Welke grondwet, voor welk europa ?
inhoudstafel
2
03 04 05 05 05 06 06 07 07 09 09 10 11 12 12 12 12 13
voorwoord deel i waarden, doelstellingen en instellingen eerbiediging van de mensenrechten een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen het burgerschap van de unie : voorbehouden aan diegenen die een nationaal burgerschap bezitten de bevoegdheden van de unie : exclusief, gedeeld of subsidiair mogelijkheid tot nauwere samenwerking europa verlaten de instellingen het parlement de europese raad de raad van ministers de commissie het hof van justitie de europese centrale bank het economisch en sociaal comité autonome sociale dialoog dialoog met de kerken
14
deel ii het handvest van de grondrechten
16
deel iii beleid en werking van de europese unie
17 18 18 18 19 20 20
welke sociale « harmonisatie » ? vrijwaringsclausule alarmbel sociale dialoog een gecoördoneerde werkgelegenheidsstrategie in dienst van de markt en de concurrentie de openbare diensten : ondergeschikt aan de markt en de concurrentieregels
23
deel iv algemene slotbepalingen
24
deel v protocollen en verklaringen
25
tot besluit
26
data en cijfers
voorwoord
welke grondwet, voor welk europa 3
oveel is zeker : wie het hart op de juiste plaats
Z
dit een stap vooruit : een iets belangrijker rol voor het
draagt (links dus), krijgt het flink op de heupen
Parlement, een (zekere) vereenvoudiging van de procedu-
bij het lezen van het ontwerp van handvest ter
res, het inlassen van het handvest van de grondrechten
invoering van een Europese grondwet.
of de erkenning van het belang van de sociale dialoog.
Niet omdat wij gekant zouden zijn tegen de idee van een
Wij verwachten van Europa dat het ons sociaal model
Europese Unie die dodelijke oorlogen afwijst – de vrede
versterkt en bijdraagt tot de verspreiding van rechten
vormt immers de basis voor alles. Hierdoor kunnen wij
daar waar de rechten van werknemers met voeten worden
onze stem laten horen in een geglobaliseerde wereld die
getreden en ontoelaatbare verschillen blijven bestaan.
door grote blokken wordt gedomineerd. Evenmin zijn wij
Het Europa dat nu opgebouwd wordt, is niet echt het
tegen het eerste en het tweede deel van het Verdrag, maar
Europa dat wij willen. We moeten dus druk blijven uitoe-
toch : een parlement dat niet over volledige wetgevende
fenen, die zelfs opdrijven om een democratisch en sociaal
macht beschikt, is niet bepaald iets dat je zomaar slikt !
Europa te bewerkstelligen. Het ontwerp van grondwet
Het derde deel is voor ons, vakbond, een probleem. Dit
is een doelwit, maar het is niet het enige : denken we
deel handelt over de beleidslijnen van de Europese Unie :
maar aan de dienstenrichtlijn (de richtlijn Bolkestein over
de markt, vrije concurrentie en competitiviteit krijgen
de liberalisering van de diensten) en de richtlijn over de
grondwettelijke waarde, terwijl de openbare diensten
arbeidstijd .
als uitzondering nog net getolereerd worden. Dit is on-
Om iets met steekhoudende argumenten te betwis-
aanvaardbaar.
ten, moet je eerst een duidelijk beeld hebben van wat
Wordt het ontwerp van grondwet verworpen, dan blijven
op tafel ligt. Dank zij deze brochure – dat is tenminste
de huidige Verdragen van toepassing. Zijn die dan beter ?
onze bedoeling – zouden de militanten een beter inzicht
Nee. Deel III van het ontwerpverdrag herneemt gewoon
moeten krijgen in die wirwar van Europese instellingen
wat bestaat (en verleent dit dus grondwettelijke waarde)
en beslissingen.
terwijl deel I en deel II wel wat vooruitgang bevatten, zij het naar weinig en voor ons zeker onvoldoende. Toch is
Xavier Verboven,
André Mordant,
Algemeen Secretaris.
Voorzitter.
deel i waarden, doelstellingen en instellingen Deel I handelt over de doelstellingen en de waarden van de Unie, evenals over de bevoegdheden, de instellingen en de financiĂŤn.
4
5
goed om weten ß Met protocollen en bijlagen is het ‘Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa’ uitgegroeid tot een lijvig nummer van het Publicatieblad van de Europese Unie, het is een document van 475 bladzijden. Het spreekt vanzelf dat wij, in deze brochure, alleen de echt essentiële punten bespreken. ß Het Verdrag is opgedeeld in vier grote hoofdstukken, de nummering van de artikels verwijst telkens naar het betrokken hoofdstuk (bijv. art I-24, art. III-12…).
ß Het Verdrag verleent de Unie rechtspersoonlijkheid – dit is nieuw – en bevestigt de symbolen van de Unie, zoals ondermeer het devies van de Unie (« In verscheidenheid verenigd ») of ook de vlag (die stelt een cirkel van twaalf gouden sterren op een blauw veld voor) en de ‘nationale feestdag’ (de « Dag van Europa » ) die op 9 mei in de gehele Unie gevierd wordt.
eerbiediging van de mensenrechten en…
haar volkeren te bevorderen ». De Unie « zet zich in voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang ».
De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
…een sociale markteconomie met een « groot concurrentievermogen » De Unie heeft als doel « de vrede, haar waarden en het welzijn van
De volledige tekst van het Verdrag staat op de site http ://europa.eu.int/futurum
Onze opinie De ‘waarden’ waarop Europa stoelt zijn belangrijk, hoewel niet creatief vernieuwend, maar goed. De verwijzing naar een ‘sociale’ markteconomie is wel nieuw en werd verkregen na een lange niet-aflatende strijd door de linkse leden van de Conventie die de toevoeging ‘met een groot concurrentievermogen’ konden missen als kiespijn.
het burgerschap van de europese unie : voorbehouden aan diegenen die een nationaal burgerschap bezitten « Eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, is burger van de Unie ». Dit burgerschap verleent het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven evenals het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden of ook nog het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten. »
goed om weten de europese grondwet heeft voorrang op het recht van de lidstaten « De Grondwet en het recht dat de instellingen van de Unie bij de uitoefening van de haar toebedeelde bevoegdheden vaststellen, hebben voorrang boven het recht van de lidstaten » > Deze bepaling krijgt pas ten volle betekenis in het deel m.b.t. de beleidslijnen die het Verdrag ondergeschikt wil maken aan de ‘marktwetten’.
nnn
deel i waarden, doelstellingen en instellingen
6
Onze opinie Dit artikel regelt dus niet het probleem van de migranten die in de lidstaten wonen.
de bevoegdheden van de unie : exclusief, gedeeld of subsidiair Waar houdt de Europese Unie zich mee bezig, en waar houden de landen zich mee bezig ? Wie beslist wat ? Een kat vindt er haar jongen haast niet meer in terug. Globaal gezien kunnen wij drie bevoegdheden onderscheiden.
exclusieve bevoegdheden Ten opzichte van haar onderdanen handelt de Unie autonoom, in naam van alle lidstaten. Er wordt van uitgegaan dat actie op het niveau van de Unie meer effect heeft dan handelingen genomen door een enkele lidstaat.
de gedeelde bevoegdheden Een gedeelde bevoegdheid betekent dat zolang de Unie haar rechten niet heeft uitgeoefend, de lidstaten zelf wetten mogen maken. Echter, zodra de Unie is tussengekomen, dienen de lidstaten hiervan af te zien. Wat de hiërarchie van het recht betreft, hebben de Europese wetten voorrang ten opzichte van mogelijke nationale wetteksten. In de praktijk betekent dit dat Europa een algemeen kader zou dienen te bepalen dat in heel de Unie van kracht is (bijvoorbeeld normen of minimale rechten). Niettemin mogen de lidstaten binnen dit kader hun eigen toepassingsmodaliteiten definiëren. Dit kan bijvoorbeeld leiden tot een nationale wetgeving die voor werknemers voordeliger is dan het Europese minimumkader. De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid betreffende :
Deze categorie is van toepassing op : ß de douane-unie ; ß de vaststelling van
mededingingsregels ; ß het monetair beleid voor
de lidstaten die de euro als munt hebben ; ß het behoud van het natuurlijke visbestand in het licht van het gemeenschappelijk visserijbeleid ; ß de gemeenschappelijke handelspolitiek.
