De nieuwsbrief van de Federale en Intergewestelijke studiediensten van het ABVV verschijnt niet in juli en augustus
V.U.: Jean-Marie De Baene • Hoogstraat 42, 1000 Brussel
Afgiftekantoor: Brussel X
De nieuwsbrief van de Federale en Intergewestelijke studiediensten van het ABVV verschijnt niet in juli en augustus
V.U.: Jean-Marie De Baene • Hoogstraat 42, 1000 Brussel
Afgiftekantoor: Brussel X
Nummer 6, juni 2024
■ Economie
Bedrijfswagen en mobiliteitsbudget: monitoring door RSZ en sociale
CAP adviseert over KB informatieverplichting kosten 2de pensioenpijler
■ Ondernemingen
Uitsluitend nog elektronische indiening aanvraag onderbrekingsuitkeringen
vanaf 1 juli
■ Sociaal beleid
Hervorming Sociaal Strafwetboek om werknemers beter te beschermen
■ Sociale ombuds
FEDRIS-rapport ‘geweigerde ongevallen’ bevestigt trend
■ Echo regio Brussel
ABVV Brussel: politiek memorandum
■ Echo regio Vlaanderen De Kinderopvangzaak
■ Echo regio Wallonië Universitair getuigschrift in Economisch en Sociaal Beleid
Nieuwe sessie van de cyclus ‘Penser & Agir’
■ Europa & Internationale Relaties
Europese Strategische Agenda 2024-2029 moet het sociaal Europa vooropstellen
Benin: radicale verandering is dringend nodig
Zonder nieuwe inkomsten zijn de Europese begrotingsrichtlijnen
Het nieuwe, verstrengde Europese begrotingskader is in voege getreden. Ondanks het verzet van het Europees Vakverbond en van het ABVV in het bijzonder. Ondanks de weerstand van heel wat progressieve Europarlementairen. De Europese Commissie is inmiddels gestart met de uitvoering. Ze bezorgde de lidstaten aanbevelingen en richtlijnen voor de opmaak van hun meerjarenbegroting. Die moeten ze in principe opleveren tegen 20 september, en in elk geval tegen 15 oktober. Lidstaten moeten daarbij aangeven hoe ze de vooropgestelde begrotings- en schulddoelstellingen willen bereiken over een termijn van 4 jaren. Het kan ook over een langere periode van 7 jaren als de lidstaat zich engageert tot een aantal investerings- en hervormingsverplichtingen.
Wat heeft de Commissie voor ons land in petto?
Eén: gezien de slechtere cijfers op vlak van schuldgraad en begrotingstekort opgetekend in 2023, worden onze overheidsfinanciën onderworpen aan een verscherpt Europees toezicht. De Commissie zal aan de Raad van ministers van Economie en Financiën in juli voorstellen om een ‘buitensporig tekort -procedure ‘ te openen tegen ons land.
Twee: ons land wordt gevraagd in 2024 en 2025 actie te ondernemen op 4 domeinen. Versnel het investeringsritme, pak de knelpunten op de arbeidsmarkt aan, verminder de regeldruk op ondernemen, en -vooral- beperk de groei van de overheidsuitgaven. Dat laatste door de langdurige zorg kosten-efficiënter te maken; het belastingstelsel en het stelsel van sociale uitkeringen te hervormen om meer aan te zetten tot werken, de belastingvermindering te compenseren door te wieden in de belastinguitgaven, waaronder de subsidies voor fossiele brandstoffen.
Drie: verbeter het primair begrotingssaldo (aflossen schuld niet meegerekend) met 0,72% van het bbp in een traject over 4 jaren of met 0,50% in een traject over 7 jaren.
ECHO download? www.abvv.be/publicaties
ECHO per mail? echo@abvv.be
Zoals we voorspelden, wordt ons land (net als 7 andere landen waaronder Frankrijk en Italië) een zwaar begrotingssaneringstraject opgelegd. In het meest waarschijnlijke traject van 7 jaren, komt het neer op een begrotingsinspanning van 0,5% of zowat 3 miljard per jaar cumulatief (3, 6, 9, 12, 15, 18 en 21 miljard in 2031). Om de inspanning over 7 jaar ‘uit te smeren’ moet er wel een investeringsplan en een hervormingsplan worden voorgelegd. Als je de aanbevelingen van de Europese Commissie goed leest en als je ziet dat de regeringsformatie op federaal niveau vooral in handen is van rechtse partijen, dan vrezen we het ergste voor deze saneringsagenda die wel eens kan opschuiven richting beperken in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen of een gelijkaardige hervorming van het ‘design’ van sociale uitkeringen. En zelfs gespreid over 7 jaren blijft het een mega inspanning. Voor het ABVV is het duidelijk: een traject van die omvang vergt niet alleen inspanningen langs de uitgavenkant (waarbij voor ons niet geraakt kan worden aan de overheidsdienstverlening aan de burgers, die vaak nu al tekortschiet), maar vooral ook aan de inkomstenkant. Hoe? Via een progressieve vermogensbelasting, een meerwaardebelasting, een effectieve bedrijfswinstbelasting van 25% en van 35% op superwinsten, en een onmiddellijke beperking in de tijd …van fiscale fraude en kapitaalvlucht.
