jrg 33 nr1 maar t 2013
Polderen voor energieakkoord
De kunst van financieren CoverNr1.indd 1
‘Burgers moeten het zelf doen’
Lessen uit Duitsland 14-02-13 13:43
REpower maakt het verschil in technologie. Elke nieuwe generatie turbines is gebaseerd op onze ervaring uit meer dan 3.800 geïnstalleerde turbines. En we ontwikkelen consequent verder tot in de kleinste details. Dit resulteert in een toonaangevende technologie op het gebied van veiligheid, rendement en een hoog vermogen met een laag geluidsniveau.
REpower Systems GmbH · Überseering 10 · 22297 Hamburg · Duitsland Tel.: +49-40-5 55 50 90-0 · Fax: +49-40-5 55 50 90-3852 · E-mail: info@repower-systems-gmbh.de · www.repower-systems-gmbh.de
Naamloos-1 1
14-02-13 14:29
Inzendingen voor P-NUTS Awards geopend Uitreiking 16 april 2013, Sporthallen Zuid, Amsterdam
Doe mee! Lokale duurzame energie groeit explosief, Nederland is met een inhaalslag bezig. Doe mee met de P-NUTS Awards en laat zien wat er allemaal al (lang) kan, want uw inzending kan anderen enthousiast maken om uw voorbeeld te volgen.
Dit jaar zijn er acht awards:
Ook jongeren betreden dit jaar het speelveld - voor hen is er de Young P-NUTS Award met Wij krijgen Kippen.
Aangeboden door DOEN
Wij zijn trots dat Prof. Jacqueline Cramer, hoogleraar Duurzame Innovatie aan de Universiteit van Utrecht en Marjan Minnesma, directeur van Urgenda – de juryvoorzitters van deze derde editie van de P-NUTS Awards zijn en zo het speelveld kracht bij zetten.
• Mooiste Burgerinitiatief ooiste Ondernemersinitiatief •M • Mooiste Overheids/instellinginitiatief • Mooiste Idee Award • Publieks Award • HIER opgewekt Award • Alliander Innovatie Award • Nieuwe Nuts Award
Onze partners en wij ontmoeten u graag op het speelveld, 16 april 2013, in de Sporthallen Zuid in Amsterdam.
Inschrijven kan tot uiterlijk 11 maart 2013 via www.p-nuts.nu
www.p-nuts.nu advertentie P-Nuts.indd 1
08-02-13 15:21
foto jurgen mols
voorwoord inhoud jrg 33 nr1 maar t 2013
Coverfoto René Lubberdink
Polderen voor energieakkoord
De kunst van financieren CoverNr1.indd 1
Oranje is groen Op deze plek wil ik bijdragen aan de stroom van lofuitingen over ons koningshuis. Onze koningin en haar zoon, de toekomstige koning, hebben het streven naar duurzaamheid beter begrepen dan de gemiddelde Nederlandse burger, ondernemer of ambtenaar. Ik lees bijvoorbeeld dat de kolenvergassingscentrale in Limburg moet stoppen omdat deze niet rendabel is, terwijl de Chinezen staan te trappelen om deze kennis over te nemen. En ik lees op Nu.nl dat de Duitse minister van Transport verwacht dat de elektrische auto in Duitsland niet gaat doorbreken, omdat de plaatsing van oplaadpalen te veel achterloopt. Gaan we voor toekomstbestendige en robuuste oplossingen of voor kortetermijnwinst? Ik zie dat gemeenten die convenanten hebben getekend om meer dan 20 procent duurzame energie te halen in 2020, niet verder komen dan een paar voorbeeldprojecten en de rest aan de markt overlaten. Ik hoor dat de Innovatiecontracten tussen de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven tot nu toe vooral gaan over zaken waar we al goed in zijn en waar we snel en makkelijk winst kunnen pakken. Maar voor de duurzame energietransitie is het juist belangrijk om vanuit een langetermijnvisie keuzes te maken. Ik lees dat woningcorporaties even geen tijd hebben voor duurzame renovatie omdat ze met fusies bezig zijn. Ik hoor dat op scholen de waterkoelers moeten worden verwijderd omdat anders de cateraar te weinig verdient aan de verkoop van waterflesjes. Ik spreek een wethouder die ambitieus is, maar zegt geen budget te hebben voor duurzaamheid. Dit terwijl alle bestaande budgetten en investeringen van gemeentes op een duurzame manier kunnen worden ingezet. Zijn er in onze samenleving dan geen andere criteria meer dan de businesscase of is er een gebrek aan een integraal verantwoordelijkheidsgevoel? Het enige instituut dat hier geen last van lijkt te hebben, is ons koningshuis. Zij staan duidelijk voor een duurzame toekomst van de bv Nederland. Misschien moet oranje in Nederland de kleur voor duurzaamheid worden in plaats van groen?
colofon
Jacques Kimman Hoofdredacteur Energie+
‘Burgers moeten het zelf doen’
Lessen uit Duitsland 14-02-13 13:43
inhoud Breed gedragen energieakkoord Burgerinitiatieven zitten samen met de gevestigde energiesector bij de Sociaal Economische Raad aan tafel om een energieakkoord te smeden. 8
Warmtenetten in gebouwde omgeving Daar waar duurzame warmtebronnen beschikbaar zijn, liggen kansen voor het vergaand verduurzamen van de gebouwde omgeving. 13
Energie in eigen hand Thermo Bello exploiteert een lokaal warmtenet dat warmte levert aan 190 huishoudens en acht bedrijven en is daarmee uniek in Nederland. 16
Jong en oud in De Windvogel De Windvogel opereert al 20 jaar. Arnold Abbema en Siward Zomer vertellen over hun ervaringen met het realiseren van windmolens voor en door leden. 22
Zon dicteert energieopslag Zonne-energie is in de toekomst de grootste bron van duurzame energie. Daarom wordt de vraag naar energieopslag door de variatie van zonlicht gedicteerd. 26
Column Financiering Interview Regelgeving Organisatie Internationaal Ledenservice
5 6 10 20 24 28 31
+ +nrnr 4 4Energie Energie 1 2maart april2013 2011
Inhoud.indd 4
14-02-13 14:33
column
colofon
Het schip op koers brengen
E
en groot schip in woelige wateren keren en een andere kant op laten versnellen is voor elke bemanning een uitdaging. Ons percentage duurzame energie dobbert al drie jaar op 4 procent. De uitdaging is deze horizontale trend nu te versnellen richting de 16 procent in 2020. Dat is makkelijk haalbaar, als we het willen. Het vergt twee strategische keuzes voor het speelveld. De eerste strategische keuze is open innovatie door samenwerking. De wij-jullie-draak moet verslagen worden. Het lijkt alsof ambtenaren in Den Haag denken dat geen burger of ondernemer de betalingsbalans snapt. En het lijkt alsof burgers en ondernemers denken dat ambtenaren niet willen wat de samenleving wil. De oplossing voor ons allen, als we de koers drastisch willen wijzigen, is vanaf nu samenwerken als gelijkwaardige partners aan het gezamenlijke doel. Ambtenaren en ondernemers zijn overigens zelf ook burgers. Veel burgers zijn dus zeer goed op de hoogte. De tweede strategische keuze is de staffel van de energiebelasting radicaal ombuigen voor 2020. Groot- én kleinverbruikers betalen vanaf 2020 voor groene stroom géén energiebelasting en voor vervuilende stroom véél. Door dit gelijke speelveld krijgt Nederland een leidende rol op het gebied van duurzame energie in Europa, in plaats van een beschamende 24e plaats op de lijst van 27 landen, net voor Malta en Luxemburg. De tactische uitwerking van deze radicale strategie betekent dat de overheid kiest voor een generieke regeling. Dat betekent geen experimenten of tijdelijke regelingen meer. Want daardoor zien financiers geen heldere begroting en zullen ze niet financieren. En het betekent ook: geen subsidie op één techniek, die ook nog gekozen is door de overheid. De industrie en eindgebruikers zijn zelf prima in staat de beste techniek te kiezen. De overheid creëert alleen nog ruimte voor innovatie. En nog meer, ze stelt geen grenzen aan
het aantal megawatts per project, het aantal deelnemers of aan zoiets als een postcode. De overheid overweegt op dit moment een beperkt aantal kneuterige experimenten per jaar met de saldering van zonnestroom voor de meter. Dit leidt niet tot een radicale koerswijziging. Het is een belediging voor de welwillende industrie en de burgers. Tien experimenten per jaar leiden tot demotivatie en vertraging voor de andere honderden initiatieven die hun plannen indienen. Zij missen de boot en wachten maanden voor niets op een beslissing van Agentschap NL. Daarnaast is het niet nodig om te experimenteren, want de salderingsexperimenten van Liander in Nijmegen, van Greenchoice in Beneden-Leeuwen en het proefproces van de Windvogel tonen aan dat saldering van collectief opgewekte energie prima mogelijk is. De keuze om nu alleen collectief opgewekte zonnestroom een belastingkorting van bijvoorbeeld 7 eurocent per kWh te geven is niet slim. De eindgebruiker moet zelf kunnen bepalen wat de gewenste techniek is. De overheid bepaalt de spelregels, vraag en aanbod organiseert zichzelf en hierdoor ontstaat innovatie. Iedereen snapt het idee van een betalingsbalans. Dus mocht de salderingsmaatregel een te groot succes zijn en de overheid te veel inkomsten mislopen, dan gaan burgers, bedrijven en overheid samen op zoek naar aanvullende financiering. Volgens mij is de oplossing helder. Alle kleinverbruikers in Nederland krijgen tot 2020 minimaal 7 eurocent korting op de energiebelasting per collectief geproduceerde kWh duurzame energie. Na 2020 is de energiebelasting op duurzame energie nihil. Deze stimulans voor op andermans perceel opgewekte energie moet gelden voor alle vormen van duurzame energie. Er is dus nog hoop dat we het schip kunnen keren in deze woelige wateren.
Hoofdredactie Jacques Kimman Vak- en eindredactie Joop van Vlerken energieplus@aeneas.nl Aan dit nummer werkten mee: Rick Bosman, Christopher Baan, Bart Budding, Gijs Diercks, Jan Coen van Elburg, Peter Heijboer, Matthijs van Leeuwen, Layana Mokoginta, Fokko Mulder, Gerwin Verschuur, Wendelien Vos, Pauline Westendorp. Uitgave Æneas, uitgeverij van vakinformatie bv, Postbus 101, 5280 AC Boxtel, T 0411 650085, F 0411 650080 www.aeneas.nl, mail@aeneas.nl Media-advies Tomas van Wanrooij (t.vanwanrooij@aeneas.nl) en Hanneke Schaap (H.Schaap@aeneas.nl) Lezersservice E lezersservice@aeneas.nl, T 0411 650083 Vormgeving en productie Inpladi bv, Cuijk Abonnementen in 2013 Jaarabonnement (vakblad + online) €113,00 Jaarabonnement Energie+ online €100,00 Proefabonnement (2 maanden vakblad + online) €32,00 Studentenabonnement (vakblad + online) €32,00 Losse nummers €25,00 Alle prijzen zijn exclusief btw. Buiten Nederland geldt een toeslag voor extra porto. Abonnementen lopen per jaar en kunnen elk gewenst moment ingaan. Opzeggen moet altijd schriftelijk gebeuren, uiterlijk twee maanden voor de vervaldatum. Indien u het abonnementsgeld betaalt d.m.v. automatische incasso ontvangt u 3% korting op bovenstaande tarieven. ISSN 1871-9627 Voorwaarden © Æneas, uitgeverij van vakinformatie 2011. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. De algemene publicatievoorwaarden van de uitgever worden verondersteld bij de auteur bekend te zijn en zijn op aanvraag beschikbaar. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Energie+ niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.
Pauline Westendorp is projectleider van energiecoöperatie Wij krijgen Kippen. nr 1 maart 2013 Energie+ 5
Column_colofon.indd 5
14-02-13 13:37
financiering
De kunst van financieren Aan goede ideeĂŤn op het gebied van lokale duurzame energievoorziening is in Nederland geen gebrek. Initiatiefnemers van energiecoĂśperaties zijn zonder uitzondering enthousiast en vol passie over hun ideeĂŤn. Toch komen veel initiatieven niet verder dan de opstartfase, omdat zij tegen gebrek aan financiering aanlopen. De betrokkenen moeten zich realiseren dat voor elke investeringsvorm zakelijkheid nodig is. Het zakelijke verhaal vormt de ondergrond van de financieringsaanvraag en bepaalt of een project de beginfase ontstijgt. Tekst Jan-Coen van Elburg en Bart Budding, directeuren Rebel Energy
H
et lokale duurzame energie-initiatief wordt vaak geleid door een combinatie van frustratie en gedrevenheid. Frustratie omdat de gevestigde orde niet de verduurzaming op gang brengt die nodig is. En gedrevenheid om via een ander, nieuw en innovatief model de energietransitie van onderop vorm te geven met de ambitie om te verduurzamen, onafhankelijk te zijn, geld te
besparen of sociale cohesie te vergroten. En er is natuurlijk frustratie over het gebrek aan financieringsmogelijkheden. Deze frustratie laat zich makkelijk verklaren vanuit de metafoor van een kunstenaar en zijn publiek. De kunstenaar is in deze metafoor de ontwikkelaar van het lokale duurzame initiatief en zijn publiek is de financier of investeerder. Zij begrijpen elkaar
niet. Het kunstwerk, of project, is esthetisch het mooiste werk dat de kunstenaar ooit gemaakt heeft, maar het publiek laat het links liggen. Het publiek vindt het project niet mooi, niet functioneel en vraagt zich af of het werk ooit enige waarde zal hebben. Alle vragen die het publiek stelt, kan of wil de kunstenaar niet beantwoorden. Maar die vragen zijn er wel en ze zijn terecht. Want
6 Energie+ nr 1 maart 2013
section_financiering.indd 6
14-02-13 13:41
waar passie en gedrevenheid cruciaal zijn om van de grond te komen met een nieuw initiatief, is zakelijkheid zo mogelijk nog belangrijker in de fase daarna. Ook als kunstenaar of ontwikkelaar van een lokaal duurzaam energie-initiatief moet je willen ondernemen en die zakelijkheid voelen. Want een investeerder of financier zoekt vertrouwen en zekerheid. Die wil kunnen bouwen op de antwoorden van de kunstenaar. In financierstermen wordt dan wel gezegd: “De businesscase moet kloppen.”
