Ruimte en Wonen #1 2022

Page 1

#1/2022

B U RG B E RA E RDEN

Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts


Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner. Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Yvette Vierhout via telefoonnummer 073-2051028 of via e-mail y.vierhout@aeneas.nl

Meer informatie over deze bedrijven en het partnerschap staat op ruimteenwonen.nl/partners


Inhoud Burger­ initiatief

ARTIKELEN 16

Het moet anders Regionaal samenwerken aan de toekomst

26

Community-up Gelijkwaardig samenwerken tussen overheden en inwoners

40

62

Het burgerberaad voorbij Als wisdom of the crowd een besluit vergaand beïnvloedt Ontmoetingen bij de dorpspomp De kracht van lokale gemeenschappen voor gebiedsontwikkeling

THEMA BURGERBERADEN

Overheden en burgers

74

Stadsvernieuwing in Midden-Europa Het Bouskahuis in Praag en de Ruïnebars in Boedapest

Stadsvernieuwing

EN VERDER 04

Hoofdredactioneel Het kan anders

36

Beeldessay “Alleen zij die het absurde willen benaderen zullen het onmogelijke bereiken”

60

Column Van buitenaf of van binnen uit?

72

Recensie Een land waarover is nagedacht

INTERVIEWS 06

50

Het burgerberaad belicht Interview met Harm van Dijk en Eva Rovers ‘Mensen stellen geen domme vragen’ Interview met Maarten van Poelgeest en Rik Grashoff

COVER Symbolisch burgerberaad 22 juni 2021 Foto Morris Bennis

1


Auteurs Aan dit nummer werkten mee:

Anita van de Looij 7Zebra’s

Annemiek Rijckenberg Zelfstandig adviseur ­stedelijke ontwikkeling

Anu Manickam Partner We-Sense

Bert Pots Zelfstandig journalist

Evert Jan van Hasselt SevenSenses

Frank Suurenbroek Hogeschool van Amsterdam

Hans van Rossum Oud RIGO medewerker

Harry te Riele Transitiefocus

Jutta Hinterleitner TU Delft

2


RUIMTE + WONEN NETWERK

Karel van Berkel Partner We-Sense

Leo Pols Planbureau voor de ­Leefomgeving

Lilian van Karnenbeek Universiteit Utrecht

Marieke Willekens Gemeente Meierijstad

Sef Slootweg Oud RIGO medewerker

Paul Gerretsen, Vereniging Deltametropool

Remko Zuidema, Stichting BRIQS

3


Alles kan anders In een tijdperk waar zich in weken veranderingen voltrekken die normaal decennia vergen, wordt het onvoorstelbare voorstelbaar. Dat is onheilspellend, maar het kan ook betekenen dat ingewikkelde opgaven waar jaren op werd gestudeerd, waar jaren aan processen voor nodig waren en waar inmiddels niemand meer in geloofde plotseling in beweging komen. Dat type verandering hangt in de lucht. Duidelijk is geworden dat het ook een beweging van een hele maatschappij vraagt - als die in ­beweging er komt, blijkt, kan alles heel snel heel anders worden.

Kunnen burgers een directe stem krijgen in de uitwerking van maatschappelijke opgaven.” 4

Ook Hugo de Jonge is op zoek naar beweging, hij raast als een wervelwind door het land. Wellicht geïnspireerd door wat in de pandemische tijden aan maatschappelijke beweging mogelijke bleek. Hij is nu de minister met een nieuwe rol en een oude naam: Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening – VRO, we moeten er vier decennia jaar voor terug. In zijn maiden speech met deze verantwoordelijkheid ­verbaast de minister zich over de afwezigheid van een sturingsmechanisme. Frank Suurenbroek recenseert in dit nummer het boek van Han Lörzing en beveelt het de minister aan als bijspijkerstof voor de recente geschiedenis en voor het historisch perspectief. De minister begrijpt zijn rol ook nadrukkelijk in het verlengde van het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Waar “Wonen” als Rijksaangelegenheid nog vrij recent door minister Blok inclusief een heel ministerie “effici-