De voorbije jaren heeft de federale regering maatregelen getroffen om het gebruik van uitstootarme, milieuvriendelijke bedrijfswagens aan te moedigen en de vergroening van het bedrijfswagenpark te versnellen. In dit kader hadden de sociale gesprekspartners geijverd voor de invoering van een alternatieve regeling voor bedrijfswagens: het mobiliteitsbudget (MB). De regering-Michel heeft die oproep wel gehoord... maar niet volledig geluisterd naar de sociale gesprekspartners. Sinds de invoering in 2019 hebben werkgevers echter de mogelijkheid om hun werknemers een MB aan te bieden als alternatief voor een traditionele bedrijfswagen. Zo kunnen ze kiezen voor ecologische mobiliteitsoplossingen (milieuvriendelijke wagens of andere vormen van duurzame mobiliteit). Op uitdrukkelijk verzoek van de sociale gesprekspartners volgt de RSZ vanaf 1 januari 2022 de impact van
deze maatregelen (vergroening en MB) op kwartaalbasis op.
Analyse rapportering RSZ
Begin juni presenteerde de RSZ de resultaten van deze monitoring.
• Het aantal werknemers dat gebruik maakt van een bedrijfswagen blijft stijgen: van 512.757 begin 2022 tot 558.404 eind 2023, een toename van +8,90%.
• Het aantal werknemers dat gebruik maakt van een MB steeg van 5.186 begin 2022 tot 10.250 eind 2023. Van deze werknemers gebruikt +/- 93% het MB niet voor een bedrijfswagen, maar voor andere doeleinden.
Opvallend in dit gebruik ‘voor andere doeleinden’ van het MB: volgens sommige sociaal secretariaten koos 77% van de ontvangers van een MB er in 2023 voor om dit
MB te gebruiken om hun huur of hypotheek af te betalen. Op basis van administratieve praktijken is het zelfs zo dat als de ontvanger meer dan 50% thuis werkt, hij of zij het recht heeft om het MB te gebruiken voor ‘huisvesting’, ongeacht de afstand tussen de woonplaats en de werkgever. Dit komt erop neer dat telewerken en huisvesting worden gefinancierd door het MB.
Rekening houdend met de unanieme adviezen van de sociale gesprekspartners over het MB, waarin wordt gesteld dat het MB een mobiliteitsinstrument moet zijn en niets anders, is dit duidelijk een administratieve praktijk die snel uitgedoofd moet worden als we niet willen dat er een fiscale niche ontstaat die (te) ruim kan worden uitgespeeld ... en wordt uitgespeeld.
christophe.quintard@abvv.be
De (ontslagnemende) federale regering wil de transparantie over de kosten aangerekend in de tweede en derde pensioenpijler vergroten. Zowel in de Commissie voor Aanvullende Pensioenen (CAP) en de Commissie voor Verzekeringen sprak het ABVV zich uit over twee ontwerpen van koninklijk besluit. Voortaan zouden de instapkosten en de lopende kosten worden weergegeven via gestandaardiseerde percentages. Voor de aanvullende pensioenen (tweede pijler) zijn die percentages vanaf 2026 beschikbaar via het nieuwe aansluitingsdocument op mypension. be. Dat document licht in eenvoudige bewoordingen de centrale kenmerken van de pensioentoezegging toe, denk bijvoorbeeld aan de hoogte van de bijdrage of informatie over de overlijdensdekking. Voor de verzekeringspensioenspaarproducten van de derde pijler zouden de gestandaardiseerde percentages voortaan deel uitmaken van de verplichte precontractuele informatie.
Aansluitend bij de ontwerp-KB’s publiceerde de FSMA een lijvig rapport over de kosten aangerekend in de tweede en derde pensioenpijler. De financiële toezichthouder bracht de instap- en lopende kosten systematisch in kaart. De zogenaamde ‘occasionale kosten’, zoals uitstapkosten,
vielen evenwel buiten de scope. De FSMA stelt in haar rapport vast dat er op dit moment weinig transparantie is over de aangerekende kosten en dat er bovendien ‘opvallende outliers’ zijn. Verder wikt de toezichthouder duidelijk haar woorden.
Het ABVV trekt drie politiek-syndicale conclusies uit de studie. Ten eerste, door de schaaleffecten liggen de aangerekende kosten systematisch lager op sector- dan op ondernemingsniveau. Ten tweede zijn de lopende kosten hoger in de tak 23 (zonder contractuele rendementsgarantie) dan in tak 21 (met contractuele rendementsgarantie). Gezien de lange beleggingshorizon bij aanvullende pensioenen zal het uiteindelijke kostenplaatje meestal hoger liggen in tak 23. Tot slot lijken de aangerekende kosten hoger in de derde dan in de tweede pensioenpijler. Soms lopen de instapkosten er op tot meer dan 10%, waarvan zowat de helft naar de verzekeringsmakelaars vloeit.
Het ABVV beschouwt de ontwerp-KB’s als een stap in de goede richting en bracht in die zin ook advies uit in de CAP en de Commissie voor Verzekeringen. Met de gestandaardiseerde percentages vallen pensioenproducten eenvoudiger te vergelijken. We betreuren
evenwel dat niet alle kosten zijn meegenomen in de transparantieoefening. Denk daarbij onder meer aan de kosten aangerekend op de (aanvullende) overlijdensdekking en de uitstapkosten in de derde pensioenpijler. De vakbonden drongen in de CAP aan op een jaarlijkse monitoring van de aangerekende kosten, net als een publieke benchmarking voor instap- en lopende kosten.