Vragen De vragen van de investeerder lijken eenvoudig. Wat is eigenlijk het businessmodel van het duurzame energieproject? Waar wordt het geld mee verdiend? Welke aannames worden er gehanteerd en zijn die toetsbaar en realistisch? Welk startkapitaal is nodig en is iemand bereid dat te verschaffen? Welke risico’s zijn er voor de ondernemer en het project? Zijn de partners betrouwbaar en gemotiveerd, of zijn ze vertrokken als het er op aan komt? Welke planning wordt gehanteerd en hoe lang mag het duren voordat er inkomsten zijn? Zijn de juiste personen bij elkaar om een geloofwaardig project te ontwikkelen en het ook nog gefinancierd te krijgen? Helaas worden de antwoorden lang niet altijd tijdig gevonden. En toch is juist dat noodzakelijk. Stap voor stap voorwaarts gaan, werken aan je kunstwerk en continu de antwoorden verbeteren. Het mes snijdt uiteindelijk aan twee kanten. Initiatieven die mede afhankelijk zijn van externe financiering zullen hoe dan ook vragen krijgen van geldverstrekkers. Of het nu gaat om risicokapitaal, bancaire leningen, rijke oudtantes, middelen van een vereniging of een vorm van crowd funding, het zakelijke verhaal vormt de ondergrond van de financieringsaanvraag, inclusief haar mogelijkheden en kwetsbare punten.
investeringen van een coöperatie, bijvoorbeeld met het oog op het realiseren van windenergie, liggen veel hoger. Dan komt het totale bedrag aan investeringen eerder in de buurt van de tientallen miljoenen en in de toekomst honderden miljoenen euro’s uit. Lokale initiatieven die gebruik willen maken van crowd funding doen er goed aan onderscheid te maken tussen organisatie of lidmaatschap enerzijds en directe investeringen in projecten anderzijds. Er zijn weinig particulieren die bij willen dragen aan de organisatorische kosten van een initiatief, zelfs als de organisatie klein en efficiënt is. Crowd funding is vooral aantrekkelijk voor het aantrekken van financiering in projecten voor energieopwekking en -besparing. Zo kan uitzicht worden geboden op een redelijk rendement.
Begin De belangrijkste boodschap aan initiatiefnemers van lokale energie-initiatieven is: “Maak een begin en onderneem vanuit passie en gedrevenheid. Begin samen te
werken aan een plan voor zakelijke duurzaamheid en vind antwoorden op alle lastige vragen.” Juist vanuit het ledenbestand van de coöperatie ontstaan vaak mogelijkheden voor financiering. Dit wordt goed geïllustreerd door wat Texel Energie in de praktijk heeft neergezet. Niet zozeer de omvang van het particuliere vermogen maar juist de wens om te investeren in de eigen directe omgeving maakt expansie mogelijk. Discussies over windenergie op land of biovergisting komen in een heel ander daglicht te staan wanneer mensen meegenomen worden in de ontwikkelingen en beslissen met hun eigen portemonnee. Het succesvol ontwikkelen van lokale duurzame energie-initiatieven is dus mogelijk. Maar er moet wel sprake zijn van een flinke portie passie, vertaald naar ondernemerschap, toewijding en intelligentie. Het lokale initiatief dat op deze manier de juiste antwoorden vindt, zal niet alleen merken dat projectfinanciering mogelijk wordt, het kan zelfs gebeuren dat banken na verloop van tijd zelf komen polsen of ze mee mogen doen.
Passie én zakelijkheid De windcoöperaties Zeeuwind en Deltawind zijn eind jaren tachtig al opgericht en zijn de grootste in Nederland. Het initiatief voor deze windcoöperaties ontstond lokaal, gedreven door mensen met een duurzaamheidsideaal. Via lidmaatschapsgelden, bescheiden contributies en leningen van leden aan de coöperaties (van enkele tientjes tot maximaal 2250 euro per lid voor Deltawind en maximaal 25.000 euro per lid voor Zeeuwind) wordt de menigte ingezet om financiering voor projecten te verkrijgen. De leden ontvangen een aantrekkelijke rente als vergoeding. Dit is een vorm van crowd funding in de duurzame energiesector die al bestond voordat de term werd uitgevonden. Veel van de lessen in dit artikel zijn van toepassing op hoe deze lokale initiatieven opereren: passie en gedrevenheid vormen de basis, maar zakelijkheid is een voorwaarde. Zeeuwind en Deltawind zijn efficiënte en professioneel vormgegeven organisaties die zich voor hun oorspronkelijke doel blijven inzetten: verduurzaming van de energievoorziening.
Vertrouwen Traditionele financiers en investeerders zoeken meer zekerheid en vertrouwen dan een lokaal initiatief kan bieden. Wie vernieuwend bezig wil zijn, zal worden geprikkeld door berichtgeving over crowd funding. De rol van crowd funding is nog zeer klein in de duurzame energiesector in Nederland. Het gaat met name over gezamenlijke investeringen van enkele honderdduizenden euro’s in zonnepanelen of andere toepassingen. De nr 1 maart 2013 Energie+ 7
section_financiering.indd 7
14-02-13 13:41
SER-akkoord: doorbraak in De Sociaal-Economische Raad (SER) gaf 16 november het startschot voor een breed gedragen energieakkoord. Verschillende belanghebbenden zitten ondanks hun tegenstellingen nu onder leiding van de SER om de tafel. Dit biedt kansen op een doorbraak in de energietransitie. Aan de andere kant bestaat het gevaar dat de hoopgevende initiatieven van onderop door gevestigde belangen van bovenaf worden ingepolderd. De SER erkent dit risico en stelt zich daarom nadrukkelijk open voor de dialoog met de burgerinitiatieven op het gebied van energie. Dit is nieuw in het Nederlandse poldermodel. Tekst Christopher Baan van Nederland krijgt nieuwe energie en Rick Bosman, onderzoeker aan het Dutch Research Institute for Transitions
D
e energietransitie bevindt zich in een kantelfase. Deze fase kenmerkt zich door chaos, conflict en onzekerheid. Alarmerende rapporten van gerenommeerde instituten zoals het Internationaal Energie Agentschap (IEA), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldbank geven unaniem aan dat het energieroer snel en ingrijpend om moet. Bij onze oosterburen zorgt de Energiewende er ondertussen voor dat traditionele energiebedrijven inzien dat business as usual geen optie meer is. Nederlandse gascentrales staan stil als in Duitsland de wind waait of de zon schijnt. Hierdoor raken grote spelers in verwarring en beginnen zich te herpositioneren. Er zijn nieuwe initiatieven en start-ups die zich met radicaal andere businessmodellen op de energiemarkt begeven, niet gehinderd door de erfenis die de voormalige nutsbedrijven meekregen. Deze nieuwe initiatieven zijn zich
aan het verbinden en organiseren, waardoor ook hun veranderkracht groeit. De snelle opkomst van lokale duurzame energie-initiatieven en de overweldigende aanwezigheid van de beweging van onderop bij de startbijeenkomst van de SER over het energieakkoord, zijn hier goede voorbeelden van.
Vieste jongetje Het energiebeleid was de afgelopen decennia niet constant. Elke twee jaar veranderde er wel iets aan de subsidie, het fiscale beleid en het ambitieniveau. Hierdoor is Nederland inmiddels
‘het vieste jongetje van de klas’. We lopen achter op de Europese doelstellingen voor zowel duurzame energie, energiebesparing als CO2-reductie. Dergelijk zwabberbeleid maakt het lastig voor burgers en bedrijfsleven om langetermijninvesteringen aan te gaan, terwijl de energietransitie juist een proces van de lange adem is. In de afgelopen jaren is er bij de landelijke politiek diverse malen op aangedrongen om het energiebeleid minder wispelturig te maken. Het draagvlak is er nu eindelijk, zowel bij burgers als bij het bedrijfsleven en de politiek zelf. De
8 Energie+ nr 1 maart 2013
SER energieakkoord.indd 8
14-02-13 13:44
k in de energietransitie? tend en complex. Bovendien is Nederland geen eiland en zullen Europese en wereldwijde ontwikkelingen grote invloed hebben op de snelheid waarmee en de route waarlangs een toekomstbestendige energiehuishouding gerealiseerd zal worden. De zes maanden die staan voor de onderhandelingen zijn dus pas het begin. Wat de onderhandelingen bemoeilijkt, is dat verschillende deelnemers aan het SER-traject uiteenlopende opvattingen hebben over de aard van het probleem. Voor sommigen gaat het alleen om klimaatverandering, voor anderen over betaalbaarheid van energie en onafhankelijkheid, en voor weer anderen over democratisering van het energiesysteem. Het ontwikkelen van een breed gedragen en langjarige toekomstvisie is pas mogelijk als alle betrokkenen accepteren dat er verschillende percepties van het probleem zijn, en als daar ruimte aan wordt geboden in de aanloop naar het akkoord. Een slim navigatiesysteem is nodig om een langetermijnperspectief uit te zetten dat tegelijk kaders schept én genoeg ruimte laat om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.
Complexere verhoudingen
SER heeft het initiatief genomen om dit complexe dossier te vertalen naar een langjarig energieakkoord. Een akkoord dat voor alle belanghebbenden voldoende stimulans en zekerheid biedt voor investeringen in energiebesparing en duurzame energie. De nieuwe SER-voorzitter Wiebe Draijer is voortvarend begonnen en wil binnen zes maanden een akkoord bereiken dat voor een doorbraak in de energietransitie moet zorgen. Iedereen is het erover eens dat een dergelijk akkoord geen blauwdruk kan zijn voor de komende 50 jaar. Daarvoor is de energietransitie te veelomvat-
De SER is van oudsher een instituut dat zorgt voor neutraal terrein tussen vaak tegengestelde belangen van werkgevers en werknemers over klassieke sociaaleconomische onderwerpen als loonbeleid en pensioenakkoorden. Bij de transitie naar een duurzame energievoorziening liggen de verhoudingen een stuk complexer. Om te beginnen heeft het bedrijfsleven geen eenduidig belang bij dit thema. Voor sommige bedrijven kan de energietransitie niet snel genoeg gaan, terwijl andere bedrijven nog altijd zo hard mogelijk op
de rem trappen. Bovendien is de energietransitie geen exclusief landelijke aangelegenheid en dienen er zich van onderop steeds meer lokale initiatieven aan van energiecoöperaties en nieuwe netwerken gericht op duurzaam ondernemerschap. Het lijkt dus vanzelfsprekend dat niet alleen de traditioneel krachtig vertegenwoordigde partijen recht hebben op een plek aan de onderhandelingstafel, maar dat ook deze lokale energie-initiatieven een belangrijke stem krijgen. Die laten zich echter niet in een hokje plaatsen. Het is geen sector, ze hebben geen vertegenwoordiger, en ze spreken niet met één mond.
Opwaardering De energietransitie vergt dus een nieuwe aanpak van de SER, een opwaardering van de polder, waarin ruimte voor verandering wordt gecreëerd. Die ontstaat door enerzijds de stip op de horizon - een 100 procent duurzame energievoorziening - continu te legitimeren en anderzijds het zoek- en leerproces daarnaartoe te faciliteren. De kunst daarbij is aan de ene kant ruimte te scheppen voor de mogelijke winnaars en aan de andere kant te voorkomen dat de verliezers weerstand organiseren. Tijdens het traject moet daarom voortdurend nagedacht worden over de vragen: ‘Op wiens voorwaarden zijn we aan het polderen?’ En: ‘Hoe creëren we op transparante wijze breed gedragen voorwaarden waarin ieders belangen tot hun recht komen?’ Indien succesvol kan het traject een lichtend voorbeeld worden van hoe cocreatief beleid kan ontstaan dat duurzaam, flexibel én bestendig is, en dat topdown- én bottomupkrachten combineert. Door deze uitdaging aan te gaan zet de SER de stap in de eenentwintigste eeuw.
Denk mee De SER heeft uitdrukkelijk de energieke samenleving in de vorm van lokale energie-initiatieven uitgenodigd deel te nemen aan de totstandkoming van een energieakkoord. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van het online versnellingsnetwerk Nederland.krijgtnieuweenergie.nl. Hier kunnen burgers, ondernemers, professionals en studenten concrete knelpunten, kansen en acties aandragen die de energietransitie potentieel kunnen versnellen. De meest populaire en door experts best beoordeelde aanbevelingen worden meegenomen in het SER-traject.
nr 1 maart Energie+ 9
SER energieakkoord.indd 9
14-02-13 13:44
interview
“ Burgers moeten het zelf doen” Tekst Joop van Vlerken, Foto’s Marieke Wijntjes
Buurtenergiebedrijven kunnen er volgens Jurgen van der Heijden, adviseur duurzaamheid bij AT Osborne, voor zorgen dat iedereen de energierekening kan blijven betalen. Daarvoor zijn de komende jaren wel veel investeringen nodig. Die moeten niet van de overheid komen, maar juist van burgers en bedrijven. Ze moeten zelf verantwoordelijkheid nemen in de duurzame transitie van de energiesector. De overheid moet volgens hem vooral investeren in bewustwording van de burger. 10 Energie+ nr 1 maart 2013
InterviewNr1.indd 10
14-02-13 14:46
“Geen voorbeeld van geslaagd gemeentelijk energiebedrijf ”
J
urgen van der Heijden wil dat de discussie over duurzame energie in het centrum van de aandacht gevoerd wordt. “Overheden moeten armoede voorkomen door energie boven aan de agenda te zetten. Steeds meer mensen komen namelijk nu al bijna niet meer rond door de almaar stijgende energierekening. Duurzame energie moet daarom veel meer prioriteit krijgen bij gemeenten, provincies en de centrale overheid, want de prijzen van fossiele energie zullen alleen maar blijven stijgen.” Overheden pakken duurzame energie nu vaak nog op een verkeerde manier aan, vindt hij. “De gemeente Amsterdam heeft nu bijvoorbeeld een fonds van 45 miljoen euro voor investeringen in duurzame energie. Amsterdam moet dat geld niet zelf investeren in energieproductie maar het vooral inzetten om bedrijven en burgers te stimuleren om dat zelf te doen. De stijgende energieprijzen zijn een probleem van ons allemaal samen en met zijn allen hebben we veel meer geld beschikbaar dan de overheid. Het is daarom belangrijk om mensen op hun verantwoordelijkheid te wijzen.” Vanuit die redenatie is het volgens de adviseur ook niet slim van gemeenten om zelf een energiebedrijf op te zetten. “Er zijn minstens twintig gemeenten in Nederland bezig met het opzetten van een lokaal energiebedrijf, terwijl er nog niet één goed voorbeeld is van een geslaagd gemeentelijk energiebedrijf. Het leidt vooral tot dure plannenmakerij, omdat in de meeste gevallen de gemeenteraad terecht niet meegaat met het plan van de gemeente om zelf energie te produceren. Er zijn legio voorbeelden waar het mis is gegaan en toch blijven er nieuwe voorstellen voor nieuwe gemeentelijke energiebedrijven komen.” Eén van die voorbeelden is DE-ON in Flevoland, vertelt de adviseur. Het is een initiatief van de provincie, alle Flevolandse gemeenten, het waterschap Zuiderzeeland,
HVC en Alliander. “Er wordt door de provincie Flevoland al jaren getrokken aan DE-on, ze zijn nu bezig met het zoveelste business model. Maar ik zie het niet van de grond komen.”