HOOFDREDACTIONEEL

ënt” werd opgelost, komt De Jonge nu terug met Volkshuisvesting. Een term die de vermeende woningnood een heel andere lading geeft. Het maakt duidelijk dat het ook zo maar weer helemaal anders kan. De ruimtelijke ordening is ook opnieuw een onderwerp waar Rijksregie van groot belang wordt geacht. Dat gaat niet alleen over een minister die de inrichting van het land “regisseert”, maar veeleer ook over de regie tussen de departementen. De vele ministeries, zoals LNV, I&W en EZK, die hier een aanzienlijk deel in hebben, hebben inhoudelijk niet veel te bieden, maar ze hebben anders dan de regieminister zelf, wel geld, vaak veel geld. Veel geld en weinig ideeën is zelden een combinatie met een goede afloop. Toch kan uit de groeiende maatschappelijke urgentie die bij veel van de onderwerpen wordt gevoeld en het door velen onderkende gebrek aan fysieke ruimte om alles

s­ uccessievelijk en naast elkaar te kunnen doen een andere beweging ontstaan. Er is de afgelopen jaren in vele clubjes en verbanden, in wijken, in gemeenten en in regio’s aan nieuwe ideeën en oplossingen gewerkt, die kunnen in een juiste maatschappelijke constellatie in beweging worden gebracht en met vooral die onderlinge Rijksregie plots tot ontwikkeling komen. Met Rob van Hilten bedachten we een nummer over de verandering van de maatschappelijke betekenis van de ruimtelijke ordening. Vraagstukken waar we het als planners van de lange termijn over hadden, komen aan de voordeur en worden voor veel mensen ervaarbaar. Zijn vraag was dan ook kunnen we de beweging van het Rijk richting meer centrale regie in de ruimtelijke ordening aanvullen met een hele andere beweging. Kunnen burgers een directe stem krijgen in de uitwerking van deze maatschappelijk ervaren opgaven. Zijn zeer plotselinge en droevige overlij-

5

den op 6 januari betekende dat we er zonder hem invulling aan hebben moeten geven. Zijn ingeving was, zo blijkt, scherp, we moeten een andere vorm vinden voor de rol van de burger. Het moet een andere organisatie zijn dan die we kennen van de traditionele participatietrajecten en van de belangenvertegenwoordiging. Het kent een eigenstandige plek in het democratisch bestel, maar de juiste vorm moeten we nog vinden. In dit nummer een aantal inzichten daarover. De actualiteit toont dat als we willen dat het anders gaat, dat we het dan anders moeten doen en dat het dan ook anders kan.

Paul Gerretsen Vereniging Deltametropool Remko Zuidema Stichting BRIQS


Burgerberaad in Amersfoort, 2016. FOTO: STICHTING G1000.NU

6


INTERVIEW

Het burgerberaad belicht De burger als volwaardige partner in de ruimtelijke transitieopgaven.

Urgente ruimtelijke transitieopgaven vragen om een breed draagvlak en inbreng van alle lagen en gelederen uit de samenleving. De roep dat het democratisch bestel onvoldoende voorziet in directe invloed van burgers klinkt alsmaar luider. Het burgerberaad, dat burgers directer zeggenschap geeft, wint terrein. Samen met Eva Rovers en Harm van Dijk, deskundigen op het gebied van burgerberaden, bespreken wij wat deze manier van besluitvorming kan betekenen voor ruimtelijke transitieopgaven. Jutta Hinterleitner en Lilian van Karnenbeek

7


INTERVIEW Hoe zijn jullie met het ‘burgerberaad’ in aanraking gekomen?

ring dat zodra mensen zich gehoord voelen, ze over hun eigen belang heen kunnen stappen en kunnen kiezen voor een gezamenlijke oplossing. Ik ben gefascineerd door omgevingen die niet autoritair zijn en zoek naar manieren om gelijkwaardigheid te realiseren. In 2011 kwam ik voor het eerst in aanraking met de G1000 in België, waar David Van Reybrouck als initiator bij betrokken was. In 2014 heb ik besloten ermee aan de slag te gaan en de eerste Nederlandse G1000 in Amersfoort te organiseren. Hier werd de G1000-aanpak, de loting van een grote groep mensen, gecombineerd met de cocreatie-aanpak die ik in de jaren daarvoor had ontwikkeld. Deelnemers waren enorm enthousiast. Uitspraken zoals ‘dit is echte democratie’ en ‘nu voel ik me voor het eerst echt Amersfoorter’ blijven in mijn herinnering. Ik heb een stichting opgericht om initiatiefnemers te helpen een G1000 te organiseren, en het instrument verder te ontwikkelen.”

