Met andere Frank Bijdendijk
ogEn
Over de verbinding tussen mensen van vlees en bloed en een duurzame kwaliteit van gebouwen en gebieden
Met andere Frank Bijdendijk
ogEn
Voorwoord Onze maatschappij verandert in een duizelingwekkend tempo. De behoeften van de mensen veranderen even snel mee. Door het toegenomen welvaarts, opleidings- en informatieniveau is de individuele zeggenschap van de burger op de consumentenmarkt toegenomen. Zoniet op de markt voor de huisvesting. Daar heeft de burger weinig te vertellen. Toch zou dat moeten. Juist met het oog op die veranderende behoefte. Waarom gebeurt dat dan niet? Huisvesting wordt geproduceerd door de bouwkolom. En die zit muurvast. Bouwwerken zijn ook geen consumptiegoederen. Het zijn voor zo’n 90% investeringsgoederen, die lang mee moeten. Bouwwerken dienen niet alleen een privaat belang, zij dienen ook een publiek belang. Zij vormen met elkaar immers de verblijfsomgeving van ons allemaal. De productie van huisvesting is dus niet iets tussen de leverancier en de klant. De productie van huisvesting is bovendien zo kapitaalintensief dat slechts heel weinig bedrijven op voorraad kunnen produceren en uit voorraad kunnen leveren. Laat staan dat er producenten zijn die, zoals in de consumptiemarkt, steeds nieuwe producten kunnen ontwikkelen en op voorraad nemen. Vervolgens wordt huisvesting samengesteld uit deelproducten, veelal high tech, die specialisatie vragen om de kwaliteit te kunnen 4
garanderen. Tenslotte is huisvesting plaatsgebonden. Enerzijds maakt dat de grondeigenaar zeer machtig en kan er op één plaats slechts één product worden aangeboden. Anderzijds zorgt dat ervoor dat elk product niet alleen moet zijn afgestemd op de behoefte van de individuele gebruiker en het brede publiek, maar ook nog op de karakteristiek van de plaats waar het wordt gerealiseerd. Zo is er een zeer gecompliceerde bouwkolom ontstaan waarin een groot aantal rollen kan worden onderscheiden en waarin een groot aantal deelleveranties plaatsvindt. Zo kennen we de rollen van opdrachtgever, ontwikkelaar, ontwerper (architect, stedenbouwkundige, adviseur), aannemer, onderaannemer, leverancier en regelgever (in casu de overheid). Binnen deze kolom vinden veel business-to-business leveranties plaats. Elk van de spelers probeert zijn positie te behouden of te versterken. Enkele van de spelers proberen zelfs de hoofdrol te claimen. Dat geldt in het bijzonder voor de architecten en de stedenbouwkundigen, de aannemers en de overheid. Hoe vaak hebben we architecten niet horen zeggen dat de leiding bij hen hoort te liggen, aannemers in bouwteamverband een volwaardige rol horen opeisen of overheidsdienaren horen zeggen dat de regie bij hen hoort te liggen, omdat zij daartoe democratisch zijn gelegitimeerd? Binnen de bouwkolom bestaan echter veel onderlinge afhankelijkheden. Daardoor en door het feit dat niemand een grote voorraad van kapitaalintensieve producten durft aan te houden, ontstaat risicomijdend gedrag. De bouwkolom houdt zichzelf in de houdgreep. Geen van de spelers lijkt bij machte echte vernieuwing tot stand te brengen; een vernieuwing, afgestemd op de nieuwe, zeer veranderlijke maatschappij en de mensen die daarvan deel uitmaken.
Met andere ogen
Ondertussen zijn we in Nederland steeds banger om risico’s te nemen. We zijn niet bezig met vernieuwing, maar we timmeren alles dicht uit angst om fouten te maken. Dat zei de econoom Jaap van Duijn in NRC Handelsblad van de laatste dag van 2005. Ik ben het daarmee eens. Van Duijn wijdt dit aan de toenemende vergrijzing en de toegenomen welvaart. In de achter ons liggende eeuwen was er zelfs in tijden van verval altijd een meerderheid van jongeren. De afwezigheid daarvan maakt de huidige tijd uniek. Hij ziet de opkomst van managers als illustratie van risicomijdend gedrag. ‘To manage’ betekent beheersen. We beheersen tegenwoordig processen. Maar alle dingen die vernieuwend zijn hebben iets onbeheersbaars. De maatschappij verschuift van ondernemen naar beheren. Weg van innovatie. Ook de politiek eist zekerheid, afrekenbare garanties en waterdichte regelingen. Bovendien is die politiek voortdurend bezig met scoren en profileren. Maar als je geen fouten meer kunt maken kun je ook niets goed meer doen. Daardoor zien we ons lange termijn perspectief ook inkrimpen tot een korte termijn oriëntatie. Hoe moet die in zichzelf gekeerde bouwkolom, die muurvast zit, nu vernìeuwen in zo’n klimaat? Voor mij staat vast dat die vernieuwing niet van binnen uit kan komen. Iedere speler die er middenin zit begint niets. De vernieuwing is keihard nodig, lees de krant maar. Kijk maar om je heen. Als die niet van binnen uit kan komen, dan moet het van buitenaf. Anders gezegd: vernieuwing vindt alleen plaats bij een nieuwe oriëntatie op de werkelijkheid buiten de bouwkolom. Die werkelijkheid met andere ogen zien en interpreteren, dat is de kunst! En dat kan alleen door ondernemerschap met een lange termijn perspectief. Ondernemerschap dat het huidige klimaat durft te trotseren. Aan de top van de bouwkolom staat de opdrachtgever. Een merkwaardig woord eigenlijk. Want ook dat duidt op een naar binnen gerichte rol, namelijk het geven van opdrachten aan opdrachtnemers binnen de bouwkolom. Toch is juist opdracht geven de enige rol die per definitie naar buiten moet kijken. Dat is bij uitstek de rol van waaruit je de wereld met andere ogen kunt zien, de werkelijkheid opnieuw kunt interpreteren en de vernieuwing kunt doorvoeren. Alleen dan moeten we die rol een andere naam geven. Ik stel voor diepte-investeerder. Dit boek is opgedragen aan alle ondernemende diepte-investeerders in huisvesting.
Frank Bijdendijk Amsterdam, april 2006
Voorwoord
5
6
Inhoud Met andere ogen
7
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
8
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
26
03 De misvattingen van het modernisme
38
04 Mensen van vlees en bloed
56
05 De werkelijkheid van echte gebouwen
66
06 De werkelijkheid van echte steden
72
07 Investeren in duurzaamheid
78
08 Denken in termen van kwaliteit en waarde
90
09 Het Solids-concept
94
10 De marketing van Solids
106
11 Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
114
12 Tussen droom en daad
124
Met andere ogen
ANP/Cor Mulder
8
01
De brandende tram in de Van Baerlestraat
9
Amsterdam, oktober 1982 Pamflet van de kraakbeweging, oktober 1982
Noodtoestand wantoestand Maandag is Amsterdam het toneel geweest van ongekende rellen. Via dit pamflet willen we duidelijk maken hoe het zover heeft kunnen komen en welke maatregelen van burgemeester Polak deze onnodige eskalatie in de hand heeft gewerkt. Het gekraakte pand Lucky Luyk was het symbool geworden voor verzet tegen knokploegen-terreur en spekulatie. Het waren de krakers/sters die er als eerste de sociale bestemming aan gaven. Het waren de krakers die de knokploeg er weer uithaalden. Omdat in die periode een aantal panden door knokploegen ontruimd werden en er geschoten werd. Er moesten per sé driekamerwoningen komen en de krakers moesten maar een ander pand opzoeken. Bewoners van kraakpanden konden tot nu toe altijd blijven zitten na aankoop door de gemeente. In 90 procent van de gevallen gaat het hier ook om toevoeging van woonruimte. Om 1 uur ’s middags kondigde burgemeester Polak de noodtoestand af. De gemeente was nog in onderhandeling met de bewoners. De ME lokte gevechten uit door willekeurig charges uit te voeren. Zo ging er tenslotte ook een tram (wagennummer 689) in de fik. De Luyk is nu in handen van de politie. Dinsdag zijn er meer dan honderd mensen gearresteerd. Dinsdag lag er ook een oproep in de bus van rechtse groepen om op 16 oktober te protesteren tegen al die terreur en onveiligheid. Die ze zelf scheppen. Oproep 16 oktober de was buiten te hangen die deze types verdienen: bonte was, vuile was. We zullen ons niet houden aan het verbod om met meer dan drie personen op straat te lopen. 17 oktober zullen we vanaf de Dokwerker demonstreren tegen de noodtoestand en vrijlating eisen van alle arrestanten.
10 De brandende tram op de Van Baerlestraat (11 okto-
‘In het begin van 1980 was ME een afkorting zonder
ber 1982) symboliseert een epoque, die van de jaren
betekenis. De kraakbeweging veroorzaakte een vaag
tachtig. Het is een heftige uiting van protest tegen
rumoer aan de rand van de samenleving. Wie toen
woningnood en speculanten, waartegen de kraakbe-
voorspeld had dat van tijd tot tijd duizendkoppige
weging zich had gekeerd. Nergens in Nederland was
legers van politie en marechaussee, uitgerust met
die beweging zo sterk als in Amsterdam. In het boekje
hoogwerkers, gepantserde bulldozers, tientallen
Tetterodecomplex, van kraakaffaire tot volkshuisves-
geblindeerde overvalwagens, waterkanonnen, traan-
1
tingsmodel lezen we de volgende passage:
gasbrigades en scherpschutters zouden worden gemobiliseerd om een paar gekraakte huizen te ontruimen was voor gek verklaard. Toch gebeurde het in Amsterdam in het jaar 1980 vijf keer.’ H.J.A. Hofland schetst in De stadsoorlog, Amsterdam 80 de schok die door Nederland ging na de krakersrellen in Amsterdam bij de kroning van Beatrix op 30 april 1980.
1 Tetterodecomplex, van kraakaffaire tot volkshuisvestingsmodel. Peter Sep, 1982. De Balie in samenwerking met SEV en Het Oosten. Met andere ogen
Maurice Boyer / Hollandse Hoogte
Tanks in de straten van Amsterdam, hier in de Constantijn Huygensstraat. Het is een beeld dat
1980 was het jaar van de kraakbeweging. De ‘Geen
blijft verbazen en schokken. Dat een conflict over
woning, geen kroning’-rellen confronteerden de
de toegang tot huisvesting en daarmee tot de stad
samenleving met het schrikbeeld van grote groepen
Amsterdam tot zo’n explosie van oncontroleerbaar
anonieme jongeren die, als het hen zo uitkwam, een
geweld kon leiden. Een nieuwe ervaring voor de
veldslag konden ontketenen waarin zij de ME alle
Nederlandse samenleving.
hoeken van de stad lieten zien. Behalve verontwaardiging en afschuw, die zich vertaalde in criminalisering
Was kraken eind jaren zestig, begin jaren zeventig
en verkettering, was er een groeiende groep van met
een incidentele ontlading tussen woningnood en leeg-
name linkse intellectuelen, die in de kraakbeweging
stand, in 1980 was de kraakbeweging een informeel
een interessante vorm van ‘buitenparlementaire oppo-
en ongrijpbaar conglomeraat van onder andere kraak-
sitie’ zag. Plotseling werd de kraakbeweging politiek
spreekuren, alarmnummers, radiozenders, tijdschrif-
serieus genomen. Zij werd onderwerp van juridische
ten, juridische autodidacten, kunstenaars en sympa-
en sociologische dissertaties. De Wetenschappelijke
thiserende architecten, advocaten en organisatieadvi-
Raad van het Regeringsbeleid reserveerde met de
seurs. Hofland constateert: ‘Het is een beweging die
schrik van de 30e april nog in de benen een miljoen
gegroeid is in de praktijk, tegen het verzet van de
gulden voor onderzoek. ‘Nederland kraakt!’, riep de
overheid in. Zoals met ieder verzet dat zich met enig
voorkant van het tweede nummer jaargang 1981 van
succes weet te handhaven, is in de loop van die ont-
Jeugd en Samenleving de jongeren toe. Het ontbrak
wikkeling bij de kraakbeweging een innerlijke hecht-
er alleen nog aan dat kraken als keuzevak in het pak-
heid ontstaan.’ Plotseling krijgt de kraakbeweging een
ket van middelbare scholieren en universiteiten werd
publiek imago dat aandacht en zorg behoeft.
opgenomen.
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
11
Reinout van den Bergh/ Hollandse Hoogte
12
Amsterdam, 30 april 1980. De ME voert charges uit bij de krakersrellen bij de kroning van koningin Beatrix.
Jong directeur Op 1 september 1982 ben ik als algemeen directeur
Op 16 december 1982 verhuisden wij vanwege mijn
in dienst getreden bij Het Oosten Woningcorporatie
nieuwe functie naar een mooi huis aan de Van
in Amsterdam. Wij woonden toen nog met ons gezin
Eeghenstraat. Wij voelden ons onwennig in die nieu-
in de provinciestad Amersfoort. Kraken was voor ons
we omgeving. Zes weken later kreeg ik een uitnodi-
een activiteit in de hoofdstad die enerzijds ver van
ging van een goedwillende groep mensen, die zich
ons afstond en ons anderzijds verontruste. Hoe kon-
‘Kerk en Samenleving’ noemde, voor een rondleiding
den jonge mensen zo maar ongestraft andermans huis
in het gekraakte Tetterode-pand aan de
in bezit nemen? Was dat geen vorm van diefstal en
Bilderdijkstraat. Het was hun bedoeling een brug te
criminaliteit? Het zou je maar overkomen.
slaan tussen gewone burgers, de buurt en de kraakbeweging. Op een zaterdagochtend, 12 februari 1983, stonden wij met zo’n twintig personen voor de deur bij Tetterode, voor die rondleiding.
Met andere ogen
Bert Verhoeff/ Hollandse Hoogte
13
Rellen in de van Baerlestraat na de ontruiming van het kraakpand de Lucky Luijk. Krakers met bivakmuts rennen weg na brandstichting.
Geëtter met de Tetter In het boekje Tetterodecomplex, van kraakaffaire tot
Ik was van alle kanten gewaarschuwd: ‘Frank, het is
volkshuisvestingsmodel lezen we over de wonderlijke
zinloos’ en ‘Krakers zijn volstrekt onbetrouwbaar’.
geschiedenis van dit complex:
We hadden immers de brandende tram in de Van
‘In 1962 fuseert Lettergieterij Amsterdam met papier-
Baerlestraat gehad, de ontruiming van de Lucky Luyk.
groothandel Bührmann tot de n.v. Bührmann-
Ik was eerlijk gezegd op het ergste voorbereid. Mijn
Tetterode. Als de nieuwe onderneming in 1981 ver-
kinderen hadden thuis nog gezegd: ‘Pap. Ga nou
huist naar een nieuw gebouw aan de Willem de
niet, het is gevaarlijk.’
Zwijgerlaan komt het Tetterode-gebouw aan de Bilderdijkstraat leeg te staan. Het complex wordt opgenomen in de roerige wereld van de onroerendgoed-handel, waar projectontwikkelaars, financiers, de Gemeente, de buurt en de kraakbewegingen er beurtelings, maar bij voorkeur tegelijkertijd aanspraak op maken. Er wordt tot in de Hoge Raad geprocedeerd. In vijf jaar tijd verandert Tetterode vijf keer van eigenaar. Dat gaat als volgt. De Bataafse Aannemings Maatschappij, die voor firma Bührmann-Tetterode de nieuwbouw ontwikkelde, ziet wel mogelijkheden voor het Tetterodecomplex. De BAM koopt het complex en dient in 1980 bij de gemeente een aanvraag in voor een
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
14
Een blik op het Tetterode-complex vanuit de Bilderdijkstraat. Aan de buitenkant is al zichtbaar
sloopvergunning. De BAM loopt hiermee vooruit op
dat er hele verschillende activiteiten binnen een
een bouwplan dat zij samen met de financier, het
en hetzelfde gebouw plaatsvinden.
Pensioenfonds voor de Gezondheid, Geestelijke en Maatschappelijke belangen (PGGM), zou ontwikke-
Dit verhaal vervolg ik later in dit hoofdstuk. Ik ga nu
len. Dit bouwplan behelst de aanleg van bedrijfs-
terug naar mijn bezoek in 1983.
ruimtes, de onvermijdelijke parkeergarage en een aantal luxe woningen.
Dit is wat ik te zien kreeg. Een mooi kloek gebouwen-
Op 17 oktober 1981 wordt Tetterode uit protest
complex aan de Bilderdijkstraat en de achterzijde aan
tegen deze plannen gekraakt. Het is voor de BAM
de Da Costakade. Maar liefst 15.000 m 2 groot.
aanleiding om zich uit het project terug te trekken.
Wij mochten naar binnen en werden rondgeleid door
De maatschappij heeft geen zin in een slepende ont-
de krakers. In het complex ontdekte ik een enorme
ruimingsprocedure. Bovendien is de markt voor kan-
variĂŤteit aan mensen en activiteiten. In de voormalige
toren zojuist ingestort. Het PGGM koopt het complex
lettergieterij zag ik ateliers, werkplaatsen, een theater,
en de vergunningen voor zeveneneenhalf miljoen van
een restaurant, een kunstgalerie, een kledingwinkel
de BAM. Te laat beseft het fonds dat het zich daar-
en een heleboel woonruimten. Ik zag dat de krakers
mee in een zeer benarde positie begeeft: een
het gebouw verbouwden met materiaal dat ze beetje
gekraakt pand, een tegenwerkende buurt en geen
bij beetje bij de sloper hadden gekocht.
concreet bouwplan meer.’
Met andere ogen
15
Het bellenbord van Tetterode. Symbool voor de diversiteit aan mensen die binnen dit kloeke complex te vinden is. Mensen die er werken, die er wonen, die
Ik begreep dat hun uitgangspunt was dat wonen, wer-
er hun kinderen groot brengen. Een klein dorpje in
ken, recreĂŤren en allerlei andere activiteiten ondeel-
de stad. Geen twee mensen zijn gelijk.
baar met elkaar verbonden zijn. En zij wilden al die activiteiten met elkaar delen. Woningcorporaties ont-
Met andere ogen
lenen hun bestaansrecht aan de zorg voor de huisves-
De rondleiding duurde ongeveer een uur. In dat uur
ting van mensen met lage inkomens, mensen die er
ging ik diezelfde werkelijkheid, die jonge mensen en
op de vrije markt niet aan te pas komen.
dat complex met andere ogen zien. Ik zag jonge men-
Deze mensen hoorden tot de doelgroep van de
sen met een inkomen van nog geen 700 gulden in de
corporatie. Tot die conclusie kwam ik ook.
maand in een stad met woningnood. Jonge mensen die ’s nachts wacht liepen om hun verworven woonen werkruimten te bewaken. Ik zag de pioniers van de grote stad. Ik zag dat ze heel liefdevol met het gebouw omgingen. Het was hun nieuwe wereld, hun stad in de stad. Ik zag dat geen twee mensen gelijk waren. Iedereen wilde wat anders, iedereen bouwde wat anders. Maar wel allemaal in hetzelfde gebouw.
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
16
Zicht op het Tetterode-complex vanaf de andere zijde, aan de Da Costakade.
Aan het einde van de rondleiding kwamen we in een zaaltje bij elkaar voor een evaluerend gesprek, met
We spraken af om samen met de betrokken wethou-
een kop koffie. Tot dat moment wist niemand van de
der Michael van der Vlis te gaan praten om te zien of
ander wie hij of zij was. Ik besloot die anonimiteit te
we de gemeente ook mee zouden kunnen krijgen.
doorbreken. Ik ben opgestaan om te vertellen wie ik
De gemeente, zo zei deze, was ook bereid subsidie
was, wat ik deed en hoe ik de rondleiding had erva-
te geven. Hij zag een soort collectief huurcontract
ren. ‘Jullie zijn in mijn ogen woningzoekenden met
voor zich. Hij steunde ons. Ik denk dat hij er ook wel
een laag inkomen, daarom wil ik proberen iets voor
wat voor over had nog meer brandende trams te
jullie te doen. Ik bied aan jullie te helpen om hier te
voorkomen.
kunnen blijven.’ Dat kwam geheel onverwachts: een gevestigd instituut dat samenwerking aanbiedt aan leden van de kraakbeweging. Luid applaus in de zaal.
Met andere ogen
Een eerste blik op de dynamische binnenkant van deze voormalige lettergieterij. Het complex ging in de
Geen plan!
tachtiger jaren van de vorige eeuw meerdere keren van
We vervolgen de paragraaf ‘Geëtter met de Tetter’.
de hand, voordat Het Oosten eigenaar kon worden.
In het boekje Tetterodecomplex, van kraakaffaire tot volkshuisvestingsmodel gaat de geschiedenis verder:
Vlis Bakker een bouwvergunning te verlenen. Van der Vlis voert procedurele en, als dat niet helpt, estheti-
‘In februari 1983 vraagt het PGGM Het Oosten
sche bezwaren aan. Bakker dient alle mogelijke
Woningcorporatie te bemiddelen bij het ontwikkelen
bezwaarschriften in bij beroepscommissies en
van een exploitatieplan waarin rekening gehouden
Gedeputeerde Staten van Noord Holland, maar kan
wordt met de plannen en wensen van de buurt en de
niet verhinderen dat Van der Vlis, die tegenover Vrij
krakers. Maar tegelijkertijd verkoopt het pensioen-
Nederland verklaart dat Bakker altijd kan rekenen op
fonds Tetterode aan de Assense Onroerend Goed
zijn “hartelijke tegenwerking”, hem drie jaar lang van
Maatschappij De Vries Beheer BV voor het symboli-
bouwen weet af te houden. In februari 1986 is
sche bedrag van 400.000 gulden. Deze verkoopt het
Bakker het zat en verkoopt hij Tetterode aan de
complex vrijwel onmiddellijk door aan makelaar/advi-
Gemeente voor 800.000 gulden plus een aanvullend
seur Gerard Bakker die zijn sporen had verdiend bij
bedrag voor gemaakte kosten. De Gemeente geeft
de ontruiming en ontwikkeling van de Grote
Tetterode vervolgens in erfpacht aan Het Oosten
Wetering. In april 1983 vraagt Bakker een vergun-
Woningcorporatie.’
ning aan voor de bouw van 80 premiekoopwoningen. Om Het Oosten, de krakers en de buurt de mogelijkheid te geven een solide plan voor het behoud van Tetterode te ontwikkelen, weigert Michael van der
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
17
18
Er wordt op hele verschillende manieren gewerkt binnen Tetterode. Ambachtelijk, achter de laptop, achter
In die drie jaar had ik veel overleg met de bewoners
de naaimachine – het gebeurt er allemaal.
van Tetterode. Ik kwam er regelmatig op bezoek, woonde pandvergaderingen bij die soms tot twee uur
In januari 1986 werd ik bij de wethouder geroepen.
’s nachts duurden en soms in onderlinge ruzie eindig-
Het was bijna zover. De gemeente zou het pand kun-
den. Ik legde uit wat Het Oosten voor hen kon doen,
nen kopen. De wethouder was nog steeds bereid te
dat een corporatie niet op winst uit is, maar ook geen
subsidiëren. Maar er was wel een maar, om de subsi-
verlies kan lijden. Ik rekende voor hoe de huur van
die te kunnen verstrekken moest ik een plan indienen!
woningen wordt opgebouwd. Ondertussen hielden wij
Ik schrok me rot. Want ik had geen plan.
ook contact met de gemeente. Michael van der Vlis
Vele gesprekken had ik gevoerd, veel had ik leren
had inmiddels laten uitzoeken welke potjes de
begrijpen, maar een plan had ik niet. Dat had ik niet
gemeente nog beschikbaar had. En ondertussen
gemaakt. Het zweet brak me uit. Ik voelde een enorm
bouwden de krakers in het pand verder aan hun stad
dilemma. De krakers wilden het gebouw heel flexibel
in de stad. Er kwamen oefenruimten voor bandjes in
kunnen gebruiken, naar hun individueel verschillende
de kelder bij, steeds meer atelier- en woonruimte en
en steeds wisselende behoeften. In mijn tijd als pro-
ook steeds meer mensen. Het eerste kindje in het
jectmanager Hoog Catharijne had ik flexibel indeelba-
pand was zelfs al op komst.
re kantoren ontwikkeld. En deze waren heel erg duur.
Ik was ook steeds beter gaan begrijpen wat de woon-
Want dat betekende namelijk flexibele scheidingswan-
en leefidealen van de krakers betekenden. Het ging
den, flexibele verlichtings-, ventilatie-, verwarmings-
hen om autonomie, eigen keuze en gebruiksvrijheid.
en sprinklersystemen, enzovoorts. Als ik zoiets in
Er ontstond een krachtige groep met een onnavolg-
Tetterode wilde maken, dan moest er of een enorme
bare maar hechte interne organisatie. Woonlasten
subsidie komen, of er moest een enorme huur betaald
werden naar draagkracht verdeeld.
worden. Geen van beide was denkbaar. Wat nu?
