CAO N째81
evenwicht tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers en rechtmatige controle vanwege de werkgever
CAO N째81
evenwicht tussen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers en rechtmatige controle vanwege de werkgever
-5-
Inhoudstafel
VOORWOORD CAO 81: een evenwicht tussen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers/neemsters en de wettige controle van de werkgever
7
I. ENKELE VASTELLINGEN
9
.....................................
................................................................................................................................ .............................
II. DE BEGINSELEN DIE DE CAO N°81 WAARBORGT
.............................................................................
2.1. De eerbieding van het privé-leven van de werknemers
........................................................
2.2. Het controlerecht van de werkgever en de verplichtingen van de partijen III. CAO N° 81 IN DE PRAKTIJK 3.1. Toepassingsgebied
......
................................................................................................................................ .............
................................................................................................................................ ..........................
10 10 11 12 12
3.2. Bij de installatie van het controlesysteem 3.2.1. Informatieplicht 3.2.1.1. Collectieve informatie 3.2.1.2. Individuele informatie 3.2.2. Controlebeginselen 3.2.2.1 In principe mag de controle op de gegevens geen inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer tot gevolg hebben 3.2.2.2. De controle mag slechts uitgevoerd worden binnen bepaalde doeleinden
12 12 12 12 15
3.3. Na de installatie 3.3.1. Individualisering 3.3.1.1.Beginselen 3.3.1.2. De individualisering kan in volgend schema samengevat worden 3.3.2. Evaluatie in de onderneming 3.3.2.1. De geïnstalleerde systemen moeten regelmatig geëvalueerd worden 3.3.2.2. Tussenkomst bij risico tot inmenging in de persoonlijke levenssfeer met de bedoeling te onderhandelen over het verminderen van dit risico 3.3.2.3. Bovendien zou deze evaluatieprocedure ingeroepen kunnen worden om de procedure aan te passen telkens er zich in het bedrijf een concreet probleem voordoet
17 17 17
.............................................................................................
................................................................................................................................ ...................
..........................................................................................................
...........................................................................................................
................................................................................................................................ .......
...................................................................................
...........................................................................................................
................................................................................................................................ ...................................
................................................................................................................................ ................
................................................................................................................................ .........
.............................................................................................................
.............................................................................................................
.............................................................................................................
...................................................................................
.................................................................................................................
IV. ENKELE PRAKTISCHE TIPS
................................................................................................................................ .............
15 16
18 21 21
21
21 22
CAO N°81
-7-
Voorwoord CAO 81: een evenwicht tussen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers/neemsters en de wettige controle van de werkgever Het gebruik van de nieuwe elektronische on-linecommunicatiemiddelen op het werk is fors toegenomen. Voor vele werknemers en werkneemsters, zijn deze nieuwe technologieën een onmisbaar werkmiddel geworden waardoor zij hun taken vlugger en ook op een meer zelfstandige wijze kunnen uitvoeren. Deze technologieën komen ook de werkgevers ten goede: ze zien de productiviteit van hun bedrijf toenemen en meer vormen van flexibele arbeid worden mogelijk. Maar deze on-linecommunicatiemiddelen scheppen ook bijzondere problemen in het kader van de verhoudingen op het werk. Problemen enerzijds m.b.t de controle die de werkgever kan verrichten op de uitvoering van de arbeidsovereenkomst door de werknemers en anderzijds m.b.t. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer waarop de werknemers recht hebben. In juni 2000 richtte het ABVV zich tot de Nationale Arbeidsraad met de vraag een collectief instrument te ontwikkelen dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op het werk op een gepaste wijze zou verzoenen met het controlerecht van de werkgever. Op 26 april 2002 werd CAO 81 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de controle op de elektronische on-linecommunicatiegegevens gesloten tussen de sociale partners binnen de Nationale Arbeidsraad. Door het K.B. van 12 juni 2002, werd deze CAO bindend verklaard voor alle werkgevers en werknemers van de privé-sector in België, op straffe van strafmaatregelen in geval van niet-naleving. Deze CAO kadert in de huidige juridische context wat betreft de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de controle op het werk. Ze verduidelijkt de draagwijdte ervan en modaliseert de controle in het kader van de betrekkingen tussen de werkgever en zijn werknemers. Deze CAO biedt vooral tussenkomstmogelijkheden aan onze afgevaardigde(n) door de modaliteiten inzake inlichting en raadpleging die in het bedrijf moeten worden geëerbiedigd te verduidelijken en door een strikt kader te bepalen voor de controleprocedures die de werkgever eventueel kan uitvoeren. De eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is een fundamentele waarde die het ABVV verdedigt, ook op de werkplaats. CAO 81 kadert in deze benadering en komt dus tegemoet aan een eis die tijdens ons Congres van oktober 2001 werd geformuleerd. Deze brochure geeft, voor onze afgevaardigde(n) die geconfronteerd worden met de nieuwe on-linecommunicatiegegevens op het werk, een bruikbare toelichting bij de in CAO 81 opgenomen principes. Veel leesplezier!