ß de interne markt ; ß bepaalde aspecten van
het sociaal beleid ; ß vervoer ; ß consumentenbescherming ; ß milieu ; ß energie ; ß economische, sociale en territoriale samenhang ; ß landbouw ; ß de ruimte van vrijheid ; veiligheid en recht.
Voor onderzoek en ontwikkelingssamenwerking zien wij een iets specialer statuut : op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, wat de lidstaten niet belet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
steunende, coördinerende en aanvullende bevoegdheden In deze categorie werkt de Unie enkel aanvullend naast het beleid van de lidstaten, maar vervangt dit niet. In deze categorie is er geen harmonisatie mogelijk, het gaat enkel om de bevordering van convergentie van de nationale beleidslijnen en niet om de oplegging van gemeenschappelijke regels. Deze domeinen omvatten : ß de bescherming en verbetering
van de gezondheidszorgen ; ß de industrie ; ß het toerisme ; ß het beleid inzake onderwijs, jeugd, sport en professionele vorming ; ß de burgerbescherming ; ß de administratieve samenwerking.
mogelijkheden van coördinatie… In andere domeinen, met name het economische en werkgelegenheids-
7
beleid, erkennen de lidstaten de noodzaak van coördinatie van hun nationale beleid binnen de Unie. De Unie « neemt maatregelen ter verzekering van de coördinatie van
het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, met name door de bepaling van richtsnoeren ». De Unie « kan initiatieven nemen ter verzekering van de coördinatie van de sociale politiek ».
goed om weten
De bevoegdheid van de Unie « bestrijkt alle gebieden van het buitenlands beleid », wat zelfs kan leiden tot « een gemeenschappelijke defensie ».
de beginselen van subsidiariteit en toewijzing De Grondwet bepaalt de verdeling van de bevoegdheden tussen de Europese Unie en de lidstaten en dit volgens de volgende principes : ß Zij bepaalt dat de Unie enkel over die bevoegdheden beschikt die de lidstaten haar toekennen, en dat de andere bevoegdheden de verantwoordelijkheid van de lidstaten blijven. Dit « toewijzingsprincipe » garandeert dat de Unie haar bevoegdheden niet zonder het akkoord van de lidstaten mag uitbreiden. ß Zij bepaalt eveneens dat de Unie in die domeinen actief mag zijn waarover de lidstaten hebben beslist deze te bundelen om op die manier doeltreffender te worden (het subsidiariteitsprincipe) en dit met inachtneming van het nodige om de vastgelegde doelstellingen te bereiken (het evenredigheidsprincipe).
…en van flexibiliteit Om een zekere flexibiliteit in het systeem te behouden laat een clausule toe dat de Raad mogelijke lacunes in de aan de Unie toegewezen bevoegdheden opvult, indien er actie nodig is op het niveau van de Unie om een van de doelstellingen van de Grondwet te bereiken. De Raad neemt beslissingen bij eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Parlement.
mogelijkheid tot nauwere samenwerking De lidstaten die verder wensen te gaan dan de Unie inzake de niet-exclusieve bevoegdheden van de Unie, kunnen onderling een nauwere samenwerking aangaan. Bij een nauwere samenwerking moet minstens 1/3 van de lidstaten betrokken zijn.
Momenteel zijn dus 8 lidstaten vereist (straks, met 25 lidstaten, zullen er 9 vereist zijn om 1/3 te halen).
europa verlaten Elke lidstaat kan besluiten zich uit de Unie terug te trekken. De voorwaarden voor de terugtrekking moeten worden onderhandeld met de Europese Raad en moeten worden goedgekeurd door het Parlement. Onze opinie Dit is nieuw: voorheen had niemand ook maar overwogen dat een lidstaat zich uit Europa zou willen terugtrekken.
de instellingen De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht van de Unie wordt door vijf instellingen uitgeoefend : Onze opinie Vooraleer we dit hoofdstuk bespreken, is het best elke verwijzing naar onze nationale instellingen terzijde te laten. Immers, het Europees Parlement heeft niet dezelfde prerogatieven als een ‘normaal’ parlement ; de Europese Raad van Ministers treedt veel meer wetgevend dan regerend op. In feite lijkt de Commissie het meest op een nationale regering met het recht om wetsvoorstellen (of wetsontwerpen) in te dienen.
nnn
deel i waarden, doelstellingen en instellingen
8
J NIEUWIGHEID EUROPESE RAAD top van de staatshoofden en regeringsleiders die lid zijn van de Europese Unie
Is verantwoordelijk voor arbitrage naar de Raad van Ministers toe.
Legt de grote lijnen vast, geeft impulsen
NIEUWIGHEID creatie van de positie van Europees Minister van Buitenlandse Zaken.
RAAD VAN MINISTERS wetgevend orgaan volgens bevoegdheden en bestaande uit de ministers van de lidstaten. www.consilium.eu.int
NIEUWIGHEID uitbreiding van de stemming bij gekwalificeerde meerderheid (beslissingen genomen door 55% van de lidstaten dat 65% van de bevolking vertegenwoordigt).
creatie van de positie van een gekozen Voorzitter die voor twee jaar en half wordt verkozen, een keer hernieuwbaar.
NIEUWIGHEID verkiezing van een Parlementsvoorzitter op voorstel van de Raad. Vermindering tot 18 (2/3 van de lidstaten) van het aantal Commissarissen en dit vanaf 2014.
EUROPESE COMMISSIE 25 commissarissen in 2004, voorgesteld door de lidstaten en benoemd door het Europees Parlement. De Commissie behartigt het algemeen belang inEuropa. www.europa.eut.int
NIEUWIGHEID dit orgaan vormt samen met de Raad van Ministers de belangrijkste wetgevende instantie. Het aantal parlementsleden zal tot 750 worden verminderd.
EUROPEES PARLEMENT Gekozen bij algemeen enkelvoudig stemrecht voor 5 jaar, het vertegenwoordigt de burgers en stemt wetten samen met de Raad van Ministers, die de lidstaten vertegenwoordigt. www.consilium.eu.int
Stelt richtlijnen en reglementen voor aan de twee wetgevende organen. Ziet na op de naleving van de verdragen. Is verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke beleid.
HOF VAN JUSTITIE NIEUWIGHEID Europese wetten en kaderwetten die richtlijnen en reglementen vervangen.
Ziet toe op de naleving van de Europese wetgeving en regelt geschillen tussen lidstaten of tussen een lidstaat en de EU
9
1- het europees parlement
2- de europese raad volksinitiatief
Dit is samengesteld uit maximum 750 parlementsleden, verkozen voor een periode van vijf jaar. De kleinste lidstaten hebben een minimum van zes vertegenwoordigers, geen enkele lidstaat heeft meer dan 96 vertegenwoordigers. Het precieze aantal vertegenwoordigers van elke lidstaat wordt vóór de verkiezingen van 2009 bepaald. Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevende taak en de begrotingstaak uit. Het beslist bij meerderheid. Het kiest de voorzitter van de Commissie, op voordracht van de Europese Raad. De voorzitter en de commissarissen worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.