De vertegenwoordigers van de pensioeninstellingen uitten nog wat bedenkingen bij de ontwerp-KB’s. Assuralia – de koepel voor de verzekeringssector – vraagt zo uitstel tot 2026 (normaal treden de bepalingen in werking drie maanden na publicatie in het Staatsblad) en stelt voor om de gestandaardiseerde kostenpercentages niet te hoeven meedelen voor pensioenplannen waarbij er geen nieuwe aangeslotenen meer bijkomen – de zogenaamde ‘gesloten plannen’. De bevoegde beleidscellen (pensioenen, zelfstandigen, economie en financiën) moeten nu met de adviezen van de CAP en de Commissie voor Verzekeringen aan de slag.
olivier.pintelon@abvv.be
Sinds 2012 is het mogelijk om behalve via een papieren formulier, aanvragen tot onderbrekingsuitkeringen ook op elektronische wijze in te dienen.
Het betreft uitkeringen in geval van:
• loopbaanonderbreking;
• zorgverlof;
• ouderschapsverlof;
• verlof voor medische bijstand;
• palliatief verlof;
• tijdskrediet algemeen stelsel;
• landingsbanen.
Werknemers kunnen hun deel van de aanvraag invullen via de online toepassing voor burgers “Dossier Loopbaanonderbreking en tijdskrediet”, na identificatie met een e-ID of via itsme of met een eenmalige code op de smartphone.
Op het einde van de elektronische werknemersaanvraag worden alle meegedeelde gegevens opgeslagen in een algemeen PDF-document dat dient als ontvangstbevestiging. Dat document wordt verstuurd naar de eBox van de werknemer (de beveiligde mailbox voor iedere burger, beschikbaar op www.mysocialsecurity.be).
De beslissing (formulier C62) van de RVA in verband met de aanvraag tot tijdskrediet of thematisch verlof komt in de eBox van de werknemer terecht. Een kopie van de beslissing kan door de werknemer opgevraagd worden via de online toepassing.
De werknemer die een aanvraag indient via elektronische weg, moet zich ertoe verbinden om alle attesten die bij de uitkeringsaanvraag gevoegd moeten worden, ter beschikking te houden van de RVA tijdens de hele duur van de onderbreking, verlengd met een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de betaling van de laatste uitkering plaatsvond.
Op de website van de RVA is een instructiefilmpje te vinden over hoe een aanvraag via elektronische weg verloopt: https://www.rva.be/breakatwork#onzeinstructiefilms.
Elektronische aanvraag in principe verplicht vanaf 1 juli
Tijdens de ministerraad van 3 mei werd een ontwerp van Koninklijk Besluit goedgekeurd dat de mogelijkheid om deze aanvragen tot onderbrekingsuitkeringen via een papieren
formulier te verrichten, vanaf 1 juli schrapt. De elektronische aanvraag wordt met andere woorden verplicht.
Dit ontwerp van KB wordt nog voor advies voorgelegd aan zowel de Gegevensbeschermingsautoriteit als aan de Raad van State. Het is op dit ogenblik dan ook nog niet met 100% zekerheid te zeggen dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 juli zal aangehouden worden. De verplichting tot elektronische indiening zal pas opgelegd worden eens het uiteindelijke KB in werking is getreden.
Ondersteuning en begeleiding werknemers
Het beheerscomité van de RVA bracht een positief advies uit onder de garantie dat de RVA de nodige maatregelen zal nemen om de werknemers te ondersteunen en begeleiden. Hierover werd door de RVA toegezegd dat op basis van een gestructureerd actieplan initiatieven ondernomen worden naar zowel werknemers als werkgevers toe. ‘Digicoaches’ worden opgeleid om ondersteuning aan te bieden op de plaatsen waar er een contact is met het publiek. De ondersteuningscapaciteit via telefoon, chat en e-mail wordt verhoogd. En in digitale loketten zullen pc’s ter beschikking gesteld worden van werknemers die niet over een computer beschikken.
De RVA voorziet bovendien in een flexibele overgangsperiode van drie maanden, tot 1 oktober 2024, waarin papieren aanvragen uitzonderlijk nog aanvaard kunnen worden (vanaf 1 juli 2024 worden de documenten voor een papieren aanvraag wel van de website gehaald, maar bij problemen kan contact opgenomen worden met de RVA).
Geen gemengde aanvragen meer Sinds 1 juni 2024 is het niet meer mogelijk om een ‘gemengde’ aanvraag in te dienen, een aanvraag die deels langs papieren weg en deels langs elektronische weg wordt verricht (bv. werkgeversdeel elektronisch en het deel in te dienen door de werknemer op papier). Ongeveer 4% van alle aanvragen werd via gemengde aanvraag ingediend.
Deze beslissing van de RVA werd doorgevoerd zonder reglementaire wijziging gezien ‘gemengde’ aanvragen niet expliciet door de reglementering voorzien zijn.
lander.vanderlinden@abvv.be
Nieuwe instrumenten in de strijd tegen sociale fraude
Tot voor kort waren de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de loonschulden en het beperken van de onderaannemingsketen sisyfusprojecten die elke keer opnieuw op de dogma’s van de vrije markt stootten. De wet over de wijziging van het sociaal strafrecht en diverse arbeidsrechtelijke bepalingen die op 8 mei en stoemelings aangenomen werd door de Kamer, betekent in dit opzicht een doorbraak, waarbij werk gemaakt wordt van deze twee thema’s die het ABVV nauw aan het hart liggen.
De wet bepaalt een reorganisatie van de onderaanneming in de vleesindustrie en de bouw- en verhuissector, met de invoering van een verbod op financiële onderaanneming waarbij de volledige uitvoering van een contract uitbesteed wordt en/of dat enkel de coördinatie in eigen handen blijft. Bovendien wordt voor de verhuissector de onderaannemingsketen tot drie niveaus beperkt.
