Europa ? Ja, maar dan wel een sociaal Europa

Page 1

Europa? Ja, maar dan wel een sociaal Europa


■ Inhoudstafel ■ Op 1 mei 2004 treden tien nieuwe lidstaten toe tot het Europa van de vijftien

3

■ Europa: tussen groeiende onverschilligheid en grote verwachtingen

5

■ Big bang

5

■ Geen overdreven optimisme maar ook geen overdreven vrees

9

■ Een gebrekkige voorbereiding

11

■ Een slecht gekend ontwerp van grondwet

12

■ Van de Conventie naar de mislukking van de Intergouvernementele Conferentie

13

■ De Conventie, een minimum minimorum

14

■ Europa moet een economische regering krijgen

16

■ Welk sociaal Europa na de uitbreiding?

18

■ Nieuwe lidstaten die overtuigd moeten worden

19

■ Sociale dialoog op zoek naar een tweede adem

20

MANNEN / VROUWEN Verwijzingen naar personen of functies (zoals ‘werknemer’, ‘adviseur’, …) hebben betrekking op vrouwen en mannen.


■ Europa? Ja, maar dan wel een sociaal Europa! ■ Op 1 mei 2004 treden tien nieuwe lidstaten toe tot het Europa van de vijftien De Europese Unie, die garant staat voor vrede, zal dan bijna het hele Europese continent bestrijken. En dat is belangrijk: oorlog is een bron van ellende, vernieling en dood. Enkel de oudsten onder ons hebben aan den lijve ondervonden wat oorlog betekent. Nochtans zijn miljoenen mensen er nog dagelijks het slachtoffer van. Gespaard blijven van oorlog is een onbetaalbaar geluk! In het licht van de globalisering van de economie zal Europa, dankzij de uitbreiding, een dimensie krijgen waardoor het opnieuw tot een belangrijke politieke medespeler op de wereldscène kan uitgroeien. Hoewel er zonder vrede en zonder transnationale dimensie niets opgebouwd kan worden, volstaan die twee voorwaarden niet voor het Europa dat wij willen: een democratisch Europa waar de economie in dienst staat van het sociale, met een sterke sociale zekerheid en kwaliteitsvolle openbare diensten, zonder werkloosheid en armoede. Dat is het Europa dat wij willen. Dat is het Europa waaraan nog gewerkt moet worden! Aan dit project kunnen we allemaal ons steentje bijdragen: door op 13 juni die kandidaten naar het Europees Parlement te sturen die voorstander zijn van een sociaal Europa. Door het Europees Vakverbond te versterken en aan al zijn acties deel te nemen. En door de werknemers en de beleidsverantwoordelijken te wijzen op wat er vandaag allemaal op het spel staat. De uitdagingen zijn immers talrijk en ten minste één ervan hangt van af van de nationale overheid. Wij willen dat het vrij verkeer van de werknemers in het uitgebreide Europa zo georganiseerd wordt dat twee problemen vermeden worden : geen ondermijning van de algemene arbeidsvoorwaarden enerzijds en anderzijds ervoor zorgen dat rekening gehouden wordt met de menselijke en sociale noden van de nieuwkomers. In de tien nieuwe lidstaten ligt het inkomen per inwoner onder het gemiddelde van de huidige vijftien lidstaten. Die landen moeten natuurlijk geholpen worden, maar zonder dat er brutaal een einde komt aan de subsidies voor de achtergestelde regio's in de huidige vijftien lidstaten. Europa moet daartoe dan ook de nodige middelen krijgen.

3


Voor alles wat betrekking heeft op de markt, op liberalisering en privatisering beslist Europa bij meerderheid van stemmen. Maar over de kleinste sociale vooruitgang, over de geringste aanzet tot fiscale harmonisatie moet met eenparigheid van stemmen van alle lidstaten beslist worden! Met vijftien was dat al niet gemakkelijk. Met vijfentwintig dreigt het beslissingsproces gegarandeerd vast te lopen. Dat kan niet. Voor ons blijft het dan ook een prioritaire eis: dit onredelijke reglement moet veranderd worden. Onder druk van de vakbeweging en de politieke linkerzijde wordt in het ontwerp van constitutioneel verdrag (grondwet) – dat nog steeds niet goedgekeurd werd – erkend dat het sociale integraal deel uitmaakt van het Europese model. Dat is allemaal goed en wel, maar het volstaat niet. Een tekst mag nog zo goedbedoeld en grootmoedig zijn als men wil, als er geen duidelijke doelstellingen en instrumenten aan gekoppeld worden om die doelstellingen te realiseren, dan blijven dergelijke teksten dode letter. Een voorbeeld: in plaats van het recht op een fatsoenlijk inkomen voorop te stellen, zouden het pensioen en het minimumloon een welbepaald percentage van het bruto binnenlands product van elke lidstaat moeten vertegenwoordigen. Samen met miljoenen andersglobalisten hebben wij ons verzet tegen de GATS, de Algemene Overeenkomst inzake Handel en Diensten, die de WHO (Wereldhandelsorganisatie) wou opleggen. Vandaag verzetten wij ons even vastberaden tegen de ontwerprichtlijn Bolkestein, het ‘Europese broertje’ van de GATS. Dit ontwerp vormt een bedreiging voor de openbare diensten (ter illustratie even een voorbeeld : de Staat zou geen gezondheidsbeleid met omkadering van honoraria, personeelsnormen in ziekenhuizen, planning van zware medische apparatuur,… meer kunnen voeren). Ook voor de werkvoorwaarden in de privésector zouden de gevolgen dramatisch zijn : bedrijven uit (of gedelocaliseerd naar) lageloonlanden zouden in een ander land (met hogere loon- en werkvoorwaarden) actief kunnen zijn, maar dan wel tegen de (veel lagere) voorwaarden uit het land van oorsprong. “Onderhandelen als het kan, strijd voeren als het moet”, dat is al altijd het motto van het ABVV geweest. Het recht op onderhandelen, het recht om te staken werden afgedwongen na jaren van harde strijd. Die rechten liggen ook ten grondslag aan het sociale model in de diverse lidstaten. Die rechten moeten nu erkend en uitgebouwd worden over het hele grondgebied van de Unie. Dat is de prijs die voor het sociale Europa betaald moet worden! Rudy DE LEEUW Federaal Secretaris

4

André MORDANT Voorzitter a.i.


■ Europa: tussen groeiende onverschilligheid en grote verwachtingen In juni 2004 vinden de Europese verkiezingen plaats, nu al voor de zesde maal. Het minste wat we kunnen zeggen is dat die verkiezingen weinig enthousiasme opwekken. Volgens een opiniepeiling, uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, is minder dan een derde van de ondervraagden in de 15 landen van de Unie nu al zeker dat ze zullen gaan stemmen. Meer dan twee Europeanen op drie overwegen om zich te onthouden. Bij de laatste verkiezingen in juni 1999 hadden zich al meer dan 50% onthouden. Bij de eerste verkiezingen in 1979 bedroeg het aantal onthoudingen maar één derde. Het risico dat de burgers van de 10 nieuwe lidstaten zich onthouden is nog groter. Terwijl de verkiezingen van juni 2004 hen de gelegenheid bieden om voor het eerst vertegenwoordigers in het Europees Parlement te verkiezen, is amper één op vier vastbesloten te gaan stemmen! Het gaat natuurlijk maar om opiniepeilingen, maar als de resultaten ervan zo sprekend zijn, dan stemt dit toch tot nadenken. Welke verklaring is er voor die onverschilligheid voor de enige Europese instelling die via algemeen stemrecht verkozen wordt? Uit de opiniepeiling blijkt immers ook dat de ondervraagden positief blijven staan tegenover de Europese eenmaking, dat ze beter geïnformeerd willen worden over Europa en dat ze concrete antwoorden op de belangrijke problemen verwachten. Als men de Europese burgers vraagt welke acties prioritair zijn voor de Europese Unie, dan citeren zij op de eerste plaats de strijd tegen de werkloosheid; op de vierde plaats komt de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Het Europees Parlement, een instantie zonder enige macht? Twee recente voorbeelden bewijzen het tegendeel. Het ene voorbeeld is negatief, het andere eerder positief. Maar het zijn in ieder geval twee voorbeelden die aantonen hoe belangrijk het is om straks, in juni, deel te nemen aan de Europese verkiezingen. Begin maart stelde de Europese Commissie voor om tegen 1 januari 2010 het internationaal personenvervoer per spoor open te stellen voor concurrentie. Dit voorstel, dat botste op vakbondsweerstand, maar ook op tegenkanting vanwege de Ministerraad voor transport (meer bepaald van België, Frankrijk en Luxemburg) kwam er jammer genoeg door, dankzij de druk van het Europees Parlement… dat een liberalisering vanaf 2008 vroeg! Op 20 november 2003 heeft het Europees Parlement de richtlijn m.b.t. de liberalisering van de havendiensten (‘port package’) verworpen. Met deze triomfantelijke overwinning kwam een einde aan de strijd van de Europese dokwerkers. De Belgische dokwerkers, die de leiding van het verzet op zich hadden genomen, zullen hun sociaal statuut (dat voortvloeit uit de wet Major) dus kunnen behouden. Meteen het beste bewijs dat een overlegde en vastberaden actie van progressieve, syndicale en politieke krachten samen in staat is met succes weerwerk te bieden aan antisociale maatregelen. Maar waakzaamheid blijft geboden. Want wat vandaag afgevoerd werd, kan altijd via een achterpoortje weer ingevoerd worden. Momenteel ligt het voorstel van richtlijn Bolkestein m.b.t. de diensten in de interne markt voor. Dit voorstel van de Commissie zou wel eens het middel kunnen worden om, als wij niet opletten, erdoor te krijgen wat het Europees Parlement en de vakbeweging hebben kunnen afhouden.