Met andere ogen
19
Impressies van de veelkleurigheid van het leven binnenin Tetterode, het begin tachtiger jaren gekraakte complex aan de Bilderdijkstraat in Amsterdam West. Eigenhandig
gemeente een heel lage subsidie hoefde te geven en
opgeknapt door de gebruikers van het pand biedt het
dat dientengevolge de bewoners een heel lage huur
ruimte aan allerhande activiteiten.
kregen. ‘Casco verhuur’ leidde tot de laagste huur van Amsterdam, destijds 45 gulden per vierkante
Op een dag reed ik in mijn auto. Het dilemma liet me
meter per jaar (een zwaar gesubsidieerde sociale
niet los. Opeens kreeg ik een ingeving. Ik doe hele-
huurwoning koste toen ongeveer het dubbele per vier-
maal niets, dacht ik, ‘ik laat ze gewoon hun gang
kante meter per jaar) en honderd procent vrijheid voor
gaan. Het gaat nu ook goed, waarom zou ik me daar-
de gebruikers. Voor Het Oosten ontstond nota bene
mee bemoeien. Ik knap het casco op, want daarvoor
een sluitende – vrije sector – huurexploitatie.
is materieel nodig waarover de bewoners niet kunnen beschikken. Ik verhuur het casco en laat de binnenkant aan hen’. En zo is casco verhuur als concept geboren. Later heb ik mij gerealiseerd dat niet ingrijpen ook een actief besluit is. Een besluit namelijk dat ruimte schept voor het initiatief van de ander. Het gevolg van dit besluit was in ieder geval dat Het Oosten slechts een heel lage investering hoefde te doen, dat de
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
20
De overmaat van het Tetterode-pand – een oude lettergieterij – maakt veel mogelijk. Hoge verdiepingen,
Een tweede jeugd voor Tetterode
zware vloeren: het draagt bij aan het multifunctionele
We hebben ervoor gezorgd dat het pand (brand)veilig
gebruik. De treurige oplossingen uit onze recente
en hygiënisch was. We hebben het dak gerepareerd,
bouwgeschiedenis – plafond op 2,44 meter en
de gevels opgeknapt en geschilderd en de ontsluiting
slaapkamers van 7 m 2 – vinden we hier niet terug.
verbeterd. We hebben gezorgd voor gas, water en elektriciteit tot in de meterkast. De rest deden de
Tetterode floreert nog steeds. Het bruist er van het
gebruikers. Wel hebben we nog een lening van
stedelijk leven. En er staan nog steeds vele mensen
100.000 gulden aan de gebruikers verstrekt, waar-
in de rij om hier te kunnen wonen, werken en leven.
mee ze gereedschap hebben gekocht, waarvoor ze
En de huur wordt nog altijd stipt betaald.
een gereedschapsuitleen organiseerden. De lening is later keurig afgelost. In die jaren tachtig vonden corporaties dat huurders eigenlijk met hun handen van hun woning moesten afblijven. Veranderingen moesten altijd door de huurder ongedaan gemaakt worden. En hier was sprake van het omgekeerde. Hier mochten de gebruikers binnen doen wat ze wilden, als het casco maar niet beschadigde.
Met andere ogen
Tetterode 1902 geboren
1983 nieuw leven
2006 springlevend Het leven in Tetterode kent een mix van individualiteit en collectiviteit. Bewoners wonen op zichzelf maar
Lessen uit Tetterode
doen ook veel samen. Het gebouw leent zich daar met
Deze ervaring heeft mijn visie op huisvesten voor de
zijn grote maten prima voor.
rest van mijn werk bij Het Oosten beïnvloed. Al snel kreeg ik in de gaten dat de wens om zelf te kunnen
In 1996 kwam Het Oosten op de markt met een
kiezen en te beslissen over je eigen huisvesting hele-
nieuw product: koophuur. Dat hield in dat de huurder
maal niet uitzonderlijk is. Uit onderzoek bleek bijvoor-
de binnenkant van zijn woning kon kopen, terwijl de
beeld dat jaarlijks in 10% van onze reguliere huurwo-
buitenkant gewoon gehuurd bleef. In die tijd was de
ningen wel iets wordt veranderd door de huurder.
rente op de hypotheeklening die de huurder afsloot voor de aankoop van de binnenkant nog aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Het gevolg was dat zo’n 85% van de mensen van de ene dag op de andere goedkoper woonde in dezelfde woning en tegelijkertijd bìnnen heer en meester was! Een prachtig product in de sociale sector. Voor veel huurders was het ook een betaalbare tussenstap naar volledig eigendom van een woning. Helaas heeft de belastingwetgeving het product in 2001 de nek omgedraaid, toen de eigen woningregeling zo werd aangepast dat de renteaftrek op koophuur niet meer van toepassing was. Tot dat moment hadden we ruim 400 binnenkanten verkocht!
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
21
22
Wonen en werken zijn in Tetterode niet gescheiden zoals dat later, in de stadsontwikkeling vanaf de jaren
Als je de werkelijkheid zonder vooringenomenheid
vijftig en zestig van de vorige eeuw, gebruikelijk zou
kunt zien, ontstaat ruimte voor vernieuwing. Dat heb
worden. Hier loopt alles nog door elkaar.
ik geleerd van Tetterode. Wat ik ook geleerd heb, is dat het helemaal niet zo is dat gebouwen vaste func-
Het Tetterodecomplex, dat oorspronkelijk als letter-
ties hebben. Tetterode kon als gebouw juist in stand
gieterij was ontworpen, was heel robuust, had grote
blijven omdat het in staat was nieuwe functies met
vrije overspanningen, grote verdiepingshoogten en
groot gemak te accommoderen. In Delft, tijdens mijn
was verder mooi en zorgvuldig gedetailleerd. En die
studie bouwkunde, had ik geleerd dat de vorm – het
kenmerken maakten het uiterst geschikt voor al dat
ontwerp van een gebouw – moet voortvloeien uit de
individueel verschillende gebruik, dat ook nu nog
functie. Een dogma dat er impliciet vanuit gaat dat
steeds wisselt.
die functie eens en voor altijd vastgesteld kan worden. Want als de vorm als krimpfolie om de functie past en het gebouw blijft lang bestaan, dan kan het niet anders dan dat dat krimpfolie heel lang die functie blijft vasthouden. Tetterode heeft heel erg duidelijk gemaakt dat dit op een misvatting berust. Het is eerder andersom: niet de functie moet de vorm bepalen, maar de vorm bepaalt de functie die een gebouw kan krijgen. In een tijd van snel veranderende behoeften moet die vorm dus niet naar één, maar naar heel veel functies verwijzen.
Met andere ogen
Hoewel het kraken minder in de belangstelling staat dan in het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw, is het fenomeen zelf geenszins van het stedelijk toneel verdwenen. Op diverse plekken in de stad – soms een etage, soms een heel pand – zijn voorbeelden te vinden van leefruimte die is toegeëigend door krakers, die voor een deel uit het buitenland afkomstig zijn. Vanuit het Rijk gaan geluiden op om kraken bij wet te verbieden.
Anno 2006 worden nog steeds woningen gekraakt,
De kraakbeweging van de jaren tachtig was
maar de kraakbeweging bestaat niet meer. De huidige
deels agressief en vernietigend, maar deels ook
krakers spreken Engels of Pools onder elkaar.
een voorbode van een onstuitbare ontwikkeling
De ideeën zijn vervaagd. En de regering heeft het
naar individuele vrijheid en een andere verhou-
voornemen kraken helemaal te verbieden. Kennelijk
ding tussen privaat en publiek belang.
weegt de materiële schade, die kraken en ontruimen
Van Tetterode heb ik veel geleerd.
teweeg-brengt, zwaar bij de overheid. Maar de brandende tram in de Van Baerlestraat heeft aangetoond dat buiten het systeem stappen tegelijkertijd beangstigend en bevrijdend kan werken. Buiten het systeem stappen brengt altijd schade teweeg, dat heeft de Europese geschiedenis met zijn vele revoluties wel aangetoond. Maar dat is soms nodig om ontwikkeling mogelijk te maken. Ook dat blijkt uit die geschiedenis.
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
23
24
Met andere ogen
Mens- en maatschappijbeeld Tetterode
Jij weet wat goed is voor jezelf Behoeften veranderen, steeds sneller en onvoorspelbaar De burger heeft het initiatief Er is sprake van een netwerksamenleving, met niettemin een collectieve kracht Eigen verantwoordelijkheid en lokale macht Het kader is collectief, de invulling is individueel Mensen zijn integraal verbonden
01 De brandende tram in de Van Baerlestraat
25
26
Met andere ogen
02
De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
27
Uit NRC Handelsblad, 31 oktober 2005:
Politie slaags met Parijse jongeren In de Franse voorstad Clichy-sous-Bois, ten noordoosten van Parijs, zijn gisteravond voor de vierde achtereenvolgende nacht gevechten uitgebroken tussen jongeren en politie. De politie verrichtte elf aanhoudingen, nadat in eerdere nachten 22 jongeren waren gearresteerd. Tientallen auto's zijn in de vier nachten uitgebrand. De rellen ontstonden donderdagnacht, nadat twee jongens (15 en 17 jaar) om het leven waren gekomen door electrocutie in een transformatorhuis. Zij waren op de vlucht voor de politie, die bezig was met een identiteitscontrole in de wijk. Clichy-sous-Bois is een van de armste steden rond Parijs, met veel immigranten in precaire omstandigheden. De rellen voeden het debat over de moeizame relatie tussen autoriteiten en jongeren in de voorsteden. Zaterdag liepen naar schatting 350 inwoners van Clichy mee in een stille mars tegen stigmatisering van jongeren. De kritiek richt zich vooral op minister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy. Vrijdag noemde hij de slachtoffers in Clichy ‘inbrekers op de vlucht’. Later trok hij die kwalificatie in. Politieautoriteiten hebben inmiddels verklaard dat de jongens niet verdacht waren of werden achtervolgd. Volgens inwoners van Clichy werden de jongens het transformatorhuis ingedreven door angst, nadat ze op agenten stuitten na een partijtje voetbal. Gisteren beloofde minister Sarkozy in een tv-interview ‘nultolerantie voor geweld in de steden, net als voor criminaliteit in het algemeen’. Vorige week sprak hij in een andere Parijse voorstad, Argenteuil, van ‘gespuis’ waarvan hij de overige inwoners zal ‘bevrijden’. Minister Azouz Begag (Gelijke Kansen) veroordeelde deze termen gisteren, zonder Sarkozy bij naam te noemen. Volgens opiniepeilingen vergroten ferme uitspraken over veiligheid de populariteit van Sarkozy, die in 2007 tot Frans president gekozen wil worden. 28 Precies drieëntwintig jaar na de brandende tram in de
Ik vroeg mij af hoe de wijken eruit zagen waarin de
Van Baerlestraat, brandden er auto’s in de voorsteden
rellen zich afspeelden en vroeg een bevriende foto-
van Parijs. De rellen die daarvan de oorzaak zijn, sloe-
graaf die wijken in beeld te brengen 2. Een aantal van
gen na twee weken over naar ruim dertig andere
deze beelden laat ik hier nu volgen. Zo zien die
Franse steden, naar België en naar Duitsland.
brandhaarden eruit.
Ook die rellen waren heftig, angstaanjagend. De relschoppers waren allochtone jongeren die zich verzetten tegen de samenleving die hen heeft uitgesloten. De media stonden er bol van. De discussie ging over discriminatie, gebrek aan scholing en onderwijs, werkloosheid en religieus fanatisme en integratie.
2 Een compleet overzicht van de beelden van de voorsteden is te vinden in Wonen in wanhoop. Stedenbouw en architectuur van brandhaarden, november 2005. Het Oosten Woningcorporatie. Met andere ogen
29
Beelden uit de Parijse voorsteden van november 2005. Beelden van ellende en uitzichtloosheid. Beelden die geen toelichting behoeven, maar wel twee
Want we zien het niet, maar we weten het wel.
vragen oproepen: hoe heeft dit kunnen gebeuren en
Het gaat hier uitsluitend om sociale woningbouw.
wie is hiervoor verantwoordelijk?
Wat er vanaf straalt is monotonie, monofunctionaliteit, massaliteit en anonimiteit. De armoede binnen in huis
Wie zou er in die wijken willen wonen? Wie kan bij
weerspiegelt zich in de armoede buiten op straat, in
deze foto’s wegdromen? Ik niet en niemand niet, denk
de stedenbouw en architectuur. We zien wijken met
ik. Net als de brandende tram op de Van Baerlestraat
een geïsoleerde ligging. Het is duidelijk dat de men-
symboliseren de brandende auto’s in de voorsteden
sen die er voor verantwoordelijk zijn ergens anders
van Parijs een epoque, dat van het begin van de 21e
wonen. We zien ook desinteresse en verwaarlozing.
eeuw. De epoque van de schreeuw om respect.
En dat geheel leidt tot stigmatisering van gehele wij-
En de wijze van huisvesten wijst op het tegendeel
ken en de mensen die er wonen. Dat versterkt bij die
van respect, die wijst op minachting.
mensen hun agressie tegen de samenleving die hen heeft uitgesloten en geen respect toont.
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
30
Vergelijkbare beelden als deze uit Parijs zijn te vinden in westerse steden als Berlijn, Dublin en Gothenburg.
Hier is dus ook iets grandioos misgegaan in de ste-
De ellende is dus niet voorbehouden aan het
denbouw en architectuur. Het is de modernistische
voormalige Oostblok en nog verder.
denkrichting in stedenbouw en architectuur die deze producten heeft voortgebracht. En helaas beperkt dit
Sommigen zien in dit soort gebouwen de ruimtelijke
verschijnsel zich niet tot Frankrijk. Sterker nog, dit
ondersteuning van het heersende systeem (apartheid,
type huisvesting is een mondiaal verschijnsel.
communisme), dat uitgaat van centrale macht. In ieder geval is het verontrustend dat de fouten die we hebben geconstateerd op zo’n grote schaal voorkomen. Ook in ons land kennen we wijken van deze snit. Het belangrijkste voorbeeld is de oude Bijlmermeer.
Met andere ogen
Bijlmermeer 1968 geboren
1983 ziek
1998 overleden 31
Een bekend beeld van het einde van de modernistische droom. Slopers aan het werk in de Bijlmermeer.
Jong directeur In tegenstelling tot Tetterode was de Bijlmermeer
Merkwaardig genoeg viel mijn eerste ervaring met de
maar een kort leven beschoren. Je kunt daar op twee
Bijlmermeer in precies dezelfde periode van mijn
manieren op reageren. De ene is: ‘Goed dat we in
leven als die met Tetterode: 1983. Direct dus na mijn
ons land zo snel hebben ingegrepen; dat heeft pro-
in dienst treden bij Het Oosten. Hoe anders dan
blemen als in de Parijse voorsteden voorkomen’.
Tetterode was die ervaring met de Bijlmermeer.
De andere is: ‘Hoe is het mogelijk dat in zo’n korte
Het betrof hier een woongebied met een strenge
tijd zo’n kapitaalvernietiging heeft plaatsgevonden?
functiescheiding. Oorspronkelijk gebouwd voor gezin-
Welke uiterst verleidelijke fouten liggen daaraan ten
nen met kinderen, die met dubbele liften snel naar de
grondslag?’ Ik ga op die laatste vraag verder in.
groene openbare ruimte tussen de flatgebouwen konden komen – de moeders hielden toezicht vanaf de balkons – en waar de auto’s keurig in de garages bij het begin van de flats zouden staan. Het zou heel anders gaan dan op de tekentafel was gedacht.
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
32
De gescheiden werelden van de Amsterdamse Bijlmermeer. Alle stedelijke functies zijn uit elkaar
Ook hier ging ik als nieuwbakken directeur van Het
getrokken. Alle verkeersstromen hebben hun eigen
Oosten op werkbezoek, om onder meer ons bezit te
niveau gekregen.
bekijken. Ik schrok van wat ik aantrof. Hoe een complete en pas gebouwde stadswijk in sneltreinvaart zo
Rond 1968 werd de Bijlmermeer opgeleverd, in 1983
kon afglijden, dat hadden we in Amsterdam (en in
was er meer dan 20% leegstand. De beloofde gezin-
heel Nederland) nog niet eerder meegemaakt.
nen hadden de wijk genomen naar Almere en de
Sommige bezoekers die van buiten kwamen durfden
Bijlmer was volgelopen met onder meer veel
de gebouwen niet eens te betreden. Zo beangstigend
Surinaamse huishoudens na het uitroepen van de
was de omgeving. We kenden wel de beelden uit het
onafhankelijkheid van dat land. En vijftien jaar later
buitenland, van het fameuze Pruitt Igoe-complex
werd de patiĂŤnt opgegeven.
bijvoorbeeld dat werd opgeblazen, maar hier?
Met andere ogen
33 Anders gesteld: waarom is de Bijlmermeer geen duur-
Lessen van de Bijlmermeer
zame oplossing gebleken? Naar de maatstaven van
De flats in de Bijlmermeer worden gesloopt omdat al
duurzaam bouwen gemeten, zou je toch zeggen dat
die regels, voorschriften en richtlijnen geen rekening
het hier gaat om een voorbeeldproject. Aan de bouw-
hebben gehouden met de wensen en de emoties van
regelgeving kan het destijds niet hebben gelegen,
de bewoners zelf. Men heeft daar destijds een wijk
want die was er volop toen ze dit Amsterdamse
geschapen die een waar versteend landschap werd
stadsdeel ontwierpen en bouwden. Het lag ook niet
van wonen en slapen. Een monofunctionele wijk, die
aan de materialen: er is gebruik gemaakt van degelijk
niet tot de verbeelding sprak. Integendeel: die wijk
en duurzaam beton. Er werd ook niet verkwistend
schiep een grote afstand. Dat is des te schrijnender
omgesprongen met energie of met de ruimte.
als men bedenkt dat diezelfde Bijlmermeer destijds
Toch moet er dertig jaar na de bouw worden ge-
werd gepresenteerd als het paradepaardje van de
sloopt. Een schoolvoorbeeld dus van gebrek aan
regelende verzorgingsstaat. Een overbezorgde over-
duurzaamheid. Daar is uiteindelijk maar één verklaring
heid meende toen precies te weten wat goed was
voor: er zijn maar weinig, heel weinig mensen gaan
voor zijn burgers. En is dat niet juist datgene waarte-
houden van de Bijlmermeer. Dat alles constateerde
gen zowel de kraakbeweging als de relschoppers in
ik in 1983.
Frankrijk in opstand kwamen?
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
34
De oude flats – die wel ruim waren en technisch goed – worden stelselmatig vervangen door nieuwe
Om te begrijpen waarom de Bijlmermeer werd
laagbouwmilieus. Enkele flats worden herontwikkeld
gebouwd zoals de wijk werd gebouwd, moeten we een
voor andere doelgroepen.
en ander plaatsen in de betreffende tijdsperiode. De Bijlmermeer is gebouwd in een periode waarin zowel in
Het idee van de verzorgingsstaat berustte niet op
Oost- als West-Europa centralistisch werd gedacht.
onderzoek en kennis van de werkelijkheid. Het was
De overheden wisten wat goed was voor de mensen
sterk normatief gekleurd. Aan de verzorgingsstaat
3
en gingen uit van een stereotype mensbeeld .
ging het beschavingsoffensief vooraf van sociaal
Een mens die tevoorschijn werd getoverd uit onweer-
voelende burgers. Dat hele offensief, vergezeld van
sproken maar thans volstrekt verouderde opvattingen.
woningopzichteressen, woonscholen, onmaatschappe-
‘Alle mensen zijn gelijk en hebben dezelfde behoeften’,
lijkheidsbestrijding en dergelijke was erop gericht om
zo luidde de stelregel. ‘Alle mensen zijn getrouwd, de
de lagere klasse te leren hoe je moest wonen (zie bij-
man werkt, de vrouw staat in de keuken, de kinderen
voorbeeld het proefschrift van Léon Deben 4). Had die
willen buiten spelen.’ Wat willen die mensen? Die wil-
overheid maar onderzoek gedaan, was die overheid
len een ruime flat in het groen! Dus wat doen we dan?
maar op bezoek gegaan bij echte mensen zoals ik bij
Dan zetten we dat 13.000 keer neer. Zo ontstond de
Tetterode. Ik wil hier ook wijzen op het proefschrift
oude Bijlmer. Met goede bedoelingen wellicht, maar de
van Maarten Mentzel die de ontstaansgeschiedenis
resultaten zijn – krap dertig jaar later – ingrijpend.
van de Bijlmermeer heeft geanalyseerd 5. Hij heeft
3 Wat wij nu een stereotype mensbeeld noemen, werd destijds juist gezien als het nieuwe mensbeeld: het gezin als hoeksteen van de samenleving. De bevolking van ons land was in korte tijd toegenomen van zes miljoen naar
4 Van onderkomen tot woning. Een studie over woonbeschaving in
bijna 16 miljoen mensen. Nieuwe idealen lagen in het nieuwe mensbeeld
Nederland 1850-1969. Léon Deben,1988. Publicatiereeks Sociologisch
opgesloten: geen woningnood meer, geen inwoning, iedereen een eigen
Instituut, Universiteit van Amsterdam.
badkamer en een eigen keuken, het loslaten van de burenplicht. Kortom: de
5 Bijlmermeer als grensverleggend ideaal, Maarten Mentzel, 1989.
verzelfstandiging van het gezin, dat zich losmaakt uit de gemeenschap.
Delftse Universitaire Pers.
Met andere ogen
Met man en macht – en veel subsidies – wordt geprobeerd om de kansen van de Bijlmermeer te doen
daarin gewezen op de beslissende rol van ‘GROUP-
keren. Sloop van de oude honingraatflats is daarbij
THINK’, oftewel de professionals die steun zoeken bij
een veel toegepast middel. De ‘oude’ Bijlmermeer
elkáár, tegenover de onwetende gewone burgers, die
staat er intussen verloren bij.
zelf niet kunnen beoordelen wat goed voor ze is. sen van vlees en bloed, hebben gevoelens, emoties, De Bijlmermeer is een duidelijk voorbeeld van waar-
hebben vreemde kuren voor mijn part. En zij – die
toe het stereotype denken, gekoppeld aan het func-
echte mensen waar het om gaat – die voelden zich in
tionalisme, kan leiden. Namelijk tot vaste vormen,
de Bijlmer niet op hun plaats. Die raakten vervreemd.
monofuncties en rigiditeit. Aanpasbaarheid en flexibiliteit zijn ver te zoeken. Gebouwen hebben niets meer
Het onderliggend mens- en maatschappijbeeld dat
met de straat en de openbare ruimte te maken. De les
samenhangt met de Bijlmermeer is het spiegelbeeld
die we hieruit kunnen leren is duidelijk. De combinatie
van de centrale elementen die van het Tetterode-
van functionalisme en een stereotype mens- en maat-
complex zo’n succes hebben gemaakt. Hier is het de
schappijbeeld leidt tot vaste functies, vervolgens tot
overheid of de institutie die de lijnen uitzet en weet
vaste vormen en is daarmee meteen ook de dood van
wat goed is voor de burger. Dat gebeurt op basis van
het functionalisme. Het kan namelijk niet mee-veran-
een stereotype mensbeeld: alle mensen en huishou-
deren met de mensen. Daarom leefde de Bijlmermeer
dens zijn gelijk en willen hetzelfde. Omdat mensen
slechts dertig jaar. Niet in de laatste plaats was de
niet zelf in hun huisvesting kunnen voorzien, neemt de
sloop van de woningen ingrijpend voor de bewoners
overheid het initiatief. Dat werkt ook veel sneller en
die de ondergang van dit totaalconcept hebben mee-
beter. In de maakbare samenleving is sprake van top-
gemaakt. Zij bleken niet die stereotype mens te zijn.
down sturing en centrale macht. Om dat effectief te
Die mens bestaat namelijk niet. Echte mensen, men-
kunnen doen, wordt de samenleving in sectoren
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
35
36
Een stad in transitie. Naast een vervallen parkeergarage is er de leegte van de Bijlmermeer. Het eens
verdeeld, elk met een eigen departement. Via regels
zo fraai bedachte concept – autovrij wonen in het
en subsidies stuurt de overheid op de door haar
groen – kraakt in alle voegen.
gewenste doelstellingen. Ik heb de Bijlmermeer nu gebruikt als voorbeeld Sommigen zeggen: de Bijlmermeer is een uniek geval,
om te verduidelijken welke verleidelijke fouten
verder valt het wel mee. De Bijlmermeer staat echter
ten grondslag lagen aan dit mondiaal verspreide
model voor heel veel naoorlogse woon- en kantoren-
rampzalige woonconcept. Op dit laatste gaan
wijken. In het buitenland zijn ook talloze Bijlmers
we nu eerst dieper in, om te begrijpen waarom
gebouwd, zoals we hebben gezien in Parijs, in West-
het zo verleidelijk was die fouten te maken.
en Oost-Europa, Zuid-Afrika en Noord-Amerika. Als die ten dode zijn opgeschreven – en dat lijkt er wel op: in Nederland vindt vrijwel alle sloop plaats in naoorlogse woonwijken – dan is het de moeite waard om te kijken waarom iedere keer weer die zelfde fouten worden gemaakt. Wat zit daar achter?
Met andere ogen
Mens- en maatschappijbeeld Bijlmermeer Ik weet wat goed is voor jou Een stereotype en rigide mensbeeld Overheid neemt het initiatief De maakbare samenleving 37
Top-down sturing en centrale macht Sectorale scheiding Regels en subsidies
02 De brandende auto’s in de voorsteden van Parijs
Met andere ogen
ANP/Raymond Rutting
38
03 De misvattingen van het modernisme
39
40
De treurnis van Amsterdam Sloterdijk. Goed voor de kas van het gemeentelijk grondbedrijf, door de uitgifte van losse kantoorkavels. Maar van een echte stad is
Terug in de tijd
geen sprake.
Waar kwam het denken in stereotype mensbeelden vandaan, dat onder meer ten grondslag lag aan de Bijlmermeer? Daarvoor moeten we veel verder teruggaan in de tijd. Het rationalisme dat zijn intrede had gedaan tijdens de Renaissance (RenĂŠ Descartes, Isaac Newton, en anderen), leidde in de 19e eeuw tot ongekende successen op het gebied van wetenschap en techniek. Het vooruitgangsdenken ontstond: het vaste geloof dat door een analytische benadering problemen konden worden opgelost en de mensheid in een betere toestand kon worden gebracht. Analyseren is het verdelen van een groot schijnbaar onoverzichtelijk probleem in kleinere, beter overzienbare deelproblemen.
Met andere ogen
41
De leegte in de Westelijke Tuinsteden. Terwijl er in Sloterdijk gewerkt wordt, wordt hier gewoond – op een enkel zieltogend winkelstripje na. Alles gebeurt
Vorm en functie
hier binnen.