Eva Rovers: “Ik ben van origine cultuurhistoricus. Tegelijkertijd ben ik ook een burger die zich zorgen maakt over de toekomst, over het klimaat in het bijzonder. Ik ben tot de conclusie gekomen dat we anders moeten gaan beslissen over de toekomst. De manieren die we nu hanteren zijn ontoereikend. In de representatieve democratie moeten politici om de vier jaar herkozen zien te worden, waardoor zij geneigd zijn

“De belofte moet gedaan worden door diegene die hem kan inlossen” beslissingen te maken die gunstig zijn voor de korte termijn. Burgers worden veel te laat betrokken bij planvorming, en inspraakavonden zijn tot afvinkoefeningen verworden. Een paar jaar geleden was ik in Duitstalig België waar toen net een permanent burgerberaad was aangekondigd, dat was een eyeopener. Politiek die burgers écht betrekt bij grote maatschappelijke problemen en ze niet alleen laat meepraten, maar ook meebeslissen. In Frankrijk vond in 2019/20 het eerste grote landelijke burgerberaad over klimaat plaats. Dat was voor mij de aanleiding om Stichting Bureau Burgerberaad op te richten om ook in Nederland een landelijk burgerberaad rond klimaat van de grond te krijgen.” Harm van Dijk: “Ik heb vanaf 2005 als buurtbemiddelaar gewerkt en wist uit erva-

Hoe werkt een burgerberaad? En hoe krijg je een goede afspiegeling van de maatschappij? Harm van Dijk: "Voor de G1000 geldt dat als burgers via de overheid worden uitgenodigd, er adressen uit de Basisregistratie Personen worden geloot. De mensen die op de uitnodiging reageren voelen zich aangesproken, zijn bereid en in staat om uit hun stoel te komen. Dat is lang niet iedereen (de respons ligt tussen 2% en 5%). Het is geen representatieve groep, maar ze hebben wel een diversiteit aan standpunten. Representativiteit kun je ook opvatten als ‘represen-

8


Het doel van een burgerberaad is om bottom-up tot gedeelde waarden te komen en deze door te vertalen naar concrete plannen voor een gebied. BRON: STICHTING G1000.NU

spreken en overtuigen. Het gaat immers niet om intellectuele kennis of opleiding, maar om persoonlijke levenservaring. Die telefoontjes vergroten de respons. Uit de groep mensen die mee willen doen, wordt opnieuw geloot, maar dan met stratificatie (bijvoorbeeld naar geslacht, culturele achtergrond, postcodegebied, leeftijd, houding t.o.v. een onderwerp). Zo ontstaat een goede afspiegeling van de samenleving en krijg je veel meer mensen aan tafel die anders niet aan participatie doen, laat staan de weg naar de politiek weten te vinden. Je wil dat zoveel mogelijk verschillende per-

tatief voor de verschillende stemmen die in de samenleving aanwezig zijn’. We zien wel een ondervertegenwoordiging van sommige demografische groepen, zoals jonge gezinnen en niet-stemmers." Eva Rovers: “In de internationale context wordt eerst een grote groep geloot. In Frankrijk werden in 2019 225.000 burgers geloot en voor het klimaatberaad uitgenodigd. Al die mensen zijn gebeld. Dat is nodig omdat veel mensen de post van de overheid niet openen, of zichzelf diskwalificeren omdat ze denken ‘dat kan ik niet’. Aan de telefoon kun je mensen persoonlijk

9


teit binnen het bestaande systeem is gebaseerd op macht en machtsverdeling, het is een strijdmodel. Het aantal stemmen in de Tweede Kamer maakt dat je wint. In de dialoogarena werkt het heel anders, daar betekent representativiteit een zo groot mogelijke diversiteit van stemmen. De dialoogarena is holistisch, het gaat niet over winnen of verliezen, maar over zoeken waar je het over eens bent.”

spectieven op een onderwerp gegeven kunnen worden, omdat daar oplossingen en ideeën uitkomen die uit een homogenere groep niet naar voren komen. Politici en ambtenaren zijn – gechargeerd gezegd – allemaal hetzelfde soort mensen. Burgerberaden zijn veel pluriformer, je krijgt outof-the-box ideeën, die beter aansluiten bij de behoeften in de samenleving en vaak ook veel ambitieuzer zijn dan wat de politiek voorstelt.” Harm van Dijk: “Het is belangrijk bewust te zijn vanuit welke positie je een burgerberaad organiseert. Als je dat vanuit de overheid doet kun je mensen persoonlijk benaderen, dan heb je toegang