■ Big bang De Europese Unie staat voor de uitdaging van de uitbreiding waarvan de gevolgen in meer dan één opzicht niet vergelijkbaar zijn met de vorige uitbreidingsoperaties. Het is de eerste maal dat er een uitbreiding komt waarbij het aantal lidstaten nagenoeg zal verdubbelen. Het is de eerste maal dat een uitbreiding zoveel landen zal bijeenbrengen met zeer uiteenlopende politieke, economische en sociale structuren en met zulke grote inkomensverschillen.

5


Na de toetreding van Polen, Slovenië, Tsjechië, Hongarije, Estland, Slowakije, Litouwen, Letland, Malta en Cyprus op 1 mei 2004 zal Europa een bevolking tellen van 454 miljoen mensen. Die zal met de toetreding van Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 aangroeien tot 485 miljoen mensen. De algemene rijkdom van de Europese Unie daarentegen zal amper met één twintigste toenemen. Louter statistisch gesproken zal, ten gevolge van de toetreding van de 10 landen, de rijkdom per inwoner met 12% dalen. Ter verduidelijking: het economisch gewicht van de 10 nieuwe lidstaten met een bevolking van 75 miljoen inwoners is even groot als dat van Nederland dat vijf maal minder inwoners telt. Gevolgen van de opeenvolgende uitbreidingsoperaties 1958 1973 1981 1986 1995 2004

6 landen België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië 9 landen Denemarken, Ierland, Verenigd Koninkrijk 10 landen Griekenland 12 landen Spanje, Portugal 15 landen Oostenrijk, Zweden, Finland 10 landen 10 nieuwe landen treden officieel toe tot de Europese Unie: Polen, Slovenië, Tsjechië, Hongarije, Estland, Slowakije, Litouwen, Letland, Malta en Cyprus.

Over de toetreding van Roemenië en Bulgarije op 1 januari 2007 zijn de onderhandelingen nog aan de gang.Tegen eind 2004 zou de Europese Unie ook moeten beslissen of onderhandelingen opgestart worden over de toetreding van Turkije.

Opeenvolgende uitbreidingsoperaties

EU UE99

■ BBP/inw ■ BBP ■ Oppervlakte ■ Bevolking

EU UE12 12

EU UE 15 15

EU UE25 25

-20%

6

-10%

0%

10%

20%

30%

40%

50%


Respectievelijk gewicht van de 15 “oude” en de 10 “nieuwe” lidstaten in de Europese economie

■ N 10 ■ EU 15

In alle kandidaat-landen is het inkomen per inwoner momenteel kleiner dan 75% van het Europese gemiddelde in het Europa van de vijftien, met uitzondering van Cyprus. In zeven landen haalt het zelfs niet eens de helft van het Europese gemiddelde. In het Europa na de uitbreiding zal de verdeling van de rijkdom er dus totaal anders uitzien. Een eerste groep bestaande uit de huidige 15 lidstaten - maar dan zonder Spanje, Portugal en Griekenland - zal de club van de welvarende landen vormen. Die drie landen zullen samen met Cyprus, Malta, Slovenië en Tsjechië de middengroep vormen waarvan het inkomen per inwoner schommelt rond de 75% van het gemiddelde van het Europa van de 25. Polen, Estland, Litouwen, Letland, Slowakije en Hongarije vormen dan een derde groep met een inkomen per inwoner van rond de 45% van het gemiddelde van het Europa van de 25. Bij een vierde groep, bestaande uit twee landen waarvan de toetreding uitgesteld werd, Roemenië en Bulgarije, zal het inkomen per inwoner lager liggen dan 30% van het Europese gemiddelde van de 25.

7


Bruto binnenlands product/inwoner - EU 25 = 100 200

150

100

50

0 L

IE

DK

NL

B

S

UK

F

FI

D

I

E

CY

P

MA

SL

GR

CZ

HU

SZ

P

EE

LT

LV

BU

RO

Vennootschapsbelasting: naar een nultarief? In 2003 lag de gemiddelde vennootschapsbelasting onder de 30% (terwijl die in 1999 nog 32,4% bedroeg). Sinds de eenmaking van de interne markt (1 januari 1993) is de vennootschapsbelasting blijven dalen, onder meer als gevolg van de fiscale concurrentie onder lidstaten met de bedoeling bedrijven aan te trekken of delokalisaties te vermijden. Straks, na de uitbreiding met de 10 nieuwe kandidaatlanden, zal dit verschijnsel nog toenemen. Meerdere landen zitten nu al onder de 20% en het Ierse ‘record’ (namelijk 12,5%) zou wel eens gebroken kunnen worden: in Estland bedraagt die belasting 0%. De verklaring van dit probleem moet hoofdzakelijk gezocht worden bij het behoud van de unanimiteitsregel voor fiscale materies. Deze regel zorgt voor een traag en moeilijk besluitvormingsproces, voor gemarchandeer dat soms op chantage uitdraait. Om het jongste akkoord over de belasting op de spaartegoeden te doen goedkeuren, hadden 14 lidstaten geen andere keus dan de eis van Silvio Berlusconi te aanvaarden. Hij vroeg namelijk om de boetes, die Italië opgelegd kreeg omdat dit land de melkquota overschreden had, in neerwaartse zin te herzien. Ga niet op zoek naar een eventueel verband tussen belasting op spaartegoeden en melkquota: er is er gewoon geen!

8


■ Geen overdreven optimisme maar ook geen overdreven vrees In verband met de uitbreiding wijst men steeds weer op drie grote gevaren: scheeftrekking van de concurrentie, delokalisatie van West- naar Oost-Europa en een immigratiegolf vanuit de nieuwe landen. En die gevaren zijn niet denkbeeldig omdat sommige nieuwe lidstaten wel eens fiscale, sociale en milieudumping zouden kunnen nastreven. Door fiscale concurrentie op het vlak van de vennootschapsbelasting, lage arbeidskosten en minimale milieuregels zouden die landen wel eens de vruchten kunnen plukken van agressieve, op de spits gedreven dumpingpraktijken. In de toekomstige lidstaten bedragen de arbeidskosten gemiddeld één zesde van die van de huidige Unie. Maar omdat de productiviteit er maar half zo hoog is als bij ons, kunnen we hopen op een snelle inhaalbeweging op het vlak van de lonen. Immers, hoge productiviteitsstijgingen zouden al snel aanleiding moeten geven tot looneisen waardoor de loonachterstand op termijn gedicht zou kunnen worden. De vrees is ook groot voor een massale inwijking vanuit Oost-Europa. “Het bedrijf In verband met het vrij verkeer van werknemers werden Depoortere in Moeskroen overgangsmaatregelen genomen die tot 7 jaar kunnen duren. is competitief op de Chinese textielmarkt omdat het, door te Ook de "illegale" immigratie zou een niet te onderschatten rol innoveren erin geslaagd is zijn kunnen spelen. Anderen vrezen dan weer een “braindrain” vanuit productiviteit fors te verhogen. Steeds de nieuwe lidstaten. De hooggeschoolden uit de toetredende maar op de loonkosten inwerken is een landen zouden naar West-Europa trekken. hels mechanisme. Het is op technologisch Bij vorige toetredingsoperaties (Spanje en Portugal bijvoorbeeld) vlak en op het vlak van de stijging van de was er geen toename, maar wel een vermindering van de productiviteit dat de concurrentie gevoerd inwijking vanuit de toetredende landen. Zal dit ook nu het geval moet worden”. zijn of zullen de grotere verschillen in sociale bescherming tussen Philippe Busquin, Europees de oude en de nieuwe lidstaten daar verandering in brengen? Commissaris voor Onderzoek, Volgens de Europese Commissie zou de immigratie in de komende in La Libre Belgique, vijf jaren tot 200.000 mensen per jaar beperkt moeten blijven. Volgens 16 oktober 2003. sommigen is dit een onderschatting. Eén zaak staat vast : noch een doemscenario noch doen alsof er niets aan de hand is zijn aangewezen. De waarheid is dat er een reeks parameters niet gekend zijn. Zo zou de goedkeuring van de richtlijn-Bolkestein een aanzienlijke toename van het aantal uitzendkrachten, schijnzelfstandigen en gedetacheerden uit de nieuwe lidstaten tot gevolg kunnen hebben. Tenslotte blijft ook de schrik bestaan over de kostprijs van de uitbreiding en de nodige middelen om de nieuwe lidstaten bij te trekken. Aan de uitbreiding hangt uiteraard een kostenplaatje vast. Maar dat zal beperkt blijven. Het probleem ligt eerder in de weigering van een aantal landen om de financiële gevolgen van hun politieke daden te dragen. Het begrotingsdebat gaat momenteel niet over een verhoging, maar over een verlaging van de financiële middelen van de EU. Maar de Europese begroting verminderen aan de vooravond van de uitbreiding, zoals onlangs gevraagd door Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, Zweden en Oostenrijk, komt erop neer dat men zich van meet af aan de middelen ontzegt om zijn doel te bereiken.