Mobiliseren Om toch de ambitieuze klimaatdoelstellingen te realiseren doen lokale overheden er goed aan buurtenergiebedrijven te stimuleren. “Zij kunnen door het mobiliseren van bewoners en bedrijven meer geld genereren voor duurzame energie dan de gemeente zelf ooit op kan brengen. Dat geld komt nu maar langzaam los. De overheid kan er wel een rol in spelen om dat proces te versnellen door het beschikbaar stellen van ruimte in de vorm daken of grond, van kennis en duurzame diensten.” Het initiatief voor een lokaal energiebedrijf moet dus echt vanuit de burger zelf komen, constateert Van der Heijden. Lokale duurzame energiebedrijven als CALorie Energie in Castricum, deA in Apeldoorn en Grunneger Power in Groningen zijn daar voorbeelden van. “Deze bedrijven zijn ontstaan omdat verschillende burgers de verantwoordelijkheid voelden om iets aan het energieprobleem te doen. Ze hebben de doelstelling om hun klanten te helpen naar een lagere energierekening. Daarnaast zijn de leden vaak mensen die het belangrijk vinden dat het goed gaat met de planeet. Daarom willen ze dat de energie duurzaam opgewekt wordt. En natuurlijk vinden de energiecoöperatieleden het vaak ook nog gewoon leuk om zelf energie te produceren.” Van lokale energiebedrijven, of buurtenergiebedrijven zoals Van der Heijden ze noemt, krijgt de klant veel meer dan alleen energie. “Het gaat de leden van buurtenergiebedrijven om veel meer dan alleen de prijs. Die willen graag dat de energie lokaal en duurzaam opgewekt wordt en dat het verdiende geld weer in de lokale economie
wordt gestopt. Ze betalen daarom graag een beetje meer voor de energie die ze afnemen en dragen daarmee een soort vrijwillige energiebelasting af. Dat geeft de buurtenergiebedrijven nu ruimte om duurzame bronnen te ontwikkelen, die in de toekomst voor goedkope energie kunnen zorgen, zodat ook minder gefortuneerden ervan kunnen profiteren.”
Vrijwilliger Lokale duurzame energiebedrijven kunnen concurreren met reguliere energiebedrijven, denkt de duurzaamheidsadviseur. Dit komt onder meer doordat de kleine energiebedrijfjes lagere bedrijfskosten hebben door bijvoorbeeld de inzet van vrijwilligers. Van der Heijden verwacht dat buurtondernemingen in de nabije toekomst naast energie ook in de sectoren voedsel, zorg, vervoer en woningonderhoud een belangrijke rol gaan spelen. “In Castricum zijn we daar al druk mee bezig. Zo hebben we bijvoorbeeld met onze energiecoöperatie CALorie Energie al avonden georganiseerd over autodelen. Daarnaast zie je dat andere coöperaties bijvoorbeeld bezig zijn met de gezamenlijke inkoop van een glasvezelnetwerk voor internet. Ze gebruiken daarvoor de al bestaande structuren en contacten die opgebouwd zijn met de energiecoöperatie.” Door een combinatie van functies ontstaan er volgens Van der Heijden nog meer economische voordelen en worden de energiebedrijfjes buurtondernemingen die verschillende nr 1 maart 2013 Energie+ 11
InterviewNr1.indd 11
14-02-13 13:46
interview
doelen dienen. “Als buurtondernemingen bijvoorbeeld zelf groenten verbouwen in de wijk, ontstaat er vanzelf meer groen. Dat heeft weer een aantoonbaar gunstig effect op de gezondheid van de wijkbewoners, waardoor de zorgkosten dalen. Het mooie daarbij is dat je de overheid helemaal niet nodig hebt om het te realiseren. De wijkbewoners kunnen dit veel beter zelf.”
Cultuur Lokale overheden worden steeds vaker geconfronteerd met deze buurtondernemingen en kunnen daar volgens Van der Heijden niet altijd goed mee omgaan. “Het past niet in de bestuurscultuur van gemeenten. Die is niet gericht op versnelling door de burger. Dat past niet in het beleid, want de risico’s zijn te groot. Dat soort frustraties kom je vaak tegen. Ambtenaren willen burgers graag vertellen wat ze moeten doen, in plaats van andersom. Nu komt de burger naar ze toe met de oplossing voor het probleem, dat is even wennen. De cultuur binnen het lokale bestuur moet dus veranderen om samen te kunnen werken met de buurtondernemingen.” Want volgens de adviseur moeten gemeenten juist heel blij zijn met die actieve burgers. “De gemeente is zelf ook geholpen met bewoners die minder geld kwijt zijn aan energie. Het draagt eraan bij bewoners welvarend te houden. En het zorgt ervoor dat mensen hun huur kunnen blijven betalen en minder snel aan het loket voor de bijstand staan.” Er zijn gelukkig ook gemeenten waar het wel goed gaat. De duurzaamheidsadviseur noemt zijn eigen gemeente, Castricum, en Groningen als voorbeeld. “De gemeente kan ook een rol spelen in het aanspreken van de burger. Burgers moeten zichzelf als onderdeel van het probleem en de oplossing zien. Maar veel burgers weigeren dit nog. Ik ben fan van de kracht van de burger, maar veel burgers hebben nog een schop onder de kont nodig om in actie te komen.” Het is volgens hem niet nodig dat alle burgers actief worden. “Ik vind bijvoorbeeld dat niet alle klanten van een energiecoöperatie lid hoeven te zijn. Het buurtenergiebedrijf heeft een actieve groep mensen nodig en de rest kan klant zijn. De achterban moet groot zijn en die profiteert als klant, maar niet iedereen hoeft mee te doen aan de organisatie.”
Lokaal Lokaal betekent niet dat mensen zich terug moeten trekken achter de kasteelmuren, legt van der Heijden uit. “Buurtenergie is wel lokaal, maar komt ook voort uit solidariteit.
CV Jurgen van der Heijden werkt als senior adviseur duurzaamheid en energie voor AT Osborne. In zijn functie staat hij onder meer burgers bij in de oprichting van hun eigen buurtenergiebedrijf. Daarnaast is Van der Heijden gastonderzoeker bij het Amsterdam Center for Environmental Law and Sustainability van de Universiteit van Amsterdam, en geeft hij als gastdocent een keuzevak over burgerproductie aan de afdeling politicologie. Als vrijwilliger is hij medeoprichter en bestuurslid van CALorie, het buurtenergiebedrijf van Castricum.
Daarom moeten buurtenergiebedrijven kennis en ervaring met elkaar delen. En door met meerdere initiatieven samen te werken, creëer je schaalvergroting. Misschien kun je met zijn allen een directeur inhuren die je alleen niet kunt betalen.” Bij globalisering heeft hij echter twijfels, ook als het gaat om investeringen in duurzame energie. “De Nederlandse overheid
realiseren is, zoals smart grids en software om de energiestromingen in huis te monitoren. En als we naar leveringszekerheid kijken, zullen we het maar niet over fossiele energie hebben, want dat moet je ook maar kunnen blijven betalen. Bovendien zijn veel fossiele energiebronnen in handen van onbetrouwbare regimes.”
“Buurtondernemingen passen niet in bestuurscultuur” laat buitenlandse energiebedrijven windparken op zee en op land bouwen. Het geld dat daarmee verdiend wordt, vloeit dus weg naar het buitenland en wordt niet lokaal geïnvesteerd in nieuwe duurzame energieprojecten. Het is dus belangrijk dat de overheid goede locaties voor windenergieprojecten slim exploiteert of dat, nog beter, laat doen door buurtenergiebedrijven.” Een argument dat tegen buurtenergiebedrijven gebruikt wordt, is leveringszekerheid. Dit lijkt met het recente faillissement van Trianel weer actueel te worden. Volgens Van der Heijden hoeven we ons daar geen zorgen over te maken. “Er komen steeds meer technologieën waardoor leveringszekerheid veel makkelijker te
Politiek Buurtenergie lijkt een typisch onderwerp voor een politiek groene stroming, maar dat is het volgens Van der Heijden niet alleen. “Buurtenergie is multi-ideologisch. Het past bij de liberalen vanwege het ondernemerschap, bij de christendemocraten omdat het over gemeenschappen gaat en bij de sociaaldemocraten als het solidariteit creëert. Zelfs voor de PVV moeten buurtondernemingen een aantrekkelijk idee zijn. Het geeft mensen grip op hun leven en het betrekt mensen in hun gemeenschap. Je zou ook kunnen zeggen dat buurtondernemingen werken als tegengif voor de PVV. Wijkbewoners zullen minder snel afzwaaien naar extreme partijen.”
12 Energie+ nr 1 maart 2013
InterviewNr1.indd 12
14-02-13 13:46
Foto Hans Pattis/Agentschap NL
Warmtenetten in de bestaande bouw
Veel gemeenten hebben zich in de afgelopen jaren verbonden aan vergaande energie-ambities, zoals klimaatneutraliteit in 2050 of een CO2-neutrale stad in 2035. De vraag is wat daarvan terecht komt in deze tijd van economische stagnatie. Voor het maken van grote stappen in het terugbrengen van de CO2-uitstoot moet de focus vooral gericht zijn op de bestaande gebouwde omgeving. Wanneer de verwezenlijking van de ambities alleen aan de markt wordt overgelaten, zullen deze doelen waarschijnlijk niet worden behaald. De CO2-reductie komt dan naar verwachting uit op maximaal 20 tot 30 procent. Figuur 1. Verduurzaming van de gebouwde omgeving.
Tekst Peter Heijboer, DWA
W
armte vormt de grootste post in het energiegebruik van de bestaande gebouwde omgeving. Naast het terugdringen van de warmtebehoefte van gebouwen is het noodzakelijk om collectief beschikbare duurzame warmte te benutten om de CO2-uitstoot terug te dringen. Reduc-
ties tot 80 procent zijn dan mogelijk. Het verduurzamen van de gebouwde omgeving is op veel manieren mogelijk. Er kunnen collectieve energiemaatregelen genomen worden die de energie-input verduurzamen zoals stadsverwarming met restwarmte, maar er kan ook gekozen worden
voor maatregelen op gebouwniveau zoals schilisolatie, lokale effici毛nte opwekkers of led-verlichting. In veel opvattingen zien we een vooringenomenheid om voor de ene 贸f juist voor de andere route te kiezen. De nuchtere nuance ontbreekt nogal eens. De ervaring leert dat het niet zo zwart-wit is. nr 1 maart Energie+ 13
verduurzamen gebouwde omgeving warmtenetten.indd 13
14-02-13 13:48
Beide opties openhouden of een mix toepassen leidt tot de beste resultaten.
Nieuwbouw Voor nieuwbouwprojecten is de trend dat de warmtevraag aanzienlijk daalt. In de komende jaren zullen nieuwe woningen steeds energiezuiniger worden door betere schilisolatie, toepassing van driedubbel glas, verbetering van kierdichting en andere maatregelen. Een warmtevoorziening gebaseerd op collectieve warmtedistributienetten, is in de toekomst voor nieuwbouw minder interessant, zeker in wijken met een lage bebouwingsdichtheid. PassiefHuisconcepten met bijvoorbeeld individuele warmtepompen per woning zijn daar aantrekkelijker. Voor de bestaande bouw geldt dat vergaande ambities voor CO2-emissiereductie niet gehaald kunnen worden met alleen besparingsmaatregelen op gebouwniveau. Zeker als ook de economische component wordt meegewogen. Woningcorporaties gaan bijvoorbeeld in hun energieambities voor het bestaande woningbezit over het algemeen niet verder dan energielabel B. Besparingsmaatregelen die tot label B leiden, zijn nog redelijk goed terug te verdienen via huurverhoging. Voor hogere labels lopen corporaties aan tegen een forse onrendabele top, die niet meer te financieren is uit de besparingen op de gasrekening. Een dergelijke onrendabele top is alleen acceptabel bij de grondige herstructurering van wooncomplexen. De financiële positie van veel corporaties staat momenteel onder druk. De investeringsbereidheid in grootschalige herstructureringsplannen lijkt de komende decennia niet aanwezig te zijn. Als de doelen voor ver-
gaande CO2-reductie toch serieus genomen worden, moet er dus gezocht worden naar een goede balans aan maatregelen om tot kosteneffectieve en toekomstbestendige oplossingen te komen.
Bestaande bouw Juist daar waar duurzame warmtebronnen zoals geothermie, industriële restwarmte of op biomassa gestookte centrales beschikbaar zijn, liggen kansen voor het vergaand verduurzamen van de gebouwde omgeving. Belangrijk is om daarbij oog te hebben voor het woningtype, het bouwjaar en de bebouwingsdichtheid. Ook de mate waarin de woningen gerenoveerd gaan worden, is sterk bepalend. Om deze kansen inzichtelijk te maken, heeft DWA een rekentool ontwikkeld waarbij voor allerlei woningtypes pakketten met energiemaatregelen doorgerekend kunnen worden. Het model is gevuld met een database aan praktijkgetallen van vrijwel alle denkbare energiemaatregelen, waaronder spouwmuurvulling, micro-wkk, warmtepompen en stadsverwarming. Met het rekenmodel is een objectieve analyse op te zetten van routes die leiden tot een reductie van de CO2-emissie. Drie routes zijn in het model vergeleken. Hierbij is als doel gesteld dat de CO2-emissie op de warmtevraag met 80 procent gereduceerd moet worden. • Route 1 De besparingsmaatregelen worden alleen op gebouwniveau toegepast, zoals bijvoorbeeld betere gevelisolatie, driedubbel glas, een efficiënt ventilatiesysteem of een zonneboiler. Uitgangspunt bij route 1 is dat de woning grondig gerenoveerd wordt. Dus er is budget om de kozijnen te vervan-
Vergaande CO2-reductie met alleen besparingsmaatregelen is voor hoogbouw niet rendabel te krijgen.
gen en de woning aan de buitenzijde een nieuwe uitstraling te geven. In de analyse zijn daarom alleen de meerinvesteringen voor het nemen van de vergaande energiemaatregelen meegewogen. • Route 2 Deze route is identiek aan route 1, maar nu is als uitgangspunt gekozen dat er de komende jaren alleen planmatig onderhoud aan de woning gedaan wordt. Budget voor bouwkundige verbeteringen is er dan niet. • Route 3 Het nemen van besparingsmaatregelen wordt gecombineerd met het aansluiten op een groen warmtenet. Ook hierbij is verondersteld dat er alleen planmatig onderhoud aan de woning zal plaatsvinden. Bij discussies over energiemaatregelen en stadsverwarmingsprojecten is veel spraakverwarring over de invloed van de te nemen energiemaatregelen op de woonlasten van de bewoners. Interpretatieverschillen over het Niet-Meer-Dan-Anders-principe voor warmtetarieven en het doorvoeren van huurverhoging via het woningwaarderingsstelsel maken alles erg ingewikkeld. Om de routes goed te kunnen vergelijken, is de interne rentevoet daarom berekend over de maatschappelijke kosten. Dit houdt in dat geraamd is wat de werkelijke investeringskosten zijn om alle energiemaatregelen aan te kopen en te implementeren, zonder op voorhand vast te leggen welke partij welke investering doet. Daarnaast is de exploitatiekostenbesparing berekend door de energieen onderhoudskosten van de nieuwe situatie te vergelijken met de bestaande situatie. Ook nu weer zonder rekening te houden met wie het onderhoud doet en welke partij welk deel van deze besparing ontvangt. Deze manier van rekenen maakt duidelijk wat het de maatschappij financieel gezien oplevert wanneer een bepaalde route wordt ingeslagen. De vervolgstap is vanzelfsprekend dat vastgesteld moet gaan worden wat de bewoner, de corporatie en het energiebedrijf eraan mogen gaan verdienen. Uit het onderzoek van DWA kunnen de volgende conclusies worden getrokken: 1. Voor appartementen is 80 procent CO2reductie alleen financieel haalbaar via de combinatie van besparingsmaatregelen en groene warmtenetten (route 3). Vergaande CO2-reductie via route 1 met alleen besparingsmaatregelen is voor hoogbouw niet rendabel te krijgen.