Artikel I-47 m.b.t. het beginsel van de participerende democratie voorziet dat één miljoen burgers van de Unie de Commissie een wetgevend initiatief over een bepaald onderwerp kunnen voorstellen. De praktische modaliteiten moeten nog bepaald worden, net zoals het aantal lidstaten waaruit het miljoen burgers die het voorstel indienen, afkomstig dienen te zijn.
de europese ombudsman Het Europees Parlement kiest een Europese ombudsman voor een termijn van vijf jaar. Hij neemt kennis van klachten over de slechte werking van de instellingen van de Unie. Deze klachten kunnen uitgaan van elke natuurlijke of rechtspersoon die in de Unie verblijft.
De Europese Raad (of « Top ») bestaat uit de staatshoofden of regeringsleiders van de lidstaten en de voorzitter van de Commissie. De Europese Raad spreekt zich (behoudens uitzondering) bij consensus uit, komt ieder kwartaal bijeen, oefent geen wetgevingstaak uit maar bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Hij verkiest zijn voorzitter (die geen nationaal mandaat mag uitoefenen) voor een periode van tweeënhalf jaar. De voorzitter is eenmaal herkiesbaar. Rekening houdend met het resultaat van de Europese verkiezingen, draagt de Europese Raad bij het Europees Parlement een kandidaat voor voor het ambt van voorzitter van de Commissie.
goed om weten
goed om weten
wetten en kaderwetten Momenteel bestaat het Europees Parlement uit 732 vertegenwoordigers. Duitsland heeft er 99, Malta 5 en België 24. Na de toetreding van Roemenië (35) en Bulgarije (18) zal het parlement 785 leden tellen, een aantal dat na de verkiezingen van 2009 zal worden verminderd tot 750.
Het Europees Parlement kan zich uitspreken over een motie van afkeuring tegen de Commissie (niet tegen een Commissaris). Indien een dergelijke motie wordt aangenomen met een 2/3 meerderheid, nemen de leden van de Commissie collectief ontslag. Een individueel ontslag, om dwingende reden, kan beslist worden door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
vaarwel richtlijnen We zullen onze woordenschat moeten aanpassen : indien het Verdrag goedgekeurd wordt, zullen wij het niet meer hebben over ‘richtlijnen’ maar wel over ‘kaderwetten’, en ook niet langer over ‘verordeningen’ maar wel over ‘wetten’.
nnn
deel i waarden, doelstellingen en instellingen
10
Tot nu toe wisselde het voorzitterschap van de Raad om de 6 maanden.
3- de raad van ministers In deze Raad zetelen de ministers van de lidstaten. Het voorzitterschap blijft wisselend. De Raad oefent samen met het Europees Parlement de wetgevingstaak uit en komt in verschillende « formaties » bijeen . De Raad die ons het meest aanbelangt (en het meest verontrust) is Ecofin. Een Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten is belast met de voorbereiding van de werkzaamhe-
den van de Raad, hierin bijgestaan door een algemeen secretariaat. De stemprocedure in de Raad : eenparigheid van stemmen blijft voor sociale en fiscale zaken ! In de Raad wordt er gestemd bij gekwalificeerde meerderheid of bij eenparigheid van stemmen. Het Verdrag breidt de aangelegenheden waarover bij meerderheid gestemd kan worden, aanzienlijk uit. Maar beslissingen in fiscale en sociale aangelegenheden moeten nog steeds met eenparigheid van stemmen genomen worden. Enkel
wat moet je onder « gekwalificeerde meerderheid » verstaan Het principe van de gekwalificeerde meerderheid betekent dat een meerderheid van landen een beslissing genegen is en dat die landen een meerderheid van de Europese bevolking vertegenwoordigen. Momenteel moet er een meerderheid van de lidstaten en 73 % van de stemmen gehaald worden, want elk land beschikt over verscheidene stemmen : Duitsland, Frankrijk, Italië en GrootBrittannië hebben elk 29 stemmen, Spanje en Polen 27, België 12…
Het ontwerp van Grondwet voert vanaf 2009 een nieuwe definitie in van gekwalificeerde meerderheid binnen de Raad : het gaat om een dubbele meerderheid, van de lidstaten en de bevolking. Op die manier wordt de dubbele legitimiteit van de Unie uitgedrukt.
maatregelen i.v.m. de sociale zekerheid van werknemers die zich binnen de Unie verplaatsen (samentelling van alle periodes die door de diverse nationale wetgevingen in aanmerking genomen worden) kunnen bij gekwalificeerde meerderheid goedgekeurd worden. Onze opinie Het ABVV eist al jaren dat voor sociale en fiscale materies van de eenparigheidsregel (unanimiteit) afgestapt wordt. Het was al moeilijk met 15 lidstaten, het wordt onmogelijk met 25. Uiteraard zal die eenparigheidsregel de zo broodnodige harmonisatie (om sociale dumping te vermijden) niet vergemakkelijken. Elke lidstaat zal immers zijn belastingen en sociale bescherming kunnen blijven verlagen om investeerders aan te trekken. Maar in het licht van de versterking van de rechterzijde, voor een deel ten gevolge van de uitbreiding*, kan de eenparigheidsregel in sociale aangelegenheden echter ook een dam opwerpen, want de Unie zal geen afbouw van de sociale bescherming kunnen opleggen. * De vroegere landen van het Oostblok lijden nog
De dubbele meerderheid wordt bereikt wanneer een beslissing door 55 % van de leden van de Raad wordt gesteund. Dit percentage dient ten minste 15 landen en 65 % van de bevolking van de Unie te vertegenwoordigen.
aan kinderziektes. Het communisme, waaronder ze tientallen jaren gebukt gingen, en het socialisme gooien ze op één hoop. Ze verwerpen alles wat ook maar naar Staatsingrijpen ruikt en vallen voor de sirenenzang van individualistisch gerichte modellen. Hopelijk zullen de toenemende armoede en de verkorting van de levensverwachting een kentering in de geesten veroorzaken.
11
4- de europese commissie Zij staat in voor de uitwerking en de uitvoering van het gemeenschappelijk beleid (inzake landbouw…), stelt de begroting op en beheert de communautaire programma’s (steunverlening aan regio’s…).
Zij voert de internationale onderhandelingen waaronder die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WHO). De Commissie heeft een mandaat van vijf jaar. Zij is de enige die wetsvoorstellen kan indienen.
De leden van de Commissie (met uitzondering van de voorzitter) worden op voorstel van de Europese Raad en de voorzitter van de Commissie gekozen omwille van hun algemene bekwaamheid. De voorzitter beslist over de taakverdeling tussen de Commissieleden. De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen. Vanaf 2014 moet het aantal Commissieleden (vandaag één per lidstaat) verminderd worden tot tweederde van het aantal lidstaten. De Europese Raad benoemt met instemming van de voorzitter de minister van Buitenlandse Zaken.
goed om weten Eén van de innovaties van het Verdrag is dat er nu een post van minister van Buitenlandse Zaken in het leven geroepen wordt. Bedoeling is de Europese stem op het internationale forum coherenter en sterker te laten doorklinken.