De wet voert ook een bijzondere regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid in de verhuissector in, waarvoor een database van de loonschulden zal worden aangemaakt. Daarin vindt men de bedrijven terug die recente inbreuken hebben gepleegd i.v.m. het niet-betalen van de lonen zoals vastgesteld door de sociale inspectie. In dergelijke gevallen komt er een verplichte inhouding op de facturen voor de hoofdaannemer.
Het ABVV wil die stappen verder uitbreiden naar alle sectoren.
Op de website van het ABVV is een nieuwe brochure verschenen “Klokkenluiders in de private sector”: https://abvv.be/ klokkenluiders.
Voor alle vragen betreffende klokkenluiders kan je terecht bij anna.makhova@abvv.be.
Nieuwe regels vroegtijdige stopzetting tijdskrediet, thematisch
verlof, loopbaanonderbreking
Op 2 mei 2024 werd in de Kamer een wetsvoorstel aangenomen met nieuwe regels voor wanneer een thematisch verlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking vóór de afloop van de verplichte minimumduur wordt stopgezet.
Nieuw is dat bij een tijdige kennisgeving van de stopzetting aan de RVA, de RVA niet langer de reeds genoten onderbrekingsuitkeringen voorafgaand aan de stopzetting zal terugvorderen bij niet-naleving van de verplichte minimumduur. Op die manier wordt een werknemer/ ambtenaar niet langer zwaar financieel bestraft wanneer deze een lopend tijdskrediet enkele dagen vroeger stopzet.
In het geval de kennisgeving aan de RVA niet tijdig plaatsvindt, m.a.w. nadat de onderbreking reeds werd stopgezet, zullen de onderbrekingsuitkeringen vanaf de dag van de stopzetting en de daaropvolgende dagen, teruggevorderd worden. De onderbrekingsuitkeringen voorafgaand aan de stopzetting worden niet teruggevorderd.
De andere nieuwigheid bestaat erin dat de aangevraagde maar niet-opgenomen periode van het thematisch verlof, tijdskrediet of loopbaanonderbreking, die binnen de minimumduur valt, wordt afgetrokken van het resterende saldo van de maximumduur dat nog kan worden opgenomen.
De wet zal in werking treden op de 1ste dag van de 3de maand na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Het Sociaal Strafwetboek waarin alle inbreuken en strafmaten van het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht zijn samengebracht, wordt voor zijn 13de verjaardag bijgewerkt om het beter af te stemmen op de uitdagingen van de werkwereld van vandaag.
Met deze hervorming wordt voor het eerst een definitie van sociale dumping opgenomen in het Sociaal Strafwetboek en worden de bijbehorende inbreuken strenger bestraft. Wanneer een werkgever bijvoorbeeld het loon van zijn werknemers niet (op tijd) betaalt, of een werknemer ter beschikking stelt van een andere onderneming en tegelijkertijd een van de 16 inbreuken begaat die door de wetgever zijn bepaald (m.b.t. de arbeidsduur, de aanvullende voordelen en sociale documenten), moet voor deze inbreuk, die kenmerkend is voor sociale dumping, de zwaarste straf toegepast worden.
De 4 sanctieniveaus waarin het Wetboek voorziet worden behouden, waarbij niveau 4 het zwaarst is, aangezien hierop een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaren staat. De maximumbedragen van strafrechtelijke en administratieve boetes worden verhoogd. Deze wijzigingen benadrukken sterker de ernst van inbreuken op dit niveau.
De bedragen van de boetes voor sancties van niveau 3 (m.b.t een groter aantal inbreuken die verband houden met de bescherming van het inkomen van werknemers) worden verdubbeld. Wanneer de boete - met opdeciemen - vermenigvuldigd moet worden met het aantal werknemers dat door de inbreuk getroffen wordt, zoals het geval is bij terbeschikkingstelling, niet-betaling van het loon van werknemers, kennisgeving bij collectief ontslag of het niet-oprichten van de ondernemingsorganen, kan de boete oplopen tot bedragen die hoog genoeg zijn om een ontradende werking te hebben.
Het begrip verzwarende factor wordt overgenomen uit het Strafwetboek. Wanneer de zwaarste inbreuken wetens en willens gepleegd zijn, moet de rechter rekening houden met deze verzwarende factor en zwaardere sancties opleggen, eventueel gekoppeld aan een beroeps- of exploitatieverbod of zelfs een sluiting. Deze aanvullende straffen werden ook aangepast om te voorkomen dat veroordeelde overtreders een nieuwe onderneming oprichten om ze te omzeilen.
Bij recidive binnen de 3 jaar (voorheen 1 jaar) na een veroordeling voor een inbreuk op het Wetboek, kan de straf worden verhoogd tot het dubbele van het maximum.
De hervorming voert ook nieuwe inbreuken in: het beperken van de vrijheid van een werknemer om naar goeddunken over zijn loon te beschikken; het niet (tijdig) uitreiken van ecocheques aan een werknemer; het niet betalen van een vergoeding voor de levering en het onderhoud van werkkledij aan een werknemer; het niet bezorgen van arbeidsgereedschap aan een werknemer of het niet betalen van een materiaalvergoeding; het niet overhandigen van een juist en volledig vakantieattest aan een werknemer.
Bij niet-betaling van het loon door de werkgever voegt de hervorming een nieuwe straf in, namelijk de uitsluiting van het recht om in te schrijven voor overheidsopdrachten of om concessies te verkrijgen.