14 Energie+ nr 1 maart 2013
verduurzamen gebouwde omgeving warmtenetten.indd 14
14-02-13 13:48
Tabel 1. B erekende interne rentevoet over investeringen per route naar 80 procent CO 2 -reductie.
2. Route 1 (alleen besparen) is met name aantrekkelijk voor oude grondgebonden woningen, mits er grondige renovatieplannen zijn. 3. In gebieden waar groene warmte beschikbaar is, kan juist voor woningen, waarvoor in de komende jaren geen grondige renovatie wordt verwacht, toch een fors deel van de CO2-uitstoot worden voorkomen. Corporatiebezit, en dan met name de bestaande hoogbouw, vormt daarbij het meest kansrijke segment. Uit het onderzoek van DWA blijkt alleen de CO2-emissiereductie op de warmtevraag. De elektriciteitsvraag kan namelijk vrij eenvoudig op economisch verantwoorde wijze verduurzaamd worden met zonnepanelen. Naast de wijze van financiering zijn de beschikbare dakoppervlakken dan belangrijke randvoorwaarden.
Realisatie Warmtenetten kunnen dus een belangrijke rol spelen bij het verduurzamen van de bestaande gebouwde omgeving. Bij het van de grond krijgen van warmtenetten spelen verschillende factoren een belangrijke rol.
1. Creëren draagvlak Draagvlak onder de beoogde afnemers voor de aansluiting op een warmtenet is de belangrijkste succesfactor bij de uitrol van warmtenetten. De keuze voor warmtenetten betekent namelijk dat daarmee de energiestrategie voor de komende decennia is vastgelegd voor bepaalde wijken en buurten waar groene warmte aantrekkelijk is. Eigenaren van bestaande woningen en gebouwen kunnen niet worden gedwongen om aan te sluiten op warmtenetten. Ervaring wijst uit dat twee factoren cruciaal zijn voor het verkrijgen van draagvlak:
• Er moet bereidheid zijn om een open discussie te voeren, zonder vooringenomen standpunten. Het heeft geen zin aan te komen met een lijst met allemaal argumenten tegen stadsverwarming. Alleen de voordelen van warmtenetten benadrukken heeft evenmin zin. • Belangrijk is een vertrouwensbasis tussen alle betrokken partijen. Een noodzakelijke voorwaarde daarvoor is transparantie. De businesscase, de vooren nadelen van bepaalde keuzes en de belangen van partijen moeten voor alle belanghebbenden beschikbaar zijn. Pas dan kan de energie zich richten op het vinden van het gemeenschappelijke belang. Particuliere woningbezitters zijn een moeilijke groep vanwege de aanvullende complexiteit om hun vraag te bundelen. Ze zullen vooral vanuit economische afwegingen tot energiebesparing of aansluiting op stadsverwarming willen komen. Corporaties en particuliere woningbezitters hebben door het aansluiten op een warmtenet geen vrije keuze meer in energieleverancier. Dit vergroot de noodzaak voor een breed draagvlak bij dergelijke projecten. Dit draagvlak moet bereikt worden met de genoemde transparantie en een heldere communicatie over de voor- en nadelen van het project. Gebruik van lokaal opgewekte duurzame energie ontkoppelt de energielasten van de gekoppelde gas- en olieprijs. Dit kan vertaald worden naar het stabiel maken van de energielasten van bewoners. Daarnaast kan de mogelijkheid geboden worden voor particulieren of vastgoedeigenaren om medeaandeelhouder te worden.
2. Regierol overheden Zonder een krachtige langetermijnvisie op provinciaal en gemeentelijk niveau zal de
benutting van restwarmte in de gebouwde omgeving niet op gang komen. De lokale overheid zal een politieke keuze moeten maken voor de visie dat warmtenetten een belangrijke rol spelen in het terugdringen van de CO2-emissie in de gebouwde omgeving. In de nieuwe Energy Efficiency Directive (EED) die naar verwachting eind 2013 van kracht wordt, is de verplichting opgenomen dat lokale overheden de uitvoering van potentieel haalbare projecten met restwarmtebenutting moeten bevorderen. Bij de uitrol van restwarmtebenutting op middel- of grootschalig niveau zullen vele belanghebbenden betrokken moeten worden die ieder vanuit andere gezichtspunten en belangen werken. Voor het welslagen is het daarom belangrijk dat één partij de regierol vervult. Voor de hand liggend is het dat de lokale overheid deze rol invult. Het doel is dan het vergroten van het draagvlak onder de belanghebbenden voor de restwarmteprojecten. Daarnaast is de regierol nodig om ervoor te zorgen dat de projecten daadwerkelijk tot stand komen.
3. Nieuwe organisatievormen Door nieuwe samenwerkingsverbanden in warmteprojecten kunnen veel belemmeringen worden voorkomen. Het investeren in en beheren van warmtenetten moet bijvoorbeeld ondergebracht worden bij partijen die ervaring hebben met langetermijninvesteringen in infrastructuur. Dit kunnen bijvoorbeeld de bestaande netbeheerders zijn. Stedin en Alliander zijn inmiddels in onder meer Rotterdam en Nijmegen betrokken bij warmteprojecten. Mogelijk kan de provincie op regionaal of Europees niveau een financieringsconstructie opzetten waarin met laagrentende leningen gewerkt kan worden. Gemeenten en corporaties kunnen met het organiseren van waarborgen op voldoende warmteafzet de risico’s bij investeringen in warmteprojecten verkleinen en hiermee de rendementseisen van energie-exploitanten omlaag brengen. De rol van corporaties beperkt zich dan met name tot de garantie van voldoende warmteafzet door in hun beleid niet meer uit te gaan van ketelvervanging, maar van het aansluiten op warmtenetten. Samengevat kunnen gemeenten die duurzame warmtebronnen binnen hun gemeentegrenzen bezitten veel bereiken met de uitrol van warmtenetten in de bestaande bouw. nr 1 maart Energie+ 15
verduurzamen gebouwde omgeving warmtenetten.indd 15
14-02-13 13:48
Thermo Bello houdt ener g Thermo Bello is uniek in Nederland. Het lokale duurzame energiebedrijf beheert en exploiteert namelijk een lokaal warmtenet dat warmte levert aan 190 huishoudens en acht bedrijven. Het businessplan van dit Culemborgse energiebedrijf laat zich niet makkelijk kopiëren, omdat er weinig warmtenetten in de verkoop gaan. Maar organisatorisch kunnen andere kleine energiebedrijven veel van Thermo Bello leren. Tekst Gerwin Verschuur, directeur Thermo Bello
O
p 1 april 2009 nam Thermo Bello het eigendom van de installaties en het ondergrondse leidingnetwerk van het warmtenet van Vitens over en werden de inwoners van de ecologische wijk EVA-Lanxmeer in Culemborg collectief eigenaar van een warmtenet. Ze willen Thermo Bello ontwikkelen als een onderneming van en voor de wijkbewoners. De belangrijkste drijfveren daarvoor zijn gezamenlijk ondernemerschap, zelfsturing, duurzame energieopwekking en het betaalbaar houden van energie. Het hebben van een gezamenlijke onderneming betekent ook dat de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan en de gezondheid van de onderneming wordt gedeeld. De inwoners van EVA-Lanxmeer zijn dus niet alleen afnemer van een product, ze helpen ook bij de creatie van dat product en het beheer van de onderneming. De scheiding tussen producent en consument vervaagt hier dus. Eén van de belangrijkste redenen om de warmtevoorziening over te willen nemen van Vitens was de energieprijs. De inwoners van EVA-Lanxmeer waren bang dat als een ander energiebedrijf het warmtenet over zou nemen, de prijzen snel omhoog zouden gaan. Door het warmtenet zelf te beheren, en door met vrijwillige inzet van wijkbewoners de kosten te beteugelen, denkt de wijk de tarieven beheersbaar te kunnen houden. Daarnaast was de behoefte aan ontwikkeling van gezamenlijk ondernemerschap groot. Die had in de wijk eerder al vorm gekregen in de ontwikkeling en het beheer van gezamenlijke tuinen, in het meebeslissen over de inrichting van het openbare groen en het gedeeltelijk beheren ervan. Een wijkenergiebedrijf was een volgende stap in het gezamenlijk ondernemerschap.
Commitment In het businessmodel van Thermo Bello speelt de eindgebruiker dus een grote rol. Hij is naast klant namelijk ook mede-eigenaar van het bedrijf. Dit fenomeen zie je op steeds meer plekken in de samenleving terug. Hoogleraar duurzame bedrijfskunde Jan Jonker van de Radboud Universiteit in Nijmegen heeft onderzoek gedaan naar duurzame businessmodellen. Hij heeft zeven gemeenschappelijke kenmerken ontdekt, waarvan er een aantal bij Thermo Bello terugkomen. • Samenwerking staat centraal Thermo Bello is een gezamenlijke onderneming van en voor wijkbewoners. Ze kunnen bij Thermo Bello klant zijn, maar ook financier, adviseur, medewerker of bestuurder. • Meervoudige waardecreatie Bij Thermo Bello schept de gezamenlijk onderneming waarde voor bewoners door warmte te produceren, door zelf sturing te geven aan verduurzaming van de energievoorziening en door energiezekerheid te scheppen. De samenwerking in Thermo Bello versterkt bovendien de lokale gemeenschap, economisch, sociaal en cultureel. • Geld is een middel, geen doel op zich Thermo Bello is een commercieel bedrijf dat niet streeft naar winstmaximalisatie, maar naar financiële gezondheid. Thermo Bello wil de investeerders graag een dividend bieden. De meeste particuliere investeerders hebben echter geen geld in Thermo Bello gestoken om dividend te krijgen, maar om een ontwikkeling mogelijk te maken waar ze trots op kunnen zijn. Als er winst is, komt die ter beschikking aan de coöperatie en die beslist over de bestemming ervan.
• Commitment voor de lange termijn Wijkbewoners hebben Thermo Bello opgericht om zolang zij daar wonen van een zekere en duurzame energievoorziening te kunnen genieten. Als wijkbewoners dat loslaten, valt niet alleen het bedrijf om, maar stagneert ook de energievoorziening. Dan ontstaat er een groot sociaal vraagstuk omdat niet alle huishoudens de mogelijkheid hebben eenvoudig om te schakelen naar aardgas. Thermo Bello voorziet dus in een primaire levensbehoefte en wijkbewoners en zakelijke gebruikers zijn daarin nu van elkaar afhankelijk.
Deelrechten De wijkbewoners van EVA-Lanxmeer hebben het gezamenlijk energiebedrijf vormgegeven aan de hand van een serie deelrechten. Dit biedt houvast voor de inrichting en het beheer van de organisatie.
16 Energie+ nr 1 maart 2013
thermo bello_er.indd 16
14-02-13 13:50
er gie in eigen hand een samenhangend verhaal, een bedrijfsplan en een meerjarige exploitatiebegroting. Het proces werd door het bestuur transparant beschreven voor alle wijkbewoners op de website van de VOEW. De werkgroep communicatie adviseerde het bestuur over de website, en heeft zelfstandig twee nieuwsbrieven uitgegeven. De algemeen directeur van Thermo Bello is vanaf de oprichting van de bv de belangrijkste woordvoerder geweest, bijvoorbeeld via de inhoud van de website en berichten in de wijkkrant.
3. Beheerdersrecht
Leden bij de ondergrondse installatie van Thermo Bello.
1. Naamrecht In het naamrecht is geregeld wie het recht heeft om een gezamenlijk streven een naam te geven en te bepalen wie er zich bij aan mogen sluiten. Een gezamenlijk energiebedrijf werd voor het eerst besproken in de bestaande werkgroep Energie en Installaties van de bewonersvereniging van EVA-Lanxmeer, toen Vitens haar warmtenet te koop aanbood. Hieruit ontstond een initiatiefgroep van vier mensen die eerst negen maanden de haalbaarheid van een zelfstandige onderneming heeft verkend. Toen dat haalbaar leek, is een informele ontwikkelingsvereniging (VOEW) opgericht met 68 wijkbewoners om een grondig haalbaarheidsonderzoek te doen en een bedrijfsplan te maken. De initiatiefgroep vormde het bestuur van de VOEW en nodigde voor- en tegenstanders uit om mee te denken. Nadat een eerste conceptbedrijfsplan goedgekeurd was, kon er gezocht
worden naar een geschikte bedrijfsnaam. Dat is Thermo Bello geworden, omdat in de wijk al een BEL (bewonersvereniging EVA-Lanxmeer) was en een Terra Bella (stichting die samen met de gemeente Culemborg het openbaar groen beheert). Thermo Bello is de nieuwste tak aan de boom van de BEL. In de statuten van de bv en de coöperatie is vastgelegd dat wijkbewoners en zakelijke gebruikers van Thermo Bello zich aan mogen sluiten.
2. Beschrijvingsrecht Het beschrijvingsrecht is het recht om het denkkader en de verbindende visie te schrijven zodat mensen gezamenlijk aan een ideaal kunnen werken. In de VOEW waren vier werkgroepen actief op de gebieden techniek, organisatie, financiën, en communicatie. In elke werkgroep droeg een bestuurder van de initiatiefgroep de verantwoordelijkheid voor
Het recht om een organisatie te stichten die het gezamenlijk vermogen kan vormgeven, beheren en inzetten is geregeld in het beheerdersrecht. Het bestuur van de ontwikkelingsvereniging VOEW is in de aanloop naar de oprichting van een bv van samenstelling veranderd. Twee bestuurders stopten en er trad een nieuwe bestuurder aan voor de projectleiding van de oprichting van het energiebedrijf. De drie bestuurders hebben samen de bv opgericht en zijn directeur-grootaandeelhouder geworden. Zij beloofden aanvankelijk aan de kapitaalverstrekkers om de aandelen van de bv binnen twee jaar over te dragen aan een administratiekantoor. Maar in het voorjaar van 2012 werd er voor een ander organisatiemodel gekozen in de vorm van een coöperatie die 100 procent eigenaar van de bv is. Het bestuur van de coöperatie wordt gevormd door vertegenwoordigers van vier ledencategorieën: a. Bewoners die kapitaal verstrekken. b. De bewonersvereniging. c. De zakelijke gebruikers. d. DEC, onderdeel van VolkerWessels. De coöperatie heeft de algemene ledenvergadering als hoogste orgaan. Het stemrecht daarin is verdeeld over de vier categorieën in de verhouding: a=3, b=2, c=2 en d=3. Elke categorie heeft een bindend recht om een bestuurder in het coöperatiebestuur aan te wijzen. De algemene ledenvergadering van de BEL heeft bijvoorbeeld een vertegenwoordiger in het bestuur aangewezen. Het staat coöperatieleden vrij vermogen op te bouwen voor andere activiteiten, zoals bijvoorbeeld energieopwekking met zonnepanelen. nr 1 maart 2013 Energie+ 17
thermo bello_er.indd 17
14-02-13 13:50
4. Bestemmingsrecht Het bestemmingsrecht is het recht om mensen te verenigen in de werkprocessen van de organisatie door mensen functies en posities toe te kennen. In de VOEW mochten alle wijkbewoners lid worden en meedenken in werkgroepen en algemene vergaderingen. Er waren geen functieprofielen, maar wel vragen die beantwoord moesten worden. Voor de positie van projectleider en beoogd directeur was wel een sollicitatieprocedure met een functieprofiel. Het bestuur van de VOEW beoordeelde de kandidaten en stelde de projectleider aan. Binnen de bv is het de directie, die beslist wie welke positie heeft. In de bv is een werkgroep techniek actief met als belangrijkste taak de optimalisatie en verduurzaming van de warmtevoorziening. Wijkbewoners die daarvoor belangstelling hebben, mogen meedoen in die werkgroep en een bijdrage leveren. Over financiĂŤle beloning van werkgroepleden beslist de directie.