André Mordant Algemeen Secretaris
Mia De Vits Voorzitter
CAO N°81
-9-
I. ENKELE VASTSTELLINGEN • De jongste jaren is het gebruik van elektronische on-line communicatiemiddelen in de ondernemingen sterk toegenomen. Meer en meer werknemers hebben, in het kader van hun dienstbetrekking, toegang tot deze communicatiemiddelen, vooral elektronische post (e-mail) en internet. • Tegelijk werden er controlemiddelen ontwikkeld die vaak inherent zijn aan het beheer van het informaticasysteem zelf en die bijvoorbeeld dienen om de goede werking van het netwerk te waarborgen door onder andere overbelasting of virusproblemen te voorkomen. Eenzijdige regelingen werden opgelegd door de werkgevers, heel vaak zonder de minste voorlichting noch raadpleging van de werknemers over de controlemodaliteiten. • Maar de persoonlijke levenssfeer houdt niet op aan de poort van de onderneming! Het Europees Hof van de rechten van de mens zegt hierover: "Er is geen enkele principiële reden om de beroeps- of handelsactiviteiten uit te sluiten uit de notie persoonlijke levenssfeer’ en ook ‘dat elke soort oproep beschermd is door het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, of die oproep nu afkomstig is uit de privéwoning of uit de lokalen die in het kader van de dienstbetrekking ingenomen worden (de inhoud van het gesprek doet er niet toe)". Volgens het Hof blijkt uit de rechtspraak duidelijk dat telefonische oproepen gegeven van op de werkplek ook kunnen vallen onder de notie "persoonlijke levenssfeer" en "briefwisseling" zoals bedoeld in art. 8 § 1. => Deze rechtspraak kan rechtstreeks voor de Belgische rechtbanken ingeroepen worden. • Uitgaande van de vaststelling dat de huidige problemen meestal stoelen op een gebrekkige voorlichting of ook vorming, legt het ABVV de nadruk op de noodzaak om voorlichting aan en responsabilisering van werknemers met elkaar te verbinden. Immers, in geval van fout, kan de werknemer dan aanhalen dat hij niet over de volledige voorlichting beschikte. Het ABVV vroeg bijgevolg in juni 2000 de NAR om de haalbaarheid van een conventionele oplossing terzake te onderzoeken. • Op 26 april 2002 hebben de sociale gesprekspartners in de NAR (na langdurige werkzaamheden) CAO nr. 81 gesloten. Deze heeft tot doel het grondrecht van de werknemers op de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer in het kader van de dienstbetrekking te waarborgen door, rekening houdend met de behoeften voor een goede werking van de onderneming, te bepalen voor welke doeleinden en onder welke proportionaliteits- en transparantievoorwaarden een controle op de elektronische on-line communicatiegegevens kan worden geïnstalleerd en volgens welke modaliteiten de individualisering van deze gegevens toegelaten is.
De zaak Niemietz tegen Duitsland (72/1991/3244/396) – arrest van 16 december 1992.