Tot slot worden de rol en bevoegdheden van de sociaal inspecteurs uitgebreid. Hun onafhankelijkheid wordt erkend, hun fysieke integriteit wordt beter beschermd tegen geweld, en stagiairs worden opgenomen in de definitie van sociaal inspecteur. Ze kunnen de bijstand van de politie vorderen bij bezoeken, vaststellingen doen aan de hand van fotobeelden, en de digitalisering van de gegevensuitwisseling tussen de verschillende diensten wordt voortgezet.
In het algemeen worden de strijd tegen sociale dumping en de bescherming van de werknemersrechten aanzienlijk versterkt dankzij deze hervorming. Het blijft echter essentieel om het personeelsbestand van de Sociale Inspectie en van Justitie uit te breiden, wil deze hervorming van het Wetboek zijn doel bereiken.
sihame.fattah@abvv.be
Fedris publiceerde zopas het statistisch verslag 2022* over geweigerde arbeidsongevallen (privésector). Het totale percentage geweigerde dossiers is gestegen ten opzichte van voorgaande jaren (15,7% in 2022, 14,8% in 2021, 13,4% in 2020). De hoogste percentages betreffen de sectoren van terbeschikkingstelling van personeel, detailhandel, gebouwen en landschapsverzorging. Onder de sectoren met meer dan 1.000 aangiften heeft de sector posterijen en koeriers het hoogste weigeringspercentage. Wat de beroepscategorie betreft, zijn uitzendkrachten het meest getroffen. In ondernemingen met meer dan 1.000 werknemers ligt het percentage weigeringen hoger dan in kleinere bedrijven. De meest betrokken verzekeraars zijn nog steeds Ethias, Federale Verzekering en Axa. Onder werknemers van 15-19 jaar ligt het aantal weigeringen het hoogst, evenals onder werknemers met de minste ervaring.
Het percentage geweigerde zware ongevallen is veel lager dan het algemene weigeringspercentage, maar stijgt wel (6,7% in 2022, 5,7% in 2021, 4,7% in 2020). Gebrek aan bewijs van de feiten of van een verwonding zijn de meest voorkomende redenen voor weigering. Over het algemeen bevestigen de cijfers voor 2022 de trends van de afgelopen vijf jaar. Deze resultaten beïnvloeden de selectie van dossiers door de afdeling Geweigerde Ongevallen, die bepaalt of weigeringen gerechtvaardigd zijn. Als de conclusie negatief is, kan Fedris proberen om de zaak te doen aanvaarden door de verzekeraar, of zijn standpunt naar de geschillenrechter sturen, of de zaak voor de bevoegde rechtbank brengen. In 2022 concludeerde de dienst dat de beslissing tot weigering in 10,6% van de onderzochte gevallen onterecht was.
* https://vu.fr/WvKZW isabelle.doyen@abvv.be
Met het oog op toekomstige regeringsonderhandelingen stelde ABVV Brussel een politiek memorandum op.
Eerst en vooral pleiten we voor het sluiten van een nieuw sociaal akkoord tussen de sociale gesprekspartners en de Brusselse regering. Dit akkoord moet de grote krachtlijnen van het Brusselse beleid voor de komende jaren bepalen. Om een rechtvaardige en duurzame sociaaleconomische ontwikkeling te garanderen, moeten het regeerakkoord en het sociaal akkoord een antwoord bieden op vier uitdagingen.
De eerste uitdaging is het herstel van de financiën van het Gewest. In 2024 zal de Brusselse begroting een tekort vertonen van 950 miljoen euro. Bezuinigingsmaatregelen bedreigen de Brusselse werknemers en burgers. Het ABVV is van mening dat het herstellen van evenwichtige gewestelijke financiën niet ten koste mag gaan van het sociaal beleid voor werknemers en burgers (werkgelegenheid, opleiding, huisvesting, sociaal-gezondheid, mobiliteit). Tussen 2009 en 2019 was 65% van de nieuwe jobs in Brussel precaire werkgelegenheid.
Het ABVV vraagt dat de tewerkstellingssubsidies afhankelijk worden gemaakt van de kwaliteit van de gecreëerde jobs, dat de sociale controle wordt opgedreven en dat sociale dumping wordt bestreden - meer bepaald door de reglementering van de overheidsopdrachten.
Op vlak van huisvesting zien we dat in Brussel de huurprijzen tussen 2010 en 2020 met 20% boven de inflatie omhoog gingen. We vragen de bouw en renovatie van meer openbare en sociale woningen, de invoering van mechanismen om de huishuurprijs te reguleren en te controleren evenals de oprichting van een Brussels gewestelijk huurwaarborgfonds.
Inzake gezondheidszorg blijkt dat de helft van de Brusselaars minstens één behandeling moest uitstellen om financiële redenen. We vragen het behoud van openbare ziekenhuizen en van het statuut van hun personeel, evenals het behoud van een jaarlijkse groeinorm van minstens 2,5%, bovenop de automatische indexering ten gevolge van inflatie.
samuel.droolans@abvv.be
Op 25 mei 2024 trad een nieuw KB over ergonomie op het werk en preventie van musculoskeletale aandoeningen (MSA) in werking. Het vormt een onderdeel van de codex over welzijn op het werk.
Vier begrippen werden ingevoerd en gedefinieerd: de preventieadviseurergonoom, ergonomie op het werk, musculoskeletale aandoeningen en musculoskeletale risico’s op het werk.