9


Een moeilijke, maar zeer reĂŤle syndicale solidariteit Syndicale solidariteit, daar bouw je dag na dag aan. Twee recente voorbeelden uit de autonijverheid tonen aan hoe belangrijk sterke, sloganoverschrijdende banden wel zijn. In december 2000 stonden bij General Motors 6.000 banen op de tocht, de vestiging te Lutton in het Verenigd Koninkrijk moest dicht. Bij Opel Antwerpen zouden 1.500 banen worden geschrapt. De vakbondsafvaardigingen uit de diverse Europese vestigingen (die samen in de Europese ondernemingsraad zetelen) zijn onmiddellijk bijeengekomen. Samen met de Europese Metaalbewerkersbond wordt een gemeenschappelijke strategie opgesteld, met een Europese actiedag in alle GM-vestigingen ter ondersteuning. Dankzij de vastberadenheid en dit collectief doortastend optreden, aanvaardde GM te onderhandelen over een plan waarbij alle vestigingen open blijven, met minder afvloeiingen en sociale omkaderingsmaatregelen. In oktober 2003 kondigt Ford aan dat er in de vestiging van Genk 3.000 ontslagen zullen vallen. De solidariteit met de andere Europese vestigingen van deze groep komt maar moeizaam op gang. Onder meer om technologische redenen is het moeilijk om de inspanning over alle Fordvestigingen te spreiden, het blijkt niet mogelijk de productie van bepaalde modellen zo maar van de ene site naar een andere over te hevelen. Die technische problemen zijn echter maar een gedeeltelijk antwoord. Er was minder solidariteit bij Ford dan bij Opel. De solidariteit bleef beperkt tot een akkoord waarin de bonden van de andere vestigingen weigerden hun productie op te drijven wanneer Ford Genk in actie zou schieten. Dit om te vermijden dat die actie verzwakt of ondermijnd zou worden! Helemaal niet slecht, ook al hadden we gehoopt op een iets sterkere solidariteit. Beide voorbeelden tonen in elk geval aan dat vakbondssolidariteit, ook al is die in noodgevallen niet zo makkelijk, voor de werknemers tot concrete resultaten leidt.

10


■ Een gebrekkige voorbereiding De steun van de bevolking voor de uitbreiding is verre van massaal. In het Europa van de vijftien is slechts relatieve meerderheid voor (47% voor, 36% tegen en 18% zonder mening). In ons land houden de voor- en de tegenstanders van de uitbreiding elkaar in evenwicht, met een kleine voorsprong voor de tegenstanders (45% tegen, 43% voor). Het beeld is al niet veel beter bij de bevolking van de toetredende landen. De publieke opinie staat meer en meer wantrouwig tegenover de toetreding. De mensen in die landen vrezen de gevolgen van een versnelde modernisering die de levens- en werkomstandigheden naar beneden dreigt te halen. Bovendien schept de verlenging van de overgangsperiodes, waartoe een aantal lidstaten beslist hebben, een negatief beeld. De mensen hebben er de indruk dat ze tweederangsburgers zullen zijn.

De Europese Unie is erg actief op milieugebied: minimumnormen inzake vervuiling, invoering van een ecolabel…

Slechts vier inwoners op tien denken dat hun levensomstandigheden er in de komende vijf jaren op zullen vooruitgaan. Slechts een kleine meerderheid (52%) van de burgers van de 10 nieuwe landen steunt de toetreding van hun land tot de EU.

Europa speelt ook een voortrekkersrol bij de verdediging van het concept ‘duurzame ontwikkeling’ en probeert dit concreet te vertalen in akkoorden, zoals bijvoorbeeld het protocol van Kyoto (voor de beperking van de uitstoot van broeikasgassen).

Om het vertrouwen van de burgers en de werknemers te herwinnen, moet er een geloofwaardig project uitgewerkt worden. Europa moet absoluut iets doen aan zijn democratisch en sociaal deficit als het komaf wil maken met het euroscepticisme.

De dioxinecrisis heeft aangetoond (alsof dat nog nodig was!) hoe belangrijk voedselveiligheid en consumentenbescherming in het algemeen, wel is. Ook hier is Europa redelijk actief, denken we bijvoorbeeld maar aan de veiligheid van speelgoed, of ook de wederrechtelijke clausules in contracten, grensoverschrijdende overschrijvingen… Voorbeeld: een Europese richtlijn uit 1999 (m.b.t. bepaalde aspecten inzake verkoop en waarborgen inzake consumptiegoederen) verleent alle consumenten uit de EU dezelfde rechten indien een product niet conform blijkt te zijn (herstellen, vervangen, terugbetalen). In vergelijking met de bestaande toestand, was deze tekst eigenlijk al een verbetering. Tot nu toe bepaalde iedere fabrikant immers zelf welke waarborg hij aan welk artikel wou geven. Voortaan krijgt de consument die bijv. een elektrisch huishoudtoestel koopt, een waarborg van minstens 2 jaar (conform de Europese tekst). De Belgische regering heeft echter beslist nog een stapje verder te gaan: wanneer verborgen gebreken na die twee jaar aan het licht komen, kan de verbruiker nog altijd aanspraak maken op de waarborg.

In het begin in de jaren zestig was het ook met zes landen niet altijd gemakkelijk om het in de toenmalige Unie onder elkaar eens te worden.

Milieu en consumentenbescherming

Vandaag, met de huidige vijftien lidstaten, is het nemen van beslissingen nog moeilijker. Morgen, met 25 landen, en overmorgen met 27, 28 landen of meer, dreigt de beslissingsmachine definitief stil te vallen. De uitbreiding tot 25 lidstaten kan een droom worden voor diegenen die Europa louter en alleen als een vrijhandelszone zien, maar zou wel eens kunnen uitdraaien op een nachtmerrie voor de anderen. Luidt de uitbreiding de begrafenis in van een welbepaalde visie op Europa? Velen, waaronder het ABVV, steunden de idee dat de uitbreiding moest worden voorafgegaan door of moest samengaan met een uitdieping van Europa. Die uitdieping is er niet gekomen.

11


Europa, een lab voor een ‘in toom gehouden’ globalisering Europa wordt vaak (en terecht) bekritiseerd om zijn voorstellen tot deregulering en liberalisering, waarbij de impact op de werkgelegenheid, op het milieu, op de economische groei en op de sociale aspecten niet goed wordt ingeschat. Het standpunt van Europa in de GATS-onderhandelingen (Algemene overeenkomst inzake handel en diensten) binnen de WHO (Wereldhandelsorganisatie) botst eveneens op veel kritiek. Soms toont Europa ook een ander gelaat en herinnert er ons aan dat, op wereldschaal bekeken, Europa de enige kracht is die in staat is de globalisering wat in toom te houden. Enkele voorbeelden: in 1998 stelde de Internationale Arbeidsorganisatie een verklaring op over de fundamentele arbeidsnormen: vrijheid van vereniging en recht op onderhandelen; afschaffing van dwangarbeid; afschaffing van kinderarbeid; wegwerken van discriminaties m.b.t. arbeid. De toepassing van deze verklaring stoelt op het controlemechanisme uit het IAO-Handvest. We betreuren dat de Europese Commissie in haar bilaterale akkoorden totnogtoe geen concrete engagementen heeft aangegaan door de fundamentele arbeidsnormen er systematisch in op te nemen. Wel heeft de Europese Commissie al enkele initiatieven genomen op basis van deze fundamentele normen: • In 2000 de EU ondertekende samen met 77 ACPlanden (in het Nederlands wordt ook van ACS-Staten gesproken, dit zijn de 77 landen uit Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan of Pacific) de Overeenkomst van Cotonou, waarmee een verband tussen handel en arbeidsnormen ingevoerd wordt. De ACP-landen worden ertoe aangezet een nationaal arbeidsrecht op te stellen, de bestaande wetgeving te versterken, sensibiliserings- en vormingsprogramma’s uit te werken. • het Stelsel van Algemene Preferenties (SAP) maakt het de Europese Unie mogelijk aan ontwikkelingslanden bepaalde specifieke voordelen toe te kennen, zodat die landen makkelijker toegang krijgen tot de EU-markt en hun uitvoer dus kunnen uitbreiden. In 2002 werd het SAP herzien met de bedoeling er de IAO-basisnormen in op te nemen. Anders gezegd, een land dat er zich toe verbindt de fundamentele arbeidsnormen na te leven, kan bijkomende voordelen genieten (onder de vorm van verminderde douanerechten). • in 2001 besliste de EU tot het openstellen van de EU-markt (met uitzondering van rijst, bananen en suiker) voor de invoer vanuit de armste landen, dit zonder douanerechten noch quota. Dit wordt ook het akkoord ‘alles behalve wapens’ genoemd, waarbij de MOL-landen (of minst ontwikkelde landen) betrokken zijn.

12

■ Een slecht gekend ontwerp van grondwet Meer dan 3 burgers op 4 van de 25 lidstaten zeggen voorstander te zijn van een grondwet, maar weinig mensen weten wat er tussen februari 2002 en december 2003 gebeurd is. Het is in die periode dat de werkzaamheden van de Conventie over de toekomst van Europa plaatsvonden, gevolgd door de Intergouvernementele Conferentie. In die lange periode heeft Europa geprobeerd een grondwet op te stellen. In december 2001 besloot Europa een nieuwe procedure van herziening van zijn verdragen te starten, om de Europese instellingen op de uitbreiding van de EU voor te bereiden. Vandaag wordt Europa bestuurd door een reeks verdragen gaande van het Verdrag van Rome, de basistekst van 1957, over de verdragen van Luxemburg, Maastricht, Amsterdam (en nog veel andere) tot het Verdrag van Nice. Deze teksten zijn vaak onbegrijpelijk. Dit keer was er echter geen sprake van onmiddellijk onderhandelingen te beginnen tussen de regeringen. Het Verdrag van Nice, dat in december 2000 werd afgerond, had duidelijk het failliet aangetoond van de Intergouvernementele methode om de Europese Unie daadwerkelijk te hervormen (Maastricht 1992, Amsterdam 1997, Nice 2000) zodat de regeringen zelf besloten een andere werkmethode te volgen. Zich baserend op de ervaring met het opstellen van het Handvest van de Grondrechten, besloten zij dezelfde werkwijze te volgen. De Conventie was geboren en ze was voornamelijk samengesteld uit parlementsleden. De Conventie over de toekomst van Europese Unie, die aan het werk was van februari 2002 tot juli 2003, bestond dus uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, leden van de Europese Commissie en van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de nationale parlementen en vertegenwoordigers van de regeringen en parlementen van de kandidaat-lidstaten. Het Europees Economisch en Sociaal Comité en de sociale partners, waaronder natuurlijk het Europees Vakverbond, kregen het statuut van waarnemer met spreekrecht. De Conventie over de toekomst van Europa, die gewerkt heeft op basis van een consensus, leverde zijn ontwerp van Verdrag tot invoering van een Grondwet voor Europa af op 18 juli 2003.