Het succes van het vooruitgangsdenken en de analytische benadering lieten de ontwerpwereld begin 20e
Tegelijkertijd veranderde door de analytische denkwij-
eeuw niet ongemoeid. Naar het gevoel van vele archi-
ze ook het mensbeeld. In plaats van het beeld van de
tecten had de architectuur zichzelf op dat moment
mens als onderdeel van – en ondergeschikt aan de
overleefd. Architectuur bediende zich van verouderde
natuur, ontstond het beeld van de mens als heerser
vormen (neoclassicisme, eclecticisme) en had hard
daarover. De industriële revolutie van de 19e eeuw
nieuwe inspiratie en impulsen nodig. Zo werd in de
deed daar nog een ander schepje bovenop.
jaren twintig van de vorige eeuw het modernisme in
Massaliteit en grote industrieën ontstonden. Mensen
de architectuur geboren, ook wel progressieve (=
gingen op in de massa’s. Dat riep het beeld op van
vooruitgangsdenken) architectuur genoemd, of func-
‘alle mensen zijn gelijk’ en maakte totalitaire opvattin-
tionalisme. Basisidee was dat een bouwsel primair
gen over staatsinrichting mogelijk. Mensen werden
een functie vervult. Een weg dient het autovervoer,
gestereotypeerd: ‘alle mensen hebben dezelfde
een fietspad het fietsen, een eetkamer het eten, et
behoeften’. In ons land is het begrip ‘de maakbare
cetera. Door nauwgezette analyse van zo’n functie is
samenleving’ een voortvloeisel van die denkwijze.
het mogelijk om heel exact de vorm (= afmeting) van de betreffende functie te bepalen. ‘Form Follows Function 6’ werd het adagium.
6 Uit The Tall Office Building Artistically Considered, Louis Sullivan, architect uit de Chicago School, 1896: ‘form ever follows function, and this is the law’. Vrij vertaald: ‘Het is een natuurwet dat de vorm wordt afgeleid van de functie’. Sullivan bedoelde hier de functie die een constructiedeel in een gebouw heeft, niet de gebruiksfunctie van het gebouw zoals deze ‘natuurwet’ in de 20e eeuw door de modernisten werd geïnterpreteerd. 03 De misvattingen van het modernisme
42
Een zichtbaar gevolg van de nieuwe, ‘moderne’ manier van stadsontwikkeling, zoals die in Amsterdam en vele
De optelsom van alle functies in een gebouw maakt
andere steden na de Tweede Wereldoorlog zijn intrede
de vorm en afmetingen van dat gebouw. Dezelfde
deed. De straat als vertrouwd ordeningsprincipe is
redenering gaat op voor infrastructuur en steden-
verdwenen.
bouw. De stad of het gebouw werd gezien als een verzameling functies. Nu vorm uitsluitend functie
Hoe de architecten die het functionalisme aanhingen
moest dienen, konden overbodige vormen – die geen
dachten, wordt duidelijk uit een citaat van Duiker 9.
functie dienden, zoals ornamenten 7 – weggelaten
Hij betoonde zich voorstander van een ‘architectuur-
worden. Daardoor ontstond een qua vormgeving sobere bouwstijl. Bovendien moest het gebouw ook naar buiten toe zijn functie representeren. ‘Buiten is binnen’. Zo kreeg het modernisme zijn eigen vormentaal, die zeker in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog veel architecten inspireerde 8.
7 Uit: Ornament und verbrechen, Adolf Loos, Weens architect, 1908. Volgens Loos waren vorm en stijl niet relevant voor dagelijkse gebouwen als woonhuizen, winkels et cetera. De moderne metropool kon niet door ‘leugenachtige en symbolische’ ornamenten weergegeven worden. Het ging om moderne ruimtewerking: ‘(..), denn das Ornament wird nicht nur von Verbrechern erzeugt, es begeht ein Verbrechen dadurch, daß es den Menschen schwer an der Gesundheit, am Nationalvermögen und also in seiner kulturellen Entwicklung schädigt.’ 8 Over het functionalisme zijn in de loop der tijd vele misverstanden ontstaan. Bernard Hulsman liet er in NRC Handelsblad op 5 augustus 2005 tien de revue passeren, zoals ‘Less is More’. Daar klopt weinig van, aldus Hulsman: ‘De op een na bekendste strijdkreet van het functionalisme, houdt in dat een minimale vorm de beste is. Maar vaak is dit helemaal niet het geval. Vele duizenden naoorlogse flats worden nu bijvoorbeeld overal in Nederland gesloopt, juist omdat ze zo minimaal en zuinig zijn gebouwd. Als ze door hun ‘more is less’-constructie niet nu al, na minder dan vijftig jaar, fysiek volledig zijn versleten, dan zijn ze wel door hun ‘less is more’plattegronden zo moeilijk te veranderen, dat sloop en nieuwbouw goedkoper is dan verbouwing. Voor gebouwen geldt dan ook eerder ‘more is better’: de Amsterdamse grachtenhuizen met hun ruime maten en degelijke constructies hebben de eeuwen gemakkelijk doorstaan.’
Met andere ogen
43
De bekende beelden van de plannen van Le Corbusier voor Parijs (Plan Voisin, 1925). Op een steenworp afstand van het Ile de la Cité projecteerde hij zijn ‘Ville
De nieuwe stadsontwikkeling
Contemporaine’ over de oude binnenstad van Parijs.
Met het modernisme deed een ‘wetenschappelijke stedenbouw’ zijn intrede, zoals Vincent van Rossem
wetenschap’: ‘Een wetenschap die behalve gewone
beschrijft in zijn uitvoerige studie naar het Algemeen
technische, wiskundige en natuurkundige vakken,
Uitbreidingsplan van Van Eesteren 10. Na de opkomst
ook de medische, filosofische, economische, biologi-
van de tuinsteden en de ontwerpen van Berlage voor
sche, enzovoorts bevat, dan durfde tenminste die
Plan Zuid was het de beurt aan de modernisten om
vervelende krantenman of iedere willekeurige princi-
hun stempel op de steden te drukken. Het modernis-
paal ook niet meer zijn mond open te doen. Hij kon
me won de strijd van het neoclassicisme; exit ontwer-
dan wel zeggen: “Ik vind het niet mooi”, maar die uit-
pers als Granpré Molière die zulke fraaie wijken als
spraak zou ons even koud laten als die van den
Rotterdam Vreewijk hadden geproduceerd (en die
patiënt dat hij zijn drankje niet lust. Bij den dokter
zeer duurzaam blijken te zijn!). Nederland week daarin
durft hij immers ook niet weg te blijven. Deze archi-
niet af van de internationale ontwikkeling die was
tectuurwetenschap zou wel natuurlijke historie, maar
ingezet door het CIAM-congres 11 in 1928 en waarin
vooral geen kunsthistorie mogen omvatten en geen
met name Le Corbusier de toon zette voor een geheel
boetseren, geen ornamentenleer, geen architectoni-
nieuwe vorm van stadsontwikkeling.
sche vormleer, geen decoratieve kunst.’
10 Het algemeen uitbreidingsplan van Amsterdam: geschiedenis en ontwerp. Vincent van Rossem, 1993. Uitgave NAi Uitgevers en EFL Stichting. 11 CIAM staat voor Congrès Internationaux d’Architecture Moderne. Een congresbeweging met deelnemende architecten uit 16 landen. Belangrijke 9 Gepubliceerd in Het Parool (5 november 2005), bij een luchtfoto van
documenten zijn onder meer de Verklaring van Sarraz en het Charter van
Peter Elenbaas van Amsterdam Zuid waarop de openluchtschool van Duiker
Athene. Tussen 1930 en 1947 stond CIAM onder voorzitterschap van de
is te zien.
Nederlander Cornelis van Eesteren.
03 De misvattingen van het modernisme
44
Beelden uit Amsterdam Zuid en de Jordaan die laten zien waarom deze buurten tot de meeste geliefde van Amsterdam (en Nederland) behoren. Het leven vindt er
Ook in een stad als Amsterdam namen de modernis-
plaats in de straten die door de modernisten in de ban
ten het roer over. Het werk van Berlage werd bijvoor-
werden gedaan.
beeld door nieuwkomer Van Eesteren stevig bekritiseerd. Coulissenstedenbouw, zo noemde Van
Le Corbusier was een aperte tegenstander van de
Eesteren het werk van Berlage en Plan Zuid werd
straat. De straat had in zijn ogen afgedaan als inte-
gekarakteriseerd als de ‘leerschool der leugens’ 12.
gratie- en ontmoetingskader. In zijn publicatie La Ville
In plaats daarvan moest de stedenbouw worden
Radieuse brak hij met alle wetten van de stedenbouw.
afgeleid van de functionele eisen van de stedelijke
De straat moest wijken voor het superwoonblok.
functies, op basis van wetenschappelijk onderzoek,
‘Onze straten hebben geen functie meer’, aldus Le
sociaal-economische studies, onderzoek naar de
Corbusier. ‘Straten zijn een verouderd begrip. We
bevolkingsontwikkeling en dergelijke. De esthetische
moeten iets scheppen om hen te vervangen. Om te
kant van de stedenbouw speelde daarbij nauwelijks
ademen! Om te leven. Het bestaande idee van een
een rol (‘Das Denken ist wichtiger als das Zeichnen’,
straat moet worden vernietigd: dood aan de straat!
zo merkt Van Eesteren in 1927 op 13).
Dood aan de straat!’ Zijn idee van stedenbouw is afleesbaar aan zijn Unité’s d’Habitation en bijvoorbeeld aan zijn plannen om delen van Parijs af te breken en te vervangen door losse woongebouwen in een parkachtige setting. In de CIAM-beweging vonden deze ideeën veel weerklank.
12 Zie: Het algemeen uitbreidingsplan van Amsterdam: geschiedenis en ontwerp, p. 153-155. Vincent van Rossem, 1993. Uitgave NAi Uitgevers en EFL Stichting. 13 Citaat van Van Eesteren uit een cursus over stadsplanning. In: Het algemeen uitbreidingsplan van Amsterdam: geschiedenis en ontwerp. Vincent van Rossem, 1993, p. 163. Uitgave NAi Uitgevers en EFL Stichting.
Met andere ogen
45
Onderwijs- en kantoorgebouwen aan de rand van de stad, in dit geval bij Sloterdijk. De grootschalige infrastructuur doet weinig om de treurige verblijfs-
De aandacht voor stedelijke structuren en voor
kwaliteit in dit geïsoleerde gebied te verbeteren.
samenhang werd vervangen door de aandacht voor individuele hoogstandjes. Het was een extra reden
De architect als leidsman
voor architecten om hun gebouwen los te maken van
Doordat technische innovaties hun intrede deden, kon
de omgeving. Daarvóór bestond de stad niet uit losse
er voor het eerst hoog worden gebouwd en in grote
gebouwen; elk nieuw gebouw voegde zich naar het
aantallen. Dat was ook het moment waarop de rol van
bestaande weefsel en sloot daarbij aan. De stad was
de architect in het bouwproces veranderde. De archi-
geen optelsom van architectonische artefacten, zoals
tect nam de leidende rol over van de opdrachtgevers,
dat nu wel het geval is. Een en ander heeft er bij deze
de stadsbestuurders en de stedenbouwers die tot
beroepsgroep toe geleid dat men ver van de gebrui-
dan toe aan het roer hadden gestaan. Doordat de
kers van gebouwen en van de stad af is komen te
architect kennis had van de nieuwe bouwtechnieken
staan.
(en anderen veel minder) begon hij zich te profileren als gids naar de wenkende toekomst. De architect werd van een dienaar een autonome kunstenaar en het ontwerpen verloor zijn status als ‘collectief goed’. Architecten werden vereenzelvigd met hun gebouwen.
03 De misvattingen van het modernisme
46
Om 8 uur ’s ochtends met de leasebak naar binnen, om 6 uur ’s avonds er weer uit. Tussen de middag een
Men ging zelfs over tot een eigen etiquette en
boterham in de bedrijfskantine. Het kantoorgebouw als
groepscode. Sinds Le Corbusier dragen veel archi-
onneembaar fort in de stad.
tecten zwarte kleding en rare brillen. De reeds genoemde Van Eesteren kleedde zich in een witte
De film die na afloop van de prijsuitreiking werd
doktersjas en bestierde daarin de totstandkoming van
gemaakt, liet de prijswinnaars aan het woord. Daarbij
complete stadsdelen. Dat zegt ook iets over het
viel vooral het verschil op in taalgebruik en opvattin-
mensbeeld waarmee ontwerpers de wereld zagen en
gen tussen Dijkstra aan de ene kant en ING-directeur
14
tegemoet traden . Architecten ontwikkelden ook een
Jautze en mijn persoon aan de andere kant. Zo sprak
eigen taal. Dat laatste bleek bijvoorbeeld duidelijk bij
Dijkstra vooral over het zoeken naar de ‘echte nieuwe
de uitreiking van de Rijksprijs voor Excellent
antwoorden’. Het modernisme was wat hem betreft
Opdrachtgeverschap, de Zeven Pyramides, in 1998.
een ongelooflijk moedige poging geweest om grenzen
Prijswinnaars waren onder meer ING Vastgoed, voor
open te breken. Projecten als de Waagstraat (archi-
het project Waagstraat in Groningen, en Het Oosten.
tect Natalini) konden zijn goedkeuring niet verdragen
De Vrije Pyramide werd uitgereikt aan architect en
(‘ik zou het zelf nooit zo bedenken en er niet voor
voormalig Rijksbouwmeester Tjeerd Dijkstra.
kiezen’). De architect moet naar zijn idee alleen vooruit kijken: ‘Voor de architectuur is het van belang om antwoorden uit de eigen tijd te vinden, op vragen die
14 De weerstand tegen eigenwijze architecten neemt overigens wel toe,
nu aan de orde zijn.’ Door te vertrouwen op vertrouw-
getuige bijvoorbeeld een uitspraak van TCN-directeur Rudy Stroink in de
de ingrepen uit het verleden, raakt de architectuur op
Volkskrant van 5 januari 2006: ‘De opdrachtgever is niet meer die domme
een dood spoor en daarmee vervult zij haar maat-
man met geld die toch niet weet wat hij wil. Hij heeft eisen en wensen, maakt zelf ook een paar schetsen. En dat is wennen. Van architecten die
schappelijke functie niet meer, aldus Dijkstra.
zich hebben vastgebeten in een beeld, daar moeten we een beetje vanaf.
Zijn opmerkingen stonden in scherp contrast met mijn
De opdrachtgever moet een grotere mond krijgen en de architect moet een beetje dimmen.’ Met andere ogen
visie, waarin ik de architectuur en de architecten in de eerste plaats een dienende rol toedichtte.
Werken in de binnenstad betekent tussen de middag even een broodje halen op de hoek. De gebouwen en
Er zijn gelukkig wel uitzonderingen op deze regel,
straten, ontworpen en gebouwd door ambachtslieden,
zoals John Habraken, die wel oog hebben gehouden
nodigen uit voor een wandeling.
voor de wensen van de eindgebruikers van gebouwen. Habrakens ideeën over de relatie tussen het
In het architectuuronderwijs, met name aan de TU
casco als drager en de flexibele inbouw zijn nog
Delft, is het modernisme stevig verankerd. Hele gene-
steeds zeer relevant, maar daarover later meer.
raties architecten zijn hier opgeleid in het gedachte-
Habraken heeft in zijn laatste publicatie, Palladio’s
goed van Le Corbusier en Van Eesteren. En omdat
15
children , duidelijk gemaakt dat architecten in de
talent nu eenmaal schaars is, zijn de mindere archi-
loop van de vorige eeuw ook het gewone en alledaag-
tecten aan heldenverering gaan doen. De architecten-
se zijn gaan ontwerpen. Daarvoor werd veel anoniem
van-naam zijn ook voor hun eigen collega’s en voor
gebouwd, door ambachtslieden bijvoorbeeld.
de architecten-in-opleiding leidsman geworden.
Een groot deel van de panden aan de Amsterdamse
Voeg daarbij het feit dat het architectuuronderwijs
grachten is door anonieme timmerlieden in elkaar
compleet los is geraakt van de bouwpraktijk – studen-
gezet. Architecten deden alleen de kerken en palei-
ten leren vooral geinige ‘blobs’ te ontwerpen achter
zen. Daardoor hadden we ineens veel meer architec-
de computer. En het is niet vreemd dat een hele
ten nodig en die moesten worden opgeleid.
beroepsgroep van de maatschappij is losgezongen.
15 Palladio’s Children, N.J. Habraken en Jonathan Teicher (red.). Taylor & Francis, 2005 03 De misvattingen van het modernisme
47
48
De grootschalige sloop uit de Bijlmermeer krijgt een pendant in de Westelijke Tuinsteden, waar 13.000
Een deel van de architecten is bovendien op belang-
woningen plaats moeten maken voor meer eigentijdse
rijke posities terecht gekomen, als bestuurder,
en ‘marktconforme’ oplossingen. De functionele stad
beleidsmaker of opdrachtgever. Vanuit die posities
van Van Eesteren moet wijken.
hebben ze meegedaan aan de verspreiding van het modernistische gedachtegoed en mede daarom is het nu zo moeilijk om door dit bastion heen te breken 16.
16 Er zijn gelukkig wel enkele architecten die dit probleem erkennen.
en architectuur in de ban en hierdoor werden na de oorlog juist de tradi-
In NRC Handelsblad van 6 januari 2006 liet Bernard Hulsman ze aan het
tionalistische kunst en architectuur gezien als fout’. In de architectuur
woord. ‘Joris Molenaar vindt dat veel hedendaagse architecten een groot
bestaat er in de spraakmakende gemeente een grote overeenstemming
gebrek aan kennis hebben over traditionele en historische architectuur.
over wat goed en fout is. Goed en fout - in die termen gaat het echt. Alsof
Dat is volgens hem niet zozeer het gevolg van het feit dat de traditionele
het een geloofskwestie is: vernieuwing is goed, traditionalisme is fout..
architectuur uit de architectuurgeschiedenis is verdwenen, zoals Hans
Het is heel erg calvinistisch, alsof er een genootschap van zware domi-
Ibelings in zijn boekje Onmoderne architectuur: hedendaags traditional-
nees bestaat dat andersdenkenden in de ban doet.
isme in Nederland constateerde. Er zijn genoeg andere bronnen over tradi-
Door deze strikte tweedeling tussen ‘goed’ en ‘fout’ komt het niet tot een
tionele architectuur, zegt hij. Bovendien heb je ook je eigen ogen. Voor mij
debat over architectuur, laat staan over het gebruik van traditie in de
is elke onbekende stad een ontdekking. Laatst was ik bijvoorbeeld in
architectuur. In de Nederlandse architectuur gaat het daarom alleen om de
Hilversum, in de omgeving van Dudoks Raadhuis. Daar staan prachtige
vorm, zegt Soeters. Om in calvinistische termen te blijven: het gaat er
villa’s van omstreeks 1900 die laten zien dat Nederland een schitterende
slechts om of je een zwart pak aan hebt of niet. Zet je, zoals MVRDV, een
traditie van villabouw had.’
knaloranje doosje op een binnenterrein van een oud woningblok neer
Maar Soeters neemt zelfs het woord hersenspoeling in de mond om het
waartegen de hele buurt in opstand komt, dan volgt artikel op artikel en
gebrek aan kennis van traditionele architectuur te verklaren. Vakbladen,
kom je uiteindelijk in het Architectuurjaarboek terecht. Als je een aange-
opleidingen, critici en een instelling als het Nederlandse Architectuur-
naam buurtje ontwerpt met rustige bakstenen huisjes met een pannen dak,
instituut zijn nog steeds eenzijdig gericht op vernieuwing en op de avant-
heggetjes en tuintjes, hoef je niet te rekenen op aandacht in de bladen.
garde, vindt Soeters. (..) ‘De nadruk op vernieuwing is ook nog altijd een
Terwijl het wat mij betreft om het laatste gaat: hoe kun je comfortabele
erfenis van de Tweede Wereldoorlog: de nazi’s deden de moderne kunst
architectuur maken waar de meeste mensen zich thuis voelen.’
Met andere ogen
De verantwoordelijke professionals Stedenbouwers en architecten Politici Aannemers Corporaties Onderwijs
49 De professionals zijn verantwoordelijk
In de naoorlogse bestuurscultuur werd sterk gedacht
Maar het is te gemakkelijk om de architecten overal
in stereotype behoeften en mensbeelden. De maak-
de schuld van te geven. Wijken als de Bijlmermeer
bare samenleving was het politieke ideaal, niet de
zijn de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de pro-
samenleving als een afspiegeling van complexe men-
fessionals die na de Tweede Wereldoorlog aan het
senlevens. De ‘massamaatschappij’ deed zijn intrede,
roer kwamen te staan. De wetenschappelijke steden-
zo beschrijft Cor Wagenaar in Een geruisloze door-
bouw en architectuur kregen na de Tweede
braak 18. De volkshuisvesting werd hieraan dienstbaar
Wereldoorlog een forse extra impuls door de weder-
gemaakt; de ‘verheffing van de massa’ moest plaats-
opbouw en de voortgaande technische innovaties in
vinden door de bouw van zoveel mogelijk woningen.
de bouwindustrie (de kraanbaan, de tunnelgietbouw).
Dit was alleen mogelijk door een centrale planning en
Ambachtelijk en traditioneel bouwen werd met de
een standaardisatie van woningontwerpen.
nazi’s geassocieerd (‘historiserend bouwen’ of erger nog ‘fascistoïde architectuur’ genoemd); dat moest allemaal veel moderner. Er ontstond een monsterverbond tussen architecten, politici en het uitvoerend bouwbedrijf. Hun belangen en ideologieën liepen ineens wonderwel parallel en vormden een netwerk 17
van macht en invloed .
17 Binnen dit netwerk was en is geen plaats voor de consument als verstorende factor. Dezelfde John Habraken heeft dit al eens aangegeven op een bijeenkomst van het Genootschap voor Visie en Strategie in de Bouw (GSVB). Volgens Habraken opereren we in een gesloten systeem (‘onder elkaar regelen we het’), dat zich langzaam maar zeker naar een staat van vervreemding beweegt. Aan de hand van enkele voorbeelden liet Habraken zien waartoe die vervreemding in de dagelijkse praktijk van het bouwen kan leiden, zoals consumenten die een jaar voor oplevering de keuken moeten uitkiezen omdat anders de bouwlogistiek in het honderd loopt. 18 Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en wederopbouw van Nederland. Koos Bosma en Cor Wagenaar (red.). Nai Uitgevers, 1995.
03 De misvattingen van het modernisme
50
Wat wel goed werkt: de Utrechtsestraat. Functiemenging en een heldere overgang tussen openbaar en privé.
Het wrange van wijken als de Bijlmermeer is dat tenslotte ook de regelgevers blijvend door het modernis-
Er werd zeer planmatig gewerkt, aldus Wagenaar:
me werden geïnspireerd. Als mensen stereotype
‘De onderbouwing met eindeloze reeksen cijfers en
behoeften hebben, dan kunnen we heel precies van te
het bijna klinische aspect verlenen deze werkwijze
voren vaststellen welke functies een gebouw moet
een wetenschappelijk aura. (..) De moderne staat
vervullen, zoals architect Neufert in zijn lijvige boek
zou worden bestuurd als een moderne onderneming.’
Bauentwurfslehre 20 liet zien. Bij elke functie kunnen
Gezinspolitiek en woningontwerp hingen bij dit alles
we nauwkeurig de daarvoor benodigde ruimte vast-
sterk samen: de woning had een belangrijke rol in het
stellen. Een woonkamer is 4 x 4 meter groot, omdat
herstel van de door de oorlog ontwrichte sociale ver-
daarin een vader, moeder en twee kinderen aan een
houdingen, aldus Helma Hellinga in dezelfde publica-
tafel zitten met een lamp erboven. Een kinderslaapka-
19
tie . ‘In de woning moest zich het herstel van het
mer is 7,2 m 2 groot omdat daarin een bed, een kast,
gezinsleven voltrekken. Ook de woonomgeving was
een tafeltje en een stoel moeten passen. Dat stond
daarbij belangrijk. In de wijk speelde het sociale
allemaal in het boekje voorschriften en wenken van
leven zich af, als een soort buffer tussen gezin en
het Ministerie van Volkshuisvesting. De echte volks-
stad. In het architectonisch concept van de wijk-
huisvestingsarchitect behandelde ontwerpen toch als
gedachte was dit al eerder geformuleerd.’
het oplossen van een puzzeltje, waarin ten opzichte van de voorschreven oppervlakte zo min mogelijk ruimte werd verspild.
19 Een geruisloze doorbraak. De geschiedenis van architectuur en stedenbouw tijdens de bezetting en wederopbouw van Nederland. Koos Bosma en Cor Wagenaar (red.). Nai Uitgevers, 1995. Met andere ogen
20 Bauentwurfslehre. Ernst Neufert. Friedr. Vieweg & Sohn, 1936.
51
Wat niet goed werkt: een straat in Amsterdam Nieuw-West. Monofunctionaliteit en slecht onderhouden prikbosjes, eufemistisch ‘kijkgroen’ genoemd.
Alle betrokken partijen hadden hun eigen motief om volop mee te doen aan deze bouwwijze. De architec-
Deze manier van denken heeft in de volkshuisvesting
ten konden hun modernistische idealen verwezenlij-
geleid tot sober en doelmatig bouwen. Op het eerste
ken. De aannemers konden een enorme rationele pro-
gezicht lijkt dit een sympathieke doelstelling, want wie
ductie leveren. De politici zagen in de naoorlogse
kan er nu tegen soberheid en tegen doelmatigheid
woningnood – die in ons land tot 1990 heeft bestaan
zijn. Echter, de manier waarop het werd toegepast
– de politieke legitimatie om de markt naar zich toe te
heeft geleid tot enorme repetitie, tot vervreemding en
trekken. Zij zagen daarin ook de mogelijkheid om in
tot gebouwen zonder toekomstwaarde. Het kon daar-
de enorme woonbehoefte van hun kiezers te voorzien.
door ook gebeuren dat aan de buitenkant van wonin-
Licht, lucht en ruimte bieden voor hen die in de oude
gen afleesbaar werd wie er binnen woonde; in sobere
sloppenwijken hadden moeten wonen. En voor hen
en arm uitgevoerde gebouwen woonden arme men-
die noodgedwongen onzelfstandig bij anderen moes-
sen.
ten inwonen.