Een zeer logge procedure De wetgevingsprocedure in de Europese Unie is bijzonder log. Er wordt steeds vertrokken van een wetsvoorstel van de Commissie: ß eerste lezing: keurt het Parlement
de tekst goed, dan wordt hij doorgespeeld naar de Raad. Keurt die op zijn beurt de tekst ongewijzigd goed, dan is hij aangenomen. Is dit niet het geval, dan wordt de tekst naar het Parlement teruggestuurd voor een…
nnn
deel i waarden, doelstellingen en instellingen 12
ß tweede lezing : keurt het Parlement
de door de Raad teruggestuurde gewijzigde tekst goed, dan wordt hij wet. Stemt een meerderheid tegen, dan is de tekst verworpen. Stelt een meerderheid amendementen voor, dan wordt de geamendeerde tekst doorgestuurd aan de Raad én aan de Commissie die een advies over de amendementen uitbrengt. Keurt de Raad die amendementen goed, dan wordt de tekst wet, zoniet, dan is er een…
vragen wanneer een nationale rechtbank de interpretatie van het Hof over een Europese regelgeving vraagt. Onze opinie Over het Hof van Justitie en zijn (nu eens gunstige dan weer ongunstige) rechtspraak valt heel wat te zeggen, maar we moeten onthouden dat het Hof zich zo goed als wetgevende bevoegdheden toegeëigend heeft. Wat in feite ondemocratisch is.
genwoordigers van het Parlement en van de Raad waaraan de Commissie deelneemt. Wijst het verzoeningscomité het gemeenschappelijke ontwerp af, dan is het gedaan met het ontwerp, zoniet volgt er een…
Het is bijvoorbeeld op grond van een beslissing van het Hof van Justitie dat Europa de burgers van de Unie het recht verleent om zich in gelijk welk land te laten verzorgen, maar zonder daarbij de lidstaten de verplichting op te leggen om voor hun eigen onderdanen maatregelen te nemen zodat ze toegang tot de noodzakelijke zorg krijgen.
ß derde lezing die leidt tot de goed-
6- de europese centrale bank
ß verzoening in een comité met verte-
keuring of het opgeven van het wetsvoorstel. Onze opinie Dit alles toont duidelijk aan dat Europa lijdt aan een democratisch deficit. Nochtans verbreedt het Verdrag de wetgevende rol van het Europees Parlement op tal van gebieden: structuurfondsen, handelsbeleid, landbouwbeleid… Wij eisten dit al vele jaren en vinden dit dus positief. Maar het gaat wel nog steeds om een medebeslissingsrecht van het Europees Parlement samen met de Raad, wat de goedkeuringsprocedure natuurlijk verzwaart.
5- het hof van justitie Het Hof van Justitie doet uitspraak over een beroep ingesteld door een lidstaat, een instelling of een particulier. Het behandelt ook prejudiciële
Prijsstabiliteit, onafhankelijkheid en markteconomie De Europese Centrale Bank (ECB) maakt eveneens deel uit van de Europese instellingen. De ECB heeft als hoofddoel de prijsstabiliteit te handhaven. De leden ervan mogen geen instructies van instellingen, organen of instanties van de EU, regeringen van lidstaten of enig ander organisme, vragen noch aanvaarden. De ECB moet conform het principe van de open markteconomie waar de concurrentie vrij is, handelen. Onze opinie De ECB is voor ons een probleem. Omdat hij technocratisch beslist buiten elk politiek debat om. Omdat het zijn opdracht is de inflatie te bestrijden in plaats van de economische ontwikkeling te bevorderen. Omdat de ECB zijn beleid voert in het
kader van een markteconomie die niet langer « sociaal » is.
het economisch en sociaal comité De EU heeft ook twee adviesorganen: het Comité van de regio’s en het Economisch en Sociaal Comité, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgevers en de vakbonden maar ook van sociale, culturele en andere verenigingen. Het Verdrag brengt geen wijzigingen aan in het Economisch en Sociaal Comité dat bestaat uit ten hoogste 350 leden (waaronder het ABVV), maar brengt wel de looptijd van de mandaten op vijf jaar (zoals in het Europees Parlement). Het Parlement, de Raad en de Commissie kunnen het advies van het Economisch en Sociaal Comité vragen. Het kan ook advies uitbrengen op eigen initiatief.
autonome sociale dialoog Artikel (1-48) van het hoofdstuk « Het democratisch bestel van de Unie » handelt over de autonome sociale dialoog : « De Unie erkent en bevordert de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie, en houdt daarbij rekening met de verschillen tussen de nationale stelsels. Zij bevordert hun onderlinge dialoog, met inachtneming van hun autonomie. De tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid levert een bijdrage tot de sociale dialoog.» Onze opinie Op die manier wordt een van onze eisen ingewilligd.
13
dialoog met de kerken Een begroting van 116 miljard euro De Europese Unie int geen belastingen : de lidstaten zetten een deel van hun belastingen om in « eigen inkomsten » van de Unie. De belangrijkste bron van inkomsten van de EU is de bijdrage die afhankelijk is van het bruto nationaal product van elke lidstaat (60 % van de totale inkomsten). Dan volgen de inkomsten uit BTW (25 %), de douanerechten en ten slotte de invoerheffing op landbouwproducten. De Europese begroting moet in evenwicht zijn, de Unie kan geen geld lenen. De Unie heeft beslist dat van 2000 tot 2006 de begroting niet hoger mag zijn dan 1,24 % van het Europese bruto nationaal product. Dit percentage wordt nog niet gehaald en zou in 2006 1,02 % bedragen (1,004 % in 2005). De begroting van 2005 is goed voor 116 miljard euro, als volgt verdeeld : ß landbouwbeleid : 46 % (60 % in 1992) ß structurele acties (ontwikkeling achtergestelde gebieden) : 36 % ß interne beleidsmaatregelen (onderzoek, onderwijs, sociale acties) : 8 %
ß werking van de Europese instellingen en verloning van de 30 000 ambtenaren: 6 % Zes landen die netto betalers zijn (dit wil zeggen dat ze meer aan de Unie betalen dan ze er van terugkrijgen ; ons land behoort niet tot die groep) willen dat dit percentage vanaf 2007 tot 1 % teruggebracht wordt. De Commissie van haar kant voorziet 1,14 %. Onze opinie Het ABVV vraagt dat : ß de huidige financiering vervangen wordt door een Europese belasting, wat zal bijdragen tot een grotere responsabilisering van de Unie (dergelijke belasting moet wel met eenparigheid van stemmen goedgekeurd worden) ; ß de begroting van de Unie verhoogd wordt (en niet ingekrompen) om het hoofd te kunnen bieden aan de door de uitbreiding ontstane behoeften (dit is tevens van belang voor de Belgische regio’s die steun ontvangen van de structuurfondsen en die, ten gevolge van de uitbreiding, tot de « rijke » regio’s zullen gaan behoren).
Datzelfde hoofdstuk spreekt van een «open, transparante en regelmatige dialoog» met de kerken, de levensbeschouwelijke en de niet-confessionele organisaties. Onze opinie Die bepaling gaf aanleiding tot heel wat discussie : de verwijzing naar het christelijk erfgoed van Europa die in de preambule moest worden opgenomen, is weliswaar verdwenen, maar artikel I-52 over het statuut van de kerken en de nietconfessionele organisaties werd behouden, ondanks het verzet van verscheidene landen, waaronder België. De dialoog met de kerken dreigt op heel wat gevoelige gebieden problemen te doen rijzen (gelijkheid man/vrouw, abortus, euthanasie…), vooral dan in landen zoals Polen. Het feit dat de scheiding tussen Kerk en Staat niet als dusdanig erkend wordt, werd eveneens aan de kaak gesteld.
n
deel 2 het handvest van de grondrechten Deel II bevat het Handvest van de grondrechten (ook Sociaal Handvest genoemd) dat in 1996 in Nice werd opgesteld en dus nu in het ontwerpverdrag opgenomen wordt.