5. Gebruiksrecht
6. Verbruiksrecht Welke mensen producten of diensten mogen verbruiken is opgenomen in het verbruiksrecht. Vanaf begin 2013 levert Thermo Bello warmte aan 190 huishoudens en acht zakelijke gebruikers. De afname is begrensd tot de wijk EVA-Lanxmeer omdat alleen daar ondergrondse infrastructuur is aangelegd voor de transport van het verwarmingswater. De gemeente legt
de vrije bouwkavels in de wijk een aansluitplicht op. Dat betekent dat die aangesloten moeten worden op het warmtenet. Voor de ontwikkelaars van zakelijk vastgoed geldt die aansluitplicht niet, maar toch hebben acht projectontwikkelaars daar wel voor gekozen.
7. Bestaansrecht In het bestaansrecht is geregeld wie mogen meegenieten van het bestaan van Thermo Bello. De directie van Thermo Bello wil de opgedane kennis en de ervaringen actief delen via de eigen website Thermbello.nl, artikelen in kranten en tijdschriften en door een actieve betrokkenheid bij de federatie e-Decentraal.
Gezamenlijk De deelrechten hebben de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het energiebedrijf Thermo Bello beheersbaar gemaakt. Dit komt doordat de bv bewust omgaat met de verdeling van de deelrechten en de toewijzing van posities zodat mensen daarin een deel van de verantwoordelijkheid kunnen dragen. Op deze manier kunnen lokale gemeenschappen toch zelf verantwoordelijkheid dragen voor complexe zaken zoals de warmtevoorziening.
Foto Huub van Beurden
In het gebruiksrecht is geregeld welke mensen de kapitaalgoederen mogen gebruiken voor de waardevorming. De algemene ledenvergadering
van de BEL heeft door in te stemmen met de oprichting van Thermo Bello BV drie beoogde directeuren in de positie gebracht om een bv op te richten, en het warmtenet van Vitens over te nemen. Vanaf dat moment hadden de drie directeuren de bevoegdheid om die infrastructuur zo goed mogelijk te gebruiken. De directie is daarbij afhankelijk van de inzet van vakkundige toeleveranciers, zoals een ingenieursbureau, een installatiebedrijf en een bedrijf gespecialiseerd in regeltechniek. De directie heeft gezamenlijk met de werkgroep techniek heel veel aandacht besteed aan het optimaliseren van de warmteproductie en distributie. Er zijn installatieonderdelen bijgekomen, de regelstrategie is aangepast en er is besloten om zaken te gaan doen met een nieuwe installateur.
Stemming in de algemene ledenvergadering van de BEL voor de oprichting van Thermo Bello.
18 Energie+ nr 1 maart 2013
thermo bello_er.indd 18
14-02-13 13:50
BL IJK T
F ZEL A N TELPUNT
EN AL N G SI
LA N G
ECH TE R
LA N G
ECH TE R
Z E LF
JE
LA N G
ECH TE R
L B T T DIE
DO
NT
E DI
FT EE G AF
SY
EN
O
IG NK NA RDE J WO LE N N REE EAF D G IE E OR
N
EL
EH
SY S T EE
ER C O BL V E R AEARH O T DAT EEGNIS HET E I S A W Y JKOEG H S R E IT P NDEE IK DI K M E TI OP E , K R JT D G E E LA I ETE N ER GSV R E A P TT J , D E N O E N E , D I Z E T N S U VA T Z G RI KAA EE N ATIC A EN J N E E P E S O N E M Y E S E T K A T A N A TEL K T Z I S B H T L E I J OP N , T PUN T EH R ET KT DE A E T V E N A K EN L A E K NR J A A SYST ? N IN E D T EEM D E O E PE L PU I V E
PU
NG LA
R TE H EC
CO M PL E XE
M. V EEL ME NS
AFGEEFT DIE
DA
G AN
PU NT
O G
O
DO
Z E LF
DE STORM. V
SIGNALEN AFGEEFT D IE
DO
ET NI
PE LI JK
FS IG EN HERKEND.UI NA TW ORD W LE ET N E EN N RE A E SC D FG HA IE E P OR
N
G NP E
LM ENS EN
M EE T S SY L N J I ROODPAETEENEKANT BL SYSTEEITMT ELP T N UN LLUIJK UDNAT EEE N A B TZ B T U EL ZOAOLGDPO
T IE
Z E LF
SY S T EE
K A N T E LP U N T
E
RTMORM J STA ES D F K O E T L I A T S P E DIAR JE DE STILTBEK PIJ IN AT, ERVAT AR JE D B JE DE ST S W TE EM AA A E M A AA AR JTABIE R M A R R E L JK JK JK
OVER T DOVERZICHT EN INZICHT VE D RAN IE IS E T A IS O U E I T T I A S S AT U U T N I T ’ I S S I S TIE N?IN ZO AT EE I S O’N O’N M T D Z Z E N V R IELESN?I T T LE G EESN?IN ROL S E T I L U O O R ENR . WELKE KANT ZAL T DE BAL IL
TZ EL FS IG EN HERKEND. NA ORD W LE N N REE A E D FG IE E R O
ME NS O N U P G O O EN K K K ZIE ZIE J J J I I I N BA L L NOG L W N E E SCH E N N I E N E I N T N NO ED AP N Z PP O DE STORP O G A EP G G T S S A NI N J EN E NE A RN H M IE IUE S C ET T K
KA N TE LP U N T
OP
NG
S IE
T I D T D R O W I AN GF EE TF
NS E E NT
E
NT
D EI
IT
ZE LF
N T E LP U N T
AR
W OR D
LE
AA
EN
T CH E E DI
SA M
P MO E E ST
KA EEN
VIN G BE V I N DT ZIC H OP E
TE
NGIS FLEZ ELA T AN GF EE TF
G
N O O
CE TH RE
EC RIE EOHT E H ER AL T N LA IG M NSG NI E
D EI
DI
T
NS
T
WWW.AENEAS.NL/INHETOOGVANDEORKAAN E
B
L B T
IP UITGEBR E GR I D BE T
LBEGRIP. E EU T L U S E L S N E N E E E T T NDE STORM N U U T S O F . VEEL E R M. VEEL O FD P O E L M T M L E E I N F D O E TORM SEN TILTE NETST STORM. V . VE Z S IEN N E E N EL N E D E O E
I EV NL ME SA
CE TH RE AL GN
A R VE
E
EN RD O W EN E R DE R IE
T I D T D R O W I
W OR DT
AV N
R ADT ZICH N
S E Z INKAG V E L N HET T ME A DI IS
“O N Z
IN
OO TD E I GN AN L ER HT C EE DI
EF MEER INFORMATIE OF DIRECT BESTELLEN?
Naamloos-2 1 20125491_Adv206x277_Orkaan.indd 1
N ELA AN GF EE TF
€29,95!
TELPUNT
T
OG P U NT B L IJK
VA N
OO K
K
E
B
EN
JK B A
NT
Auteur: Jan Rotmans KT ISBN: 978-94-6104-026-8 Aantal pagina’s: 288 Formaat: 17 x 24 cm Uitvoering: full colour Verschijning: oktober 2012 Prijs: € 29,95 (incl. btw)
NU PG
TOP E
A
EN
N U N P E G O EE P O O EM E K T S IJ UN Y P L L E EN SYSTEEM OP EESN KANTE
TE DA
JI L
S YS T E E M
OG
L B T
voor slechts N
DA T
EE N
HE
O
D EI
NE D R OW
T EF
T
A A ET R M
Inzichten uit de transitiekunde, een nieuw wetenschapsgebied, kunnen hierbij helpen. Dit boek laat zien hoe transities tot stand komen en hoe deze kunnen worden ‘gestuurd’ naar een duurzamere samenleving, ten bate van de samenleving en de mensen die er deel van uitmaken. In het oog van de orkaan sluit af met een inspirerende toekomstvisie voor Nederland 2050: vooruit naar vroeger. Hoe zou een duurzame samenleving er over pakweg veertig jaar uitzien? De kiemen voor een dergelijke schone, prettig leefbare en gezonde samenleving worden nu ontwikkeld, in de vorm van tal van transitie-experimenten op uiteenlopende terreinen die in dit boek worden beschreven en verbeeld.
N U P G Bestel nu DI
ED EI R O O D TE
HAPPELIJK OOGPU N ENSC T BL WET I J KT
wordt de komende jaren een belangrijke verandermacht en botst met de gevestigde orde van bovenaf, die probeert deze beweging te remmen. De komende jaren worden heftig en turbulent, waarbij de overheid een nieuw, passend antwoord moet vinden op de verandermacht van onderop vanuit de samenleving.
In het oog van de orkaan verhaalt over de uiteenlopende transitieprocessen die zich in Nederland afspelen; van de zorg tot de bouw en van energie tot voedsel, van Rotterdam tot Limburg en van Friesland tot Zeeland. Er is een ondergrondse gaande, een transitiebeweging van onderop, die met de week krachtiger wordt. Deze beweging van onderop
W OR DT
IT D T D OR W I
B
EE R
BL UIT I J R G E KT V E L DA IS I T T J K B
A R M
Onze samenleving bevindt zich op een kantelpunt. Op zo’n moment is de maatschappij instabiel en kwetsbaar voor verstoringen, maar wordt de deur voor radicale veranderingen geopend. Een maatschappelijk systeem geeft op een kantelpunt zelf signalen af, maar die worden lang niet door iedereen herkend. Dit is vergelijkbaar met het oog van de orkaan: in het oog is het windstil en onbewolkt, buiten het oog raast de storm. Afhankelijk van waar je staat, ervaar je de stilte of de storm. Veel mensen zien de storm die door de samenleving raast nog niet en staan als het ware in het oog van de orkaan. Het is een kwestie van tijd voordat ze het gaan inzien en ervaren. Dit boek draagt bij aan de bewustwording hiervan.
D
CE TH RE AL GN
S LP E S E N P LK Z T L O E N BEV N KA EW ELF SIGNALEN T ZICH OPNEIEET N ZE A D TB G N I A N F V I O Z B D E N O V G N K A N T “ EEF ENLE ET FGO LANG O VITNKAG E HTER EE L “ C N TM E H . FA A E DI DIE S S T ME E H T I T . E F E E E GE D N ZE S DIE IE IS I E F E N G A COHR EC R KE N N AF E R E O T O H N ER HE AL .“ LE TH HE TER T N A N T L M AN IG N LA IGN M DE SG U R N SG O P NI W L NI ET N ET E E DOOR E R D T O O R IE DE
EI N
IN HET OOG VAN DE ORKAAN
NEDERLAND IN TRANSITIE
R IE
K R EH
KAN S ES IE TI B EEN T B I SI E OP E OP NS V AN V ICH HET R I H R ADT ZICH O O FDSTUK OVER ITN ER TN DT Z
LIJK OO G P U NT
E L I J K B A
G AN L ER HT C EE DI
T EF
OO TD NIE
13-02-13 09:27 21-09-2012 08:57:12
regelgeving
Kans op netfou te De integratie van duurzame energiebronnen in de verschillende elektriciteitsnetten is zeer belangrijk en een uitdaging van formaat voor een stabiele elektriciteitsvoorziening. Door de toename van decentraal opgewekte elektriciteit neemt de kans op netfouten toe. Daarom werken de Europese netbeheerders inmiddels aan een gezamenlijke netwerkcode. Daaraan moeten ook kleine energieproducenten met misschien maar een paar zonnepanelen voldoen. Dat kan tot extra kosten leiden. Tekst Matthijs van Leeuwen, Norton Rose
E
lektriciteitsnetten worden gebruikt om 24 uur per dag elektrictiteit te transporteren en te distribueren naar eindafnemers. Ze doen dat binnen een afgebakende set vereisten, zoals het spanningsniveau en de frequentie waarop zij opereren. Door verschillende omstandigheden kunnen hierin fluctuaties optreden, waardoor ook andere aangeslotenen de effecten ondervinden, zoals bijvoorbeeld kortsluiting. Het kan hierbij gaan om een probleem in een aangesloten centrale, of een situatie van overspanning als vraag en aanbod niet goed op elkaar zijn aangesloten. Alle netbeheerders in Nederland hebben een breed pakket aan maatregelen voor handen om te zorgen dat dit soort situaties geen effect hebben op andere aangeslotenen en bijvoorbeeld niet tot een black-out kunnen
20 Energie+ nr 1 maart 2013
section_regelgeving.indd 20
14-02-13 13:52
u ten neemt toe
Netwerkcode De bedoeling van de netwerkcode is om voor alle elektriciteitsproducenten duidelijke regels en eisen op te stellen om netinpassing van de groeiende hoeveelheid decentrale opwek nu en in de toekomst op te kunnen vangen. De code maakt geen onderscheid naar productiemethode, maar naar productiecapaciteit, waardoor de verschillende
productiemethoden op gelijke wijze worden behandeld. Productie-eenheden worden onderverdeeld in de categorieën A tot en met D, waarbij een producent in categorie A valt als zijn netaansluiting minder is dan 110 kV en zijn minimumcapaciteit 800 W is of meer. In categorieën B en C vallen producenten met een netaansluiting van minder dan 110 kV en een maximumcapaciteit van respectievelijk meer dan 1 MW en 50 MW. In categorie D vallen tenslotte de producenten met een netaansluiting van 110 kV of meer en met een maximumcapaciteit van minimaal 75 MW. Een gemiddeld modern zonnepaneel levert ongeveer 240 Wp (Wattpiek) aan het net. Onder ideale omstandigheden levert een dergelijk paneel dan 240 W. Een huishouden met vier van deze panelen op het dak zal dan dus al onder de netwerkcode vallen. De consequentie daarvan is dat de producent moet aantonen dat zijn installatie voldoet aan de eisen die in de netwerkcode worden gesteld.