03 De misvattingen van het modernisme
52
Karakteristieke voorbeelden van waartoe goed, bevlogen opdrachtgeverschap toe kon leiden in de
De opdrachtgevers in de bouw – waaronder na de
Spaarndammerbuurt. Corporaties als Eigen Haard en
oorlog met name ook de woningcorporaties – hebben
ontwerpers als Michiel de Klerk lieten hier hun sporen
hier vrij klakkeloos medewerking aan verleend. Ook
na, aangevuurd door een ambitieus stadsbestuur en
hier was sprake van meeloperij, maar dan vooral met
dito ambtenarenapparaat.
de overheid. Van eigen, authentiek initiatief was geen sprake. Daarmee zijn de corporaties ver weggedreven
De eindeloze herhaling van woningen en ‘stempels’ in
van de ambitieuze opdrachtgevers die ze ooit, na de
de stedenbouw werd tenslotte mede mogelijk
introductie van de Woningwet, wel waren. In de jaren
gemaakt door de innovaties in de bouw.
tien en twintig van de vorige eeuw hebben zij in
Aangemoedigd door de Stichting Ratiobouw werden
Amsterdam aansprekende woongebouwen gemaakt,
na de oorlog diverse industriële bouwmethoden ont-
bijvoorbeeld in de Spaarndammerbuurt.
wikkeld (Muwi, Dura-Coignet, Airey, ERA, RBM en anderen). Hiermee werd het mogelijk in korte tijd forse woningaantallen te realiseren. Dat hierdoor een monotoon stadsbeeld ontstond, nam men op de koop toe. De kongsi tussen architecten, politici en aannemers was dermate krachtig en succesvol dat hierover geen kritische vragen werden gesteld.
Met andere ogen
53
Een voorbeeld van een geïsoleerd gelegen onderwijsinstelling: Hogeschool INHOLLAND in Diemen.
Dat de totstandkoming van dergelijke Central Business Stad van isolementen
Districts rampzalige gevolgen kan hebben voor de leef-
Het functioneel, analytisch denken heeft zijn uitwer-
baarheid van steden werd door Jane Jacobs in 1961 al
king de afgelopen halve eeuw niet gemist. De popula-
feilloos aangetoond (The death and life of great
riteit van de scheiding van functies is afleesbaar aan
American Cities 22). Alle stedelijke functies hebben een
de stadsplattegrond van veel Nederlandse steden.
eigen plek en een eigen gebouw gekregen: woonwij-
In de jaren zestig en zeventig heeft het denken in
ken (‘slaapsteden’), bejaardenhuizen, gekkenhuizen,
gescheiden functies de Nederlandse stedenbouw in
mammoetscholen, industriegebieden, bedrijventerrei-
belangrijke mate beheerst.
nen, winkelcentra, supermarkten en andere formules.
De auto fungeerde daarbij in veel gevallen als het lei-
Door deze scheiding is de ‘stad van de isolementen’
dende ontwerpprincipe, zoals bij de stedenbouwkun-
ontstaan. Het gaat bovendien vaak om gebouwen die
dige ontwikkeling van Den Haag. Vincent van Rossem
weinig met hun omgeving te maken (willen) hebben.
schrijft hierover in Stadbouwkunst: de stedelijke
Het onlangs gesloopte Jan Swammerdam Instituut aan
21
ruimte als architectonische opgave : ‘Het structuur-
de Constantijn Huygensstraat was hier een markant
plan dat in 1957 werd gepresenteerd (..) is ontwor-
voorbeeld van; het gedroeg zich volstrekt autonoom
pen volgens de vooroorlogse principes van de CIAM
van de omgeving. In een gebied als Amsterdam
– functiescheiding en ruim baan voor het autover-
Zuidoost zijn de gevolgen daarvan duidelijk afleesbaar.
keer. Alle cityfuncties worden geconcentreerd in de
Alle functies zijn hier uit elkaar getrokken. Aan de ene
binnenstad en in een ring direct eromheen.
kant van de spoorlijn Amsterdam-Utrecht ligt het
De woonfunctie in dit gebied, met onder meer een groot deel van het Spuikwartier en de Schilderswijk,
21 De stedelijke ruimte als architectonische opgave,
wordt geheel opgeofferd voor de cityvorming.’
Vincent van Rossem, 1996. NAi Uitgevers. 22 The death and life of great American Cities, Jane Jacobs, 1961. Random House.
03 De misvattingen van het modernisme
54
Leegte en verspilling van ruimte rondom de Amsterdam ArenA. Een gebied dat het nieuwe
woongebied, de Bijlmermeer. Aan de andere kant van
uitgaanscentrum van Amsterdam zou moeten
de spoorlijn ligt het kantorengebied Amstel lll, waar
worden, maar door zijn grootschalige inrichting
het ’s avonds en in het weekeinde een doodse boel
alleen uitnodigt voor runshopping.
is. Het zijn geen prettige gebieden om te verblijven, alle inspanningen ten spijt die van het Arena-gebied
op beperkte schaal, zoals de recente tentoonstelling
een bruisende plek moeten maken.
van het Team Ten aantoont. Deze groep jonge architecten organiseerden het tiende CIAM-congres in
De noodzakelijke ommekeer
1953 en gaven daar blijk van hun afkeer van een
Gezien de ingrijpende consequenties van het moder-
wetenschappelijke stedenbouw. Ook schrijvers als
nisme zou je verwachten dat een tegenbeweging op
Tom Wolfe (From Bauhaus to Our House 23) hebben
gang zou komen. Waarom ontstond er niet eerder
de principes van het modernisme en de gebouwde
protest tegen het functionalisme? Dat gebeurde wel
gevolgen ervan aan de kaak gesteld. Af en toe zien we ook wel pogingen van opdrachtgevers om door het verstarde modernisme heen te breken, zoals bijvoorbeeld belegger/ontwikkelaar SFB enkele jaren geleden deed met het initiatief Verlangen naar een romantische architectuur 24. Maar tot een werkelijke ommekeer in het denken over architectuur en stedenbouw is het hierdoor nog niet gekomen 25.
Met andere ogen
55
Het Wibauthuis aan de Wibautstraat. De straatprofielen doen denken aan de roemruchte Stalin Allee in Berlijn, paradepaardje van de stedenbouwers in de
En die ommekeer is wel nodig, als we ons het lot aan-
DDR. Bij het Nieuwmarktbuurt kwamen de verkeers-
trekken van de ten dode opgeschreven wijken in bin-
doorbraken uiteindelijk tot stilstand.
nen- en buitenland. Om te voorkomen dat we ook in de toekomst dergelijke fouten maken, moeten
23 From Bauhaus to Our House, Tom Wolfe, 1981. Farrar, Straus and Giroux.
opdrachtgevers en ontwerpers nieuwe wegen zoeken.
24 Verlangen naar romantische architectuur, SFB Vastgoed en bpf-bouw, 1997. 25 Of toch? NRC-redacteur Bernard Hulsman constateert in een column op 25
Het modernisme werkt niet meer – als het ooit al
januari 2006 dat Nederland nu eindelijk afscheid heeft genomen van Le
gewerkt heeft – en we moeten naar mijn stellige over-
Corbusier. ‘Dat was vijf jaar geleden nog anders. Toen ik in 1998 schreef dat de toekenning van een belangrijke oeuvreprijs aan de Bijlmerontwerper
tuiging op zoek naar nieuwe inspiratie en nieuwe ant-
Siegfried Nassuth neerkwam op het bekronen van de grootste steden-
woorden. Ik refereer hier aan een uitspraak van de
bouwkundige ramp uit de Nederlandse geschiedenis, namen de prijsuitreiker Ole Bouman en de criticus Bart Lootsma het nog op voor de Nederlandse
Oostenrijkse architect Dietmar Eberle: ‘Het functiona-
realisering van Le Corbusiers droom. Er was niets mis met de Bijlmer en de
lisme heeft wel kwantitatieve oplossingen gebracht,
modernistische stedenbouw, vonden zij. Hooguit waren er in de Bijlmer de verkeerde mensen komen wonen: niet de blanke middenklasse, maar
maar geen kwalitatieve’.
Surinamers en andere immigranten. Maar dit keer bleef het stil. Sterker nog, toen in deze krant een bericht verscheen over een internationaal onderzoek waaruit bleek dat sociale problemen zich in allerlei soorten wijken voordeden, kwam er onmiddellijk een brief van de Amsterdamse stadsgeograaf Jos Gadet. Hij beweerde dat er wel degelijk een verband bestond tussen de opzet van een wijk en sociale problemen. Hij wees op Death And Life Of Great American Cities, het boek van de Amerikaanse Jane Jacobs waaruit Charles Jencks ook al uitgebreid citeerde in zijn bijbel. In haar boek legde Jacobs al in 1961 precies uit waarom modernistische wijken met hun scheiding van werken, wonen en recreëren en hun vrijstaande woonblokken in onbestemde ruimtes niet werken. Jacobs voorspelde het bankroet van de banlieues en de Bijlmermeer in Amsterdam nog voordat deze werden gebouwd, schreef Gadet. Dat hij en Jane Jacobs dit keer onweersproken bleven, betekent dat ook Nederland nu voorgoed afscheid heeft genomen van Le Corbusier.’
03 De misvattingen van het modernisme
Nieuwe inspiratie is alleen mogelijk door de werkelijkheid opnieuw te bekijken. Laten we stoppen met het denken in stereotypen en kijken naar wat er in de wereld om ons heen gebeurt. Te beginnen met echte mensen en wat hen beweegt.
56
Met andere ogen
04 57
Mensen van vlees en bloed
Geen mens is gelijk
geen afgepaste klassen meer, geen afgepaste levens-
Mijn voorstel is om te kijken naar de werkelijkheid met
patronen, geen vaste eigenschappen die men kan
andere ogen. Laten we daarom eerst kijken naar echte
toedichten aan sekse, leeftijdsgroepen of inkomens-
mensen, mensen van vlees en bloed. Hoe gedragen zij
groepen. Sterker nog, de behoeften veranderen voort-
zich en wat willen zij? Met andere woorden: is het
durend, zij veranderen gedurende een mensenleven
mens- en maatschappijbeeld dat ten grondslag ligt
en zij veranderen ook naarmate de tijd voortschrijdt.
aan het Tetterode-concept algemeen geldig?
Dat laatste onder invloed van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen.
In de eerste plaats – en dat zag ik al bij Tetterode: niet alle mensen zijn gelijk. Integendeel, geen twee
Iemand van dertig jaar oud heeft vandaag de dag een
mensen zijn gelijk. We leven in een geĂŻndividualiseerde
ander verwachtingspatroon en andere behoeften dan
samenleving. Dat heeft te maken met toegenomen
iemand van dertig jaar oud tien jaar geleden.
economische onafhankelijkheid van mensen (welvaart), toegenomen beschikbaarheid van informatie, toegeno-
Woonwerkcomplex De Meander aan de Kostverlorenvaart.
men kennis en toegenomen emancipatie.
In 2005 door het Urban Land Institute onderscheiden met een
Vanzelfsprekend hangen deze aspecten onderling
award voor innovatieve projectontwikkeling. De architectuur
samen. Hierop past geen enkel stereotype. Er zijn
van Rob Krier wordt door modernistische vakgenoten veraf-
58
schuwd, maar door mensen in de straat gewaardeerd.
Met andere ogen
Over tien jaar zal het weer anders zijn. Opvattingen
ren. De oorzaak daarvan ligt op meerdere terreinen,
over wonen zijn vandaag de dag heel anders dan tien
zoals de technologische ontwikkeling en de globalise-
jaar geleden, anders dan twintig jaar geleden, anders
ring.
dan dertig jaar geleden. De woonkamer van toen met die tafel in het midden staat nu vol met elektronica.
Daar komt bij dat veranderingen steeds sneller gaan.
In de kinderkamer van toen huist nu de hond of is de
De dynamiek ervan neemt toe en de kant die het
ski-uitrusting opgeslagen. Werk- en woonomgevingen
opgaat kunnen we steeds moeilijker voorspellen. In de
gaan steeds meer op elkaar lijken. Privé en werk zijn
twintigste eeuw zijn meer uitvindingen gedaan dan in
niet meer zo strikt gescheiden. Verandering is de
de negentien eeuwen ervoor en in de laatste tien jaar
enige constante factor. Wat we dus kunnen constate-
van de vorige eeuw is meer uitgevonden dan in de
ren is dat onze huisvestingsbehoeften voortdurend
negen decennia ervoor. Echte mensen hebben dus
veranderen. Dat komt omdat onze maatschappij en
individueel verschillende en steeds veranderende
onze opvattingen, dromen en ambities steeds verande-
behoeften.
Het nieuwe, schone werken in de creatieve economie
Zelf aan het roer staan
van de stad. Het zijn activiteiten die niet meer per sé in
Een tweede belangrijke eigenschap van echte mensen
‘bedrijfsgebouwen’ hoeven plaats te vinden. Ze laten
is dat zij zelf keuzes willen maken. De Rotterdamse
zich uitstekend mengen met wonen en andere functies.
04 Mensen van vlees en bloed
59
26 Ruut Veenhoven, Conditions of happiness, 1984. D. Reidel.
27 In: NRC Handelsblad, 10/11 september 2005.
socioloog Ruut Veenhoven, die veel onderzoek heeft
kunnen beïnvloeden. Onze maatschappij is daar niet
verricht naar de voorwaarden voor menselijk geluk,
op gericht, zo merken we steeds meer. Ik citeer
schreef in zijn proefschrift: ‘De mate waarin mensen
Herman Wijffels (SER), die wijst op de noodzaak van
in westerse samenlevingen gelukkig zijn, hangt sterk
een drastische omkering van de samenleving 27: ‘Bijna
samen met de mate waarin zij op belangrijke levens-
alles wat wij aan structuren hebben, is top-down
terreinen zelf kunnen kiezen.’
georganiseerd. Veel daarvan moet op zijn kop, moet
Hij constateerde dan ook dat ‘gelukkige mensen zich
worden heringericht, bottom up. Je ziet in het onder-
socialer gedragen’ en dat ‘keuzevrijheid belangrijker
wijs en de zorg dat mensen daar al mee bezig zijn.’
is voor het geluk van mensen dan hun welvaart.’
26
Behoefte aan collectieve identiteit Mensen beschikken over steeds meer kennis, eman-
Wie alleen oog heeft voor de individualisering en het
ciperen steeds meer, individualiseren, en hebben
feit dat mensen in toenemende mate zelf keuzes wil-
behoefte aan steeds meer keuzemogelijkheden.
len maken voor hun eigen leven, zou kunnen veron-
Het ‘vrijbuiterige’ karakter van de bewoners van
derstellen dat we in een samenleving met louter ego-
Tetterode zie je ook bij veel andere mensen in de
ïsten leven, teruggetrokken in hun eigen koninkrijkje.
samenleving. Ook bij hen leeft de – al dan niet ver-
Het tegendeel is echter het geval. Sociologe Iteke
borgen – wens om zelf het woon- en leefmilieu te
Weeda heeft onderzocht hoe onze samenleving de
60
Conceptueel schema van sociologe Iteke Weeda, dat duidelijk maakt dat met het voortschrijden van de tijd onze gemeenschappen steeds individueler van karakter zijn geworden. Tegelijkertijd is onze betrokkenheid ook gegroeid; we voelen ons verbonden met de wereld.
Solidarisering Centralisering III Europa, Westerse wereld
IV Mondiaal
II Nationale staat
Toenemende verantwoordelijkheden
I Gemeenschapsleven
Gemeenschapsleven
Toenemende keuzes
Gesloten gezin Individu in open gezin
Met andere ogen
Individu in (functionele) vriendschapsnetwerken
Decentralisering Individualisering
28 Elleke de Wijs-Mulkens, Wonen op stand, 1999. Het Spinhuis.
afgelopen eeuw is veranderd. Uit haar analyse blijkt
een steeds grotere rol. Hoe meer de samenleving ver-
dat er enerzijds een beweging waarneembaar is van
andert, des te groter de behoefte aan bestendigheid
een gesloten (agrarische) gemeenschap naar een net-
en identificatie.
werk van individuen. Anderzijds is ons verantwoordelijkheidsgevoel sterk gegroeid; van diezelfde beperkte
Mensen zoeken naar identiteit en verbinding.
gemeenschap tot het mondiale niveau. We voelen ons
Juist door de individualisering zijn mensen weer op
verantwoordelijk voor de hele wereld, en we willen
zoek naar collectiviteiten met een eigen identiteit.
ons ermee verbonden voelen. Dat geldt ook voor
Daar vloeit uit voort dat iemands levensstijl tegen-
andere schaalniveaus. Kijk maar naar de toenemende
woordig bepalend is voor de keuze voor een bepaald
betekenis van de regio’s in het verenigde Europa.
woonmilieu. Zie bijvoorbeeld de studie van Elleke de
Of het toenemende belang dat aan ‘de plek’ en de
Wijs 28, die aantoonde dat de Concertgebouwbuurt en
geschiedenis daarvan wordt gehecht bij de ontwikke-
Nieuw-Zuid verschillende groepen aantrekken.
ling van nieuwe gebieden (de ‘sense of place’).
Maar het betekent bijvoorbeeld ook dat collectieve
Emotionele betrokkenheid en een zekere behoefte aan
woonvormen aan een opmerkelijke opmars bezig zijn.
collectiviteit spelen in onze dynamische samenleving
Steeds vaker zien we groepen ‘gelijkgestemde’ bewoners gezamenlijk vormgeven aan hun eigen woning en
De Cornelis Schuytstraat in Amsterdam Zuid. Een prettige mix van wonen, werken en winkelen.
04 Mensen van vlees en bloed
61
29 Annemarie Vels Heijn. De Hofjes van Amsterdam. ‘Door menschlievendheid Gedreven’, 2005. Stichting Brienens Gesticht de Star en Het Oosten Woningcorporatie.
woonomgeving. Dat dit kan leiden tot hele duurzame
wijze veranderen. Basis daarvoor is de toenemende
milieus, blijkt uit de geschiedenis van de Amster-
behoefte aan keuzevrijheid die alle mensen met elkaar
damse hofjes, die Het Oosten onlangs heeft laten
delen. Ogenschijnlijk haaks daarop, maar in werkelijk-
documenteren 29.
heid ten nauwste daarmee verbonden is de toenemende menselijke behoefte aan identificatiemogelijk-
Juist doordat onze samenleving steeds sneller veran-
heden. Mensen willen kunnen houden van de plek en
dert, groeit de behoefte aan bestendigheid, identifica-
de omgeving waar zij wonen. Bouwen doe je voor de
tiemogelijkheden en vertrouwde beelden. Kortom: een
toekomst. Daarom is het onze verantwoordelijkheid
herkenbare thuisbasis. Iedereen die een nieuw huis
die toekomst in beeld te brengen, aan de hand van
zoekt, kijkt niet alleen naar het huis zelf maar ook naar
ontwikkelingen die duidelijk waarneembaar zijn. De
de omgeving, naar de buurt waarin het huis in staat.
eerste conclusie van mijn waarneming van echte men-
De buurt is een stukje van iemands persoonlijkheid. Het had weinig gescheeld, of de brede Jodenbreestraat
Twee conclusies over echte mensen
was doorgetrokken tot aan het IJ, daarmee het weefsel
We zien dus dat echte mensen behoeften hebben die
van de Nieuwmarktbuurt onherstelbaar vernielend.
gedurende hun eigen leven veranderen, en die maat-
Door protesten uit de buurt kwam een einde aan de
schappelijk gezien ook in de tijd op onvoorspelbare
grote verkeersdoorbraken in de Amsterdamse binnen-
62
stad. De stadsvernieuwing begon.
Met andere ogen
sen is, zoals gezegd, dat zij een groeiende behoefte
De eigenschap die dat oproept noem ik dierbaarheid.
hebben aan eigen individuele keuzen op basis van
Dierbaarheid past dus in een mensenmaatschappij
voortdurend veranderende behoeften.
waarin verandering aan de orde van de dag is.
Dat kan alleen als gebouwen, gebieden en steden die
Daarom is dat een kwaliteit met toekomstwaarde.
veranderingen kunnen accommoderen. Zij moeten
En dat het heel goed mogelijk is om dierbare gebou-
mee kunnen bewegen met de stroom van de tijd.
wen te maken met een groot accommodatievermogen
De eigenschap die dat mogelijk maakt noem ik
bewijzen de beste delen van onze bestaande steden.
accommodatievermogen.
Vroeger konden we dat – wellicht zonder ons daarvan bewust te zijn – heel goed. Waarom zouden we dat
Mijn tweede conclusie over echte mensen hangt
vandaag de dag niet meer kunnen?
samen met de eerste: een groeiende behoefte aan identificatiemogelijkheden. Echte mensen willen van
Om deze conclusies te onderbouwen – over de
gebouwen, gebieden en steden kunnen houden.
behoefte van echte mensen om zich te binden aan dierbare gebouwen, gebieden en steden en deze dus
De brede brug tussen de brede Jodenbreestraat en de
te behouden – geef ik nog enkele voorbeelden.
smalle St Antoniebreestraat als scheidslijn tussen twee
Met het Tetterode-complex hebben we reeds kennis
tijdperken. Einde cityvorming, start stadsvernieuwing en
gemaakt. Dan is er de Nieuwmarktbuurt, in het cen-
bouwen voor de buurt.
04 Mensen van vlees en bloed
63
30 Het Parool, PS van de Week, 21 januari 2006.
trum van Amsterdam. In de jaren zestig van de vorige
Voor de wijk De Jordaan geldt een soortgelijk verhaal.
eeuw wilde het gemeentebestuur een verkeersdoor-
In dezelfde jaren zestig wilde het gemeentebestuur de
braak door deze buurt realiseren, naar het Centraal
wijk slopen. Men vond de straten te smal en de hui-
Station. Het waren de bewoners van de buurt die daar-
zen te oud. Uit liefde voor de buurt hebben de bewo-
tegen actie hebben gevoerd, uit gehechtheid aan hun
ners deze sloopplannen tegengehouden; een ware
buurt. En met succes: de doorbraak ging niet door.
opstand hebben zij ontketend. Hier bleek eens te meer dat mensen gebouwen maken, maar dat gebou-
Op een muur van een van de panden is nog te lezen
wen op hun beurt de mensen weer beïnvloeden.
hoe de Nieuwmarkt-actievoerders destijds dachten, zo
Gebouwen geven onmiskenbaar blijk van hun aanwe-
30
schreef Het Parool onlangs : ‘Wij willen een stad
zigheid en daardoor roept elke gebouwde omgeving
maken met buurten waar wonen, spelen, werken,
emoties op. Dat wordt vooral duidelijk als er in die
leren en winkelen vlakbij en door elkaar gebeurt, voor
omgeving veranderingen plaatsvinden, bijvoorbeeld bij
jonge én oude mensen.’ Het is een oproep die aan
de sloop van geliefde panden. Dergelijke emoties
actualiteit en zeggingskracht nog weinig heeft inge-
moeten we respecteren. Ze duiden erop dat mensen
boet. De Jordaan is de dans van de slopers ontsprongen. Hoewel de huizen niet altijd even groot en praktisch
64
ingedeeld zijn, zijn ze bij de bewoners zeer geliefd.
Met andere ogen
zich kunnen en willen hechten aan hun omgeving. En
Frauenkirche in Dresden, die weer geheel in oude
iets waar mensen aan gehecht zijn, willen ze behou-
luister is hersteld. Over dierbaarheid gesproken!
den. Daarvoor willen ze ook hun best doen. Dat zagen we hiervoor al in de theorie van Iteke Weeda.
De conclusie na het bestuderen van mensen van vlees en bloed: er zijn twee duurzame, echt menselij-
Als er ergens is bewezen wat de betrokkenheid bij de
ke emoties waar wij op moeten inspelen. In de eerste
stad teweeg kan brengen, dan is dat wel in steden als
plaats is dat keuzevrijheid en zelf je leven en je leef-
Warschau en Dresden. Na de Tweede Wereld-
omgeving kunnen bepalen c.q. inrichten. In de tweede
oorlog was Warschau door Duits en Russisch oorlogs-
plaats het verbinden met, het identificeren met en het
geweld voor 87% vernietigd. Direct na de bevrijding
houden van.
besloten de overgebleven burgers van Warschau dat de stad moest worden herbouwd – tot en met het
Dit zijn de echte, universele emoties waar het
kleinste detail aan toe, kopie conform! Dat is gebeurd.
om draait en die het richtsnoer moeten vormen
Het oude Warschau is weer geheel herrezen.
voor ons handelen. Hoe we dat doen, daar
Hetzelfde gebeurde de afgelopen jaren met de
komen we later op terug. Eerst nemen we een kijkje in echte gebouwen en echte steden.
De markten als de Noordermarkt en de vele winkeltjes en café’s zorgen voor extra levendigheid.
04 Mensen van vlees en bloed
We zetten onze verkenning voort. 65
66
Met andere ogen
05
67
De werkelijkheid van echte gebouwen
68
Loods 6 bleef bewaard bij de herontwikkeling van het KNSM-eiland, samen met enkele andere karakteristieke,
Echte gebouwen lijken op echte mensen
oudere gebouwen. Rechtsonder het project ‘Tussen de
Na deze waarnemingen van echte mensen wil ik
Bogen’.
een kijkje nemen bij echte gebouwen. Hoe gedragen die zich? We zullen zien dat het
Een ander voorbeeld is Loods 6 in het Oostelijk
gedrag van echte gebouwen een afspiegeling is
Havengebied in Amsterdam, een oude haven-
van het gedrag van echte mensen. Echt waarde-
loods die werd getransformeerd tot winkels,
volle gebouwen veranderen voortdurend van
expositieruimte, ateliers en bedrijfsruimtes.
functie. Ook hier dienen zich weer de nodige
De hoge verdiepingen staan een uiteenlopend
voorbeelden aan. Neem het centrum van
gebruik van de ruimtes toe. Het derde voorbeeld
Amsterdam en de grachtenpanden, die zijn al
komt uit Parijs, waar een spoorwegviaduct
ettelijke keren gedurende hun bestaan van func-
dwars door de stad in onbruik raakte en werd
tie veranderd. Uiterlijk schijnbaar onbewogen.
herontwikkeld tot de ‘Promenade Planté’, een
Amsterdam is al 350 jaar lang een woon-werk-
wandelpark op het viaduct met tussen de bogen
stad, waarbinnen zowel het wonen als het wer-
winkels, café’s en atelierruimten. Vergelijkbare
ken voortdurend van karakter en van plaats ver-
ontwikkelingen (maar dan zonder het park) tref-
andert, terwijl het uiterlijk, de gevels en de
fen we aan in Berlijn (‘Unter den Bogen’) en
entrees, gelijk blijft.