1
CAO N°81
-10-
II. DE BEGINSELEN DIE CAO NR. 81 WAARBORGT 2.1. DE EERBIEDIGING VAN HET PRIVÉ-LEVEN VAN DE WERKNEMERS De eerbiediging van het privé-leven behoort tot de mensenrechten, dit grondrecht is in de bestaande regelgeving reeds gewaarborgd, namelijk: • Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens zegt dat: "een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie" > = rechtstreeks toepasbaar in het Belgisch recht. • De Belgische Grondwet bepaalt dat "ieder recht heeft op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald". • De wet van 8 december 1992 m.b.t. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Toelating tot geïnformatiseerde verwerking van persoonlijke gegevens mits bepaalde voorwaarden: - de eerbiediging van de beginselen m.b.t. de voorlichting, de doelstelling, de transparantie, de proportionaliteit van de ondernomen acties, - het verzekeren van het toegangsrecht, - het waarborgen van het recht op rechtzetting van de werknemer m.b.t. de verwerkte gegevens. • De wet van 21 maart 1991 (de zogeheten ‘wet Belgacom’): " Behoudens toestemming van alle andere personen die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij de hierna bedoelde informatie, identificatie of gegevens, is het iedereen verboden zelf of door toedoen van een derde: - met bedrieglijk opzet kennis te nemen van het bestaan of van de inhoud van met telecommunicatie overgebrachte tekens, seinen, geschriften, beelden, klanken of gegevens van alle aard, die herkomstig zijn van en bestemd zijn voor andere personen; - met opzet kennis te nemen van gegevens inzake telecommunicatie, die betrekking hebben op een ander persoon". • Art. 314bis uit het Strafwetboek Er zijn strafrechtelijke sancties voorzien voor "hij die ofwel, opzettelijk, met behulp van enig toestel privé-communicatie of -telecommunicatie, waaraan hij niet deelneemt, tijdens de overbrenging ervan, afluistert of doet afluisteren, er kennis van neemt of doet van nemen, opneemt of doet opnemen, zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie of telecommunicatie". Deze bepalingen blijven dus van toepassing. CAO nr. 81 past de grondnormen aan met de bedoeling de daadwerkelijke toepasbaarheid ervan in de onderneming, en bijgevolg op de dienstbetrekking te waarborgen.
CAO N°81
-11-
2.2. HET CONTROLERECHT VAN DE WERKGEVER EN DE VERPLICHTINGEN VAN DE PARTIJEN De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten blijft bij uitstek gelden als de uitdrukking van de verplichtingen van de werknemer en de werkgever in het kader van de dienstbetrekking. • Werkgever en werknemer zijn elkaar eerbied en achting verschuldigd. Gedurende de uitvoering van de overeenkomst moeten zij de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen en doen in acht nemen; • De werknemer is verplicht zijn werk zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig te verrichten en te handelen volgens de instructies van de werkgever en hierbij geen oneerlijke concurrentie te plegen, geen fabrieksgeheimen te onthullen en ook geen schade te berokkenen aan zijn gezondheid of aan die van anderen; • De werknemer die bij de uitvoering van zijn overeenkomst de werkgever of derden schade berokkent, is enkele aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. CAO nr. 81 moet uiteraard worden opgevat met naleving van deze grondregels.
CAO N°81
-12-
III. CAO 81 IN DE PRAKTIJK 3.1. TOEPASSINGSGEBIED • Alle on-line technologieën ongeacht de drager; Vallen eronder: internet, e-mail, WAP, maar de definitie is dermate ruim opgevat dat ze toekomstige evoluties niet wil uitsluiten • Zowel interne als externe on-line communicaties; • De werkgever heeft de mogelijkheid controle te verrichten op de elektronische online communicatiegegevens maar uitsluitend binnen het kader van de doeleinden die in de overeenkomst worden vermeld; • De controle mag niet slaan op de inhoud enkel op de gegevens tenzij akkoord werknemer; • CAO nr. 81 stelt niet de regels vast m.b.t. de toegang tot of het gebruik van de elektronische communicatiemiddelen in de onderneming (de vaststelling van deze regels behoort tot de prerogatieven van de werkgever) noch m.b.t. de uitoefening van vakbondsactiviteiten. De sociale gesprekspartners wilden niet tussenbeide komen inzake de reeds in de onderneming bestaande akkoorden (bijv. akkoord m.b.t. vakbondsinformatie aan de werknemers via e-mail,…). Wij herinneren er hierbij even aan dat, technisch gesproken, alles gecontroleerd kan worden en bovendien: ‘scripta manent’ (gepraat vergaat, maar schrift grift). Het is dus opletten geblazen: zeg niet via het netwerk wat je niet via ‘klassieke’ briefwisseling zou durven zeggen.