■ Van de Conventie naar de mislukking van de Intergouvernementele Conferentie De Intergouvernementele Conferentie (IGC) nam nadien de fakkel over met als taak het ontwerp af te ronden. Vanaf dan hebben de discussies onder diplomaten achter gesloten deuren plaatsgevonden. Van transparantie was er dus geen sprake meer. De Top van Brussel (12 - 13 december 2003) had tot doel de Intergouvernementele conferentie (belast met het goedkeuren van ontwerp van grondwettelijk verdrag voor Europa) te finaliseren. De onderhandelingen mislukten echter. Het mislukken van de Top van Brussel is niet noodzakelijk een slechte zaak op zich. Het was immers beter om de strategie van een akkoord tegen elke prijs te vermijden. Op 10 mei 2004 wordt Europa dus officieel uitgebreid met 10 nieuwe lidstaten, maar dan wel met de werkingsregels van het Verdrag van Nice, een institutioneel kluwen. Het mislukken van de Top betekent echter niet het einde van de onderhandelingen. Deze worden hervat, maar de situatie is verward. We hebben geen enkel zicht op de stand van de discussie en op een duidelijke kalender. Veiligheid en gezondheid van de werknemers Inzake de bescherming en de promotie van het Welzijn van de werknemers op het Werk heeft Europa sinds 1989 een aantal zeer belangrijke initiatieven genomen. In 1989 werd de eerst en wellicht ook belangrijkste richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de veiligheid en gezondheid op het werk in de Europese unie goedgekeurd. Deze kaderrichtlijn vormt de basis van de strategie van de Commissie in verband met de richtlijnen op het gebied van welzijn. Door de goedkeuring ervan moest het toepassingsgebied van onze wetgeving worden uitgebreid van veiligheid en gezondheid naar “welzijn op het werk”, waardoor ook reglementering inzake ergonomie, psychosociale belasting veroorzaakt door het werk en industriële hygiëne tot stand kwam. Multidisciplinaire preventiediensten zagen het levenslicht eveneens als het gevolg van de bepalingen uit de kaderrichtlijn. Daarnaast legt deze richtlijn aan de lidstaten ook op de inspraak van de werknemers bij alle maatregelen inzake het Welzijn op het werk te garanderen, en dit in alle ondernemingen, ongeacht de aard en grootte ervan. Na de kaderrichtlijn zijn nog diverse andere richtlijnen verschenen, onder andere inzake de bescherming van werknemers tegen gevaarlijke machines, beeldschermwerk en over de bescherming tegen lawaai, trillingen en chemische producten. Eén van de meest recente richtlijnen regelt de bescherming van werknemers tegen asbest. Toch moeten we kritisch blijven. Ingegeven door de drang naar steeds verdergaande liberalisering worden de bestaande richtlijnen alsmaar sneller herzien, waarbij de precieze voorschriften steeds vager worden.

Momenteel probeert het Ierse voorzitterschap (eerste semester 2004) een stand van zaken op te maken waarover alle deelnemers het eens zouden zijn. Sommige landen zijn van mening dat de discussie hervat moet worden, op basis van de bestaande teksten, d.w.z. de tekst van de Europese Conventie en de tekst voorgesteld door het Italiaanse voorzitterschap nog vóór de Europese Top te Brussel. Deze landen vinden immers dat de discussies te Brussel –vaak bilateraal en zonder enig schriftelijk spoor– geen resultaat hebben opgeleverd. Andere landen (zoals GrootBrittannië) zijn van mening dat Brussel bepaalde verworvenheden binnengerijfd heeft –waaronder de terugkeer naar de stemming met eenparigheid van stemmen voor bepaalde materies– en dat de onderhandelingen dus op deze basis moeten worden hervat.

13


■ De Conventie, een minimum minimorum Het ABVV liet meermaals zijn stem horen over de discussies, of het nu ging over de Conventiewerkzaamheden of de intergouvernementele onderhandelingen waarbij we de nadruk legden op de zware tekortkomingen in de voorgestelde teksten. De mislukking van de IGC en het onvermogen van de regering- en staatshoofden van de 25 landen om tot een consensus te komen, is vooral te wijten aan de meningsverschillen over bepaalde hervormingen van de instellingen, zoals de berekeningswijze of de samenstelling van de Commissie. Alle andere punten worden naar de achtergrond verdrongen. Gezien de onzekere afloop van de onderhandelingen blijft het ABVV ervan overtuigd dat het de verbetering van het ontwerp van grondwet (zoals het uit de Conventie voortvloeit) moet blijven eisen. Diegenen die meer Europa willen, kunnen niet passief blijven toekijken in de hoop dat de Conventie niet afgebouwd zal worden. Er zijn voldoende punten waarover wij niet tevreden zijn, om verbeteringen te eisen. Het ontwerp van Grondwet inzake het sociaal beleid is eigenlijk een catalogus van goede bedoelingen, maar zonder enige reële slagkracht op Europees vlak. Er bestaat een enorme kloof tussen de ambitie die in het ontwerp van Grondwet beschreven wordt inzake de waarden en de doelstellingen van de Europese Unie (solidariteit, rechtvaardigheid, sociale bescherming, economische en sociale cohesie, strijd tegen armoede en sociale uitsluiting…) en de middelen die de Unie zich geeft om ze te bereiken. De grendel van de unanimiteitsregel blijft gelden voor fiscale aangelegenheden en voor bepaalde sociale aangelegenheden. Er is geen erkenning van de transnationale vakbondsrechten. Geen enkele clausule biedt garanties dat de sociale dimensie bij de beslissingen van de Unie in acht genomen zal worden, zoals dit het wel geval is op het vlak van de gelijkheid man/vrouw of de zorg voor het leefmilieu. De diensten van algemeen belang krijgen weliswaar een juridische basis, maar dit komt nog lang niet neer op een evenwicht tussen concurrentie en algemeen belang. Er is geen rechtszekerheid over de financiering van de openbare diensten en er is ook geen wil om het concept van openbare dienst in een Trans-Europees netwerk te ontwikkelen. Europa heeft nog steeds geen economische regering. De verbetering van de economische coördinatie in de eurozone is zwakjes en maakt het geenszins mogelijk het bestaande deficit op dit vlak goed te maken.

Blauwdruk van een (aarzelend

Ongeveer 10 jaar lang verdedigde de Euro zou alleen de liberalisering van de markt politieke structuur kunnen geven die in sta

Aan de andere kant rekende de Commiss (de industrie van de informatie- en commu de ‘oude’ industriële sectoren op te v scheepsbouw, metallurgie, textiel, kleding

Ongeveer 10 jaar lang bestreed de Europes (coherent en goed afgestemd) Europees in mogelijk moet maken om met de sectorale

In 2002 keurde de Commissie een “Medede uitgebreid Europa. Dit was meteen ook e Europese benadering tegenover een reële Een jaar later konden de werknemers u verheugen over de concretisering van dit n specifieker voor hun sector, ook al betr Textielfederatie dat er voor dit nieuw ind vrijgemaakt werden, dit in een sector die ( werknemers zal tewerkstellen.

In 2004 werd dan een ‘sectorale groep van deze groep, hoofdzakelijk bestaande u instellingen en de sectorale Europese soc over initiatieven die met voorrang moeten w van de aanpassing van de sector aan de van het multivezelakkoord eind 2004). Dank aantal beslissingen moeten kunnen wege de belangrijkste elementen uit de Medede bepalingen die even noodzakelijk zijn concurrentiekracht van de hele textiel-, kl van de werkgelegenheid in deze sector.

14


Bij de positieve punten is er wel vooruitgang geboekt wat betreft een meer gemeenschappelijke politieke visie op buitenlands beleid, defensie, immigratie- en asielbeleid, hetgeen niet betekent dat wij het altijd eens zijn met de inhoud van de gemeenschappelijk genomen oriëntaties. Zelfs al leven die thema's minder sterk bij de vakbonden dan de sociale of economische thema's, toch moeten wij het belang ervan niet te onderstrepen, enkele maanden nadat Europa niet bij machte is gebleken om met één enkele stem te spreken vóór, tijdens en na de oorlog in Irak. Positief zijn ook de vereenvoudigingen die aangebracht worden in de werking van de instellingen, maar men kan zich ook terecht afvragen of de doorgevoerde hervormingen zullen volstaan om Europa met 25 te laten functioneren. Die vraag dient gesteld, temeer daar de hervormingen pas in 2009 van kracht zullen worden. Maar vanaf 1 mei 2004 moet Europa al functioneren met 25 volgens de huidige regels, die vandaag al bewijzen hoe moeilijk het is de Europese machine draaiende te houden met 15 lidstaten.

d) Europees industrieel beleid?

opese Commissie de ‘ideologische’ visie als t de Europese Unie een economische en aat is om te concurreren.

sie op het wonder van de nieuwe economie unicatietechnologie) om het banenverlies in angen (‘voorbijgestreefde’ sectoren als , leder, schoeisel…).

se vakbeweging deze visie door een ‘nieuw’ dustriebeleid te eisen, dat het onder andere e eigenheden rekening te houden.