14
15
Het Handvest, dat 114 artikelen bevat, handelt over de mensenrechten, de burgerrechten en de sociale rechten die (zouden moeten) gelden voor elke bewoner van onze planeet: het recht op leven ; het verbod van doodstraf (behalve in geval van oorlog of oorlogsdreiging) en foltering ; de eerbied voor het privé- en het familie- en het gezinsleven, de woning en de communicatie ; het recht om te huwen en een gezin te stichten ; de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst ; de vrijheid van meningsuiting ; het recht op asiel… Het recht tot het oprichten van en het aansluiten bij een vakvereniging wordt erkend (II-72) net als het recht op informatie en raadpleging van de werknemers binnen de onderneming (II-87) en « het recht (…) collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, alsmede (…) collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking » (II-88). Worden eveneens erkend « het recht op onderwijs » (met kosteloos verplicht onderwijs), « het recht om te werken » (II-75), het « recht op toegang tot sociale zekerheidsvoorzieningen en sociale diensten » (II-94) evenals « de toegang tot diensten van algemeen belang » (II-96). Verder is er de gelijkheid van mannen en vrouwen op het gebied van werkgelegenheid, werk en opleiding, zonder dat dit belet dat « specifieke
voordelen worden ingesteld ten gunste van het ondervertegenwoordigde geslacht ». (II-83). De lijst met de in het Handvest erkende grondrechten is lang en gaat van het recht op behoorlijk bestuur over de bescherming van de consument tot het recht op milieubescherming. Onze opinie Op het eerste gezicht lijkt dit een perfecte tekst. Toch doet hij een aantal problemen rijzen. Het ABVV voerde destijds campagne om het Handvest in de toekomstige Grondwet te laten opnemen, maar wel nadat de tekst van het Handvest verbeterd werd. Het Handvest wordt nu weliswaar opgenomen in de tekst, wat niet zonder slag of stoot ging: wij vinden dat het Handvest niet ver genoeg gaat, anderen vinden het veel te sociaal. Maar de tekst van het Handvest werd niet verbeterd. Eén van onze punten van kritiek is het feit dat het Handvest het recht om te werken, maar niet het recht op arbeid erkent. Het erkent evenmin het transnationale stakingsrecht (en dus ook niet het recht op een Europese staking voor of tegen een maatregel van Europa) noch enig recht op voorzieningen. Het ABVV verdedigt het voorstel van zijn exvoorzitter Georges Debunne: een Europees recht op een minimumloon en op een pensioen dat overeenstemt met een bepaald percentage van het bruto binnenlands product van het betrokken land. Het recht op contraceptie en abortus noch het recht op scheiding zijn in de tekst opge-
nomen. Veel zorgen moeten wij ons daar in België niet over maken. Maar in landen waar de kerk nog heel invloedrijk is, moeten de burgers dat wel. Denken we maar aan Ierland, Polen of Malta. Die burgers hadden er op gerekend dat Europa een wind van vrijheid zou doen waaien, maar ze hebben zich misrekend. Sommigen vrezen zelfs dat de tegenstanders van abortus zich gesterkt voelen door de opname in de tekst van het principe van het ‘recht op leven’. Blijft de fundamentele vraag naar de juridische waarde van het Handvest die aanleiding is tot hoog oplopende polemieken die aantonen hoe ingewikkeld de Europese mechanismen wel zijn: volgens de enen is met het Handvest alles mogelijk, volgens de anderen niets. Zonder aan de polemiek te willen meedoen kunnen we stellen dat het Handvest klaarblijkelijk : ß nationale wetgevingen – die manifest tegen de grondrechten ingaan – kan afblokken: zo zou het Handvest kunnen verhinderen dat een land de doodstraf opnieuw zou invoeren ; ß een lidstaat niet verplicht sociale rechten, die niet in zijn wetgeving opgenomen zijn, te erkennen: zo bijvoorbeeld het stakingsrecht of de oprichting van sociale diensten of van economische diensten van algemeen belang. Voor ons blijft het hoofddoel dat de genereuze principes die in het Handvest staan – en die trouwens nog aangevuld moeten worden – in concrete teksten, met Europese draagwijdte, omgezet worden.
n
deel 3 beleid en werking van de europese unie Deel III, waarin het beleid en de werking van de Europese Unie nader toegelicht worden, is het meest uitgebreide. Het telt 321 artikelen.
16
(Gemakshalve hebben wij een aantal bepalingen m.b.t. de werking van de Unie al in het deel ‘Instellingen’ behandeld).
17
Dit deel begint met een herhaling van de algemene beginselen die de Europese en/of nationale wetgevers in functie van hun bevoegdheden moeten eerbiedigen: afwijzing van elke discriminatie, bescherming van het leefmilieu en van de consumenten en inachtneming van « de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborg van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid » (art. III-117). Een anekdote : het artikel in verband met de dierenbescherming komt vóór de bescherming van de openbare diensten of beter gezegd van de diensten van algemeen economisch belang. We komen daar later op terug.
welke sociale ‘harmonisatie’ ? Hoe wil de Europese Unie deze doelstellingen van een « adequate » sociale bescherming, sociale dialoog en een « hoog » niveau van werkgelegenheid realiseren ? Door samen met de lidstaten te handelen : « rekening houdend met de verscheidenheid van de nationale gebruiken, met name op het gebied van contractuele betrekkingen, alsmede met de noodzaak het con-
currentievermogen van de economie van de Unie te handhaven. De Unie en de lidstaten zijn van oordeel dat de bovengeschetste ontwikkeling zowel uit de werking van de interne markt – waardoor de harmonisatie der sociale stelsels zal worden bevorderd – als uit de in de Grondwet bepaalde procedures en de onderlinge aanpassing van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten zal voortvloeien ». (art. III-209). Onze opinie Dit artikel met betrekking tot het sociaal beleid, waarin nochtans gewezen wordt op de noodzaak het concurrentievermogen te handhaven, spreekt noch van ‘harmonisatie’ noch van ‘harmonisatie naar boven toe’, noch van de noodzaak van een sociale minimumbasis. Om tot die ‘harmonisatie’ te komen wordt eerst en vooral gerekend op de markt ( de ‘onzichtbare hand’ volgens Adam Smith, een liberale economist uit de 18de eeuw) en vervolgens op de wetgevende procedures.
Om de doelstellingen van artikel III209 te realiseren wordt « het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld » (art.III-210) : ß de verbetering van, met name,
het arbeidsmilieu om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen ; ß de arbeidsvoorwaarden ;
ß de sociale zekerheid en de sociale
bescherming van werknemers ; ß de bescherming van werk-
nemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst ; ß de informatieverstrekking aan en de raadpleging van werknemers ; ß de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap ; ß de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Unie verblijven ; ß de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten ; ß de gelijkheid van vrouwen en mannen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft ; ß de bestrijding van sociale uitsluiting ; ß de modernisering van de stelsels voor sociale bescherming (met uitsluiting van de sociale zekerheid). De Europese wetten i.v.m. de sociale zekerheid, de bescherming tegen ontslag en de collectieve rechtenverdediging moeten met eenparigheid van stemmen worden aangenomen. Met andere woorden : dat is onmogelijk.
nnn
partie 3 beleid en werking van de europese unie
18
Artikel III-210 « is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting ».
vrijwaringsclausule De Europese wetten die aangenomen worden in het kader van artikel III-210 : ß raken niet aan het recht van de lid-
staten om de fundamentele beginselen van hun sociale zekerheidsstelsel vast te stellen en mogen geen ingrijpende gevolgen hebben
voor het financiële evenwicht van dat stelsel ; ß beletten niet dat een lidstaat strengere beschermingsmaatregelen handhaaft of invoert, verenigbaar met de Grondwet (met de economische bepalingen ervan ?).
alarmbel Voor lidstaten die van oordeel zijn dat een Europese wet i.v.m. het vrij verkeer van werknemers grote schadelijke gevolgen kan hebben voor zijn sociale zekerheid, wordt voorzien in een soort alarmbelprocedure.
europese collectieve akkoorden
onaanvaardbaar !