Daarnaast voegt het KB een aantal algemene principes toe die zich focussen op een holistische en globale aanpak van de ergonomische risico’s, ook rekening houdend met de andere risicofactoren en de risicoanalyses in andere welzijnsdomeinen.
Dit memorandum bevat een samenvatting van de belangrijkste eisen van ABVV Brussel voor de volgende vijf jaar van de gewestelijke legislatuur. Het is de bedoeling van deze eisen om de leefbaarheid van het gewest en een rechtvaardige sociaaleconomische ontwikkeling voor iedereen te garanderen. De eisen zijn gebaseerd op becijferde indicatoren die de sociaaleconomische situatie in kaart brengen. Het memorandum is volledig in lijn met de toekomstgerichte resoluties van ons congres 2022.
Je vindt de integrale versie van ons memorandum “4 revendications transversales pour 10 revendications thématiques” op www.fgtbbruxelles.be
Op 13 mei 2024 dienden twintig organisaties, waaronder het ABVV, een verzoekschrift in bij het Grondwettelijk Hof om de nieuwe voorrangsregels in de Vlaamse inkomensgerelateerde kinderopvang (IKT-opvang) te schrappen. De twintig organisaties, bestaande uit vakbonden, vrouwenorganisaties, armoedeorganisaties, maar ook kinderopvangvoorzieningen, hebben zich verenigd in ‘De Kinderopvangzaak’ en zullen de volgende maanden samen actie voeren.
Nieuwe voorrangsregels
Op 1 april 2024 gingen de nieuwe voorrangsregels in de kinderopvang van kracht. Ouders die samen minstens 80 procent werken of een beroepsopleiding volgen, krijgen voorrang. Een gezin waarbij één ouder halftijds werkt krijgt dus geen voorrang. Er blijft wel voorrang voorzien voor pleegkinderen en kinderen die in de opvang broers of zussen hebben. Vallen (meer) uit de boot: alleenstaande ouders, gezinnen met een laag inkomen, werkzoekende ouders en ouders met een gezondheidsprobleem of een arbeidsbeperking. De IKT-opvang wordt met andere woorden een privilege voor de voltijds werkenden.
Discretionaire ruimte
Vóór de ingang van de nieuwe voorrangsregeling bestond er een dubbele verplichting voor de kinderopvangvoorzieningen. Namelijk een resultaats- en inspanningsverbintenis waarbij minstens 20% van de opgevangen kinderen afkomstig moesten zijn uit een kwetsbare situatie (brede voorrangsgroep). Die regeling is nu op de schop en in de plaats kwam een discretionaire ruimte van 10% voor opvangvragen ‘in het belang van het kind of omwille van een gezondheids- of welzijnssituatie in het gezin’. De voorziening is zelfs niet verplicht om hieraan te voldoen.
Averechts effect op tewerkstelling
Met deze nieuwe regels wil de Vlaamse regering de economische functie van de kinderopvang beschermen en werkenden aan het werk houden. Nochtans dreigt de nieuwe regeling net een averechts effect te hebben op tewerkstelling, in de samenleving én in de kinderopvangvoorzieningen. Zo zullen deeltijds werkenden in de (buitenschoolse) kinderopvang geen plaats meer vinden voor hun eigen kinderen en zelf voor hun kroost zorgen.
Maar evengoed zullen werkzoekenden, ouders met onregelmatige vormen van tewerkstelling, mensen in progressieve werkhervatting … veel moeilijker een opvangplaats vinden.
Gendergelijkheid onder druk
Een andere grote groep die de gevolgen zal dragen: vrouwen. Liefst 41 procent van hen werkt deeltijds. Zij werken veel vaker in dat regime om voor de kinderen of andere personen te zorgen, en omdat er in bepaalde sectoren minder kansen bestaan om een voltijdse contract te krijgen, zoals in de dienstenchequesector. Door de nieuwe regels zullen vrouwen juist minder kunnen werken of helemaal moeten stoppen met hun werk omdat er geen opvang meer zal zijn voor hun kind.
For the few, not the many
Ongeveer 27 procent van de kinderen in de kinderopvang (43.000 kinderen) komen uit de huidige voorrangsgroepen. Het gaat om gezinnen met een laag inkomen, eenoudergezinnen, gezinnen waar er naar werk wordt gezocht of waar een opleiding wordt gevolgd. In de toekomst zullen kinderen uit dergelijke gezinnen moeten hopen op een plekje binnen de discretionaire ruimte van 10 procent of beroep moeten doen op de private kinderopvangvoorzieningen, waar de prijzen een heel stuk hoger liggen dan de IKTopvang. De kansen van een hele grote groep (kwetsbare) kinderen worden al op jonge leeftijd, de eerste duizend dagen, te grabbel gegooid.
Kinderopvang: een recht, geen privilege De 20 (middenveld)organisaties laten het hier niet bij en stappen samen met het advocatenbureau ‘Progress Lawyers Network’ naar het Grondwettelijk Hof. Concreet vechten we artikel 5 van het programmadecreet van 22 december 2023 bij de begroting 2024 aan. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van vier juridische middelen: het gelijkheidsbeginsel, het standstillprincipe, het recht op bescherming van het privéleven en het belang van het kind. Ongeveer een jaar na het neerleggen van het verzoekschrift wordt een zitting georganiseerd met alle betrokken partijen, maximum een half jaar later volgt de uitspraak.
ayoubi.benali@vlaamsabvv.be
ECHO REGION WALLONIË
CEPAG, Centre d’Education Populaire André Genot, organiseert samen met de ULB voor het elfde jaar een universitair getuigschrift in Economisch en Sociaal Beleid, dat afwisselend in verschillende steden van de Federatie Wallonië-Brussel georganiseerd wordt.
