehoeften. De integratie van de tunnel in de Kwatrechtstraat bevordert de coherentie van de inrichting van de openbare ruimten en verbindt de onderzochte perimeter met de omliggende wijken, vooral de Brabantwijk die nu van de onderzochte wijk wordt afgesneden door de Noord-Zuidverbinding.
Deze uitbreiding van het BBP 19 interfereert op een deel van het Solvayplein echter met het BBP GGB 2 “Gaucheret” zodat een gedeeltelijke opheffingsprocedure zou moeten worden gestart.
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 39
/
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
UITBREIDING A+B+C+D
De perimeter van het huidige BBP wordt uitgebreid naar het noorden en omvat ook de site van het voormalige Medical Center en de daartegenover liggende openbare ruimte.
Deze zone ligt recht tegenover de uitgang van het Noordstation en de uitgang van de Kwatrechttunnel. Ze bekleedt dus een positie waarmee ze een belangrijke rol kan vervullen
- voor de activering van de tunnel en zijn naaste omgeving;
- voor de aansluiting tussen de stationsomgeving en het meer gemengde deel van de Noordwijk;
- voor het creëren van een ecologische verbinding tussen de spoorwegtaluds en de stationsomgeving.
Het Medical Center werd recent afgebroken voor de werken aan de tunnel Metro Noord. De site zou dus moeten worden opgeknapt. Door ze op te nemen in het BBP kan er een identiteit aan worden gegeven die aansluit bij de stationscontext.
De integratie van de openbare ruimte langs de site van het Medical Center is relevant voor een meer coherente benadering van de openbare ruimten, zowel op het vlak van kwaliteit van de leefomgeving en verplaatsingen als op het vlak van klimaataanpassing (waterbeheer, beplanting, ...).
Door de integratie van de site van het voormalige Medical Center en haar naaste omgeving kan het Solvayplein en de aansluiting ervan met de omliggende openbare ruimte als een geheel worden beschouwd en kan beter worden ingespeeld op de mobiliteitsbehoeften.
Al deze elementen sluiten aan bij de doelstellingen van het BBP.
Deze uitbreiding van het BBP 19 interfereert op een deel van de Vooruitgangstraat echter met het BBP GGB 2 “Gaucheret” zodat een gedeeltelijke opheffingsprocedure zou moeten worden gestart.
UITBREIDING A + B + C + D + E
De perimeter van het huidige BBP wordt uitgebreid naar het oosten en omvat niet alleen het hele station en de perrons, maar ook een deel van de Brabantwijk.
Deze zone (Brabantwijk) vertoont vandaag een vrij coherente bebouwing, een fijne perceelstructuur en een beperkt potentieel voor stedenbouwkundige herstructurering. De Brabantwijk biedt een functionele mix en een homogeen weefsel dat van een heel ander type is dan het weefsel in de Noordwijk. Er spelen in deze wijk andere dynamieken en andere uitdagingen.
Een dergelijke uitbreiding naar het oosten lijkt niet relevant voor de doelstellingen van het huidige BBP. De perimeter van de strategische studie “Territorium Noord” omvat deze uitbreiding en de oriëntaties die haar in dat kader worden gegeven zouden de verbinding en coherentie met de hele zone “Territorium Noord” moeten garanderen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 40
Afdeling 2 . Presenta tie van de alternatieven
CONCLUSIE: UITBREIDING F
Deze uitbreiding omvat de uitbreidingen A, B, C en D maar niet de zones waar het BBP 19 interfereert met het BBP GBP 2 “Gaucheret”.
De perimeter behoudt dus haar grens in het midden van de Solvay-as en langs het Medical Center (de Vooruitgangstraat is niet inbegrepen). De aldus gevormde perimeter is bevorderlijk om:
- een zekere coherentie te garanderen in de Schaarbeekse zone van het CCN;
- de intermodaliteit te vergemakkelijken;
- de openbare ruimten meer coherent te benaderen;
- en rekening te houden met de erfgoeduitdagingen.
De binnenstraat, gelegen op de interface van alle mobiliteitsdiensten, kan een belangrijke rol vervullen.
Ook de integratie van het station zelf, een centraal en origineel element van de multimodale hub, is relevant voor de doelstellingen van een geïntegreerde benadering van de multimodale hub.
Deze alternatieve perimeter biedt het nadeel dat de Solvay-as en de Vooruitgangstraat in het BBP niet over hun hele breedte kunnen worden beschouwd, maar het voordeel dat het BBP “Gaucheret” niet moet worden opgeheven. Na onderzoek van de voorschriften voor deze zones in het BBP GGB 2 werd uiteindelijk deze uitbreiding geïntegreerd in het ontwerp-BBP.
De andere delen van het omgevende gebied die er niet in werden opgenomen, de huizenblokken ten noorden van de Solvay-as, maken wel deel uit van dezelfde Noordwijk maar het huizenblok links (Vlaamse overheid - Elliptic Building) is minder rechtstreeks verbonden met de multimodale pool en werd recent verbouwd en het huizenblok rechts (Amelinckxtoren) is al opgenomen in het BBP GGB 2.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 41
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Uitbreiding F werd dus gekozen vanwege haar relevantie voor de wijziging van het BBP 19.
Onderstaande kaarten duiden de bestaande en uitgebreide perimeter aan die werd gebruikt voor de analyse van de alternatieven (uitbreiding F). Zoals uitgelegd in de algemene methode hebben de analyses van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven betrekking op de hele zone, dus op alle betrokken huizenblokken, ook op deze die in de gemeente Sint-Joost-ten-Node zijn gelegen:
Perimeters van
- het bestaande BBP (volle lijn),
- het uitgebreide BBP (stippellijn)
- Globale zone met de volledige huizenblokken, hierna ‘de zone’ genoemd (streepjeslijn)
- Gemeentegrenzen (volle zwarte lijn)
Het BBP strekt zich uit over 3 huizenblokken: huizenblok 72 met het Noordstation en het CCN (in de teksten en op de afbeeldingen “CCN” en “station” genoemd,), huizenblok 71 (in de teksten en op de afbeeldingen “Proximus” (P) genoemd) en huizenblok 68 (in de teksten en op de afbeeldingen “North Galaxy” (NG) genoemd).
Het gaat dus niet om de hele huizenblokken Proximus (71) en CCN (72), met alle limieten die dit oplegt aangezien deze huizenblokken werden gebouwd als volledige entiteiten.
In deze context hebben de ruimtelijke alternatieven die werden uitgewerkt door het bureau belast met de wijziging van het BBP betrekking op het geheel van de huizenblokken. De vastgoedprojecten eindigen immers niet aan de louter administratieve grenzen van het BBP en ook de impact (onder meer op de mobiliteit) reikt verder dan deze abstracte grenzen. Bedoeling is om een beeld te krijgen van de impact van de herontwikkeling van de hele zone, waarop de strategische keuzes van het BBP worden gebaseerd.
De perimeter van het uitgebreide BBP biedt dus een betere coherentie in het noorden, maar de gemeentegrenzen staan de coherentie in het zuiden in de weg.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 42
stati on CCN NG P Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
TENDENTIËLE ALTERNATIEVEN
Er worden twee tendentiële alternatieven onderzocht: enerzijds het behoud van het oorspronkelijke BBP (situatie 0) en anderzijds de opheffing van het oorspronkelijke BBP (situatie 0+).
Situatie 0 (behoud van het BBP uit 1978) wordt beperkt door:
- Enerzijds de BBP’s die eind jaren ‘70 werden herzien: het BBP 26 van de gemeente Sint-Joost-ten-Node en het BBP 19 van de gemeente Schaarbeek die de algemene implantatieprincipes van het Manhattanplan voorstellen en voorzien in de functies huisvesting, administratie en handelszaken en in voorzieningen die verband houden met deze verschillende bestemmingen. Deze BBP’s plaatsen de functies in de zone voor hoogbouw (torens), de zone voor gebouwen met middelmatige hoogte en de zone voor laagbouw. Ook bepalen ze dat de bestaande gebouwen waarvan de bestemming, het volume en het uitzicht niet overeenstemmen met de voorschriften van het plan nog enkel het voorwerp mogen uitmaken van onderhoudswerken. Wederopbouw, verbouwing of uitbreiding zijn dus uitgesloten.
- en anderzijds door het GBP dat onder meer een lint voor handelskernen, een ‘handelsgalerij’ voorziet in het CCN en de oppervlakten van de handelszaken beperkt. De bestaande BBP’s 19 en 26 bieden geen mogelijkheid om deze limieten te overschrijden.
BBP 19 (1978)
Torens van 102m
Bouw tot maximaal 23m
Kunstmatige grond op gebouw van 13m
Zone voor het verkeer
CCN (H maximaal 35m)
Zone toegangsplatformen tot het CCN
BBP 26 (1977)
Toren van 102m
Bouw tot maximaal 23m
Kunstmatige grond op gebouw van 13m
Zone voor het verkeer
Collage van de plannen van het BBP 26 (onderaan) van de gemeente Sint-Joost-ten-Node en het BBP 19 (bovenaan) van de gemeente Schaarbeek.
In deze situatie 0 dekt geen enkel BBP de site van het voormalige Medical Center en de Vooruitgangstraat, de binnenstraat (oude Vooruitgangstraat), het Noordstation en het oostelijke deel van het huizenblok 72 (CCN).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 43
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Ook de lopende projecten in de wijk zullen een impact hebben op de toekomstige situatie. Binnen de perimeter gaat het om
- een project in het huizenblok Proximus (71): site van de Pleiadetorens, - een project in het huizenblok CCN (72): project in het CCN-gebouw en de binnenstraat, dus gelegen op een strategische plaats die bepalend is voor de toekomst van het Noordstation en omgeving. Er dient opgemerkt dat ook deze projecten worden beperkt door de 2 voormelde BBP’s en door het GBP.
De projecten voor de nieuwe tramlijn van de MIVB (Thurn & Taxis - Centrum), de tramterminus van De Lijn, de heraanleg van de Simon Bolivarlaan en het RWZI op de site van het voormalige Medical Center zullen eveneens een impact hebben op de toekomstige situatie (zie diagnose voor meer details over deze projecten).
De situatie 0+ (opheffing van het oorspronkelijke BBP) zal niet meer worden omkaderd door het BBP 19, maar nog wel door het oorspronkelijke BBP 26 van de gemeente Sint-Joost-ten-Node en door het GBP. Buiten het BBP 26 zullen enkel het GBP en de GSV dus de toekomstige situatie in de gemeente Schaarbeek omkaderen. Het lint voor handelskernen ‘handelsgalerij’ van het GBP zal de oppervlakte van de handelszaken in het huizenblok CCN beperken.
Ook de (reeds vermelde) lopende projecten in de wijk zullen een impact hebben op de toekomstige situatie. Ze zullen niet meer worden omkaderd door het BBP 19, maar nog wel door het BBP 26, het GBP en de GSV.
Bouwprofielen en organisatie van de functies
Situatie 0 (behoud van het BBP van eind jaren ‘70) Voor de bouwprofielen geldt nog het Manhattanplan dat werd voorzien door de BBP’s 19 en 26 van eind jaren ‘70: 4 torens van 102m, een kunstmatige grond op 13m en een zone voor gebouwen met een middelmatige hoogte van maximaal 23m hoog. In de zone van het CCN mag niet hoger worden gebouwd dan 35m. Wat de organisatie van de functies betreft,
- worden in het huizenblok North Galaxy en in een deel van het huizenblok Proximus, gelegen in Schaarbeek, overeenkomstig het BBP 19 van eind jaren ‘70 de collectieve voorzieningen vooral geplaatst in de zones voor gebouwen met middelmatige hoogte (aan de kant van de Vooruitgangstraat, Kolenbrandersstraat, Solvaystraat), terwijl de andere functies (huisvesting, kantoren, voorzieningen, handelszaken, vrije beroepen) worden ondergebracht in de zones voor hoogbouw (4 torens aan de kant van Bolivar en Albert II). In de zone voor laagbouw, d.w.z.. op de kunstmatige grond (incl. kelderverdiepingen) komen dan de voorzieningen.
- geldt in het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in Sint-Joost-ten-Node, overeenkomstig het BBP 26 van eind jaren ‘70, dezelfde verdeling, afgezien van het feit dat in de toren geen handelszaken en voorzieningen worden geplaatst (uitsluitend woningen en kantoren).
- is de zone van het CCN overeenkomstig het BBP 19 van eind jaren ‘70 uitsluitend bestemd voor de mobiliteitshub en voor alle bijhorende diensten en voorzieningen.
Volgens het GBP ligt de perimeter van de BBP’s 19 en 26 in administratiegebied. De hoofdfuncties zijn daar dus kantoren en huisvesting, maar er kunnen ook hotelinrichtingen worden geplaatst, evenals voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten, productieactiviteiten die verenigbaar zijn met de andere bestemmingen en handelszaken op een oppervlakte van minder dan 1000m² per project per gebouw (of meer met speciale regelen van openbaarmaking). In het CCN voorziet het GBP een lint voor handelskernen dat de vloeroppervlakte voor handelszaken per project en per gebouw beperkt tot 2.500m². Het BBP 19 van eind jaren ‘70 biedt geen mogelijkheid om die limiet te overschrijden.
De functies die worden geboden door het stationsgebouw worden door het BBP niet omkaderd.
Situatie 0 + (opheffing van het BBP van eind jaren ‘70)
Voor de huizenblokken North Galaxy en CCN en voor het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in de gemeente Schaarbeek worden de bouwprofielen bepaald door de GSV. In het andere deel van het huizenblok Proximus wordt het Manhattanplan behouden dat is voorzien in het BBP 26 van Sint-Joost-ten-Node (d.w.z. een toren van 102m, een kunstmatige grond op 13m en een zone voor gebouwen van middelmatige hoogte tot maximaal 23m).
NTS
III Identificatie van de milieueffecten / p. 44
/ Hoofdstuk
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Wat de organisatie van de functies betreft, - geldt voor het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in de gemeente Sint-Joost-ten-Node overeenkomstig het BBP 26 dezelfde verdeling als hiervoor is beschreven, - Het is het GBP dat hier de doorslag geeft: kantoor- en woongebied dat ook kan worden bestemd voor hotelinrichtingen, voorzieningen van collectief belang of van openbare diensten, productieactiviteiten die verenigbaar zijn met de andere bestemmingen en handelszaken op een oppervlakte van minder dan 1000m² per project per gebouw (of meer met speciale regelen van openbaarmaking). In het CCN voorziet het GBP een lint voor handelskernen dat de vloeroppervlakte voor handelszaken per project en per gebouw beperkt tot 2.500m².
Ruimtelijke organisatie
Situatie 0 (behoud van het BBP van eind jaren ‘70)
In het algemeen worden de bouwprofielen van de bestaande gebouwen behouden en zullen de bestaande sokkels niet worden gewijzigd, noch in de zin van het BBP 19 van eind jaren '70 (de globale logica van verkeer op de sokkels, zoals is bepaald in het BBP, wordt in de visie voor het Territorium Noord niet meer aangehouden), noch in een zin die indruist tegen het BBP aangezien dit niet wordt opgeheven. De esthetische voorschriften van het BBP 19 van eind jaren 70 zijn van toepassing, naast de voorschriften voor de materialen en de groene ruimten:
Artikel 10 – Bijzondere schikkingen slaande op de bouwzones
d) Esthetica:
Al de gevels van eenzelfde gebouw, de mantels der schoorstenen, de machinekamers der liften en alle boven het dak uitstekende en vanaf de grond zichtbare gedeelten worden in dezelfde materialen uitgevoerd. Voor de versiering der constructies wordt gebruik gemaakt hetzij van natuursteen of architectonisch beton, hetzij van siersteen of van kunstof synthetische steen te aanvaarden door het gemeentebestuur hetzij ook nog van glas of van nature uit of door behandeling roestvrije metalen. De plinten zijn in eik geval in natuursteen en hebben een hoogte van minimum 50cm.
De tinten en opslorpings- of lichtweerkaatsingscoëfficiënten kunnen aan speciale voorschriften onderworpen.
De afwerking van de muren in de voor-, zij- of achtergevels gebeurt door middel van tegels uit natuur- of samengestelde steen.
De gedeelten van de schoorstenen welke boven het dak uitsteken en zichtbaar zijn vanaf de openbare weg worden bedekt hetzij met tegels uit natuur- of samengestelde steen hetzij door een statische aspirator, met uitsluiting van gelijk welk ander afdekkingsmiddel uit gekleurd aardewerk of gewapend beton.
Wanneer de afwerking van de gevelmuur bestaat uit een kroonlijst, mag deze laatste uitgevoerd worden in hout, in kunststeen of sierbeton. Gewalst beton mag eveneens aangewend worden, op voorwaarde dat de gewalste oppervlakten uitgevoerd worden op basis van cement, zavel en wit grint.
Al de constructies waarvan de geraamten gewapend ruwbeton uitgevoerd worden zijn verboden.
e) Dakbedekking:
Op de gebouwen liggen platte daken.
Artikel 11 - Bijzondere schikkingen slaande op de zones voor groene ruimten
Buiten de ruimten omschreven in artikel 2, bepalen de aangeduide percentages verplichte groene ruimten, de minima bijkomende groene ruimten welke dienen aangelegd, hetzij op de grond, hetzij boven de grond onder vorm van sierbeplantingen.
De gedeelten van deze zones die gelegen zijn op het peil van de begane grond zullen verplichtend hoogstammige bomen bevatten.
De zones voor groene ruimten worden ais tuintjes aangelegd en mogen in de ondergrond gebruikt worden ais garages op voorwaarde deze laatste te bedekken met een laag van minimum 50cm teelaarde voorzien van grasperken en struikgewas. Het aanleggen van toegangen tot de gebouwen en garages zal in geen geval met meer dan 2/3 de beplante oppervlakte mogen verminderen van de totale oppervlakte per gebouw. De grondlaag moet plaatselijk een zodanige diepte hebben dat het planten van hoogstammige bomen mogelijk is met alle kans op het kiemen en een normale ontwikkeling.
De achteruitbouwstroken moeten deze bestemming van tuintjes behouden; op de rooilijn wordt een dorpel in arduinsteen geplaatst van 20cm hoogte en 25cm breedte, alle hoeken afgerond; 0cm achter deze dorpel wordt een groene haag geplant, welke regelmatig dient gesnoeid en waarvan de hoogte beperkt is tot 70cm boven het peil van het voetpad. Op de gemeenschappelijke scheiding zijn de groene hagen aan
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 45
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
dezelfde voorwaarden onderworpen; zij kunnen desnoods door een metalen afrastering van dezelfde hoogte vervangen worden.
*Verplichte zone voor groene ruimte aangeduid op het plan (maar niet aanwezig in de perimeter sinds de afschaffing in 1995) Er dient opgemerkt dat het BBP 26 geen specifieke esthetische voorschriften bevat, noch voorschriften voor de materialen.
In het BBP 19 (perimeter van 1995) is 30% groene ruimte voorzien in het huizenblok North Galaxy en in het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in Schaarbeek. Het BBP omvat geen aanwijzingen over de groene ruimten en de ruimtelijke organisatie in de zones voor verkeer en in de zone van het CCN.
Op het vlak van groene ruimten garandeert het BBP het behoud van het park in de Albert II-laan en stelt het ook de volgende maatregel voor die geldig blijft in de hele zone: “ 0.2 stedenbouwkundig attest, stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning die betrekking hebben op een grondoppervlakte van minstens 5.000 m² voorzien in de instandhouding of de aanleg van groene ruimten die minstens 10 % van die grondoppervlakte beslaan, daarin begrepen één of meer groene ruimten uit één stuk met een grondoppervlakte van 500 m² elk. “
Ook het GBP (bijzonder voorschrift 24 betreffende de structurerende ruimten) voorziet als volgt: “Handelingen en werken die een wijziging tot gevolg hebben van de bestaande feitelijke toestand van die ruimten en van hun naaste omgeving, zichtbaar vanaf de voor het publiek toegankelijke ruimten, behouden en verbeteren de kwaliteit van het stedelijk landschap. Bovendien moeten de structurerende ruimten met bomen op een continue en regelmatige wijze worden beplant. “
Situatie 0+ (opheffing van het oorspronkelijke BBP van eind jaren ‘70)
In het algemeen mag de ruimtelijke organisatie verschillen van deze die het Manhattanplan voorziet in de perimeter van het BBP 19 van eind jaren ‘70. In het deel van het huizenblok 71 dat is gelegen in de gemeente SintJoost-ten-Node, die het BBP 26 behoudt, blijft ze echter conform het Manhattanplan.
De GSV reglementeert het uitzicht van de huizenblokken North Galaxy en CCN en van het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in de gemeente Schaarbeek.
De groene ruimten worden gereglementeerd door de GSV (zie eerder).
Mobiliteit
Situatie 0 (behoud van het BBP van eind jaren ‘70)
Het plan van het BBP bepaalt de zone voorbehouden voor het verkeer van voertuigen en voetgangers (in het geel).
Bij deze zone voor verkeer voegt zich de zone voor verkeer boven de kunstmatige grond (op 13 m hoogte) die is beschreven in artikel 9 van de voorschriften:
... De bedekking van de gebouwen opgetrokken in de zone voor laagbouw wordt zodanig uitgevoerd dat het verkeer voor voetgangers en lichte dienstvoertuigen erop mogelijk is.
Al de constructies in de zones voor gebouwen met middelmatige hoogte en hoogbouw zijn alzo toegankelijk op het peil van deze bedekking, dewelke zodus een kunstmatige grond uitmaakt.
Dit verkeer boven het peil van de begane grond, dat kan verwezenlijkt worden onder vorm van overdekte doorgangen, zal aan dit van de begane grond verbonden worden door trappen, opritten en mechanische ophalingen, dwars door de constructies of de verkeerszone gevestigd.
Het aantal, de plaatsing en de kenmerken van deze verbindingen, alsook van deze welke de verschillende verkeersnetten op het peil van de kunstmatig geschapen grond verenigen worden vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen.
Er dient opgemerkt dat het Solvayplein op het plan van het BBP 19 is voorzien als toegangsplatform tot het CCN (geel/wit gearceerd).
Het plan van het BBP 19 duidt ook de zone aan die is bestemd voor het CCN (in het bruin). In deze zone wordt het intermodale knooppunt geplaatst, zoals blijkt uit de voorschriften bij het plan:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 46
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieve n
Structurerende ruimten van het GBP
Artikel 13 – Communicatiecentrum Noord
Het Centrum (afgekort CCN) is bestemd om in eenzelfde geheel onder te brengen: een station voor interlokaal en metropolisch spoorverkeer, een autobus- en tramstation, een taxistation, de toegangen tot deze stations alsook de lokalen bestemd voor alle bijhorende diensten en uitrustingen.
De voorschriften vermeld onder artikel 10, d zijn van toepassing op het CCN.
Voor het parkeren bevat het BBP 19 van eind jaren ‘70 de volgende voorschriften:
Artikel 12 -
Bij elk woongebouw moeten overdekte of openluchtstandplaatsen horen voor het parkeren of bergen van voertuigen waarvan het aantal evenredig is aan het aantal woongelegenheden.
Bij elk bureaugebouw moeten overdekte of openluchtstandplaatsen horen voor het parkeren of bergen van voertuigen waarvan het aantal evenredig is met de bruikbare bureau oppervlakte. De evenredigheidscoëfficiënten worden bepaald door het college van burgemeester en schepenen. In de nabijheid der collectieve uitrustingen en der gebouwen van openbare diensten zullen de standplaatsen voorzien worden voor het parkeren der voertuigen waarvan de gebeurlijke of standvastige aanwezigheid voortvloeit uit de bedoelde uitrusting en gebouwen.
Het afleveren van de bouwvergunning kan onderworpen worden aan alle voorwaarden die betrekking hebben op de goede aanleg van de toegangen der voertuigen tot de openbare weg.
De ingangen van de gebouwen en de logistieke toegangen worden niet omkaderd door de BBP’s.
Situatie 0 + (opheffing van het BBP van eind jaren ‘70)
Waar de zone voor het verkeer (op het plan van het BBP in het geel aangeduid) en het verkeer op de kunstmatige grond zoals voorzien in het BBP 26 nog steeds van toepassing zijn op het deel van het huizenblok Proximus dat is gelegen in de gemeente Sint-Joost-ten-Node, zijn op de perimeter van het BBP 19 alleen de gewestelijke specificaties van toepassing:
- het GBP en de structurerende ruimten (zie het plan in de ruimtelijke organisatie hiervoor);
- Het Gewestelijk Mobiliteitsplan “Good Move” en de MSV:
Het Solvayplein, dat op het plan van het BBP 19 is voorzien als toegangsplatform tot het CCN (geel/wit gearceerd), is niet meer noodzakelijk bestemd voor het CCN.
Voor het parkeren zijn de regels van de GSV en het BWLKE van toepassing.
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 47
/
Herinnering: alle wegen in de perimeter zijn gewestwegen.
Voetgangersboulevard
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatie ven
MSV Auto
PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN
Ter herinnering, in de bestaande toestand2 zijn dit de oppervlakten per huizenblok3 en per functie:
Voor de opmaak van de programmatorische alternatieven stelde het bureau belast met de wijziging van het BBP de combinatie voor van:
- twee waarden voor te bebouwen vloeroppervlakte;
- twee “cocktails” van bestemmingen.
Voor de totale vloeroppervlakte ging het bureau belast met de wijziging van het BBP uit van het principe dat de vloeroppervlakte van de huizenblokken Proximus, North Galaxy en station4 , waarvoor geen grootschalige projecten lopen, niet zal toenemen. De opties voor de totale vloeroppervlakten van de huizenblokken betreffen dus enkel de ontwikkelingen in het huizenblok CCN. De volgende opties worden voorgesteld: Optie Max Optie Min
Opties voor de totale vloeroppervlakten
In totaal zal de vloeroppervlakte dus 45 000 à 75 000 m² toenemen in vergelijking met de huidige toestand. Voor de “cocktail” van bestemmingen stelde het bureau belast met de wijziging van het BBP enerzijds voor om de wijk meer gemengd te maken maar de belangrijke kantoorfunctie te behouden, zoals het ZIN-project dat 70%
2 Ter herinnering: op basis van nieuwe bronnen werden een aantal gegevens tijdens de analyse aangepast. Voor de vergelijking van de alternatieven met de bestaande toestand werden de cijfers gebruikt van de hier opgenomen tabellen, maar de werkelijke toestand is licht verschillend (bijvoorbeeld: 109 334 m² vloeroppervlakte in plaats van 107 745 m vloeroppervlakte voor het huizenblok North Galaxy). Het betreft slechts lichte wijzigingen die de exacte ramingen weliswaar bijstellen maar die niets veranderen aan de conclusie van de analyses.
3 Het gaat om 4 huizenblokken. Het huizenblok 72 (CCN-station) vormt de scheiding tussen het stationsgebouw (met bijzonderheden op het vlak van bouw en functie) en de rest van het huizenblok. Het omvat dus het gebouw van het CCN en de verbinding met het stationsgebouw (de binnenstraat en de overkapping).
4 Voor het station werd de indicatieve vloeroppervlakte van 15 000 m² weerhouden om een deel van de niet-actieve beschikbare ruimten te kunnen activeren (bijvoorbeeld door de tunnelranden of doorlopende corridors open te trekken).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 48
Bestaande toestand Bestaande toestand Kantoren 308 331 m² 96% Huizenblok CCN 86 248 m² Huisvesting 0 m² Huizenblok Proximus 112 441 m² Voorzieningen 2 167 m² 1% Huizenblok North Galaxy 107 745 m² Handelszaken 9 717 m² 3% Huizenblok station 13 781 m² Productieactiviteiten 0 m² Totaal 320 215 m² vloeroppervlakte Totaal vloeroppervlakte 320 215 m² Grondinname 0,77 Kadastrale percelen 72 469 m² Grondinname 35 815 m²
Huizenblok CCN 160 000 m² 130 000 m² Huizenblok Proximus 112 441 m² 112 441 m² Huizenblok North Galaxy 107 745 m² 107 745 m² Huizenblok station 15 000 m² 15 000 m² Totaal 395 186 m² 365 186 m²
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
kantoor- en 20% woonfuncties voorstelt Anderzijds baseerde het bureau zich op de ontwikkelingsdoelstellingen van het noordelijk gebied: maximaal 50% van de vloeroppervlakte wordt bestemd voor kantoren, minstens 33% voor huisvesting en minstens 10% voor openbare voorzieningen.
De volgende opties worden voorgesteld:
Optie Max5
Optie Min6
Opties voor de ‘cocktail’ van bestemmingen voor de huizenblokken CCN, Proximus en North Galaxy. Er dient opgemerkt dat de ‘cocktail’ van bestemmingen niet werd toegepast op het huizenblok ‘station’ dat immers specifieke functies omvat (zowel qua mobiliteit als qua handelszaken) en recent werd gerenoveerd en heringericht.
De algemene grondinname, die in de bestaande situatie hoog is, werd verminderd Door de oppervlakte van het gebied te verkleinen wordt open ruimte vrijgemaakt voor beplanting en/of verkeer. Besloten is deze grondinname te verlagen tot 0,6 voor de alternatieven i) en ii) en tot 0,55 voor de alternatieven iii) en iv).
De kruising van deze opties leidde tot 4 alternatieven voor de perimeter van de huizenblokken:
Presentatie van de 4 bestudeerde alternatieven
Het zijn deze alternatieven die worden onderzocht en vergeleken in Afdeling 3 van hoofdstuk III.
5 De term “Max” verwijst naar de verhouding kantoren die in deze optie het hoogst is.
6 De term “Min” verwijst naar de verhouding kantoren die in deze optie het laagst is.
7 De eerste term (Max of Min) heeft betrekking op een van de 2 opties voor de totale vloeroppervlakte en de tweede term (Max of Min) op een van de twee weerhouden opties voor de ‘cocktail’ van bestemmingen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 49
Alternatief (i) Max Max7 Alternatief (ii) Max Min6 Alternatief (iii) Min Max6 Alternatief (iv) Min Min6 Kantoren 276 130 m² 200 093 m² 255 130 m² 185 093 m² Huisvesting 76 037 m² 125 461 m² 70 037 m² 115 561 m² Voorzieningen 20 009 m² 31 415 m² 18 509 m² 29 015 m² Handelszaken 14 406 m² 22 009 m² 13 506 m² 20 509 m² Productieactiviteiten 8 604 m² 16 207 m² 8 004 m² 15 007 m² Totaal vloeroppervlakte 395 186 m² 395 186 m² 365 186 m² 365 186 m² Grondinname 0,6 0,6 0,55 0,55 Kadastrale percelen 72 469 m² in totaal / 46 237 m² buiten N-Z-verbinding Grondinname 27 742 m² 27 742 m² 25 430 m² 25 430 m²
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
RUIMTELIJKE ALTERNATIEVEN
Op basis van de uitdagingen die naar voor kwamen tijdens de diagnosefase (zie bijlage III-3-B-a), de studie van de thematische opties8 en de iteratieve werkzaamheden tussen de studiebureaus, kon het studiebureau belast met de wijziging van het BBP 3 ruimtelijke alternatieven uitwerken die deze verschillende opties combineren.
Het programma dat in deze ruimtelijke alternatieven is "geïnjecteerd" ziet er als volgt uit
- Toegekende vloeroppervlakten9 :
o 114.801 m² vloeroppervlak voor North Galaxy met een vermindering van 10%;
o 119.971 m² vloeroppervlak voor Proximus (waarvan 49.225 m² in het PPAS) met een vermindering van 10%;
o 165.000 m² vloeroppervlak voor het CCN-perceel (waarvan 119.378 m² in het PPAS);
o Nieuwbouw van 5.000 m² vloeroppervlak op het Solvayplein, naast de buskeerplaats. In totaal 404.772 m² (waarvan 288.404 m² in het BBP).