Wat gebeurt er met de resultaten van de burgerberaden? En hoe zorg je ervoor dat de politiek op een goede manier wordt aangehaakt? Harm van Dijk: “Het gaat om het creëren van eigenaarschap. Bij burgers is dat makkelijk, bij de ‘systeemwereld’ (bestuurders en ambtenaren) is dat moeilijker. Het burgerberaad in Enschede in 2017 was de eerste keer dat wij op uitnodiging van een overheid een G1000 organiseerden. We sluiten sindsdien met gemeenten een partnerovereenkomst, waarin de gemeente onze onafhankelijkheid garandeert, onze waarden respecteert en belooft onze uitkomsten serieus nemen. De gemeente moet duidelijk communiceren over wat ze wel of niet met de uitkomsten doet. Wij vragen publieke verantwoording. Ook hebben we een ‘ambtelijk schrijver’, iemand die de ideeën van de burgers vertaalt naar ambtelijke taal, en die de beleidsprocessen kent waar de ideeën aan gekoppeld moeten worden. Het slotstuk is de burgerraad, een kopie van de gemeenteraad. Aan

“Het is belangrijk bewust te zijn vanuit welke positie je een burgerberaad organiseert” tot adressen en gegevens. Een burgerberaad dat door een burgerinitiatief wordt opgezet, kan dat niet. Daar moet je zelf mensen in beweging brengen. Dat kan door mensen op verschillende manieren uit te nodigen, maar ook door mensen te ontzorgen door bijvoorbeeld kinderopvang te regelen, of een onkosten- of dagvergoeding aan te bieden. Dat laatste helpt om deelnemers met een smallere beurs over de streep te trekken.” “Nog over het begrip representativiteit, dat krijgt bij burgerberaden een andere invulling. De opvatting over representativi-

10


INTERVIEW

Via loting wordt gestuurd op vertegenwoordiging van alle lagen van de samenleving. BRON: STICHTING G1000.NU

opgevolgd worden, dat is een ander verhaal. Je moet ruim voordat het burgerberaad begint daar goed over nadenken. Je moet politici van verschillende partijen bij de voorbereiding betrekken, zorgen dat degenen die uiteindelijk de aanbevelingen zullen uitvoeren ook degenen zijn die het mandaat hebben gegeven. Bovendien moet je afspraken maken over wanneer de politiek op de uitkomst reageert. In Amsterdam werd afgesproken dat de aanbevelingen in principe worden overgenomen, mits ze voldoen aan bepaalde criteria (onder meer financiële en juridische randvoorwaarden). Wat ook enorm helpt, is een mo-

het eind van proces liggen er uitgewerkte voorstellen. Alle deelnemers krijgen een stemkasje en stemmen over de voorstellen, terwijl de politici op de publieke tribune zitten. Het resultaat: een burgerakkoord.” Eva Rovers: “Het eerste landelijke burgerberaad in Ierland in 2013 bestond voor een derde uit politici, dat was nodig om de twijfel weg te nemen of burgers dit wel alleen konden. Dat konden ze prima: alle burgerberaden daarna bestonden alleen uit burgers. Ook in andere landen blijkt dat burgers met constructieve, slimme en weldoordachte ideeën komen. Maar hoe je ervoor zorgt dat aanbevelingen ook politiek

11


van steden en het voorkomen van hitte-eilanden. Een belangrijke les die we al kunnen trekken is dat je niet te veel onderwerpen in een burgerberaad moet stoppen. Dan krijg je een enorm pakket aan maatregelen, waaruit de politiek een handjevol selecteert die toch al passen bij de politieke opvatting. Als je het over de ingrijpende thema’s hebt, de woningbouw of de leefomgeving, dan kun je beter concrete en afgebakende onderwerpen kiezen en meerdere burgerberaden organiseren.”

nitorgroep die vanuit het burgerberaad wordt ingesteld om in de gaten te houden wat er met de uitkomsten wordt gedaan. Het liefst ondersteund door media.”

Hoe kunnen burgerberaden helpen ruimtelijke vraagstukken op te lossen? Eva Rovers: “Veel van de burgerberaden die de afgelopen tijd in de landen om ons heen hebben plaatsgevonden, gaan over de verduurzaming van landbouw, het vergroenen

12


INTERVIEW

gebiedsgerichte aanpak waar nu veel over wordt gesproken, is voor de burger een vanzelfsprekend perspectief.”

In hoeverre bepaalt de schaal van het ruimtelijk vraagstuk de schaal van het burgerberaad? Eva Rovers: “De politieke belofte die vooraf wordt gedaan, moet gedaan worden door diegene die hem kan inlossen. President Macron kan niet beloven alle uitkomsten uit een nationaal burgerberaad over te nemen, als je – zoals in zijn geval – de senaat niet hebt meegenomen. Een lokaal vraagstuk heeft een lokale politieke belofte nodig. Maar veel vraagstukken interfereren op nationale, regionale en lokale schaal. Als het gaat over Schiphol of stikstof, daar kun je op lokaal niveau iets mee doen, maar je zit met landelijke wetgeving. Dat maakt het ongelofelijk lastig voor een ­lokaal burgerberaad om daar iets aan te veranderen. Voor dit soort thema’s moet je burgerberaden over schijven verdelen. Begin met een landelijk burgerberaad en trechter het gaandeweg regionaal en lokaal, of laat ze parallel plaatsvinden. ­ ­E igenlijk wil je een dialoog tussen die verschillende burgerberaden.”