Amsterdam (‘Tussen de Bogen’). Je kunt eindeloos doorgaan met voorbeelden van gebouwen die een nieuwe functie hebben gekregen: een voormalige school die wordt omgezet in een appartementengebouw, waarbij de
Met andere ogen
69
Linksboven en rechts de fameuze Promenade Planté in Parijs, vergelijkbaar met The High Line in New York. Linksonder de Van Gendt hallen in Amsterdam,
Een laatste voorbeeld is de wijk Soho in New
aangekocht door Het Oosten.
York, die de afgelopen decennia is herontdekt door kunstenaars en in hun kielzog andere
klaslokalen met hun grote hoogtes prachtige
groepen die ontdekten hoeveel kwaliteiten de
woningen worden. Een kerkgebouw dat in
hier aanwezige pakhuizen hadden. De New
gebruik is als sportzaal, de Van Gendt-hallen in
Yorkse stadsplanner Robert Moses benoemde
de Czaar Peterbuurt die door Het Oosten zullen
ooit het gebied ten zuiden van Houston Street
worden herontwikkeld tot creatieve broedplaat-
als a wasteland of useless industrial? buil
sen.
dings?.Eind 2002 heeft Het Oosten, samen met De Principaal, een uitvoerige studie laten ver-
Er zijn ook gebouwen van jongere datum, die
richten naar wat Soho zo’n succesvol gebied
dierbaarheid combineren met het vermogen te
maakt.
veranderen. Hugh Maaskant ontwierp vlak na de
Dat blijkt in meerdere zaken te zitten:
oorlog voor Rotterdam het Groothandels-
■
het grid van straten, waardoor een sense of place?kon ontstaan en mensen weten
gebouw. Een fascinerende structuur waar nu al
waar ze zijn;
ruim 50 jaar achter de prachtige gevels van alles gebeurt en waar steeds een ander leven is.
■
de menselijke maat;
En welke Rotterdammer zou het Groothandels-
■
het eigen karakter van de straten;
gebouw willen afbreken? Niemand toch.
■
de rijke architectuur (façades, details);
Daarvoor is het veel te dierbaar.
■
de fysieke integratie van de begane grond verdiepingen en de openbare ruimte;
■
05 De werkelijkheid van echte gebouwen
de loft interieurs.
70
Het Place Stanislas in de binnenstad van Nancy. Het plein wordt aan vier zijden begrensd door monumentale gebouwen, met verschillende lengtes en bouwhoogtes.
Echte gebouwen worden ouder
De vier gebouwen die op pagina 71 zijn afgebeeld,
Een waarneming die op het voorgaande aansluit
staan paarsgewijs tegenover elkaar.
is dat de meeste echte gebouwen ook veel langer dan 50 jaar bestaan. Uit een studie van de
hand van een voorbeeld uit Frankrijk. Het gaat
SEV (Bouwen met tijd ) blijkt dat de kans om
om het Place Stanislas in de onlangs fraai
meer dan 50 jaar oud te worden voor woningen
gerestaureerde binnenstad van Nancy. Dit plein
31
97% is. Om meer dan honderd jaar of ouder te
werd gerealiseerd in 1752 en rond het plein
worden is de kans nog steeds 57%.
staan vier gebouwen.
De conclusie kan niet anders zijn dan dat echte gebouwen oud worden en steeds van functie
De gebouwen in Nancy zijn de mensen heel
veranderen. Het dogma ‘de vorm volgt de func-
dierbaar. Daarom worden dergelijke gebouwen
tie’ is dus onjuist. Ik zal dat illustreren aan de
ook bewaard. Dit soort gebouwen heeft met elkaar gemeen dat ze mooi zijn gedetailleerd en gemaakt zijn van materialen die op een fraaie wijze slijten en ouder worden. Echte gebouwen horen dus bij echte mensen.
31 J. Hoogers. Bouwen met tijd. Een praktische verkenning naar de samenhang tussen levensduur, kenmerken en milieubelasting van woningen, 2004. SEV, Ministerie van VROM. Met andere ogen
1
1
2
3
4
1 Dit is gebouw één. Het bevat horeca en kantoren.
2
Conclusie: uiterlijk zijn de gebouwen geheel
2 Dit is gebouw twee. Identiek aan het vorige, maar met aan de binnenkant een museum. 3
4
gelijk, maar ze bergen heel verschillende functies in één vorm. Vorm hoeft dus allerminst
3 Dan gebouw drie. Ditmaal met een hotel.
voort te vloeien uit de functie!
4 Tenslotte gebouw vier. Van buiten gelijk met de andere drie, maar met een opera en theater.
Wat geen echte gebouwen zijn, moge ook dui-
De gebouwen die wèl worden herontwikkeld,
delijk zijn. In Amsterdam staat op dit moment
hebben kwaliteiten als overmaat en dierbaar-
1,6 miljoen m aan kantoorruimte leeg! Dat zijn
heid. Het zijn de grote industriële complexen
2
bijvoorbeeld de kantoorgebouwen uit de jaren
zoals de Philips-gebouwen in Eindhoven, maar
vijftig die niemand meer wil hebben en nu leeg
ook de talloze oude scholen die de afgelopen
staan; deze gebouwen kunnen geen tweede
jaren een nieuwe functie hebben gekregen.
jeugd krijgen. Herontwikkeling blijkt te duur en te lastig. En bovendien staan ze in de verkeerde omgeving. Niemand zou er ook in willen wonen.
05 De werkelijkheid van echte gebouwen
71
72
Met andere ogen
06 De werkelijkheid van echte steden
73
Echte steden kunnen meebewegen Ten slotte gaan we een kijkje nemen in echte steden. Wat zien we daar? Ik begin met een blik in een woonwijk uit het eind van de negentiende eeuw: de Concertgebouwbuurt. Deze buurt wordt beschouwd als één van de beste buurten van de stad Amsterdam (volgens HP De Tijd zelfs van Nederland), met de hoogste prijzen voor onroerend goed. De buurt ligt aan het beroemdste park van Amsterdam – het Vondelpark – en werd destijds volgebouwd met woningen voor de betere standen. Als we anno 2005 naar deze buurt kijken, dan zien we echter dat veel woningen inmiddels in gebruik zijn als bedrijfsruimte. Over een paar jaar kan de verhouding tussen wonen en werken weer anders liggen. Wat dat betreft is Zuid net zo flexibel als de grachtenpanden. Die flexibiliteit heeft – naast de kwaliteit van de buurt – ongetwijfeld iets te maken met de overmaat van de gebouwen. De gemiddelde grootte van een woning in de Concertgebouwbuurt is 150 tot 225 m 2, dat is twee keer zoveel als in een wijk als Nieuw-Sloten. Als we dan ook nog eens beseffen dat de plafondhoogte in de Concertgebouwbuurt gemiddeld 3 meter is, tegen 2,44 meter in Nieuw-Sloten, dan is het niet overdreven te stellen dat de bewoners van de Concertgebouwbuurt gemiddeld beschikken over een woning die zo’n 250% groter is dan in een nieuwbouwwijk. En dat met een dichtheid van 75 woningen per hectare!
74
Bedrijfsvestigingen Concertgebouwbuurt
> 14 7-14 4-6 3 2
werknemers werknemers werknemers werknemers werknemers
© 2005 Kadaster Nederland
© 2005 Kadaster Nederland
Nu zou je kunnen denkan dat dit soort processen alleen plaatsvindt in oude wijken. Maar mijn tweede voorbeeld is een wijk die tien jaar geleden gebouwd is: het Oostelijk Havengebied. Na de transformatie van havengebied tot woongebied groeit ook hier het gebruik van woningen als bedrijfsruimte. Op dit moment is er meer werkgelegenheid in deze woonwijk dan toen het destijds een havengebied was! Veel modern werk – zeker van startende ondernemers – begint aan huis. Het aantal starters in algemene zin neemt overigens de laatste jaren snel toe, in 2005 ging het maar liefst om 75.000 personen. In veel steden is het beginnen van een eigen bedrijf ook voor veel allochtone bewoners een mogelijkheid om een stap te zetten op de arbeids- en woningmarkt. Het MKB vervult daarmee een belangrijke functie en het is zaak deze ontwikkeling te accommoderen. Het voordeel daarbij is dat het karakter van werk de laatste tijd sterk is veranderd. De vervuilende bedrijven hebben Amsterdam bijna allemaal verlaten. Wat aan bedrijvigheid is overgebleven, is zeer divers van aard. Amsterdam is een stad met een grote spreiding van economische activiteiten. Dat is ook de kracht van Amsterdam. Het risico is gespreid. De stad is daardoor minder kwetsbaar voor neergang in een bepaalde sector. Ze vangt dat met een andere sector weer op. Al die sectoren hebben uiteraard hun eigen kenmerken en dynamiek. Het is belangrijk dat ze elkaar verdragen en versterken. De kunst is nu om al die verschillende soorten werk een plek te geven. In een gebouw, in een straat, in een buurt en in de stad. Zo mogelijk samen met wonen. Dat kan nu gemakkelijker dan vroeger, omdat veel werk schoon is. 75
Bedrijfsvestigingen Oostelijk Havengebied
32 Sprout Special 05/02. 25 xThuisgevoel, 2005. 33 Wie wil zien hoe een groot deel van werkend Nederland zijn of haar dagen doorbrengt op een treurig bedrijventerrein, kan onder meer terecht bij de publicaties van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland: De logica van de lelijkheid en Een nieuwe logica voor bedrijventerreinen.
Dat ondernemers daarbij net als bewoners behoefte hebben aan een inspirerende omgeving, bleek onlangs uit een aardig boekje van magazine Sprout dat 25 werkomgevingen in beeld bracht 32. Wie de beschrijvingen leest, merkt wel waar ondernemers op vallen: een voormalige fabriek, een koetshuis bij een landhuis, een oud directiekantoor op het Stork-terrein, een voormalige school, een grachtenpand in de Gouden Bocht, een kerk, een klassiek herenhuis, een voormalige melkfabriek. Allemaal plekken met een bijzondere eigen identiteit 33. De aantrekkelijke gebieden in de stad Wat voor milieus zijn er dan nodig? Op deze kaarten is de menging van wonen en werken in Amsterdam aangegeven, naast de prijzen van onroerend goed per m 2. Opmerkelijk is dat een hoge menging correspondeert met hoge prijzen. Die hoge menging komt nu juist voor in de meest aantrekkelijke wijken, waar de gebouwen dierbaar zijn en een hoog accommodatievermogen hebben. Mijn conclusie luidt daarom dat in echte steden de locatie waarde toevoegt aan gebouwen met een hoog accommodatievermogen en een hoge mate van dierbaarheid. Dat kun je overigens ook in andere ste-
76
Functiemenging per buurt
Hoog Midden Laag
Š 2005 Kadaster Nederland
den dan Amsterdam zien. We weten dat er in de wereld veel gebieden zijn die over een zeer lange tijd aantrekkelijk blijven voor de bewoners en gebruikers. Stedelijke structuren zijn in staat lang hun karakter, sfeer en waarde te behouden. Ze moeten ook wel, want dat is hun bestaansrecht. Een stad moet iets bieden waar mensen zich aan hechten en dat is de stedelijke context zelf die, als het goed is, tot de verbeelding spreekt. Iedereen kent die contexten wel. Je kunt Barcelona als voorbeeld nemen, of Manhattan, of Parijs binnen de ring. Dat zijn stuk voor stuk stedelijke gebieden die al honderd jaar, of zelfs veel langer, een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefenen op mensen. En ondanks het feit dat die gebieden zeer intensief gebruikt worden en de duurzaamheid van de woon- en werkruimtes daar onder zware druk staat, wonen en werken er mensen in gebouwen die honderd jaar oud of ouder zijn. Die mensen houden van hun ruimte en de omgeving en zijn daarom bereid hierin te investeren. Met aandacht en toewijding en zelfs met geld, als het moet.
77
Prijzen onroerend goed per buurt
Hoog Midden Laag
Š 2005 Kadaster Nederland
78
Met andere ogen
07
Investeren in duurzaamheid
79
Bouwen in de stad is duur(zaam) Wie het voorafgaande overziet, kan begrijpen waarom bij Het Oosten zoveel belang wordt gehecht aan het investeren in duurzaamheid. Vrijwel al onze bouwplannen worden gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied. Dat wil zeggen in complexe stedelijke situaties, waar altijd rekening moet worden gehouden met bestaande bebouwing en met bestaande belangen. Functies worden hier meestal op elkaar gestapeld, omdat er onvoldoende ruimte is om ze naast elkaar neer te zetten. Die complexiteit maakt het onontkoombaar dat de investeringen naar verhouding heel hoog zijn. Zulke hoge investeringen kunnen we niet op korte termijn terugverdienen. We zijn dus genoodzaakt op lange termijn te denken en dat vraagt om duurzame kwaliteit. Wegwerpgebouwen en een wegwerpstad passen niet in deze complexiteit. Maar wat dan wel? Wat geeft ons een nieuw houvast? Met het functionalisme kunnen we te weinig beginnen. Dat ging uit van vaste functies die om vaste afmetingen en vormen vroegen. Wat kunnen we nog aan met marktonderzoek? Dat leidt uitsluitend tot stereotype weergave van de werkelijkheid en tot een momentopname. Sommige onderzoekers zoeken hun houvast in leefstijlen, maar ook die zullen vergankelijk blijken. Wat moeten we bouwen, als we niet weten voor welk soort gebruik? Bouwen betekent investeren voor de lange termijn. Maar hoe geef je daaraan vorm? Als onvoorspelbare 80
verandering de enige constante factor is, moeten we ons houvast juist daarin zoeken. Ons houvast moet zijn de verbinding tussen de universele, duurzame emoties van mensen. Oftewel het zelf kunnen kiezen (dat verbindt enorm) en het houden van (hoe leuk is het niet om van iets of iemand te houden, dan leef je als mens). ‘Accommodatievermogen’ en ‘dierbaarheid’ zijn in mijn visie dus de duurzame kwaliteiten van gebouwen en steden. Zij vormen ons houvast en leiden tot gerichte extra investeringen in kwaliteiten van het casco, boven de gebruikelijke norm. Deze extra investeringen zijn te verantwoorden wanneer zij op termijn ook extra rendement opleveren, maar daarover later meer. Behoefte aan duurzame toekomst Door gebouwen te maken die veranderingen kunnen accommoderen en waarvan mensen kunnen gaan houden, geven we vorm aan een duurzame stedelijke ontwikkeling. Gebouwen waar van gehouden kan worden, zullen langer mee gaan. Daarmee sluiten we aan op een verandering in de maatschappij, die de laatste tien à vijftien jaar steeds manifester wordt. Dat is het groeiend besef van verantwoordelijkheid voor ons milieu en onze samenleving.
Met andere ogen
81
07 Investeren in duurzaamheid
Er is een toenemende aandacht voor duurzaamheid, op alle fronten. Ik citeer hier opnieuw Herman Wijffels (SER), die zegt: De grote uitdaging is op alle niveaus te komen tot een kwalitatief betere verhouding tussen mensen onderling en tussen mensen en het ecosysteem.?34 Deze behoefte aan duurzaamheid blijkt breed te worden gevoeld. Uit een enquête van de Volkskrant naar de ‘sociale agenda’ van Nederland 35 blijkt een van de zeven kernthema’s de vraag ‘Hoe kunnen we de continuïteit en duurzaamheid van de samenleving bevorderen?’ ‘Nog meer auto’s, nog meer huizen met een tuin, nog meer bedrijventerreinen, nog meer natuur en nog meer landingsbanen gaan niet samen. Daar is geen ruimte voor, daar kan het milieu niet tegen, daar doen we toekomstige generaties geen plezier mee’, zo wordt gezegd. Echte duurzaamheid van gebouwen, gebieden en steden ontstaat als we de verbinding weten te leggen met de duurzame gevoelens van mensen. Dat is dus niet de duurzame kwaliteit zoals die wordt uitgerekend door ingenieurs, eenvoudigweg omdat echte duurzaamheid niet kan worden gecalculeerd. Naar een brede opvatting van duurzaamheid In de bouwsector zullen we de opgave van duurzame gebouwen, gebieden en steden 82
op moeten pakken, maar anders dan we tot nu toe hebben gedaan. Begin jaren negentig van de vorige eeuw groeide de zorg voor het behoud van onze leefomgeving. Het begrip sustainability? deed zijn intrede. Dit begrip heeft betrekking op de duurzame kringloopprocessen die in de natuur voorkomen. Andere landen hebben een brede invulling aan sustainability? gegeven, met de Engelse architect Richard Rogers als goed voorbeeld. Hij publiceerde Cities for a small planet , waarin hij pleitte voor een sustainable city? . Dat is in zijn visie een rechtvaardige stad, een stad vol schoonheid, een creatieve stad, een ecologische stad, een stad waar gemakkelijk contact kan worden gelegd, een compacte stad en een gevarieerde stad. In het Nederlands werd sustainability? vertaald met ‘duurzaamheid’, een woord dat ook kan worden uitgelegd als ‘onveranderlijkheid’ of ‘blijvend in de tijd’. Voorlopers onder de ontwerpers wierpen zich op sustainability? en zochten naar constructies en bouwwijzen die het milieu zo min mogelijk belastten. Het ging daarbij vooral om zuinigheid: zuinig energiegebruik, zuinig ruimtegebruik, zuinig watergebruik, en materiaalgebruik dat zo min mogelijk belastend was voor het milieu.
34 In: NRC Handelsblad, 10/11 september 2005. 35 In: de Volkskrant, 22 oktober 2005. Met andere ogen
Bron: Cities for a small planet, Richard Rogers en Philip Gumuchdjian. Faber and Faber Limited, 1997.
De
sustainable city? volgens Richard Rogers
The sustainable city is: ■
A Just City, where justice, food, shelter,
form are balanced and where buildings and
education, health and hope are fairly
infrastructures are safe and resource?efficient;
distibuted and where all people participate
■
■
■
realm encourages community and mobility
A Beautiful City, where art, architecture
and where information is exchanged both
and landscape spark the imagination and
face?to?face and electronically;
move the spirit;
■
A Creative City, where open?mindedness
tects
A Compact and Polycentric City, which ?pro
and experimentation mobilise the full
the countryside, focuses and integrates
potential of its human resources and allows
communities within neighbourhoods and
a fast response to change; ■
A City of Easy Contact, where the public
in government;
An Ecological City, which minimises its
maximises proximity; ■
ecological impact, where landscape and built
A Diverse City, where a broad range of overlapping activities create animation,
De zuinigheidsbenadering van de bouwsector – vooral een calvinistische duurzaamheid 36 – resulteerde eenzijdig in redeneringen over het gebruik van tropisch hardhout, in de vraag of aluminium – bezien van winning tot en met hergebruik – minder belastend zou zijn dan staal, of in de vraag of sloopafval niet zou kunnen worden hergebruikt. In 1996 zag de zogenaamde DUBO-lijst het licht. Daarop werden concrete en praktische aanwijzingen gegeven aan bouwers over maatregelen die zouden leiden tot het bovenbedoelde. Deze lijst werd in de bouwwereld echter gezien als een soort verplichting die alleen maar extra geld kostte. Vervolgens ontfermden ingenieurs zich over het begrip duurzaamheid en kwam Greencalc?tot stand. Een rekensysteem waarmee de milieubelasting van materialen van de wieg tot het graf kon worden berekend. Maar gebouwen, gebieden en steden zijn niet alleen een optelsom van materialen. De duurzaamheid van gebouwen, gebieden en steden kun je niet als een ingenieur berekenen. Het begrip duurzaamheid kreeg steeds meer de betekenis van kostenverhogend. Zuinigheid zou gelijk staan aan duurzaamheid, maar tot op de dag van vandaag is er weinig spontane vraag in de markt naar dit soort duurzaamheid. Tussen boshut en piramide In mijn visie begint duurzaam bouwen met duurzame stedenbouw en architectuur, die zich concentreert in bestaand stedelijk gebied. Programma’s voor nieuwe gebouwen en gebieden moeten voldoende flexibel zijn om veranderende maatschappelijke
36 Waar zuinigheid in combinatie met schaarste op de woningmarkt toe kan leiden, heeft architect Bjarne Mastenbroek in juni 2001 aan de kaak gesteld naar aanleiding van de woningbouw op IJburg. In een interview in de Volkskrant (26 mei 2005) bleek hij nog steeds kritisch: Er is zo weinig geld voor architectuur. Als je duizend euro per vierkante meter beschikbaar hebt, gaat 650 euro op aan techniek en draagconstructie. Dan houd je weinig over om je materialen te kiezen. Dit is op de grens van het toelaatbare.? (..)
Er wordt 300 duizend uur door ? bouwman
agers vergaderd, maar een timmerman krijgt 30 minuten om een deur af te hangen.? 07 Investeren in duurzaamheid
83
behoeften op te kunnen vangen 37. Sustainability? in de bouw moet verder gaan dan alleen zuinigheid met energie, water, materiaal en ruimte. In het boekje Duurzaamheid loont heb ik betoogd dat de denkwijze die in de volkshuisvesting heeft geleid tot het adagium ‘sober en doelmatig bouwen’ op langere termijn leidt tot verspilling, en dus onnodige milieubelasting. Om deze stelling te onderbouwen heb ik drie modellen voor gebouwen met elkaar vergeleken op hun milieubelasting en op hun economische duurzaamheid. Deze modellen zijn de boshut, de piramide en de sociale woning. De eerste staat model voor een gebouw dat kan vergaan en met lokale materialen is gebouwd, zoals een boshut van takken, bladeren en leem. Vertaald naar vandaag is dat een demontabel gebouw. De tweede staat voor een gebouw dat eeuwig meegaat, zoals de farao’s met hun piramiden beoogden. Aangetoond wordt dat ‘de piramide’ op lange termijn de beide andere modellen economisch verslaat. Dit komt omdat de piramide minder onderhoud vraagt en nooit gewijzigd hoeft te worden. Op dit laatste kom ik verderop terug, want daarin zit nu juist de breuk met het functionalisme. (In het kader van deze notitie laten we de beschouwing over de boshut kortheidshalve achterwege.) De aanvangsinvestering in de ‘piramide’ is weliswaar veel hoger dan in het sobere en doelmatige gebouw, maar de kosten tijdens gebruik zijn veel lager. En bovendien: de piramide neemt gedurende zijn bestaan veel meer in waarde toe dan het sobere en 84
doelmatige gebouw. Het onderscheid tussen binnen en buiten Terug nu naar de ontwikkeling van gebouwen met duurzame kwaliteit; hoe geven wij daar als investeerder in de stad Amsterdam concreet vorm aan? Het is noodzakelijk en zinvol om bij een beschouwing over duurzame kwaliteit onderscheid te maken tussen het ‘buiten’ en ‘binnen’ van een gebouw. Binnen en buiten kun je los van elkaar zien. Binnen kan een duurzaam gebouw snel en gemakkelijk worden verbonden aan een wisselend gebruik. Het casco is veel moeilijker aan te passen. De locatie nog veel moeilijker. Binnen zit dus vooral de kwaliteit van accommodatievermogen. Accommodatievermogen betekent dat we bouwen voor veranderbaarheid, voor voortdurend veranderend gebruik. We moeten ook niet proberen dit gebruik te voorspellen. Wie had immers honderd jaar geleden gedacht dat kerken anno vandaag als sportzaal worden gebruikt, scholen als woning, fabrieken als museum, woningen als moskee? Kennelijk trekt de functie zich weinig aan van de vorm. Accommodatievermogen richt zich daarmee op individuele waarden. Er wordt mee bedoeld het vermogen van het gebouw om iedere opeenvolgende gebruiker per verdieping de vrijheid te bieden om zijn deel van het gebouw aan te passen aan zijn specifieke gebruik, dat wil zeggen het in te delen en uit te rusten naar zijn eigen wens.