Eisen Voor elke categorie van producenten zijn eisen opgenomen in de netwerkcode. Deze betreffen voor categorie A-producenten onder meer het vermogen om frequentiefluctuaties op te vangen, de mogelijkheid tot het leveren van een constante output, in- en uitschakelen op afstand en automatische aansluiting. Deze functionaliteiten zijn in deze categorie van productiemiddelen niet standaard aanwezig. Ook in het genoemde voorbeeld over de Duitse situatie heeft men naar aanleiding van incidenten besloten om over te gaan tot een grootschalige, meerjarige retrofitting. Hierbij werden PV-installaties alsnog van de juiste functionaliteiten voorzien om aan lokale, vergelijkbare eisen te voldoen. Het is niet bekend welke kosten hiermee gepaard gaan voor individuele initiatiefnemers. Consequenties van het niet voldoen aan de eisen zullen op nationaal niveau worden vastgelegd, maar het is de verwachting dat een netbeheerder geen Foto Kiril Havezov
leiden. De stabiliteit van het net dient onder alle omstandigheden te worden gehandhaafd. Ook zijn voor alle grotere productiemiddelen eisen opgesteld die ervoor moeten zorgen dat dit soort fluctuaties, althans binnen een bepaalde bandbreedte, kunnen worden opgevangen. Voor nieuwe duurzame technologieën ontbreken deze eisen vaak, vooral als het gaat om kleinschalige opwek. Dit heeft bijvoorbeeld in Duitsland en Italië al geleid tot situaties waarin door een fluctuatie in frequentie, individuele zonnepanelen massaal stopten met het produceren van elektriciteit en eigenlijk de consequenties van de initiële storing verergerden. Door de toename van decentraal opgewekte elektriciteit neemt ook de kans op netfouten toe, die kunnen leiden tot de afschakeling van grote hoeveelheden energie. Om situaties als deze te voorkomen wordt nu in Europees verband gewerkt aan een netwerkcode die gaat gelden voor alle opwekkers van elektriciteit. ENTSO-E, de Europese organisatie voor netbeheerders werkt daarom momenteel aan een netwerkcode die uniforme regels en procedures voorschrijft die in heel Europa gelden. Dit is belangrijk omdat er door een toenemende grensoverschrijdende afhankelijkheid van elektriciteit steeds meer sprake is van verbonden landelijke systemen die grote invloed op elkaar hebben, zeker in noodsituaties. Het doel van het voorstel is onder meer om een oplossing te bieden voor de veranderende eigenschappen van het elektriciteitssysteem die de groei van duurzame elektriciteitsproductie met zich meebrengt. Daarbij wordt ook gekeken naar de rol van kleine producenten.
plicht tot aansluiting heeft op het moment dat niet aan deze eisen wordt voldaan.
Kritiek Omdat veel kleine productie-eenheden in categorie A vallen, heeft de Agency for the Cooperation of Energy Regulators (ACER) tijdens de consultatieronde gepleit voor extra voorwaarden om te bepalen in hoeverre deze productie-eenheden invloed hebben op het net. Dit zou tot een betere afstemming moeten leiden die recht doet aan de lokale situatie. Ook vindt ACER dat er goede kosten-batenanalyses gemaakt moeten worden om te toetsen of maatregelen niet beter op netbeheerdersniveau geïmplementeerd kunnen worden, in plaats van bij individuele producenten. ENTSO-E voelt hier niets voor, omdat door de omvang van deze categorie de gecombineerde impact op het gehele elektriciteitssyteems substantieel is. Om aan de kritiek tegemoet te komen is in de netwerkcode wel een procedure opgenomen, die groepen van producenten in de gelegenheid stelt een verzoek tot afwijking in te dienen bij de netbeheerder. Zo kan na een lokale analyse worden bekeken of een afwijking van de gestelde eisen gerechtvaardigd is, of dat de producent hier alsnog aan moet voldoen. Interessant is dat deze toets op geregelde tijdstippen herhaald wordt, om te zien of de afwijking van kracht blijft. Dit is echter wel een lange procedure waarbij de bewijslast bij de producent ligt. De definitieve tekst van de netwerkcode staat nog niet vast en is nog onderwerp van discussie tussen de verschillende nationale en Europese autoriteiten. Na publicatie worden de eisen in principe binnen drie jaar van kracht en zullen de nationale regelgevende instanties nog de nodige implementatiewetgeving moeten voorbereiden. Het is afwachten in welke vorm deze eisen uiteindelijk van kracht worden, en voor welke producenten. Duidelijk is dat zonder een bepaalde set basisvereisten een stabiele en adequate elektriciteitsvoorziening in het gedrang kan komen. nr 1 maart 2013 Energie+ 21
section_regelgeving.indd 21
14-02-13 13:52
organisatie
Oud en jong in De Windvo g Veel enthousiaste burgers en ondernemers hebben de coöperatie herontdekt. Hoe kijkt een ervaren energiecoöperatie tegen deze nieuwe ontwikkelingen aan? En, wat kunnen oud en jong van elkaar leren? Arnold Abbema (1938) en Siward Zomer (1982) zijn beide lid van coöperatie De Windvogel, opgericht in 1992. Arnold Abbema is medeoprichter en erelid en heeft kort geleden wegens ziekte het bestuurslidmaatschap neergelegd. Siward Zomer is sinds 2011 lid van De Windvogel en sinds 2012 bestuurslid. Waarom werd er bij de oprichting voor een coöperatie gekozen? Abbema: Al in de jaren 80 hadden wij ideeën over een duurzame samenleving. We wilden de daad bij het woord voegen. Omdat wind destijds de enige rendabele bron van duurzame energie was, zijn we De Windvogel begonnen. Ons doel is duurzame energie bevorderen, iedereen met die doelstelling is welkom en we willen ook echt dat de energie van ons samen is, van de leden. Een coöperatieve vereniging is dan de meest logische rechtsvorm. Bij ons zijn alle leden gelijk, elk lid heeft een stem. Iedereen is voor een gelijk aandeel eigenaar van de molens en de stroom die de molens opwekken. Of je nu twintig jaar geleden of gisteren lid bent geworden. Dat is een belangrijk principe bij ons.
Wat vindt u van al die nieuwe energiecoöperaties? Abbema: Zonde! Waarom sluiten ze zich niet bij ons aan? We zijn een open vereniging en samen staan we zoveel sterker richting overheid en de grote commerciële energiereuzen. Nu versnippert het speelveld. En, een organisatie optuigen kost veel tijd. Die tijd kun je beter besteden aan het realiseren van windprojecten.
Veel energiecoöperaties maken het speelveld toch groter? Abbema: Ja, het is misschien een beetje een ouderwetse gedachte van me. Maar wij bestaan al twintig jaar, kennen het knallen van de zweep en kunnen het de starters zoveel makkelijker maken. En om op landelijk niveau regel- en wetgeving te beïnvloeden helpt het als we gezamenlijk optrekken.
Zomer: Zo ben ik ook bij De Windvogel aangewaaid. Ik kwam naar Amsterdam om stage te lopen bij Wij krijgen Kippen. Ik wilde daar samen met anderen een windmolen realiseren. Ik heb er ook echt over gedacht om een eigen energiecoöperatie te starten, maar na gesprekken met Dick van Elk en Arnold Abbema besloot ik mijn energie vooral te richten op een lobby voor ruimte voor particuliere windmolens binnen de windvisie van de gemeente Amsterdam. De Windvogel heeft de organisatie, de toegang tot geld en de technologische kennis. Ik heb met de Windvogelleden in Amsterdam de werkgroep de Amstelvogels opgericht voor nieuwe plekken voor molens en meer nieuwe leden.
Kan het plaatsen van windmolens niet sneller? Abbema: Dat de Windvogel zes windmolens in twintig jaar heeft gerealiseerd heeft niet met gebrek aan daadkracht of organisatievermogen te maken. Een molen realiseren is een kwestie van lange adem. Zomer: Het duurt sowieso vierenhalf jaar. Zelfs als alle lichten direct op groen gaan, er een goede plek gevonden is, de benodigde vergunningen verkregen zijn, de inspraakprocedures doorlopen zijn, toestemming van de overheid gekregen is en de financiering is rondgemaakt. Dan ben je al drie jaar verder en duurt het nog anderhalf jaar voor de molen geleverd en geplaatst kan worden. Maar meestal loopt het niet zo soepel. Het is zaak eerst je eigen organisatie rond te krijgen, een plek te vinden, alles technisch door te rekenen en te regelen en dan heb je ook nog inspraakprocedures.
Abbema: Wij hebben bijvoorbeeld bij twee projecten tot aan de Raad van State moeten procederen om toestemming te krijgen. Dat wij in de afgelopen twintig jaar zes nieuwe windmolens hebben kunnen realiseren komt doordat we onze krachten hebben gebundeld met andere windinitiatieven. Om verschillende redenen lukte het andere initiatieven niet om de rit uit te zitten terwijl er al heel veel voorwerk was gedaan. De financiering liep spaak, er was te weinig bestuurskracht of mensen verloren hun motivatie vanwege tegenwerking van lokaal bestuur. De Windvogel heeft alles al een keer meegemaakt. We kennen de weg, hebben een goede reputatie opgebouwd bij banken en we hebben alle technische kennis in huis. We kunnen nieuwe energie-initiatieven wat dat betreft heel veel problemen besparen. Maar ik begrijp het ook wel hoor, wij waren destijds ook eigenwijs en wilden het allemaal zelf doen. Zomer: Het is natuurlijk wel zo dat de tijden echt veranderd zijn. Er is veel meer aandacht voor lokale duurzame energie en de politieke wil is op sommige plekken echt groot. In 2012 zijn er ruim 800 leden bijgekomen, zonder werving of een communicatiecampagne. Abbema: Politieke wil is heel belangrijk. Als gemeenteraadsleden zich hard maken voor windenergie en een bestuurder voorstander is, heb je al heel wat gewonnen. In mijn eigen woonplaats Reeuwijk bijvoorbeeld verliep alles heel soepel. Het lokale bestuur werkte echt mee om de windmolen te faciliteren.
De Windcentrale had in een paar maanden twee windmolens. Zomer: Dat is een andere situatie. De Windcentrale is een marktconcept van een bv die twee bestaande molens heeft aangekocht en daar een coöperatie aan heeft toegevoegd. De Windvogel heeft als doel het aandeel windenergie in eigendom van burgers te vergroten, dus wij willen geen molens overnemen, maar nieuwe windmolens neerzetten. De Windvogel heeft voldoende eigen kapitaal om een nieuwe windmolen te realiseren. Hiermee wordt het aandeel windenergie in beheer van burgers weer een stukje groter.
22 Energie+ nr 1 maart 2013
Energieplus_interview_Windvoge_er.indd 22
14-02-13 13:57
o gel Wat adviseren jullie nieuwe energiecoöperaties? Abbema: Zorg voor een heldere langetermijnvisie en een goed businessplan. Daarnaast is financiering belangrijk en de argumenten op basis waarvan mensen lid willen worden. Maak je beloftes waar en wees open over de stappen die je zet in voor- én in tegenspoed. En houd altijd een open lijn met de politiek. Zonder politieke en bestuurlijke wil krijg je geen bestemmingsplan gewijzigd. En niets is zo aanstekelijk als enthousiasme, geef de mensen die er echt voor gaan ook de ruimte. Zomer: Alle modellen die gebaseerd zijn op energiehandel in plaats van energieproductie voor eigen gebruik zijn fragiel. Als mensen instappen puur vanuit financieel gewin, zullen ze ook op basis daarvan weer uitstappen als het te lang duurt. Het belangrijkste wat ik
geleerd heb bij De Windvogel is dat je je organisatieprincipes simpel moet houden. Bij De Windvogel is elk lid even belangrijk. Je betaalt eenmalig 50 euro om lid te worden. Eén lid is één stem. Leden kunnen investeren, de ledenvergadering bepaalt jaarlijks hoeveel rente we uitkeren. Abbema: Tot nu toe hebben we elk jaar rond de 6 procent rente kunnen uitkeren. Dat is toch een heel mooi rendement. Maar onze leden is het in de eerste plaats te doen om het vergroten van het aandeel windenergie, niet om zo snel mogelijk geld te verdienen. We hebben dan ook bijna geen ledenverloop. Zomer: Het principe van De Windvogel is simpel: het aandeel windenergie vergroten. We willen dat altijd in eigen beheer doen, altijd als eigenaar van zowel de molen als de opgewekte stroom.
In Bodegraven staat de Lagerwey 18/80, de eerste windmolen van De Windvogel.
nr 1 maart 2013 Energie+ 23
Energieplus_interview_Windvoge_er.indd 23
14-02-13 13:57
organisatie
De Groene Reus zet grote s Op de lijst van meest bosrijke gemeenten staat Almere op de zesde plaats, na vijf Veluwse gemeenten. Almere kan trots zijn op haar groen. Maar hoe staat het met het groene bewustzijn? De jonge Almeerse energiecoöperatie De Groene Reus merkt dat het animo voor duurzame energie in ieder geval niet vanzelf komt. Volgens oprichter Robert Hemmen is er nog een gebrek aan urgentie in Almere. Desondanks, of misschien juist daarom, heeft de coöperatie grootse plannen. De strategie is om snel veel projecten uit te rollen. Tekst Wendelien Vos, Tekstonline
R
obert Hemmen startte drie jaar geleden een kleinschalige stichting om zijn eigen wijk duurzamer te maken. Van de vierhonderd woningen hebben er nu twaalf zonnepanelen. “Ik was best teleurgesteld over
dat lage aantal. Er moest een versnelling komen. Dat kon volgens mij alleen door verduurzaming Almerebreed aan te pakken.” In april 2011 richtte hij daarom de duurzame energiecoöperatie De Groene Reus op. De Groene Reus heeft nu 65
betalende leden, en evenveel belangstellenden. Om draagvlak en inkomsten te genereren zijn meer leden nodig. Hemmen vertelt dat de coöperatie op dit moment ledenwerving als prioriteit heeft. “De lidmaatschapsprijs was eerst vastgesteld op veertig euro per jaar voor particulieren. Maar dat leek ons bij nader inzien toch een te hoge drempel. Daarom hebben we het bedrag verlaagd naar een tientje.” Om de startkosten te dekken, heeft De Groene Reus de hulp van de gemeente Almere hard nodig. De gemeente wil dat Almere in 2030 een energieneutrale stad is. Een doelstelling waar de energiecoöperatie stevig aan gaat bijdragen, denkt Hemmen. “Je zou denken dat we met open armen onthaald worden. Dat valt best tegen. We moesten flink aandringen op financiële ondersteuning. Het ziet er nu wel naar uit dat er enige subsidie onze kant uit komt.”