Voorstel voor het centrum van Heerenveen door de ‘werkplaats ontmoeten’, onderdeel van het burgerberaad in 2019. BRON: STICHTING G1000.NU

De G1000 in Heerenveen:­ samen werken aan een visie op de binnenstad

Harm van Dijk: “Burgerberaden lenen zich goed voor ruimtelijke vraagstukken. Burgers denken niet in sectoren of hokjes, maar benaderen de vraagstukken vanuit de leefwereld. Zij kijken daardoor altijd integraal en maken op basis daarvan afwegingen. Bovendien wordt er gezamenlijk eigenaarschap gevormd rondom de uitkomsten. De burger gaat zich daardoor medeverantwoordelijk voelen voor de keuzes die gemaakt zijn en voelt zich meer eigenaar van zijn of haar leefomgeving. De

Harm van Dijk: “In Heerenveen nodigde de gemeenteraad ons in 2019 uit. De gemeenteraad was het erover eens dat burgers betrokken moesten worden bij de ontwikkelingen van het gemeentelijke centrum. Nadat de partnerovereenkomst was ondertekend, stelde de gemeente een projectteam samen, dat meeging in de G1000-regie en -vorm. Rond de 400 deelnemers spraken een dag lang over het centrum van

13


koord, dat door beleidsambtenaren uitgewerkt werd tot een strategische visie met een aantal scenario’s. Over die scenario’s heeft de gemeenteraad een besluit genomen. Het unieke was dat binnen een jaar tijd de strategische visie met steun van nagenoeg de voltallige gemeenteraad geaccepteerd is, inclusief uitvoeringsbegroting. Ook bijzonder: de betrokken ambtenaren waren de meest actieve pleitbezorgers van de resultaten van de G1000. Momenteel is er een klankbordgroep van 45 deelnemers bezig de gemeente te helpen het project te realiseren. Zij geven medeburgers uitleg, lobbyen tegen bezuinigingen van de gemeente en praten met plaatselijke ondernemers.”

Heerenveen. De deelnemers bepaalden zelf de thema’s en de vragen die ze beantwoord wilden zien. Aan het eind van de dag werd er over de opgestelde agenda en mogelijke oplossingsrichtingen gestemd, waaruit bleek welke elementen de deelnemers belangrijk vonden.” “Een kleine 200 mensen ging door in werkgroepen om de gekozen ideeën gedurende drie maanden verder uit te werken. Al deze deelnemers adopteerden een onderwerp en gingen aan het werk in kleine groepjes. Op momenten waarop de werkgroepen er behoefte aan hadden, werd deskundigheid ingevlogen: inspiratoren, experts, architecten, ervaringsdeskundigen. Ook werden er gesprekken georgani-

Mini-burgerberaad Amsterdam, november 2021

“Begin ermee en leer om het de volgende keer nog beter te doen”

Eva Rovers: “Amsterdam heeft zichzelf tot doel gesteld om in 2030 minimaal 55 procent minder CO2 uit te stoten, maar ligt slecht op koers. Er zijn extra maatregelen nodig. Daarom besloot wethouder duurzaamheid Marieke van Doorninck de Amsterdammers om hulp te vragen. Tweeduizend willekeurig gelote inwoners ontvingen in september 2021 een uitnodiging om deel te nemen aan een burgerberaad over de vraag met welke maatregelen de gemeente toch haar klimaatdoelen zou kunnen bereiken. De respons was opvallend groot; uit deze groep mensen werd vervolgens via een gewogen loting (op onder meer leeftijd, geslacht en postcodegebied) een groep van 100 Amsterdammers samengesteld. Aan hen werd vooraf gevraagd welke informatie zij nodig zouden hebben om tot goede aanbevelingen te komen. Dit had invloed op de samenstelling van het informatiepakket en het deskundigenprogramma.”

seerd met de ontwerpende beleidsmakers van de gemeente, die als ‘medeburgers’ meewerkten aan de uitwerking van de ideeën. Het effect van het burgerberaad: mensen kwamen binnen met hun eigen belang, maar door samen te werken in een machtsvrije dialoog ontdekten ze dat ze veel meer gemeenschappelijk hadden dan gedacht. Het resulteerde in gedeelde doelen en samenwerking aan oplossingen.” “De resultaten van het burgerberaad werden opgetekend in een burgerak-