- Toewijzingen, voor de verschillende betrokken blokken (behalve het Solvay-plein, dat aan een installatie is gewijd):
o 50% van het vloeroppervlak bestemd voor kantoren;
o 33% van het vloeroppervlak bestemd voor huisvesting
o 10% van het vloeroppervlak bestemd voor openbare voorzieningen;
o 3% van de vloeroppervlakte bestemd voor de productie van immateriële goederen en voor productieve ambachtelijke activiteiten.
o 4% van het vloeroppervlak bestemd voor de handel.
Bij de uitwerking van de 3 ruimtelijke alternatieven werd uitgegaan van enkele invariante basisprincipes:
- Herwaardering van de aanwezigheid van het station als ruimtelijk baken, historisch monument en intermodaal knooppunt waarvan de leesbaarheid moet worden verhoogd vanaf het Bolivarplein: het huizenblok CCN wordt ter hoogte van de Bolivarlaan opengebroken om een visuele continuïteit te bieden van het kanaal tot aan de Koninklijke Sint-Mariakerk;
- Herwaardering van de identiteit van de wijk met eerder torens dan woonblokken en met behoud van een volumetrie die is bepaald in het Manhattanplan;
- Reorganisatie van het Bolivarplein om meer plaats vrij te maken voor de voetgangers en fietsers en om de voetgangersboulevard te kunnen aanleggen;
- Ontharding met meer ruimte voor groene ruimten om de microklimatische voorwaarden te verbeteren en een aantrekkelijker ruimte te creëren;
- Aanzienlijke beperking van het doorgaand verkeer in de perimeter: het Bolivarplein en -voorplein, de binnenstraat en de kleine Vooruitgangstraat zijn niet toegankelijk voor personenwagens. Dat geldt ook voor het deel van het Noordplein dat is gelegen tussen de Vooruitgangstraat en de uitrit van de ondergrondse parking van het CCN;
- Opheffen van het parkeren op de openbare weg;
- Rationalisering van de toegangen naar de ondergrondse parkings: een inrit voor de huizenblokken North Galaxy en Proximus in de Albert II-as en een inrit aan elke kant (noord en zuid) van het huizenblok CCN.
8 Zie Afdeling 1. Methode
9 De berekening is ook gebaseerd op een geschatte hoogte van de begane grond van 6 m en 3,4 m per verdieping. Er zijn echter uitzonderingen in sommige blokken, zoals North Galaxy, waar één blok een begane grondhoogte van 3,4 m heeft. Bij de berekening van het station is rekening gehouden met de begane grond (die momenteel wordt ingenomen door de bushub).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 50
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
De 3 alternatieven verschillen op het vlak van bouwprofielen (hoogte en organisatie van de volumes), organisatie van de functies in de zone, ruimtelijke organisatie (ontwikkeling van beplanting, beheer van de niveaus en het niveauverschil ...) en organisatie van de mobiliteit (stromen van de verschillende verplaatsingswijzen en specifiek van het busstation).
De 3 alternatieven (Iconisch station, Gedeeld station en Station met voorzieningen) worden toegelicht op de volgende pagina’s.
Ter herinnering (bestaande feitelijke situatie), het huizenblok CCN en station biedt de bijzonderheid van twee belangrijke ‘openbare’ niveaus: het stadsniveau (niveau van de openbare ruimte, de stad) en het stationsniveau (niveau van de stationshal, het zenuwcentrum van het Noordstation). Voor elk alternatief worden dus 2 plannen voorgesteld met deze niveaus.
Ook voor de bouwprofielen zijn er twee illustraties:
- enerzijds de organisatie van de functies in geschikte volumes waarin de bouwwerken kunnen worden geplaatst;
anderzijds de 3D-simulaties, voorbeelden van bouwprofielen die kunnen worden geplaatst in de geschikte volumes en tegelijk aansluiten bij de preferentiële programmatie. Deze simulaties zijn slechts een voorbeeld van de vorm die kan worden gegeven aan de bouwwerken, maar zijn relevant in die zin dat ze een aantal meer gedetailleerde analyses mogelijk maken
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 51
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
ALTERNATIEF 1 – ICONISCH STATION
In dit eerste alternatief versterkt de aanleg van de Boulevard Bolivar, voortgezet door de ontwikkeling van een massieve plaat voor het voorplein, de gang naar het station en markeert het zijn iconische ingang.
Bouwprofielen en organisatie van de functies
Voor de huizenblokken North Galaxy en Proximus voorziet het alternatief 1 niet in het behoud van de bestaande torens. De bebouwde volumes worden zo georganiseerd dat hoogbouw wordt bevoorrecht in de kleine Vooruitgangstraat, in de Koolbrandersstraat en op de Solvay-as.
Voor het CCN, een gebouw dat niet meer geschikt is voor de huidige behoeften en waarvoor een afbraakvergunning werd afgeleverd, opteert het alternatief 1 ervoor om:
- de gemiddelde hoogtes van de huidige gebouwen (de torens North Galaxy en Proximus) niet te overschrijden en gebouwen op te trekken van 93 en 102 m;
- de hoogte van de gebouwen in de buurt van het station te beperken (behalve voor het gebouw dat is gelegen op de Bolivaras), met 2 insprongen op 21m en 30m aan de kant van de binnenstraat om vervolgens geleidelijk aan op te lopen tot 102m ;
- profielen te creëren met een gradatie op 21m aan de kant van de kleine Vooruitgangstraat voordat het gebouw van 102m wordt bereikt.
De functies worden in het alternatief 1 als volgt verdeeld:
- ontwikkeling van een gebied voor voorzieningen op de Bolivaras;
- ontwikkeling van voorzieningen en handelszaken op alle eerste verdiepingen van alle huizenblokken;
- ontwikkeling van woningen op de bovenste verdiepingen in de hele perimeter;
- Ontwikkeling van een lineair busstation langs de binnenstraat over haar hele lengte, met een keerzone voor de bussen in de open lucht op het Solvayplein (en dus niet op de as Solvay-Kwatrecht) en aan- en afrijden op de lage halve verdieping van het huizenblok CCN.
De vorm van het alternatief 1 wordt grafisch weergegeven op de volgende schema’s:
Gemengde bestemmingen
Voorzieningen Kantoren
Woningen Busstation
Geschikte volumes (1010au)
3D-simulatie (1010au)
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 52
/
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Ruimtelijke organisatie
Naast de invariante basisprincipes stelt het alternatief 1 voor om:
- het huizenblok CCN te “splitsen” (openbare doorgangen op privégrond), open te trekken om visuele doorbraken, passages en doorgangen te creëren doorheen het lineaire busstation:
o enerzijds in het ‘midden’ van het perceel, in de as van de Bolivarlaan; op het stationsniveau (ter hoogte van de stationshal) kan een ruimte van 35m breed worden gecreëerd om het stationsniveau en de ingang van de stationshal te herwaarderen. Het stadsniveau, dat onder het stationsniveau is gelegen, wordt overdekt en biedt doorheen het lineaire busstation toegang tot de metro en tot de stationsingang voor PBM;
o anderzijds op de gemeentegrens (Schaarbeek/Sint-Joost-ten-Node) in de as van de klokkentoren van het station waardoor die wordt geherwaardeerd. Deze ruimte, met ongeveer dezelfde grootte als de vorige (en slechts deels opgenomen in het BBP) wordt niet overdekt.
- Bomenrijen te creëren, te behouden of te versterken:
o De bomenrijen op de Solvay-as te behouden of te versterken;
o Een bomenrij te creëren in de Koolbrandersstraat;
o Een groene ruimte te ontwikkelen op de site van het Medical Center.
Voor het beheer van de niveaus en het niveauverschil op het perceel van het CCN heeft het alternatief 1 de volgende kenmerken:
- Ter hoogte van de stationshal (stationsniveau) wordt een plaat behouden die zich uitstrekt boven de binnenstraat; het betreft een doorgang in de open lucht op hoogte die langs de hele stationsgevel loopt (de ‘hoge’ binnenstraat) en de 3 ingangen op het stationsniveau met elkaar verbindt: de stationshal, het Solvayplein en het Noordplein (buiten de perimeter). Onder deze plaat ligt dus nog een overdekte binnenstraat (op stadsniveau). Deze doorgang op hoogte wordt verlengd door een loopbrug over de Kwatrechtstraat en daalt af op de site van het voormalige Medical Center. De plaat wordt tussen de aanwezige gebouwen in het huizenblok CCN verlengd van de stationshal tot het Bolivarplein. Zo wordt in de as van de laan een ‘hoog Bolivar-voorplein’ gecreëerd. De gevels van de nieuwe gebouwen langs deze plaat worden geactiveerd door handelszaken en voorzieningen;
- deze plaat integreert de verticale relaties ter hoogte van het voorplein tussen de behouden en gecreëerde “hoge” ruimten en de overdekte “lage” ruimten;
- op stadsniveau (het “lage” niveau) wordt het bestaande niveauverschil behouden: het grondniveau daalt van het Bolivarplein naar het lager gelegen busstation en loopt in de binnenstraat op richting stationstoegang voor PBM. Deze ruimten onder de plaat worden georganiseerd om de werking van de mobiliteitsinfrastructuren mogelijk te maken (busterminus, stationsingangen voor gebruikers en logistiek, taxi’s, kiss and ride, toegang tot de fietsparking ...).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 53
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Bebouwde zones
Overdekte zones (tunnels, ruimten onder platen)
Groene ruimtes in volle grond
Laanbomen
Ingangen van gebouwen
Bebouwde zones – hoge schaal
Andere bebouwde zones (lage schaal)
Vrij gemaakte zones binnen de eilanden
Hoogeplaatste publieke ruimte
Ingangen van gebouwen
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 54
Ruimtelijke organisatie op stadsniveau in het alternatief 1 (bron: 1010au)
Ruimtelijke organisatie op stationsniveau in het alternatief 1 (bron: 1010au)
Afdeling 2 Presentatie van de alternatieven
Mobiliteit
Naast de invariante basisprincipes werd om technische redenen gekozen voor een lineair busstation met een keerzone voor de bussen op het Solvayplein. Het alternatief 1 voorziet in een voetgangersboulevard die doorheen het huizenblok CCN loopt, op de grens tussen de gemeenten Sint-Joost-ten-Node en Schaarbeek, en gedesaxeerd verschijnt ter hoogte van de Simon Bolivarlaan. De Simon Bolivar-as wordt verhard om de gebruikersstromen van het station en het openbaar vervoer op dit voorplein te prioriseren. Het alternatief 1 stelt ook een fietsdoorgang voor van de Simon Bolivarlaan tot de fietsparking van het station, doorheen het busstation en het niveauverschil. Op het Bolivarplein worden de 2 busterminussen behouden en wordt een keerzone voorzien.
Om de wegen meer vrij te maken voor andere gebruiksdoeleinden en conflictpunten tussen de verschillende gebruikers te beperken, moeten de logistieke toegangen worden gerationaliseerd en voor elk huizenblok in aantal worden beperkt. Gezien de breedte van de betrokken assen, de MSW en de specifieke stedelijke typologie (gebouwen-huizenblokken), dus gezien de ruimtelijke capaciteiten van de huizenblokken om de leveringen te beheren op het perceel zodat het verkeer niet wordt belemmerd, laat het alternatief 1 de leveringen plaatsvinden in de kelderverdieping, via dezelfde toegang als deze tot de parking, en ontwikkelt het de toegangen (in- en uitritten) op de assen Albert II en Solvay (VV Comfortwegen volgens het plan Good Move) en op het noordelijke deel van de Kleine Vooruitgangstraat voor het gebouw North Galaxy. Omdat het station recent werd gerenoveerd en de toegangen voor het vrachtverkeer aan de kant van het Solvayplein werden geplaatst, zullen de toegangen voor “zware” logistieke vrachtwagens (> 3m hoog) voor de huizenblokken CCN en station zich daar bevinden.
Het ingangsysteem van de gebouwen is lager gelegen. De ingangen zijn talrijk, maar weinig zichtbaar vanaf de straat. Ze zijn verbonden met de liftkokers en worden gegroepeerd.
Haltes voor OV
Bus Hub
Busroute
Tramroute
Voetgangers Magistrale
Fietsroute
Fietsparking
Traject van de wagens
Traject van de taxis
Logistieke toegangen en ingangen tot ondergrondse parkeergarages
Organisatieschema van de mobiliteit voor het alternatief 1
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 55
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
ALTERNATIEF 2 - GEDEELD STATION
Het tweede alternatief voorziet in openingen in het Noordstation op verschillende punten in het RDV-gebied om een verbinding tot stand te brengen tussen de wijken Brabant en Noord. Het station wordt in zekere zin "gedeeld" door deze twee wijken.
Bouwprofielen en organisatie van de functies
Voor de huizenblokken North Galaxy en Proximus stelt het alternatief 2 voor om de bestaande torens in de zone voor hoogbouw in de Albert II-laan (waarvan slechts een deel in de gemeente Schaarbeek ligt) te behouden ten behoeve van de circulariteit en het respect van de ondergrond (behoud van de verankering in de grond van de bestaande gebouwen). De maximumhoogte van de torens bedraagt in het alternatief 105 m, tegenover 102 m in de bestaande toestand. De andere hoge gebouwen worden geplaatst op de Solvay-as of in de Koolbrandersstraat. Op het Bolivarplein worden lagere gebouwen voorzien.
Voor het CCN, een gebouw dat niet meer geschikt is voor de huidige behoeften en waarvoor een afbraakvergunning werd afgeleverd, opteert het alternatief 2 ervoor om:
- de gemiddelde hoogtes van de omliggende gebouwen niet te overschrijden en gebouwen op te trekken van 102 m;
- de hoogte van de gebouwen in de buurt van het station te beperken (behalve voor de 2 gebouwen die zijn gelegen op de Bolivar-as), met 2 insprongen op 21m en 30m aan de kant van de binnenstraat om vervolgens geleidelijk aan op te lopen tot 102m ;
- profielen te creëren met een gradatie op 21m aan de kant van de kleine Vooruitgangstraat voordat het gebouw van 102m wordt bereikt;
De functies worden in het alternatief 2 als volgt verdeeld:
- ontwikkeling van een gebied voor voorzieningen in de Kleine Vooruitgangstraat;
- ontwikkeling van voorzieningen en handelszaken op alle eerste verdiepingen van alle huizenblokken om het backstreet-effect te vermijden en het daadwerkelijke gebruik van de openbare ruimte te bevorderen;
- de ontwikkeling van huisvesting (huizenblok CCN) op voldoende afstand van de spoorweg om de geluidshinder te beperken;
- de ontwikkeling van ’hoge’ en ‘lage’ woningen met 5 verticale woonzones verdeeld over de hoogbouw, om diverse lokalisaties van de woningen aan te bieden;
- de ontwikkeling van een gegroepeerd busstation in het zuiden van de Bolivaras (het merendeel in de gemeente Sint-Joost-ten-Node waarbij de bussen aan- en afrijden onder de overkapping van het CCN-gebouw.
De vorm van het alternatief 2 wordt grafisch weergegeven op de volgende schema’s:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 56
Geschikte volumes (1010au) 3D-simulatie (1010au) Gemengde bestemmingen Voorzieningen Kantoren Woningen Busstation Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Ruimtelijke organisatie
Naast de invariante basisprincipes stelt het alternatief 2 voor om:
- het huizenblok CCN ‘open te trekken’ (openbare doorgangen op privégrond) om er een visuele doorbraak in te richten en een brede, doorlopende doorgang in het midden van het perceel, in de as van de Bolivarlaan, om het stationsgebouw en de ingang van de stationshal te herwaarderen. Deze ruimte van 40 m breed is niet overdekt: de benedenverdieping leidt zowel naar de metro als naar de stationsingang voor PBM zonder dat het in het zuiden gegroepeerde busstation moet worden doorgestoken;
- de binnenstraat te verbreden tot 20m en eveneens onoverdekt te laten, in het verlengde van het Bolivarvoorplein;
- de beplanting in het BBP te behouden en te ontwikkelen:
o een grote groene ruimte te ontwikkelen op het Bolivarplein: potentieel op volle grond zodat een systeem kan worden voorzien om het regen- en pompwater te doen afvloeien naar de Zenne, wat aansluit bij het project Max aan de Zenne. Deze groene ruimte wordt zo omkaderd dat ze de andere functies die voor deze ruimte worden voorzien niet hindert. Onder meer de doorgang voor het openbaar vervoer en de inrichting van de haltes blijven mogelijk. Deze groene ruimte wordt tot tussen de gebouwen van het CCN verlengd via bomenrijen om deze centrale as te versterken en te benadrukken;
o een groene ruimte te ontwikkelen op de site van het Medical Center;
o en het onbebouwde noordelijke deel van het Solvayplein te beplanten om de verbinding tussen het Bolivarplein (en de rest van de laan) en de spoorwegtaluds te garanderen.
Voor het beheer van de niveaus en het niveauverschil op het perceel van het CCN heeft het alternatief een wijziging van de bestaande toestand tot gevolg:
- De plaat op stationsniveau is in dit alternatief niet meer actueel: in het verlengde van de Bolivarlaan loopt tot aan het station een doorgang in de open lucht. De bodem vertoont tussen het Bolivarplein en het station geen dubbel niveauverschil meer (het busstation ligt lager), maar eerder een zachte helling.
- de aldus gecreëerde ruimte vormt een voorplein in de openbare ruimte dat zowel toegang verleent tot de trappen naar de metro beneden als tot de trappen naar de stationshal boven (waaronder de toegang voor PBM) en ook rechtstreeks toegang tot de fietsparking. Dit centrale voorplein is verbonden met alle mobiliteitsdiensten die op de site van het Noordstation aanwezig zijn. De gevels van de nieuwe gebouwen langs dit voorplein worden geactiveerd door handelszaken en voorzieningen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 57
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Bebouwde zones
Overdekte zones (tunnels, ruimten onder platen)
Groene ruimtes in volle grond
Laanbomen
Ingangen van gebouwen
Bebouwde zones – hoge schaal
Andere bebouwde zones (lage schaal)
Vrij gemaakte zones binnen de eilanden
Hoogeplaatste publieke ruimte
Ingangen van gebouwen
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 58
Ruimtelijke organisatie op stadsniveau in het alternatief 2 (bron: 1010au)
Ruimtelijke organisatie op stationsniveau in het alternatief 2 (bron: 1010au)
Afdeling 2 Presentatie van de alternatieven
Mobiliteit
Naast de invariante basisprincipes opteert dit alternatief voor een gegroepeerd busstation met een keerzone voor de bussen op het Noordplein, dit om de stromen te kalmeren en te vermijden dat de busstromen van noord naar zuid moeten kruisen met de voetgangers- en fietsersstromen van oost naar west tussen het station en het Bolivarplein. Het busstation laat ook de binnenstraat vrij.
De voetgangersboulevard verbindt het Simon Bolivarplein met het Rogierplein met een vertakking ter hoogte van het nieuwe voorplein van het station, tussen de gebouwen van het CCN, die de voetgangers tot aan het station brengt. Voor de fietsers afkomstig van Bolivar ontstaat zo een gelijkgrondse toegang tot de fietsparking van het station. Slechts één busterminus is voorzien op het Bolivarplein en de bussen rijden enkel in het zuiden van dit plein.
Om de wegen meer vrij te maken voor andere gebruiksdoeleinden en conflictpunten tussen de verschillende gebruikers te beperken, worden de logistieke toegangen gerationaliseerd en voor elk huizenblok in aantal beperkt. Gezien de breedte van de betrokken assen, de MSW en de specifieke stedelijke typologie (gebouwen-huizenblokken), dus gezien de ruimtelijke capaciteiten van de huizenblokken om de leveringen te beheren op het perceel zodat het verkeer niet wordt belemmerd, organiseert het alternatief 2 de leveringen in de huizenblokken op een binnenplein met slechts één toegang en ontwikkelt het de toegangen (in- en uitritten) op de assen Albert II en Solvay (VV Comfortwegen volgens het plan Good Move) en op het noordelijke deel van de Kleine Vooruitgangstraat. Omdat het station recent werd gerenoveerd en de toegangen voor het vrachtverkeer aan de kant van het Solvayplein werden geplaatst, zullen de toegangen voor “zware” logistieke vrachtwagens (> 3m hoog) voor de huizenblokken CCN en station zich daar bevinden.
Het ingangensysteem van de gebouwen is zichtbaar vanaf de straat. Er worden meer ingangen voorzien om op verschillende plaatsen de openbare ruimte te activeren.
Haltes voor OV
Bus Hub
Busroute
Tramroute
Voetgangers Magistrale
Fietsroute
Fietsparking
Traject van de wagens
Traject van de taxis
Logistieke toegangen en ingangen tot ondergrondse parkeergarages
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 59
/
Organisatieschema van de mobiliteit voor het alternatief 2
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
ALTERNATIEF 3 - STATION MET VOORZIENINGEN
Bij het derde alternatief wordt aan het noordelijke uiteinde van de perimeter, rond het Solvayplein en op de plaats van het Medisch Centrum, een uitrustingscentrum ingericht om dit gebied, in samenhang met het station, tot een regionaal multimodaal knooppunt te maken.
Bouwprofielen en organisatie van de functies
Voor de huizenblokken North Galaxy en Proximus stelt het alternatief 3 voor om de bestaande torens te behouden ten behoeve van de circulariteit en het respect van de ondergrond (behoud van de verankering in de grond van de bestaande gebouwen). De maximumhoogte van de bestaande torens is groter dan in de huidige toestand: 110m in dit alternatief tegenover 102m vandaag.
Voor het CCN, een gebouw dat niet meer geschikt is voor de huidige behoeften en waarvoor een afbraakvergunning werd afgeleverd, opteert het alternatief 3 voor:
- bouwprofielen voor de torens die aansluiten bij het bouwprofiel van de nabijgelegen Aemelinckxtoren en een bouwhoogte tot 84m;
- een bouwhoogte voor de gebouwen in de buurt van het station van 21 tot 33m (met uitzondering van de toren op het Solvayplein) en een opgelegde insprong om te kunnen verhogen tot 84m in de rest van het huizenblok.
De functies worden in het alternatief 3 als volgt verdeeld:
- een concentratie van voorzieningen rond het Solvayplein in de buurt van de noordelijke stationsingang, met het doel om de gebruikersstromen te verdelen en de ingang van de stationshal in de Simon Bolivarlaan niet te zeer belasten; bovendien wordt zo het Solvayplein geactiveerd en de verbinding met de Brabant- en de Gaucheretwijk verbeterd. De voorzieningen worden geplaatst op het Solvayplein, op de hoek van het huizenblok North Galaxy en op de site van het voormalige Medical Center;
- ontwikkeling van voorzieningen en handelszaken op alle eerste verdiepingen van alle huizenblokken om het backstreet-effect te vermijden en het daadwerkelijke gebruik van de openbare ruimte te bevorderen;
- een concentratie van woningen op de Bolivaras zodat in een groot deel van de woningen de geluidshinder van de spoorweg kan worden beperkt;
- de ontwikkeling van ‘hoge’ en ‘lage’ woningen met een concentratie op de Bolivaras (geen kantoren boven de handelszaken en voorzieningen), om de huisvestingsfunctie op deze zeer drukke as duidelijk zichtbaar te maken.
- de ontwikkeling van een lineair busstation langs de hele lengte van het station; de bussen keren in het CCNgebouw in een ruimte die wordt overdekt door het gebouw. De vorm van het alternatief 3 wordt grafisch weergegeven op de volgende schema’s:
Gemengde bestemmingen
Voorzieningen
Kantoren
Woningen Busstation
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 60
RUIMTELIJKE ALTERNATIEVEN
Geschikte volumes (1010au) 3D-simulatie (1010au)
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Ruimtelijke organisatie
Naast de invariante basisprincipes stelt het alternatief 3 voor om:
- het huizenblok CCN te “splitsen” (openbare doorgangen op privégrond) om visuele doorbraken en doorgangen te creëren doorheen het lineaire busstation:
o enerzijds een doorbraak van 50m in het midden van het perceel, vanaf het stationsniveau, in de as van de Bolivarlaan om het stationsgebouw en de ingang van de stationshal te herwaarderen. Deze ruimte met een breedte van 50m op het stationsniveau is op het stadsniveau ongeveer de helft kleiner. Het stationsniveau biedt toegang tot het stationsgebouw, het stadsniveau tot de metro en de stationsingang voor PBM doorheen het lineaire busstation;
o Anderzijds een doorbraak op de perceelgrens van het CCN aan de kant van het Solvayplein, die uitgeeft op de noordelijke stationsingang in de Kwatrechtstraat en het nieuwe gebouw voor de voorziening op het Solvayplein benadrukt.
- de beplanting in het BBP te behouden en te ontwikkelen:
o de bestaande bomenrijen op het Bolivarplein te behouden en te versterken;
o een plantenrij te ontwikkelen in de verbrede binnenstraat;
o een groene ruimte te ontwikkelen op het onbebouwde deel van de site van het Medical Center;
o een groene ruimte te ontwikkelen op het Noordplein (buiten de perimeter).
Voor het beheer van de niveaus en het niveauverschil op het perceel van het CCN behoudt het alternatief 3 de bestaande toestand.:
- een plaat tussen de aanwezige gebouwen in het huizenblok CCN van de stationshal tot het Bolivarplein, met aanleg van een ‘hoog Bolivar-voorplein’ in de as van deze laan;
- de plaat wordt boven de binnenstraat niet verlengd, maar ter hoogte van de bestaande uitgangen van de stationshal worden er bruggen gecreëerd tussen deze hal en het CCN;
- de gevels van de nieuwe gebouwen langs deze plaat worden geactiveerd door handelszaken , voorzieningen en de toegangen tot de woningen;
- deze plaat integreert de verticale relaties ter hoogte van het voorplein tussen de behouden en gecreëerde “hoge” ruimten en de overdekte “lage” ruimten;
- op stadsniveau (het “lage” niveau) wordt het bestaande niveauverschil behouden: het grondniveau daalt van het Bolivarplein naar het lager gelegen busstation en loopt in de binnenstraat op richting stationstoegang voor PBM. Deze ruimten onder de plaat worden georganiseerd om de werking van de mobiliteitsinfrastructuren mogelijk te maken (busterminus, stationsingangen voor gebruikers en logistiek, taxi’s, kiss and ride, toegang tot de fietsparking ...).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 61
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
Bebouwde zones
Overdekte zones (tunnels, ruimten onder platen)
Groene ruimtes in volle grond
Laanbomen
Ingangen van gebouwen
Bebouwde zones – hoge schaal
Andere bebouwde zones (lage schaal)
Vrij gemaakte zones binnen de eilanden
Hoogeplaatste publieke ruimte
Ingangen van gebouwen
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 62
Ruimtelijke organisatie op stadsniveau in het alternatief 3 (bron: 1010au)
Ruimtelijke organisatie op stationsniveau in het alternatief 3 (bron: 1010au)
Afdeling 2 Presentatie van de alternatieven
Mobiliteit
Naast de invariante basisprincipes werd om technische redenen gekozen voor een lineair busstation met een keerzone voor de bussen op het Solvayplein. De perrons zijn aarvormig geschikt langs de binnenstraat. Het alternatief 3 voorziet in een voetgangersboulevard die doorheen het huizenblok CCN loopt en gedesaxeerd verschijnt ter hoogte van de Simon Bolivarlaan. Het alternatief 3 stelt ook een fietsdoorgang voor van de Simon Bolivarlaan tot de fietsparking van het station, doorheen het busstation en het niveauverschil. Slechts één busterminus is voorzien op het Bolivarplein en de bussen rijden enkel in het zuiden van dit plein.
Het alternatief beheert de leveringen binnen het perceel. De toegangen zijn gelegen op de assen Albert II en Solvay (VV Comfortwegen volgens het plan Good Move).
Het systeem van de ingangen van de gebouwen is geconcentreerd op één plaats, maar heeft de vorm van een grote hal die toegang verleent tot de verschillende delen van het gebouw. De ingangen zijn niet erg talrijk en in een aantal staten helemaal niet aanwezig.
Haltes voor OV
Bus Hub
Busroute
Tramroute
Voetgangers Magitrale
Fietsroute
Fietsparking
Traject van de wagens
Traject van de taxis
Logistieke toegangen en ingangen tot ondergrondse parkeergarages
Organisatieschema van de mobiliteit voor het alternatief 3
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 63
Afdeling 2 . Presentatie van de alternatieven
EFFECTEN VAN DE PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN
METHODOLOGISCHE NOTA
De programmatorische alternatieven worden in detail geanalyseerd ten aanzien van de 30 criteria van het rooster. Voor elk criteria vermelden het MER:
- elementen uit de diagnose om de analyse te kaderen;
- de elementen die in elk alternatief een invloed hebben op de beoordeling van het criterium;
- en ten slotte de algemene aanbevelingen die we afleiden uit de vergelijking van de 3 alternatieven.
In deze aanbevelingen schuilt geen voorkeur voor een welbepaald alternatief in vergelijking met de andere, maar bundelen we de positieve of de te vermijden elementen om zo te komen tot een voorkeurscenario.
De aanbevelingen bij bepaalde criteria druisen soms in tegen andere aanbevelingen bij andere criteria. Welke aanbeveling voorrang krijgt, hangt af van de keuzes die worden gemaakt in de hele perimeter. Het is dus niet altijd mogelijk om een aanbeveling absolute prioriteit te geven want alles hangt af van de keuzes die elders worden gemaakt. Deze wisselwerkingen tussen criteria zijn opgenomen in de conclusie waarin ook alle aanbevelingen worden samengevat.
In deze NTS is alleen de conclusies van de analyses opgenomen.
SAMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN EN WISSELWERKINGEN TUSSEN DE CRITERIA
De voorgestelde programmatorische alternatieven wijzigen de verdeling van de huidige functies (bijna uitsluitend kantoren) met het doel een meer gemengde wijk te ontwikkelen.
In dit zin maken de voorgestelde programmatorische alternatieven het mogelijk om:
▪ Woningen, voorzieningen en handelszaken te ontwikkelen om een gediversifieerde leefomgeving te bieden aan de toekomstige buurtbewoners en andere ‘gebruikers’ van de site;
▪ Een kantoorfunctie te behouden in een specifieke pool en met een typologie die zich daar bijzonder toe leent;
▪ Alle benedenverdiepingen te activeren en meer leven te creëren in de ‘backstreets’;
▪ Een groot aantal voorzieningen te creëren om te voldoen aan de geïnduceerde behoeften en potentieel aan de vele al bestaande behoeften die al werden geïdentificeerd;
▪ Onder meer een groot aantal voetgangers te creëren in de perimeter om het belang van de voetgangersboulevard te benadrukken;
▪ De grondinname van de gebouwen licht te verkleinen (ook in de ondergrond);
▪ De beroepsactiviteiten in het gebied te diversifiëren (kantoren, productieactiviteiten en tewerkstelling in de handelszaken en voorzieningen);
▪ Het aantal bezoekers van het gebied aanzienlijk te verhogen; de bezoekers worden aangetrokken door gevarieerde functies en zijn verspreid over de hele dag, met waarschijnlijk een positieve impact op het veiligheidsgevoel en de bedrijvigheid in de wijk.