Drie akkoorden, gesloten tussen het Europees Verbond van Vakverenigingen en de werkgeversorganisaties (waaronder UNICE), werden in de Europese wetgeving opgenomen : het ouderschapsverlof (1996), deeltijdwerk (1997) en overeenkomsten van bepaalde duur (1999).
Opting out of hoe uit een overeenkomst stappen ? De fameuze ‘opting out’ ( of ‘opt out’) werd voor het eerst gebruikt bij de Europese richtlijn over de arbeidstijd van 1993, die momenteel (in neerwaartse zin) herzien wordt. Opting out is de mogelijkheid voor een onderneming om uit een CAO die haar niet aanstaat, te treden. Om de woorden van de richtlijn te gebruiken : het gaat om een individuele afwijkingsclausule waardoor de werkgever van de individuele werknemer kan verkrijgen dat hij afziet van de voordelen van een CAO. Moeten we er aan herinneren dat het hele sociale recht opgebouwd is tegen de opvatting (van het burgerlijk recht)
Vrijwillige akkoorden (uit te voeren via de nationale wetgeving) werden gesloten over telewerk (2002), levenslang leren (2002) en stress (2004). Tot daar de lijst van de gesloten akkoorden. Hier ligt dus nog een groot gebied open waar de vakbonden zeker in actie moeten komen !
Sociale dialoog Diverse bepalingen onderkennen het belang van de sociale dialoog: ß « de Commissie, alvorens voorstellen
op het gebied van het sociaal beleid in te dienen, raadpleegt de sociale partners over de mogelijke richting van een optreden van de Unie » ; ß « de dialoog tussen de sociale partners op het niveau van de Unie kan, indien de sociale partners dit wensen, leiden tot contractuele betrekkingen, waaronder overeenkomsten » ;
dat gelijke burgers vrij over de inhoud van hun overeenkomsten kunnen beslissen ? Het sociaal recht gaat uit van de ongelijkheid van de werknemer (die werk moet hebben om te kunnen leven) ten opzichte van de werkgever en trekt daaruit de nodige conclusies om beschermende wetgevingen uit te werken. « Tussen rijk en arm, zei Lammenais reeds, is het de vrijheid die verdrukt en de wet die bevrijdt ». Opting out is dus een individuele opvatting van de arbeidsbetrekkingen die ons terugvoert tot de tijd van vóór Lammenais, die gestorven is in 1790 ! De Europese vakbonden verzetten zich tegen deze bepaling en willen deze regeling uit alle Europese teksten laten verwijderen.
19
ß « instelling van een comité voor so-
ciale bescherming met een adviestaak, teneinde de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie op het gebied van de sociale bescherming te bevorderen. Voor de vervulling van zijn opdracht legt het comité de nodige contacten met de sociale partners ». ß « De Commissie beheert het Europees Sociaal Fonds. Zij wordt in deze taak bijgestaan door een comité dat (…) samengesteld is uit vertegenwoordigers (…) en van de vakverenigingen van werknemers en van werkgevers ».
een gecoördineerde werkgelegenheidsstrategie Elk jaar keurt de Europese Unie richtsnoeren goed m.b.t. het werkgelegenheidsbeleid waarmee de lidstaten rekening moeten houden.
Een Europese wet kan geen harmonisatie van nationale wetsbepalingen tot stand brengen. Een Europese wet kan wel de actie van de lidstaten op werkgelegenheidsvlak ondersteunen « door bevordering van een innovatieve aanpak en evaluatie van ervaringen », onder meer via proefprojecten.
vrouwen op het gebied van werk, Europa deeltijdwerk blijft aanmoedigen, hoewel dit een factor van grote ongelijkheid is. In België werken 40 % van de vrouwen tegen slechts 6 % van hun mannelijke collega’s deeltijds.
Er wordt een werkgelegenheidscomité opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. Dit comité moet de sociale partners raadplegen.
De lidstaten verbinden zich ertoe « hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren » (art. I-41).
Onze opinie Even ter herinnering : het zijn de richtsnoeren die de noodzaak beklemtonen van een hogere activiteitsgraad bij de oudere werknemers en van de afschaffing van brugpensioenen en andere regelingen van vervroegde uittreding. Noteer ook dat, ondanks de talloze oproepen tot gelijkheid van mannen en
het europees fonds voor regionale ontwikkeling De Europese Unie heeft vier structuurfondsen opgericht die ten doel hebben de ongelijkheid op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling terug te dringen : ß het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het belangrijkste en ook het jongste (1975) ; ß het Europees Sociaal Fonds ; ß het EOGLF (landbouw) ; ß het IFOP (visserij).
het BBP (de gecreëerde rijkdom) per inwoner lager is dan 75 % van het gemiddelde van de Gemeenschap. Voor 2000/2006 komt geen enkele Belgische regio nog in aanmerking voor Doelstelling 1 die betrekking heeft op 22 % van de Europese bevolking. Henegouwen kreeg steun van Doelstelling 1 in de periode 1994-1999 en bevindt zich nu in de afsluitingsfase (overgangssteun).
In 2005 gaven die fondsen meer dan 42 miljard euro uit ter ondersteuning van de structurele acties van de lidstaten.
Doelstelling 2 heeft betrekking op de regio’s waar de industriële activiteit aan het slabakken is. Voor 2000/2006 vallen 1,3 miljoen Belgen onder Doelstelling 2 (630 000 in Wallonië, 490 000 in Vlaanderen en 150 000 in Brussel).
De fondsen verlenen massaal steun in de regio’s van Doelstelling 1 waar
oorlog en vrede
Die « missies, waarbij de Unie civiele en militaire middelen kan inzetten, omvatten gezamenlijke ontwapeningsacties, humanitaire en reddingsmissies, advies en bijstand op militair gebied, conflictpreventie en vredeshandhaving, missies van strijdkrachten met het oog op crisisbeheersing, daaronder begrepen vredestichting, alsmede stabiliseringsoperaties na afloop van conflicten. Al deze taken kunnen bijdragen tot de strijd tegen het terrorisme, ook door middel van steun aan derde landen om het terrorisme op hun grondgebied te bestrijden » (art. III-309).
het europees sociaal fonds Dit fonds werd opgericht in 1958 en ondersteunt acties die de bestrijding van de werkloosheid en de aanmoediging van de beroepsinschakeling ten doel hebben. De participatie van het fonds in de financiering van een project bedraagt ten hoogste 75 % in de zones van Doelstelling 1 en 50 % elders.
nnn
partie 3 beleid en werking van de europese unie 20
de europese investeringsbank Werd opgericht in 1958 en geeft leningen en waarborgen voor projecten die ten doel hebben de opwaardering van achtergestelde gebieden, de modernisering of de reconversie van ondernemingen, het opstarten van nieuwe activiteiten. In 2002 gaf de EIB voor 40 miljard euro leningen uit.
in dienst van de markt en de concurrentie Het economisch beleid van de Unie (art.III-177) wordt gevoerd « met eerbieding van het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging » en « de eerbiediging van de volgende grondbeginselen : stabiele prijzen, gezonde overheidsfinanciën en monetaire condities en een stabiele betalingsbalans ». De lidstaten en de Unie « handelen in overeenstemming met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, waarbij een doelmatige allocatie van middelen wordt bevorderd » (art. III-178). De Commissie en de Raad gaan de conformiteit van de economische beleidsmaatregelen van de lidstaten na. « De lidstaten vermijden buitensporige overheidstekorten » en de Staten die zich « niet aan de regel conformeren, riskeren sancties, waaronder boetes ». « De lidstaten spannen zich in om bij de liberalisering van de dienstverrichting verder te gaan dan waartoe zij op grond van de krachtens artikel III-147, vastgestelde Europese kaderwet verplicht zijn », en die « bij
voorrang betrekking hebben op de diensten welke rechtstreeks van invloed zijn op de productiekosten of waarvan de liberalisering bijdraagt tot het vergemakkelijken van het goederenverkeer ». Artikel III-144 bepaalt dan weer dat « beperkingen van het vrij verrichten van diensten binnen de Unie (is het voorwerp van de fel betwiste richtlijn-Bolkestein) verboden zijn ten aanzien van onderdanen van de lidstaten die zich in een andere lidstaat hebben gevestigd dan die waar degene gevestigd is voor wie de dienst wordt verricht ». Onze opinie Meer uittreksels moeten we niet citeren want nu al blijkt het wel zeer liberale karakter van Europa : wat telt is de vrije markt en de vrije concurrentie, de inflatiebestrijding en het evenwicht van de overheidsfinanciën. Van de economie ten dienste van het sociaal beleid is er geen sprake, noch van economische relancemaatregelen.