37 De laatste tijd zijn er kleine kenteringen in de benadering van de Nederlandse bouwsector ten aanzien van ‘duurzaamheid’ waarneembaar. Zo heeft de BNA in 2002 het Standpunt Vitale Architectuur uitgebracht, waarin gepleit wordt voor gebouwen met overmaat, die kunnen meegroeien met de veranderende wensen van bewoners en gebruikers. Met andere ogen
85
07 Investeren in duurzaamheid
Met dierbaarheid is het net andersom. Hoe onveranderlijker, hoe dierbaarder. Dierbaarheid is verbonden met het casco en de locatie, aan de buitenkant dus. Dierbaarheid is de kwaliteit van gebouwen om mensen te binden; niet alleen de gebruikers van een gebouw, maar ook bezoekers en passanten (het publiek van de stad). In mijn visie wordt dierbaarheid gesteund door een aantrekkelijke vormgeving van de gevels, een fraaie ontsluiting die ruim is bemeten, zorgvuldige detaillering, materialen die mooi verouderen en slijten en een duurzame uitstraling. Dierbaarheid vertegenwoordigt zo bezien juist een collectieve waarde. De verdeling van eigendom en zeggenschap moet op de ontkoppeling van binnen en buiten worden aangepast, aangezien accommodatievermogen is gekoppeld aan gebruik en dierbaarheid is gekoppeld aan waarde. Een scheiding in de zeggenschap over buiten en binnen is dan ook zinvol; deze zeggenschap is het gemakkelijkst te koppelen aan eigendom. Een gebouw moet meerdere eigenaren kunnen hebben: een eigenaar voor het casco en eigenaren van de binnenkant. De dierbaarheid en het accommodatievermogen van het casco, het dragend systeem, de ontsluitingen en de buitenkant van een gebouw is daarmee niet iets dat wij aan de gebruikers zelf willen overlaten. Niet omdat wij zo nodig de baas willen spelen, maar omdat het casco van een gebouw een ‘goed’ is met bijzondere eigenschappen: 86
het maakt deel uit van het privédomein, maar is tegelijkertijd een collectief belang. De rol van de corporatie Dat laatste vraagt om een nadere toelichting. Ik maak een onderscheid enerzijds tussen het private en het publieke domein, anderzijds tussen het individuele en het collectieve belang. Ik breng de domeinen en de belangen met elkaar in verband in een matrix, zo ontstaan vier werkterreinen. Het publieke domein is het werkterrein van de overheid. Voorbeelden: publiek domein/individueel belang: het paspoort; publiek domein/collectief belang: de openbare ruimte. In het private domein wordt het individueel belang natuurlijk gediend door de markt. Daar gelden de wetten van vraag en aanbod, daar werkt onze westerse economie. De markt biedt een product aan en het individu (een natuurlijke of rechtspersoon) betaalt daarvoor. Ook corporaties zijn actief op dat werkterrein. Werkterreinen in de stad Belang
Privé
Individueel
Collectief
Marktpartijen/corporaties
Corporaties
(bijvoorbeeld woningen)
(bijvoorbeeld leefbaarheid)
Overheid
Overheid
(bijvoorbeeld paspoort)
(bijvoorbeeld openbare ruimte)
Domein Publiek
Met andere ogen
87
07 Investeren in duurzaamheid
Het probleem ontstaat waar het collectieve belang het private domein ontmoet. Want daarvoor is geen afnemer die betaalt voor de aangeboden producten en diensten. In dat werkterrein geldt het free?ridergedrag. Niemand voelt zich individueel verantwoordelijk. Een groep individuen komt niet vanzelf tot collectieve besluiten. Een voorbeeld is het begrip leefbaarheid. Iedereen profiteert, niemand betaalt. Dat is nu bij uitstek het werkterrein van de corporatie, in samenspraak overigens met de overheid. Voor de collectieve besluiten in het private domein zijn aparte structuren nodig. Een corporatie kan deze vanuit zijn langetermijnperspectief bieden. Bovendien kan een corporatie uitgaven op het collectieve-private werkterrein op lange termijn terugverdienen en rendabel maken. Dat komt omdat daarmee de kwaliteit van de collectieve omgeving positief kan worden beïnvloed. Kwaliteit van de omgeving vertaalt zich immers in waarde van het individueel gebruikte omroerend goed. Zo bezien betalen – op langere termijn – de individuen in het private domein de investeringen voor het collectieve belang toch terug. En wel in de normale markt. Dat is de hoofdreden waarom de corporatie, meer algemeen de investeerder, het casco blijft beheren. Extra investeringen in duurzame kwaliteit kunnen worden verantwoord omdat ze op lange termijn worden terugverdiend. De duurzame kwaliteit van het casco, dierbaarheid en accommodatievermogen kunnen dan ook beter 88
worden geborgd. Meerdere eigenaren van één gebouw Wij hebben deze principes voor de binnen- en buitenkant van een accommoderend en dierbaar gebouw vervat in het zogenaamde Solids-concept. In dit concept wordt – John Habraken gaf dat al aan in de jaren zestig – het casco losgekoppeld van de inbouw. Mijn voorstel voor deze gebouwen: laat de investeerder eigenaar zijn van het permanente, functievrije casco en de gebruiker eigenaar zijn van de tijdelijke inbouw. Die investeerder vraagt voor het gebruik van het casco een basishuur. De gebruiker kan de indeling en vaste uitrusting binnen het casco voor eigen rekening en risico aanbrengen, de gebruiker kan echter ook de investeerder vragen dit te doen. In dat laatste geval betaalt de gebruiker aan de investeerder een additionele vergoeding. De gebruiker bepaalt de tijdelijke inbouw en de gebruiksperiode daarvan. Dat bepaalt zijn kosten van afschrijving; op de hoogte hiervan heeft de gebruiker directe invloed. De totale huisvestingslasten van de gebruiker bestaan dus uit de basishuur voor het casco, plus de kapitaalslasten van de inbouw. In het vervolg van deze publicatie werk ik deze principes verder uit. Maar voor ik dat doe, zal ik laten zien dat het werken met Solids uitstekend past in een benadering die is gericht op het creëren en behouden van waarde.
Met andere ogen
89
07 Investeren in duurzaamheid
90
Met andere ogen
08 Denken in termen van kwaliteit en waarde
91
Ophouden over kosten Het op deze manier denken over duurzame kwaliteit leidt ook op een ander terrein tot nieuwe zienswijzen. De laatste vijftig jaar vindt de financiële sturing bij de ontwikkeling van gebouwen vrijwel uitsluitend plaats op basis van kosten. Wie precies weet welke functie geaccommodeerd moet worden, weet ook wat de eisen zijn die aan een gebouw moeten worden gesteld. Meer dan dat hoeft een gebouw ook niet te ‘kunnen’. Het is dus niet nodig om meer uit te geven dan wat minimaal noodzakelijk is om die bepaalde functie te kunnen accommoderen. Er wordt krimpfolie rond die functie gelegd onder het motto ‘sober en doelmatig bouwen’. In het functionalistische denkmodel dat uitging van stereotype behoeften stond eigenlijk alleen kostenoptimalisatie centraal. Daarin hebben we elkaar dan ook flink getraind de afgelopen vijftig jaar. Dat is ook logisch. Want als je al weet wat de klant wil hebben, is het enige dat je nog moet doen: zorgen dat dat bekende product zo goedkoop mogelijk gemaakt wordt. Want product en afzetprijs staan in de markt meestal wel vast. De enige variatie is dan de kostprijs. Hier heeft de intern gerichte functie van het opdrachtgeverschap het accent gekregen en is de ondernemende (naar buiten gerichte) functie naar de achtergrond gedrongen. Afgeleid van het opdrachtgeverschap is projectmanagement in de afgelopen vijftig jaar een nieuw beroep geworden. Management is gericht op beheersen en risico mijden. Dat dit de heersende denkrichting is geweest in de projectontwikkeling van de afgelopen vijftig jaar is goed te zien aan wat we hebben gebouwd: sober en doelmatig, soms armoedig zonder lak of smak. Het is ook af te lezen aan het aantal kostendeskundigen dat we in dit land hebben. Optimaliseren op waarde is veel moeilijker, want hoeveel moet je over hebben voor 92
welke waarde? Hoeveel mag accommodatievermogen kosten? Hoeveel mag zorgvuldig materiaalgebruik en detaillering kosten? Wat brengt het op? Bij duurzame bouwproducten bestaat de mogelijkheid iets heel anders te vergroten: namelijk de waarde op lange termijn. Bewoners en zeker eigenaren van koopwoningen denken overigens al lang in termen van waarde en waardegroei. Taxateurs doen dat ook en daarvan zijn er genoeg. Maar hoeveel ‘waardeontwikkelingsdeskundigen’ hebben we in Nederland? We hebben gezien dat lange-termijn-waarden en -kwaliteiten accommodatievermogen en duurzaamheid zijn. We hebben ook gezien dat op de lange termijn de locaties en de stad waarde gaan toevoegen aan het gebouw. De vraag is dan: hoeveel mogen we investeren in duurzame kwaliteit en toekomstwaarde? Daarvoor is een hogere aanvangsinvestering nodig, maar die wordt terug verdiend doordat het gebouw in waarde zal stijgen, de exploitatielasten lager zijn, en lagere kosten moeten worden gemaakt voor transformatie. Dierbaarheid – mooi verouderende materialen, goed gedetailleerd – leidt tot lagere onderhoudskosten van het casco. Accommodatievermogen op zijn beurt leidt tot lagere transformatiekosten; panden hoeven bij een ander gebruik niet kostbaar te worden verbouwd. Optimaliseren op waarde vergt daardoor een totaal andere denkwijze en een ander ontwikkelproces dan het optimaliseren op kosten.
Met andere ogen
Rekenen aan duurzame waarde Om enige greep te krijgen op deze materie heb ik door bureau BBN de nodige berekeningen laten maken, waarbij een traditioneel, functionalistisch en rigide gebouw is vergeleken met een gebouw met duurzame kwaliteit. De vergelijking vindt plaats op de lange termijn en waar het dus om gaat is de lange termijn exploitatieuitkomst. Aangenomen is dat beide typen gebouwen om de zeventien jaar van functie wisselen. Ze kunnen 7.500 m 2 kantoorvloeroppervlak of 108 woningen bevatten. Vervolgens is het exploitatieresultaat na 107 jaar berekend. De uitkomsten zijn opvallend. De aanvangsinvesteringen in het duurzame gebouw zijn 27% hoger. De onderhoudskosten zijn 12% lager en de kosten van functieverandering zelfs 65% lager. Het exploitatieresultaat na 100 jaar ligt echter 24% hoger, bij normale marktconforme huuropbrengsten. De duurzame kwaliteiten kunnen echter ook op een andere manier vertaald worden; dat was voor mij een nog veel grotere eye?opener. Een investeerder is gewend om de eerste jaarhuuropbrengst te delen door de totale investeringskosten. De uitkomst van dat sommetje is het zogenaamde bruto aanvangsrendement. Voor wonen ligt deze rendementseis lager dan voor kantoren. Dat heeft te maken met een verschil in risicoprofiel. Als een groot accommodatievermogen ertoe leidt dat een kantoor makkelijk kan worden omgezet in woningen, dan verlaagt dit het verhuurrisico. In dat geval kan de rendementseis voor kantoren gelijk zijn aan die van woningen. Dat levert voor de kantoren een 33% lagere aanvangshuur op, waarmee een duurzaam gebouw gemakkelijker te verhuren is dan een rigide gebouw. In ieder geval wordt de hogere aanvangsinvestering (+33%) goedgemaakt door het verlaagde risicoprofiel op de verlaagde rendementseis (-33%)! Het Solids-concept leidt hiermee tot verschillende uitgangspunten, die alle gerelateerd zijn aan de ontkoppeling van casco en inbouw en het koppelen van ontwikkeling aan gebruik:
■
de levensduur wordt ontkoppeld; van tien jaar voor een inbouw en honderd jaar voor
■
het eigendom wordt eveneens gesplitst. Inbouw is eigendom van de gebruiker,
het casco tot wel duizend jaar voor het gebied; het casco is van de corporatie en het gebied is van de stad; ■
in de bouwtechniek kan een scheiding ontstaan tussen de inbouwtechniek en
■
in het exploitatiemodel gaat het bij de inbouw om consumeren, bij het casco
de bouw van het casco; om investeren en bij het gebied om waardecreatie. Ziedaar de uitgangspunten voor het ‘Solids’-concept. Een Solid is een duurzaam gebouw met een hoog accommodatievermogen en een grote dierbaarheid. Deze twee kwaliteiten versterken elkaar bovendien onderling, want wat is het leuk om zelf te mogen bepalen en indelen. Dat leidt tot meer binding, verantwoordelijkheid en liefde voor het gebouw – en daarmee weer tot investeringen, zorgvuldig beheer en duurzaamheid.
08 Denken in termen van kwaliteit en waarde
93
94
Met andere ogen
09 Het Solids-concept
95
Het Solids-principe Duurzame kwaliteiten
Gebruiker bepaalt
a. accommodatievermogen
a. plek
b. dierbaarheid
b. bestemming c. oppervlak d. prijs
96 Het maken van een Solid
Het Oosten is inmiddels volop bezig met de ontwikke-
Maar hoe zien Solids eruit en hoe bouw je ze? En niet
ling van Solids. In de Solids moet gewoond en/of
te vergeten: met welke partijen werken we samen om
gewerkt kunnen worden op vele manieren. Op de ver-
deze gebouwen te realiseren? Dat is namelijk een
diepingen denken we daarbij aan wonen, hotel, kin-
belangrijke extra dimensie van het werken met Solids:
deropvang, school, dienstverlening, zorg, welzijn,
door hun flexibiliteit zijn ze geschikt om meerdere
praktijk-ruimte en ateliers. Op de begane grond
functies te accommoderen en daarmee interessant
komen daar nog bij: bibliotheek, horeca, showroom,
voor allerlei stedelijke organisaties in de sfeer van
et cetera. De Solid moet eeuwig renderen. Dat wil
onderwijs, zorg en dergelijke. Daarover gaat het in het
zeggen ook direct na oplevering al. Het is waarschijn-
vervolg van deze publicatie.
lijk dat er aanvankelijk meer gewoond dan gewerkt zal worden.
Met andere ogen
De stad is de begane grond, zegt men wel. In ieder geval speelt een groot deel van het openbare leven zich af op het niveau van de straat. Het is op dat niveau dat de Solid het sterkst communiceert met zijn omgeving – in tegenstelling tot wat Le Corbusier beweerde. Daarom moet de flexibiliteit op begane grondniveau het grootst zijn. Deze moet ook het meest uitnodigend zijn. Vandaar dat voor de hoogte (vloer op vloer) op de begane grond gekozen wordt voor 4,8 meter of meer. Op de verdiepingen lijkt ons 3,6 meter voldoende (vloer op vloer). Technisch leidt functievrijheid tot de volgende uitgangspunten:
■
ruim, vrij oppervlak zonder obstakels en vrije hoogte, voortdurend vrij indeelbaar;
■
grote overspanningen;
■
verhoudingsgewijs groot draagvermogen;
■
verticale lasten kunnen beter langs kolommen worden afgevoerd dan via schijven. Kolommen als draagconstructie zijn minder dwingend. Wel kan het ‘eeuwige deel’ van de gevel dragend zijn;
■
verhoudingsgewijs veel verticale ontsluiting voor mensen, pijpen, leidingen en kabels. 97
Kort samengevat: indelingsvrijheid en op een aantal
Dierbaarheid vormgeven
punten overmaat. Accommodatievermogen leidt op
Het vorm geven aan dierbaarheid – de andere duurza-
deze manier tot technische, functionele en economi-
me kwaliteit – is een stuk lastiger, omdat emotie hier
sche duurzaamheid. Maar ook tot emotionele! Want
de kern van dit begrip vormt. Het gaat over de mate
het is voor vele gebruikers zeer aantrekkelijk zelf te
waarin mensen (niet alleen de gebruikers van het
mogen bepalen hoe zij het gehuurde oppervlak zullen
gebouw!) zich aan het gebouw in zijn omgeving kun-
gebruiken, hoe zij hun ruimte zullen indelen, op welk
nen hechten, zich ermee kunnen identificeren, ervan
kwaliteitsniveau en voor welke kosten. Voortdurende
kunnen houden. Juist door die gevoelswaarde is het
echte keuzevrijheid is in toenemende mate een enor-
een precair onderwerp. We stuiten daarbij als we niet
me waarde voor veel mensen.
oppassen op allerlei taboes en dooddoeners en lange tenen die ons belemmeren. Dierbaarheid vormgeven
Maar er is meer. Met dat deel van de binnenkant
is het tegendeel van wat het modernisme voor ogen
waarvoor de bewoners verantwoordelijkheid hebben
staat, het tegendeel van de ‘architectuurwetenschap’
genomen, mogen zij doen en laten wat zij willen.
van Duiker (zie hoofdstuk 3).
Het wordt daardoor echt hun eigen ruimte. Dat maakt de betrokkenheid bij de ruimte groter en dat zorgt er ook voor dat de ruimte een grotere duurzaamheid krijgt. Dat gevoel van zelfstandigheid is belangrijk, zoals we in het begin van deze publicatie al aangaven bij de kenmerken van echte geïndividualiseerde mensen.
09 Het Solids-concept
Dooddoeners zijn: ‘over smaak valt niet te twisten’,
Maar na verloop van tijd trekt de achterhoede wel bij.’
‘smaken veranderen’, ‘wat we vandaag mooi vinden,
Een tweede verhaal gaat als volgt. ‘Smaken verschui-
vinden we morgen lelijk’ en omgekeerd. Taboes zijn
ven steeds, wat we eens, lang geleden, mooi vonden
dat praten over ‘houden van’ of ‘liefde’, ‘voor iemand
wordt steeds vervangen door nieuwe vormen.
of iets voelen’ tot de privésfeer zou behoren. En daar
Voorbeeld: de middeleeuwse gevels van de grachten-
heeft niemand wat mee te maken, zeggen we dan.
panden zijn immers vervangen door renaissance- en
Daarover praten serieuze mensen niet. Dat laten we
barokgevels!’
liever over aan romanschrijvers en zangers. Lange tenen vloeien voort uit de vraag wie bevoegd is vast
Beide redeneringen trachten schoonheid te relative-
te stellen of iets mooi of lelijk is. In ons land lijkt het
ren. Maar helaas gaat daarachter ook iets anders
erop dat een kleine elite zich dit recht heeft toegeëi-
schuil: het maskeren van de lelijkheid, die veel archi-
gend. Een elite die niet van plan is dit uit handen te
tecten vooral na de oorlog hebben gecreëerd (van de
geven. Overal kom je namelijk dezelfde mensen
25 gebouwen die in Het Parool van 15 mei 2004
tegen: in de welstandscommissie, bij de supervisors,
worden genomineerd als lelijkste gebouw van
bij de adviseurs, bij de ontwerpbureaus. In de archi-
Amsterdam zijn er 23 opgeleverd na 1955). Dat relati-
tectuuropleiding wordt deze elite opgeleid.
veren kun je dus ook zien als een poging het privilege van de oordeelsbevoegdheid te behouden.
Nu is er natuurlijk niets op tegen dat er vormgevings-
98
specialisten worden opgeleid. Integendeel: die heb-
Inleven in wensen van mensen
ben we hard nodig. De vraag is echter wel: voor wie
Laten we ons dus niet afremmen door dooddoeners,
maken zij die vormen? Voor henzelf, voor hun eigen
taboes en lange tenen. Laten we proberen het begrip
kring of voor alle anderen, de gewone mensen, die
dierbaarheid zo open mogelijk te benaderen, en het te
van die vormen zouden moeten kunnen houden?
zien als resultaat van liefde voor gebouwen door een
Voor ons staat vast dat dat laatste het geval moet
breed publiek. Liefde die berust op een innerlijke
zijn. Niet de vormgevers moeten de elite vormen die
behoefte van mensen, die bevredigt en verheugt.
haar eigen vormen beoordeelt en het elitair systeem
Laten we het onderzoek naar de elementen die tot
in stand houdt. Het oordeel moet aan anderen, aan
dierbaarheid leiden niet alleen overlaten aan markton-
het publiek worden overgelaten. En of je het wilt of
derzoekers, trendwatchers en andere specialisten om
niet, dat laatste gebeurt toch wel. Want sommige
ons er gemakkelijk vanaf te maken. Laten we probe-
gebouwen zijn het publiek dierbaar en andere niet.
ren zelf inlevingsvermogen te ontwikkelen. Inlevingsvermogen is immers een unieke menselijke
En zo komen we ook nog even terug op de dooddoe-
eigenschap waarover geen enkel ander zoogdier
ners in de sfeer van smaak. Vaak horen wij de bewe-
beschikt. Creatief inlevingsvermogen, daar gaat het
ring dat de tijd elk gebouw mooi maakt. Anders
om, en oprechte belangstelling voor wat mensen mooi
gezegd: ‘ontwerpers vinden steeds nieuwe gebouwen
en aantrekkelijk vinden.
uit, die het publiek aanvankelijk niet begrijpt en apprecieert. Die ontwerpers zijn hun tijd namelijk vooruit.
Hoe komen we daar nu achter? Nagaan hoe mensen reageren op dat wat al gebouwd is, is beslist een hulpmiddel. Veel mensen houden niet van groot en abstract, maar wel van klein en ambachtelijk. Ze houden bijvoorbeeld van ornamenten. Veel modernistische ontwerpers doen dit soort onderzoek liever niet,
Met andere ogen
uit angst om voor reactionair en dus niet progressief
Onbevangen trachten een dierbaar casco te maken,
versleten te worden. Dat is duidelijk te zien aan de
met inlevingsvermogen en veel creativiteit, lijkt mij dé
reacties in ‘de vakwereld’ op het werk van architecten
ontwerpopgave van vandaag. Daar ligt de opgave
als Rob Krier. Hoewel deze architectuur sterk inspeelt
voor de architecten. Geen eenvoudige opgave, dat
op wat veel mensen mooi vinden, is het niet bon ton
beseffen we terdege. Onze Solids zijn sterk, mooi en
om je waardering als vakgenoot hiervoor uit te spre-
hebben duurzaam nut. In die zin voldoen zij geheel
38
ken . Laat staan om als architect iets als een orna-
aan de klassieke eisen van Vitruvius. Het nut, de func-
ment te maken.
tie, is echter niet eenmalig en gebaseerd op een gekende behoefte, zoals in het functionalisme, maar
Maar voor mij is er met onderzoek dat uitgaat van het
voortdurend en gebaseerd op een onbekende behoef-
bestaande niets mis. Het meeste bestaat immers al.
te. Hieruit vloeit een eerste ontwerpuitdaging voort.
Wat we jaarlijks bijbouwen is ten opzichte van het
Hoe ziet een mooi – dierbaar – gebouw eruit dat is
bestaande maar een fractie. En van heel veel steden,
gemaakt om duurzaam huisvestingsbehoeften te die-
wijken, buurten en gebouwen is algemeen bekend of
nen van mensen die willen wonen en/of werken?
zij al dan niet aantrekkelijk gevonden worden.
De tijd als ontwerpopgave! 39 Vorm krijgt nu een ande-
Het dierbaarheidsgehalte van het bestaande beoorde-
re betekenis dan in het functionalisme. Het is niet
len is echt niet moeilijk. Iets anders is daaraan conse-
meer de expressie van een functie. Die norm vervalt
quenties verbinden voor het nieuwe. Maar daarin ligt
grotendeels. Wat komt daarvoor in de plaats?
juist één van de allergrootste opgaven voor de ont-
Hoe worden vormbeslissingen gemotiveerd?
werpend architect. Met welke vormgeving appelleer je aan de emotie van mensen? 99
Ikzelf heb enkele aanwijzigen die gebaseerd zijn op mijn waarnemingen en mijn pogingen mij in te leven. Ik denk dat het volgende kan helpen: ■
beschouw het gebouw in zijn context: hoe past het in zijn omgeving. De omgeving is
■
zorg dat het gebouw met zijn omgeving kan communiceren en zich er niet van afwendt;
■
zorg voor een zeer uitnodigende en fraai vormgegeven – collectieve – entree, hoog en groot;
■
zorg voor een zorgvuldige detaillering en kies daarbij materialen die fraai slijten en
dominant, het gebouw komt daarna. Het gebouw is de dochter van de stad;
verouderen. Materialen die in de loop van de tijd niet aftakelen maar juist mooier worden (is de gesleten natuurstenen buitentraptrede voor een Amsterdams grachtenpand niet veel mooier dan een nieuwe?); ■
laat zien hoe iets in elkaar zit, zodat iedereen dat begrijpt. Verdoezel geen constructies, hang bijvoorbeeld geen granieten platen aan haakjes die je niet ziet. Hoe duurzaam graniet als materiaal ook moge zijn, die constructie heeft geen duurzame uitstraling;
■
ornamenten, dat zijn tot het casco behorende verfraaiingen, zijn van alle tijden, van alle landen. Ze hebben een grote dierbaarheidspotentie.
38 Dat er buiten Nederland toch iets anders over Krier en de principes van New Urbanism wordt gedacht, mag blijken uit het feit dat het Amsterdamse project Meander aan de Kostverlorenvaart in 2005 de ULI Award won, een prijs voor innovatieve projectontwikkeling. Het Oosten Woningcorporatie, LATEI projectontwikkeling en Het Oosten Kristal bv hebben dit project
39 Zie ook het boek Time based Architecture van Bernard Leupen,
gezamenlijk ontwikkeld.
René Heijne en Jasper van Zwol (red), 2005. 010 Uitgevers.
09 Het Solids-concept
100
Aanzicht van één van de gevels van het Solidsgebouw in het Furore-project in Amsterdam West. In het midden is de royale hof te zien, die met de entree
Voorbeelden van concrete Solids
uitnodigt om binnen te komen en waaruit het gebouw
Ik geef enkele voorbeelden van de manier waarop
wordt ontsloten.
Het Oosten nu accommodatievermogen met dierbaarheid wil verbinden. Op drie plaatsen in Amsterdam is
Het voorlopig ontwerp van Fretton is gereed. Zowel
Het Oosten bezig met de concrete voorbereiding van
uit een oogpunt van accommodatievermogen als uit
Solids-projecten. Twee daarvan komen in 2006 in
een oogpunt van dierbaarheid wordt veel aandacht
aanbouw. Als eerste het project Furore, dat Het
gegeven aan een zeer uitnodigende entree op de
Oosten ontwikkelt met de Engelse architect Tony
begane grond, gekoppeld aan ruime ontsluitingen
Fretton. Gelegen in Amsterdam Oud-West is dit pro-
naar de verdiepingen. De openbare entree is een hof,
ject al vrij ver in de ontwikkeling. We hebben bewust
met daaraan twee ruime trappartijen die beide dag-
gekozen voor een plek die nu al waarde heeft en
licht krijgen. In het begin krijgt iedere vleugel één lift,
waarvan verwacht wordt dat die waarde in de
maar voor de toekomst zijn twee reserve liftschachten
toekomst nog verder gaat stijgen. In het stedenbouw-
voorzien.
kundig ontwerp – hier stond ooit het verguisde Swammerdam-instituut – proberen we het oorspronkelijke stratenpatroon weer te herstellen. Dat geeft al een gevoel van herkenning.
Met andere ogen
5
4 3
2
1
1. Energy supplier installation 2. Base build power/heating/cooling installation 3. Power/heating/cooling distribution to individual units 4. Vertical shafts for sewage and cool water supply 5. Vertical shafts with excess space for future services
Illustratie van de extra investeringen in techniek en installaties, die een flexibele indeling van de Solid mogelijk maken.
In de doorsnede zien we grote verdiepingshoogten. Hier is gekozen voor 4,0 meter op de begane grond
De meterkast wordt vervolgens tegen de schacht aan
en 3,0 meter op de verdiepingen. Liever had ik 5,0
geplaatst en niet – zoals in het verleden – bij de
meter en 3,5 meter gezien, maar dat stond het plaat-
ingang van de ruimtes. Dat is mogelijk omdat wij de
selijke bestemmingsplan niet toe. Op de tekening van
energie centraal inkopen en vervolgens zelf binnen
een typische verdiepingsvloer vallen de grote over-
het gebouw distribueren. We nemen zelf de meter op.
spanningen op, alsmede een gering aantal steunpunten. Hierdoor ontstaat een grote indelingsvrijheid.