eling” goed over het industrieel beleid in een een eerste teken dat wees op een nieuwe afname van het aantal industrieën in de EU. it de textiel-, kleding- en ledersector zich nieuwe beleid via een andere “Mededeling”, reurde de Europese Leder-, Kleding- en dustrieel beleid geen Europese middelen (in een EU met 25 lidstaten) toch 3 miljoen

Nu die vaststellingen gedaan zijn, weten wij ook wel dat een tekst altijd het gevolg is van een compromis. Dit geldt voor gelijk welke onderhandeling. En misschien nog meer op Europees vlak waar de verschillen in visie op de toekomst van Europa zeer groot zijn. Daarom moeten zowel de negatieve als de positieve punten meestal genuanceerd worden. Het is ook daarom dat de tekst, waarvan men beloofd had dat hij kort en leesbaar zou zijn, dat niet is. Van in het begin heeft het ABVV gesteld dat de uitbreiding gepaard moest gaan met een verdieping, als men wou vermijden dat Europa één grote markt zou worden zonder sociale, politieke en ecologische omkadering. Europa dreigt anders tot een slappe structuur te verwateren, zonder cohesie en zonder politieke ambities. Een groep landen moet initiatieven nemen om stappen vooruit te zetten. Aan deze initiatieven moeten uiteraard alle landen (oud en nieuw) kunnen deelnemen. Het gaat niet op een Europa met meerdere snelheden uit te bouwen. Europa moet kunnen vooruitgaan en alle Lidstaten moeten op hun eigen ritme kunnen evolueren.

n hoog niveau’ opgericht. Het is de taak van it vertegenwoordigers van de Europese ciale gesprekspartners, om te discussiëren worden geformuleerd (ter vergemakkelijking uitdagingen tengevolge van het verstrijken kzij deze groep zou de vakbeweging op een en. Het betreft niet alleen de uitvoering van eling van de Commissie, maar ook andere voor de verbetering van de structurele edij- en ledersector en voor de versterking

15


■ Europa moet een economische regering krijgen Zonder het belang van een Europees defensiebeleid te ontkennen – domein waarin sommige landen (waaronder België) vandaag al zeer ver gevorderd zijn – willen we ook andere sterke samenwerkingsverbanden in “onze” sociale, economische en fiscale materies bevorderen. In dit kader komt het idee om met een aantal lidstaten van de EU sneller vooruit te gaan dan anderen, weer opduiken. De achterliggende filosofie is de volgende: “Men kan geen enkele lidstaat verplichten om verder te gaan dan hij wenst. Maar omgekeerd gaat het niet op dat het land dat niet verder wil gaan, de andere landen in dit proces blokkeert” Denk maar aan de euro. Had men moeten wachten op het akkoord van alle Lidstaten, dan zouden wij vandaag nog steeds in Belgische frank rekenen.

Met de invoering van de euro heeft Europa een muntunie ontwikkeld, maar het heeft daarbij geen vorm gegeven aan een economische unie. Europa heeft wel een gemeenschappelijke munt, maar geen gemeenschappelijk economisch beleid. Elke lidstaat beslist zelf zonder rekening te houden met de gevolgen voor de andere lidstaten. Eigenlijk bestaat er geen echte politieke wil om de nationale economische beleidsmaatregelen op elkaar af te stemmen. Gevolg: met een markt die meer consumenten telt dan de Verenigde Staten kan Europa niets anders dan wachten op de opleving van de Amerikaanse groei om zijn eigen economie weer op te krikken, want op zijn eentje is het niet bij machte om de economie weer op gang te trekken.

De Groep van Doorn De verschillen in loonkost (in het Europa van de 15 lidstaten bereiken die reeds een verhouding van 1 tot 3) zullen na de uitbreiding nog toenemen tot een verhouding van 1 tot 10, en na de toetreding van Roemenië en Bulgarije zelfs van 1 tot 20. De arbeidskosten zijn echter sterk verbonden aan de arbeidsproductiviteit. Een lage arbeidskost per werknemer wordt verbonden met een lager niveau van arbeidsproductiviteit. En omgekeerd. Op die manier worden de verschillen er flink kleiner op. Om een antwoord te bieden op de druk die op de lonen uitgeoefend wordt, bouwt de vakbeweging internationale samenwerkingsnetwerken uit, met de bedoeling loondumping te vermijden door voor lonen een soort gedragslijn, stoelend op de formule ‘inflatie plus productiviteit’ te doen naleven. Het ABVV en het ACV hebben in dit verband echt pionierswerk verricht: in 1997 richtten beide vakbonden een werkgroep op, samen met de Nederlandse, de Duitse en de Luxemburgse collega’s. Hieruit is dan de ‘Verklaring van Doorn’ gegroeid (1998). De Groep van Doorn wil een gemeenschappelijk loonbeleid om elke looncompetitiviteit tussen de werknemers uit die landen te vermijden. Het is ook de bedoeling zoveel mogelijk informatie uit te wisselen en de evolutie inzake collectieve overeenkomsten aan de andere landen uit te leggen. De Groep van Doorn werkt in volle klaarheid met het Europees Vakverbond (EVV), waar ook een soort coördinatiecomité bestaat dat zowat alle confederaties van het EVV verenigt. Verder bestaan er ook nog andere initiatieven (onder meer op het niveau van de sectorale Europese federaties) voor de coördinatie van de collectieve onderhandelingen.

Het gebrek aan economische dimensie heeft Europa uit evenwicht gebracht. Gevolg: de economische beleidslijnen zijn gebaseerd op de logica van de sanering van de overheidsfinanciën, ten koste van het sociale model. De liberalisering van de openbare diensten en de fiscale concurrentie (die de delokalisatie van bedrijven in de hand werkt), spelen in het nadeel van een sociaal beleid.

16


De eurozone zou het voorbeeld kunnen geven en de economische “governance”, de fiscale harmonisatie en het budget versterken. Als men wil dat de 12 landen van de eurozone een wachtkamer van het politieke Europa vormen (en niet alleen maar het resultaat van de eenheidsmarkt zijn), dan moet deze zone een echte economische regering instellen. Dit moet gebeuren vooraleer de uitbreiding van die groep naar de nieuwe Lidstaten tot dezelfde verlamming leidt als degene die wij vandaag in de hele EU kennen. Alvorens Europa uit te breiden, moet men Europa uitdiepen. Voor ons kan de EU, zoals ze vandaag bestaat, niet het einddoel zijn. Europa is nog steeds niet in staat om een vlug en coherent antwoord te geven op een economische groeivertraging. Er is nog steeds geen piloot die ons op weg brengt naar een duurzame groei en volledige en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid. De monetaire unie heeft geen voldoende economische en zeker geen sociale sokkel. Er is geen Europees antwoord op de vele herstructureringen, zelfs in winstgevende bedrijven, die duizenden werknemers op straat zetten. Er is nog steeds geen bevredigende De openbare diensten vooruitgang inzake fiscale harmonisatie. Wanneer op Europees niveau over overheidsdiensten gesproken wordt, dan hangt daar - al te - vaak liberalisering, deregulering of ook jobverlies aan vast. Toch begint Europa ook in te zien dat de openbare diensten (in Europees jargon ‘diensten van algemeen belang’) een essentieel onderdeel van het Europees sociaal model uitmaken. Vandaag worden opdrachten van openbare diensten aanvaard en er zou dus weldra een juridisch kader erkend worden. Dit zou de lidstaten dan verplichten om het bestaan zelf, de toegang tot en de financiering van de overheidsdiensten te waarborgen.

Sommigen willen van Europa één grote vrijhandelszone maken, met zo veel mogelijk deregulering, fiscale concurrentie en soepele regels en zo weinig mogelijk solidariteit.

Laten we echter niet te vlug victorie kraaien. Over de notie “geoorloofde staatshulp” lopen de meningen nogal uiteen; een juridisch kader invoeren is één ding, maar de manier waarop dit toegepast moet worden, is een andere zaak. Veel zal natuurlijk afhangen van de inhoud van dit juridisch kader. Wat de overheidsdiensten betreft, kan de evolutie – hoewel ze nog onvoldoende is – toch eerder positief genoemd worden, ook al is het pleit nog lang niet gewonnen. De syndicale en politieke krachten hebben hun inspanningen gebundeld en hebben zo dit resultaat kunnen bereiken. Maar, zoals de Europese ontwerprichtlijn inzake diensten in de interne markt bewijst, mogen we de armen nog niet laten zakken, er moet nog verder gewerkt worden.

De openbare aanbestedingen moeten de sociale en milieucriteria naleven

Op 29 januari 2004 gaf het Europees Parlement zijn goedkeuring aan de richtlijnen m.b.t. openbare aanbestedingen. Hierdoor wordt het mogelijk, bij toewijzing van een aanbesteding, rekening te houden met sociale en milieucriteria (op voorwaarde dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen deze criteria en de aard van de openbare aanbesteding). De criteria zijn jammer genoeg onvoldoende duidelijk waardoor dergelijke voorwaarde zal leiden tot verschillende interpretaties. We zullen ons dus nog moeten inzetten om deze punten uit te klaren. Toch is dit een stap vooruit. Vergeten we niet dat de progressieve krachten hiervoor een lange, moeizame strijd hebben moeten voeren.