24 Energie+ nr 1 maart 2013
Groene Reus_er.indd 24
14-02-13 13:58
veertig procent per jaar. De jaarlijkse energierekening bij ASG is ongeveer drie miljoen euro. Als alle scholen meedoen denken we in totaal één miljoen euro te kunnen besparen op energiekosten.” Voor de energiebesparingsdienst werkt De Groene Reus samen met Xytek, een bedrijf dat gespecialiseerd is in klimaatinstallaties. Dit soort installaties staat nogal eens verkeerd afgesteld, waardoor veel energie verspild wordt, doordat bijvoorbeeld verwarming en airconditioning tegelijkertijd aanstaan. Hemmen: “Je moet niet denken dat je er bent door alleen een slimme meter te installeren, want zo’n meter meet alleen het hoofdverbruik. Wij leveren extra data doordat we de installatie van het bedrijf aansluiten op het portal van Xytek. Op een dashboard kun je data op detailniveau zien, bijvoorbeeld over de koeling, de luchtvochtigheid, de CO2-uitstoot, het elektriciteitsverbruik en het gasverbruik. De toegevoegde waarde van De Groene Reus is het inzetten van energieadviseurs die de data analyseren en concrete aanbevelingen doen.”
Zonnecentrale
e stappen Leden van De Groene Reus poseren voor een veld met zonnepanelen.
Besparing Energiebesparing is één van de speerpunten van De Groene Reus. Zo ontstond de energiebesparingsdienst Smart Energy Services. Om meters te kunnen maken, richt de coöperatie zich in eerste instantie op bedrijven en andere grote organisaties. Uit onderzoek van TNO blijkt dat bedrijven gemiddeld dertig procent meer energie gebruiken dan nodig is. Hemmen: “Hier ligt een enorm potentieel. Via het netwerk van onze adviesraadleden, zijn we in gesprek gekomen met de twee grootste maatschappelijke organisaties in Almere, de Zorggroep Almere en de Almeerse Scholen Groep (ASG). Ze hebben elk meer dan tweeduizend medewerkers en tienduizenden klanten. Bij deze organisaties willen we in 2013 met een pilot starten voor grootschalige energiebesparing van minimaal tien procent tot misschien wel
De Groene Reus wil zich verder onderscheiden door een innovatieve oplossing te bieden voor de onderkant van de markt. Want een investering in zonnepanelen is voor veel lagere inkomens niet binnen handbereik. Dat beperkt de mogelijkheden om zonnestroom groot uit te rollen. De coöperatie bedacht daarom de Flevolandse Zonnecentrale. Dit is een zonneenergiecentrale van tweehonderd zonnepanelen die op daken van scholen, gemeentelijke gebouwen of appartementsgebouwen moet komen. Honderden burgers kunnen hier collectief geld in investeren en krijgen vervolgens jaarlijks een vast rendement uitgekeerd. “We kunnen ze een rendement bieden dat hoger ligt dan de rente op een spaarrekening. We worden een soort zonnebankier”, vertelt Hemmen. De Gemeente Almere is geïnteresseerd in het idee en wil samen met De Groene Reus en afvalverwerker HVC bekijken of er een pilot gerealiseerd kan worden. De eerste prioriteit is het uitwerken van de businesscase. Hemmen is er als bedrijfskundige van overtuigd dat een goed businessmodel bepalend is voor succes. “We gaan het concept van virtueel salderen nader onderzoeken. Ik weet dat het elders is stukgelopen, maar ik wil toch de grenzen van wat mogelijk is verkennen. Salderen achter de meter kan altijd nog.”
Dak van de buurman Particulieren die zelf zonnepanelen willen aanschaffen, bereikt De Groene Reus nu mondjesmaat via voorlichtingsbijeenkomsten. Elke bijeenkomst weer blijkt hoe slecht mensen geïnformeerd zijn over energie. “Bijna niemand kent z’n eigen jaarverbruik, laat staan dat ze de stroomprijs weten. Mensen kijken me met grote ogen aan als ze horen hoeveel geld ze kunnen besparen met zonnepanelen. Voorlichting geven kost ons veel tijd, tijd die we eigenlijk niet hebben. Het is jammer dat er niet een landelijke organisatie is, die het kennisgat opvult met een landelijke campagne.” Elke aanvrager van zonnepanelen krijgt een advies op maat van De Groene Reus. Niet alleen de kosten worden genoemd, maar ook wat het oplevert. “Het geven van onafhankelijk advies is onze toegevoegde waarde, maar het kost het ons nu teveel menskracht. Met het huidige tempo kunnen we nooit een olievlekwerking bereiken. Zonnepanelen op het dak van de buurman is tenslotte de beste reclame. Daarom zoeken we nu een manier om de offertetrajecten te versnellen. We zijn in gesprek met een mogelijke partner die het grootste deel van de aanvragen via internet laat verlopen. Tien procent van de offertes zou dan nog maatwerk zijn.”
Aparte bv Dit voorjaar hoopt De Groene Reus energie te gaan leveren via de Verenigde Energie Coöperaties (VEC). Daarnaast wil de coöperatie lokaal energie gaan doorleveren via Waterschap Zuiderzeeland, dat energie over heeft. Met alle projecten en de energielevering loopt de coöperatie financiële risico’s. Daarom kiest De Groene Reus ervoor om de grotere zakelijke projecten te gaan onderbrengen in een aparte bv die voor honderd procent eigenaar is van de coöperatie. Deze bv krijgt een eigen directie. Om het op korte termijn simpel te houden is de directeur van de bv ook voorzitter van het dagelijks bestuur van de coöperatie. Daarmee zijn de leden en bestuurders volgens Hemmen optimaal beschermd. “De coöperatieve bedrijfsvorm heeft vaak een hoog idealistisch gehalte. Maar uiteindelijk moet een coöperatie ook ergens van leven. We mogen best geld verdienen, als we daar maar helder en transparant over zijn naar onze leden. Uiteindelijk verdwijnen mogelijke overwinsten weer terug in de zakken van onze leden. En die zijn eigenaar van de coöperatie.” nr 1 maart Energie+ 25
Groene Reus_er.indd 25
14-02-13 13:58
productie
Energieopslag gedicteerd door zon
De elektriciteit uit zonne-energie heeft een duidelijke variatie in de tijd. Overdag is er zonlicht en ’s nachts is het donker. Ook is er in de zomer veel meer zonlicht dan in de winter. Dit illustreert twee belangrijke tijdschalen waarbinnen energieopslag wenselijk is: een tijdschaal van uren (dag en nacht), en een tijdschaal van seizoenen (zomer en winter). In een toekomst waar zonne-energie wereldwijd wordt gezien als de grootste bron van duurzame energie wordt de vraag naar energieopslag door de variatie van zonlicht gedicteerd. Tekst Fokko Mulder, hoogleraar Materials for Integrated Energy Systems aan de TU Delft
26 Energie+ nr 1 maart 2013
section_productie.indd 26
14-02-13 13:59
D
e huidige oplossing voor het omgaan met de variaties in aanbod van duurzame energie is het verhogen of verlagen van de elektriciteitsproductie uit fossiele brandstoffen. Gasgestookte centrales kunnen bijvoorbeeld snel op- en afgeschakeld worden. Feitelijk wordt deze fossiele brandstof dus als flexibele opslag gebruikt. Duurzame energiebronnen staan dan naast de volledige fossiele capaciteit die nodig blijft om donkere windstille winterdagen door te komen. In de zomer staan de fossiele centrales overdag op een laag pitje. Een ander punt is hoe er met de pieken in de duurzame energieproductie omgegaan moet worden. Overdag is er meer zonne-energie en dat geldt ook voor onze buurlanden. Met grootschalige introductie van zonne-energie hebben Europa en Noord-Afrika min of meer tegelijkertijd een hoge elektriciteitsproductie overdag en een minimum aan productie ’s nachts. Energie-export wordt dan lastiger en opslag aantrekkelijker. Naast opslag wordt er gedacht over slimme manieren van energiegebruik waardoor je pas energie gebruikt als er duurzaam aanbod is. Dat is echter geen oplossing voor alle problemen, omdat fabrieken ’s winters ook moeten kunnen draaien en het licht ’s nachts liefst ook duurzaam aan moet kunnen.
Indirecte opslag Netbeheerders zijn nu vooral geïnteresseerd in kortetermijnopslag die snel aan en uit kan, sneller dan de fossiele centrales van de energieleveranciers op vermogen zijn. Voor deze toepassing gaat het meer om vermogen en responstijd dan om de totale energieinhoud. Als men minder afhankelijk van fossiele energie wil worden en CO2 -uitstoot wil reduceren moet opslag van duurzame energie uitkomst gaan bieden. Maar welke methoden zijn er om op grote schaal energie op te slaan? Om gigawatts elektriciteit voor beperkte tijd op te slaan, worden nu bijvoorbeeld Noorse stuwmeren gebruikt. Water wordt opgepompt bij stroomoverschot en weer gebruikt voor elektriciteitsproductie bij een tekort. Dit kan met een behoorlijke efficiëntie van ongeveer 80 procent in iedere richting. Behalve dit vermogen is ook de energie-inhoud van het stuwmeer van belang. In de praktijk blijkt dat dit een beperking is, omdat de capaciteit nu al grotendeels bezet is door het huidige nog beperkt opgestelde windvermogen. Meer van
deze stuwmeren aanleggen is niet eenvoudig vanwege het beperkt beschikbare aantal locaties. Kunstmatige meren van 40 km2 met een hoogteverschil tussen 30 en 40 meter kunnen ongeveer 20 GWh opslaan. Dit is maar een beperkt deel van het huidige dagelijkse elektriciteitsgebruik. Seizoensopslag is hiermee dus niet haalbaar. Voor concentrated solar power (CSP) is warmteopslag overdag voor het genereren van stroom ’s nachts een belangrijke methode. Een vloeistof wordt tot 600 oC verhit om een stoomturbine aan te drijven, of om in een warmteopslag zout te smelten. De warmte van het gesmolten zout kan dan gebruikt worden om ’s nachts de turbines aan te drijven. Deze methode wordt toegepast in landen waar CSP bruikbaar is. Het vraagt om locaties met veel directe zon en weinig bewolking. Voor seizoensopslag is ook deze methode niet geschikt omdat dan erg veel materiaal en isolatie nodig is. Lage temperatuur warmteopslag in ondergrondse waterlagen is een interessante manier om ’s zomers gebouwen of kassen te koelen en ’s winters juist te verwarmen. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de warmtevraag, het helpt echter niet bij het opslaan van elektriciteit uit zon en wind.
Batterijen Directe elektriciteitsopslag in batterijen en accu’s is zeer efficiënt. Lithiumbatterijen leveren zo’n 95 procent van de opgeslagen energie terug. De energie-inhoud van batterijen is sterk gegroeid; van de oude loodaccu naar de nikkel-metaalhydridebatterij en naar de lithium-ionbatterijen nu. Deze laatsten hebben de stormachtige introductie van de mobiele telefoon mogelijk gemaakt. Grotere toepassingen zoals elektrisch vervoer behoren nu tot de mogelijkheden dankzij de hoge batterij-efficiëntie en energiedichtheid. Voor de opslag van duurzame energie is het interessant dat de opslagcapaciteit van een accu uit een elektrische auto redelijk aansluit bij het dagelijks elektriciteitsgebruik van een huishouden. De gedachte dat auto-accu’s een rol kunnen spelen in een gedistribueerd opslagnetwerk is daarmee voor de hand liggend. Van belang is wel dat een auto in het algemeen maar gebouwd wordt voor een gebruik van ongeveer 5000 uur of 300.000 kilometer, terwijl een energieopslagfaciliteit continu moet kunnen draaien voor 20 of 30 jaar. Lithium-ionbatterijen moeten voor dat
frequente gebruik nog verder ontwikkeld worden. De energie-inhoud van een batterij kan nog twee tot vijf keer groter gemaakt worden door de ontwikkeling van nieuwe materialen. Batterijen die permanent geïnstalleerd worden hoeven niet licht te zijn. Daar kunnen dan ook andere materialen voor worden ontwikkeld. Batterijopslag is hoofdzakelijk voor dag-nachtoverbrugging geschikt. Voor seizoensopslag zijn te veel batterijen nodig en is het daarom te kostbaar.
Waterstof Voor langetermijnopslag van energie wordt gezocht naar brandstoffen die uit veel voorkomende materialen te maken zijn. Hiermee kan de hoogste energiedichtheid gehaald worden. Waterstof is een belangrijke brandstof want het is te maken uit elektriciteit en water door elektrolyse. De waterstof moet vervolgens wel opgeslagen kunnen worden. Dat is moeilijk omdat het een gas is. Om het volume te verkleinen wordt er hoge druk gebruikt of wordt waterstof vloeibaar gemaakt bij -253oC. Voor grote hoeveelheden zijn deze methoden duur, in verband met veiligheidseisen. Vandaar dat er veel onderzoek gedaan wordt om waterstof in materialen zoals metaalhydriden te binden. Een andere optie is om waterstof te binden in synthetische brandstoffen zoals methaan, methanol of ammonia die makkelijker hanteerbaar zijn. In principe zijn dit soort synthetische brandstoffen te gebruiken voor seizoensopslag. Voor kortetermijnopslag is een waterstofgerelateerde brandstof ook bruikbaar, maar de energie-efficiëntie is wel een stuk lager dan die van batterijen. Dit komt doordat de chemische omzetting van elektriciteit in waterstof met maximaal 70 procent efficiëntie gaat.