Anderzijds leidt de voorziene vergroting van de vloeroppervlakten en de verhoging van de gemengdheid in de 4 alternatieven tot:
▪ Een toename van de geluidsgevoelige functies in een stedelijke context met een heel weinig bevorderlijke typologie (torengebouwen);
▪ Een toename van de bouwhoogtes in het huizenblok CCN, ten koste van het stedelijke landschap en de microklimaatvoorwaarden (slagschaduw en wind);
▪ Een verkleining van de grondinname maar niet in de ondergrond; dit zorgt niet voor een merkbare verbetering van het waterbeheer en de bodem op de percelen;
▪ Een toename van het waterverbruik en dus van de waterafvoer;
▪ Afbraak-wederopbouw of zware renovatie van de bestaande gebouwen wordt bevorderd; dat heeft een negatieve impact op de productie van ‘afvalstoffen’ (materialen en circulariteit) ) maar een positieve impact op het dagelijkse energieverbruik;
▪ Een toename van het lokale gebruik van de auto en van de parkeerbehoeften (minstens op korte termijn, tot de hypothesen van het plan Good Move zijn bereikt) heeft ook een impact op de luchtkwaliteit die
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 64
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
overigens negatief wordt beïnvloed door de stedelijke typologie van de wijk;
▪ Een toename van de behoeften aan buurtvoorzieningen;
▪ Een toename van het aantal vrachtwagens dat nodig is voor de bevoorrading van de functies in het gebied.
Er werden enkele aanbevelingen geformuleerd om de keuze te oriënteren naar een programmatisch voorkeurscenario dat een zo klein mogelijke impact heeft op de onderzochte criteria. Alle aanbevelingen van de analyse van de programmatorische alternatieven worden hierna herhaald. Sommige aanbevelingen zijn structurerend voor het onderzochte gebied, andere zijn dat minder of geven mogelijkheden aan voor de wijziging van het BBP.
De aanbevelingen zijn samengevat in de hierna volgende tabellen, maar worden niet opnieuw toegelicht. Meer details vindt men in het MER. Er dient opgemerkt dat een aantal aanbevelingen werden gewijzigd of gepreciseerd na de analyses van de ruimtelijke alternatieven.
Een eerste deel bevat aanbevelingen voor de bestemmingen (programma) en stelt zich tot doel om de programmakeuze in het ontwerp van BBP te oriënteren; een tweede deel bevat aanbevelingen die kunnen of zouden moeten worden opgenomen in de schriftelijke voorschriften van het BBP; een derde deel ten slotte bevat aanbevelingen die de keuze oriënteren naar het voorkeurscenario en/of het strategische deel van het BBP om de projecten die op de site zullen worden ontwikkeld te omkaderen.
Enkele aanbevelingen hebben een impact op een specifiek criterium, andere op meerdere criteria. Die impact kan positief of negatief zijn. Enkele aanbevelingen druisen tegen elkaar in of hebben een impact op andere aanbevelingen. De impact op de criteria, de specifieke aandachtspunten en de impact op andere aanbevelingen worden aangegeven in een overzichtstabel waarmee we dit punt besluiten.
Aanbevelingen voor de bestemmingen:
RP1
Om de bouwhoogtes in het huizenblok CCN te beperken en er de kwaliteit van de binnenruimten te garanderen, ofwel de grondinname vergroten, wat ten koste gaat van andere criteria (open ruimten, bodem, water, ecologisch netwerk, ...), ofwel de vloeroppervlakten verkleinen die worden toegekend door het programma (minstens de alternatieven die de kleinste vloeroppervlakten toestaan voor het huizenblok CCN).
RP2 Streven naar een vermindering van de huidige kantoorvoorraad met 20% à 35 %, d.w.z. dat 200 000 à 246 000 m² kantooroppervlakte wordt behouden.
RP3
RP4
RP5
RP6
RP7
RP8
Voor het huizenblok Galaxy: de kantoren als dusdanig behouden of de kantoren renoveren betekent minder verbruik over een periode van 20 jaar (tussenoptie voor wat de impact betreft) dan wanneer er een gemengd programma zou worden ontwikkeld.
Op schaal van het project voldoende woningen voorzien om de vitaliteit te garanderen (minstens 20 %) maar de totale woningproductie verminderen gezien de specifieke typologie en het aantal woningen van eenzelfde typologie die hoe dan ook in de wijk worden verwacht.
De productieactiviteiten beperken tot de productie van immateriële goederen of tot ambachtelijke activiteiten die verenigbaar zijn met de huisvestings- en kantoorfunctie en die voor hun werking geen zwaar verkeer impliceren.
De oppervlakten voor voorzieningen en/of handelszaken en/of ambachtelijke activiteiten verminderen zodat deze functies enkel de eerste 2 verdiepingen van de gebouwen beslaan (3 in het huizenblok CCN gezien het potentiële bestaan van 2 benedenverdiepingen).
De handelszaken (en ambachtelijke activiteiten met verkoop) op de benedenverdiepingen plaatsen en de 2de (en 3de) verdieping indien nodig te gebruiken voor de voorzieningen, met behoud van de ingangen op straatniveau.
Zorgen voor minstens 18 000 m² voorzieningen, het busstation niet meegerekend, om te voldoen aan de bestaande behoefte aan buurtvoorzieningen en aan de behoefte die wordt geïnduceerd door de vastgoedontwikkeling van het gebied.
RP9 Gezien de centrale ligging en de uitstekende bediening van het gebied, bijkomende oppervlakten voor voorzieningen voorzien om te voldoen aan de bovenlokale/gewestelijke behoeften.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 65
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP10
NB: Hier moet nogmaals worden gewezen op de aandachtspunten in verband met de projectdragers en de ontwikkeling van scholen.
Om de rentabiliteit van de handelszaken te garanderen en een middelmatige bediening door handelszaken te behouden, de vloeroppervlakten van de handelszaken beperken om ze af te stemmen op de ontwikkelde woonoppervlakten (handelsoppervlakten moeten gelijk zijn aan 4 tot 11 % van de oppervlakten voor de woningen, uitgaande van 2,17 huishoudens per 100m² woningen).
RP11
Om concurrentie met de handelspool van de Nieuwstraat te vermijden, de handel vooral afstemmen op de dagelijkse behoeften en buurtwinkels, diensten en horecazaken ontwikkelen in plaats van kledingwinkels en andere grote handelszaken.
RP12 Niet meerdere supermarkten ontwikkelen (~1000 m²) maar de oppervlakten beperken per project.
Aanbevelingen voor de redactie van aanvullende voorschriften:
Gediversifieerde woningen ontwikkelen: grote woningen tegen “middelhoge” prijzen (tussen de prijzen/huurprijzen van de sociale woningen die in de wijk al goed vertegenwoordigd zijn en de prijzen/huurprijzen die worden voorgesteld in de nieuwe ontwikkelingen langs het kanaal).
RP13
Omdat de prijzen worden bepaald door de markt is deze aanbeveling aangaande de huurprijzen moeilijk uit te voeren. Dat kan waarschijnlijk enkel via de ontwikkeling van goed omkaderde openbare woningen. De klassieke vastgoedpraktijken moeten daarbij goed worden omkaderd om realistische en duurzame ontwikkelingen te garanderen.
RP14 Toezien op een kwaliteitsvolle uitvoering van de netwerken in de openbare ruimte
RP15 Toezien op een kwaliteitsvolle openbare ruimte voor de actieve verplaatsingswijzen
RP16 Afwijken van de GSV voor wat het aantal parkeerplaatsen voor de woningen betreft: het aantal verminderen tot 0,37 tot 0,64 parkeerplaats per woning.
RP17 De parkeerplaatsen voor de kantoren en productieactiviteiten niet omkaderen (het BWLKE toepassen).
RP18 Comfortabele en beschutte fietsparkeerplaatsen voorzien voor de werknemers van de productieactiviteiten, voorzieningen en handelszaken.
RP19 Ervoor zorgen dat minstens 50% van het fietsparkeeraanbod voor de bezoekers beschut is.
RP20 De grondinname van de ondergrondse parkings verkleinen: door ze af te breken, ter hoogte van de zones die na de verkleining van de grondinname van de gebouwen zijn vrijgekomen, kunnen op de percelen zones met volle grond worden ontwikkeld.
RP21 De ontwikkeling van geïntegreerd bodembeheer in de perimeter aanmoedigen, in samenhang met de gewestelijke strategie Good Soil.
RP22
Zorgen voor de nuttige toepassing en een maximaal geïntegreerd beheer van het water op het perceel (regenwater en opgepompt water als de waterkwaliteit dat toelaat) om zo de algemene lozingen in het rioleringsnet te verminderen.
RP23 Het overtollige water afvoeren naar de Zenne in plaats van naar de riolering, althans voor zover de gezondheidstoestand van het water dat toelaat.
RP24 Ervoor zorgen dat op de percelen beplanting wordt ontwikkeld. Bij beplanting op plaat moet het substraat voldoende dik zijn om te kunnen worden gelijkgesteld met volle grond (intensief groendak).
RP25 Voor het huizenblok Proximus: eerder zware renovatie aanbevelen dan afbraak en wederopbouw.
RP26
RP27
RP28
Voor het huizenblok North Galaxy: als wordt gekozen voor gemengde programmatie eerder zware renovatie aanbevelen (keuze met de kleinste impact) dan afbraak en wederopbouw (keuze met de grootste impact).
Omdat voor dergelijke gebouwen grote oppervlakten en structuren nodig zijn, de vier bestaande torens van de huizenblokken North Galaxy en Proximus behouden en indien nodig zware renovatie bevorderen met zoveel mogelijk recuperatie (hergebruik, recyclage) van de materialen.
Bij afbraak, gezien de kenmerken van de aanwezige gebouwen, demonteren voor zover de reële technische kenmerken van de bestaande gebouwen dat toelaten.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 66
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP29
‘Horizontale’ gemengdheid (verschillende functies in eenzelfde gebouw) verhoogt de mogelijkheid tot uitwisseling van stromen tussen de functies.
Andere aanbevelingen voor de bepaling van de ruimtelijke alternatieven, het voorkeurscenario en/of het strategische deel van het BBP:
RP30
Het comfort aan de haltes en de leesbaarheid van de intermodale pool verbeteren, alle bushaltes ‘Noordstation’ groeperen op één plaats en zorgen voor een behoorlijke bewegwijzering en verplaatsingscomfort tussen deze bushalte en de ingangen van de premetro en het station.
RP31 Ervoor zorgen dat de leveringen kunnen plaatsvinden vanaf de VV-Comfort-assen.
RP32
Gebouwen ontwikkelen met variabele hoogtes zodat er op meerdere niveaus groendaken kunnen worden ontwikkeld en niet alleen bovenop de toekomstige torens (deconnectie tussen de beplanting op de grond en de beplanting op de daken).
In de analyse werden verschillende aandachtspunten aangehaald. Dat zijn:
- Een algemene verkleining van de vloeroppervlaktenin het huizenblok CCN zou de gemiddelde hoogte van de gebouwen verlagen, maar ook de parkeerbehoeften voor de verschillende functies. De negatieve impact van het project zou zo worden beperkt voor tal van thema’s: water, luchtkwaliteit, geluidshinder, afvalstoffen, vrachtverkeer en leveringen, auto’s, bodem, microklimaat, ecologisch netwerk ...
- Hoewel een zekere verhouding woningen nodig is om de leefbaarheid en gemengdheid van de wijk te garanderen, rijst de vraag naar het aantal woningen dat moet worden geproduceerd. Ze hebben immers een grote impact op de mobiliteit en de zeer lawaaierige omgeving van het gebied en de specifieke stedelijke typologie (torengebouwen) hebben waarschijnlijk een negatieve impact op de kwaliteit van de geproduceerde woningen.
- De ontwikkeling van woningen in hoge gebouwen impliceert hoge realisatiekosten en hoge lasten en het risico van ‘verticale sociale segregatie’ om de ontwikkeling van sociale woningen mogelijk te maken.
- De door het programma opgelegde voorzieningen moeten dragers en voldoende menselijke middelen vinden om ze te beheren en te leiden, kwestie van de vele m² ten volle te benutten, temeer omdat de bestudeerde oppervlakten een lagere en een middelbare school omvatten (nodig voor de al bestaande behoeften en de behoeften geïnduceerd door de toekomstige ontwikkelingen) die ongeveer 10 000 m² beslaan terwijl de stedelijke typologie van de site zich er niet echt toe leent.
- Eventuele afbraak-wederopbouwoperaties hebben een grote impact op het CO2-equivalent. Dit aandachtspunt heeft specifiek betrekking op het huizenblok CCN maar niet op de Proximus-toren (en bij uitbreiding de North Galaxy-toren) gezien de bestaande Guidelines. Ook het MER staaft dit aandachtspunt.
- Vanwege de grote toename van de mobiliteitsstromen (auto’s, voetgangers en fietsers) moet in de ruimtelijke scenario’s specifiek aandacht worden besteed aan de organisatie ervan (contactpunten, delen van de ruimte) en aan hun kwaliteit (voorschriften in de ontwerpfase van het BBP), onder meer voor de zachte verplaatsingswijzen.
De tabel op de volgende pagina’s bevat de mogelijke wisselwerkingen tussen de aanbevelingen onderling en met de verschillende criteria:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 67
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP1 De vloeroppervlakten in het CCN beperken
RP2 65 à 80% van de huidige kantoorvoorraad behouden
RP3 De huidige functies in NG behouden
RP4 Minstens 20% huisvesting maar met maximumlimiet
RP5 Activiteiten (immateriële of ambachtelijke goederen)
RP6 Niet meer dan 2 verdiepingen voor de functies handelszaken/ambachtelijke activiteiten/voorzieningen
RP7 Handelszaken op de benedenverdieping en voorzieningen op de bovenverdiepingen
RP8 Minstens 18 000 m² voorzieningen
RP9 Bijkomende oppervlakte voor voorzieningen voorzien voor de bovenlokale behoeften
RP10 De handelszaken beperken tot 4-10% van de woningen
RP11 buurtwinkels ontwikkelen
RP12 Geen bijkomende supermarkten creëren
RP13 Gediversifieerde woningen ontwikkelen
RP14 Toezien op een kwaliteitsvolle uitvoering van de netwerken in de openbare ruimte
RP15 Toezien op een kwaliteitsvolle openbare ruimte voor de actieve verplaatsingswijzen
RP16 De parkeerplaatsen per woning beperken
RP17 De regelgeving behouden voor de parkeerplaatsen voor kantoren
RP18
RUIMTELIJKE ORGANISATIE STEDELIJKE DYNAMIEK MENSELIJKE OMGEVING
Structuur van de bebouwde ruimten Structuur van de open ruimtenStedelijk landschap en symbolische richtpuntenBevolking
Voorzieningen en handelszakenEconomische activiteiten en transitie Activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen
Geluid en trillingen Kwaliteit van de openbare ruimten voor verplaatsing en verblijfLuchtkwaliteit
van de MWSActieve
van de
van de stromenModulariteit van de ruimten
Opmerkingen of impact op andere aanbevelingen
Afhankelijk van de uitvoering positieve of negatieve impact op leefomgeving en klimaat
Positieve impact op het parkeren: de vraag blijft in de ondergrondse parking maar de absolute cijfers worden aanzienlijk verminderd.
RP19
Ook comfortabele fietsparkeerplaatsen voorzien voor de werknemers van de productieactiviteiten, voorzieningen en handelszaken.
Minstens 50% van het aanbod aan beschutte fietsparkeerplaatsen moet bestemd zijn voor de bezoekers.
RP20 vermindering van de grondinname van de kelderverdiepingen
RP21 Geïntegreerd bodembeheer
RP22 Geïntegreerd waterbeheer
RP23 Overtollig water naar de Zenne in plaats van naar de riool
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 68
LEEFMILIEU
CIRCULARITEIT Zachte mobiliteitsnetwerkenEcologische netwerken Technische netwerken
VERPLAATSINGEN
EN KLIMAAT
Huisvesting
Veiligheid
verplaatsingswijzenOpenbaar vervoer Auto's Vrachtverkeer Parkeren Inter modaliteit Mobiliteitsdiensten Microklimaat Bodem en ondergrond Ecologisch netwerk Water Energie Circulariteit
materialenInkomende materialen Circulariteit
Uitvoering
+ + + + + + + + + + + + +
+ + + + + +
+ + + +
+ + + +
+ + +
+ + +
+ +
+ + +
+ + +
+
+ +
+
+
+
+ + + + +
+ + + ? ? ? ?
+~
+~
+
+
+ + + - + + + +
+ + + + +
+ + + +
+ + + Afdeling 3 Effectenbeoordeling
RP24 Beplanting ontwikkelen op de percelen +
RP25 Grondige renovatie van Proximus +
RP26 Indien gemengde programmatie in NG, grondige renovatie aanbevelen +
RP27 De torens NG en P behouden +
RP28 Eerder demonteren dan afbreken +
RP29 Horizontale gemengdheid ontwikkelen +
RP30
Het comfort aan de haltes, de intermodaliteit, de leesbaarheid enz. verbeteren + + +
RP31 Leveringen voorzien vanaf de VV-wegen +
RP32 Variabele hoogtes van de gebouwen ten behoeve van de beplanting ~ +
Impact op de bebouwde ruimten hangt af van de uitvoering
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 69
+ +
+
Afdeling 3 Effectenbeoordeling
METHODOLOGISCHE NOTA
Op basis van de uitdagingen die naar voor kwamen tijdens de diagnosefase (zie bijlage III-3-C-a), de studie van de thematische opties en de iteratieve werkzaamheden tussen de verschillende studiebureaus konden drie ruimtelijke alternatieven worden uitgewerkt die in detail worden toegelicht in Afdeling 2 van Hoofdstuk III. De ruimtelijke alternatieven worden in detail geanalyseerd ten aanzien van de 30 criteria van het rooster.
Voor elk criteria vermelden het MER:
- elementen uit de diagnose om de analyse te kaderen;
- de elementen die in elk alternatief een invloed hebben op de beoordeling van het criterium;
- en ten slotte de algemene aanbevelingen die we afleiden uit de vergelijking van de 3 alternatieven.
In deze aanbevelingen schuilt geen voorkeur voor een welbepaald alternatief in vergelijking met de andere, maar bundelen we de positieve of de te vermijden elementen om zo te komen tot een voorkeurscenario. De aanbevelingen bij bepaalde criteria druisen soms in tegen andere aanbevelingen bij andere criteria. Welke aanbeveling voorrang krijgt, hangt af van de keuzes die worden gemaakt in de hele perimeter. Het is dus niet altijd mogelijk om een aanbeveling absolute prioriteit te geven want alles hangt af van de keuzes die elders worden gemaakt. Deze wisselwerkingen tussen criteria zijn opgenomen in de conclusie waarin ook alle aanbevelingen worden samengevat.
We gaan ervan uit dat de 3 alternatieven die het studiebureau belast met het BBP hier voorstelt realistisch zijn. De lezer wordt gewezen op het feit dat de alternatieven worden voorgesteld in de vorm van een ruimtelijk organisatieschema en niet in de vorm van nauwkeurige plannen. De kwantitatieve ramingen (bv. oppervlakten van groene ruimten) zijn dus louter ramingen, ze hangen af van de nauwkeurigheidsgraad van de schema’s.
In deze NTS is alleen de conclusies van de analyses opgenomen :
SAMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN EN WISSELWERKINGEN TUSSEN DE CRITERIA
De voorgestelde alternatieven voor ruimtelijke ordening hebben tot doel de organisatie van de structuur van de bebouwde en open ruimten te wijzigen en voorstellen te doen betreffende de mobiliteit en de begroeiing van de omtrek, met als doel een wijk te ontwikkelen met een meer kwalitatieve leefomgeving, waarbij het vastgestelde programma kan worden geïntegreerd.
In die zin zijn de voorgestelde spatialisatie-alternatieven:
- De opwaardering van het Gare du Nord en de Koninklijke Sainte-Marie Kerk mogelijk maken door de opening van het CCN-blok rechts van de Bolivar-as, terwijl een nieuwe open ruimte wordt ontwikkeld die de wijk structureert;
- De identiteit van de wijk versterken door torens te ontwikkelen en door de in het Manhattanplan gedefinieerde volumetrie globaal te behouden;
- Het Bolivarplein herinrichten om de werking van het openbaar vervoer te optimaliseren en tegelijk de ontwikkeling van het voetgangersmagisterium mogelijk te maken;
- In het algemeen de reisomstandigheden voor actieve vervoerswijzen verbeteren;
- Het niveau van de vegetatie (min of meer gemineraliseerd) in het district verhogen, waardoor de microklimatologische omstandigheden verbeteren en het leefklimaat wordt verbeterd;
- Beperken van verkeer en parkeren in het gebied, waardoor ruimte ontstaat voor andere stedelijke functies en de leefomgeving wordt verbeterd;
- De logistieke toegang (levering en parkeren) binnen de blokken rationaliseren en de begane grond activeren, met een positief effect op de kwaliteit van de openbare ruimte en het gevoel van veiligheid;
- De ontvangst van alle soorten voorzieningen, van verschillende grootte, mogelijk maken;
- Ontwikkelen van open ruimtes binnen de blokken, min of meer mobiliseerbaar voor publiek en vegetatie ; Anderzijds zullen de structuren en organisaties die in de 3 alternatieven zijn gepland, dezelfde effecten hebben:
- De ontwikkeling van grote volumes (hoogte en/of lengte en/of breedte) in het licht van het gekozen programma, met de gevolgen daarvan voor het stadslandschap, de wind, de schaduwwerking en de gevolgen voor de kwaliteit van de openbare ruimte;
- De locatie van geluidsgevoelige functies in een lawaaiige stedelijke omgeving vanwege de ligging (zelfs in
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 70
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
EFFECTEN VAN DE RUIMTELUIKE ALTERNATIEVEN
de minst lawaaiige gebieden zijn de stedelijke omstandigheden van invloed op de levenskwaliteit ;
- Een reorganisatie van de particuliere mobiliteit (auto's), met waarschijnlijke verschuivingen naar bepaalde wegen binnen de perimeter of daaraan grenzend;
- De afbraak van een (min of meer belangrijk) deel van de bestaande gebouwen om de geplande herontwikkelingen mogelijk te maken.
Op basis van de analyse van de alternatieven zijn enkele aanbevelingen gedaan om de keuzes te sturen in de richting van een voorkeursscenario voor een programma dat zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor de bestudeerde criteria. Dit deel bevat alle aanbevelingen die werden geformuleerd in de analyse van de ruimtelijke alternatieven. Sommige aanbevelingen zijn structurerend voor het onderzochte gebied, andere zijn dat minder of geven mogelijkheden aan voor de wijziging van het BBP.
De aanbevelingen zijn samengevat in de hiernavolgende tabellen, maar worden niet opnieuw toegelicht. Meer details vindt men in het MER.
Een eerste deel bevat de aanbevelingen voor de organisatie van de functies, ruimten en gebouwen die dus een invloed hebben op het plan van het BBP. Het tweede deel bevat eerder aanbevelingen die in de schriftelijke voorschriften of het strategisch deel van het BBP moeten of kunnen worden opgenomen om de projecten te omkaderen die op de site zullen worden ontwikkeld.
Enkele aanbevelingen hebben een impact op een specifiek criterium, andere op meerdere criteria. Die impact kan positief of negatief zijn. Enkele aanbevelingen druisen tegen elkaar in of hebben een impact op andere aanbevelingen. De impact op de criteria, de specifieke aandachtspunten en de impact op andere aanbevelingen worden aangegeven in een overzichtstabel waarmee we dit punt besluiten.
Aanbevelingen voor de organisatie van de functies, ruimten en gebouwen (plan van het voorkeurscenario en daaraan verbonden voorschriften)
Bouwprofielen:
RS1 Het behoud van de 4 bestaande torens in de huizenblokken North Galaxy en Proximus mogelijk maken en aanmoedigen (ze opnemen in de geschikte volumes voor hoogbouw).
RS2
RS3
In de huizenblokken North Galaxy en Proximus enkel hoogbouw mogelijk maken waar die al bestaat om grote interventies in de ondergrond en dus de risico’s verbonden aan de complexiteit van de ondergrond te beperken.
In het huizenblok CCN de ondergrondse structuren van het CCN en de metro integreren als basis voor bovengrondse bouwwerken. Omdat de ondergrond weinig geschikt is, de ontwikkeling van nieuwe gebouwen buiten deze structuur beperken.
RS4 In de Albert II-laan een doorlopend bouwfront behouden (torens verbonden door lage volumes) om er de wind tegen te houden (beter comfort op het Bolivarplein).
RS5 De hoogtes in west-oostelijke richting geleidelijk aan verlagen om te vermijden dat het Noordstation wordt ‘verpletterd’ door te hoge gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
RS6 Rekening houden met het risico van geluidverspreiding in de huizenblokken als de sokkels van de huizenblokken Proximus en North Galaxy worden doorbroken.
RS7
Een bouwfront ontwikkelen aan de kant van het station (zelfs lager dan de gebouwen meer in het westen) om een scherm te vormen tegen het spoorweggeluid (en potentieel het geluid van het busstation) voor de gebouwen in de rest van het gebied.
RS8
De kenmerkende hoge schaal van het Noordplein vrijwaren en zorgen voor een evenwicht tussen de hoge en de lage schaal op de openbare pleinen (Bolivarplein, Bolivar-voorplein en Noord- en/of Solvayplein); een muureffect vermijden door de bouwprofielen te variëren en beperkingen op te leggen voor het doorlopen van de geschikte volumes (eerder ‘toreneffect’ dan ‘blokeffect’).
RS9 De aanwezigheid van een symmetrie aan weerszijden van het Bolivar-voorplein kan het uitzicht vanaf de laan accentueren en benadrukt het station en de Sint-Mariakerk (erfgoed).
RS10 De hoogtes van de gebouwen rond het Noordplein moeten worden afgestemd op de afmetingen van het plein en de stationstoren herwaarderen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 71
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS11
RS12
Bij de lokalisatie van de hoogbouw rekening houden met de afstand tussen de gebouwen (inkijk) en tot de bestaande gebouwen en met de slagschaduwen op de openbare ruimten, tussen de gebouwen en op de bestaande gebouwen.
De bouwdieptes moeten een natuurlijke lichtinval garanderen op alle verdiepingen, ook op de lagere, voor alle ‘leefruimten’ (behalve in gangen, technische ruimten, enz.). Voor een optimale modulariteit van de ruimten mag de bouwdiepte van nieuwe gebouwen niet groter zijn dan 18 m.
Ruimtelijke organisatie:
RS13 De oost-westelijke visuele link tussen het Bolivarplein en hst station Bolivar moet worden vrijgemaakt.
RS14
Het Noordplein, dat betere intrinsieke kenmerken heeft dan het Solvayplein (grote natuurlijke lichtinval, beter windcomfort ...) behouden als brede open ademruimte rond de stationstoren en het plein ontwikkelen voor het publiek, zorgen voor een optimale intermodaliteit (één halte aan het busstation en een van de hoofdingangen van het station).
NB: dit plein valt buiten het BBP.
RS15
RS16
RS17
Geen gebouwd volume voorzien in de optimale afslagzone van de tram op de hoek van het Noordplein: als de uitrit van de ondergrondse parking meer naar achter wordt geplaatst, kan de tram een grotere bocht nemen en maakt hij minder lawaai.
Als een gegroepeerd busstation mogelijk is, het Solvayplein ontwikkelen als een kwaliteitsvol en geactiveerd plein.
Als het busstation ruimte inneemt op het Solvayplein dit plein niet bedekken met een plaat boven de kerende bussen, een openbare ruimte die niet is verbonden met de grond (ongeveer zoals in de huidige toestand, negatief), maar een laag gebouw ontwikkelen waarvan de buitenruimten toegankelijk zijn voor het publiek maar verband houden met een activiteit (openingsuren).
RS18
De breedte van het Bolivar-voorplein afstemmen op de hoogte van de omliggende gebouwen om het verpletterende effect en de windeffecten te vermijden (tunneleffect versterkt door de hoogte van de omliggende gebouwen) en de toegangen tot de metro te verduidelijken, het hiërarchische statuut bevestigen (hoger statuut dan de kleine Vooruitgangstraat en de binnenstraat).
RS19 Het niveauverschil vanwege de doortocht van de bussen verwijderen tussen het Bolivarplein en de metro-ingang, de stationsingang (stadsniveau) en de fietsparking (Bolivar-voorplein).
RS20 De voorkeur geven aan een Bolivar-voorplein in de open lucht op het stadsniveau (korte plaat vanaf de stationshal zodat indien nodig boven de bussen kan worden gelopen).
RS21 De binnenstraat verbreden.
RS22 De binnenstraat wordt bij voorkeur niet overdekt.
RS23 Het Medical Center niet met een loopbrug verbinden met het huizenblok CCN.
RS24
De breedte van de kleine Vooruitgangstraat aanpassen aan de hoogte en lengte van de omliggende gebouwen (een canyonstraat en verpletterend effect vermijden) en aan de vervoerswijzen die er worden toegelaten (afhankelijk van de organisatie van de rest van het gebied).
RS25 Beplanting in volle grond ontwikkelen op de hoeken van de huizenblokken Proximus en North Galaxy.
RS26 Op de Solvay-as de bestaande beplanting in volle grond behouden.
RS27 Beplanting voorzien op de as Koolbranders.
RS28 Op het Bolivarplein de ontwikkeling opleggen van een grote groene ruimte.
RS29
De achteruitbouwstroken van de huizenblokken Proximus en North Galaxy benutten voor de biodiversiteit (bij behoud van het niveauverschil van de inritten of bij afbraak van de ondergrondse parkings, twee opties die een dik substraat mogelijk maken) of de openbare ruimte (verbreding van het Bolivarplein).
Verplaatsingen:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 72
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS30 De eindhalte op het Bolivarplein niet behouden (alles verenigen in het station) en de haltes uniformiseren.
RS31 Geen personenwagens toelaten op het Bolivarplein (voor meer ruimte en minder hinder).
RS32 De parkeerplaatsen op de openbare weg schrappen (behalve voor taxi’s).
RS33 Het busstation concentreren (alternatief 2) om de verdere organisatie van de wijk te vergemakkelijken. NB: grotendeels buiten het BBP.
RS34 De mogelijkheid voorzien om de internationale bussen in het gebied te plaatsen …++ ?
RS35 Het kruisen van de stromen (Ov/voetgangersboulevard/fietsers) beperken.
RS36 De voetgangersboulevard doortrekken op het centrale voorplein tot aan de ingang van het station, zorgen voor een universele, comfortabele, gelijkvloerse, duidelijke toegang tot de mobiliteitshub in zijn geheel, vooral tot de lager gelegen metro-ingangen, de stationshal, de fietsparking van de NMBS.
Functies:
RS37
De oriëntatie en de lichtinval voor de woningen diversifiëren, enkele woningen voorzien in de hoogte (horizontaal) en andere verticaal (meer aankoopmogelijkheden en dus een ruimer doelpubliek), verbonden met de grond (onder de 5de verdieping), in ‘contact’ met de openbare ruimten op de rustiger plaatsen (Bolivarplein, gevel die uitgeeft op een ‘binnenterrein’ van een huizenblok ...)
RS38 Het aantal woningen binnen een afstand van 50m van de sporen beperken (daar de voorkeur geven aan economische activiteiten), behalve als een bouwfront de geluidshinder beperkt.
RS39 Ervoor zorgen dat alle woningen beschikken over een rustige gevel en privébuitenruimten bij voorkeur ook aan deze gevel plaatsen.
Op het Bolivarplein voorzieningen groeperen om het plein te activeren, de mogelijkheid voorzien om er grote voorzieningen te ontwikkelen.