Is er dan niets nieuws onder de zon ? Al die begrippen staan inderdaad al in de bestaande teksten. Maar door het Verdrag worden ze bekrachtigd. Los van de grond van de zaak zelf lijkt het ons op zijn minst vreemd dat in een grondwet economische beleidsbepalingen opgenomen worden die eigenlijk toegepast zouden moeten worden in functie van de noodwendigheden (er is een tijd om de inflatie te bestrijden, maar ook een tijd om de consumptie op te krikken…).
de openbare diensten : ondergeschikt aan de markt en de concurrentieregels Onze opinie Voor ons is het duidelijk: ons sociaal model steunt op een sterke sociale zekerheid en sterke openbare diensten. We hebben gezien hoe het zit met de sociale zekerheid. Maar van de openbare diensten… geen spoor ! Het Verdrag van Rome zwijgt in alle talen over de openbare diensten. Nochtans begonnen de problemen pas echt
21
na de ondertekening ervan, met de door Reagan en Thatcher op gang gebrachte neoliberale vloedgolf. Toen werden de overheidsondernemingen op dezelfde manier behandeld als de andere op het gebied van de concurrentieregels, die elke Staatssteun verbieden. Maar de overheidsdiensten zijn geen gewone ondernemingen : het zijn strategische instrumenten om een meer solidaire maatschappij uit te bouwen, ze steunen niet op winstbejag maar op een directe dienstverlening aan alle burgers (en niet alleen aan de rijksten).
het stabiliteitspact Via het fameuze stabiliteitspact, dat in 1996 in Dublin werd aangenomen, verbinden de lidstaten zich ertoe hun overheidstekort onder de 3 % van het BBP en hun overheidsschuld onder 60 % van hun BBP te houden. Tegen Frankrijk en Duitsland werd een procedure ingeleid omdat beide landen de drempel van 3 % overschreden hadden, maar onder politieke druk werd de procedure weer ingetrokken. Sinds vijf jaar legt ons land begrotingen in evenwicht voor. Onze schuld die van 137 % in 1993 tot 95 % van het BBP gedaald is, zou in 2015 onder de grens van 60 % moeten zakken.
De notie « uitzondering » dook op : het duidelijkste spoor vinden we terug in artikel III-238 dat voor het vervoer, steun duldt die « beantwoordt aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip ‘openbare dienst’ verbonden, verplichte dienstverrichtingen ». Het is de enige maal dat in het Verdrag de term ‘openbare dienst’ gebruikt wordt. De openbare diensten : Europa kent ze gewoon niet. Voor Europa bestaan er wel diensten van algemeen belang en diensten van algemeen economisch belang. De openbare diensten hangen rechtstreeks af van de overheid, zowel plaatselijk, gewestelijk als nationaal ; diensten van algemeen (economisch) belang kunnen zowel van de privé als van de overheid afhangen. Artikel III-122 heeft betrekking op de diensten van algemeen economisch belang. Daar wordt een wet aangekondigd waardoor er een einde aan de huidige onzekerheid zou moeten komen (elk overheidsoptreden, elk ‘voorrecht’, elk ‘monopolie’ wordt fel betwist en dit heeft onder meer geleid tot de liberalisering en de privatisering van de ASLK, de RTT, de Post…). Velen zien daar vooruitgang in. Maar niet de ACOD, die vindt dat Europa verder ééngemaakt wordt in een sfeer van verdachtmaking tegenover alles wat met
de openbare diensten te maken heeft. Tot op heden betaalden enkel de overheidsondernemingen de factuur van het liberaliseringsproces. Met uitzondering van het leger, de politiediensten en het rechtsapparaat heeft het voorstel van richtlijn-Bolkestein betrekking op alle diensten, gezondheid, onderwijs en diensten van de plaatselijke overheden inbegrepen. Het ABVV wijst dit af, net zoals het principe van het oorsprongsland. Momenteel moeten de landen de regels van het land waar ze zich vestigen, volgen. Bolkestein keert dit principe om en stelt dat, behoudens vaag omschreven uitzonderingen, een onderneming die zich in een land van de Unie vestigt, de regels van het land van oorsprong moet volgen. Is dit een premie voor ondernemingen uit Letland (het armste land van de Unie, cfr. tabel) ? Veeleer valt te vrezen dat multinationale ondernemingen er als de kippen bij zullen zijn om een zetel in Letland op te richten en van daaruit uit te zwermen over de rest van de landen terwijl ze maar een minimum aan sociale regels zullen moeten toepassen.
Artikel III-122 kondigt een wet aan over de diensten van algemeen economisch belang : « Gezien de plaats die de diensten van algemeen economisch belang innemen als diensten waaraan eenieder in de Unie waarde hecht, alsook de rol die zij vervullen
nnn
22
bolkestein : waar houdt het ongeremde liberalisme op ? Tot nu toe hebben alleen de publieke ondernemingen de prijs van het liberalisme betaald. Het leger, de politie en justitie buiten beschouwing gelaten heeft de ontwerprichtlijn van Bolkestein betrekking op alle diensten, waaronder ook zorg, onderwijs en diensten van de lagere overheden. Het ABVV is hier tegen, net zoals het tegen het principe van « het land van herkomst » is. De ondernemingen moeten zich nu houden aan de regels van het land waar ze zich vestigen. Bolkestein
keert dit principe om en wil dat (op een paar vage uitzonderingen na) ondernemingen die zich in een ander EU-land vestigen aan de regelgeving uit hun eigen land onderworpen zijn. Een cadeautje voor de ondernemingen uit Letland (het armste land van de Unie : zie overzicht) ? Eerder valt te vrezen dat de multinationals in allerijl een hoofdkantoor in Letland zullen vestigen om vervolgens zonder noemenswaardige sociale verplichtingen de Unie in te trekken.
bij de bevordering van de sociale en territoriale samenhang van de Unie, dragen de Unie en de lidstaten er (…) zorg voor dat deze diensten functioneren op basis van beginselen en onder voorwaarden, met name economische en financiële, die hen in staat stellen hun taken te vervullen. Deze beginselen en voorwaarden worden bij Europese wet vastgesteld ».
1. « De lidstaten nemen of handhaven met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel die in strijd is met de Grondwet » (art. III -166), onder meer inzake de concurrentieregels die de ondernemingen in acht moeten nemen.