Conclusies Energieopslag is een belangrijke factor voor het inpassen van duurzame energie op grote schaal. De opslagmethoden voor grote schaal zijn beperkt. Voor kortetermijnopslag en peak shaving zijn waterkrachtcentrales geschikt. Om de nacht door te komen zijn batterijen interessant omdat ze zeer efficiënt zijn. Voor kostenverlaging en efficiëntieverbetering van batterijen is wel intensief onderzoek en ontwikkeling nodig. Voor energieopslag op grote schaal zijn brandstoffen afgeleid van waterstof eigenlijk de enige oplossing. Warmteopslag is belangrijk voor concentrated solar power, verwarming en airconditioning. nr 1 maart 2013 Energie+ 27
section_productie.indd 27
14-02-13 14:46
internationaal
Lessen uit Duitsland De Nederlandse duurzame energiesector smacht naar een heldere overheidskoers. Vaak wordt daarbij jaloers naar Duitsland gekeken. Het beeld is dat de Duitse voorsprong het gevolg is van jarenlang coherent en breed gedragen energiebeleid. Nadere studie wijst echter uit dat de Energiewende gekenmerkt wordt door chaos en strijd. In Nederland wordt strijd het liefst weggepolderd. Het jongste initiatief van de Sociaal Economische Raad (SER) voor een breed gedragen nationaal energieakkoord onderstreept die polderreflex. Duitsland loopt vijftien jaar voor op Nederland juist omdat de strijd tussen de onduurzame gevestigde orde en nieuwe groene spelers in het publieke domein wordt gevoerd. Tekst Rick Bosman, onderzoeker aan het Dutch Research Institute for Transitions en Gijs Diercks van Oskomera Home Solar
28 Energie+ nr 1 maart 2013
section_internationaal.indd 28
14-02-13 14:08
Foto Bundersverband Solarwirtschaft
N
a de kernramp in Tsjernobyl ontstond er in zowel Duitsland als Nederland breed maatschappelijk verzet tegen kernenergie, zowel uit de conservatieve als uit de progressieve hoek. Onder een deel van deze beweging groeide het besef dat weerstand alleen succesvol kon zijn als ook een alternatief aangedragen werd. Hierdoor ontstond begin jaren negentig in Duitsland voorzichtig beleid om de binnenlandse productie van duurzame energie te stimuleren. Het was een handreiking naar de duurzame energiesector die op dat moment nog in de kinderschoenen stond. Als volwaardig alternatief werden deze bronnen nog lang niet gezien. Het beleid dat deze ontwikkeling mogelijk maakte - de voorloper van de huidige Duitse
feed-in-wetgeving - bleek aanzienlijk succesvoller dan verwacht. De langetermijninvesteringszekerheid die het beleid bood, zorgde voor een dekkende businesscase, waarop boeren in het noorden van Duitsland hun erf vol zetten met windturbines. Hiermee was de eerste bloeiperiode voor windenergie een feit. Deze werd niet gedragen door de klassieke energiebedrijven, maar door nieuwe spelers. Volgens de meest recente cijfers zijn de klassieke energiebedrijven maar verantwoordelijk voor 10 procent van de geïnstalleerde duurzame energiecapaciteit in Duitsland. Het leeuwendeel is neergezet door boeren, burgercoöperaties en particulieren. Door het handelingsperspectief voor deze groepen groeide het idee dat duurzame energie wel degelijk een alternatief is. Pogingen van de conservatieve regering van CDU en FDP om de stimuleringsmaatregel eind jaren negentig terug te draaien stuitten dan ook op veel maatschappelijk verzet. Het besef dat duurzame energie een echt alternatief is, vindt in Nederland vijftien jaar later pas gehoor. In het regeerakkoord is onlangs een langetermijndoelstelling voor een 100 procent duurzame energievoorziening in 2050 vastgelegd. Ondertussen kampen de grote energiebedrijven met imagoschade door het bouwen van controversiële kolencentrales en hun verkoop aan buitenlandse moederbedrijven. Bovendien lijken ze nu ook in de financiële problemen te raken, doordat centrales minder uren maken door overcapaciteit. Zo werd recent duidelijk dat Vattenfall, de eigenaar van NUON, één miljard euro moest afschrijven op haar Nederlandse dochter. Daarnaast gaf ratingbureau Moody’s onlangs een winstwaarschuwing af voor de fossiele energiesector. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat windenergie op land een betaalbaar alternatief is. Maar het is vooral zonne-energie dat mensen de ogen opent. Het is in veel gevallen goedkoper om je eigen zonne-energie op te wekken dan elektriciteit af te nemen van een energiemaatschappij.
Ongewone coalities Naast het tegensentiment van de anti-kernenergiebeweging ontstond een positief geluid vóór duurzame energie. Deze ontwikkeling werd in Duitsland breed gedragen door de milieubeweging en belangenverenigingen voor hernieuwbare energie, maar ook door onverwachte spelers zoals boeren en kerken.
Ook de belangenvereniging voor machinerie VDMA en de vakbond voor staalarbeiders IG Metall sloten zich bijvoorbeeld aan. Zij begonnen brood te zien in de Energiewende, omdat de windmolenindustrie na de autoindustrie intussen de belangrijkste afnemer van deze partijen was geworden. Achter de schermen lobbyden ook de grootmachten Siemens en Shell voor een voortzetting van het beleid, aangezien zij geïnvesteerd hadden in productiefaciliteiten voor windturbines en zonnecellen. De laatste jaren ontstaan er ook in Nederland dergelijke onverwachte en ongewone coalities. Zo lobbyden Shell, Eneco, Dong Energy en stichting Natuur en Milieu rond het lenteakkoord gezamenlijk vóór een kolenbelasting, tot grote ergernis van collega-energiebedrijven mét kolencentrales. De verwarring bij de gevestigde orde opent perspectieven voor nieuwe initiatieven en coalities die de duurzaamheidsdoelstellingen niet als bedreiging maar als kans zien. Concrete mogelijkheden dienen zich aan voor coöperaties van burgers die zelf met energie aan de slag gaan en bedrijven die deze ontwikkeling professioneel ondersteunen. Ook consumentenbelangenverenigingen, zoals de Vereniging Eigen Huis en de Consumentenbond sluiten zich aan. Duurzame energie is in Nederland dus eindelijk hot, en niet alleen maar bij de usual suspects. Maar waar in Duitsland nadrukkelijk is ingezet op nieuwe spelers, kijkt men in Nederland nog steeds naar de grote energiebedrijven om de duurzaamheidsdoelstellingen te realiseren. Een groeiende onderstroom zorgt hier echter voor een verschuiving. Omdat duurzame bronnen bijna per definitie decentraal zijn, ontstaan er nieuwe samenwerkingsvormen om lokaal projecten van de grond te krijgen. Zo bracht het kennisplatform HIER opgewekt al bijna 300 lokale energie-initiatieven in kaart die worden gedragen door actieve burgers. Het Duitse voorbeeld laat zien dat deze partijen niet genegeerd kunnen worden, aangezien zij een cruciale rol spelen in de energietransitie.
Openlijke strijd De Energiewende wordt vaak gezien als resultaat van een eensgezind Duitsland dat gezamenlijk aan een duidelijke toekomst werkt. Het tegendeel is waar. Het succes van de Energiewende schuilt juist in het feit dat er openlijk strijd wordt gevoerd tussen de nr 1 maart 2013 Energie+ 29
section_internationaal.indd 29
14-02-13 14:08
internationaal
Nederlandse energiebedrijven lijken momenteel in een soortgelijke positie terecht te komen. Zo wordt een sterke lobby gevoerd voor een leveranciersverplichting, waarmee de verantwoordelijkheid voor de transitie effectief bij de traditionele energiebedrijven komt te liggen. Ook wordt gepleit voor een energieheffing om fossiele centrales open te houden met als argument dat die centrales nodig zijn om de voorzieningszekerheid te waarborgen, als een soort pensioenfonds voor afgeschreven materieel. Daarnaast blijft de kolentaks omstreden en is het in de ogen van de kolenlobby vooral een marktverstorende maatregel. Concrete investeringen van de grote bedrijven gaan in ons land voorlopig niet veel verder dan bijstook van biomassa in fossiele centrales en onderzoek naar afvang van CO2. Tegelijkertijd ontstaat er een brede maatschappelijke beweging tegen de bouw van nieuwe kolencentrales en vóór duurzame energie. Het aantal lokale duurzame energieinitiatieven groeit sterk. Die groei komt voort uit de gedachte dat als de grote energiebedrijven het niet doen, burgers zelf wel aan de slag gaan. Toch lijkt openlijke strijd in Nederland een brug te ver en polderen we onszelf liever door de energietransitie.
Lessen uit Duitsland Het Duitse voorbeeld is waardevol voor iedereen in Nederland die zich inzet voor de energietransitie. In Duitsland ontstond midden jaren negentig zowel politiek als Foto Robert Jegg
onduurzame gevestigde orde en een groeiende maatschappelijke coalitie die vindt dat het anders moet. Eind jaren negentig waren de grote Duitse energiebedrijven duidelijk geschrokken van de eerste windenergiegolf. Ze wilden af van de stimulering van duurzame energie en voerden een actieve politieke lobby. Toen dat niet succesvol bleek, werden zelfs juridische stappen ondernomen. Dat gebeurde eerst in Duitsland zelf, omdat het stimuleringsbeleid een ongrondwettelijke subsidie zou zijn, en daarna in Europa, omdat dergelijk beleid tegen de liberaliseringsagenda van Brussel in zou gaan. Als reactie ging de duurzaamheidsbeweging massaal de straat op om te protesteren tegen afschaffing van het feed-in beleid. In het decennium dat volgde, herhaalde dit spel zich keer op keer. De gevestigde belangen bleven dwars liggen waar mogelijk, en vonden een trouwe bondgenoot in het ministerie van Economische Zaken. Dat Duitsland er toch in is geslaagd om nu al ruim twintig jaar een consistent energiebeleid op tafel te krijgen is puur en alleen te danken aan de kracht van de nieuwe coalities. De protesten genereerden aandacht en in de publieke opinie ontstond het beeld van een strijd tussen grote energiebedrijven die vast willen houden aan traditionele kolen- en kernenergie en een brede maatschappelijke beweging die laat zien dat het anders kan. De discussie die op dit moment in Duitsland weer oplaait over herziening van het feed-in beleid laat zien dat een consensus tussen beide kampen nog steeds niet is bereikt.
Isar I, één van de zeven Duitse kerncentrales die in maart 2011 gesloten werden.
maatschappelijk draagvlak voor duurzame energie. Dit draagvlak kwam niet alleen uit de milieubeweging of belangenverenigingen voor hernieuwbare energie. Er ontstonden verschillende onverwachte en ongewone coalities. Nieuwe spelers zoals burgers, lokale coöperaties en nieuwe bedrijfjes konden door innovatief beleid de drijvende kracht vormen achter de Energiewende, tot ergernis van grote energiebedrijven als E.on, RWE, Vattenfall en EnBW. Deze strijd werd openlijk gevoerd, waardoor er veel aandacht ontstond en het publiek en de politiek gedwongen werden een kant te kiezen. De parallellen met Nederland zijn er. Eindelijk staan we in Nederland ook op het punt dat er een groeiend maatschappelijk en politiek draagvlak is. En er ontstaan steeds meer onverwachte en ongebruikelijke coalities die zich vinden in een gezamenlijk belang. Ook in Nederland zijn het niet de gevestigde spelers die het voortouw nemen, maar nieuwe vormen van participatie tussen burgers, belangenorganisaties en nieuwe bedrijven in de energiemarkt. Maar het Duitse voorbeeld geeft direct een duidelijke waarschuwing. Ook met deze randvoorwaarden is een energietransitie nog geen voldongen feit. Wanneer het Duitse succesverhaal wordt aangehaald, wordt te vaak een te rooskleurig beeld geschetst. De Energiewende kenmerkt zich door chaos en strijd. Voor de Nederlandse energietransitie is dit een belangrijke les. Onze poldercultuur is zeer effectief in het wegmasseren van conflicten. De inzet van het regeerakkoord voor zowel een leveranciersverplichting als het verruimen van de mogelijkheden voor decentrale opwek en het nationaal energieakkoord van de SER zijn daarvan het bewijs. Iedereen tevreden houden is contraproductief als het gaat om het bewerkstelligen van echte maatschappelijke verandering. Dergelijke veranderingen kennen nu eenmaal winnaars én verliezers. Openlijke strijd tussen die twee genereert aandacht en brengt fundamentele verschillen van inzicht aan het licht. Het dwingt de publieke opinie en politiek een kant te kiezen: vast blijven houden aan het oude vertrouwde maar onduurzame, of vol overtuiging gaan voor het nieuwe onbekende. Tot slot nog een aanbeveling voor de duurzaamheidsbeweging: verruil de zijden handschoentjes voor bokshandschoenen. Dit is pas de eerste ronde.
30 Energie+ nr 1 maart 2013
section_internationaal.indd 30
14-02-13 14:08
service jrg 32 nr 5 oktober 2012
Energieke bottom-up in de lage landen Salderen: sleutel of eendagsvlieg?
Energietransitie 2.0
Cover.indd 1
20-09-12 14:03
Polderen voor energieakkoord
Regeerakkoord biedt perspectief
Het wonder van Feldheim
Duurzame energie uit Apeldoorn
Zonnestroom in Utrecht
Cover.indd 1
Nog 10 jaar chaos en crisis 22-11-12 11:49
Reageren?
jrg 33 nr1 maar t 2013
jrg 32 nr6 december 2012
De kunst van financieren CoverNr1.indd 1
‘Burgers moeten het zelf doen’
Heeft u een vraag of opmerking over Energie+? Wilt u reageren op een bepaald artikel? Heeft u een nummer gemist of te laat ontvangen? Klopt de adressering niet? Neem dan contact met ons op.
Lessen uit Duitsland
Uitgeverij Æneas Afdeling Lezersservice Postbus 101, 5280 AC Boxtel
14-02-13 13:43
Abonnee worden? Energie+ is een onafhankelijk kennisplatform over lokaal en duurzaam opgewekte energie. Het magazine verschijnt vijf keer per jaar. Naast het magazine krijgt u ook toegang tot het complete online archief. Hier vindt u alle artikelen uit de laatste jaargangen terug, makkelijk doorzoekbaar en downloadbaar. Daarnaast houden we u wekelijks op de hoogte met onze digitale nieuwsbrief. Neem nu een jaarabonnement op Energie+ en ontvang het boek ‘In het oog van de orkaan’ t.w.v. 29,95 euro gratis als welkomstcadeau.
Sluit een abonnement af via de webshop op www.energieplus.nl.
T 0411 65 00 85 E lezersservice@aeneas.nl
Volg Energie+ op Twitter via @energie_plus.
Aanmelden voor de nieuwsbrief? Stuur een e-mail o.v.v. ‘Nieuwsbrief Energie+ ’ naar lezersservice@ aeneas.nl of ga naar www.energieplus.nl/lezersservice.
De volgende Energie+ Het nieuwe nummer van Energie+ valt in juni bij u in de bus.
Welke innovaties geven uw bedrijf een boost?
ENGINEER SUCCESS New technologies New solutions New networks
Hannover Consultancy B.V. · Tel. +31 18 4 69 30 50 info@hf-netherlands.com
Servicepagina_.indd 31
Op de HANNOVER MESSE profiteert u van 11 toonaangevende beurzen die u een compleet overzicht geven van de wereldmarkt. Ontdek de nieuwste en meest geavanceerde technologieën die waarde kunnen toevoegen in de gehele industriële keten. Verschaf u inzicht in de kernsectoren industriële automatisering en IT, energie- en milieutechnieken, aandrijftechniek, industriële toelevering, productietechnologieën en diensten, en onderzoek en ontwikkeling. Bezoek ‘s werelds meest toonaangevende technologie-event. Meer informatie vindt u op hannovermesse.com.
da: Zet in u agen 13 8 –12 April 20
NEW TECHNOLOGY FIRST 8–12 April 2013 · Hannover · Germany
14-02-13 14:25
smart grids need smart technology Meten en regelen
Energiemanagement
• vraagspreiding
• inzicht
• verbruik en kwaliteit meten
• connectiviteit
• aansturing
• beveiliging
www.technolution.eu
Backoffice en controle • inzicht
et Tenn
n uliere Partic drijven e b en
er heerd Netbe
• balanceren vraag en aanbod • beveiliging
Dist
ribu
Ho
ogs
pan
tiene
t Internet
nin
gsn
et
Bac
koffi
>the right development
ce
Con trol roo m
Hoe realiseer je een smart grid? Hier komen een hoop complexe technische vragen om de hoek. Technolution is reeds actief voor Enexis, Essent, Stedin en Eneco. Wij denken graag mee bij uw roadmap, maar ontwikkelen ook technisch hoogstaande oplossingen.
Untitled-1 1 Naamloos-2 1
2/11/2013 12:10:28 PM 13-02-13 09:30