14


INTERVIEW

een waardevrij gesprek, waardoor ‘common ground’ ontstaat. Pas daarna komt de kennis en hulp vanuit experts in beeld.” Eva Rovers: “Je wilt dat iedereen meepraat, praktisch geschoolden evenzeer als theoretisch geschoolden. Het gaat zoals Harm ook zegt niet alleen om intellectuele kennis, maar vooral ook om levenservaring en perspectieven. Niettemin vinden deelnemers het fijn om ongeveer op hetzelfde kennisniveau te zitten als de andere deelnemers, anders voelen ze zich al snel dom of hebben ze het gevoel niet mee te kunnen praten. Dus vaak wordt er afwisselend gewerkt met deliberatie en informatie: eerst deelnemers laten onderzoeken wat ze belangrijk vinden, welke waarden ze delen en vervolgens welke informatie ze denken nodig te hebben. In Amsterdam werd dat al vooraf gevraagd, waardoor je daar in de samenstelling van het programma rekening mee kan houden. Dat programma moet flexibel zijn: gaandeweg zal blijken welke experts of belangengroepen de deelnemers meer willen horen. Daar moet ruimte voor zijn. Het is in ieder geval niet de bedoeling dat mensen eerst een paar dagen volgegoten worden met informatie en dan pas gaan delibereren. Het is een constante afwisseling, delibereren, leren, delibereren, leren…"

“In de eerste twee weken van november werkte de groep ondanks de zeer beperkte tijd, 26 bruikbare voorstellen uit, die ze op 15 november aan de wethouder aanboden. Voorbeelden zijn een roterend fonds voor de isolatie van huurwoningen, versnellen van onderzoek naar gebruik van aardwarmte, de aanleg van een tweede Amsterdamse bos (met het soort bomen dat de meeste CO2 opneemt), vergroening van daken, gevels en pleinen, en het aanstellen van een klimaatburgemeester. Ook adviseerden de deelnemers met klem om vaker burgerberaden te organiseren over vraagstukken rond klimaat en de energietransitie. De aanbevelingen zijn besproken in de raadscommissie duurzaamheid en worden verwerkt in de klimaatrapportage van de gemeente.” “In hun eindrapport schreven de deelnemers dat ze het ondanks de tijdsdruk zeer waardeerden dat de gemeente het aandurfde om te experimenteren met een burgerberaad. 'Just do it', was dan ook een boodschap naar andere gemeenten en het Rijk: begin ermee en leer om het de volgende keer nog beter te doen.”

Hoe zorg je ervoor dat de ­gelote deelnemers over ­voldoende kennis en expertise beschikken om tot een wel­ overwogen advies te komen? Harm van Dijk: “In onze werkwijze gaan de burgers blanco, dus alleen met hun eigen ‘bagage’, aan tafel. Mensen hebben zo veel expertise. In het burgerberaad worden ideeën ontwikkeld en met elkaar in samenhang gebracht. Als het nodig is, komen op verzoek van de deelnemers ontwerpers aan tafel. Wij zorgen ervoor dat kennis op afroep beschikbaar is, als deelnemers erom vragen. Ons vertrekpunt is

15


Het moet anders Regionaal samenwerken aan de toekomst

Herstel van verbondenheid is de kern van dit artikel. Daarbij gaat het niet alleen om herstel van vertrouwen tussen overheid en burgers maar ook om het zoeken naar mogelijkheden om inwoners meer greep op hun eigen werkelijkheid en toekomst te bieden in een wereld die steeds complexer wordt. Succes kan mogelijk worden gevonden in het herstel en het versterken van regionale samenhang. Tekst Karel van Berkel en Anu Manickam

16


17


BURGERINITIATIEF Nieuw houvast

het besef dat elke situatie van elke burger anders is verdween daarmee uit het zicht. Dat werd nog versterkt door schaalvergroting bij gemeenten en de digitalisering van de dienstverlening waardoor contact met de ambtenaar in levende lijve niet meer nodig is. De laatste jaren komt daar weer enigszins verandering in. Er wordt steeds meer intern samengewerkt over afdelingen en diensten heen. Er ontstaan vaker publiek-private samenwerkingsconstructies. Er worden meer en meer initiatieven genomen om opnieuw in contact te komen met de burger. Inspraakavonden, referenda, burgerinitiatieven, directe tweerichtingscommunicatie via Apps’ tussen overheid en burgers, adviesraden, burgerfora en burgerberaden worden toegejuicht.