17


■ Welk sociaal Europa na de uitbreiding? Zal het sociaal Europa dat jarenlang geduldig uitgebouwd werd en dat, vergeleken met het politiek en economisch Europa vandaag nog in de kinderschoenen staat, de uitbreiding kunnen weerstaan? Het is de vraag of we met de 10 nieuwe landen dezelfde convergentie op sociaal vlak zullen zien, als bij de toetreding van Griekenland, Spanje en Portugal. De Europese Unie heeft schoorvoetend een aanzet tot een sociaal Europa gegeven. Dit werd via verschillende processen verwezenlijkt, zoals de Europese werkgelegenheidsstrategie, de open coördinatiemethode inzake armoede, insluiting en pensioenen, een begin van coördinatie op het gebied van de gezondheidszorg… Het voordeel van die nieuwe werkmethodes bestaat erin dat ze op Europees niveau kwesties aansnijden die vroeger taboe waren, zoals de werkgelegenheid of bepaalde aspecten van de sociale zekerheid. Maar elke medaille heeft een keerzijde. Op termijn dreigen die werkmethodes de wettelijke of conventionele weg te vervangen. Zo zou het sociale luik van Europa beperkt kunnen worden tot een proces zonder juridisch dwingend karakter, zonder controle en zonder betrokkenheid van de sociale partners. Europa zou dan aan de goodwill van de regeringen overgeleverd worden. Als die nieuwe werkmethodes bovenop de andere instrumenten komen om het sociaal Europa te versterken, dan is dat uitstekend. Ook hier zullen de vakbonden een centrale rol moeten vervullen, om ervoor te zorgen dat die processen in de goede richting gaan. Een structurering en een wettelijke omkadering zijn daartoe noodzakelijk.

“Ik maak mij zorgen over de De stelsels van sociale bescherming zijn uiteraard eerst en vooral een nationale materie. Toch is het zo dat Europa verschuiving van het deze stelsels overhoop haalt en dat de beste manier om beslissingsniveau. De grote politieke hun rol als solidariteits- en verzekeringsmechanisme beslissingen worden genomen op het op nationaal vlak te vrijwaren, erin bestaat niet alle hoogste niveau tijdens belangrijke toppen. Maar pogingen tot overdracht ervan naar het Europees de voorbereiding vooraf en de vertaling ervan in niveau zomaar te weigeren. Op het vlak van sociale concrete, reële beslissingen wordt overgelaten aan bescherming moet Europa zich niet in de plaats anonieme werkgroepen zonder politieke stellen van de lidstaten. Het moet echter wel een verantwoordelijkheid. Er is dus geen verantwoording kader aanreiken waarbinnen die systemen meer, en ook geen politiek debat. (…) Vandaag wordt kunnen werken. Dit kader moet de nodige steeds meer met ‘best practices’ en convergetiemodellen ontwikkelingen mogelijk maken zonder dat men gewerkt. Dat is positief omdat het toelaat de neuzen van zich op de wetten van de markt moet verlaten. iedereen in dezelfde richting te draaien. Maar het stelt De goedkeuring van sociale minimumnormen vormt daar de hoeksteen van. Door die normen een legitimiteitsprobleem. Niemand weet nog goed te vertalen in een percentage van de nationale wanneer en bij wie ze op de Europese tafel moet rijkdom zouden de landen met een lage kloppen. Voor de sociale partners is dat moordend”. beschermingsgraad hun situatie kunnen verbeteren, Paul Windey, Voorzitter van terwijl de landen met hoge sociale bescherming hun de Nationale Arbeidsraad, in “De Tijd” van 2 situatie zouden kunnen consolideren. Die discussie is des te moeilijker omdat ze niet de progressieven en de conservatieven tegenover elkaar plaatst, maar wel de progressieven onderling. Sommigen willen het sociale luik op Europees niveau beschermen, anderen willen dat op nationaal vlak doen. Zolang deze verdeeldheid blijft bestaan, zal het moeilijk blijven om de sociale dimensie van Europa uit te diepen.

18

maart 2004


■ Nieuwe lidstaten die overtuigd moeten worden Van de 10 nieuwe lidstaten zijn 8 landen vroegere satellietlanden van de Sovjet-Unie. Voor die landen ging de overschakeling van de geleide economie naar de markteconomie met een lange periode van problemen gepaard. De meeste economieën hebben pas op het einde van de jaren ‘90 opnieuw hun niveau van 1989 bereikt. Ongelijkheid, werkloosheid en armoede zijn er fors toegenomen. Na de val van de Berlijnse muur hebben die landen hun sociale zekerheidstelsel hervormd, terwijl zij hun economie aan het liberaliseren waren. De hervormingen, in de meerderheid van die 8 landen, waren gebaseerd op modellen van de Wereldbank, het IMF en de OESO. Jammer genoeg nam de Europese Unie bij die overgang een passieve houding aan. Resultaat: de stelsels van die landen zijn soms ver verwijderd van wat men het Europees sociaal model noemt. De pensioenregelingen werden georganiseerd rond een overheidsstelsel van repartitie van kleine bedragen voor iedereen en rond twee systemen van kapitalisatie; het ene is verplicht, het andere is facultatief. De gezondheidszorg werd gedeeltelijk geprivatiseerd en de kosten zijn fors gestegen. Straks, in het Europa van de 25 lidstaten, zal er dus een grote verscheidenheid aan sociale bescherming bestaan, zodanig zelfs dat de grondvesten van het Europees sociaal model dreigen te wankelen. Ondanks de nationale verschillen erkent Sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven: een uitdaging, met men vandaag, in het Europa beperkingen maar ook mogelijkheden… voor de vakbonden van de 15 lidstaten, In de Europese discussiefora over ‘sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven’ meerdere gemeenschapheeft de vakbeweging duidelijk gesteld dat dit nieuwe concept, dat duidelijk ‘in’ is, pelijke kenmerken zoals de in geen geval in de plaats mag komen van de collectieve onderhandelingen of van rol van de sociale gespreksde sociale wetgeving (van privatisering van de sociale rechten kan dus geen sprake partners, de rol van de Staat zijn) noch van het insluiten van een sterke sociale dimensie in de wereldhandel. inzake sociale regulering Het spreekt vanzelf dat gedragscodes en, meer nog, de raamakkoorden ondertekend alsook een belangrijke door de sociale gesprekspartners, de OESO-richtlijnen, de IAO-verklaring… een stelsel van sociale soort hefboom kunnen vormen om de vakbonden in de bedrijven binnen te krijgen. bescherming. Een concreet voorbeeld: drie jaar geleden, in Parijs, tijdens een vergadering van de Europese Ondernemingsraad van het bedrijf Sara Lee -afdeling kledij-, interpelleerden de vakbondsvertegenwoordigers (samen met de Europese Leder-, Kleding- en Textielfederatie) de groep over zijn sociaal en milieubeleid, waarbij een kopie van de gedragscode opgevraagd werd. Vermits het een Amerikaanse groep betrof (goed voor 125.000 jobs op wereldniveau), was er geen enkele verwijzing naar vakbondsrechten of vrijheid van onderhandelen in terug te vinden. De EOR reageerde hierop om dergelijke verwijzing te doen opnemen. Een jaar later, alweer op een EOR-vergadering, kwam er opnieuw een interpellatie van de vakbonden. Dit keer echter over toezicht op de uitvoering van de gedragscode. Nadat de eerste problemen in een Maghrebland door de vakbonden aangekaart werden, stelde de Europese directie van Sara Lee voor dat een gemeenschappelijke EOR-delegatie zou afreizen naar het land waar de plaatselijke directie van ‘een antisyndicale houding’ blijk gaf. De sterkte van de vakbondssolidariteit wordt gemeten aan de zwakste schakel. Door te steunen op de notie ‘sociale verantwoordelijkheid van de bedrijven’ kwam één van die schakels er versterkt uit, wat voor de werknemers uit het betrokken land meteen concrete resultaten opleverde.

Bij de toetredingscriteria was het ‘communautair acquis’ op sociaal vlak eerder aan de lage kant: gelijke behandeling man/ vrouw, geen discriminatie van migranten op het stuk van de sociale zekerheid, veiligheid en gezondheid op het werk, sociale dialoog… Minder dus dan wat indertijd aan Griekenland, Portugal en Spanje werd gevraagd. Toen werd de toegang tot een voldoende hoog niveau van sociale bescherming beschouwd als een middel tot het stabiliseren van de democratie.