3.2. BIJ DE INSTALLATIE VAN HET CONTROLESYSTEEM 3.2.1. Informatieplicht 3.2.1.1. Collectieve informatie • De werkgever die een controlesysteem wil installeren licht de OR in over alle aspecten van die controle en in overeenstemming met de bepalingen van de CAO nr.9 van 9 maart 1972 betreffende de ondernemingsraden. • Als er geen OR is wordt deze informatie verstrekt aan CPBW of bij ontstentenis ervan aan de vakbondsafvaardiging of, bij ontstentenis ervan aan de werknemers
3.2.1.2. Individuele informatie • Wanneer een controlesysteem wordt geïnstalleerd moet de werkgever de betrokken werknemers eveneens inlichten over alle aspecten van de controle • De informatie moet effectief, begrijpelijk en bijgewerkt zijn. Dit betekent dat de informatie werkelijk ter kennis van de werknemers moet gebracht worden, dat de instructies die gegeven worden niet van die aard zijn dat ze een diploma informatica vereisen om te worden begrepen, en dat de informatie wordt bijgewerkt in functie van de technologische evolutie en de specifieke omstandigheden in de onderneming.
CAO N°81
-13-
• In dit kader is het eveneens belangrijk om de verbinding te maken tussen enerzijds informatie en anderzijds vorming van de werknemers. • De info kan worden verstrekt in het kader van algemene instructies, door vermelding in het arbeidsreglement, in de individuele arbeidsovereenkomst, door instructies bij ieder gebruik van de instrumenten ( vb.boodschappen op het scherm).
CAO N°81
CAO N°81
• tenslotte moet er in de overlegorganen hierover een regelmatige evaluatie plaatsvinden.
• in de ondernemingen waar er reeds een regelgeving bestaat die eenzijdig door de werkgever opgelegd werd, moeten de werknemersvertegenwoordigers de controle en de bescherming van het privé leven op de agenda van hun overlegorgaan plaatsen, met de bedoeling deze regelgeving te doen overeenstemmen met CAO nr. 81. Let wel: wanneer er zich een probleem voordoet, is het aan de werkgever om te bewijzen dat hij de werknemer effectief informatie heeft verstrekt, zowel collectief als individueel.
• het al dan niet permanente karakter van de controle
• het feit of de persoonsgegevens al dan niet worden bewaard, de plaats en de duur van de bewaring,
• de nagestreefde controle doelstelling(en) onder de doelstellingen vermeld in de CAO
• het controlebeleid en de prerogatieven van de werkgever en het toezichthoudend personeel
• de controle van de gegevens mag geen inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer veroorzaken
• indien er echter toch een risico tot inmenging bestaat, dan moet deze inmenging zo minimaal mogelijk zijn (via onderhandelen in de overlegorganen)
DE INDIVIDUELE EN COLLECTIEVE INFORMATIE moeten minstens handelen over:
DE COLLECTIEVE INFORMATIE aan de OR, het CPBW, de VA, de werknemers
• de in het arbeidsreglement bepaalde sancties wanneer de regels niet in acht genomen worden.
• de rechten, plichten, verplichtingen van de werknemers en de eventuele verboden inzake het gebruik van de elektronische on-line communicatiemiddelen van de onderneming,
• het gebruik van de instrumenten die de werknemer voor de uitvoering van zijn werk ter beschikking worden gesteld,
DE INDIVIDUELE INFORMATIE moet effectief, begrijpelijk en bijgewerkt zijn. De keuze van de drager wordt aan de werkgever overgelaten (bijv. circulaire, arbeidsreglement,…) De individuele informatie moet minstens handelen over :
Onderstaand schema geeft een overzicht van de inhoud die de collectieve en individuele informatie moet bevatten.
-14-
-15-
In de praktijk kunnen zich verschillende situaties voordoen: • Er bestaat reeds een reglement in de onderneming: De rol van de OR/CBPW/SA kan er in bestaan om het punt op de agenda te plaatsen en na te gaan in hoeverre het bestaande document overeenstemt met de vereisten van de CAO, in hoeverre aan de informatieplicht werd voldaan; NB: een reglement dat bepalingen bevat in strijd met de CAO zal vaak een inbreuk zijn op de bestaande basiswetgeving en kan om die reden onwettig zijn. • Er bestaat nog geen document maar het is geweten dat de werkgever controles uitoefent: ook hier zal de kwestie op de agenda van de OR/CBPW/SD moeten geplaatst worden om de situatie in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de CAO; • De werkgever wenst een systeem te installeren: moet de collectieve en individuele informatie verschaffen; • Er bestaat noch een reglement, noch zijn er controles: het is aan de vakbondsvertegenwoordigers om uit te maken of een discussie hieromtrent in de organen opportuun is.