Er is onrust in de hoofden van veel mensen. Onrust over een onzekere toekomst in een complexe en verzakelijkte wereld waarin ieder zelf zijn weg moet zoeken en waar geen garantie bestaat dat onze kinderen het beter zullen hebben dan wijzelf. Deels heeft dat te maken met een sterk afnemend vertrouwen van burgers in het beleid van de overheid. Maar het vraagstuk is breder dan de kloof tussen overheid en burger. Mensen vertrouwen elkaar ook minder, het is anoniemer geworden en er zijn polariserende meningenbubbels ontstaan. Daarom moet niet alleen de manier waarop overheden gewend zijn hun rol te vervullen op de schop. Ook burgers moeten aan de bak. Zij roeren zich wel steeds vaker, maar reuring alleen is niet genoeg om dingen voor elkaar te krijgen. Burgers moeten zichzelf organiseren om hun belangen duidelijk te maken en moeten gaan samenwerken met andere partijen én met de overheid. Bovendien moet het besef terugkeren dat het leven, wonen en werken van mensen zich nog steeds in wijken, buurten, dorpen, steden en regio’s afspeelt en we daar onze toekomst moeten vormgeven.

Belang van bottom-up Oplossingen voor complexe vraagstukken en transities worden regelmatig top-down geïnitieerd maar kunnen niet zonder

Burgers voelen zich vaker ontheemd nu de verzorgingsstaat, de planbare carrière en de sociale en culturele samenhang verder uit het zicht zijn geraakt. Het verleden is geen garantie meer voor onze toekomst. Veel is onzeker geworden: betaalbare woningen, werkzekerheid, energiekosten, klimaatontwikkeling. Overheden gaan bureaucratisch en protocollair om met burgers en zijn door schaalvergroting steeds vaker alleen digitaal te bereiken. De samenhang in dorpen, wijken en buurten is verdwenen onder invloed van globalisering van industrie en consumptie, migratie en urbanisatie en de opkomst van sociale media.

De rol van de overheid Overheden zijn er niet voldoende op ingericht en toegerust om bovengenoemde uitdagingen in een leidende rol te realiseren. De invloed van de overheid op ons leven is teruggedrongen onder invloed van het neoliberale denken van de laatste decennia. Gebleven is een hiërarchisch- ambtelijke organisatie waar met behulp van regelgeving, standaardprocedures en protocollen een aantal publieke diensten zoals veiligheid, infrastructuur, onderwijs, cultuur en sociale voorzieningen worden gegarandeerd. Een persoonlijke benadering vanuit

18


Verschillende spelers met verschillende belangen - overheden beleggers, bouwers grondeigenaren en woningzoekenden -spelen allemaal een rol in de krapte op de markt BRON KAREL VAN BERKEL EN ANU MANICKAM

19


BURGERINITIATIEF

Illustratie In de regio Groningen wordt al een aantal jaren geëxperimenteerd met het in coöperatief verband samenwerken om nieuwe oplossingen te vinden voor bestaande problemen en voor komende transities. Groningen kent een aantal specifieke problemen, een fragiel bedrijfsleven met weinig koplopers wat betreft innovatie en valorisatie, veel kleine mkb’ers, de aardbevingsproblematiek en in deelregio’s veel mensen zonder werk. Het samenwerken gebeurt op drie niveaus. Het eerste niveau is de innovatiewerkplaats (IWP). IWP’s zijn fysieke plekken voor innovatieve samenwerking tussen kennisinstellingen, inwoners van Groningen, mkb’ers en andere organisaties. Er bestaan al erg veel IWP’s, verspreid over de regio. Er wordt gewerkt aan antwoorden op concrete vragen. Inmiddels nemen al duizenden studenten en hun begeleiders deel aan dergelijke samenwerkingsverbanden die voor hen leer- en werkplekken zijn. Het tweede niveau is de gebiedscoöperatie. Een bekend voorbeeld is de Gebiedscoöperatie Westerkwartier. De gebiedscoöperatie gaat over economische, sociale, culturele en ecologische versterking van een gebied. Het lidmaatschap is open en de leden zijn de baas. Samenwerking betekent uitwisseling van informatie, expertise, kennis en geld. Zo is bijvoorbeeld een samenwerking ontstaan tussen boeren, natuurbeheerders, bedrijven die met (duurzame) voedselprocessing te maken hebben, kennisinstellingen,