RS40
NB: Omdat in de huizenblokken Proximus en CCN op korte termijn projecten zijn gepland, impliceert de ontwikkeling van voorzieningen dat deze eveneens op korte termijn moeten worden geïdentificeerd en dat er projectdragers voor moeten worden gevonden. Uit de gesprekken in het kader van onze opdracht tot wijziging van het BBP blijkt niet dat deze voorzieningen en projectdragers al duidelijk geïdentificeerd zijn. De lokalisatie van voorzieningen, onder meer met een bovenlokale uitstraling, rond het Solvayplein (op het Solvayplein dat nog niet gekadastreerd is, in het huizenblok North Galaxy en op het openbare perceel van het Medical Center, zoals wordt voorgesteld in alternatief 3), laat meer tijd voor beslissingen over specifieke voorzieningen. De ontwikkeling van voorzieningen in de huizenblokken Proximus en CCN moet mogelijk blijven en worden opgelegd, minstens voor voorzieningen in ‘standaardformaat’. De voorzieningen ‘buiten de normen’ worden echter bij voorkeur in het huizenblok North Galaxy en/of op het Solvayplein en/of op de site van het Medical Center geplaatst en los van de huidige grote projecten ontwikkeld, naargelang de mogelijkheden.
RS41 In het hele gebied zorgen voor een gemengdheid van functies (handelszaken en (kleine) voorzieningen) op de onderste verdiepingen.
RS42 De gevoelige voorzieningen (bijvoorbeeld scholen of gezondheidscentra) plaatsen in de rustiger zones (binnenterrein van huizenblokken, Bolivarplein), afhankelijk van de specifieke behoeften (natuurlijke lichtinval in de buitenruimten ...).
RS43 De handelszaken aan de straatkant plaatsen en de voorzieningen erboven of erachter, naargelang de mogelijkheden, met ingangen aan de straatkant.
RS44 Het stadsniveau aan de kant van het station activeren, zowel in het noorden als in het zuiden, om de binnenstraat te activeren en de verbinding met het Solvayplein te versterken.
RS45 De Kwatrechttunnel activeren door er een fietsparking te voorzien.
RS46 Een infrastructuur ontwikkelen die de site van het Medical Center activeert (voorziening, skatepark ...) en verenigbaar is met de lokalisatie tussen openbare weg, trams en treinen.
RS47 Geen functie die gevoelig is voor geluid en trillingen ontwikkelen boven het busstation of boven eventuele bochten voor de tram op de hoek van het Noordplein.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 73
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Omdat in de huizenblokken Proximus en CCN op korte termijn projecten zijn gepland, impliceert de ontwikkeling van voorzieningen dat deze eveneens op korte termijn moeten worden geïdentificeerd en dat er projectdragers voor moeten worden gevonden. Uit de gesprekken in het kader van onze opdracht tot wijziging van het BBP blijkt niet dat deze voorzieningen en projectdragers al duidelijk geïdentificeerd zijn. De lokalisatie van voorzieningen, onder meer met een bovenlokale uitstraling, rond het Solvayplein (op het Solvayplein dat nog niet gekadastreerd is, in het huizenblok North Galaxy en op het openbare perceel van het Medical Center, zoals wordt voorgesteld in alternatief 3), laat meer tijd voor beslissingen over specifieke voorzieningen. De ontwikkeling van voorzieningen in de huizenblokken Proximus en CCN moet mogelijk blijven en worden opgelegd, minstens voor voorzieningen in ‘standaardformaat’. De voorzieningen ‘buiten de normen’ worden echter bij voorkeur in het huizenblok North Galaxy en/of op het Solvayplein geplaatst en los van de huidige grote projecten ontwikkeld, naargelang de mogelijkheden.
Aanbevelingen voor de schriftelijke voorschriften of het strategisch deel van het BBP
Verplaatsingen:
RS48 De in- en uitritten voor vrachtwagens/leveringen in alle huizenblokken concentreren op de assen Albert II en Solvay, ervoor zorgen dat het lossen gebeurt binnen de huizenblokken.
RS49 De toegangen tot de ondergrondse parkings concentreren op de assen Albert II en Solvay.
RS50 Het busstation (randen) afsluiten om de gegenereerde geluidshinder te beperken.
RS51 In voorkomend geval de metro-ingang toegankelijk maken vanaf het stadsniveau van het gebouw dat wordt ontwikkeld op het Noordplein of de bushaltes in de buurt van het Bolivar-voorplein plaatsen, en dus in de buurt van de metro en het station.
RS52 Zorgen voor een duidelijke bewegwijzering om de intermodaliteit te bevorderen
RS53 in alle gevallen de toegankelijkheid garanderen voor PBM (ook als een ‘verlaging’ wordt behouden voor de doorgang van de bussen.
RS54 Zorgen voor een rechtstreekse verbinding tussen het station en de metro (toegang op het stadsniveau in geval van een korte plaat of op stationsniveau in geval van een lange plaat)
RS55 Via de voorschriften de uitvoering van de MWS en de kwaliteit ervan garanderen (voetgangersboulevard met beplanting, kwaliteit van de grondbedekkingen ...).
RS56
In een kleine mobiliteitsstudie de mogelijkheden onderzoeken om in de Matheusstraat omgekeerd eenrichtingverkeer in te voeren zodat ze niet meer kan worden gebruikt als bistraject (dit sluit aan bij de doelstelling om het doorgaand verkeer tussen de Noordtunnel en de Albert II-laan te verminderen).
NB: buiten het BBP.
RS57
De uitvoerbaarheidsvoorwaarden van de 3 mogelijkheden voor het busstation bestuderen (exacte lengte van de beschikbare perrons, analyse van de structuren en eventuele lastenverschuiving indien nodig, helling van de perrons, uitvoerbaarheid van de manoeuvres, in- en uitritten voor de rijtuigen, comfort van de chauffeurs aan de halte ...)
Kadastrale percelen / architectuur:
RS58 Rekening houden met het risico van geluidverspreiding/verspreiding van vervuilende stoffen in de huizenblokken bij het doorbreken van de sokkels van de huizenblokken Proximus en North Galaxy.
RS59 Meerdere toegangen tot de functies op de benedenverdiepingen voorzien en een poreuze interface bevorderen (meerdere ingangen, transparantie en uitzicht op het interieur ...).
RS60 Verschillende soorten woningen ontwikkelen (koopwoningen, huurwoningen, sociale en daarmee gelijkgestelde woningen, middelgrote woningen ...).
RS61 De toegang tot een kwaliteitsvolle buitenruimte garanderen voor alle woningen, vooral op het vlak van wind, ook de woningen op de hoogste verdiepingen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 74
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS62 Geval per geval een goede natuurlijke lichtinval garanderen in alle woningen (oriëntatie, gebouwen, hoeken ...)
RS63 De volumes en structuren aanpassen aan de kantoor- en huisvestingsfuncties om een daadwerkelijke modulariteit te verkrijgen (beperkte bouwdieptes, eerder draagkolommen dan draagmuren (open plan), voldoende hoogte tussen de vloeren ...)
RS64
Rekening houden met de specifieke behoeften van bepaalde voorzieningen voor een kwaliteitsvolle uitvoering (bijvoorbeeld voor de scholen: natuurlijke lichtinval, kwaliteitsvolle buitenruimten, lokalisatie in een rustige zone ...).
RS65
Zich positioneren ten aanzien van de eis van groene ruimten in zowel het huidige BBP (30% groene ruimten) als in het GBP (10% van de grondoppervlakte) en het ontwerp van GSV (30% volle grond voor elk perceel): groene ruimten ontwikkelen en deze ruimten plaatsen in de verschillende huizenblokken (lokalisatie, kwaliteitseisen …). Bijvoorbeeld intensieve of semi-intensieve groendaken opleggen (equivalent volle grond) in de bebouwde ruimten van de lage schaal die niet worden ingericht (terrassen, technische ruimten) of een minimale BAF+ opleggen.
RS66 Regenwaterbeheer op schaal van het perceel opleggen (stockerende daken, porositeit van de gevels en de grondbedekkingen ...).
RS67 Een beheer opleggen dat het opgepompte water nuttig toepast (hergebruik in de gebouwen, afvoeren naar de Zenne doorheen de openbare ruimten); dit blijft ondergeschikt aan de voorwaarden van de MV.
RS68 Een vegetale link garanderen tussen de site en de spoorwegtaluds tussen het perceel van het Medical Center, ongeacht of dit (deels) wordt bebouwd of niet.
RS69 Nadenken over het goede ontwerp en beheer van de beplante zones (wind, schaduw, vandalisme, hygiëne, aangepaste soorten ...) en over de bodem (bemesting, bescherming tegen verzakking, voldoende substraatdikte ...)
RS70
Langs de zones voor gemotoriseerd verkeer de beplanting plaatsen tussen de voertuigen en de ‘zachte’ openbare ruimte om een scherm te vormen tegen verontreiniging. Verschillende lagen en soorten selecteren voor een grotere veerkracht, diversiteit van de soorten vervuilende stoffen, efficiëntie in alle seizoenen en aanpassing aan de specifieke ligging van elke plaats.
RS71 De afbraakprocedures matchen met de toekomstige projecten opdat zoveel mogelijk materialen ter plaatse zouden worden gerecupereerd.
RS72
Doelstellingen vastleggen aangaande de circulariteit van de materialen, bijvoorbeeld deze die zijn vastgelegd in de gewestelijke guidelines voor het Proximus-project (bij afbraak minstens 2% van de gedemonteerde materialen herbruikbaar en minstens 90% gerecycleerd ter plaatse of in het BHG en bij wederopbouw 2% van de inkomende materialen afkomstig uit hergebruik en 20 % uit recyclage, afkomstig van de site of van een andere plaats in het BHG)
RS73 De productie opleggen van hernieuwbare energie (geothermie, fotovoltaïsche panelen, warmtepompen of andere technische oplossingen)
RS74 De behandeling van de gevels omkaderen (porositeit, animatie, ruwheid, weerkaatsing van geluid en licht, materialen (glas vermijden, geluidsabsorptie) ...).
RS75
Ervoor zorgen dat het windcomfort in de openbare ruimten (zie norm NEN 8100) niet achteruitgaat of wordt verbeterd (via de aanbevelingen van windstudies zoals luifels, ruwe materialen, architecturale vormen ...)
RS76 Een hoog weerkaatsingsvermogen opleggen voor de horizontale en verticale bekledingsmaterialen.
RS77 Gedeeld gebruik van de ondergrondse parkeerplaatsen bevorderen.
RS78
RS79
Gezien de lawaaierige context van de wijk zorgen voor een goede akoestische isolatie van de gebouwen (bijvoorbeeld norm NBN S 01-400-1 voor de woongebouwen).
Als het Noordplein wordt bebouwd, ervoor zorgen dat het Solvayplein openbaar wordt, dat er een openbare ruimte wordt ontwikkeld op grondniveau of een laag gebouw (openbare voorziening met buitentoegang voor het publiek, ook als die wordt ‘omkaderd’ door de voorziening).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 75
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Openbare ruimte:
RS80 De visie van het BKP voor de Bolivar-as integreren (geïntegreerd waterbeheer aanmoedigen, overeenstemming met het Bolivar-project).
RS81 Het totale aantal bomen in de perimeter niet verminderen en de bestaande ‘volwassen’ bomen behouden.
RS82 Toezien op de continuïteit tussen de boomkruinen en de lagen diversifiëren om de groene verbindingen te optimaliseren.
RS83 Toezien op een zekere ontharding van het Bolivarplein en op kwaliteitsvolle bodems.
RS84 Ervoor zorgen dat eventuele inrichtingen om het windcomfort te verbeteren worden geïntegreerd in de projecten voor de openbare ruimte of in ieder geval dit gegeven integreren in de komende denkoefeningen.
RS85 Het veiligheidsgevoel bevorderen in de doorgangen onder de sporen (globale inrichting voor voldoende verlichting, configuratie, activering).
RS86 Een heus inrichtingsproject uittekenen voor de openbare ruimten in het gebied (coherentie, kwaliteit, gezelligheid ...) zodat ze geen restruimten worden en hun rol zullen vervullen in dit gebied waar de dichtheid aanzienlijk zal worden verhoogd.
RS87 Poreuze grondbedekkingen opleggen die geen geluidshinder genereren.
Werken:
In de Noordwijk worden heel wat veranderingen doorgevoerd of gepland. Onder meer tijdens de werken moet bijzondere aandacht worden besteed aan de toegankelijkheid met het openbaar vervoer en aan de veiligheid/gezelligheid/kwaliteit/activering van de openbare ruimten.
De tabel op de volgende pagina’s bevat de mogelijke wisselwerkingen tussen de aanbevelingen onderling en met de verschillende criteria:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 76
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Zachte mobiliteitsnetwerken
RS1
RUIMTELIJKE ORGANISATIE STEDELIJKE DYNAMIEK MENSELIJKE OMGEVING
Ecologische netwerken Technische netwerken
Structuur van de bebouwde ruimten
VERPLAATSINGEN
Structuur van de open ruimten
Stedelijk landschap en symbolische richtpunten
RS3
RS4
RS5
RS6
RS7
Bevolking Huisvesting
LEEFMILIEU EN KLIMAAT CIRCULARITEIT
Voorzieningen en handelszaken
Economische activiteiten en transitie
Activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen
Geluid en trillingen
Kwaliteit van de openbare ruimten voor verplaatsing en verblijf
Luchtkwaliteit
Veiligheid
Uitvoering van de MWS
Actieve verplaatsingswijzen
Openbaar vervoer
Auto's
Vrachtverkeer
Parkeren
Intermodaliteit
Mobiliteitsdiensten
Microklimaat
Bodem en ondergrond
Ecologisch netwerk
Water Energie
Circulariteit van de materialen
Inkomende materialen
Circulariteit van de stromen
Modulariteit van de ruimten
Opmerkingen of impact op andere aanbevelingen
- Als een verbreding van de Progrèsstraat nodig is, moet die plaatsvinden aan de kant van het Proximus-blok.
- Beperkt de mogelijkheden om de binnenstraat te verbred
- bevestigt de RS14
- risico van een "bar" effect als het volume te hoog is en continu over het hele eiland gaat
- risico van toenemende geluidsverspreiding door de ontwikkeling van een niet-doorlopende gebouwgevel RS9
RS8
RS10
RS11 /!\
RS13
RS14
RS15
RS16
RS17
RS18
RS19
RS20
RS21
- De accentuering van dit perspectief is interessant, maar mag niet prevaleren boven overwegingen in verband met het comfort van de gebruikers: beschaduwing van openbare ruimten en tussen gebouwen, blootstelling aan lawaai of wind, enz.
- gaat weer naar de geconcentreerde bushub
- in verband met RS33 over de positie van de bushub
- mag de toegang voor vrachtwagens tot het Noordstation niet blokkeren (of verplaatsen)
- zicht houden op de ingang van het station en de tunnel (samenhangende structuur)
- indien RS33 niet wordt gevolgd (geconcentreerde bushub)
- controlehoogte De Lijn
- waarschuwing: geen verbetering van de toegang voor veiligheidsdiensten
- indien SR niet wordt gevolgd (lange plaat), ervoor zorgen dat liften en trappen de doorgang van de plaat naar de metro-ingang eronder mogelijk maken
- mogelijke tegenspraak met RS3 indien hetzelfde programma moet worden toegepast zonder verdere verhoging van de hoogten
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 77
+ + + + + -
RS2 + +
/!\ /!\ +
+ +
- + +
+
+
/!\ /!\ +
/!\ +
+ /!\
+
+ /!\ /!\ /!\
/!\ + +
+ +
+ + +
RS12 +
+
+ + + +
+
+
+ +
+ + + + + + + +
+ /!\
+
+
/!\
+ /!\
+ + + + + + /!\ + +
/!\ - + + + + + + /!\ - -
+ + + + + + + + + +
+ + + + + + + +
+ + + + + + +
+ /!\ + + + + + + + + + + /!\ +
Afdeling 3 Effectenbeoordeling
- de technische/operationele haalbaarheid controleren
- aandacht voor geluid naar gelang van de vorm van de bushub en de behandeling van de "randen" ervan
- wederzijdse versterking met RS16 (kwalitatief Solvayplein) en RS44 (activering van de binnenstraat)
- indien RS niet wordt gevolgd, verhoogt het doortrekken van de plaat naar een oprit voor hulpdiensten het veiligheidscriterium aanzienlijk
- in overeenstemming te brengen met RS18 (breedte van het Bolivarplein)
- de technische haalbaarheid controleren
- het effect hangt af van wat wordt gekozen (openbare ruimte of biodiversiteit)
- controle van de ruimtelijke haalbaarheid van de hub (strekkende meter kade)
- versterken RS29
- indien niet mogelijk, dan Proximus en North Galaxy terugwinnen om het plein te verbreden.
- de technische haalbaarheid controleren
- staat geen openluchtstation voor de electrische voeding toe RS34
- controleer de haalbaarheid volgens de naafvorm RS36
RS45
- de technische en operationele haalbaarheid controleren
- de technische en operationele haalbaarheid controleren
- het effect hangt af van wat voor activering van de site wordt gekozen RS47
- effect op het microklimaat niet als zodanig beoordeeld RS51
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 78
+ + + /!\ + + + + + + +
RS22
+ + + + +
+ /!\ + + + + + + +
RS25 + + + + + + + RS26 + + + + + + + RS27 + + + + + +
RS28 + + + + + + + + + + RS29 + + ? + ? + ? ? + ? ?
RS23
RS24
+ + + + + +
RS30
RS31 + + + + + RS32 + + + +RS33 + /!\ +/- + + + + + + /!\ +
- - - - + +
+ + + +
RS35
+ + + + +
+ + +
+
+
+ +
+ +
+
+ +
+ + + +
RS37
RS38
RS39
RS40
RS41
RS42
RS43
RS44
+ + + + +
? ? ? + +
RS46 ?
+
+ + + + + + +
+ + + + + +
+ + + ?
+ + +
RS53 + + + RS54 +
+ + + + + +
+
+ +
+ + +
+ + +
+ + Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS48
RS49
RS50 -
RS52
RS55
RS56
RS57
RS58
RS59
RS60
controles op mogelijke verontreiniging
- belang van het waarborgen van de duurzaamheid en het positieve effect van ontwikkelde vegetatiegebieden (die anders een negatief effect zouden kunnen hebben)
NTS
RS61 + RS62 + RS63 + RS64 + RS65 + + + + + RS66 + + RS67 +
RS68 + + + + + RS69 + + +
RS70 + + RS71 + RS72 + RS73 + + RS74 + + + + RS75 + + RS76 + RS77 + RS78 + + RS79 + + + + RS80 + + + + RS81 + + + + + RS82 + + + RS83 + + + + + + + + + + RS84 + RS85 + + RS86 + + + RS87 + + + Afdeling 3 Effectenbeoordeling
/ Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 79
+ -
EFFECTEN VAN DE ONTWERP VAN DE BBP
Na de analyses van de programmatorische en de ruimtelijke alternatieven werden de aanbevelingen uit het MER gebruikt als basis om na te denken over de bepaling van een voorkeursscenario. Daarbij werd ook een geheel van inlichtingen afkomstig van externe actoren geïntegreerd, zoals de technische eisen voor het busstation die door De Lijn werden uitgewerkt, de structurele eisen voor de plaat boven de binnenstraat die door de ontwikkelaar (CCN développement) werden onderzocht, de feedback van de DBDMH, de mobiliteitsbehoeften die door Brussel Mobiliteit onder de aandacht werden gebracht ... Uitleg hierover vindt u in de tabel op pagina 97
Het voorkeurscenario werd dan ook opgesteld rekening houdend met enerzijds de gemeentelijke en de gewestelijke politieke oriëntaties en anderzijds de aanbevelingen van dit MER en ten slotte feitelijke technische elementen. Daaruit werd een scenario gedistilleerd dat technisch haalbaar is, dat een politieke draagvlak heeft en dat zo goed mogelijk de sterke punten van de verschillende alternatieven (die in Hoofdstuk III, Afdeling 2 worden gepresenteerd) met elkaar combineert en dat gelijktijdig bepaalde negatieve aspecten die door het MER naar voren werden gebracht (Hoofdstuk III, Afdeling 3, Punten B en C) zoveel mogelijk beperkt.
Dit voorkeurscenario legt een reeks punten ‘vast’, zoals de hoogten, de lokalisatie van de hoogbouw, de vloeroppervlakten per functie enz. In dat opzicht vormt dit voorkeurscenario één voorkeursvorm. Merk op dat het ontwerp van BBP omkaderend, maar minder streng zal zijn: hierbij zal het mogelijk zijn om niet alleen het voorkeurscenario te ontwikkelen, maar ook andere projecten, die vergelijkbaar maar niet identiek zijn, en die een reeks essentiële punten respecteren die zelf door het BBP worden omkaderd. Het voorkeurscenario legt bij voorbeeld het aandeel van de vloeroppervlakten voor woningen vast op 33%, terwijl het BBP een minimum van 33% oplegt.
Na de uitwerking van het voorkeurscenario werd het BBP opgebouwd met de bedoeling om dat scenario te realiseren. Een aantal punten die in het voorkeurscenario zijn opgenomen, worden niet omkaderd door de BBPtool of zijn te nauwkeurig om erin te worden opgenomen. Het BBP is met andere woorden een kader waarin het voorkeurscenario kan worden ontwikkeld, maar waar ook andere vormen en keuzen voor het gebied kunnen worden geselecteerd, waardoor ontwikkelaars de kans krijgen om over hun projecten na te denken en ze te optimaliseren naarmate de stad zich ontwikkelt. In de vergunningsaanvragen moeten de door het BBP vermelde voorschriften worden nageleefd en de aanvragen zullen bovendien moeten geïnspireerd zijn op de voorstellen die in de begeleidende maatregelen worden vermeld; deze zijn weliswaar niet bindend, maar bieden wel een zicht op de intenties van de gemeente voor het betreffende gebied.
Dit deel van het document begint met een presentatie van het voorkeurscenario en presenteert vervolgens het ontwerp van BBP dat op basis daarvan werd ontwikkeld. Het MER streeft er vervolgens naar om de impact van het ontwerp van BBP op het milieu te analyseren ten aanzien van dezelfde criteria als voorheen. Ten slotte vermeldt een punt de interacties tussen de criteria.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 80
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
PRESENTATIE VAN HET VOORKEURSCENARIO
PROGRAMMATORISCHE ASPECTEN
De wijzigingen door het ‘demografische’ GBP bieden onder meer de mogelijkheid om huisvesting te beschouwen als een hoofdbestemming, net als kantoren in een administratiegebied. Hierdoor past het voorkeurscenario in de bestaande bestemming en legt het de specifieke oppervlakken voor de verschillende functies per huizenblok vast.
De definitie van de programmering voor het preferentiële scenario is vastgesteld na een analyse van de gevolgen voor de programmeringsalternatieven en rekening houdend met de studies voor het Northern Territory die door perspective.brussels in overleg met de regionale autoriteiten zijn verricht.
- Voor het huizenblok CCN: maximaal 165 000 m² vloeroppervlakte ;
- voor het huizenblok Proximus en het huizenblok CCN:
o mogelijke toename van de vloeroppervlakten met 5% (met afname van de grondinname met 10%)
o programmatorische cocktail van hoogstens 50% van de vloeroppervlakte bestemd voor kantoren, minstens 33% bestemd voor woningen en minstens 10% bestemd voor openbare voorzieningen.
Het voorkeurscenario neemt die aanbevelingen over en spreidt de rest van de bestemming van de vloeroppervlakten op de volgende manier: 3% van de vloeroppervlakte bestemd voor immateriële productieactiviteiten en 4% voor handelszaken.
Zo geldt het volgende voor het voorkeurscenario:
- toegewezen vloeroppervlakten10:
o 114 801 m² vloeroppervlakte voor North Galaxy met een beperking van de grondinname met 10%;
o 119 971 m² vloeroppervlakte voor Proximus (waarvan 49 225 m² in het BBP) met een beperking van de grondinname met 10%;
o 165 000 m² vloeroppervlakte voor het CCN-perceel (waarvan 119 378 m² in het BBP).
o Nieuw bebouwbaar gebied met 5.000 m² vloeroppervlakte op het Solvayplein, waar de bussen rechtsomkeer kunnen maken.
Hetzij in totaal 404 772 m² (waarvan 288 404 m² in het BBP).
- Bestemmingen voor de verschillende betrokken huizenblokken (behalve het Solvayplein, dat bestemd is voor voorzieningen):
o 50% van de vloeroppervlakte bestemd voor kantoren;
o 33% van de vloeroppervlakte bestemd voor woningen;
o 10% van de vloeroppervlakte bestemd voor openbare voorzieningen;
o 3% van de vloeroppervlakte bestemd voor productieactiviteiten van immateriële goederen en ambachtelijke productieactiviteiten;
o 4% van de vloeroppervlakte bestemd voor handel.
10 De berekening is ook gebaseerd op een geschatte hoogte van de begane grond van 6 m en 3,4 m per verdieping. Er zijn echter uitzonderingen in sommige blokken, zoals North Galaxy, waar een blok een begane grond van 3,4 m heeft. Bij de berekening van het station is rekening gehouden met de begane grond (momenteel ingenomen door de bushub).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 81
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
BOUWPROFIELEN EN ORGANISATIE VAN DE FUNCTIES
Voor het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus stelt het voorkeurscenario voor om de bestaande torengebouwen te behouden met het oog op de circulariteit en het respect voor de ondergrond (behoud van de verankering van de bestaande gebouwen in de bodem). Zoals hierboven werd uitgelegd, wordt de vloeroppervlakte vermeerderd met 5% in combinatie met de afname van de grondinname met 10%. Dat impliceert dat de bestaande torengebouwen hoger kunnen worden opgetrokken dan nu het geval is (107 m in het voorkeurscenario t.o.v. 102 m in de bestaande toestand).
In het geval van CCN opteert het voorkeurscenario gezien de lopende afbraakvergunning en een gebouw dat niet meer aan de huidige behoeften is aangepast, ervoor om:
- de gemiddelde hoogten van de naburige gebouwen niet te overschrijden en om de hoogte van de hoogbouw op 93 en 102 m vast te leggen;
- de hoogte van de gebouwen in de nabijheid van het station op 20 tot 46 m te beperken en een insprong van minstens 6 m op te leggen om de hoogte voor de rest van het huizenblok tot 107 m op te trekken;
- de voorkeur te geven aan een bebouwde diepte van 22 tot 35 m voor de nieuwe bouwwerken.
Wat de verdeling van de functies betreft, opteert het voorkeurscenario voor:
- de ontwikkeling van een lineair busstation over de volledige lengte van het station, enerzijds langs de binnenstraat, anderzijds langs de onderste halve verdieping van het huizenblok CCN op ongeveer 1/3 van de diepte van het perceel, waarbij beide ‘lanen’ doorlopen tot een gebied waar op het Solvayplein rechtsomkeer kan worden gemaakt;
- de ontwikkeling van voorzieningen en handelszaken over de volledige eerste twee verdiepingen over het volledige huizenblok om het ‘backstreeteffect’ te vermijden en om gebruikers te stimuleren om zich de openbare ruimte eigen te maken;
- de afstand van de residentiële ontwikkeling (huizenblok CCN) ten opzichte van de spoorweg om de geluidshinder zoveel mogelijk te beperken;
- de ontwikkeling van ‘hoge’ woningen in de torengebouwen van het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus en ‘lage’ woningen in een deel van de gebieden van de lage bovenste muurlaag van het huizenblok North Galaxy om een diversiteit van liggingen van de woningen te verzekeren;
- de ontwikkeling van een ‘afzonderlijke’ voorziening op het Solvayplein (zie specifiek punt verder) in de nabijheid van de noordelijke ingang van het treinstation met de bedoeling om de gebruikersstromen te herverdelen en de ingang vanaf de Simon Bolivarlaan naar de stationshal niet te overbelasten en intussen het Solvayplein te activeren en de verbinding met de Brabant- en de Gaucheretwijk te verbeteren.
De volgende schema’s verduidelijken op een grafische manier de vorm van het voorkeurscenario:
Organisatie van de bouwprofielen waarmee kan worden ingespeeld op het gedefinieerde programma en de verdeling van de functies (bron: 1010au)
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 82
N N Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RUIMTELIJKE ORGANISATIE
Het voorkeurscenario behoudt bepaalde basisprincipes die de opstelling van de 3 ruimtelijke alternatieven hebben gestructureerd:
- Valorisatie van de aanwezigheid van het station als ruimtelijk richtpunt, historisch overblijfsel en intermodaal station dat duidelijker leesbaar moet zijn vanaf de Bolivaras: het huizenblok CCN wordt ter hoogte van de Bolivarlaan doorbroken zodat een visuele continuïteit ontstaat vanaf het kanaal tot aan de Koninklijke Sint-Mariakerk;
- Valorisatie van de identiteit van de wijk waarbij de voorkeur eerder gaat naar torengebouwen dan grote, langwerpige flatgebouwen en door een volumetrie te behouden die de bovenste muurlaagniveaus overneemt die in het Manhattanplan werden gedefinieerd;
- Herinrichting van het verkeer en de parkeermogelijkheden voor auto's en openbaar vervoer, teneinde meer plaats vrij te maken voor voetgangers en fietsers op het Bolivarplein;
- Beperking van het aandeel verharde oppervlakte en uitbreiding van de oppervlakte groene ruimten om de microklimaatomstandigheden te verbeteren, een duurzaam beheer van het (regen- en opgepompte) water te vergemakkelijken en er een aantrekkelijker locatie van te maken. Gezien de context van de ondergrond maakt het voorkeurscenario een onderscheid tussen groene oppervlakken in volle grond en oppervlakkige inrichtingen op de bodem of op de daken.
Concreet stelt het voorkeurscenario in die zin voor om:
- het huizenblok CCN ‘op te delen’ (gebieden voor openbare doorgang op privéterrein) om er doorkijken en doorgangen doorheen het lineaire station in te richten;
o enerzijds in het midden van het perceel, dat naar de Bolivarlaan is gericht, waardoor het lichaam van het station en de ingang van de stationshal tot hun recht komen. Deze 30 m brede ruimte is overdekt, waarbij het stationsniveau toegang biedt tot de stationshal en het stadsniveau tot de metro en de ingang voor PBM’s van het station door het lineaire busstation te doorkruisen;
o anderzijds op de gemeentegrens (Schaarbeek/Sint-Joost), gericht naar de klokkentoren van het station die daarbij extra tot zijn recht komt. Die 15 m brede ruimten (slechts gedeeltelijk in het BBP opgenomen) is niet overdekt;
o ten slotte op de perceelgrens van CCN aan de kant van het Solvayplein, die uitziet op de ingang van het station langs de Quatrechtstraat. Die 12 m brede ruimte is overdekt en verbindt het huizenblok CCN met de nieuwe voorziening van het Solvayplein (ter hoogte van het stationsniveau, verhoogd ten opzichte van het busstation) en aan de noordelijke ingang van het station (op het stationsniveau);
- de groene gebieden binnen het BBP in stand te houden en verder te ontwikkelen:
o de bestaande bomenrijen op het Bolivarplein, op het Solvayplein en langs de Vooruitgangstraat in stand te houden en te versterken;
o een grote groene ruimte te ontwikkelen op het Bolivarplein: mogelijkerwijs in volle grond en de kans biedend om een systeem te voorzien dat het regenwater en het opgepompte water naar de Zenne afvoert in het verlengde van het ‘Max-sur-Senne’-project. Het is nochtans belangrijk dat die ruimte de andere voor deze ruimte voorziene functies niet hindert - en dan meer bepaald de doorgang van het openbaar vervoer en de inrichting van de stopplaatsen.
o een groene ruimte te ontwikkelen op het terrein van het Medical Center en het niet-bebouwde noordelijke gedeelte van het Solvayplein te beplanten, om op die manier een ecologische verbinding tot stand te brengen tussen het Bolivarplein (en de rest van de laan) en de taluds van de spoorweg;
o beplantingen mogelijk te maken in het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus, en dan meer bepaald in de achteruitbouwzones.