3.2.2. Controlebeginselen Waaraan moet men aandacht schenken als een werkgever een controlesysteem wil invoeren of bij het evalueren van een bestaand systeem? Benevens de principes vermeld in het toepassingsgebied dienen volgende punten in overweging genomen te worden:
3.2.2.1. In principe mag de controle op de gegevens geen inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer tot gevolg hebben. Indien toch, dan moet die inmenging tot een minimum beperkt worden, binnen het kader van het verzamelen van globale gegevens van de onderneming. Alleen de elektronische on-line communicatiegegevens die noodzakelijk zijn voor de controle mogen worden verzameld en verwerkt; d.w.z. alleen de gegevens die, gezien het gerechtvaardigde doel van de controle, een zo gering mogelijke inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer voor gevolg hebben. In de praktijk gaat het hier bijvoorbeeld om: • wat de controle op internetsites betreft, het verzamelen van de gegevens over de duur van de aansluiting per werkpost en niet de individualisering per werknemer; • wat de controle op het gebruik van de elektronische post betreft, het verzamelen van gegevens over het aantal per werkpost uitgaande berichten en het volume ervan en niet de identificatie van de werknemer die ze verstuurt.
CAO N°81
-16-
3.2.2.2. De CAO geeft een limitatieve lijst van vier doeleinden of finaliteiten: 1. het voorkomen van ongeoorloofde of lasterlijke feiten, feiten die strijdig zijn met de goede zeden of de waardigheid van een andere persoon kunnen schaden: Voorbeelden: Ongeoorloofde of lasterlijke feiten, feiten die strijdig zijn met de goede zeden of die de waardigheid van een andere persoon kunnen schaden, kunnen met name bestaan in het kraken van computers, waaronder het op ongeoorloofde wijze kennis nemen van elektronische on-line communicatiegegevens inzake personeelsbeheer of vertrouwelijke medische bestanden of nog het raadplegen van pornografische of pedofiele sites alsook van sites die aanzetten tot discriminatie, rassenscheiding, haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of leden ervan, wegens ras, huidskleur, afkomst, religie of nationale of etnische afstamming van deze leden of van sommigen onder hen. 2. de bescherming van de economische, handels- en financiële belangen van de onderneming die vertrouwelijk zijn alsook het tegengaan van ermee in strijd zijnde praktijken: Voorbeelden: Afbrekende reclame zoals bepaald in de wet op de handelspraktijken,verspreiding van bestanden en van zakengeheimen en andere vertrouwelijke gegevens 3. de veiligheid en/of de goede technische werking van de IT-netwerksystemen van de onderneming met inbegrip van de controle op de kosten die ermee gepaard alsook de fysieke bescherming van de installaties van de onderneming; 4. het te goeder trouw naleven van de in de onderneming geldende beginselen en regels voor het gebruik van on-line technologieën. De werkgever moet duidelijk en expliciet de doelstellingen van de controle omschrijven. De controle op de elektronische on-linecommunicatiegegevens door de werkgever is alleen toegestaan indien een of meer van bovenvermelde doeleinden nagestreefd worden. • De controle moet in ieder geval van die aard zijn dat ze, uitgaande van de doelstellingen, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig is. Bij die gelegenheid kan het al dan niet permanente karakter van de controle besproken worden. Dienaangaande dient er gewezen te worden op een advies van de Commissie tot Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer dat "een algemene controle a priori op alle telecommunicatiegegevens, evenals de systematische registratie van al deze gegevens, disproportioneel lijkt ten opzichte van het nagestreefde doel. Bovendien doet het afbreuk aan de menselijke waardigheid om werknemers te laten werken onder voortdurend toezicht." • Ter herinnering: controle van de inhoud van de gegevens is alleen mogelijk als de werknemer en de andere partijen betrokken bij de communicatie hun akkoord hebben gegeven!
CAO N°81
-17-
3.3. NA DE INSTALLATIE 3.3.1. Individualisering Onder individualisering wordt verstaan de handeling die tot doel heeft elektronische onlinecommunicatiegegevens die tijdens een door de werkgever geïnstalleerde controle werden verzameld, te verwerken om ze aan een geïdentificeerde of identificeerbare persoon toe te schrijven. In principe doet de werkgever in eerste instantie een globale controle zonder dat hij kan uitmaken welke anomalie aan welke werknemer kan toegeschreven worden. Het is in tweede instantie dat hij zal kijken aan wie de anomalie kan toegeschreven worden.