Het Verdrag verduidelijkt dat deze wet de bepalingen van de Grondwet en in het bijzonder de volgende drie artikelen moet eerbiedigen :
2. Artikel III-167 heeft betrekking op het verbod van steunmaatregelen « die door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde pro-
ducties de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen ». Bepaalde uitzonderingen worden gedoogd of kunnen gedoogd worden zoals « steunmaatregelen van sociale aard aan individuele verbruikers op voorwaarde dat deze toegepast worden zonder onderscheid naar de oorsprong van de producten, steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van regio’s waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig tekort aan werkgelegenheid heerst, steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Unie niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad ». 3. Artikel III-238 m.b.t. het vervoer duldt « steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer of die overeenkomen met de vergoeding van bepaalde met het begrip ‘openbare dienst’ verbonden, verplichte dienstverrichtingen ».
n
deel 4 algemene en slotbepalingen Deel IV (waarvan we de bepalingen m.b.t. de werking van de instellingen al in deel II besproken hebben) telt slechts 12 artikelen.
Het bepaalt de datum waarop het Verdrag in werking treedt op november 2006 (voor zover alle 25 lidstaten het tegen dan goedgekeurd hebben), anders treedt het in werking na de laatste bekrachtiging.
Het bepaalt ook de procedure tot herziening van het grondwettelijk verdrag en verduidelijkt dat wijzigingen door alle lidstaten bekrachtigd moeten worden.
23
n
deel 5 protocollen en verklaringen Het laatste deel van de tekst (270 bladzijden) bevat de 36 protocollen en de 50 verklaringen die integraal deel uitmaken van het grondwettelijk verdrag.
Men vindt er een beetje van alles in terug, onder meer bepalingen die fel verouderd lijken omdat ze deel uitmaken van de overgangsbepalingen van toetredingsverdragen van lidstaten die in de loop der jaren tot de Unie toegetreden zijn.
zetel van de instellingen Een van de protocollen legt vast waar de instellingen gevestigd zijn : Parlement : Straatsburg, maar de commissies vergaderen in Brussel. Commissie : Brussel Raad : Brussel, maar de zittingen van april, juni en oktober vinden plaats in Luxemburg. Hof van Justitie : Luxemburg Centrale Bank : Frankfurt
Rekenkamer : Luxemburg Comité van de Regio’s : Brussel Economisch en Sociaal Comité : Brussel Europese Investeringsbank : Luxemburg Europol : Den Haag
24
Maar je vindt er ook protocollen in terug over de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, over het statuut van de Europese Investeringsbank, over de convergentiecriteria, de Eurogroep, het acquis van Schengen… Je vindt er ook de Slotakte van de regeringsvertegenwoordigers die het grondwettelijk verdrag in 2003 goedgekeurd hebben en waar een aantal artikelen toegelicht worden. Zo stelt de Intergouvernementele Conferentie dat de « toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (voorzien door het Verdrag) moet geschieden volgens regels die de rechtsorde van de Unie (die over haar eigen Hof van Justitie beschikt) onverlet laten ».
n
tot besluit
25
Het ontwerpverdrag is geen lichte kost. Er zit-
H
en een minimumpensioen in te voeren dat beantwoordt
ten verheugende zaken in, maar ook verschil-
aan een bepaald percentage (voor iedereen gelijk) van
lende punten die alle reden tot zorg bieden,
zijn BBP (= zijn nationale rijkdom).
omdat het verdrag liberale economische beleidslijnen
Wij willen dat Europa op zijn grondgebied de vakbonds-
een grondwettelijk karakter verleent.
rechten volledig erkent, ook het grensoverschrijdend
Wij weten niet welk lot de lidstaten dit ontwerpverdrag
stakingsrecht.
voorbehouden. Wij weten wel dat we de druk moeten
De Unie verbiedt, in naam van de concurrentie, elke
blijven opdrijven om Europa te doen uitgroeien tot een
Staatshulp. Wij willen dat Europa, in naam van de con-
grondgebied waar het welzijn van alle burgers voorrang
currentie, elke fiscale dumping verbiedt.
heeft op de markt en de concurrentie.
Wij willen dat Europa de openbare diensten niet lan-
Wij willen een Europa met democratische instellingen
ger als (gedoogde) uitzonderingen op de marktregels
rond een Europees Parlement dat eindelijk alle prero-
beschouwt. Immers, de openbare diensten en de soci-
gatieven krijgt waarover een wetgever normaal gezien
ale zekerheid zijn de pijlers waarop ons sociaal model
beschikt.
stoelt.
Wij willen een sociaal Europa. Niet alleen een sociaal
En verder, de actualiteit is nu eenmaal wat ze is : wij wil-
minimum, maar een opwaartse harmonisering. Wij wil-
len de richtlijn-Bolkestein niet, net zomin als de nieuwe
len dat Europa elke lidstaat verplicht een minimumloon
richtlijn over de arbeidstijd.
data en cijfers
26
1957 Het Verdrag tot de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) wordt in Rome ondertekend door de Zes (België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland). Vanaf die dag krijgt dit de naam «Verdrag van Rome».
1973 Van zes naar negen : Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk treden toe tot de Europese Economische Gemeenschap.
1979 Eerste rechtstreekse verkiezingen van het Europese Parlement.
1995 Van 12 naar 15 : Oostenrijk, Finland en Zweden worden lid van de Europese Unie.
1997
2003 De Conventie stelt een ontwerp van grondwettelijk verdrag voor dat na wijzigingen door de IGC (intergouvernementele conferentie) goedgekeurd wordt
Verdrag van Amsterdam.
2004 2001 Verdrag van Nice, van kracht sinds 2003.
2001 ‘Om een antwoord te bieden op de verwachtingen van de burgers’ geeft de Verklaring van Laken een Conventie (bestaande uit 105 leden) opdracht om het pad naar een Grondwet te effenen.
Van 15 naar 25 : tien nieuwe landen – Cyprus, de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, de Slowaakse Republiek en Slovenië – treden tot de Europese Unie toe.
2005 Onderhandelingen over de toetreding van Turkije en Kroatië.
2006 1981 Toetreding van Griekenland.
1986 Toetreding van Spanje en Portugal. De Eenheidsakte tot invoering van de Eenheidsmarkt wordt ondertekend.
1992 Het Verdrag van Maastricht : eenheidsmunt en criteria van Maastricht.
2002 De euromuntstukken en -biljetten komen in omloop in twaalf van de vijftien lidstaten : Oostenrijk, België, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Spanje. (Denemarken, Verenigd Koninkrijk en Zweden maken geen deel uit van de eurozone)
Het grondwettelijk verdrag wordt van kracht (op voorwaarde dat het door de 25 EU-lidstaten goedgekeurd werd).
2007 Waarschijnlijke toetreding van Roemenië en Bulgarije.
27
de unie in cijfers 450 miljoen inwoners
arme landen, rijke landen
miljoen inwoners
BBP per inwoner (in €)
Duitsland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 Verenigd Koninkrijk . . . . . . . . . . . . 60 Spanje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 Italië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 Polen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Griekenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Portugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Tsjechië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Hongarije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 Oostenrijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Slowakije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Denemarken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Letland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Slovenië. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1 Cyprus Luxemburg Malta
Luxemburg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38 900 Denemarken . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 000 Zweden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 600 Finland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 400 België . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 300 Duitsland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 200 Frankrijk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 800 Ver. Kon.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 900 Ierland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 700 Oostenrijk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 400 Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 100 Italië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 200 Spanje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 700 Malta . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 000 Slovenië. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 000 Tsjechië . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 300 Cyprus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 700 Griekenland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 900 Hongarije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 900 Slowakije . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 100 Portugal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 600 Estland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 800 Polen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 200 Litouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 700 Letland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 700
Landen in dalende orde qua bevolkingsaantal (afgeronde cijfers) ; de laatste drie landen hebben minder dan 1 miljoen inwoners.
De spanning tussen het armste land en het rijkste land is hoger dan 1 tot 5.
Landen
Verant. uitgever : AndrĂŠ Mordant, Hoogstraat 42, 1000 Brussel 28