Doelstellingen
De opleiding is bedoeld om via een kritische manier van denken een politieke analyse te ontwikkelen over maatschappelijke kwesties, en daarnaast de sociale, politieke en economische actualiteit en de nieuwe dynamieken van de sociale strijd beter te begrijpen.
Het onderwijsteam bestaat uit professoren van de ULB en vormingsmedewerkers van het CEPAG.
De lessen zijn gespreid over een jaar en opgedeeld in vier modules van elk drie dagen, aangevuld met seminaries aan de ULB en het CEPAG. Het getuigschrift wordt afgesloten met een eindwerk.
De verschillende lesmodules zijn: ‘Sociale betrekkingen, kapitalisme en democratie’; ‘Inkomensongelijkheid, loonstructuren en kritische analyse van het economische discours’; ‘Arbeidsorganisatie en
-voorwaarden’; ‘Europa, sociale hervorming en sociale dialoog’ en het luik ‘Actualiteit’. Het onderwijs is gebaseerd op een reeks interdisciplinaire methoden, waarbij de studenten actief worden betrokken.
Het getuigschrift is bedoeld voor actoren uit de sociale en syndicale beweging, vakbondsafgevaardigden en andere geïnteresseerden. De toelating gebeurt op basis van een dossier, waarbij een van de toelatingsvoorwaarden is dat je minstens in het bezit bent van een bachelorsdiploma. Wie geen bachelorsdiploma heeft, kan zich inschrijven met de vraag om de reeds opgedane ervaring te laten erkennen.
Praktisch
De lessen vinden plaats van 21 november 2024 tot 11 april 2025, telkens op vrijdag overdag, in de lokalen van CEPAG Charleroi (Rue du Grand Central 91). Enkel de module ‘Actualiteit’, die bestaat uit hoorcolleges en seminaries, vindt meestal ‘s avonds plaats. Inschrijven kan tot uiterlijk 30 oktober 2024.
Alle praktische inlichtingen staan op de website van de ULB: ulb.be/fr/programme/fc-401. cellulecommunication@cepag.be
Sinds 2017 organiseert CEPAG de driejarige vormingscyclus ‘Penser & Agir’. In elke sessie komen nieuwe thema’s aan bod, vertrekkend vanuit een denkoefening over de interacties tussen sociale krachten en over actuele strijdthema’s en activistische praktijken.
Deze permanente vormingscycli richten zich in de eerste plaats tot personen actief in het verenigingsleven, het maatschappelijk middenveld, ngo’s en organisaties met een sociale doelstelling - dit om hen beter uit te rusten om de sociale verhoudingen te begrijpen en te analyseren, maar ook om deelnemers op te leiden tot actoren van verandering, van ‘Penser et Agir’ (denken en handelen) met hun publiek.
Het is een geëngageerde, maar onpartijdige vorming, die hen uitnodigt om stelling te nemen in de maatschappij en in de conflicten die onze tijd tekenen.
Thema’s
De drie thema’s van deze cyclus 20242025 zijn: ‘Est-ce ainsi que les Hommes
vivent’ (geschiedenis en sociale en politieke organisatie), ‘Matière CriseS’ (crisissen, bronnenanalyse, begrip en uitwegen) en ‘Retrouver le chemin des luttes’ (sociale en politieke strijdpraktijken, strijdpraktijken van vakbonden en verenigingen …).
Aan deze thema’s wordt collectief gewerkt, via een bottom-up benadering van permanente vorming, met de steun van een team van lesgevers die allemaal betrokken zijn bij sociale en politieke reflectie en actie. Deze cursus is ook beschikbaar in het kader van Betaald Educatief Verlof.
Surf naar penser-et-agir.be voor het gedetailleerde programma, de kalender en verdere details over hoe je je kan inschrijven en kan deelnemen.
De cursus start in september 2024 (Brussel en Bergen) of januari 2025 (Luik en Charleroi).
cellulecommunication@cepag.be
De werkloosheid verdedigen, dat is werk verdedigen!
Het is met deze zin – op het eerste gezicht tegenstrijdig en zelfs uitdagend – dat CEPAG het startschot heeft gegeven voor zijn campagne van 2024.
Nu een mogelijke beperking in de tijd van de werkloosheidsuitkeringen zich aankondigt, is het immers belangrijk om een stand van zaken op te maken over:
• De oppervlakkigheid van de vooroordelen over werkloosheid en personen zonder werk, verspreid door bepaalde beleidsmakers;
• De bewezen ondoeltreffendheid van uitsluitingsmaatregelen wat betreft de instroom naar werk;
• Het onlosmakelijke verband tussen sociale bescherming, een sterke werkloosheidsverzekering en kwaliteitsvol werk.
De maatregelen die meer dan 10 jaar geleden werden ingevoerd om de werkloosheidsuitkeringen en het SWT te uit te hollen, hebben geleid tot een explosie van het aantal leefloners (+ 60%) en een bijna verdubbeling van het aantal personen in arbeidsongeschiktheid (+83%), waarbij vrouwen in het bijzonder oververtegenwoordigd zijn.
Bovendien leiden verarming en uitsluiting mensen niet naar werk. Integendeel, dit zorgt ervoor dat ze langdurig van de arbeidsmarkt verwijderd worden. Een ander logisch gevolg: de groei van precaire statuten, meer bepaald bij jongeren, die als eerste getroffen werden door talrijke maatregelen.