3.3.1.1. Beginselen: • De individualisering moet te goeder trouw en overeenkomstig de nagestreefde doelstellingen gebeuren. • Als de gegevens voor andere doeleinden worden verwerkt dan het doel waarvoor de controle werd geïnstalleerd, moet de werkgever ervoor zorgen dat deze verwerking verenigbaar is met het oorspronkelijke doel en alle maatregelen nemen om interpretatiefouten te vermijden • De individualisering moet gebeuren op een manier die verenigbaar is met de bepaalde doelstelling(en). Alleen de gegevens die noodzakelijk zijn voor de door de controle nagestreefde doelstelling(en) mogen worden geïndividualiseerd. Deze gegevens dienen, uitgaande van deze doelstelling(en), toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn. • Hetzelfde geldt voor de sancties die aan de werknemers opgelegd kunnen worden: deze moeten in verhouding staan tot de eventuele fout . Indien specifieke sancties worden vooropgesteld moet wel het AR aangepast worden. In ieder geval mogen alleen de elektronische communicatiegegevens worden geïndividualiseerd. De inhoud ervan mag niet worden geïndividualiseerd, tenzij de partijen ermee akkoord gaan, overeenkomstig de wet van 21 maart 1991 en 8 december 1992. Ter herinnering: CAO nr 81 heeft tot doel een rechtmatig evenwicht tot stand te brengen tussen professionele en persoonlijke levenssfeer. • De individualisering van de gegevens gebeurt, naar gelang het doel van de controle, op een verschillende manier (directe of indirecte procedure) (zie hierna). In het kader van de procedure (ook alarmbelprocedure genoemd) worden alle werknemers ingelicht en op de hoogte gebracht van de problemen die zich in de onderneming voorgedaan hebben; bij nieuwe onregelmatigheid vanwege een werknemer, wordt deze uitgenodigd voor een gesprek vóór iedere beslissing en/of evaluatie; tijdens dit gesprek kan de werknemer zich door zijn vakbondsafgevaardigde(n) laten bijstaan.
CAO N°81
CAO N°81
• de veiligheid en/of de goede technische werking van de ITnetwerksystemen van de onderneming, met inbegrip van de controle op de kosten die ermee gepaard gaan alsook de fysieke bescherming van de installaties van de onderneming ;
• de bescherming van de economische, handels- en financiële belangen van de onderneming die vertrouwelijk zijn alsook het tegengaan van ermee in strijd zijnde praktijken ;
Op dezelfde wijze mag de werknemer NIET inroepen dat al zijn communicaties van privé aard zijn, hij is immers op de werkplek in uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst.
De werkgever mag NIET oproepen dat alle communicatiegegevens uitgaande van de onderneming beroepsmatig zijn. Dat zou neerkomen op een ontkenning van het privéleven van de werknemer.
Deze indirecte controleprocedure, de individualisering van de gegevens, is niet van toepassing op die gegevens die een beroepsmatig karakter hebben dat door de werknemer niet in twijfel wordt getrokken. Bovendien mag de toepassing van dit principe, door het verlenen van een uitsluitend beroepsmatig karakter aan de communicatiegegevens, niet leiden tot de ondoelmatigheid van de CAO ten aanzien van de waarborgen die ze aan de werkgevers en werknemers biedt.
Wanneer de doelstelling echter verband houdt met het te goeder trouw naleven van de in de onderneming geldende beginselen en regels voor het gebruik van on-line technologieën, moet een alarmbelprocedure in acht worden genomen die hoofdzakelijk bestaat uit een voorlichting waarbij deze beginselen en regels nog eens verduidelijkt, benadrukt of in herinnering worden gebracht.
De directe individualisering is mogelijk zonder enige verdere formaliteit wanneer de controle volgende doelstellingen nastreeft:
• het voorkomen van ongeoorloofde of lasterlijke feiten, feiten die strijdig zijn met de goede zeden of die de waardigheid van een andere persoon kunnen schaden ;
Indirecte procedure : (voorafgaande voorlichtingsfase)
Directe procedure
-18-
3.3.1.2. De individualisering kan in volgend schema samengevat worden:
Dit gesprek heeft plaats vóór iedere beslissing of evaluatie die de werknemer individueel kan raken.