Wat het beheer van de niveaus en het bestaande hoogteverschil op het perceel van het huizenblok CCN betreft, houdt het voorkeurscenario de bestaande toestand in stand:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 83
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
- op het stationsniveau wordt een plaat behouden, waardoor een open doorgang ontstaat langs de volledige gevel van het station (‘zwevende’ straat boven de binnenstraat) en waarbij de 3 ingangen op dat niveau met elkaar worden verbonden (op het Noordplein (buiten de perimeter), naar de stationshal en op het Solvayplein). Die plaat loopt door tussen de gebouwen in het huizenblok CCN, vanaf de stationshal naar de Bolivaresplanade, met de aanleg van een ‘hoger gelegen Bolivarvoorplein’ in de as van die laan. De gevels van de nieuwe gebouwen langs deze plaat worden geactiveerd door handelszaken, voorzieningen en toegangen tot de woningen;
- in deze plaat worden verticale relaties geïntegreerd tussen de ‘hogere’ ruimten die worden behouden en aangelegd, naar dezelfde ‘lagere’ overdekte ruimten - en dit op twee plaatsen: ter hoogte van het Bolivarvoorplein en ter hoogte van de doorgang tussen het CCN-perceel en de nieuwe voorziening op het Solvayplein;
- op het stadsniveau (het ‘lagere’ niveau) wordt het bestaande hoogteverschil behouden, het dalende grondniveau vanaf het Bolivarplein naar de uitsprong van het busstation en opnieuw stijgend in de binnenplaats naar de toegang van het station voor BPM's. Die ruimten onder de plaat worden zo georganiseerd om de werking van de mobiliteitsinfrastructuren mogelijk te maken (busterminal, toegang gebruikers en logistiek van het station, taxidiensten, kiss and ride, toegang tot de fietsparking ...).
Doorsnede van het huizenblok CCN tegenover de Bolivarlaan, waarbij het beheer van de niveaus wordt uitgelegd. In oranje arcering: het busstation (bron: 1010au)
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 84
/
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Voorkeurscenario/ruimtelijke organisatie op het stadsniveau (bron: 1010au)
Voorkeurscenario/ruimtelijke organisatie op het stationsniveau (bron: 1010au)
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 85
Afdeling 3 Effectenbeoordeling
MOBILITEIT
Het voorkeurscenario behoudt de basisprincipes die de opstelling van de 3 alternatieven hebben gestructureerd:
- het doorgaand verkeer is sterk beperkt in de perimeter: het Bolivarplein en het voorplein en de binnenstraat en de kleine Vooruitgangstraat zijn niet toegankelijk voor privévoertuigen. Hetzelfde geldt voor het deel van het Noordplein tussen de Vooruitgangstraat en de uitgang van de ondergrondse parking van het CCN;
- er mag niet worden geparkeerd langs de openbare weg;
- de toegangen tot de ondergrondse parkeergarages worden geoptimaliseerd: één ingang voor het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus op de Albert II-as en één toegang aan elke kant (noord en zuid) van het huizenblok CCN.
Overigens werd om technische redenen de voorkeur gegeven aan een lineair busstation: dit loopt langs de binnenstraat en in het onderste halve niveau van het CCN en loopt verder over het Solvayplein, zodat de bussen er rechtsomkeer kunnen maken.
Het voorkeurscenario spreekt zich niet explicieter uit over de actieve mobiliteit (ligging van de hoofdvoetgangerszone, doorgang voor fietsers, ligging van de bus- en taxistopplaatsen ...), maar beveelt een algemene toegankelijkheid in de openbare ruimten in de naaste omgeving en naar het station aan en een faciliteit voor de intermodaliteit over de volledige perimeter (comfort en zichtbaarheid van de stopplaatsen en de trajecten).
Wat de logistieke toegangen betreft, kiest het voorkeurscenario ervoor om - met de bedoeling om wegen vrij te maken voor andere toepassingen en om de conflictpunten met de verschillende gebruikers te beperken - de logistieke ingangen te optimaliseren en het aantal voor elk huizenblok zoveel mogelijk te beperken. Gezien de breedte van de betreffende assen, de MSW en de specifieke stedelijke typologie (gebouwen-huizenblokken) en dus de ruimtelijke capaciteiten van de huizenblokken die de leveringen op het perceel moeten beheren en het verkeer niet hinderen, organiseert het voorkeurscenario de leveringen binnen de huizenblokken en ontwikkelt er de toegangen (ingang en uitgang) van op de Albert II- en de Solvay-as (die op het Good Move-plan als Vrachtwagen Comfort worden gedefinieerd).
Het lijkt van essentieel belang om voor de huizenblokken CCN en station ‘zware’ logistieke toegangen te voorzien (> 3 m hoogte). Aangezien het station onlangs werd gerenoveerd en de toegangen voor de vrachtwagens aan de kant van het Solvayplein werden gedefinieerd, mogen het nieuwe gebouw op het Solvayplein en de organisatie van het busstation (rechtsomkeer) deze toegang niet hinderen en op termijn naar de Aarschotstraat worden verplaatst.
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 86
/
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
BEBOUWBAARHEID VAN HET SOLVAYPLEIN
Zoals al werd verduidelijkt in het punt ‘bouwprofielen en organisatie van de functies’, wordt het Solvayplein, dat gedeeltelijk wordt gemobiliseerd om de bussen rechtsomkeer te laten maken, bebouwbaar gemaakt. Voor de ‘gescheiden’ voorzieningen op dit nieuwe perceel werden meerdere mogelijke inplantingen onderzocht in het kader van de opstelling van het voorkeurscenario. De omkaderingselementen die aldus worden gedefinieerd, zijn:
- de ontwikkeling van sportvoorzieningen (2 plateaus met een grote zaal) of cultuurvoorzieningen (drie plateaus);
- de overdekking van de plaats waar de bussen op het stadsniveau rechtsomkeer kunnen maken;
- de beperking van de globale hoogte van het gebouw enerzijds om een volumetrische verbinding tot stand te brengen tussen de nieuwe gebouwen van het perceel CCN en de gebouwen errond en anderzijds om de uitzichten met patrimoniale waarde te behouden (zijaanzicht op de gevel van het station en de Koninklijke Sint-Mariakerk);
- het behoud van de bodemruimten op het plein, indien mogelijk in volle aarde (afhankelijk van de beperkingen met betrekking tot de ondergrond);
- de activering van het stadsniveau op minstens een van de gevels van de voorziening;
- de aansluiting van het gebouw op de plaat op het stationsniveau, en dit zowel in de richting van de Vooruitgangstraat als in de richting van het Solvayplein.
Principedoorsnede binnen de geïsoleerde voorzieningen (bron: 1010au)
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 87
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Algemene uitzichten (links), vanaf het noorden van de Vooruitgangstraat (in het midden) en vanaf de Solvay-as in de richting van de tunnel (rechts), voor twee geteste inplantingen: cultuur- (G+3) of sportvoorzieningen (G+2) bovenaan en sportvoorzieningen G+1 onderaan (bron: 1010au)
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 88
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 89 OVERIGE VISUALS (DOORSNEDEN) Afdeling 3 Effectenbeoordeling
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 90 Afdeling 3 Effectenbeoordeling
PRESENTATIE VAN HET ONTWERP VAN BBP
Deze wijziging van het PPAS definieert grafische en letterlijke vereisten, die beide regelgevende waarde hebben. De grafische voorschriften bestaan uit twee toewijzingsplannen. De eerste bestrijkt alle zones van het PPAS en geeft de algemene grafische voorschriften van de perimeter weer (met inbegrip van de begane grond en het niveau van de multimodale hub rechts van blok 72 (zone C en D)). De tweede geeft alleen de specifieke grafische voorschriften van de begane grond van het station voor blok 72 (zone C en D) weer. Deze plannen zijn weergegeven op de volgende bladzijden.
De letterlijke voorschriften begeleiden de grafische voorschriften. Ze zijn gedetailleerd in de pagina's die volgen op de plannen. Voor de bebouwbare zones staat het ontwerp-PPSAS samengevat het volgende toe:
Toegestane percentages per functie per zone en maximaal toegestane oppervlakte per zone
/ percentage/gebied dat niet in het PPAS is vastgesteld Niet door de PPAS toegestane overdracht
Maximaal toegestane doorgangsrechten
NTS
III Identificatie van de milieueffecten / p. 91
/ Hoofdstuk
Functies: ZONE A ZONE B ZONE C ZONE D C1 C2 min. (%) max. (%) min. (%) max. (%) min. (%) max. (%) min. (%) max. (%) min. (%) max. (%) Kantoor 40 50 40 50 40 50 / / Huisvesting 33 / 33 / 33 / / / Voorziening 8 / 8 / 8 / / / / / Handelszaken / 5 / 5 / 5 / / Andere functies / / / / / / / / MAXIMALE TOEGESTANE OPPERVLAKTE (m²) / 114 800 / 49 250 / 119 400 / / / /
Ratios Zone A Zone B Zone C C1 C2 Zone D (S)Oppervlakte zone (m²) 11 996 3 942 10 975 2 265 26 380 (E) Maximaal toegestaan vloeroppervlak (m²) 8 400 2 170 8 775 1 900 26 380 E/S max 0,70 0,55 0,80 0,84 1,00 Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 92 Afdeling 3 Effectenbeoordeling
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 93 Afdeling 3 Effectenbeoordeling
De schriftelijke voorschriften hebben de volgende inhoud:
1) Algemene voorschriften
Het eerste deel van de schriftelijke voorschriften bevat de algemene voorschriften die essentieel zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan en die van toepassing zijn op alle bouwwerken, verbouwingen en ontwikkelingen die binnen de perimeter van het plan worden uitgevoerd. Deze voorschriften beantwoorden voornamelijk aan de kwaliteitsdoelstellingen van de gebouwen en de openbare ruimten, aan de doelstellingen inzake erfgoed, esthetiek en landschap en ten slotte aan de milieudoelstellingen van het plan;
2) Bijzondere voorschriften betreffende de openbare ruimte
Het tweede deel van de schriftelijke voorschriften bevat de specifieke voorschriften voor de zones van de openbare ruimte.
De belangrijkste punten van deze voorschriften betreffen de multifunctionaliteit van deze ruimten en met name de integratie van het openbaar vervoer, de vergroening (inclusief het onderhoud/aanleg van open ruimten waar mogelijk) en de activering van de openbare ruimten. Evenzo wordt in de voorschriften rekening gehouden met het feit dat de openbare ruimte als een samenhangend geheel moet worden ontwikkeld met als doel het stationsknooppunt als multimodaal platform te versterken.
De meeste openbare ruimten zijn opgenomen in de wegzone. In deze gebieden beoogt de regelgeving te voldoen aan de beginselen van het huidige regionale mobiliteitsplan en milieudoelstellingen te verwezenlijken op het gebied van duurzaamheid van materialen, vegetatie en waterbeheer.
Een openbare ruimte is onderworpen aan bijzondere voorschriften in opleggende vorm die de bijzondere voorschriften voor de wegzones specificeren:
- Voor het Bolivarplein (verlenging van de Simon Bolivarlaan tussen de Koning Albert II-laan en het tracé van blok 72) is het de bedoeling te voldoen aan de behoeften van een evenwichtige organisatie tussen openbaar vervoer en actieve vervoerswijzen, met inachtneming van de doelstellingen inzake behoud van open terrein, maximale vegetatie en geïntegreerd waterbeheer.
Voor twee openbare ruimten gelden bijzondere voorschriften buiten de wegzone:
- Het gebied “Vooruitgang” (de ruimte langs het spoor aan de overzijde van de noordelijke toegangshelling tot het Gare du Nord vanaf de onderdoorgang Quatrecht) is het de bedoeling deze ruimte te consolideren als openbare ruimte voor recreatieve doeleinden en de ecologische continuïteit op dit punt van de perimeter te bevorderen. Indien nodig maakt de regelgeving de installatie van apparatuur van collectief belang mogelijk, waaronder met name infrastructuur in verband met mobiliteit.
- Ten slotte wordt de (bestaande) Albert II-parkzone zoals bepaald in het PRAS gehandhaafd.
3) Bijzondere voorschriften betreffende de bouwterreinen
Het derde deel van de letterlijke voorschriften bevat de bijzondere voorschriften met betrekking tot de bouwzones.
Deze omvatten de specifieke voorschriften voor de 4 zones van het plan die overeenkomen met de blokken voor hun deel van Schaarbeek, alsmede de bovenliggende voorschriften die de voorschriften specificeren voor bepaalde delen van de bouwzones waarvan de bestemming essentieel is voor de algemene samenhang van het plan.
De 4 bouwzones zijn als volgt:
- Zone A - blok 68 wordt begrensd door de Simon Bolivarlaan, de Koning Albert II-laan, het Solvayplein en de Progrèsstraat.
- Zone B - een deel van blok 71 wordt begrensd door de Koning Albert II-laan, de Simon Bolivarlaan, de Progrèsstraat en de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-ten-Node.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 94
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
- Zone C - een deel van blok 72 wordt begrensd door het deel van het Solvayplein dat in het verlengde ligt van de Rue de Quatrecht en de doorgang onder de sporen, de voormalige Rue du Progrès die langs het Gare du Nord loopt aan de westelijke gevel, de gemeentegrens met de gemeente Sint-Joost-tenNode en de Rue du Progrès. Zone C is verdeeld in een C1-zone, die overeenkomt met de door het CCNgebouw ingenomen ruimte (waarvoor op 9 mei 2022 een ontmantelingsvergunning is verkregen en waarvan de uitvoering is begonnen), en een zone C2, bestaande uit het gedeelte van het Solvayplein dat grenst aan de bebouwde kom en de noordelijke toegangshelling tot de ondergrondse parkeergarage.
- Zone D - een deel van blok 72, dat de ruimte omvat die wordt ingenomen door het Noordstationgebouw en de spoorwegzone.
Pour chacune des zones sont définies les affectations (superficies maximales et répartitions des fonctions (destinations) dans la zone exprimée en pourcentage des superficies de plancher bâties), les implantations et les gabarits.
En ce qui concerne les zones A, B et C1, la répartition des fonctions répond aux objectifs de mixité identifiés à l’échelle du quartier et visés par les instances régionales et communales.
La fonction logement est confortée dans le périmètre par rapport au PPAS initial puisqu’un pourcentage minimum doit être atteint. Cette fonction est équilibrée avec des fonctions économiques diversifiées : bureau, commerces et activités productives de bien immatériels et/ou de type artisanal. La fonction bureau dispose d’un seuil minimum en termes de programmation relativement élevé afin de maintenir un pôle de bureau d’importance régionale tel que visé par le PRDD et le PRAS. Les fonctions engendrant des flux de véhicules lourds importants tels que le commerce de gros et les activités productives de biens matériels ont été exclues afin de ne pas augmenter la pression sur les voiries situées à proximité de la gare. Enfin, les établissements hôteliers sont également autorisables.
La zone C2 pourra être occupée au RDV par l'espace nécessaire au retournement des bus desservant la gare. La réduction de l’emprise de ce retournement sera recherchée afin de libérer au maximum la zone pour d’autres usages. Afin de garantir une activité publique qualitative sur tous les bords de cet espace et son intégration dans les parcours urbains tant au RDV qu’au RDG, un équipement d’intérêt collectif ou de service public peut être construit notamment en rehausse du retournement bus. La toiture de ce bâtiment pourrait être accessible et accessoire à la fonction d’équipement.
La partie non bâtie de la zone C2 est destinée à être aménagée en espace public végétalisé disposant de pleine terre.
Concernant la zone D (gare) et zone de chemin de fer, les prescriptions du PPAS ne modifient pas les prescriptions du PRAS en termes d’affectations, à savoir zone administrative et zone de chemin de fer, sans autres précisions.
En termes de gabarits, pour les zones A et B, l’objectif est de s’inscrire dans la continuité du plan Manhattan : les gabarits élevés existants doivent être globalement maintenus et leur rénovation est encouragée pour des enjeux de circularité. Les gabarits autorisables sur ces zones sont de maximum 110m (hauteur sous corniche). Les autres gabarits autorisables sur ces zones sont plus limités (maximum 50m) afin d’observer une rupture entre les gabarits élevés, le reste de l’îlot et les îlots avoisinants.
Pour la zone C1, les gabarits maximums autorisables sont identiques à ceux des bâtiments élevés situés sur les zones A et B. Pour la zone C2, les gabarits autorisés sont en rupture avec les gabarits sur les zones C1 et A. Ils doivent permettre la transition avec les bâtiments hauts alentours (en zone C1 et au niveau de la Résidence Nord, place Solvay).
Pour la zone D (la gare du Nord) les modifications de gabarits qui pourraient être permises doivent respecter les caractéristiques patrimoniales de la gare ainsi que les percées visuelles obligatoires reprises dans le plan.
En termes d’implantations, les principes appliqués aux zones A et B visent à atteindre une réduction de l’emprise au sol dans le cas de nouveaux projets sur ces zones. L’objectif poursuivi est de réaffecter ces espaces aux plantations, à la desserte des bâtiments et à l’activation des rez-de chaussée dans une optique de durabilité.
La zone C1 est divisée en 2 zones où l’implantation de constructions est autorisée. Ces deux zones s’implantent symétriquement de part et d’autre de l’entrée principale de la gare du Nord. Entre ces deux implantations se trouve le hub multimodal et la dalle projetée du rez-de-gare, correspondant à la zone d’usage public sur sol privé sur le plan d’affectation correspondant.
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 95
/
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
La zone C2 est destinée à accueillir une activité publique qualitative : elle doit permettre la construction d’un équipement en rehausse du retournement bus, dans le cas où l’emprise combinée du retournement bus et des trémies de parkings le permettent, l’aménagement d’un espace public qualitatif et appropriable pour le quartier. L’emprise autorisée pour la construction (1.900m²) doit permettre de développer un équipement d’ampleur ainsi que d’intégrer les espaces nécessaires à son accroche aux différents niveaux d’espaces publics qui le bordent : le niveau des espaces publics (RDV) côté rue du Progrès et Place Solvay, le niveau RDG du côté CCN et rue suspendue (passage Progrès). En fonction de l’emprise du retournement bus et trémie de parking du bâtiment CCN, les surfaces au sol restant libres devront être aménagée en espace public végétalisé.
Enfin les emprises sur la zone D visent essentiellement le maintien de la situation existante. Les zones en surimpression qui s’appliquent aux zones constructibles et en précisent les prescriptions sont les suivantes :
• Le hub multimodal couvre au RDV les parties du bâtiment C1 devant rester accessibles pour les fonctions de transports publics, à savoir, la zone située dans l’axe de l’entrée centrale de la gare (non constructible à partir du niveau RDG) et la zone longitudinale longeant la voie sous dalle (ancienne rue du progrès) ; la zone hub multimodal comprend également l’espace entre ce bâtiment et le bâtiment de la gare (voie sous dalle) et enfin la partie de la place Solvay nécessaire au retournement des bus. Les prescriptions pour cette zone visent à assurer un aménagement optimal pour des transports publics, à savoir : l’organisation des terminus de bus De Lijn et STIB, le fonctionnement de la gare (accès usagers et logistiques, kiss and ride, taxis) et l'usage par les modes actifs (accès et passages vélos, accès piétons), en ce comprend les espaces techniques et logistiques nécessaires aux opérateurs de transports.
• Les zones de recul11 concernent les espaces situés entre la limite du domaine public et les fronts de bâtisse. Elles concernent les îlots 71 et 68. Les prescriptions visent à maintenir la présence de végétation dans ces zones mais également à contribuer à la qualité des espaces publics qu’elles bordent (boulevard du Roi Albert II, Place Simon Bolivar, rue du progrès) en favorisant la mobilité active et contribuant à l’activation des rez-de-chaussée.
• Les zones d’usage public sur sol privé concernent les zones de circulation publique sur la zone C1 mais également sur l’espace situé entre les zones C et D. Elles visent principalement à maintenir l’accès public à la gare et les connexions entre la gare et les autres arrêts de transports publics. Les prescriptions qui s’y appliquent visent à garantir l’accessibilité de ces espaces aux PMR et modes actifs.
Les surimpressions suivantes donnent des prescriptions quant à certains aménagements imposés dans les zones qu’elles concernent :
• les connexions verticales visent à imposer les nécessaires liaisons entre le RDV et RDG ainsi qu’avec les espaces publics alentours
• les percées visuelles obligatoires inscrivent les ouvertures dans les zones bâties nécessaires à la création/préservation des axes paysagers à valeur patrimoniale ;
• les limites de gabarits précisent les gabarits maximum autorisables pour les différentes zones.
• Le passage sous voies Quatrecht, visent essentiellement à améliorer son aménagement en garantissant un sentiment de sécurité plus important qu’en situation existante.
11 Notons que les prescriptions des zones de recul du PPAS s’écartent de celles du RRU. A ce sujet, les dispositions générales du présent PPAS mentionnent que les prescriptions des règlements régionaux et communaux en vigueur au moment de la délivrance des permis et certificats, pour les projets situés au sein du périmètre du PPAS n° 19, ne sont d’application sur le territoire couvert par le présent Plan que dans la mesure où elles ne sont pas contraires à ses prescriptions réglementaires.
NTS
Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 96
/
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
VERANTWOORDING VAN DE GEMAAKTE KEUZEN TEN OPZICHTE VAN DE AANBEVELINGEN
In de volgende tabellen zijn de aanbevelingen overgenomen van de delen B en C van dit deel (analyses van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven), die verduidelijken via de volgende kleurencode of rekening werd gehouden met de aanbevelingen voor de opstelling van het ontwerp van BBP en hoe en in voorkomend geval de redenen uiteenzetten waarom de aanbevelingen niet werden gevolgd.
Hierbij werd de volgende kleurcode gebruikt:
Geïntegreerd in de voorschriften van het ontwerp van BBP;
Geïntegreerd in de begeleidende maatregelen van het ontwerp van BBP;
Niet opgenomen in de voorschriften noch in de begeleidende maatregelen, maar wel mogelijk gemaakt;
Niet geïntegreerd in het ontwerp van BBP of onmogelijkheid van realisatie;
Niet relevant (buiten de grenzen van het BBP, buiten het reglementaire kader van een BBP (onderwerpen of stappen) of in verband met andere, niet-gevolgde aanbevelingen)
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 97
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
AANBEVELINGEN IN VERBAND MET DE ANALYSES VAN DE PROGRAMMATORISCHE ALTERNATIEVEN
Bestemmingen
RP1
Om de bouwhoogtes in het huizenblok CCN te beperken en er de kwaliteit van de binnenruimten te garanderen, ofwel de grondinname te vergroten, wat ten koste gaat van andere criteria (open ruimten, bodem, water, ecologisch netwerk, ...), ofwel de vloeroppervlakten te verkleinen die worden toegekend door het programma (minstens de alternatieven die de kleinste vloeroppervlakten toestaan voor het huizenblok CCN).
Streven naar een vermindering van de huidige kantoorvoorraad met 20 tot 35%, d.w.z. dat 200 000 tot 246 000 m² kantooroppervlakte wordt behouden.
In gebied C1 mag de grondinname niet worden vergroot, aangezien dit ten koste van de visuele doorkijken zou gaan die werden gecreëerd vanaf de Bolivaras en de kleine Vooruitgangstraat in de richting van het station. De gewestelijke doelstellingen in termen van verdichting van het huizenblok CCN worden in het BBP behouden.
RP2
RP3
Voor het huizenblok Galaxy: de kantoren als dusdanig behouden of de kantoren renoveren betekent minder verbruik over een periode van 20 jaar (tussenoptie voor wat de impact betreft) dan wanneer er een gemengd programma zou worden ontwikkeld.
Het maximale percentage voor kantoren dat in het gebied is toegelaten (en dat op 50% werd vastgelegd), vloeit voort uit de gewestelijke doelstellingen. Er werd overigens ook een minimale drempelwaarde gehanteerd met het oog op het behoud van een kantoorpool in dit gebied dat bijzonder goed bereikbaar is met het openbaar vervoer.
RP4
Een voldoende groot aandeel woningen op de schaal van het project te verzekeren om er de levendigheid van te verzekeren (minstens 20%), maar de totale productie van woningen beperken gezien de specifieke typologie en het aantal woningen met een vergelijkbare typologie die elders in de wijk worden verwacht.
Het minimale percentage voor woningen dat in het gebied is toegelaten (en dat op 33% werd vastgelegd), vloeit voort uit de gewestelijke doelstellingen.
Na de besprekingen met de gewestelijke operatoren werd geen enkele plafondwaarde ingevoerd, maar er zal wel rekening moeten worden gehouden met minimumwaarden die voor de andere functies moeten worden nageleefd.
RP5
De productieactiviteiten beperken tot de productie van immateriële goederen of tot ambachtelijke activiteiten die verenigbaar zijn met de woning- en de kantoorfunctie en die voor hun werking geen zwaar verkeer impliceren.
RP6
De oppervlakten voor voorzieningen en/of handelszaken en/of ambachtelijke activiteiten verminderen, zodat deze functies enkel de onderste 2 verdiepingen van de gebouwen innemen (3 in het huizenblok CCN gezien het potentiële bestaan van 2 benedenverdiepingen).
Er werd beslist om voor deze secundaire functies de mogelijkheid open te laten om zich op andere verdiepingen te vestigen - en dan meer bepaald hogere verdiepingen (rooftop). Dat standpunt heeft een invloed gehad op de toegelaten percentages, waarvoor geen duidelijke afspraken
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 98
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP7
De handelszaken (en ambachtelijke activiteiten met verkoop) op de benedenverdiepingen lokaliseren en de 2e (en 3e) verdieping indien nodig te gebruiken voor de voorzieningen, met behoud van de ingangen op straatniveau.
werden gemaakt over hun inname op de geplande oppervlakten van de benedenverdiepingen. Voor de handelszaken is het vastgelegde percentage van 5% wel een plafondwaarde. Voor de ambachtelijke activiteiten zal de ontwikkeling op een natuurlijke manier worden beperkt door de vraag naar deze activiteiten en door de andere aanwezige functies.
Dit wordt mogelijk gemaakt door het BBP, maar wordt niet opgelegd. Er werd de voorkeur aan gegeven om de projecten, afhankelijk van de soorten handelszaken, voorzieningen en ambachtelijke activiteiten die er concreet worden ontwikkeld, de kans te bieden om zich zo coherent mogelijk te organiseren. De voorschriften en de begeleidende maatregelen vermelden daarentegen de doelstellingen van activering van de benedenverdiepingen.
RP8
Zorgen voor minstens 18 000 m² voorzieningen, het busstation niet meegerekend, om te voldoen aan de bestaande behoefte aan buurtvoorzieningen en aan de behoefte die wordt geïnduceerd door de vastgoedontwikkeling van het gebied.
RP9
Gezien de centrale ligging en de uitstekende bereikbaarheid van het gebied, bijkomende oppervlakten voor voorzieningen voorzien om te voldoen aan de bovenlokale/gewestelijke behoeften.
NB: Hier moet nogmaals worden gewezen op de aandachtspunten in verband met de projectdragers en de ontwikkeling van scholen.
RP10
Om de winstgevendheid van de handelszaken te verzekeren en in een gemiddeld commercieel aanbod te blijven, zouden de vloeroppervlakten van de handelszaken moeten worden afgestemd op de ontwikkelde woonoppervlakten (handelsoppervlakten moeten gelijk zijn aan 4 tot 11% van de oppervlakten voor de woningen, uitgaande van 2,17 huishoudens per 100 m² woningen)
Dit wordt globaal genomen mogelijk gemaakt door het BBP, maar wordt niet opgelegd. Het BBP legt een maximum van 5% handelszaken op voor de gebieden A, B en C1. Afgezien van die plafondwaarde werd er de voorkeur aan gegeven om de projectverantwoordelijken de mogelijkheid te bieden om het aantal handelszaken die als noodzakelijk worden beschouwd, te schatten afhankelijk van de evolutie van de markt en de andere concreet ontwikkelde functies.
RP11
Om concurrentie met de handelspool van de Nieuwstraat te vermijden, zou bovendien vooral aan de dagelijkse behoeften moeten worden voldaan met de ontwikkeling van buurtwinkels, diensten en horecazaken, in plaats van kledingwinkels en andere grote handelszaken.
NTS
/ Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 99
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP12
Niet meerdere supermarkten ontwikkelen (~ 1 000 m²), maar de oppervlakten beperken per project.
Aanvullende voorschriften
Gediversifieerde woningen ontwikkelen: grote woningen tegen ‘middelhoge’ prijzen (tussen de prijzen/huurprijzen van de sociale woningen die in de wijk al goed vertegenwoordigd zijn en de prijzen/huurprijzen die worden voorgesteld in de nieuwe ontwikkelingen langs het kanaal).
RP13
Omdat de prijzen door de markt worden bepaald, is deze aanbeveling aangaande de huurprijzen moeilijk uit te voeren. Dat kan waarschijnlijk alleen via de ontwikkeling van goed omkaderde openbare woningen. De klassieke vastgoedpraktijken moeten daarbij goed worden omkaderd om realistische en duurzame ontwikkelingen te waarborgen.
RP14 Toezien op een kwaliteitsvolle uitvoering van de netwerken in de openbare ruimte
RP15 Toezien op een kwaliteitsvolle openbare ruimte voor de actieve verplaatsingswijzen
RP16
RP17
Afwijken van de GSV voor wat het aantal parkeerplaatsen voor de woningen betreft: het aantal verminderen tot 0,37 tot 0,64 parkeerplaats per woning.
De parkeerplaatsen voor de kantoren en productieactiviteiten niet omkaderen (het BWLKE toepassen).
Comfortabele en beschutte fietsparkeerplaatsen voorzien voor de werknemers van de productieactiviteiten, voorzieningen en handelszaken.
RP18
RP19
RP20
RP21
De fietsenstallingen van andere functies behalve woningen worden niet omkaderd door het BBP. Het is aan de aanvrager om het antwoord op de geplande behoefte te verantwoorden, rekening houdend met de voorziene functies en de andere geldende voorschriften.
Ervoor zorgen dat minstens 50% van het fietsparkeeraanbod voor de bezoekers beschut is. Deze aanbeveling is niet in het BBP geïntegreerd, maar dit laatste belet ook niet de realisatie ervan tijdens de fase van de vergunningsaanvragen.
De grondinname van de ondergrondse parkings verkleinen: door ze af te breken, ter hoogte van de gebieden die na de verkleining van de grondinname van de gebouwen zijn vrijgekomen, kunnen op de percelen gebieden met volle grond worden ontwikkeld.
De ontwikkeling van geïntegreerd bodembeheer in de perimeter aanmoedigen, in samenhang met de gewestelijke strategie Good Soil.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 100
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RP22
Zorgen voor de nuttige toepassing en een maximaal geïntegreerd beheer van het water op het perceel (regenwater en opgepompt water als de waterkwaliteit dat toelaat) om zo de algemene lozingen in het rioleringsnet te verminderen.
RP23
Het overtollige water afvoeren naar de Zenne in plaats van naar de riolering, althans voor zover de gezondheidstoestand van het water dat toelaat.
RP24 Ervoor zorgen dat op de percelen beplanting wordt ontwikkeld. Bij beplanting op plaat moet het substraat voldoende dik zijn om te kunnen worden gelijkgesteld met volle grond (intensief groendak).