19


■ Sociale dialoog op zoek naar een tweede adem De uitbreiding zal niet alleen een invloed hebben op de sociale bescherming, maar ook op de sociale dialoog. In de nieuwe lidstaten werd voorrang verleend aan een tripartite dialoog (tussen vakbonden, werkgevers en regering). De autonome bipartite sociale dialoog is zo goed als onbestaande. In de sectoren en bedrijven heeft de sociale dialoog nog de nodige basis niet. In tegenstelling tot wat in de meeste landen van de huidige EU bestaat, vallen de meeste werknemers uit de nieuwe lidstaten niet onder collectieve onderhandelingen: in het beste geval zullen 4 werknemers op de 10 onder de toepassing van een CAO vallen. Vaak is dit aantal nog lager, denken we maar aan Litouwen waar dit nauwelijks 10% bedraagt. Bovendien zijn de sociale gesprekspartners nog niet representatief genoeg. Ondanks de steun die ze krijgen van hun respectieve collega’s uit de huidige 15 lidstaten, hebben zowel de werknemers- als de werkgeversorganisaties problemen inzake representativiteit. In de 8 kandidaat-landen uit Centraal en Oost-Europa samen bedroeg de gemiddelde syndicalisatiegraad 26% (niet gewogen gemiddelde) in 2001, tegen 44% in de huidige EU met 15 lidstaten. Landen als Hongarije, Litouwen, Estland en Polen halen zelfs geen 20%. In de nieuwe bedrijven – meer bepaald in de dochterondernemingen van bedrijven uit de huidige EU – verloopt de syndicale inplanting uiterst moeilijk. Ondanks al deze moeilijkheden ligt het probleem inzake sociale dialoog niet zozeer bij de vakbonden, maar veeleer bij de werkgeversorganisaties. Zij zijn de zwakke schakel van de sociale dialoog. Bij de patronale organisaties bedraagt het lidmaatschap gemiddeld genomen 30 à 40 %. Om alles nog wat ingewikkelder te maken, is de patronale vertegenwoordiging vaak versnipperd: in Hongarije bestaan er zo maar eventjes 9 werkgeversorganisaties. In dergelijke situatie zijn de organisaties er dan ook eerder toe geneigd voorrang te verlenen aan de representatieve rol en zelfs aan lobbying, eerder dan aan de sociaalwetgevende rol via collectieve onderhandelingen. In de praktijk leidt de zwakke sociale dialoog dan ook tot werkvoorwaarden (werkuren, gezondheid, veiligheid, uitzendwerk, tijdelijk werk, schijnzelfstandigen) die, bij gebrek aan reactie, dumpingvoorwaarden veroorzaken. Deze dumping zou zelfs nog kunnen verergeren indien Europa de voorstellen van de Commissie m.b.t. de diensten in de interne markt zou aanvaarden. Dit alles zal natuurlijk niet zonder gevolg blijven voor de Europese sociale dialoog, die het de jongste jaren al hard te verduren kreeg. Na de onderhandelingen over de drie raamakkoorden (ouderschapsverlof in 1996, deeltijdwerk in 1997 en contracten van bepaalde duur in 1999) kwam de sociale dialoog in het slop terecht. In 2000 mislukten de onderhandelingen over uitzendarbeid. Sindsdien dreigt de machtige lobby van sommige nationale werkgeversfederaties (onder meer de Britse Confederation of British Industry) ermee het beginsel van de gelijkheid van behandeling flink te zullen aanvallen. In 2002 sloten de sociale gesprekspartners ‘vrijwillig’ (d.w.z. niet onder druk van een initiatief van de Commissie) een raamakkoord over telewerk. Maar de werkgevers hebben dit ‘vrijwillig’ begrepen als synoniem voor “geen enkele omzetting via collectieve overeenkomst”. Wat dan ook meteen twijfels doet rijzen over de draagwijdte van die ‘vrijwillig gesloten’ akkoorden; twijfel die dan ook een hinderpaal zal vormen voor de onderhandelingen over stress die in 2003, eveneens op vrijwillige basis, opgestart werden. Ook is de draagwijdte van het akkoord over een soort actiekader inzake vorming en levenslang leren (dat in 2002 goedgekeurd werd en dat het concept van ‘soft social dialogue’ invoert) eerder beperkt.

20


Het meest sprekende voorbeeld van dit afglijden van de sociale dialoog is wel de compromistekst die tot stand kwam toen het probleem van de herstructureringen aangekaart werd. Het richtinggevend kader dat door de Europese sociale gesprekspartners uitgewerkt werd, was dermate zwak dat de EVV-instanties (Europees Vakverbond) er alleen maar acte van genomen hebben, zonder dit kader goed te keuren, met het verzoek de werkzaamheden verder te zetten in het licht van de uitbreiding. De taak is moeilijk, zoveel is duidelijk. Bovendien zal de uitbreiding, zelfs al zal die geen fundamentele wijziging betekenen voor een al ingewikkelde situatie, zeker niet bijdragen tot het vereenvoudigen van deze taak. We moeten dus blijven ijveren voor de versterking en de uitbouw van het Europees sociaal model, met alle middelen en op alle niveaus: • als burger, door deel te nemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement en een stem uit te brengen op voorstanders van een sterk sociaal Europa; • als syndicalist, door mee te bouwen aan de versterking en de uitbouw van dit Europees sociaal model in wording.

Commissaris Bolkestein gaat voor een neoliberaal Europa met 25 Op initiatief van Frits Bolkestein legde de Europese Commissie op 13 januari 2004 een voorstel van richtlijn inzake diensten in de interne markt voor. De liberaal Bolkestein wil de administratieve hinderpalen die de ontwikkeling van dienstenactiviteiten en de voltooiing van de interne markt in de weg staan, uit de weg ruimen. In de praktijk komt dit neer op een veralgemeende deregulering van alle dienstenactiviteiten. De gevolgen dreigen catastrofaal te zijn voor ieder van ons: • in vele lidstaten komt de sociale zekerheid op de helling te staan; • dumpingpraktijken op sociaal, fiscaal en milieuvlak dreigen aangemoedigd te worden; • de sociale verworvenheden komen onder druk te staan: lonen, arbeidsduur, toenemende flexibiliteit; • gezondheid, onderwijs, cultuur en audiovisuele middelen zullen gewone koopwaar worden; • ook de kwaliteit van de openbare dienstverlening komt in het gedrang. Dit voorstel van richtlijn is dan ook een regelrechte bedreiging van het Europees sociaal model. Ter voltooiing van de binnenlandse markt van de diensten stelt de richtlijn twee principes voorop: de afschaffing van de overbodig bevonden vergunningen en vereisten en het principe van het land van oorsprong. De richtlijn wil vooreerst alle soorten hinderpalen (erkenning, registratie, financiële waarborg) waarvoor geen dwingende reden van algemeen belang bestaat en die een rem vormen op de vestiging van een onderneming op het grondgebied van een lidstaat, wegnemen. Op die manier wordt de overheid elk actiemiddel ontnomen om het noodzakelijke evenwicht tussen economische ontwikkeling en sociale vooruitgang te verzekeren. Het tweede beginsel is dat van het "land van oorsprong". Dit houdt in dat dienstverrichters enkel en alleen aan de nationale bepalingen van het land van oorsprong onderworpen zijn en niet aan de wetten van het land waar de diensten geleverd worden. Dit komt neer op een wettelijke aansporing om te verhuizen naar landen met de minst strenge wetgeving op sociaal, fiscaal en milieuvlak en er brievenbusondernemingen op te richten die vanuit hun maatschappelijke zetel in volle wettelijkheid over het hele grondgebied van de Unie zullen kunnen uitzwermen. Het gevolg zal een immense druk zijn op de landen met sociale, fiscale en milieunormen die het algemeen belang beter beschermen.

21


Detachering is een sprekend voorbeeld. Detachering biedt dienstenondernemingen de mogelijkheid werknemers naar een land van de Unie te detacheren om er tijdelijk te gaan werken. Bijvoorbeeld een Poolse bouwonderneming die de ruwbouw van een flatgebouw in Brussel komt zetten met Poolse werknemers. Een richtlijn reglementeert die praktijk reeds en vereist, in ons geval, dat de Poolse bouwonderneming een aangifte doet bij de Belgische inspectiediensten, een vertegenwoordiger in België aanstelt en dat de Poolse arbeiders onderworpen worden aan de arbeidsvoorwaarden die in ons land van kracht zijn: uurlonen, arbeidsduur, sociale documenten… In de praktijk worden de inspectiediensten al overspoeld door het fenomeen en door de diversiteit van de problemen. Het voorstel van richtlijn wil nu precies die administratieve stappen schrappen in naam van het vrij verkeer van diensten. Het is duidelijk dat in die omstandigheden een doeltreffende controle onmogelijk wordt. Hetzelfde probleem rijst voor de uitzendarbeid. Momenteel moeten uitzendkantoren een erkenning hebben om in België te mogen werken. De richtlijn dreigt een einde te maken aan die erkenningsprocedure. Wat meteen de deur wagenwijd zou openzetten voor malafide ondernemingen die met oneerlijke praktijken de werking van de sector dreigen te destabiliseren. Een in Litouwen gevestigde uitzendonderneming kan in het kader van een detachering voor de duur van één maand honderd werkvrouwen naar België sturen. De inspectiediensten zijn niet in staat om telkens weer na te gaan of de lonen gerespecteerd worden en of de gepresteerde overuren effectief betaald worden. En als de loonvoorwaarden al geëerbiedigd worden, dan garandeert niets dat de arbeiders hun volledige loon gekregen hebben. Het komt namelijk vaak voor dat de huisvestingskosten ervan afgetrokken worden. De enige manier om een totale ontwrichting van de arbeidsmarkt in Europa te voorkomen is verplichte samenwerkingsregels tussen de nationale inspectiediensten vast te leggen. Dus op Europees vlak een echt netwerk van inspectiediensten, een soort sociale "Europol" op te richten. In de huidige stand van zaken is een coördinatie van de inspectiediensten van de 25 lidstaten van de Unie moeilijk denkbaar: ze moeten al bestaan en als ze bestaan moeten ze ook nog efficiënt zijn! Het is dus eerder een vrome wens. Maar in afwachting staat de deur wagenwijd open voor maffiagroepen die al in diverse sectoren aan het werk zijn en van het gebrek aan controles en politieke coördinatie zullen profiteren om werknemers uit te buiten. Op termijn dreigt het voorstel van richtlijn ook desastreuze gevolgen te hebben voor de gezondheidszorg. De richtlijn stelt namelijk voor een groot aantal vergunningsprocedures te schrappen hoewel ze eigenlijk de pijlers vormen van de meeste nationale gezondheidssystemen en dus de kwaliteit, de toegankelijkheid en het financieel evenwicht ervan garanderen. Als de richtlijn van Bolkestein gevolgd wordt, dan wordt het voortaan onmogelijk om aan verstrekkers van gezondheidsdiensten: • verplichte minimum- en/of maximumtarieven op te leggen voor geneesmiddelen en honoraria; • minimumnormen op te leggen voor het personeelskader in ziekenhuizen en rusthuizen; • subsidiëringsnormen op te leggen rekening houdend met de specifieke financieringswijze van de gezondheidszorg; • kwaliteitsnormen op te leggen inzake verzorging.