In het kader van een tegensprekelijke procedure geeft de werkgever de aldus geïdentificeerde werknemer de mogelijkheid tijdens een onderhoud uitleg te geven.
c. Voorafgaand gesprek
Wanneer er opnieuw een onregelmatigheid vastgesteld wordt, kan de werkgever overgaan tot een geïndividualiseerde controle van de elektronische on-line communicatiegegevens teneinde de identiteit van de verantwoordelijke persoon (of personen) op te sporen.
b. Geïndividualiseerde controle
Deze voorlichting heeft tot doel de werknemer(s) op een duidelijke en begrijpelijke wijze in te lichten over het bestaan van de onregelmatigheid en over het feit dat de elektronische on-line communicatiegegevens geïndividualiseerd zullen worden wanneer een dergelijke onregelmatigheid opnieuw vastgesteld wordt (collectieve voorlichting).
De werkgever brengt de werknemers op de hoogte vóór elke individualisering van de niet naleving van één van de in de onderneming vastgestelde gebruiksregels.
a. Voorafgaande voorlichting
De individualisering gebeurt volgens een procedure in 3 stappen:
-19-
CAO N°81
CAO N째81
Overeenkomstig CAO nr 5 van 24 mei 1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen (met name artikel 13 ervan), kan de werknemer zich tijdens dit onderhoud laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde.
Het gesprek heeft tot doel de werknemer de kans te bieden zijn bezwaren met betrekking tot de voorgenomen beslissing of evaluatie uiteen te zetten en het gebruik van de hem ter beschikking gestelde elektronische on-line communicatiemiddelen te rechtvaardigen.
-20-
-21-
3.3.2. EVALUATIE IN DE ONDERNEMING 3.3.2.1. De geïnstalleerde systemen moeten regelmatig geëvalueerd worden in de OR/CPBW/VA met het oog op het formuleren van voorstellen om ze aan te passen aan de technologische ontwikkeling. > Deze evaluatie zou regelmatig moeten gebeuren teneinde na te gaan of de gevolgde procedures nog steeds aangepast zijn aan de nieuwe technologieën en aan de arbeidsorganisatie.
3.3.2.2. Tussenkomst bij risico tot inmenging in de persoonlijke levenssfeer met de bedoeling te onderhandelen over het verminderen van dit risico. Deze tussenkomst is op elk moment mogelijk. Inderdaad, wanneer bijvoorbeeld vastgesteld wordt dat de werkgever andere doelstellingen nastreeft dan deze vermeld in de CAO, als er geen enkele ‘alarmbelprocedure’ voorzien is in het document van de werkgever of ook wanneer de werkgever bepaalt dat alle communicatie in de onderneming, een beroepsmatig karakter heeft, dan moeten de werknemersvertegenwoordigers tussenbeide komen om de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers op de werkplek te doen naleven of te herstellen.
3.3.2.3. Bovendien zou deze evaluatieprocedure ingeroepen kunnen worden om de procedure aan te passen telkens er zich in het bedrijf een concreet probleem voordoet.
CAO N°81
-22-
IV. ENKELE PRAKTISCHE TIPS • Als de bekomen gegevens verwerkt worden voor andere finaliteiten dan deze die vooropgesteld werd, stelt de CAO dat de werkgever ervoor moet zorgen dat dit verenigbaar is met de oorspronkelijke finaliteit en maatregelen moet nemen om interpretatiefouten te vermijden. In de praktijk zal het nuttig zijn met de werkgever af te spreken dat de werknemersvertegenwoordigers worden geïnformeerd als een dergelijke situatie zich voordoet. • Tot slot is het belangrijk er op te wijzen dat om te bekomen dat de informaticatechnologieën gebruikt worden in overeenstemming met de noden van de onderneming, er in de eerste plaats preventieve maatregelen nodig zijn zoals een blokkering van de websites waarvan waarvan de inhoud niet nuttig is of het oriënteren naar een specifieke server van e-mail van een grote omvang. Dergelijke maatregelen komen tegemoet aan de belangen van de werkgever zonder aan deze van de werknemers te raken.
CAO N°81
Algemeen Belgisch Vakverbond Juli 2002 • Lay-out: ABVV Druk: New Goff Foto cover: Reporters
•
Hoogstraat 42 • 1000 Brussel Tel: +32 (0)2 506 82 11 Fax: +32 (0)2 506 82 29 e-mail: infos@abvv.be www.abvv.be
Verantwoordelijke uitgever: Mia DE VITS
Deze brochure werd gerealiseerd met steun van het Europees Sociaal Fonds en het Ministerie van tewerkstelling en arbeid.