RP25
Voor het huizenblok Proximus: eerder zware renovatie aanbevelen dan afbraak en wederopbouw.
RP26
Voor het huizenblok North Galaxy: als wordt gekozen voor gemengde programmatie eerder zware renovatie aanbevelen (keuze met de kleinste impact) dan afbraak en wederopbouw (keuze met de grootste impact).
RP27
Omdat voor dergelijke gebouwen grote oppervlakten en structuren nodig zijn, de vier bestaande torens van het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus behouden en indien nodig zware renovatie bevorderen met zoveel mogelijk recuperatie (hergebruik, recyclage) van de materialen.
RP28
Bij afbraak, gezien de kenmerken van de aanwezige gebouwen, demonteren voor zover de reële technische kenmerken van de bestaande gebouwen dat toelaten.
RP29 ‘Horizontale’ gemengdheid (verschillende functies in eenzelfde gebouw) verhoogt de mogelijkheid tot uitwisseling van stromen tussen de functies.
Andere aanbevelingen voor de bepaling van de ruimtelijke alternatieven, het voorkeurscenario en/of het strategische deel van het BBP
RP30
Het comfort aan de haltes en de leesbaarheid van de intermodale pool verbeteren, alle bushaltes ‘Noordstation’ op één plaats groeperen en zorgen voor een behoorlijke bewegwijzering en verplaatsingscomfort tussen deze bushalte en de ingangen van de premetro en het station.
RP31 Ervoor zorgen dat de leveringen kunnen plaatsvinden vanaf de Vrachtwagen-Comfort-assen.
RP32
Gebouwen ontwikkelen met variabele hoogten, zodat op meerdere niveaus groendaken kunnen worden ontwikkeld en niet alleen boven op de toekomstige torens (ontkoppeling tussen de beplanting op de grond en de beplanting op de daken).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 101
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
AANBEVELINGEN IN VERBAND MET DE ANALYSES VAN DE RUIMTELIJKE ALTERNATIEVEN
Bouwprofielen:
Aanbevelingen van het MER statuut Verantwoording indien niet gevolgd
RS1
Het behoud van de 4 bestaande torens in het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus mogelijk maken en aanmoedigen (ze opnemen in de geschikte volumes voor hoogbouw).
RS2
In het huizenblok North Galaxy en het huizenblok Proximus enkel hoogbouw mogelijk maken waar die al bestaat om grote interventies in de ondergrond en dus de risico’s verbonden aan de complexiteit van de ondergrond te beperken.
RS3
In het huizenblok CCN de ondergrondse structuren van CCN en de metro als basis voor bovengrondse bouwwerken integreren. Aangezien de ondergrond weinig geschikt is, de ontwikkeling van nieuwe gebouwen buiten deze structuur beperken.
RS4
In de Albert II-laan een doorlopend bouwfront behouden (torengebouwen verbonden door lage volumes) om er de wind tegen te houden (beter comfort op het Bolivarplein).
RS5 De hoogten in west-oostelijke richting geleidelijk aan verlagen om te vermijden dat het Noordstation wordt ‘verpletterd’ door te hoge gebouwen in de onmiddellijke omgeving.
RS6
Rekening houden met het risico van geluidverspreiding in de huizenblokken als de sokkels van het huizenblok Proximus en het huizenblok North Galaxy worden doorbroken.
RS7
Een bouwfront ontwikkelen aan de kant van het station (zelfs lager dan de gebouwen meer in het westen), dat een scherm moet helpen vormen tegen het spoorweggeluid (en potentieel het geluid van het busstation) voor de gebouwen in de rest van het gebied.
RS8
De kenmerkende hoge schaal van het Noordplein vrijwaren en zorgen voor een evenwicht tussen de hoge en de lage schaal op de openbare pleinen (Bolivarplein, Bolivarvoorplein en Noord- en/of Solvayplein); een muureffect vermijden door de bouwprofielen te variëren en beperkingen op te leggen voor het doorlopen van de geschikte volumes (eerder ‘toreneffect’ dan ‘blokeffect’).
De aanwezigheid van een symmetrie aan weerszijden van het Bolivarvoorplein kan het uitzicht vanaf de laan accentueren en benadrukt het station en de Sint-Mariakerk (erfgoed).
RS9
Een van de voorschriften bepaalt dat de open ruimte tussen de gebouwen die aan beide zijden van het Bolivarvoorplein worden ontwikkeld, op de toegang tot het station moet gecentreerd zijn. De ontwikkelde gebouwen zullen niet verplicht dezelfde hoogte moeten hebben, maar hun
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 102
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS10 De hoogten van de gebouwen rond het Noordplein moeten worden afgestemd op de afmetingen van het plein en de stationstoren herwaarderen.
RS11
Bij de lokalisatie van de hoogbouw rekening houden met de onderlinge afstand tussen de gebouwen (inkijk) en de afstand tot de bestaande gebouwen en met de slagschaduwen op de openbare ruimten, tussen de gebouwen en op de bestaande gebouwen.
De bouwdiepten moeten een natuurlijke lichtinval garanderen op alle verdiepingen, ook op de lagere, voor alle ‘leefruimten’ (behalve in gangen, technische ruimten enz.).
bouwfronten zullen de mogelijkheid moeten bieden om het station te centreren.
De volledige volumetrie tijdens de fase van de ontwerpen (op schaal van de huizenbouw) beoordelen, in het kader van de instructie van de vergunningsaanvragen.
RS12
Voor een optimale modulariteit van de ruimten mag de bouwdiepte van nieuwe gebouwen niet meer bedragen dan 18 m.
Ruimtelijke organisatie:
RS13 De oost-westelijke visuele link tussen het Bolivarplein en het station Bolivar moet worden vrijgemaakt.
De maximale diepte van 22 m blijft aanvaardbaar in termen van bewoonbaarheid middels andere inrichtingsomstandigheden, die in andere voorschriften en aanbevelingen van het plan worden behandeld. Die diepte biedt meer flexibiliteit in het geval van reconversie naar kantoorruimten.
RS14
Het Noordplein, dat betere intrinsieke kenmerken heeft dan het Solvayplein (grote natuurlijke lichtinval, beter windcomfort ...) behouden als brede open ademruimte rond de stationstoren en het plein ontwikkelen voor het publiek, zorgen voor een optimale intermodaliteit (één enkele halte aan het busstation en een van de hoofdingangen van het station).
RS15
Geen gebouwd volume voorzien in de optimale afslagzone van de tram op de hoek van het Noordplein: als de uitrit van de ondergrondse parking meer naar achteren wordt geplaatst, kan de tram een grotere bocht nemen en maakt hij minder lawaai.
RS16
Als een gegroepeerd busstation mogelijk is, het Solvayplein ontwikkelen als een kwaliteitsvol en geactiveerd plein.
RS17 Als het busstation ruimte inneemt op het Solvayplein, dit plein niet bedekken met een plaat boven de kerende bussen, een openbare ruimte die niet is verbonden met de grond
NTS / Hoofdstuk III Identificatie
/ p. 103
van de milieueffecten
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS20
(ongeveer zoals in de huidige toestand, negatief), maar een laag gebouw ontwikkelen waarvan de buitenruimten toegankelijk zijn voor het publiek en verband houden met een activiteit (openingsuren).
De breedte van het Bolivarvoorplein afstemmen op de hoogte van de omliggende gebouwen om het overweldigingseffect en de windeffecten te vermijden (tunneleffect versterkt door de hoogte van de omliggende gebouwen) en de toegangen tot de metro te verduidelijken, het hiërarchische statuut bevestigen (hoger statuut dan de kleine Vooruitgangstraat en de binnenstraat).
De in het plan voorgestelde breedte van 30 m is een minimale breedte. Maatregelen waarmee de windeffecten op de bebouwing en in de openbare ruimte kunnen worden gemilderd, zijn in de voorschriften en de maatregelen geïntegreerd. De voorgestelde breedte biedt de mogelijkheid om de uitzichten op het station te omkaderen en de leesbaarheid ervan te verzekeren. De leesbaarheid van de toegangen tot de metro is in de voorschriften en de begeleidende maatregelen voorzien.
De volledige volumetrie tijdens de fase van de ontwerpen (op schaal van het huizenblok) beoordelen, in het kader van de instructie van de vergunningsaanvragen.
Het niveauverschil vanwege de doortocht van de bussen verwijderen tussen het Bolivarplein en de metro-ingang, de stationsingang (stadsniveau) en de fietsparking (Bolivarvoorplein).
Sommige voorschriften zijn erop gericht om de negatieve impact van dat niveauverschil te beperken, zonder daarvoor te verplichten of voor te stellen om dat niveauverschil volledig weg te werken.
De begeleidende maatregelen voorzien een globale mobiliteitsstudie waarin de haalbaarheid en de technische voorwaarden van de niveauverschillen zouden moeten zijn opgenomen. Die aanbeveling moet ook worden geverifieerd op het niveau van de projecten met betrekking tot de activiteiten die op het stadsniveau zijn geïnstalleerd en de inrichtingsprojecten van openbare ruimten.
De voorkeur geven aan een onoverdekt Bolivarvoorplein op het stadsniveau (korte plaat vanaf de stationshal zodat indien nodig boven de bussen kan worden gelopen).
De grondinname van de in het plan voorgestelde plaats is de maximale grondinname. De voorschriften in verband met de verticale relaties bieden de mogelijkheid om de nodige omstandigheden voor de opening van die plaat uit te voeren. Dat wordt aan het project gelaten, in het kader van de instructie van de vergunningsaanvragen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 104
RS18
RS19
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS21
De interventievoorwaarden van de DBDMH moeten worden gegarandeerd ter hoogte van het stationsniveau (mogelijkheid om rechtsomkeer te maken).
De binnenstraat verbreden. De uitlijning behouden op de dragende structuur van CCN/metro in de ondergrond lijkt vanuit technisch oogpunt een redelijke optie te zijn.
Biedt de mogelijkheid om de bebouwbare grondinname van het huizenblok CCN niet te beperken.
RS22
De binnenstraat wordt bij voorkeur niet overdekt.
RS23 Het Medical Center niet met een loopbrug met het huizenblok CCN verbinden.
De breedte van de kleine Vooruitgangstraat aanpassen aan de hoogte en de lengte van de omliggende gebouwen (een canyonstraat en overweldigingseffect vermijden) en aan de vervoerswijzen die er worden toegelaten (afhankelijk van de organisatie van de rest van het gebied).
RS24
RS25
Beplanting in volle grond ontwikkelen op de hoeken van het huizenblok Proximus en het huizenblok North Galaxy.
De interventievoorwaarden van de DBDMH en voor de toegang tot de stationshal moeten worden gewaarborgd.
Onbekende factoren in verband met de technische leefbaarheid van de verwijdering van de overdekking van de binnenstraat (structurele implicaties) en de ruimtelijke organisatie van het openbaar vervoer.
Het grootste gedeelte van de kleine Vooruitgangstraat bevindt zich op het grondgebied van de gemeente Sint-Joost en de verbreding tot 20 m heeft geen zin als ze alleen op het grondgebied van Schaarbeek wordt voorzien. De voorschriften in verband met de inrichting van de achteruitbouwzones bieden evenwel de mogelijkheid om de voor het publiek toegankelijke ruimte te verbreden, zoals dit het geval is in het huizenblok North Galaxy.
Een van de voorschriften legt een maximale beplanting in volle grond van het Bolivarplein op, maar de precieze gebieden worden niet gespecificeerd.
Aan de projecten van de openbare ruimte de mogelijkheid bieden om de beplante gebieden zoveel mogelijk op het Bolivarplein te lokaliseren.
RS26 Op de Solvay-as de bestaande beplanting in volle grond behouden.
RS27 Beplanting voorzien op de Koolbranders-as.
RS28 Op het Bolivarplein de ontwikkeling opleggen van een grote groene ruimte. Een van de voorschriften legt een maximale beplanting in volle grond van het Bolivarplein op; de juiste grootte ervan
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 105
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS29
De achteruitbouwstroken van het huizenblok Proximus en het huizenblok North Galaxy benutten voor de biodiversiteit (bij behoud van het niveauverschil van de inritten of bij afbraak van de ondergrondse parkings, twee opties die een dik substraat mogelijk maken) of de openbare ruimte (verbreding van het Bolivarplein).
Verplaatsingen:
RS30
De eindhalte op het Bolivarplein niet behouden (alles verenigen in het station) en de halten uniformiseren.
RS31 Geen personenwagens toelaten op het Bolivarplein (voor meer ruimte en minder hinder).
De parkeerplaatsen op de openbare weg schrappen (behalve voor taxi’s).
wordt niet gespecificeerd, aangezien het gebied in de eerste plaats multifunctioneel zal zijn.
Aan de projecten van de openbare ruimte de mogelijkheid bieden om de beplante gebieden zoveel mogelijk op het Bolivarplein te dimensioneren.
RS32
Het busstation concentreren (alternatief 2) om de verdere organisatie van de wijk te vergemakkelijken.
Het BBP spreekt zich in die zin uit voor de Vooruitgangstraat en het Bolivarplein, wat zin heeft rekening houdend met de ambities in verband met die ruimten en wat de mogelijkheid laat op de Albert II- en de Solvay-as.
Het voorstel van het gegroepeerde busstation is grotendeels buiten het BBP gelegen.
RS33
RS34
De technische haalbaarheid om het volledige busstation ten zuiden van de Bolivar-as te groeperen werd niet bevestigd door de voorstudies die De Lijn binnen de timing van het dossier uitvoerde. Bovendien lijkt deze optie de minst gunstige voor de inrichting van een uitbreiding van het busstation indien dit nodig blijkt.
De mogelijkheid voorzien om de internationale bussen in het gebied te plaatsen Het BBP is niet bedoeld om dit onderwerp te behandelen, maar de voorschriften bieden de mogelijkheid om het internationale busstation in het gebied te positioneren.
RS35 Het kruisen van de stromen (OV/voetgangersboulevard/fietsers) beperken.
RS36 De voetgangersboulevard doortrekken op het centrale voorplein tot aan de ingang van het station, zorgen voor een universele, comfortabele, gelijkvloerse, duidelijke toegang tot de
NTS / Hoofdstuk III Identificatie
/ p. 106
van de milieueffecten
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
mobiliteitshub in zijn geheel, vooral tot de lager gelegen metro-ingangen, de stationshal en de fietsparking van de NMBS.
RS48 De in- en de uitritten voor vrachtwagens/leveringen in alle huizenblokken concentreren op de Albert II- en de Solvay-as, ervoor zorgen dat het lossen binnen de huizenblokken gebeurt.
RS49 De toegangen tot de ondergrondse parkings concentreren op de Albert II-as en de Solvayas.
RS50 Het busstation (randen) afsluiten om de voortgebrachte geluidshinder te beperken.
RS51
In voorkomend geval de metro-ingang toegankelijk maken vanaf het stadsniveau van het gebouw dat wordt ontwikkeld op het Noordplein of de bushalten in de buurt van het Bolivarvoorplein, en dus in de buurt van de metro en het station, inrichten.
RS52 Zorgen voor een duidelijke bewegwijzering om de intermodaliteit te bevorderen
RS53 in alle gevallen de toegankelijkheid garanderen voor PBM's (ook als een lager niveau wordt behouden voor de doorgang van de bussen).
RS54 Zorgen voor een rechtstreekse verbinding tussen het station en de metro (toegang op het stadsniveau in geval van een korte plaat of op stationsniveau in geval van een lange plaat)
RS55 Via de voorschriften de uitvoering van de MWS en de kwaliteit ervan garanderen (voetgangersboulevard met beplanting, kwaliteit van de grondbedekkingen ...).
RS56
In een kleine mobiliteitsstudie de mogelijkheden onderzoeken om in de Matheusstraat omgekeerd eenrichtingverkeer in te voeren, zodat ze niet meer kan worden gebruikt als bistraject (dit sluit aan bij de doelstelling om het doorgaand verkeer tussen de Noordtunnel en de Albert Ii-laan te verminderen).
De uitvoerbaarheidsvoorwaarden van de 3 mogelijkheden voor het busstation bestuderen (exacte lengte van de beschikbare perrons, analyse van de structuren en eventuele lastenverschuiving indien nodig, helling van de perrons, uitvoerbaarheid van de manoeuvres, in- en uitritten voor de rijtuigen, comfort van de chauffeurs aan de halte ...)
RS57
De technische haalbaarheid van de 3 mogelijkheden werd niet bevestigd door de voorstudies die door de operator De Lijn werden uitgevoerd. De timing van het dossier bood niet de mogelijkheid om gedetailleerde studies uit te voeren. De begeleidende maatregelen voorzien een globale mobiliteitsstudie, die op een gedetailleerde manier de haalbaarheidsvoorwaarden van die 3 mogelijkheden zou moeten onderzoeken.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 107
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Functies:
RS37
De oriëntatie en de lichtinval voor de woningen diversifiëren, enkele woningen voorzien in de hoogte (horizontaal) en andere verticaal (meer aankoopmogelijkheden en dus een ruimer doelpubliek), verbonden met de grond (onder de 5e verdieping), in ‘contact’ met de openbare ruimten op de rustigere plaatsen (Bolivarplein, gevel die uitgeeft op een ‘binnenterrein’ van een huizenblok ...)
Het aantal woningen binnen een afstand van 50 m van de sporen beperken (daar de voorkeur geven aan economische activiteiten), behalve als een bouwfront de geluidshinder beperkt.
De voorschriften en de maatregelen in termen van kwaliteit van de woningen en geluid en trillingen gaan in die richting, zonder de bufferzone van 50 m te vermelden.
RS38
RS39
Ervoor zorgen dat alle woningen beschikken over een rustige gevel en privébuitenruimten bij voorkeur ook aan deze gevel plaatsen.
De volledige volumetrie tijdens de fase van de ontwerpen (op schaal van het huizenblok) beoordelen, in het kader van de instructie van de vergunningsaanvragen.
Weinig realistisch in termen van concrete haalbaarheid, gezien de luidruchtige context van de wijk. Toch gaan de voorschriften en de begeleidende maatregelen in termen van kwaliteit van de woningen van het geluid en trillingen in die richting.
RS40 Op het Bolivarplein voorzieningen groeperen om het plein te activeren, door de mogelijkheid te voorzien om er grote voorzieningen te ontwikkelen.
RS41 In het hele gebied zorgen voor een gemengdheid van functies (handelszaken en (kleine) voorzieningen) op de onderste verdiepingen.
RS42
De gevoelige voorzieningen (bijvoorbeeld scholen of gezondheidscentra) in de rustiger zones (binnenterrein van huizenblokken, Bolivarplein) plaatsen, afhankelijk van de specifieke behoeften (natuurlijke lichtinval in de buitenruimten ...).
De handelszaken aan de straatkant lokaliseren en de voorzieningen erboven of erachter, naargelang de mogelijkheden, met ingangen aan de straatkant.
RS43
RS44
Het stadsniveau aan de kant van het station activeren, zowel in het noorden als in het zuiden, om de binnenstraat te activeren en de verbinding met het Solvayplein te versterken.
Aan de projecten overlaten om, afhankelijk van de handelszaken en de soorten voorzieningen die concreet worden ontwikkeld, om zich zo coherent mogelijk te organiseren. De voorschriften en de begeleidende maatregelen vermelden de doelstellingen van de activering van de benedenverdieping, die door deze aanbeveling worden bedoeld.
De operationele en de technische haalbaarheid om de gevel van het station op RDV te activeren door functies, wordt niet
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 108
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS45
RS46
RS47
verzekerd. De activering blijft evenwel mogelijk in voorkomend geval.
De Kwatrechttunnel activeren door er een fietsparking te voorzien. De operationele en de technische haalbaarheid is niet verzekerd. De activering wordt mogelijk gemaakt door de voorschriften, in de mate van het respect van de ruimten die nodig zijn voor het verkeer. Er worden maatregelen voorgeschreven die ten doel hebben om het veiligheidsgevoel in de tunnel te verbeteren.
Een infrastructuur ontwikkelen die het terrein van het Medical Center activeert (voorziening, skatepark ...) en die verenigbaar is met de lokalisatie tussen openbare weg, trams en treinen.
Geen functie die gevoelig is voor geluid en trillingen ontwikkelen boven het busstation of boven eventuele bochten voor de tram op de hoek van het Noordplein.
Kadastrale percelen/architectuur:
RS58
Rekening houden met het risico van geluidverspreiding/verspreiding van vervuilende stoffen in de huizenblokken bij het doorbreken van de sokkels van het huizenblok Proximus en het huizenblok North Galaxy.
RS59 Meerdere toegangen tot de functies op de benedenverdiepingen voorzien en een poreuze interface bevorderen (meerdere ingangen, transparantie en uitzicht op het interieur ...).
RS60 Verschillende soorten woningen ontwikkelen (koopwoningen, huurwoningen, sociale en daarmee gelijkgestelde woningen, middelgrote woningen ...).
RS61 De toegang tot een kwaliteitsvolle buitenruimte garanderen voor alle woningen, vooral op het vlak van wind - ook voor de woningen op de hoogste verdiepingen.
RS62 Geval per geval een goede natuurlijke lichtinval garanderen in alle woningen (oriëntatie, gebouwen, hoeken ...)
RS63
De volumes en structuren aanpassen aan de kantoor- en de huisvestingsfuncties om een daadwerkelijke modulariteit te verkrijgen (beperkte bouwdiepten, eerder draagkolommen dan draagmuren (open plan), voldoende hoogte tussen de vloeren ...)
RS64
Rekening houden met de specifieke behoeften van bepaalde voorzieningen voor een kwaliteitsvolle uitvoering (bijvoorbeeld voor de scholen: natuurlijke lichtinval, kwaliteitsvolle buitenruimten, ligging in een rustig gebied ...).
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van
milieueffecten
p. 109
de
/
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS65
Zich positioneren ten aanzien van de eis van groene ruimten in zowel het huidige BBP (30% groene ruimten) als in het GBP (10% van de grondoppervlakte) en het ontwerp van GSV (30% volle grond voor elk perceel): groene ruimten ontwikkelen en deze ruimten in de verschillende huizenblokken (lokalisatie, kwaliteitseisen …) positioneren. Bijvoorbeeld intensieve of semi-intensieve groendaken opleggen (equivalent volle grond) in de bebouwde ruimten van de lage schaal die niet worden ingericht (terrassen, technische ruimten) of een minimale BAF+ opleggen.
RS66 Regenwaterbeheer op schaal van het perceel opleggen (stockerende daken, porositeit van de gevels en de grondbedekkingen ...).
RS67
RS68
RS69
Een beheer opleggen dat het opgepompte water nuttig toepast (hergebruik in de gebouwen, afvoeren naar de Zenne doorheen de openbare ruimten); dit blijft ondergeschikt aan de voorwaarden van de MV.
Een groene link waarborgen tussen de site en de spoorwegtaluds op het perceel van het Medical Center, ongeacht of dit (deels) wordt bebouwd of niet.
Overwegingen integreren over het juiste ontwerp en het beheer van de groene gebieden (wind, schaduw, vandalisme, hygiëne, aangepaste soorten ...) en hun bodem (meststoffen, bescherming tegen inzakking, voldoende dik substraat ...)
Sommige voorschriften en begeleidende maatregelen gaan in die richting, zonder zo streng of zo nauwkeurig te zijn.
RS70
Langs de gebieden voor gemotoriseerd verkeer beplanting voorzien tussen de voertuigen en de ‘zachte’ openbare ruimte, die een scherm moet vormen tegen verontreiniging. Verschillende lagen en soorten selecteren voor een grotere veerkracht, diversiteit van de soorten vervuilende stoffen, efficiëntie in alle seizoenen en aanpassing aan de specifieke ligging van elke plaats.
RS71 De afbraakprocedures matchen met de toekomstige projecten opdat zoveel mogelijk materialen ter plaatse worden gerecupereerd.
RS72
Doelstellingen vastleggen aangaande de circulariteit van de materialen, bijvoorbeeld deze die zijn vastgelegd in de gewestelijke guidelines voor het Proximus-project (bij afbraak minstens 2% van de gedemonteerde materialen herbruikbaar en minstens 90% gerecycleerd ter plaatse of in het BHG en bij wederopbouw 2% van de inkomende materialen afkomstig uit hergebruik en 20% uit recyclage, afkomstig van het terrein of van een andere plaats in het BHG)
RS73
RS74
De productie opleggen van hernieuwbare energie (geothermie, fotovoltaïsche panelen, warmtepompen of andere technische oplossingen)
De behandeling van de gevels omkaderen (porositeit, animatie, ruwheid, weerkaatsing van geluid en licht, materialen (glas vermijden, geluidsabsorptie) ...).
De voorschriften leggen ‘het gebruik van’ of ‘de productie van’ hernieuwbare energie, maar niet uitsluitend de productie op
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 110
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RS75
RS76
Ervoor zorgen dat het windcomfort in de openbare ruimten (zie norm NEN 8100) niet achteruitgaat of zelfs verbeteren (via de aanbevelingen van windstudies zoals luifels, ruwe materialen, architecturale vormen ...)
Een hoog weerkaatsingsvermogen opleggen voor de horizontale en de verticale bekledingsmaterialen.
RS77 Gedeeld gebruik van de ondergrondse parkeerplaatsen bevorderen.
RS78
Gezien de lawaaierige context van de wijk zorgen voor een goede geluidsisolatie van de gebouwen (bijvoorbeeld norm NBN S 01-400-1 voor de woongebouwen).
De voorschriften leggen een studie op, maar niet de opvolging van de aanbevelingen. Dat wordt aan het project overgelaten.
RS79
Als het Noordplein wordt bebouwd, ervoor zorgen dat het Solvayplein openbaar toegankelijk wordt, dat er een openbare ruimte wordt ontwikkeld op grondniveau of een laag gebouw (openbare voorziening met buitentoegang voor het publiek, ook als die wordt door de voorziening wordt ‘omkaderd’).
Openbare ruimte:
RS80
De visie van het BKP voor de Bolivar-as integreren (geïntegreerd waterbeheer aanmoedigen, overeenstemming met het Bolivar-project).
RS81 Het totale aantal bomen in de perimeter niet verminderen en de bestaande ‘volwassen’ bomen behouden.
RS82 Toezien op de continuïteit tussen de boomkruinen en de lagen diversifiëren om de groene verbindingen te optimaliseren.
RS83 Een zekere ontharding op de Bolivaresplanade verzekeren, evenals een kwaliteit van de hervonden bodems.
RS84
Ervoor zorgen dat eventuele inrichtingen om het windcomfort te verbeteren worden geïntegreerd in de projecten voor de openbare ruimte of in ieder geval dit gegeven integreren in de komende denkoefeningen.
RS85 Het veiligheidsgevoel bevorderen in de doorgangen onder de sporen (globale inrichting voor voldoende verlichting, configuratie, activering).
RS86
Een heus inrichtingsproject uittekenen voor de openbare ruimten in het gebied (coherentie, kwaliteit, gezelligheid ...), zodat ze geen restruimten worden en zodat ze hun rol zullen vervullen in dit gebied waar de dichtheid aanzienlijk zal worden verhoogd.
RS87 Poreuze grondbedekkingen opleggen die geen geluidshinder genereren.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 111
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
In het MER, de impact van het ontwerp van GBP (voorschriften en begeleidende maatregelen) wordt in eerste instantie geanalyseerd met betrekking tot de andere plannen en programma’s. Er worden vergelijkende tabellen met het bestaande reglementaire kader opgesteld tussen de voorschriften van het ontwerp van BBP, de GSV en de GemSV.
In tweede instantie worden de effecten van de voorschriften van het ontwerp van BBP op de verschillende domeinen van het milieu geanalyseerd (criteria van het MER). De analyse is onder meer gebaseerd op de analysefase van de programmatorische en ruimtelijke alternatieven: de veronderstellingen waarmee de berekeningen kunnen worden uitgevoerd, zijn dezelfde en de keuzen die door het BBP worden voorgesteld, worden vergeleken met de aanbevelingen die in deze fase worden geformuleerd. Merk op dat een deel van die aanbevelingen om technische redenen niet werden gevolgd, aangezien het BBP plaats neemt in een specifiek ‘operationeel’ kader en een ander deel van de aanbevelingen niet toe te passen waren in de fase van het BBP, maar wel van de projecten (te precies voor een planologisch document of buiten de perimeter). Die aanbevelingen worden hier dan ook niet overgenomen en worden ook niet vergeleken met de voorschriften van het ontwerp van BBP.
De analyse die op de volgende pagina’s wordt vermeld, heeft betrekking op de recentste versie van het BBP. Tijdens het iteratieve proces werden meerdere versies van de voorschriften en de begeleidende maatregelen opgesteld, met daarin opmerkingen of voorstellen die afkomstig waren van de MER-analyse of de herlezing door een juridisch kantoor. De aanbevelingen die in het kader van het analyseproces van de effecten werden geformuleerd en die al in de voorschriften of de begeleidende maatregelen zijn geïntegreerd, worden dan ook niet vermeld op de volgende pagina’s.
Deze analysefase wordt, net als de vorige, afgesloten met een tabel waarin de voorgestelde aanbevelingen en de geanalyseerde criteria duidelijk worden weergegeven, waarbij we opmerken dat de eerstgenoemden vaak een impact hebben op meerdere criteria.
NB: de namen van de huizenblokken en de ruimten die in dit deel van de analyse worden gebruikt, zijn met het oog op meer duidelijkheid in dit document dezelfde als de namen die in de vorige analyses worden gebruikt. Merk op dat die ruimten in het ontwerp van BBP een andere naam hebben gekregen. Ter herinnering worden hier de verschillende terminologieën vermeld:
- Huizenblok North Galaxy = huizenblok 68 = bebouwbaar gebied A in het BBP
- Huizenblok Proximus = huizenblok 71 = bebouwbaar gebied B in het BBP
- Huizenblok CCN = huizenblok 72 = bebouwbaar gebied C1 in het BBP - Huizenblok station = huizenblok 72 = bebouwbaar gebied D in het BBP
- Solvayplein = bebouwbaar gebied C2 in het BBP
- Medical Center = Vooruitgangsruimte in het BBP
- Binnenstraat en voorplein Bolivar = deel van het multimodale station in het BBP
- Bolivaresplanade = Bolivarplein in het BBP
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 112
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
EVALUATIE MET BETREKKING TOT HET REGLEMENTAIRE KADER
Op het moment van de uitvoering van de studie gelden op het niveau van de perimeter de volgende voorschriften: het GBP, het BBP 19 van het einde van de jaren ‘70, de GSV en de GemSV. Punt 1 ‘Reglementeringen en bepalingen’ van de reglementaire voorschriften van het BBP verduidelijkt het volgende:
- “De algemene voorschriften van het Gewestelijk Bestemmingsplan (GBP) dat van kracht is op het moment van de uitreiking van de vergunningen en de certificaten voor de percelen gelegen binnen de perimeter van BBP nr. 19 zijn van toepassing en vormen essentiële gegevens die niet mogen aangetast worden.
- De algemene en bijzondere voorschriften van het GBP dat van kracht is op het moment van de uitreiking van de vergunningen en de certificaten voor de projecten gelegen binnen de perimeter van BBP nr. 19 blijven van toepassing binnen de perimeter van onderhavig Plan. De specifieke voorschriften van het BBP vormen een aanvulling van de voorschriften van het GBP in de omvang van de mogelijkheden die door hoofdstuk 5 van titel II van het BWRO worden geboden;
- De voorschriften van de gewestelijke en de gemeentelijke reglementen die van kracht zijn op het moment van de uitreiking van de vergunningen en de certificaten voor de projecten gelegen binnen de perimeter van BBP nr. 19 zijn alleen van toepassing op het grondgebied waarop onderhavig Plan betrekking heeft voor zover ze niet indruisen tegen de reglementaire voorschriften.