22


Het voorstel van richtlijn vormt tevens een bedreiging voor de openbare diensten. Welke gevolgen kan de toepassing van de principes van deze richtlijn hebben op de kwaliteit van de openbare dienstverlening? Deze Europese richtlijn lijkt in vele opzichten op het GATS-akkoord waarbinnen op internationaal niveau de liberalisering van alle diensten in alle sectoren onderhandeld wordt op basis van vraag en aanbod. In feite is het de bedoeling de bepalingen van de algemene overeenkomst over de handel in diensten in het Europees recht om te zetten. Het spreekt voor zich dat de EU deze richtlijn ook als katalysator zal gebruiken voor de GATSonderhandelingen: ĂŠĂŠnmaal de diensten geliberaliseerd zijn binnen de EU, kan aangeboden worden ze open te stellen voor de andere leden van de Wereldhandelsorganisatie in ruil voor verregaande toegevingen van die leden. Op de Lentetop van de Staatshoofden en Regeringsleiders werd bevestigd dat men het voorstel van richtlijn Bolkestein tegen eind 2005 wil ratificeren. Dit punt wordt dus een absolute prioriteit voor de komende voorzitterschappen (Nederland, Luxemburg en Groot-BrittanniĂŤ). Het is dan ook duidelijk dat de inzet voor de Europese verkiezingen groot is voor de burgers. Op institutioneel vlak zal immers enkel een progressiever samengesteld Europees Parlement dit initiatief kunnen afblokken of amenderen!

23


EVV-campagne Ons Europa – Europa dat zijn wij! Open brief aan de kandidaten voor de Europese verkiezingen De rechten van de werknemers versterken Solide rechten voor de werknemers zijn de grondslag voor vrede in de bedrijven en vormen de hoeksteen van een sociaal Europa. Het EVV roept alle kandidaten voor de Europese verkiezingen op om de uitvoering van de Europese richtlijn inzake informatie en raadpleging van de werknemers te ondersteunen en ook te streven naar de toepassing ervan op terreinen die er niet onder vallen en de werkzekerheid van de werknemersvertegenwoordigers te beschermen. Het EVV pleit tevens voor de herziening van de richtlijn inzake de Europese ondernemingsraad en voor de oprichting van Europese ondernemingsraden in de ondernemingen die onder de richtlijn vallen maar er nog geen hebben opgericht. Om een sterke vertegenwoordiging van de werknemers in Europa te garanderen, moet de tendens om de vakbonden te verzwakken door ze te vervangen door directiegezinde organen, bestreden worden. Volledige werkgelegenheid en duurzame groei De toekomst van Europa steunt op de uitwerking van strategieÍn om de gevaarlijke dreiging die van de aanhoudende werkloosheid uitgaat, te bevechten. Met de "strategie van Lissabon" hebben de Europese regeringen een pakket maatregelen bepaald met de bedoeling een maatschappij tot stand te brengen die steunt op kennis en gedragen wordt door volledige werkgelegenheid. Het EVV steunt die inspanningen en roept op tot concrete uitvoering ervan. Zo moeten de grote economische richtsnoeren eveneens bijdragen tot de volledige werkgelegenheid en moeten de medezeggenschap en de raadpleging van de sociale partners op alle niveaus verbeterd worden. Het EVV roept op tot grotere investeringen in moderne infrastructuur en in onderwijs, research & ontwikkeling. Het roept alle kandidaten voor de Europese verkiezingen op een hervorming van het kader van het economisch, monetair en fiscaal beleid aan te moedigen en te ondersteunen opdat de notie "groei" hetzelfde statuut als de notie "stabiliteit" zou verwerven. Meer en betere jobs Wij vragen de toekomstige Europese parlementsleden vaste en kwaliteitsvolle jobs vanuit het oogpunt werkuren, lonen, arbeidsvoorwaarden, gezondheid & veiligheid en toegang tot vorming te bevorderen om op die manier bij te dragen aan een duurzaam beroepsleven en een competitiever Europese Unie. Het EVV roept eveneens op tot de uitbouw van een kwaliteitsgerichte dienstensector teneinde zoveel mogelijk voordeel te halen uit de potentiÍle banen die daaruit kunnen voortvloeien. Bovendien moet ervoor gezorgd worden dat het activeringsbeleid positieve stimuli geeft inzake vorming/opleiding en loopbaanbegeleiding en gericht is op de verbetering van de arbeidsvoorwaarden en de veiligheid en de gezondheid op de werkplaats.

24


Voor een sociale grondwet Het ontwerp van constitutioneel verdrag voor Europa is een nieuwe mijlpaal in de Europese eenmaking. Opdat Europa er zou zijn voor het volk, pleit het EVV voor een grondwet waarin de economische en de sociale dimensie met elkaar verzoend worden, die verdergaat dan de binnenlandse markt en de eenheidsmunt, met de bedoeling te evolueren naar een sociale en politieke Unie die geregeerd wordt door doeltreffende, transparante en democratische instellingen. Gelijke kansen voor iedereen Met 25 lidstaten zal de Europese Unie een ruimte van verscheidenheid en veelheid zijn. Die verscheidenheid kan een grote bron van innovatie voor ons allen zijn. Het EVV vraagt de kandidaten voor de Europese verkiezingen met aandrang om te ijveren voor gelijke kansen voor iedereen. Alle vormen van discriminatie in de Unie (op basis van geslacht, nationaliteit, ras, etnische afkomst, handicap, seksuele geaardheid of voorkeur, leeftijd, godsdienst of sociale afkomst) moeten wij bestrijden. Het EVV prijst zich gelukkig met de opname van de gelijkheid van man en vrouw in de grondwaarden van de Europese Unie en in de campagnes die gevoerd worden ter verdediging van het communautaire acquis op het vlak van de loongelijkheid en van de gender mainstreaming in alle beleidsdomeinen. De sociale zekerheid van morgen Stevige socialezekerheidsregelingen vormen de fundering waarop het sociale Europa dient gebouwd. Bijgevolg roepen wij alle kandidaten op te blijven ijveren voor het duurzame karakter van die regelingen en voor de verbreding van het financiële draagvlak van de sociale bescherming alsook voor de uitwerking van alternatieve en aanvullende financieringssystemen waarbij de heffingen op arbeid verlegd worden naar andere productiefactoren, teneinde te zorgen voor een werkgelegenheidsvriendelijker financiering, voor duurzame socialezekerheidsregelingen en voor meer banen. Het EVV roept tevens op tot het vrijwaren van de pensioenregelingen die een fatsoenlijke levensstandaard moeten garanderen evenals van de diensten voor gezondheidszorg, bejaardenzorg en kinderopvang die zowel betaalbaar als algemeen toegankelijk en kwaliteitsvol moeten zijn. Voor duurzame ontwikkeling en een gezond leefmilieu Het EVV roept alle kandidaten op om er bij de Europese Unie op aan te dringen dat ze zich met één stem uitspreekt voor een democratische hervorming van de internationale kredietinstellingen, de samenhang in de economische governance op internationaal vlak bevordert door via de V.N. de rol van het multilateralisme te versterken, en een strategie van duurzame ontwikkeling mogelijk maakt die stoelt op economische, sociale en ecologische duurzaamheid. In dit verband dienen inspanningen geleverd te worden om de doelstellingen van Kyoto en de strategie inzake duurzame ontwikkeling van de Europese Unie (zoals goedgekeurd in Göteborg in 2001) onverkort uit te voeren.

25


Sterke diensten van algemeen belang Degelijke diensten van algemeen belang zijn een sleutelfactor van het sociaal Europa dat we nodig hebben. De burgers van Europa willen een beter evenwicht tussen de concurrentieregels en de regels inzake de diensten van algemeen belang op Europees vlak. Het EVV steunt de nationale regeringen om de fundamentele burgerrechten te laten primeren op de regels van de vrije markt en de vrije concurrentie. De lidstaten moeten bevoegd blijven om te beslissen wat tot het openbaar domein moet blijven behoren en wat geprivatiseerd kan worden, waarbij ze moeten zorgen voor kwaliteitsvolle, algemeen toegankelijke diensten van algemeen belang. Voor mobiliteit, immigratie en sociale integratie Het EVV beschouwt Europa als een ruimte van openheid en verdraagzaamheid. We moeten dus volop het recht op het vrij verkeer van werknemers erkennen en het principe van het vrij verkeer van werknemers voor de wettelijke onderdanen van derde landen erkennen door hun sociale en politieke integratie te bevorderen. Wij vragen met aandrang aan de kandidaten om te ijveren voor gelijke rechten voor de onderdanen van derde landen die sinds lange tijd in alle wettelijkheid in onze landen verblijven, door ze net als de Europese burgers stemrecht voor de plaatselijke en de Europese verkiezingen te geven. Het EVV steunt de uitwerking van een gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid dat ten doel heeft de integratie van onderdanen van derde landen te bevorderen, de migratiestromen te beheersen en zowel de mensenhandelaars als weinig gewetensvolle werkgevers te straffen. Voor sterkere transnationale vakbondsrechten Het EVV roept de kandidaten voor de Europese verkiezingen op campagne te voeren voor de volledige toepassing van de vakbondsrechten en de rechten van de werknemers in een grensoverschrijdend perspectief, met inbegrip van transnationale solidariteitsacties waaronder stakingsacties, met volledige eerbiediging van de nationale systemen van collectieve acties en onderhandelingen. Voorts moeten inspanningen geleverd worden voor de volwaardige erkenning van de sociale dialoog op transsectoraal vlak en in alle sectoren, met eerbiediging van de autonomie van de sociale partners en van hun mederegulerende rol op Europese schaal.

26



Deze brochure werd gerealiseerd met steun van de Europese Gemeenschap.

Voor meer info:

ABVV | Hoogstraat 42 | 1000 Brussel Tel: +32 (0)2 506.82.11 | Fax: +32 (0)2 506.82.29 E-mail: infos@abvv.be | Website: www.abvv.be Lay-out: ABVV | Foto: ABVV - EVV © Maart 2004 Volledige of gedeeltelijke overname of reproductie van de tekst uit deze brochure mag alleen met duidelijke bronvermelding. Verantwoordelijke uitgever: André Mordant


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.