Het is de klant die bepaalt hoeveel vloeroppervlak hij
Voor de aanvoer van elektriciteit, gas en water zijn in
in Furore wil huren. Het minimum oppervlak is 90 m 2.
elke vleugel vijf schachtruimten voorzien. Deze bevat-
Om die reden is gekozen voor een galerijontsluiting
ten tevens de riolen. Er is ook reserve schachtruimte
op de verdiepingen. Elke vleugel biedt 24 verschillen-
gepland. De locaties daarvan zijn zo gekozen dat bij
de mogelijkheden om een voordeur te plaatsen.
elke willekeurige vloerindeling er altijd een schacht bereikbaar is binnen het gehuurde oppervlak.
09 Het Solids-concept
101
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/COMMERCIAL/LIVE-WORK GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/CRECHE/STUDIO GBO 206m2 (BVO 225m2)
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/CRECHE/STUDIO GBO 206m2 (BVO 225m2)
APARTMENT GBO 106m2 (BVO 116m2)
APARTMENT GBO 106m2 (BVO 116m2)
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
102
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/COMMERCIAL/LIVE-WORK GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/COMMERCIAL/LIVE-WORK GBO 119m2 (BVO 139m2)
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
APARTMENT GBO 114m2 (BVO 125m2)
OFFICE/CRECHE/STUDIO GBO 206m2 (BVO 225m2)
OFFICE/CRECHE/STUDIO GBO 206m2 (BVO 225m2)
APARTMENT GBO 88m2 (BVO 101m2)
APARTMENT GBO 88m2 (BVO 101m2)
APARTMENT GBO 106m2 (BVO 116m2)
OFFICE/COMMERCIAL GBO 228m2 (BVO 255m2)
APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
OFFICE/COMMERCIAL GBO 228m2 (BVO 255m2)
APARTMENT GBO 106m2 (BVO 116m2) APARTMENT GBO 119m2 (BVO 139m2)
Deze plattegronden van de Solid in het Furore-project laten zien
De investeerder plaatst drie scheidingswanden en twee meterkasten.
hoe de ‘verkaveling’ van een verdiepingsvloer zou kunnen verlopen.
Midden rechts: opnieuw twee nieuwe klanten. Een nieuwe scheidings-
Op de tekening rechtsboven zien we dat de eerste klant besloten
wand, twee meterkasten. Links onder: weer een stadium verder.
heeft 90 m 2 te huren, ten behoeve van woonruimte. De investeerder
Een klant voor een groot appartement van 228 m 2 heeft een besluit
plaatst een scheidingswand en een meterkast tegen de schacht.
genomen. Rechtsonder: een mogelijke eindsituatie na de eerste
Vervolgens zijn er (midden links) twee klanten bijgekomen: een eerste
verhuur, waarbij er een huurder voor een kleinere kantoorruimte is
voor een woonruimte van 106 m en een tweede voor een werkruimte
bijgekomen.
2
annex studio van 206 m 2. Deze laatste is zo gesitueerd dat in de hoek tenminste 90 m 2 over is voor een toekomstige nieuwe klant.
Met andere ogen
Impressie van de Solids op IJburg, ontworpen door Baumschlager & Eberle Architekten.
De verschillende tekeningen maken duidelijk hoe de
Dit zijn in principe stuk voor stuk beleggingsobjecten
‘verkaveling’ van zo’n verdiepingsvloer zou kunnen
voor Het Oosten. Het moet echter ook mogelijk zijn
2
verlopen. De eerste klant besluit 90 m te huren ten
één of meerdere kavels uit te geven waarop derden
behoeve van woonruimte en Het Oosten plaatst een
een Solid bouwen, binnen de voor Solids geldende
scheidingswand en een meterkast tegen de schacht.
kaders die Het Oosten zal aangeven. Binnen het stel-
Vervolgens komen er twee klanten bij voor de vloer;
sel kan iedere Solid een eigen identiteit hebben, maar
een voor een appartement en een voor een kantoor
iedere Solid moet ook bijdragen aan de uitstraling van
annex studio. Opnieuw worden scheidingswanden en
het geheel.
meterkasten geplaatst. Zo gaat dit proces door, tot de verdieping geheel is gevuld.
Op het hogere schaalniveau van het blok moet het concept ook de kwaliteiten accommodatievermogen
Op IJburg zijn we op dit moment met vergelijkbare
en dierbaarheid hebben. Accommodatievermogen op
gebouwconcepten bezig. Op Haveneiland-West heeft
dit schaalniveau wordt bereikt door gebouwen naast
Het Oosten het ontwikkelrecht verworven van een
elkaar te zetten, die desgewenst op termijn individu-
2
locatie waarop tot 40.000 m Solids gerealiseerd kun-
eel kunnen worden vervangen zonder het geheel te
nen worden. Iedere Solid beslaat een oppervlak van
schaden.
2.000 tot 5.000 m 2. Op de locatie zal dus een stelsel van zo’n tien individuele Solids gerealiseerd worden.
09 Het Solids-concept
Commercial Hall
104
Common Office Flats 90 m 2 Flats > 90 m 2
Mogelijke vloerindelingen van de Solids op IJburg, met wisselende vloermaten van 360 m 2 (boven) en 480 m 2 (onder). CommerciĂŤle functies, woningen, bedrijfsruimtes: ze kunnen elk een plek krijgen rond de centrale kernen. De entrees zijn ook hier van een royale kwaliteit.
Impressie van één van de binnengebieden op IJburg. De arcades – een oplossing die we kennen uit steden als Turijn – zorgen voor extra verblijfskwaliteit en een
Accommodatievermogen op dit schaalniveau wordt
subtiele overgang tussen openbaar en privé.
ook bereikt als gebruikers niet alleen de mogelijkheid krijgen hun gebruiksvloeroppervlak te verkleinen door
Twee conclusies over de Solids springen eruit,
hun huur – gedeeltelijk – op te zeggen, maar ook uit
wanneer ik deze projecten overzie. Geredeneerd
te breiden door – gedeelten van – naastgelegen
vanuit de betekenis voor de investeerder: een
Solids aan hun ruimte toe te voegen. Een overdekte
Solid is een diepte-investering, die in waarde
horizontale verbinding via het openbaar gebied op
groeit. De tweede conclusie is misschien nog
begane grondniveau is daarom gewenst. Dit zou
wel belangrijker, aangezien die betrekking heeft
kunnen in de vorm van een arcade. Dierbaarheid
op de betekenis van de Solid voor de gebruiker
op dit schaalniveau wordt bereikt door onderlinge
en voor de stad. Ik denk zelfs dat de eerste con-
harmonie in de architectonische middelen die
clusie niet getrokken kan worden, als deze
worden aangewend.
tweede conclusie niet zou gelden: een Solid is een stadspaleis waarin elke gebruiker altijd kan
Blok 1 wordt nu ontwikkeld met de Oostenrijkse
doen wat hij wil, zolang deze alle andere
architect Dietmar Eberle. Dit blok combineert een
gebruikers – het collectief – niet hindert.
klassieke uitstraling met een arcade die de verschillende gebouwdelen verbindt en een uiterst flexibel indeelbaar casco.
09 Het Solids-concept
106
Met andere ogen
10
De marketing van Solids
107
108
Met andere ogen
Het einde van marktonderzoek Solids moeten op een andere manier in de markt gezet worden dan gewone gebouwen. In de huidige praktijk is het gebruikelijk om te kijken naar de afzetbaarheid op korte termijn. Dat lijkt logisch: van leegstand wordt niemand wijzer, dus dienen woningen, bedrijfsruimten, kantoren, en wat er verder gebouwd wordt precies te voldoen aan de behoefte. Om die behoefte te kennen bestaat er marktonderzoek. Dat leert ons precies welke groepen op zoek zijn naar welke woningen, met welke kenmerken, en voor welke prijs. Bij het commerciële vastgoed leidt dit tot de bekende varkenscyclus: er is behoefte aan kantoorruimte, en dus wordt er kantoorruimte gebouwd. De markt vraagt er toch om? In de woningsector leidt dit denken tot woningen waar nu vraag naar is en die de mensen nu kunnen betalen. Een stewardessenwoning is daarom klein en goedkoop, en staat in Hoofddorp, vlakbij Schiphol. Om meer greep te krijgen op de vraagzijde van de woningmarkt worden mensen ingedeeld in leefstijlen. Dat lijkt al een stuk beter dan de categorieën die vroeger werden gehanteerd: gezinnen in bepaalde inkomensklassen, ouderen, starters, alleenstaanden.... Maar in wezen komt het op hetzelfde neer: als wij weten wie u bent, weten we ook wat goed voor u is. Wanneer we het over Solids hebben gaat het niet om de marktvraag van nu, maar om die van de komende 200 jaar. En die kennen we niet. Denk maar aan vijftig jaar terug: toen hadden we ook geen idee hoe de mensen nu willen wonen. Maar van dat nadeel maken we ons voordeel. Het betekent dus niet dat we geen rekening moeten houden met wat de mensen willen, maar dat we er op een heel andere manier naar moeten kijken. We moeten interesse tonen voor wat mensen mooi vinden, wat de betekenis voor hen is van de plek waar ze wonen, waar ze zich aan hechten. We moeten nagaan wat mensen nodig hebben om zich te ontplooien. Ruimte, dat zeker. En wat nog meer? Een benadering die zich niet beperkt tot de koopkrachtige vraag van nu betekent niet dat we de wensen van mensen niet respecteren. Integendeel; die nieuwe manier van tegen mensen aankijken doet veel meer recht aan de verscheidenheid en veranderlijkheid van mensen en wensen dan het traditionele marktonderzoek. De gangbare marketing van gebouwen is er een die voor het grootste deel via media van papier en beeld plaatsvindt. Lang voor het gebouw wordt opgeleverd is er nagedacht over doelgroepen, kernwaarden en marketingconcepten. Glimmende brochures doen belangrijk werk. Daarmee worden potentiële klanten ervan overtuigd dat wat de ontwikkelaar bedacht heeft juist voor hem of haar zeer geschikt is, en hopelijk wordt op die manier de norm van 70% voorverkoop gehaald.
10 De marketing van Solids
109
Kom maar voelen De marketing van Solids zal ook brochures kunnen gebruiken, maar zal het toch vooral moeten hebben van zien, voelen en ervaren van concrete Solids. Het is het gebouw zelf dat klanten ervan moet overtuigen dat die daar iets kunnen realiseren wat precies overeenkomt met de eigen wensen. We bouwen dus eerst, en daarna brengen we het op de markt. Dat eerst bouwen vinden we erg belangrijk bij Het Oosten. Het maakt een einde aan een van de systeemfouten in onze bouwsector, namelijk het verkopen vanaf tekening. Laten we ons eens verplaatsen in de klant, in dit geval een potentiële koper. Deze heeft twee aanbiedingen gekregen: een nieuwbouwwoning in de voorverkoop en een bestaande woning. Uit de tekening van de nieuwe woning is niet goed op te maken wat het voor woning is. Bovendien moet er nog twee jaar gewacht worden voor de woning klaar is. Daar tegenover het aanbod van een stenen woning die hij kan aanraken en die direct beschikbaar is. Die keus is snel gemaakt! Geen dubbele woonlasten in de bouwperiode, geen unheimisch gevoel in die bouwput, je steekt je handen uit en je voelt wat je koopt. Juist dat laatste spreekt mij enorm aan. Laten we zorgen dat mensen kunnen zien en betasten wat ze kopen. In één oogopslag 110
zien hoe het is. ‘What you see is what you get’. Mijn ervaring is dat het werkt. Hoe gaan wij te werk bij de marketing van de Solids? Stel je voor: je wordt gebeld door iemand die ruimte zoekt, passend bij zijn eigen specifieke ideeën. (Hoeveel mensen zijn er overigens niet met eigen specifieke ideeën? Heel veel, lijkt ons.) Je nodigt die klant uit. Hij komt naar je toe en je stapt samen in de auto. Je rijdt naar IJburg, de Piet Heintunnel door en de Enneüs Heeremabrug over. ‘Wat een prachtlocatie’, zegt jouw klant. ‘Kijk daar staan de Solids’, zeg je over de brug rijdend en naar links wijzend. ‘Wat een mooie gebouwen’, zegt de klant. Want de Solids zijn al gebouwd, en staan klaar voor de klant. ‘Wat een mooie gevels, wat een uitnodigende entrees. En elk gebouw heeft zijn eigen identiteit, iedereen kan zo zien waar ik zit.’ Je maakt de deur open en gaat de entreehal in. Deze is ruim bemeten en heel goed afgewerkt. Jouw klant wordt nog enthousiaster. Je stapt samen de lift in en gaat naar de verdieping die vrij is. Je stapt de lift uit, maakt de deur open, en zegt: ‘Kijk, en hier kunt u doen wat u wilt’. Die klant is verkocht.
Met andere ogen
Wat die klant te zien krijgt, is namelijk een hoge grote ruimte, waarin veel licht valt, zonder obstakels voor welke indeling dan ook, alle aansluitpunten aanwezig in de meterkast. De grote vrije hoogte in de Solid maakt het niet alleen mogelijk daarin allerlei functies te huisvesten (hij kan naar believen ook verlaagd worden). Deze dient ook het binnenklimaat. In een hoge ruimte is dit constanter en het kan met low?tech maatregelen worden beïnvloed. Als de klant een beginnend ondernemer of bewoner is, dan kan hij zijn indeling en inrichting eenvoudig en goedkoop houden. Een gesettelde ondernemer of bewoner kan dat veel geacheveerder doen. Hij kan ervoor kiezen eigenaar te worden van de inbouw, maar hij kan de corporatie ook verzoeken de inbouw te financieren zodat de klant daarvan huurder wordt. In beide gevallen betaalt hij een basishuur voor het casco. De additionele huisvestingskosten bepaalt hij zelf. Een compleet andere toewijzing Die keuzevrijheid van de klant is niet alleen beschikbaar direct na oplevering van de Solid. Die blijft voortdurend aanwezig voor iedere volgende klant. Per verdieping kan de functie wisselen en veranderen. Dat maakt de Solids juist zo interessant, bijvoorbeeld in een nieuw gebied als Haveneiland-West. Want het doel is daar bedrijven te huisvesten op 50% van het oppervlak. De vraag is alleen of dat in de aanvang wel zal lukken. Zijn er – zo lang Haveneiland-West nog niet gereed en in gebruik is – voldoende bedrijven te vinden die zich daar willen vestigen? Marktdeskundigen denken van niet. De Solids met groot accommodatievermogen en het bestemmingsveranderingsplan (zie hoofdstuk 12) komen nu goed van pas. Want wonen is wel vanaf het begin populair op Haveneiland. We kunnen dus beginnen met wonen in de Solids. En terwijl Haveneiland in transitie is, kunnen we het wonen langzaam maar zeker inwisselen voor bedrijvigheid. Deze transformatiemogelijkheid is ingebouwd. De Solids zijn ook gebouwd zonder verder marktonderzoek. Want de Solid voldoet te allen tijde aan de specifieke behoefte uit de markt. Voorverkoop of voorverhuur is natuurlijk plezierig, maar hoeft niet en is zeker geen voorwaarde om te kunnen bouwen. Hèt middel om kwantitatief te sturen, is het bouwen per kavel. Solids vergen nog iets anders: een compleet transparante woningtoewijzing. Gebruikelijk is dat woningen, bedrijfsruimten, winkels en kantoren allemaal via verschillende circuits op de markt gebracht worden. Zij worden behandeld als gescheiden markten, die ieder zo hun eigen regels kennen. Voor de woningmarkt geldt bovendien dat er deelmarkten zijn voor verschillende inkomensgroepen. Dat is niet alleen een kwestie van markt, maar ook van regels: bepaalde woningen zijn bestemd voor bepaalde inkomensgroepen. We zijn dan ook gewend dat je aan de buitenkant van een gebouw kunt zien of er arme of rijke mensen wonen.
10 De marketing van Solids
111
112
Met andere ogen
Bij Solids is dat allemaal heel anders. Bij Solids bepalen de klanten niet alleen de bestemming en het gebruik van de binnenkant, maar ze bepalen ook de prijs. Door middel van een internetveiling wordt iedere belangstellende in staat gesteld om mee te bieden om een stukje van het gebouw te verwerven. Daarmee komt ieder stukje van het gebouw terecht bij diegenen die er hun specifieke gebruikswensen het best kunnen realiseren. Men kan zien welke m 2-prijs anderen voor welk deel van het gebouw hebben geboden. De aspirantkoper geeft aan op welke locatie hij wil zitten en biedt een prijs. De verhuurder kan natuurlijk kaders stellen, bijvoorbeeld de verhouding woongebruikbedrijfsgebruik. Ook kan hij verboden gebruik (bordelen, coffeeshops) en strijdig gebruik definiëren. Veilen is het meest transparante, open en eerlijke systeem om de markt van gebruikers zelf de prijs van een m 2 Solid te laten bepalen. Maar in zo’n markt kan niet ieder individu op dezelfde manier meekomen. Voor die mensen bestaan er woningcorporaties. Dat is hun bestaansrecht. Daarom krijgen mensen met lage inkomens op deze veiling een inkomensafhankelijke korting. Daarmee zijn zij in staat om mee te bieden: even democratisch en transparant als alle anderen. Wij noemen dit de ‘persoonsgebonden korting’. Corporaties waren tot nu toe gewend huurwoningen generiek goedkoop te maken voor de anonieme doelgroep. Het bedrijfseconomisch gevolg daarvan is het beroemde ‘onrendabel op sociale huur’. In het geval van Solids vervangen wij een generiek onrendabel (waarvan dus ook mensen kunnen profiteren die het niet nodig hebben) door een specifiek onrendabel. Net als in een sportwedstrijd kunnen zo handicaps worden toegekend. In een Solid is uw gulden een daalder waard. Nu kan een kleine beurs opbieden tegen een grote beurs. Zo werken we via de Solids aan maatschappelijke emancipatie. De persoonsgebonden korting kan overigens aan natuurlijke personen worden toegekend, maar ook aan rechtspersonen. Denk daarbij aan zorginstellingen, onderwijsorganisaties en anderen. Met de criteria voor de toekenning van een persoonsgebonden korting zijn wij momenteel nog bezig. We zullen daarbij aansluiting zoeken bij gebruikelijke normeringen en overleg voeren met de rijksoverheid.
10 De marketing van Solids
113
Met andere ogen
Pieter Boer
114
11
115
Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
116
De eerste voorstellen voor de inrichting van het plan Masterdam-West, op de hoek van de Jan Evertsenstraat, de Admiraal Helfrichstraat en de A10. De school – in dit geval ROC ASA – komt terug naar de stad. De Solids van Het Oosten worden ook hier ingezet als accommodatieprincipe.
Organisaties zoeken flexibel vastgoed
ROC ASA wil onderwijs integreren met werken en
Wie zit er op de Solids in Amsterdam te wachten?
wonen; het solids-concept leent zich daar bij uitstek
Ik denk heel veel mensen. De ontwikkeling van het
voor. ROC ASA heeft een interessant leidmotief: ‘van
Solids-concept blijkt nu al te voorzien in de behoefte
bolwerk naar netwerk’. Dat geeft aan dat zij hun ver-
van verschillende maatschappelijke organisaties om
bondenheid met de stad op een nieuwe leest willen
op een andere manier met hun vastgoed om te gaan.
schoeien. De school wordt niet gezien als een plaats-
In Amsterdam is op dat terrein veel in beweging.
vervangende samenleving waarin zorg-, vorming- en
Op verschillende plekken wordt gewerkt aan projec-
onderwijsfuncties naar binnen zijn gezogen. In plaats
ten die grenzen overschrijden. Het Oosten probeert
daarvan strekt de school zich uit over de grenzen van
daar ook haar bijdrage aan te leveren. Ik wil daarom
het gebouw en omgekeerd vinden instellingen en
nog een laatste Solids-ontwikkeling beschrijven: het
bedrijven hun plek binnen het schoolgebouw.
plan voor Masterdam-West. Dit is een project waar
De school moet weer terug worden gebracht naar
Het Oosten samenwerkt met onderwijsinstelling
de wijk en de buurt.
ROC ASA, een school voor middelbaar voortgezet beroepsonderwijs.
Met andere ogen
Het leven aan de rand van de stad. In gesloten gebouwen brengen mensen hier een groot deel van hun werkende leven door. De omgeving nodigt niet uit om kantoor, onderwijsgebouw of ziekenhuis tussentijds te verlaten.
De noodzaak van een andere visie op onderwijs is
patie. Het solids-principe ondersteunt deze participa-
uitermate actueel. Vorig jaar hadden in totaal 112.000
tie, doordat in een en hetzelfde gebouw schoolruim-
jongeren tot 24 jaar geen werk. Vier jaar geleden
tes zich naast leeromgevingen – de kapper, het
bedroeg dat aantal nog 65.000. Volgens het CBS zit
restaurant – kunnen bevinden. Solids werken inte-
inmiddels 12% van de jongeren zonder werk. 70%
grerend en emanciperend. Er is in dit verband naar
van de jongeren in Amsterdam volgt het VMBO, het
mijn idee maar één weg, ook voor zo’n beladen thema
merendeel is allochtoon. Een op de drie jongeren ver-
als dat van de allochtonen in de stad, en dat is de
laat de schoolbanken zonder diploma; dit verergert
weg van de toenadering. En dat kan alleen door
het probleem alleen nog maar. 70% van de jongeren
elkaar te leren kennen. Door dingen samen te doen.
volgt het VMBO; het merendeel is allochtoon.
Dan moet je ook omgevingen creëren waarin dat voor de hand ligt.
Want wat is een school, wat is onderwijs? Is dat een groot gebouw aan de rand van de stad, waar om negen uur 1.500 jonge mensen naar binnen gaan en om vijf uur weer naar buiten komen? Of leren jongeren pas echt goed koken in een echt restaurant voor echte klanten, boekhouden in een echt administratiekantoor en kinderverzorging in een kinderopvang? Dan gaat het pas echt over maatschappelijke partici-
11 Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
117
118
We mogen ons dan verbonden voelen met de wereld; onze ouderen en zieken bergen we op in grote, anonieme gebouwen, ver weg van de stad. Nieuwe concepten als het levensloopbestendig wonen moeten een einde maken aan deze uitwassen van de ‘maakbare samenleving’.
Aan de rand van de stad
In de zorg spelen vergelijkbare vraagstukken.
Op een vergelijkbare manier kun je je afvragen wat
Hoe genees je psychiatrische patiënten? Doe je dat
een kantoor of een werkgebouw in algemene zin is.
in een gekkenhuis in de duinen, met een groot hek
Is dat een gebouw zoals het ABN Amro hoofdkantoor
eromheen? Wij buiten het hek, de gekken erbinnen.
aan de Zuidas, omgeven door een slotgracht en als
Of doe je dat midden in de stad, in combinatie met
een Fremdkörper gelegen in de stad, waar de lease-
hoogwaardige zorgvoorzieningen in de directe nabij-
auto’s ’s ochtends zacht brommend naar binnen
heid? In toenemende mate komen groepen Amster-
schuiven en ’s avonds de stad weer verlaten? Of is
dammers terug naar de stad, die voorheen buiten de
dat een gebouw zoals de Solid op IJburg, waar aller-
stad waren gehuisvest, al dan niet in afgesloten com-
lei soorten werken en wonen zich dwars door elkaar
plexen. Psychiatrische patiënten bijvoorbeeld, die
heen bewegen, in een gebouw dat deel uitmaakt van
weer zelfstandig kunnen wonen – al dan niet in
zijn omgeving.
beschermde vorm – en weer deel kunnen gaan uitmaken van buurten en wijken en het stadsleven, daarbij geholpen door de medewerkers van de zorginstellingen.
Met andere ogen
Om in Amsterdam verpleegd te worden, moeten mensen soms ver reizen. Wonen in Amsterdam Noord en een bezoek brengen aan het AMC in Zuidoost: je bent even onderweg naar deze medische stad-buiten-de-stad.
Het Oosten wil helpen deze bewoners onder dak te
Een andere groep: onze ouders en grootouders.
brengen. De eerste projecten waarbij zorg en wonen
Wat bieden wij onze ouderen voor laatste levensjaren
met elkaar worden verbonden zien inmiddels het licht.
aan? Een bejaardenhuis als gesloten systeem – Huize
Zo werken we samen met Mentrum, de Amsterdamse
Avondrood-maar-nog-niet-dood? Waar je alleen nog
organisatie voor geestelijke gezondheidszorg, aan het
een bed hebt en een nachtkastje en in een menglucht
eerder genoemde project Furore aan de Constantijn
van gaarkeuken en urine wacht op het onafwendbare
Huygensstraat. Hier worden woningen in diverse prijs-
einde? Of maken we zelfstandige woningen midden in
klassen en een nieuwe kliniek voor Mentrum
de maatschappij, met zorg-op-afroep en een veelheid
gebouwd, midden in de stad. Met IJlanden, de organi-
aan voorzieningen in de directe woonomgeving?
satie die zorg en ondersteuning biedt aan mensen
Op dat punt spreekt de filosofie van Humanitas in
met een verstandelijke handicap, staan vergelijkbare projecten op stapel. Zo wordt in Amsterdam Zuidoost het project Parkhof gebouwd, een Solid avant la lettre, waar bewoners met een handicap gaan wonen en waar op de begane grond dagopvang voor moeilijk opvoedbare jongeren wordt gerealiseerd. Dit project kan later weer worden getransformeerd in ‘gewone’ woningen.
11 Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
119
120
Wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam zijn veelal in de binnenstad gehuisvest, maar sommigen moeten hun werkdag doorbrengen in science centres i n de Watergraafsmeer. Ze worden er niet afgeleid door broodjeszaken, goede boekhandels en andere geneugten.