- Voor elke definitie van een term die niet in onderhavige woordenlijst is opgenomen, dient men te verwijzen naar het GBP en de definities van de reglementen die van kracht zijn op het moment van de goedkeuring van het Plan. In geval van incompatibiliteit wordt voorrang verleend aan de definities van het GBP. ”
We herinneren hier ook aan artikel 94 van het BWRO, dat het volgende verduidelijkt: "De voorschriften van de vigerende gewestelijke en gemeentelijke verordeningen zijn enkel van toepassing op het grondgebied gedekt door een overeenkomstig titel II opgemaakt plan of door een verkavelingsvergunning in de mate dat ze niet strijdig zijn met de verordenende voorschriften van deze plannen of die verkavelingsvergunning”.
Men mag dus verwachten dat de wijziging van het BBP verenigbaar is met het reglementaire kader waarin het past of in voorkomend geval de reglementaire voorschriften van de GSV of de GemSV vervangt als de bepalingen van het BBP er strijdig mee zijn.
Het MER bevat tabellen vermelden de verschillen en de aandachtspunten tussen de voorschriften van het BBP en die van zijn reglementaire kader, rekening houdend met de hiërarchie van de plannen en de reglementen. De analyse houdt geen rekening met het bestaande BBP 19, aangezien dit laatste zal worden vervangen door onderhavige wijziging van het BBP. Merk op dat de voorschriften van de wijziging van het BBP die niet in deze tabel zijn opgenomen, volledig verenigbaar zijn met hun reglementaire kader. In deze analyse wordt geen rekening gehouden met de begeleidende maatregelen, die geen reglementair statuut hebben.
In de laatste kolom van het tabel wordt een eventuele positieve (+) of negatieve (-) waarschijnlijke impact vermeld, waarbij de criteria waarop een impact is, worden vermeld. De gedetailleerde analyse van de effecten wordt in het volgende punt ‘Verwachte effecten van het plan’ vermeld.
Dit NTS bevat alleen de conclusies van deze analyses, namelijk de volgende punten :
Het BBP is conform het GBP. Geen enkele van zijn bepalingen verhindert immers de voorziene inrichting voor het gebied of laat bestemmingen toe die niet door het gewestelijke plan worden goedgekeurd. Het BBP verduidelijkt overigens het GBP in een reeks bepalingen, zodat ze conform de specificiteiten van het gebied waar het ontwerp van plan betrekking heeft, zijn. We kunnen meer bepaald vermelden dat:
- het BBP verduidelijkt het GBP met bepalingen op het vlak van milieu (beplanting, verharding, waterbeheer ...), landschap en erfgoed;
- het BBP preciezer is dan het GBP in de bepalingen over de belangrijkste in te planten functies. Het beperkt de inplanting van kantoren en legt de inplanting op van een minimum aan woningen, terwijl het GBP beide functies onbeperkt als hoofdbestemming toelaat;
- Het BBP verandert de bestemming van een weg en beperkt er de functies tot de uitrusting en de openbare dienstverlening, terwijl ze als administratiegebied zou moeten worden bestemd.
- Het BBP is nauwkeuriger dan het GBP met betrekking tot de secundaire functies:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 113
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
o Voor de handelszaken is het BBP gunstiger voor de inplanting van die functie dan het GBP, voor een grote mogelijke overschrijding van de commerciële functie ten opzichte van wat het GBP toelaat (~ 6.000 m² vs 2.500 m² met MPP);
o Voor de voorzieningen voorziet het BBP een minimumpercentage en geeft daarbij blijk van meer ambitie dan het GBP;
o Het BBP beperkt het soort productieactiviteiten die kunnen worden ingeplant, maar verduidelijkt niet of deze al dan niet verenigbaar moeten zijn met de andere functies;
- Het BBP omvat bepalingen over de lokalisatie van de functies die meer bepaald gericht zijn op de activering van de openbare ruimte;
- Ten opzichte van de wegen omvat het BBP bepalingen met betrekking tot het parkeren van auto's, het veiligheidsgevoel en de link met de nieuwe hiërarchie die in het Good Move-plan wordt vastgelegd.
Het BBP wijkt op een reeks punten van de GSV en de GemSV af:
- Het BBP omvat milieuaspecten (beplanting, waterbeheer ...) en dit zowel met betrekking tot de behandeling van de bebouwde ruimten als die van de open ruimten waarop bijkomende of andere beheerbepalingen ten opzichte van de reglementen gebaseerd zijn;
- Het BBP laat grotere hoogten toe dan de hoogten die zouden toegelaten zijn in toepassing van de GSV, die algemeen in het omliggende bebouwde kader worden geïntegreerd;
- Het BBP voorziet inplantingsregels die afwijken van die van de GSV/GemSV, die verband houden met de bijzondere configuratie van de bebouwing in de wijk;
- Het BBP voorziet strengere normen op het vlak van de bewoonbaarheid van de woningen dan de GSV;
- Het BBP is strenger met betrekking tot de parkeermogelijkheden van de voertuigen (lagere verhouding) en de fietsenstallingen (hogere verhouding), ten aanzien van de goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de centrale ligging van de wijk;
- Behalve hun toegangsfuncties tot de gebouwen, worden de achteruitbouwzones door het BBP beschouwd als een element dat deelneemt aan de landschappelijke kwaliteit van de openbare ruimte, of aan zijn animatie of aan de actieve mobiliteit - en niet alleen de beplanting.
Ter herinnering: de milieueffecten verbonden met die verschillen worden op een gedetailleerde manier in de analyses op de volgende pagina’s beschreven.
NTS
/ Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 114
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
VERWACHTE IMPACT VAN HET PLAN
Op basis van de ervaring en de feedback over de vorige analysefasen en met het oog op duidelijkheid en ontlasting van het document heeft de RvB beslist dat bepaalde geanalyseerde criteria worden gegroepeerd, waardoor het aantal criteria nu nog 22 bedraagt (in plaats van 30). De gegroepeerde criteria zijn dan ook:
Structuur van de bebouwde ruimten en van de open ruimten
Stedelijk landschap en symbolische richtpunten
Bevolking en huisvesting
Voorzieningen en handelszaken
Economische activiteiten en transitie
Kwaliteit van de openbare ruimte en dan meer bepaald voor verplaatsingen en verblijf en activering via de benedenverdiepingen
Geluid en trillingen
Luchtkwaliteit
Veiligheid
Invoering van de MSW en netwerken voor de zachte mobiliteit
Actieve verplaatsingswijzen en fietsenstallingen
Openbaar vervoer
Auto's en parkeermogelijkheden
Vrachtwagens en leveringen
Mobiliteitsdiensten en intermodaliteit
Microklimaat
Bodems
Ecologisch netwerk en milieunetwerken
Water en technische netwerken en circulariteit van de stromen
Energie en circulariteit van de stromen
Circulariteit van de materialen en van de binnenkomende materialen/stromen
Modulariteit van de ruimten
De analyse van de impact van het planontwerp werd uitgevoerd op basis van dezelfde veronderstellingen en methoden als voor de analyse van de impact van de programmerings- en ruimtelijke alternatieven. De herinnering aan de diagnose en de inzetten die door deze laatste aan het licht werden gebracht, wordt hier niet vermeld om het document zoveel mogelijk te verlichten. Voor elk criterium vermeldt het MER de analyse daarom:
- De voorstellen van het planontwerp (voorschriften en begeleidende maatregelen) op een samenvattende/verklarende manier en hun verwachte impact. Ter herinnering: de voorschriften zijn reglementair, terwijl de begeleidende maatregelen geen verplichtende waarde hebben. In deze fase van het project zal de aanvrager echter moeten verantwoorden in welke mate hij die maatregelen al dan niet respecteert. De mogelijkheid bestaat evenwel om ze niet te volgen. ;
- De conclusies en daarmee verbonden aanbevelingen.
Ter herinnering: de analyses hebben hier uitsluitend betrekking op het gebied dat door het BBP wordt behandeld en niet meer op de volledige huizenblokken (zoals in het deel betreffende de programmatorische en ruimtelijke
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 115
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
alternatieven). De reële impact van de ontwikkeling van de huizenblokken zal dus groter zijn in realiteit dan de hier gemaakte schattingen (slechts 30% van het huizenblok Proximus en 67% van het huizenblok CCN worden door het BBP bestreken). De becijferde schattingen worden gegeven volgens de minimum- en de maximumwaarden die door het BBP worden toegelaten, maar ook voor het voorkeurscenario (in het BBP).
SAMENVATTING VAN DE AANBEVELINGEN EN WISSELWERKINGEN TUSSEN DE CRITERIA
Helaas waren er verschillende beperkingen op de keuzes die bij de opstelling van het ontwerp-BBP zijn gemaakt:
- Door een aantal technische vereisten konden sommige aanbevelingen voor de ruimtelijke organisatie (groepering van het busstation in het zuidelijke deel van het huizenblok CCN en ontwikkeling van een Bolivar-voorplein en een niet-overdekte binnenstraat ...) niet worden gevolgd,
- Bij de beleidskeuzes12 werden een aantal aanbevelingen voor de programmatie niet gevolgd (verhoging van de toegestane vloeroppervlakten ten opzichte van de onderzochte alternatieven, met verhoudingsgewijze verhoging van de impact, grotere verhouding behouden kantoren, verlaging van het minimum voor huisvesting ...);
- de typologie zelf van de wijk en de bestaande situatie vormen in feite beperkingen voor de ontwikkeling van een kwalitatieve leefomgeving (met name wat betreft microklimaat, bebouwingsdichtheid, kelder en dus open ruimte, lawaai, enz.).
Naast dit restrictieve kader en de ontwikkeling van de negatieve gevolgen van het ontwerpplan, werden de aanbevelingen, die werden geformuleerd tijdens de verschillende analysestadia, in de voorschriften en/of begeleidende maatregelen geïntegreerd om de negatieve impact te beperken en de positieve impact te maximaliseren. De voorschriften van het BBP voorzien bijvoorbeeld in het behoud van de bestaande torens in de huizenblokken North Galaxy en Proximus, de beperking van de bouwdiepte voor nieuwe gebouwen, het creëren van een visuele verbinding tussen de Bolivarlaan en het Noordstation en de Sint-Mariakerk die erachter ligt, het behoud en de verbetering van de bestaande zones met volle grond, maatregelen om een zekere kwaliteit voor de woningen te garanderen, de aanpassing van de volumes en structuren om de modulariteit van de nieuwe gebouwen mogelijk te maken, een ambitieus geïntegreerd beheer van het regenwater, ontharding van de openbare ruimte ... Bovendien verplicht het BBP om een grondig aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning op te maken, met een aantal studies die de autoriteiten in staat stellen om de aanvragen op te volgen en te meten. De begeleidende maatregelen van hun kant stellen een aantal elementen voor die eveneens kunnen bijdragen tot de beperking van de impact van de toekomstige projecten op het leefmilieu, zoals de lokalisatie van de logistieke toegangen tot de gebouwen, de organisatie van de multimodale hub, de leesbaarheid en intermodaliteit, de realisatie van een algemene mobiliteitsstudie en een totaalproject voor de openbare ruimte, de circulariteit van de materialen en de stromen, de integratie van geluidsfactoren bij de ontwikkeling van de verschillende functies in de wijk...
Veel van de gedane aanbevelingen zijn te specifiek, te prescriptief of van toepassing op andere stadia dan het plan zelf. De begeleidende maatregelen nemen veel van deze aanbevelingen over. Aangezien zij niet bindend zijn maar een reëel potentieel hebben om de positieve effecten te verbeteren/ de negatieve effecten van het plan te verminderen, is de monitoring en uitvoering ervan van bijzonder belang: indien zij niet worden nageleefd, kunnen de mogelijkheden om het milieu en de leefomgeving van deze specifieke wijk te verbeteren, verder worden beperkt.
12 De details van de gemaakte keuzes worden op synoptische wijze gepresenteerd in het punt "Presentatie van het ontwerp-BBP en motivering van de keuzes" van punt C van afdeling 3 van hoofdstuk III (blz. 350), en waar nodig wordt een motivering gegeven voor het niet volgen van de aanbevelingen van het MER.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 116
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
De finale aanbevelingen, geformuleerd bij de analyse van de laatste versie van het BBP13 en aangegeven in het volgende punt, betreffen de aanbevelingen die niet zijn opgenomen in de voorschriften, plannen en begeleidende maatregelen van het BBP en de aanbevelingen die niet rechtstreeks van toepassing zijn op het BBP (stadium van aanvraag van de SV, aanbevelingen voor de omgeving van het BBP maar buiten de perimeter, buiten het verordenende kader van een BBP …):
Finale aanbevelingen
Ervoor zorgen dat de breedte van het Bolivar-voorplein coherent is met de hoogte van de aangrenzende gebouwen
Het uitzicht tussen de twee bebouwbare zones van zone C1 omkaderen (bv: voorschriften over de lengte van de ruimte tussen twee hoge gebouwen naargelang hun afmetingen en onderlinge afstand).
De toegestane vloeroppervlakten verminderen, vooral voor het huizenblok CCN, temeer omdat ze niet worden omkaderd in het deel dat is gelegen in de gemeente Sint-Joost-ten-Node
Symmetrie ontwikkelen aan weerszijden van het Bolivar-voorplein. NB: Het accentueren van dit uitzicht is interessant maar mag niet primeren op het gebruikscomfort: slagschaduw op de openbare ruimten en tussen de gebouwen, blootstelling aan geluid of de wind, enz.
Minstens 20% huisvesting (en niet 33%)
De nood aan ontwikkeling van huisvesting in de perimeter in vraag stellen
Maximaal 12% voorzieningen en minimaal 1,5% handelszaken toevoegen
De min en max percentages van de kantoren aanpassen: minimaal 49% en maximaal 60%
De lengte van de plaat op het Bolivar-voorplein beperken zodat enkel de zone wordt overdekt die wordt gebruikt door de bussen (langwerpige doorgang)
Opleggen dat maatregelen worden genomen op basis van de resultaten van deze studies (aanbevelingen)
Bijzondere aandacht besteden aan de activering en de veiligheid/aantrekkelijkheid van de openbare ruimte en aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer gezien de vele bouwwerven in de toekomst
Het openbare deel van het zuidelijke deel van de Kleine Vooruitgangstraat verbreden door insprongen te voorzien in de openbare ruimte
Als er technische oplossingen kunnen worden gevonden om de wandelkwaliteit tussen Rogier en Thurn&Taxis te garanderen, met doorgang voor het Noordstation, de voetgangersboulevard omleiden en voor het station laten lopen
Het huidige niveauverschil wegwerken: voorstellen om daarvoor technische oplossingen te bestuderen
13 De analyses in het kader van de diagnose en de programmatorische en ruimtelijke alternatieven hebben betrekking op de hele “zone“, dus alle betrokken huizenblokken en de aangrenzende openbare ruimten, om de coherentie met de rest van de wijk en de relevantie in het kader van de analyses te garanderen (op het vlak van mobiliteit bijvoorbeeld zijn de effecten niet beperkt tot het BBP op zich, maar hangen ze af van de organisatie van de volledige huizenblokken Proximus en CCN). Door deze verbreding van de basisgegevens en analyses konden we conclusies trekken en globale aanbevelingen formuleren waarvan de impact verder gaat dan louter de zone van het BBP.
De ‘finale’ analyses, verbonden aan het ontwerp-BBP, hebben enkel betrekking op de delen die strikt onder het BBP vallen. Ze omvatten dus enkel de delen van huizenblokken die binnen de fysieke grenzen van het BBP liggen aangezien de voorschriften en het plan enkel gelden voor deze zone. De becijferde impact van het ontwerp-BBP is in het algemeen dus kleiner dan de impact die werd geanalyseerd tijdens de programmatiefasen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 117
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Zorgen voor ‘openbare’ fietsparkeerplaatsen in binnen- of buitenruimten (openbare ruimte) en voor een behoorlijke kwaliteit van minstens een deel van deze fietsparkeerplaatsen .(beschut, beveiligd ... zie masterplan fietsparkeren en bakfietsen).
Vermindering van de toegestane vloeroppervlakten voor het huizenblok CCN of wijziging van de verhoudingen toegekend aan de verschillende functies (meer kantoren mogelijk maken)
De inrichtingen voorzien voor de cohabitatie van de leveringen en de organisatie van de multimodale hub controleren
Zorgen dat de bestaande terminussen terug op het Bolivarplein kunnen worden geplaatst (twee buslijnen van de MIVB, perronlengte)
Specifiek aandachtspunt bij de concrete inrichting van de multimodale hub en het Bolivarplein voor het verkeer, de haltes en de terminussen van de verschillende openbaarvervoerslijnen
Minstens de bekabeling voorzien voor het elektrisch opladen van voertuigen in de ondergrondse parkings
Vermijden dat de bestaande toestand op het vlak van windcomfort wordt verergerd bij elk project dat de volumes in de perimeter aanzienlijk wijzigt en rekening houden met de voorziene gebruiksdoeleinden zijn (terrassen en openbare banken in zone A, voetgangersboulevard in zone A of B, balkons in zone A of B, enz.).
Verplichten om 50% van de doorlatende oppervlakte op het Bolivarplein te beplanten in volle grond
De maximale grondinname in zone C1 beperken (dus ook de bouwdichtheid gezien de beperking van de bouwdichtheid in de zone) of maatregel 0 2 van de GBP specificeren door middel van een voorschrift om een minimumkwaliteit van deze ruimten te waarborgen, voor hun sociale en/of biodiversiteitsaspecten (dikte van de ondergrond, plaatsing van de gegenereerde ruimten, enz.)
Verplichten om 30% van de daken in te richten als intensieve groendaken en om deze daken te verbinden met de omgevende plantaardige elementen (op de grond of op de andere daken) om te compenseren dat er geen volle grond wordt gerecupereerd op grondniveau.
De grondinname van de ondergrondse parkings verkleinen ter hoogte van de vrijgekomen zones in de grondinname van de gebouwen, zodat er te beplanten zones met volle grond kunnen worden ontwikkeld die bijdragen tot een geïntegreerd regenwaterbeheer. De vaststellingen over het parkeren zullen echter de mogelijkheden op dit vlak waarschijnlijk beperken.
De tabel op de volgende bladzijden toont de mogelijke interacties tussen de gedane aanbevelingen en de verschillende criteria:
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 118
Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
RUIMTELIJKE ORGANISATIE STEDELIJKE DYNAMIEK MENSELIJKE OMGEVING
Zachte mobiliteitsnetwerken
Ervoor zorgen dat de breedte van het Bolivarvoorplein in overeenstemming is met de hoogte van de aangrenzende gebouwen.
De omlijsting van de zones tussen de twee bouwzones in zone C1
Vermindering van het toegestane vloeroppervlak, voornamelijk op het CCN-blok
Symmetrie ontwikkelen aan beide zijden van het Bolivarplein
De pijlen met betrekking tot de visuele openingen nr. 2 en nr. 3 aanpassen
Ecologische netwerken Technische netwerken
Structuur van de bebouwde ruimten
Structuur van de open ruimten
Stedelijk landschap en symbolische richtpunten Bevolking
Huisvesting
Voorzieningen en handelszaken
Economische activiteiten en transitie
Activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen
Geluid en trillingen
Kwaliteit van de openbare ruimten voor verplaatsing en verblijf
Luchtkwaliteit Veiligheid
VERPLAATSINGEN
Uitv oering van de MWS Actieve verplaatsingswijzen Openbaar vervoer Auto's Vrachtverkeer
LEEFMILIEU EN KLIMAAT CIRCULARITEIT
en ondergrond Ecologisch netwerk Water Energie
Circulariteit van de materialen Inkomende materialen
Circulariteit van de stromen
Modulariteit van de ruimten
Opmerking / Verklaring
Verlaagt het aantal woningen, maar beperkt de ontwikkeling van woningen van een weinig geschikte typologie Voeg maximaal 12% uitrusting en minimaal 1,5% handel toe.
Minimaal 20% huisvesting (geen 33%)
het minimum- en maximumpercentage kantoorruimte aanpassen tot minimaal 49% en maximaal 60
De lengte van de plaat op het Bolivarplein beperken tot het gebied dat door bussen wordt gebruikt.
ten opzichte van de activering van de benedenverdiepingen: minder benedenverdiepingen beschikbaar om de activiteiten in te planten, maar betere kwaliteit van de benedenverdiepingen opleggen dat maatregelen worden genomen overeenkomstig de resultaten van de opgelegde studies
Bijzondere aandacht voor de activering en de veiligheid/gezelligheid van de openbare ruimte, en de toegankelijkheid van het openbaar vervoer in verband met de talrijke bouwplaatsen die er komen
Ne pas développer d’activités sensibles (logement, horeca (terrasses), certains équipements (écoles, centre de santé)) sur les axes confort Auto et PL
Elargir la partie publique de la partie sud de la petite rue du Progrès, via l’aménagement des zones de recul à destination de l’espace public
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 119
Parkeren Intermodaliteit Mobiliteitsdiensten Microklimaat Bodem
+ + + + +
+ +
+ + + + + + + + + + +
+ ?
+
~ + + +
+ +
+ + + + +
? + + ~ + + + + + +
? + + + + + + + + + +
+ + + + + + +
+ + + + +
+ + + + Afdeling 3 . Effectenbeoordeling
Als het mogelijk is technische oplossingen te vinden om de kwaliteit van de wandeling tussen Rogier en Tour et Taxis te waarborgen door voor het Gare du Nord langs te lopen, de Magistrale omleiden door deze voor het station langs te laten lopen.
Wegwerken van het niveauverschil als gevolg van de stroomdaling: voorstellen om technische oplossingen te bestuderen om dit doel te bereiken.
Zorgen voor de ontwikkeling van "openbare" fietsparkeerplaatsen (binnen of buiten), en de kwaliteit van ten minste enkele van deze plaatsen waarborgen (beschut, veilig, enz. - zie masterplannen voor fietsen en bakfietsen).
Ervoor zorgen dat de repatriëring van de bestaande terminals op het Bolivarplein naar de multimodale hub mogelijk is (lengte van het platform).
De aan het CCN-blok toegekende vloeroppervlakte verminderen of de aan de verschillende functies toegekende verhoudingen wijzigen (meer kantoorruimte toestaan)
Verifiëren van de geplande regelingen om het samengaan van de leveringen met de organisatie van het multimodale knooppunt te waarborgen.
Concrete inrichting van de multimodale hub en het Bolivarplein voor het verkeer, haltes en terminals voor de verschillende lijnen van het openbaar vervoer.
Ten minste de bedrading voor het elektrisch opladen van auto's op de parkeerplaatsen aanleggen
De aantasting van het windcomfort van de bestaande situatie verbieden en ervoor zorgen dat deze in overeenstemming is met het beoogde gebruik.
Opleggen dat 50% van de doorlaatbare oppervlakte van het Bolivarplein in de volle grond wordt beplant.
de maximale voetafdruk (en dus ook de bebouwde dichtheid) in zone C1 beperken, of via een voorschrift maatregel 0.2 van de PRAS specificeren om een minimumkwaliteit van deze ruimten te waarborgen.
opleggen dat 30% van de daken intensief begroeid is en opleggen dat er verbindingen zijn tussen deze daken en de omringende vegetatie (op de grond of op de andere daken)
De voetafdruk van ondergrondse parkeergarages verkleinen in gebieden die vrijgemaakt zijn van gebouwen om open gebieden te herontwikkelen.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 120
+ +
+ + +
+ + + +
+ +
+
+ +
+ +
+
? + +
+ + + + + + + + +
+ + + + +
+ + +
? + +
In dit verband is geen enkel effect te melden, aangezien de site en het programma van het BBP geen betrekking hebben op en ook niet in de nabijheid liggen van:
- gebieden die bijzonder belangrijk zijn voor het milieu zoals de gebieden die werden aangeduid overeenkomstig de richtlijnen 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende het behoud van de in het wild levende vogels en 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende het behoud van de natuurlijke habitat evenals van de ongerepte fauna en flora;
- de gebieden waarbinnen vestigingen toegelaten zijn die een risico van zware ongevallen inhouden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken in de zin van de richtlijn 96/82/EEG van de Raad van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren verbonden aan de zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, of, indien het plan geen dergelijke gebieden omvat, de milieuproblemen die verbonden zijn aan de inschrijving op het plan van gebieden die voor huisvesting zijn bestemd of door het publiek worden bezocht of die een bijzondere natuurlijke waarde hebben, of die verbindingswegen bevatten en die gelegen zijn in de nabijheid van dergelijke etablissementen of gebieden waarin deze toegelaten zijn.
NTS / Hoofdstuk III Identificatie van de milieueffecten / p. 121
Afdeling 4. Overzicht van specifieke milieueffecten
HOOFDSTUK IV
Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 122
CONCLUSIE EN PRESENTATIE VAN DE GEKOZEN OPLOSSINGEN
Het BBP 19 dateert van eind jaren ‘60 en werd oorspronkelijk uitgewerkt voor de ontwikkeling van de Noordwijk. De traditionele Brusselse structuur van deze wijk moest plaats ruimen voor een ‘kantoorwijk’ met vooral hoogbouw. De oorspronkelijke perimeter van het BBP was ruimer dan de huidige. Het BBP had bovendien een equivalent in de gemeente Sint-Joost-ten-Node. In de loop der jaren werden verschillende delen van deze BBP’s opgeheven. Voor het BBP 19 rest nog enkel het deel van de huizenblokken North Galaxy, CCN en Proximus dat 14 in de gemeente Schaarbeek is gelegen, recht tegenover het Noordstation.
De wijziging van het bestaande BBP is erop gericht om, met het oog op de stedelijke herontwikkeling van de zone, het bestaande verordenend kader aan te passen aan de nieuwe belangen van de herontwikkeling van de stationspool tot belangrijk intermodaal knooppunt in een levendige wijk die zowel beantwoordt aan grootstedelijke als aan lokale behoeften. De wijziging van het BBP stelt zich tot doel om de functionele gemengdheid te kunnen opvoeren, meer kwaliteitsvolle ruimten te kunnen inrichten en te zorgen voor een optimale en geïntegreerde organisatie van de verplaatsingen. Ook de perimeter van het huidige BBP zou kunnen worden herzien om het hele huizenblok CCN dat is gelegen in de gemeente Schaarbeek en de overgang tot het stationsgebouw te integreren, maar ook de site van het voormalige Medical Center en de directe omgeving van het Solvayplein. Dit garandeert een betere coherentie met de openbare ruimten en de lokale stedelijke structuren met meer mogelijkheden om de wijk te verbinden met de omliggende wijken. Een moeilijkheid die we tijdens het hele proces hebben ervaren blijft echter het feit dat het BBP beperkt blijft tot de gemeentegrenzen. Er moeten ruimere strategieën worden ontwikkeld (volledige huizenblokken om te beantwoorden aan bovenlokale of gewestelijke uitdagingen), maar binnen de ruimtelijke reikwijdte van de voorschriften.
Het proces tot wijziging van het BBP en het MER ging begin 2021 van start om te eindigen in de zomer van 2022. Gezien de recente en huidige ontwikkelingen van de wijk moest de wijziging van het BBP gelijktijdig gebeuren met de opmaak van een visie voor het Territorium Noord in het kader van de wijziging van het BBP 19 en de uitwerking van het RPA Maximiliaan-Vergote, met de afbraak-wederopbouw van het huizenblok CCN, de grondige renovatie van het huizenblok Proximus en de werken voor metro 3 op de site van het voormalige Medical Center. In bijna de hele betrokken zone liepen er bij de redactie van deze conclusie dus projecten, zowel strategische als operationele. Ook dat was een moeilijkheid tijdens de studie.
Tijdens de procedure werd ruim overleg gepleegd met alle lokale actoren en actieve operatoren in het gebied: perspective.brussels, urban.brussels, Leefmilieu Brussel, de MSI, Brussel Mobiliteit, de gemeenten Schaarbeek en Sint-Joost-ten-Node en de Stad Brussel, de bMa, De Lijn, de MIVB en de NMBS. Leden van deze instanties hebben actief meegewerkt aan de uitwerking van het proces door bestaande gegevens te verstrekken, enkele uitdagingen en/of specifieke vereisten onder de aandacht te brengen (bv. openbaar vervoer), alternatieven en/of voorstellen te bespreken en voor te stellen, een aantal punten in vraag te stellen, andere punten te valideren ... Ook de betrokkenheid van de openbaarvervoersactoren bleek een moeilijkheid vanwege het zeer operationele karakter van de besprekingen terwijl een BBP een strak strategisch karakter heeft.
De analyses van de diagnose voor de uitwerking van het BBP en het MER werden parallel gevoerd, op basis van een aantal gedeelde gegevens. Die werden in de twee documenten, die elk een ander doel hadden, op een andere manier behandeld. Voor het MER brachten de analyses van de bestaande toestand een aantal specifieke uitdagingen voor de wijk aan het licht. De stadskwaliteit laat te wensen over,maar er is potentieel voor verbetering van die kwaliteit en van de relatie met de omliggende wijken.
Een van de grote uitdagingen, specifiek voor de zone, bestaat erin om de intermodale pool van het Noordstation (intergewestelijk treinverkeer, gewestelijk busverkeer, doorgangs- en bestemmingsplaats voor heel wat werknemers in de wijk) optimaal te organiseren. Het station ligt ook in een netwerk van de actieve mobiliteit in
14 De beperkte perimeter van dit BBP (3 huizenblokken waarvan 2 slechts gedeeltelijk) bemoeilijkte het proces. Zich losmaken van de operationele realiteit (bv: niveauverschillen, organisatie van het busstation ...) om zich louter te concentreren op de strategie - het voorwerp van het BBP - was geen makkelijke opdracht. Deze ‘noodzaak’ tot operationalisering is bovendien zeer tijdrovend en het tijdsbestek voor de wijziging van het BBP was te kort om de operationele elementen te onderzoeken volgens de regels van de kunst.
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 123
Afdeling 1. Conclusie en presentatie van de gekozen oplossingen
het Gewest, maar kampt met niveauverschillen en een mobiliteitsorganisatie die een grote impact heeft op de kwaliteit van de verplaatsingen en van de leefomgeving. Een tweede grote uitdaging is om de wijk een zekere vitaliteit te geven. Vandaag is ze eerder monofunctioneel, dus het komt erop aan om de gemengdheid van functies te verhogen. Ook de kwaliteit van de leefomgeving is belangrijk, zeker gezien de zeer lawaaierige context van de wijk. Het betreft hier de kwaliteit van de woningen of van de verplaatsings- en verblijfsvoorwaarden in de openbare ruimte, in een stadsweefsel dat daarvoor niet echt bevorderlijk is. De vele hoge gebouwen hebben immers een negatieve impact op enerzijds het lokale microklimaat en anderzijds de menselijke schaal in de openbare ruimten. Andere uitdagingen die daarmee verband houden zijn de activering van de openbare ruimte via de benedenverdiepingen en de bestrijding van het “backstreet-effect”. Deze aspecten hebben een impact op de veiligheid en het veiligheidsgevoel die vandaag in de wijk niet optimaal zijn. Ook de instandhouding en herwaardering van het erfgoed werd als uitdaging geïdentificeerd (Noordstation, torens van de huizenblokken North Galaxy en Proximus, uitzichten op de omliggende stadspolen (Rogier, Thurn & Taxis, Koninklijke SintMariakerk, Sint-Lazarus ...)).