Een brochure met een gedetailleerd overzicht van deze aspecten kan je downloaden en bestellen op www.cepag.be.
Nieuw KB nietgouvernementele samenwerking
Na meer dan drie jaar discussiëren en afwachten werd het nieuwe Koninklijk Besluit gepubliceerd over de niet-gouvernementele samenwerking waarin de acties van ISVI kaderen. Het laatste KB dateerde van 2016 en de gesprekken met het oog op een grondige herziening in het kader van de wet van 2013 waren al in 2022 opgestart.
De voornaamste doelstelling die door de hele sector werd verdedigd: een echte administratieve vereenvoudiging om een einde stellen aan een zekere repetitieve bureaucratisering waardoor velen het gevoel verloren van zinvol werk uit te voeren. We stellen op dat vlak een evolutie in de goede richting vast, met een zekere rationalisering van de eisen voor de volgende fase, nl. de erkenning van de actoren als partners in de samenwerking.
Dankzij het politieke beïnvloedingswerk van o.a. ISVI, is de expliciete verwijzing naar de “representatieve werknemersorganisaties zoals erkend door de wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad en de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités” ongetwijfeld een andere, zeer positieve stap vooruit. Dit versterkt in grote mate de vakbeweging in zijn rol als actor in de ontwikkelingssamenwerking en zal het voor ISVI makkelijker maken om de komende tien jaar als actor in de ontwikkelingssamenwerking erkend te worden.
De Europese Raad van 27-28 juni zal naar verwachting de Strategische Agenda 20242029 goedkeuren. Hierin worden de EUprioriteiten voor de komende vijf jaar vastgelegd.
De coördinatie van de Strategische Agenda gebeurt door de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel. Een eerste inhoudelijk kader van de agenda focust voornamelijk op de versterking van het economische luik (competitiviteit en interne markt) en een veilig Europa. Het gaat voorbij aan het sociale luik en het in evenwicht brengen van het economische en het sociale.
De nodige initiatieven om sociale vooruitgang en de implementatie van de Europese Pijler van Sociale Rechten (EPSR) te garanderen moeten daarom worden opgenomen.
Tijdens het Belgisch voorzitterschap werden immers de Verklaring van Terhulpen, over de verankering van de ESPR en de Verklaring van Hertoginnedal, over de versterking van de sociale dialoog en het collectief overleg, ondertekend.
Ze moeten de essentiële componenten zijn van de prioriteiten voor de volgende termijn en integraal worden opgenomen. Onder andere kwalitatief hoogwaardige banen, verbetering van de werk- en leefomstandigheden, eerlijke en adequate lonen, verdere uitbouw van en toegang tot kwalitatieve openbare diensten, wanpraktijken en sociale dumping stoppen, inzetten op rechtvaardige transitie, het recht op opleiding zonder kosten voor werknemers en tijdens werktijd, een verbod op onbetaalde stages, de rechten van telewerkers en het recht om de verbinding te verbreken beschermen, gezonde en veilige werkplekken en psychosociale risico’s aanpakken.
Samen met het Belgisch voorzitterschap en het EVV blijven wij strijden voor een sterk sociaal Europa.
joeri.hens@abvv.be
Anselme Amoussou, die eerder dit jaar tot adjunct-secretaris-generaal van het IVV-Afrika verkozen werd, is eind mei heel kort in ons land geweest alvorens door te reizen naar Genève voor de Internationale Arbeidsconferentie. Hij werd uitgenodigd op een colloquium over de dynamieken van het kapitalisme, van ontwikkeling en van sociale verandering in het Zuiden vanuit een werkperspectief. In zijn tussenkomst zette hij de uitdagingen in de verf waarmee de arbeidswereld en het syndicalisme worden geconfronteerd op het Afrikaanse continent in het algemeen en meer bepaald in Benin, waar hij nog steeds secretarisgeneraal van de CSA-Benin (partner van ISVI en Waals ABVV) is. De gote uitdagingen zijn de wildgroei aan vakbonden, de afbouw van de mechanismen van de sociale dialoog, de veralgemening van de informele economie, en de criminalisering van het sociaal protest.
Het is precies rond dit laatste aspect dat de rest van zijn programma is opgebouwd. De gebeurtenissen van 27 april (zie Echo mei 2024), met de willekeurige arrestatie van meerdere militanten en vakbondsleiders, vormden in dit opzicht een kans om de
bevoegde Belgische autoriteiten en de militanten te sensibiliseren over de aantasting van de syndicale vrijheden in Benin. Zo werden er ontmoetingen georganiseerd met o.a. het kabinet van minister Gennez, de DirectieGeneraal Ontwikkelingssamenwerking, André Flahaut, maar ook met de directeur van de bilaterale samenwerking van WallonieBruxelles International, een instelling met een sterk engagement in Benin, die net een onderhandelingsronde met de Beninse autoriteiten heeft afgerond.
Op die ontmoetingen was de boodschap telkens dezelfde: “Het huidige bestuur in Benin is meer dan ooit een bestuur dat de burger onderdrukt. Het schendt de burger-, vakbonds-, en politieke vrijheden. In plaats van het volk te dienen, gebruikt het bestuur hen om hun macht te bestendigen die steeds blinder, dover en woester wordt (…). Als bewuste en geëngageerde werknemers mogen wij niet lijdzaam toekijken op dit onrecht. We moeten samen opstaan om onze rechten te verdedigen en radicale verandering te eisen.”
laurent.atsou@ifsi-isvi.be