Rotterdam erg aan. De zelfwerkzaamheid en zelf-
Scheidingen doorbreken
redzaamheid van bewoners, ‘use it or lose it’, is het
In mijn visie moeten we ervoor zorgen dat de werel-
dragend principe van deze organisatie, evenals de
den van het vastgoed en die van andere sectoren
ja-cultuur (alles moet kunnen en mogen). Witte jassen
elkaar ontmoeten. Het Oosten werkt daarom steeds
zijn hier uit den boze en bewoners wonen zo lang
vaker samen met organisaties in deze sectoren en zet
mogelijk zelfstandig in een levensloopbestendige
daar met name het Solids-concept voor in. Twee
woning.
werelden komen hier samen: de wereld van de zorgen onderwijsinstellingen, die hun cliënten en leerlin-
Nog een andere sector: wat is ‘wetenschappelijk
gen zo goed mogelijk begeleiden, en de wereld van
onderzoek’? Een geïsoleerde activiteit, ver weg van
Het Oosten, dat werkt aan huisvesting voor de inwo-
de dagelijkse werkelijkheid? In een science park, dat
ners van Amsterdam. Het solids-concept leent zich
niet van een bedrijventerrein is te onderscheiden?
uitstekend voor deze opgaven. Scholen, zorginstellin-
Of een inspirerende activiteit in een dito leefomge-
gen en andere partijen worden binnen het traditionele
ving, waar je tussen de middag nog even de stad inloopt om een krant te kopen? En waar je de meest intrigerende gesprekken voert met uitnemende collega’s aan de leestafel van de kroeg?
Met andere ogen
Het INIT-gebouw op het Oostenburgereiland. Aan de binnenkant een gebouw met twee maaivelden en misschien daarom interessant als voorbeeld van ‘intensief ruimtegebruik’. Maar aan de buitenzijde weinig meer dan de gesloten dozen die we van veel bedrijventerreinen kennen.
systeem van de sectorale samenleving geconfron-
Ook deze instellingen hebben behoefte aan gebou-
teerd met gebouwen die na korte tijd niet meer aan-
wen die kunnen groeien of krimpen en van functie
sluiten op de steeds veranderende inzichten of kwan-
veranderen naar gelang de omstandigheden.
titatieve vragen. Ik hoor over gebouwen die dertien
Flexibiliteit betekent dat wanneer een school nodig is,
jaar na de oplevering al verouderd zijn, omdat ze
de eerste woning in een Solid die vrijkomt de school
geconcipieerd zijn op basis van een programma van
wordt. Andersom, wanneer er minder schoollokalen
eisen van zeven jaar eerder en vervolgens met krimp-
nodig zijn, wordt de schoolruimte die leeg komt weer
40
folie eromheen zijn gebouwd .
40 Bij grote ziekenhuizen is het nog erger; deze zijn al verouderd op de dag van de oplevering. De voorzitter van de Raad van Bestuur van het Groningse Martini-ziekenhuis, Jack Thiadens, gaf dat aan in Building Business (september 2004): ‘Soms vindt voor de feestelijke opening al de eerste verbouwing plaats. Onze huidige gebouwen vormen daar geen uitzondering op. De gebouwen op beide locaties zijn verouderd en zouden zwaar gerenoveerd moeten worden om weer te kunnen voldoen aan de eisen van deze tijd; een te dure oplossing, met naar verwachting onvoldoende toekomstwaarde.’ 11 Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
omgezet in woonruimte.
121
122
Impressies van de Westermoskee (ontwerp Breitman-Breitman), met daaromheen woningen en andere functies, die Het Oosten gaat realiseren in stadsdeel De Baarsjes. Een voorbeeld van integratie.
Op deze manier werken we aan ruimtelijke integratie
De protesten van de Amsterdamse kraakbeweging en
èn maatschappelijke participatie. Integratie betekent
de protesten van de allochtone bewoners van de
naar mijn idee het doorbreken van scheidingen.
Parijse voorsteden heb ik als startpunt gebruikt van
Dat gaat veel verder dan de integratie van bevolkings-
mijn gedachtegang in dit boek. Naar mijn mening zijn
groepen, het gaat om de integratie van allerlei functies
deze protesten ingegeven door een diepe onvrede
in de maatschappij: zorg, werken, onderwijs en
met onnatuurlijke scheidslijnen, met scheiding in sec-
wonen. Ouderen willen niet meer in bejaardenhuizen
toren, met een wereld waarin mensen in hokjes wor-
wonen, ‘gekken’ laten zich niet meer achter hekken in
den gestopt, met uitsluiting. Je kunt deze protesten
de bossen opsluiten en studenten voelen zich lekker-
dus ook opvatten als een roep om herstel van verbin-
der in de stad dan in Uilenstede. Deze en andere bur-
dingen en van respect voor de eigenheid van ieder
gers zijn bovendien machtiger, hoger opgeleid en
afzonderlijk mens.
mondiger dan vroeger. Het betekent dat concepten waar we jarenlang geen vraagtekens bij hebben
Uit de hevigheid van die protesten blijkt het gewicht
geplaatst, nu indringend tegen het licht moeten wor-
wat daaraan toegekend moet worden. Het is een pro-
den gehouden. Stel je een stadswijk voor bestaande
bleem dat diep geworteld is in onze samenleving, in
uit Solids: allemaal dierbaar van buiten, geen armoe
onze maatschappijordening, in onze stereotype – ook
van buiten meer, van binnen arm en rijk door elkaar,
politieke – denkbeelden. Maar dat probleem moeten
wonen en werken en onderwijs en recreatie. Zo’n stad
we wel oplossen voordat het escaleert.
leeft en is mooi.
Met andere ogen
123
Daarom vind ik het zo belangrijk dat we op zoek
Daarvoor kunnen mijns inziens Solids dienen.
gaan naar nieuwe concepten voor gebouwen,
Uit een oogpunt van maatschappelijke participa-
gebieden en steden waarin die onnatuurlijke
tie en emancipatie vind ik het daarom belangrijk
scheidslijnen, scheiding van sectoren, hokjes
om het Solids-concept verder te ontwikkelen.
voor mensen niet zijn ingebouwd. Mijn ideaal is gebouwen, gebieden en steden waarin op een fijnkorrelige schaal menging van functies zijn weg vindt, waarin arm en rijk fijnmazig door elkaar gehuisvest zijn, waarin voor iedereen een plaats is temidden van anderen zonder stigmatisering, waarin iedereen kan participeren.
11 Maatschappelijke participatie en ruimtelijke integratie
124
Polderweg
Met andere ogen
12
125
Tussen droom en daad
De omkering in de bouw
Dus: hoe kunnen de Solids, stadspaleizen met een
De eerste Solids worden binnenkort gebouwd.
dynamische functie, mogelijk gemaakt worden?
Daarmee is nog niet gezegd dat het concept dan ook
De gehele ontwikkelings- en bouwkolom moet van dit
helemaal uitontwikkeld zal zijn. Ongetwijfeld zullen we
gedachtegoed ‘doordesemd’ raken. Het betekent
nog kinderziekten tegenkomen. En om onze idealen te
namelijk een radicale breuk met de planningstraditie
verwezenlijken hebben we ook de medewerking nodig
van de afgelopen vijftig jaar. Wie een stad als
van vrijwel alle partners in de bouwkolom. In werkwij-
Amsterdam goed bekijkt, moet constateren dat dit al
ze, in regelgeving, in ontwerp en uitvoering moet ten
350 jaar lang een woonwerkstad is.
opzichte van wat gebruikelijk is nogal wat worden
Functieverandering is daarmee de maat der dingen,
aangepast.
de constante. Fabrieken worden kantoren, kantoren worden woningen, scholen worden ateliers. Verandering van functie is normaal, de stad leeft en heeft een stofwisseling. In de tijd gelijkblijvende functies zijn abnormaal en zullen steeds minder voorkomen. Functiebevriezing is ongewoon. Laten we daarom afstappen van die interpretatie van functionalisme waarbij de vorm als een soort krimpfolie om de functie moet passen. Laten we ook niet proberen een vorm te bedenken die heel precies op welke functie dan ook past, want er is geen enkele opvolgende functie die we van te voren echt kunnen voorzien. De doorbraak van deze manier van denken kan alleen plaatsvinden bij een radicale omkering van waardesystemen in de bouw.
De fotografie in dit hoofdstuk toont locaties, waar Solids mogelijk ontwikkeld kunnen worden 126
in de toekomst.
Oostelijke Handelskade
Met andere ogen
Een andere manier van plannen – functievrij – heeft
Wat we dus nodig hebben zijn bestemmingsverande-
allereerst juridische consequenties.
ringsplannen. Hierin zou de procedure moeten wor-
Bestemmingsplannen bevatten altijd voorschriften ten
den beschreven waarlangs veranderingsprocessen
aanzien van de functies van een gebouw. Ook al zijn
kunnen plaatsvinden. De bevoegdheden voor die ver-
in het betreffende bestemmingsplan extra vrijheden
anderingen moeten worden verlegd naar de gebruiker.
en vrijstellingsmogelijkheden voorzien voor het
De gebruiker bepaalt de bestemming. In die filosofie
gebouw, meestal worden toch allerlei functies uitge-
wordt de bestemming achteraf vastgesteld nadat de
sloten. Bestemmingsplannen bestaan bij de gratie van
gebruiker bekend is, en het gebruik goedgekeurd.
verbieden, beheersen, inperken, vastleggen. Daarom
Dit noemen wij ‘persoonsgebonden gebruik’. Het
betekenen ze ook: stagnatie. Bestemmingsplannen
gebruik wordt getoetst door de verhuurder van het
gaan altijd uit van een zo precies mogelijke definië-
casco en door de gemeentelijke overheid op hinder
ring van toekomstig gebruik, dus als uitgangspunt
voor andere gebruikers. Maar dat is het dan ook;
wordt exclusiviteit aangehouden. Voor veranderings-
zaken als economische concurrentie vormen geen cri-
toelaatbaarheid moet je juist rekening houden met
terium. Er liggen aan de Solids geen brancherings-
inclusiviteit. ‘Dit kan allemaal’ in plaats van ‘meer dan
plannen of andere uitwassen van distributieplanolo-
dat mag niet’.
gisch onderzoek ten grondslag.
127
Houthavens
12 Tussen droom en daad
Een andere organisatie van het bouwproces
Naast een markt voor cascobouwers ontstaat er een
De bouw van Solids vraagt verder om een ander
markt voor een inbouw-industrie. De bestaande doe-
bouwproces, waarin een striktere scheiding wordt
het-zelfmarkt kan daardoor een enorme impuls krijgen
aangebracht tussen de ruwbouw en afbouw.
(met ‘Made in Holland’ als trotse afzender). De princi-
Een strikte scheiding tussen drager en inbouw brengt
pes van industrieel, flexibel en demontabel bouwen
andere technieken met zich mee. Het casco van
zijn bij uitstek geschikt voor de inbouw. De relatie die
Solids is een heel ander casco dan we gewend zijn:
de doe-het-zelfsector met de klant aangaat kan ook
het heeft eeuwigheidswaarde en straalt dierbaarheid
sterk veranderen. Hier kan dus nog veel research en
uit. De manier waarop het casco vervaardigd wordt
development op plaatsvinden, zowel op het gebied
verandert dus ook. Er gaan zich misschien wel bou-
van productontwikkeling als op dat van klantrelaties
wers specialiseren op casco’s. Het loont wellicht
en marketing. Afbouwers zouden niet langer moeten
de moeite om bepaalde elementen in serie te
reageren op tekeningen, maar anticiperen op
vervaardigen.
gebruiksmogelijkheden. Deze partijen zijn nu nog vaak bang om de aannemer van het casco tegen zich in het harnas te jagen door zichzelf te nadrukkelijk naar voren te schuiven. Maar in het Solids-concept ligt het voor de hand dat leveranciers van afbouwproducten rechtstreeks leveren aan gebruikers. Er zou een nieuwe markt kunnen ontstaan van afbouw en inrichtingscomponenten. Mijns inziens zou dat een doorbraak betekenen in de bouwkolom.
128
Postjesweg
Met andere ogen
In de wereld van het ontwerp zullen architecten op
Bij Solids redeneren we andersom: van buiten naar
een andere manier moeten gaan denken. Standaard is
binnen. We starten niet met een plattegrond, een pro-
hun werkwijze als volgt: het ontwerp begint bij de
gramma of woningtypologieĂŤn. Dat is voor menigeen
plattegrond. We weten immers hoeveel ruimte men-
wat ongemakkelijk, want nu hebben we geen houvast.
sen nodig hebben, hoe ze die ruimte gebruiken, en
Maar een dergelijke omkering van het paradigma is
wat dus de beste ruimtelijke organisatie van een
wel de enige manier om werkelijk tot accommodatie-
wooneenheid is. Heb je eenmaal een goede platte-
vermogen en dierbaarheid te komen. Want die platte-
grond, dan volgt de rest vanzelf. Je stapelt eenvoudig
grond, waar alles mee begint in de traditionele denk-
alle plattegronden op elkaar en je hebt een gebouw.
wijze, is gebaseerd op de veronderstelling dat we
De redenering gaat van binnen naar buiten. Aan de
weten hoeveel ruimte de verschillende activiteiten van
buitenkant kun je dan ook precies zien met wat voor
mensen vergen. Net zoals meubels zijn gemodelleerd
gebouw je te maken hebt en hoe het gebruikt wordt.
naar lichaamsmaten die tamelijk universeel zijn, worden ook plattegronden gemodelleerd naar vermeende vaste gewoonten van mensen. Maar lichaamsmaten zijn over een periode van miljoenen jaren min of meer dezelfde, terwijl het ruimtegebruik wisselt per persoon, per levensfase en per historische periode.
129
Oostenburgereiland
12 Tussen droom en daad
Een goede plattegrond kan dan ook alleen door de
Anders (af)rekenen
gebruiker zelf gemaakt worden; niet door een ontwer-
Gemeenten moeten ook meedoen. Zij zullen hun
per die hooguit een anoniem, stereotiep persoon voor
gronduitgiftebeleid op de helling moeten zetten.
zich ziet. In andere landen is men hier soms bedui-
Het vigerende grondprijsbeleid gaat ervan uit dat bij
dend verder in. Zo heeft John Habraken al vaak gewe-
de uitgifte van grond ongeveer bekend is wat er op
zen op het Japanse bedrijf Sekisui, waarbij de bouwer
de desbetreffende plek gaat gebeuren. De grondprijs
de klant alle zorg uit handen neemt en custom built
wordt bepaald op basis van kengetallen voor stich-
jaarlijks 60.000 woningen produceert. Dit bedrijf
tingskosten, verwacht gebruik en marktprijs. Het is
produceert ook kant en klare inbouwpakketten voor
beter voor de gemeente om een grondprijs te koppe-
renovaties. Dichter bij huis vinden we de Finse bou-
len aan werkelijk gebruik en af te rekenen na opleve-
wer SATO die appartementencasco’s realiseert die
ring. Je betaalt op basis van de startwaarde in het
bewoners zelf mogen invullen.
begin. Naarmate de waarde stijgt, betaal je ook meer voor de grond. Realistischer kun je het niet maken en
Het is duidelijk dat het ontwerpproces er heel anders
toch gebeurt het niet. Maar bij Solids is ook dat niet
uitziet wanneer we niet met de plattegrond, maar met
afdoende. Nog beter zou zijn om het gebouw een
het gebouw beginnen. Overigens blijkt uit een aantal
kans te geven om zijn potenties te ontwikkelen en die
recente studies dat een groeiend aantal architecten
te laten uitkomen in waardeontwikkeling. Een groei-
inziet dat overmaat en flexibiliteit de sleutelbegrippen
model bij de vaststelling van de grondprijs dus.
41
zijn voor het creëren van duurzaamheid op termijn . Op stedenbouwkundig niveau is het in dit kader van belang om structuren te ontwikkelen die mee kunnen groeien. Maak bijvoorbeeld niet te grote kavels, zodat je binnen een bepaalde structuur relatief eenvoudig elementen in de tijd kunt wisselen. De rooilijnen liggen vast, maar de kavels zijn uitwisselbaar.
41 Zie bijvoorbeeld de studie naar de ‘stedelijke stellingkast’ op het Amsterdamse Stork-terrein, de studie Flexgebouwen van architectenbureau Ruimtelab en de studie van Lingotto Vastgoed naar flexibele gebouwen.
130
IJburg
Met andere ogen
Ook de financiers zullen ‘om’ moeten. Het ontwikke-
We zullen ook af moeten van de taaie afkortingen.
len van een Solid vergt een grotere investering dan
Het bouwproces bestaat bij de gratie van afkortingen
een regulier gebouw dat voor een vijftig jarige exploi-
die de gangbare praktijk weergeven. WWS staat voor
tatie is ontwikkeld. Bij de ontwikkeling zijn stichtings-
woningwaarderingstelsel en beschrijft hoeveel punten
kosten gemoeid van meer dan 200.000 euro per fic-
een woning waard is en hoeveel huur je er dus voor
2
tieve eenheid van 100 m GBO. Het Waarborgfonds
kan vragen. Maar als je niet meer kan aanwijzen waar
Sociale Woningbouw laat corporaties echter niet toe
de slaapkamer zit en hoeveel m 2 die telt heeft het
dat die grens wordt overstegen. Ook andere finan-
WWS geen betekenis meer. VO en DO duiden fasen
ciers zijn nog niet gewend op een andere manier
in de planvorming aan die adequaat zijn voor gang-
tegen de exploitatietermijn van vastgoed aan te kijken.
bare gebouwen, maar niet voor Solids. GBO en BVO
Als gevolg hiervan wordt de financiering van Solids
zijn manieren om het oppervlakte van ruimten te
relatief duur. Een nieuw financieringsparadigma bete-
beschrijven, die uitgaan van vaste aannames over het
kent dus dat gedacht wordt aan waardeontwikkeling
gebruik. Maar bij Solids kan dan niet meer. We zullen
en aan een lange termijn. Ook financiers moeten dus
moeten leren dat, hoe vanzelfsprekend de wereld van
wennen aan een andere kijk op de mens en de
de afkortingen ook lijkt, als we Solids gaan maken we
wereld. We moeten op zoek naar participerende
niet meer kunnen denken in termen van de zo ver-
financiers, die meedoen in het risico.
trouwde afkortingen.
131
Groothandelsmarkt
12 Tussen droom en daad
Niet in de laatste plaats zijn er verschillende wijzigin-
Een nieuwe mentaliteit
gen in wet- en regelgeving nodig, bijvoorbeeld om het
Ten aanzien van de marketing van Solids is een zeke-
mogelijk te maken dat er meerdere eigenaren zijn van
re bescheidenheid bij de opdrachtgevers op zijn
één gebouw. Hiervoor moet boek 5 van het Burgerlijk
plaats. Ontwikkelaars zeggen vaak: ‘ik ken de markt’.
wetboek worden aangepast, dat in het Zakenrecht de
Maar Het Oosten zegt juist: wij kennen de markt niet
verhouding regelt van eigenaars en personen tot
en zeker niet de markt van de toekomst. Zeker is
zaken. Verder is het Bouwbesluit volledig gebaseerd
alleen dat de markt voortdurend zal blijven verande-
op gebruiksfunctie en bezettingsgraadklasse. Daar
ren. Daarom moet het Solids-concept zo flexibel
worden alle voorschriften van afgeleid. Omdat je dat
mogelijk zijn. Wij hebben niet de pretentie te kunnen
voor Solids niet weet, kun je geen bouwvergunning
weten of te voorspellen hoe mensen hun woning wil-
krijgen. Dit is op te lossen door ofwel het
len bewonen. De enige maatstaf daarvoor is ieders
Solidsgebouw als onbenoemde ruimte te bouwen, en
individuele smaak. Daar zit de crux. Het Oosten wil
een tweede bouwvergunning aan te vragen als je de
ruimte bieden die zo veel mogelijk aan de fantasie van
gebruiksfunctie kent, ofwel door de Solids toch met
de gebruiker overlaat. Ruimte voor een eigen invulling
een bepaalde gebruiksfunctie, bijvoorbeeld wonen, te
door de gebruiker, die bovendien in de tijd kan veran-
bouwen. Daartoe is het evenwel vereist een indeling
deren. Ruimte die zo min mogelijk voorschrijft en zo
aan je gebouw mee te geven. Indien je de functie of
min mogelijk een knellend keurslijf vormt.
indeling wijzigt dan moet je opnieuw een bouwvergunning aanvragen. Het is duidelijk dat het Bouwbesluit geen rekening houdt met de feitelijke veranderingen die zich tijdens de levensduur van een gebouw in het gebruik ervan voordoen.
132
Zuidas
Met andere ogen
Ten slotte – en bovenal – is er een nieuwe men-
Maar er is een andere mentaliteit nodig, name-
taliteit in de bouwsector noodzakelijk. De gang-
lijk een die ruimte laat in plaats van inperkt.
bare mentaliteit is er een van inperken en ver-
Voor ontwerpers betekent dit dat ze oog hebben
bieden. We denken dat mensen niet voor zich-
voor diversiteit, en erkennen dat verandering de
zelf kunnen zorgen en zijn bang dat ze de ver-
enige constante factor is. Voor iedereen, ook
keerde keuzes zullen maken. Daarom willen we
voor de gebruikers, betekent het dat ze de vei-
blijven controleren en beheersen. Een open
ligheid van vaste schema’s achter zich laten en
einde is eng. Conserveren en fixeren zijn de eer-
veranderingen verwelkomen.
ste reflexen als zich veranderingen van buitenaf aandienen. Veranderingen moeten beheersbaar worden gemaakt.
133
NDSM werf
12 Tussen droom en daad
Nawoord Dit boek is een neerslag van ruim drie decennia werken in de Nederlandse bouwsector. Werkend in de stad Amsterdam heb ik ervaren hoe huisvesting in dit land gewoonlijk tot stand komt – en heb ik gezien hoe dat beter zou kunnen. Zonder een blad voor de mond te nemen heb ik in deze publicatie proberen aan te geven welke misvattingen er bestaan en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. Niet om te veroordelen – per slot van rekening maak ik zelf ook deel uit van deze sector – maar om te analyseren en om voorstellen te kunnen doen voor verbeteringen. Dat ik daarbij niet iedereen voor mij inneem, neem ik op de koop toe. De bouwkolom houdt zichzelf in de houdgreep, dat is mij duidelijk geworden. Dat komt door de interne structuur van die bouwkolom; die structuur houdt vernieuwing tegen. De vernieuwing in de bouw wordt nog eens extra bemoeilijkt door de complexiteit van het product, de locatiegebondenheid en de maatschappelijke betekenis ervan. Vernieuwing wordt ook tegengehouden door onze maatschappij, die nog te veel is gebaseerd op een verouderd mensbeeld en te veel is verdeeld in hokjes en sectoren. 134
In toenemende mate klinkt kritiek op die situatie van stagnatie. Gezaghebbende denkers nemen hiertegen stelling. Af en toe is het zelfs tot hevige protesten gekomen van groepen die grote onvrede hebben met hun situatie. De manier waarop wij mensen huisvesten is een afspiegeling van het heersend systeem. Als dit systeem moet wijzigen, dan moet dat ook tot uitdrukking komen in onze huisvesting. Maar dat komt niet vanzelf tot stand. Ambitie en onbevangen denken zijn noodzakelijk. Ik heb dit boek opgedragen aan diepte-investeerders in huisvesting. Want ik denk dat zij het zijn die het initiatief tot de benodigde vernieuwing moeten nemen. Als corporatiedirecteur vond ik het op mijn weg liggen het Solids-concept en de achterliggende gedachten zo open en getrouw mogelijk te beschrijven. Ik hoop de vernieuwing daarmee een handje te hebben geholpen. Niet vanuit de pretentie dat Solids hét antwoord zijn op alle stedelijke vraagstukken. Maar wel vanuit de overtuiging dat zij kunnen bijdragen aan de duurzame stad van morgen. Het principe waarop Solids gebaseerd zijn, is tenslotte heel eenvoudig. Nut verandert, schoonheid blijft.
Met andere ogen
Uitgave Het Oosten Woningcorporatie, Amsterdam Redactie Frank Bijdendijk Eindredactie en productie Kees de Graaf, Amsterdam Fotografie Maarten van de Velde, Amsterdam Vormgeving cg ontwerpers, Amsterdam Drukwerk Drukkerij Mart.Spruijt, Amsterdam
De foto’s in deze publicatie zijn – tenzij anders aangegeven – gemaakt door Maarten van de Velde in de periode 13 tot en met 28 februari 2006. Zij geven een beeld van de altijd weer veranderende stad Amsterdam en haar inwoners. Met dank aan Marije Romkes (Het Oosten), Marc Breitman (Breitman-Breitman, Atelier d'Architecture et d’Urbanisme), Hennie van Eck (Van Eck Ontwerpers), Sandy Rendel (Tony Fretton Architects), Anke Spittel en Willem Bruijn (Baumschlager & Eberle architekten) voor het beschikbaar stellen van beeldmateriaal. Het Oosten Woningcorporatie Sarphatistraat 410 1018 GW Amsterdam Postbus 700 1000 AS Amsterdam Telefoon 020 - 588 5885 Fax 020 - 588 5500 www.hetoosten.nl
Nut verandert, schoonheid blijft. 135
Over de auteur Frank Philip Bijdendijk (1944) studeerde Bouwkunde aan de TU Delft en werkte onder meer bij Verenigde
Niet alle rechthebbenden van de gebruikte
Bedrijven Bredero, MAB Projectontwikkeling en
illustraties konden worden achterhaald.
Lunetten BV. Vanaf 1 september 1982 tot heden
Belanghebbenden wordt verzocht contact op
bekleedt hij een directiefunctie bij Het Oosten
te nemen met Het Oosten Woningcorporatie,
Woningcorporatie te Amsterdam.
Postbus 700, 1000 AS Amsterdam
Bijdendijk is tevens directeur of directievoorzitter van een aantal samenwerkingsverbanden die aan het Het Oosten zijn gelieerd en bestuurslid van enkele stichtingen die zich richten op volkshuisvestelijke doelstellingen.
Publicaties van zijn hand zijn onder meer: De bevrijding van de woningnood (1995) Duurzaamheid en solidariteit (1996) De kracht van de huursector (1997) Duurzaamheid loont (1997) Stad te koop (2001) ISBN-10 90-76765-02-2
De laatste trein (2002)
ISBN-13 978-90-76765-02-0
Wonen in wanhoop (2005)
april 2006
SoliDs