Naast deze uitdagingen zou de herziening van het BBP onder meer de mogelijkheid bieden om in de wijk een reële gemengdheid en sociale cohesie te ontwikkelen, een grote gewestelijke voorziening (gezien de uitstekende ligging van de wijk), te beantwoorden aan de al bestaande behoeften aan lokale voorzieningen, de biotoop te ontwikkelen in deze scharnierrruimte tussen het kanaal en de spoorwegtaluds en het circulariteitsbeleid van het Gewest in de praktijk te brengen.
Om aan al die verschillende uitdagingen te beantwoorden, stelt het bureau belast met de uitwerking van het BBP vier programmatorische alternatieven voor. Daarnaast identificeerde het bureau belast met het BBP ook verschillende ruimtelijke opties. Het betrof hier de plaats van de voorzieningen, de groene ruimten, de woningen, het busstation en de organisatie van de mobiliteit. Die opties werden geanalyseerd in het MER en op basis van de meest gunstige opties werden enkele ruimtelijke alternatieven uitgewerkt. Ook die ruimtelijke alternatieven werden geanalyseerd Uit de analyse van de alternatieven bleek bijvoorbeeld dat meer gemengdheid in de wijk een positieve impact zou hebben op de activering van de benedenverdiepingen en de ‘diversificatie’ van de leefomgeving, maar ook dat de ontwikkeling van een grootschalig programma waarschijnlijk de gemiddelde hoogte van de gebouwen zou opvoeren, met negatieve effecten op het microklimaat en dus de kwaliteit van het verblijf en de verplaatsing in de openbare ruimten. Alle geanalyseerde criteria leidden in het MER tot aanbevelingen voor de programmatie en de lokalisatie van het programma.
Er werd een voorkeurscenario uitgewerkt dat de sterke punten zoveel mogelijk maximaliseert en de zwakke punten zoveel mogelijk beperkt en rekening houdt met verschillende technische en beleidsvereisten.
Dat scenario was de basis voor de uitwerking van de voorschriften van het BBP. Een eerste versie van de voorschriften en van het plan werd voorgesteld aan de openbare actoren die de impact ondergaan van de dwingende regels van het BBP. Op basis van de besprekingen en debatten kon een tweede versie worden uitgewerkt. Deze versie (plan, voorschriften en begeleidende maatregelen) werd onderworpen aan de analyses van het MER, wat weer leidde tot een aantal aanbevelingen. Enkele daarvan werden geïntegreerd in de verschillende documenten van het BBP en resulteerden in een definitieve versie die werd onderworpen aan de analyses van hoofdstuk II – Afdeling 3 van dit MER.
In het algemeen hebben de uitgebreide iteratieve aard en het vele (formele en informele) heen-en-weergeloop in het proces en tussen documenten de MER-analyses in staat gesteld de ontwikkeling van het BBP werkelijk te sturen, binnen de bestaande beperkingen.
Inderdaad:
- Door een aantal technische vereisten konden sommige aanbevelingen voor de ruimtelijke organisatie (groepering van het busstation in het zuidelijke deel van het huizenblok CCN en ontwikkeling van een Bolivar-voorplein en een niet-overdekte binnenstraat ...) niet worden gevolgd,
NTS / Hoofdstuk IV
aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 124
Conclusie,
Afdeling 1. Conclusie en presentatie van de gekozen oplossingen
- Bij de beleidskeuzes15 werden een aantal aanbevelingen voor de programmatie niet gevolgd (verhoging van de toegestane vloeroppervlakten ten opzichte van de onderzochte alternatieven, met verhoudingsgewijze verhoging van de impact, grotere verhouding behouden kantoren, verlaging van het minimum voor huisvesting ...);
- de typologie zelf van de wijk en de bestaande situatie vormen in feite beperkingen voor de ontwikkeling van een kwalitatieve leefomgeving (met name wat betreft microklimaat, bebouwingsdichtheid, kelder en dus open ruimte, lawaai, enz.).
Naast dit restrictieve kader en de ontwikkeling van de negatieve gevolgen van het ontwerpplan, werden de aanbevelingen, die werden geformuleerd tijdens de verschillende analysestadia, in de voorschriften en/of begeleidende maatregelen geïntegreerd om de negatieve impact te beperken en de positieve impact te maximaliseren. De voorschriften van het BBP voorzien bijvoorbeeld in het behoud van de bestaande torens in de huizenblokken North Galaxy en Proximus, de beperking van de bouwdiepte voor nieuwe gebouwen, het creëren van een visuele verbinding tussen de Bolivarlaan en het Noordstation en de Sint-Mariakerk die erachter ligt, het behoud en de verbetering van de bestaande zones met volle grond, maatregelen om een zekere kwaliteit voor de woningen te garanderen, de aanpassing van de volumes en structuren om de modulariteit van de nieuwe gebouwen mogelijk te maken, een ambitieus geïntegreerd beheer van het regenwater, ontharding van de openbare ruimte ... Bovendien verplicht het BBP om een grondig aanvraagdossier voor de stedenbouwkundige vergunning op te maken, met een aantal studies die de autoriteiten in staat stellen om de aanvragen op te volgen en te meten. De begeleidende maatregelen van hun kant stellen een aantal elementen voor die eveneens kunnen bijdragen tot de beperking van de impact van de toekomstige projecten op het leefmilieu, zoals de lokalisatie van de logistieke toegangen tot de gebouwen, de organisatie van de multimodale hub, de leesbaarheid en intermodaliteit, de realisatie van een algemene mobiliteitsstudie en een totaalproject voor de openbare ruimte, de circulariteit van de materialen en de stromen, de integratie van geluidsfactoren bij de ontwikkeling van de verschillende functies in de wijk...
Veel van de gedane aanbevelingen zijn te specifiek, te prescriptief of van toepassing op andere stadia dan het plan zelf. De begeleidende maatregelen nemen veel van deze aanbevelingen over. Aangezien zij niet bindend zijn maar een reëel potentieel hebben om de positieve effecten te verbeteren/ de negatieve effecten van het plan te verminderen, is de monitoring en uitvoering ervan van bijzonder belang: indien zij niet worden nageleefd, kunnen de mogelijkheden om het milieu en de leefomgeving van deze specifieke wijk te verbeteren, verder worden beperkt.
De finale aanbevelingen, geformuleerd bij de analyse van de laatste versie van het BBP16 en aangegeven in het volgende punt, betreffen de aanbevelingen die niet zijn opgenomen in de voorschriften, plannen en begeleidende maatregelen van het BBP en de aanbevelingen die niet rechtstreeks van toepassing zijn op het BBP (stadium van aanvraag van de SV, aanbevelingen voor de omgeving van het BBP maar buiten de perimeter, buiten het verordenende kader van een BBP …).
15 De details van de gemaakte keuzes worden op synoptische wijze gepresenteerd in het punt "Presentatie van het ontwerp-BBP en motivering van de keuzes" van punt C van afdeling 3 van hoofdstuk III (blz. 350), en waar nodig wordt een motivering gegeven voor het niet volgen van de aanbevelingen van het MER.
16 De analyses in het kader van de diagnose en de programmatorische en ruimtelijke alternatieven hebben betrekking op de hele “zone“, dus alle betrokken huizenblokken en de aangrenzende openbare ruimten, om de coherentie met de rest van de wijk en de relevantie in het kader van de analyses te garanderen (op het vlak van mobiliteit bijvoorbeeld zijn de effecten niet beperkt tot het BBP op zich, maar hangen ze af van de organisatie van de volledige huizenblokken Proximus en CCN). Door deze verbreding van de basisgegevens en analyses konden we conclusies trekken en globale aanbevelingen formuleren waarvan de impact verder gaat dan louter de zone van het BBP.
De ‘finale’ analyses, verbonden aan het ontwerp-BBP, hebben enkel betrekking op de delen die strikt onder het BBP vallen. Ze omvatten dus enkel de delen van huizenblokken die binnen de fysieke grenzen van het BBP liggen aangezien de voorschriften en het plan enkel gelden voor deze zone. De becijferde impact van het ontwerp-BBP is in het algemeen dus kleiner dan de impact die werd geanalyseerd tijdens de programmatiefasen.
NTS
p. 125
/ Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen /
Afdeling 1. Conclusie en presentatie
van de gekozen oplossingen
Hoewel een aantal aanbevelingen dus niet werden gevolgd, heeft de wijziging van het BBP hoe dan ook alle betrokken actoren rond de tafel gebracht en zal de tenuitvoerlegging van het BBP de bestaande toestand onmiskenbaar verbeteren, zowel op het vlak van milieu (waterbeheer, ontwikkeling van de biotoop, bodemkwaliteit…) als op het vlak van het landschap, het erfgoed, de levenskwaliteit en de organisatie van de mobiliteit. Het nieuwe verordenende kader zal het immers meer dan de oude versie van het BBP mogelijk maken om beter in te spelen op de huidige uitdagingen, terwijl lopende of verwachte projecten (openbare en privé) kunnen worden bijgesteld en globaal gezien coherenter zullen zijn op technisch en operationeel niveau.
AANBEVELINGEN
Om de negatieve effecten van het ontwerp-BBP op het leefmilieu te beperken, werden er enkele ‘finale’ aanbevelingen geformuleerd17. Er dient opgemerkt dat een aantal van hen al dateren van de vorige fasen van de analyse. De verantwoording van de gemaakte keuzes zit dus minstens voor een deel in de inleidende tabel van de analyse van de effecten van het ontwerp-BBP (Hoofdstuk III – Afdeling 3 – C/Ontwerp van BBP - Presentatie van het ontwerp-BBP).
In de volgende tabel worden de finale aanbevelingen herhaald en beknopt in hun context geplaatst. De eerste kolom beschrijft in het kort18 het belang van de aanbeveling, het criterium dat er de impact van ondergaat en/of het type impact waarvoor de aanbeveling wordt geformuleerd. Dit vastgestelde effect vertegenwoordigt ook het verwachte positieve effect van de aanbevelingen19. De tweede kolom bevat de aanbeveling, en de derde kolom de toepassingsmodaliteiten ervan, d.w.z. het stadium waarop de aanbevelingen betrekking hebben: wijzigingen die moeten worden aangebracht in de plannen, voorschriften en/of begeleidende maatregelen (dus nog in het stadium van de uitwerking van het BBP), aandachtspunten / uit te voeren controles bij het onderzoek van de aanvragen van de stedenbouwkundige vergunningen (SV) en aandachtspunten tijdens de werken. In de laatste kolom worden de aanbevelingen gerangschikt volgens hun mate van doeltreffendheid op het gebied van milieubescherming (A is het belangrijkst en C het minst belangrijk).
17 Ter herinnering: tijdens de analyses van het ontwerp-BBP werden enkele aanbevelingen geformuleerd. Een deel daarvan werd geleidelijk aan geïntegreerd in het iteratieve werkproces tussen het MER en de uitwerking van het BBP. Die aanbevelingen zullen we dus hier niet meer herhalen. Wat volgt zijn de aanbevelingen over de ‘finale’ versie van het ontwerp-BBP. Ze werden al besproken bij de opmaak van de voorschriften en er werd besloten om ze er niet in op te nemen.
18 Meer details vindt men in de analyse (Hoofdstuk III – Afdeling 3 – C/Ontwerp van BBP - voorspelbare effecten van het plan)
19 De potentiële effecten van de definitieve aanbevelingen zijn opgenomen in de tabel met de interactie tussen de criteria die in de conclusie van punt C van deel 3 van hoofdstuk III wordt gepresenteerd (zie blz. 431).
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 126
Afdeling 1. Conclusie en presentatie van de gekozen oplossingen
Geïdentificeerde impact / belang van de aanbeveling Aanbeveling
‘Verplettering’ van de voetgangers en de windeffecten vermijden (comfort van verblijf en verplaatsingen)
Ervoor zorgen dat de breedte van het Bolivar-voorplein coherent is met de hoogte van de aangrenzende gebouwen
Toepassingsmodaliteiten Hiërarchie
Voorschriften of begeleidende maatregelen
A
De hoge gebouwen niet te dicht bij elkaar plaatsen en potentieel problematische uitzichten op andere gebouwen vermijden
Voor alle becijferde ramingen (water, energie, verplaatsingen, parkeren ...) de impact verhogen ten opzichte van de analyse van de alternatieven
Het uitzicht vanaf de laan accentueren en de erfgoedelementen en stedelijke richtpunten, het stationsgebouw en de Sint-Mariakerk die er zichtbaar achter staat, benadrukken.
Zorgen voor een levendige wijk met beperking van de woningproductie gezien de specifieke typologie en het aantal woningen met eenzelfde typologie die in de wijk worden verwacht.
Levenskwaliteit en woningen (manier waarop de woningen worden geplaatst (torengebouwen) en gezien het algemene geluidsniveau in de wijk en de ligging van de geluidsbronnen (wegen en spoorwegen, dus overal in de zone))
Het uitzicht tussen de twee bebouwbare zones van zone C1 omkaderen (bv: voorschriften over de lengte van de ruimte tussen twee hoge gebouwen naargelang hun afmetingen en onderlinge afstand).
De toegestane vloeroppervlakten verminderen, vooral voor het huizenblok CCN, temeer omdat ze niet worden omkaderd in het deel dat is gelegen in de gemeente Sint-Joost-ten-Node
Voorschriften of begeleidende maatregelen
C
Voorschriften A
Begeleidende
Minstens 20% huisvesting (en niet 33%)
Voorschriften B
B
Extremen vermijden (helemaal geen handelszaken, voorzieningen met een zeer grote vloeroppervlakte)
Maximaal 12% voorzieningen en minimaal 1,5% handelszaken toevoegen
Voorschriften of begeleidende maatregelen Afdeling 2. Aanbevelinge n
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 127
Symmetrie ontwikkelen aan weerszijden van het Bolivar-voorplein. NB: Het accentueren van dit uitzicht is interessant maar mag niet primeren op het gebruikscomfort: slagschaduw op de openbare ruimten en tussen de gebouwen, blootstelling aan geluid of de wind, enz. maatregelen C
De nood aan ontwikkeling van huisvesting in de perimeter in vraag stellen
B
Een belangrijke kantoorpool behouden (GPDO), het aanbod verminderen of handhaven maar niet verhogen, rekening houden met de evoluties van de wijk De impact op de verplaatsingen beperken (zeer laag modaal aandeel van de auto voor de kantoorfunctie in deze pool die nationale lijnen concentreert)
Zorgen voor natuurlijke lichtinval, de niveauverschillen beheren en de multimodale hub beter toegankelijk maken, betere handelszaken ontwikkelen in de Vooruitgangstraat, betere beplante ruimten en een betere leesbaarheid ontwikkelen, zorgen voor comfortabele en duidelijke toegangen tot de metro voor PBM en voetgangers vanaf het Bolivarplein
Zorgen voor een positieve impact (vermijden dat de bestaande toestand verergert en minstens de negatieve effecten verminderen) na de studies
In de Noordwijk verandert er heel wat of zal er nog heel wat veranderen, met het risico van een negatieve impact tijdens de werken
Voor alle verplaatsingswijzen het comfort verzekeren en de aanbevelingen van het plan Good Move respecteren.
De min en max percentages van de kantoren aanpassen: minimaal 49% en maximaal 60%
Voorschriften B
De lengte van de plaat op het Bolivar-voorplein beperken zodat enkel de zone wordt overdekt die wordt gebruikt door de bussen (langwerpige doorgang)
Voorschriften of begeleidende maatregelen
B
Kwaliteit van de verplaatsingen voor de actieve vervoerswijzen en toegankelijkheid van het station en de metro
Opleggen dat maatregelen worden genomen op basis van de resultaten van deze studies (aanbevelingen)
Voorschriften of begeleidende maatregelen
A
Bijzondere aandacht besteden aan de activering en de veiligheid/aantrekkelijkheid van de openbare ruimte en aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer gezien de vele bouwwerven in de toekomst
Het openbare deel van het zuidelijke deel van de Kleine Vooruitgangstraat verbreden door insprongen te voorzien in de openbare ruimte
Als er technische oplossingen kunnen worden gevonden om de wandelkwaliteit tussen Rogier en Thurn&Taxis te garanderen, met doorgang voor het Noordstation, de voetgangersboulevard omleiden en voor het station laten lopen
Het huidige niveauverschil wegwerken: voorstellen om daarvoor technische oplossingen te bestuderen
SV, werf B
Begeleidende maatregelen, SV B
Begeleidende maatregelen, SV B
Begeleidende maatregelen B
NTS
IV Conclusie,
p.
/ Hoofdstuk
aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen /
128
Afdeling 2. Aanbevelinge n
Toenemend aantal werknemers en bezoekers van de verschillende functies in de wijk (min of meer lange verblijfsduur)
De nodige parkeerruimte beperken tot de bestaande ruimten en vermijden dat de bestaande ondergrondse parkings moeten worden uitgebreid
Zorgen voor de logistieke organisatie van de huizenblokken station en CCN en van de multimodale hub (conflictrisico)
De intermodaliteit en de functionering van het openbaar vervoer optimaliseren.
Zorgen voor ‘openbare’ fietsparkeerplaatsen in binnen- of buitenruimten (openbare ruimte) en voor een behoorlijke kwaliteit van minstens een deel van deze fietsparkeerplaatsen .(beschut, beveiligd ... zie masterplan fietsparkeren en bakfietsen).
Vermindering van de toegestane vloeroppervlakten voor het huizenblok CCN of wijziging van de verhoudingen toegekend aan de verschillende functies (meer kantoren mogelijk maken)
De inrichtingen voorzien voor de cohabitatie van de leveringen en de organisatie van de multimodale hub controleren
Begeleidende maatregelen, SV C
Voorschriften A
SV C
Inspelen op de uitfasering van voertuigen met verbrandingsmotor in het BHG (2030-2035)
Kwaliteit van de openbare ruimten (comfort voor verplaatsing en verblijf)
Zorgen dat de bestaande terminussen terug op het Bolivarplein kunnen worden geplaatst (twee buslijnen van de MIVB, perronlengte)
A Specifiek aandachtspunt bij de concrete inrichting van de multimodale hub en het Bolivarplein voor het verkeer, de haltes en de terminussen van de verschillende openbaarvervoerslijnen
Minstens de bekabeling voorzien voor het elektrisch opladen van voertuigen in de ondergrondse parkings
Vermijden dat de bestaande toestand op het vlak van windcomfort wordt verergerd bij elk project dat de volumes in de perimeter aanzienlijk wijzigt en rekening houden met de voorziene gebruiksdoeleinden zijn (terrassen en openbare banken in zone A, voetgangersboulevard in zone A of B, balkons in zone A of B, enz.).
Begeleidende maatregelen, SV A
Voorschriften of begeleidende maatregelen
A
Positieve impact op het microklimaat, de bodem, het water, de ecologische netwerken
Verplichten om 50% van de doorlatende oppervlakte op het Bolivarplein te beplanten in volle grond
Voorschriften of begeleidende maatregelen
A
Positieve impact op de bodem, het water en de ecologische netwerken, het groene netwerk (maatschappelijk belang van groene ruimten)
De maximale grondinname in zone C1 beperken (dus ook de bouwdichtheid gezien de beperking van de bouwdichtheid in de zone) of maatregel 0.2 van de GBP specificeren door middel van een voorschrift om een minimumkwaliteit van deze ruimten te waarborgen, voor hun sociale en/of biodiversiteitsaspecten (dikte van de ondergrond, plaatsing van de gegenereerde ruimten, enz.)
Voorschriften of begeleidende maatregelen Afdeling 2. Aanbevelinge n
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 129
Bestemmingsplan (oppervlakte toegekend aan het busstation), SV C
A
Positieve impact op het water en de ecologische netwerken
Verplichten om 30% van de daken in te richten als intensieve groendaken en om deze daken te verbinden met de omgevende plantaardige elementen (op de grond of op de andere daken) om te compenseren dat er geen volle grond wordt gerecupereerd op grondniveau.
Voorschriften of begeleidende maatregelen
Positieve impact op het water en de ecologische netwerken
De grondinname van de ondergrondse parkings verkleinen ter hoogte van de vrijgekomen zones in de grondinname van de gebouwen, zodat er te beplanten zones met volle grond kunnen worden ontwikkeld die bijdragen tot een geïntegreerd regenwaterbeheer. De vaststellingen over het parkeren zullen echter de mogelijkheden op dit vlak waarschijnlijk beperken.
Begeleidende maatregelen
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 130
A
Afdeling 2. Aanbevelinge n
OPVOLGINGSMAATREGELEN
Een nauwkeurige evaluatie van een plan door middel van toezichtmaatregelen kan aanzienlijke middelen vergen. Een mogelijke toezichtmaatregel is het toezicht op indicatoren, dat minder complex en tijdrovend kan zijn dan andere maatregelen, afhankelijk van de keuze van de indicatoren: bijvoorbeeld de keuze van indicatoren die door regionale instanties worden bijgewerkt en op planniveau kunnen worden waargenomen.
Ter herinnering, tijdens de diagnose werden een veertigtal indicatoren geïdentificeerd die voor enkele thema’s becijferde referentiewaarden opleveren. Deze indicatoren zijn hier opgenomen als een mogelijk controleinstrument voor de uitvoering van het BBP. Ze geven immers een beeld van de grote effecten van de tenuitvoerlegging van het BBP en in mindere mate van de efficiëntie van de aanbevelingen die erin zijn opgenomen, en bovendien ook van eventuele effecten die in deze studie niet werden voorzien. Zoals altijd als wordt gewerkt met indicatoren, moeten de resultaten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Ze tonen immers slechts een deel van de werkelijkheid.
Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om becijferde indicatoren te bepalen voor criteria die betrekking hebben op kwaliteit. Voor een aantal van die criteria kunnen dus geen opvolgingsindicatoren worden bepaald. Voor andere criteria zijn enkele voorgestelde indicatoren niet becijferd, maar houden ze rekening met de kenmerken van bepaalde locaties of evalueren ze bijvoorbeeld die kenmerken.
Van sommige indicatoren zal de waarde evolueren zonder dat het BBP en de tenuitvoerlegging een reële impact hebben op de zone. Afhankelijk van de bron en de nauwkeurigheid van de gegevens kunnen ze immers betrekking hebben op een ruimere perimeter dan de zone die wordt gedekt door het BBP en die slechts een kleine oppervlakte bestrijkt (bv: dichtheid in de wijk). Andere projecten in de omgeving zullen een invloed hebben op bepaalde indicatoren en de impact van de tenuitvoerlegging van het BBP op zich zal soms beperkt zijn.
De tabel op de volgende pagina’s bevat de voorgestelde indicatoren, de redenen/uitdagingen die eraan verbonden zijn, de berekende waarde in de bestaande toestand, de doelstellingen van het BBP in dat verband en de gegevensbronnen20 die moeten worden aangewend om de evolutie van de indicatoren te berekenen.
Naast deze indicatoren is ook de analyse van de uitgereikte stedenbouwkundige vergunningen een middel om de situatie op te volgen. Die analyse kan bijvoorbeeld enkele afwijkingen aan het licht brengen die zeer vaak zouden worden toegestaan en dus een beeld geven van voorschriften die in vraag kunnen worden gesteld, van het aantal en het type van de begeleidende maatregelen die nooit zouden worden gevolgd en van de gevolgen die daaruit zouden voortvloeien...
Er zij op gewezen dat de vervolgmaatregel die het meeste effect op het milieu zal hebben, is of de begeleidende maatregelen al dan niet worden nageleefd.
20 Deze bronnen geven niet altijd het resultaat van de indicator zelf zodat soms contextualisering nodig is (bijvoorbeeld berekening in verhouding tot de perimeter). Voor verdere berekeningen bedraagt de oppervlakte van het BBP ~9,12 ha.
NTS
Hoofdstuk
en opvolgingsmaatregelen / p. 131
/
IV Conclusie, aanbevelingen
Afdeling 3.
n
Opvolgingsmaatregele
Geïmpacteerd/opgevolgd criterium Indicator
Structuur van de open ruimten en de bebouwde ruimten, bodem
Structuur van de open ruimten en de bebouwde ruimten
Grondinname van de constructies
Waarde in de bestaande toestand
~58 700 m², d.i. ~64 % van de perimeter van het BBP en ~97 % van de percelen (bovengrondse en ondergrondse constructies, incl. de tunnels)
Aandeel van de open ruimten binnen de perimeter ~42 500 m², d.i. ~46,6 % van het BBP
Structuur van de bebouwde ruimten Vloeroppervlakte
Landschap, microklimaat Maximumhoogte in huizenblok 72 (CCN)
in huizenblokken 68 en 71
Bevolking Bevolkingsdichtheid
Bevolking (beheersing en duurzaamheid van de verdichting)
~ 256 000m² (buiten Noordstation)
m
Doelstellingen van het BBP Gegevensbron
/ SV
Min ~34 500 m² SV
Max~ 400 000m² (buiten Noordstation) SV
Max 110 m Max 110 m
SV
inwoners/ha in de perimeter
121 inwoners/ha in de wijk /
(Wijkmonitoring en statistieken van de statistische sectoren)
Voldoende aanwezigheid van groene ruimten per inwoner nvt. (geen inwoners) (in m²/inw. Op minder dan 400 m wandelen) / geodata
Huisvesting Percentage woningen in de perimeter per typologie (aantal slaapkamers, woningen van gemiddelde standing, sociale of daarmee gelijkgestelde woningen, woningen voor PBM)
slpk. of +) 20% sociale woningen SV, Wijkmonitoring
Handelszaken Aantal buurtwinkels 5 (2 superettes, een apotheek en 2 boekhandels in het station) / SV, hub.brussels, terreinmetingen
voorzieningen
Activering van de benedenverdiepingen en kwaliteit van de openbare ruimten
Activering van de benedenverdiepingen en kwaliteit van de openbare ruimten
Percentage strekkende meter van voetpaden met actieve benedenverdiepingen
~200 m op ~1 500 m, d.i. ~13 % (Aarschotstraat niet meegerekend) Maximaliseren SV
Aantal actieve ingangen (handelszaken kantoren) 6 / SV
Geluid en trillingen Aantal woningen met een rustige gevel 0
Uitvoering van de MWS Wegen waarvan de inrichting overeenstemt met de doelstellingen van het plan Good Move
Fiets Voetganger OV Auto Vrachtverkeer
Koning Albert IIlaan V (breedte)
V V V V
S. Bolivarlaan X V V - -
Streven naar 100 % SV
V op alle wegen Terreinmetingen
NTS
132
/ Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p.
Maximumhoogte
54
102
m
~
0
BISA
0 / 0 / 0 / 0 20 %
grote woningen (3
~238
40
50% SV
Voorziening m² vloeroppervlakte
0 Min 8% EP Economische activiteiten m² vloeroppervlakte kantoren
000 m², d.i. ~93 %
à
Economische activiteiten m² vloeroppervlakte productieactiviteiten 0 m² / SV
Afdeling 3. Opvolgingsmaatregele n
Solvayplein V (breedte)
Vooruitgangstraat X X V V V (breedte)
Actieve verplaatsingswijzen Aantal strekkende meter vrijliggend/gescheiden fietspad 975 m / Mobigis, SV
Actieve verplaatsingswijzen Verhouding autovrije zones in de openbare ruimte (voetpaden en pleinen) ~18 500 m² op ~38 200 m² openbare ruimte, d.i. ~48 % / SV, Urbis (Sw)
Openbaar vervoer Aantal stopplaatsen van het OV (alle modi samen) 6 plaatsen:
2 bushaltes op het Bolivarplein
1 bushalte op het Noordplein
Busstation De Lijn onder het CCN (-1)
Trams en premetro’s in de ondergrondse verdieping (-2)
NMBS-station
Minimum MIVB, Google
Auto's Stromen op de verschillende wegen van de perimeter (gemiddelde pwe op de wijkwegen' en gemiddelde pwe op de 'comfortwegen')
- OS Wijk: 128 pwe
- OS Comfort: 276 pwe
- AS Wijk: 116 pwe
/ Brussel Mobiliteit, Studies in het kader van de SV’s
en belang van de ZACA
gebouwen met leveringszones binnen
Parkeren Aantal fietsparkeerplaatsen op de openbare weg 66 parkeerplaatsen / Mobigis, terreinmetingen
Parkeren Aantal fietsparkeerplaatsen buiten de openbare weg 500 (waarvan 40 voor bakfietsen) Afhankelijk van de ontwikkelde vloeroppervlakten SV, MV
Aantal bomen 260 Maximaliseren PU,
Mobigis, terreinmetingen
NTS
Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen
opvolgingsmaatregelen / p. 133
/
en
V - V V
Auto's Aantal
in
2 ZACA met prioriteit 3 Minimum Mobigis Vrachtverkeer
weg 0 Streven naar 0 Mobigis, terreinmetingen
%
100% 100% SV Parkeren
124 pwe 0
het Bolivarplein
in de Vooruitgangstraat Mobigis, terreinmetingen Parkeren
- AS Comfort: 299 pwe 2 108 parkeerplaatsen
de zone
Aantal parkeerplaatsen voor leveringen op de openbare
Vrachtverkeer en activering van de benedenverdiepingen en kwaliteit van de openbare ruimten
Aantal autoparkeerplaatsen op de openbare weg
op
en
Aantal autoparkeerplaatsen buiten de openbare weg
Afhankelijk van de ontwikkelde vloeroppervlakten SV, MV
Afdeling 3. Opvolgingsmaatregele n
Intermodaliteit Belangrijke obstakels voor intermodaliteit Trappen (ingangen CCN / trap station), geen verbinding tussen het busstation en de metro-ingang Minimaliseren Terreinmetingen, SV Ecologische netwerken, luchtkwaliteit, bodem, microklimaat, water
Ecologische netwerken, luchtkwaliteit, bodem, microklimaat, water
Microklimaat en kwaliteit van de openbare ruimten
Ecologische netwerken, bodem, microklimaat, water
Verhouding beplante / niet-kunstmatige oppervlakken Volle grond: ~5 800 m² d.i. ~6,3 % van de perimeter van het BBP
Boven de grond: ~3 400 m² d.i. ~3,7 % van de perimeter van het BBP
Maximaliseren Terreinmetingen, SV, analyse van de orthofotoplannen
Verhouding voetgangersruimten op oncomfortabele plaatsen vanwege de wind
Ondoorlatendheid
Bodem Aantal percelen opgenomen in de inventaris van de bodemtoestand per categorie
~36% (niet verenigbaar met flaneren en langdurig zitten: Klassen CD-E)
~85 500 m² d.i. ~93,7 % van de perimeter van het BBP
Cat. 0: 1 perceel Cat. 0+4: 2 percelen
Ecologische netwerken Waarde BAF+ 0,07
Energie Verhouding gebouwen die voldoen aan de geldende EPBstandaards 0%
Energie geproduceerde kW binnen de perimeter Informatie niet beschikbaar (vandaag enkel productie van zonneenergie in het huizenblok Proximus)
Circulariteit van de materialen en inkomende materialen
percentage (in massa) van hergebruikte uitgaande / inkomende materialen nvt.
Inkomende materialen percentage (in massa) van gerecycleerde/gelabelde/C2Cgecertificeerde inkomende materialen nvt.
Energie CO2 /m² voor bouw-/renovatieprojecten nvt.
Minimaliseren Studies in het kader van de SV’s
Minimaliseren SV
Minimaliseren Geodata van Leefmilieu Brussel
Maximaliseren SV, Geodata van Leefmilieu Brussel
100% SV
Maximaliseren Studies in het kader van de SV’s
Maximaliseren Studies in het kader van de SV’s
Maximaliseren Studies in het kader van de SV’s
Minimaliseren Studies in het kader van de SV’s
NTS / Hoofdstuk IV Conclusie, aanbevelingen en opvolgingsmaatregelen / p. 134
Afdeling 3. Opvolgingsmaatregele n