publieke organisaties, mkb, supermarkten en grote instellingen waar veel voedsel wordt geconsumeerd. Het derde niveau is de regiocoöperatie. Deze is ontstaan uit het besef dat meer coördinatie in alle activiteiten nodig is. Ook bleek het moeilijk om voldoende facilitaire ondersteuning bij nieuwe projecten te krijgen. Vervolgens werd duidelijk dat niet elke uitdaging zich leent om lokaal via een innovatiewerkplaats of in een gebied via een gebiedscoöperatie succesvol kan worden aangepakt. De ontwikkeling van een regionale voedselketen bleek bijvoorbeeld voor beide niveaus te groot en moet op regionale schaal worden gerealiseerd. Daarom is in 2021 een Regionaal Innovatie Framework Noord opgericht. Dit netwerk bestaat uit één regiocoöperatie, verschillende gebiedscoöperaties en lokale innovatiewerkplaatsen Het is een netwerk dat ondersteund wordt door de provincie en waarin Groningse gemeenten, alle onderwijsinstellingen, ondernemers, inwoners, studenten en maatschappelijke instellingen hun kennis en kracht bundelen om samen te werken aan verschillende maatschappelijke vraagstukken. De bedoeling hiervan is om agenda’s op elkaar af te stemmen, het werk dat gedaan wordt te coördineren en te zorgen voor facilitaire en financiële ondersteuning. Op deze manier wordt beoogd de brede welvaart en welzijn in Groningen te verhogen en de onderlinge verbondenheid te vergroten.

steun van onderop. Windmolenparken willen we niet in onze achtertuin. Oekazes om het coronavirus te bestrijden slaan we massaal in de wind als er met ons geen rekening wordt gehouden. De regering in Den Haag, de Europese Commissie en het Europees Parlement zijn wel belangrijke spelers als het gaat om een nieuwe koers

uit te zetten via programma’s en geld, maar zij kunnen geen transities voor elkaar krijgen als de samenleving niet van de noodzaak is overtuigd. Vernieuwing ontstaat ook niet in innovatiecentra al maken die wel nieuwe richtingen mogelijk. De echte vernieuwing vindt plaats in de samenleving zelf, in wijken en buurten,

20


BURGERINITIATIEF

werking met anderen om de problemen en noodzakelijke transities in de eigen regio aan te pakken. Zo kan nieuwe samenhang groeien. Nieuwe lokale verbindingen. Die samenwerking komt gelukkig steeds vaker daadwerkelijk tot stand. Er ontstaan energie-collectieven waar de bevolking en energiebedrijven bij betrokken zijn. Supermarkten in kleine dorpen worden door bewoners zelf in stand gehouden. Bedrijven organiseren zich in economisch samenwerkende regionale clusters. Bedrijven gaan ook allianties aan met kennisinstellingen om hun innovatiemogelijkheden te vergrootten. Woningcoöperaties en bouwondernemin-

dorpen en steden, gebieden en regio’s. Daar waar mensen leven, wonen en werken worden de problemen gevoeld. Daar tref je voor- en tegenstanders aan om fundamenteel te veranderen. Daar wordt uiteindelijk beslist wat er terecht komt van de gewenste overheidsdoelen en van de mogelijkheden die innovatieve bedrijven bieden. De beweging van onderop is dus van minstens zo groot belang als die vanuit de politiek-strategische top.

Meer spelers doen mee De overheid en de burgers zijn niet de enige stakeholders als het gaat om de onzekere toekomst van ons allen vorm te geven. Burgerparticipatie is belangrijk, maar om de problemen echt aan te pakken zijn systeemtransities nodig waar ook bedrijven, maatschappelijke instellingen en kennisinstellingen mee gaan doen. Daar zitten ook burgers; al heten ze werknemer, medewerker, onderzoeker of docent en geven ze de toekomst richting vanuit specifieke branches, disciplines en sectoren. Een voorbeeld waarbij veel partijen een rol spelen en burgers en overheden het niet alleen voor het zeggen hebben is te vinden op de woningmarkt. Daar wordt op dit moment meestal naadloos langs elkaar heen gewerkt waardoor de problemen alsmaar groter worden.

“Transities slagen alleen als burgers meedoen” gen werken samen met ouderen die onderling hun wonen en zorg willen regelen. De regio als ankerpunt om problemen aan te pakken en transities op gang te brengen is nog vanuit een ander oogpunt belangrijk. Regio’s verschillen van elkaar. Er zijn heel succesvolle regio’s met een grote aantrekkingskracht voor bijvoorbeeld jongeren die carrière willen maken. Die regio’s, zoals een groot deel van het westen van ons land, kampen met specifieke problemen als files, toerismedruk, luchtkwaliteit en tekort aan woningen en ruimte. Daarnaast bestaan achterblijvende regio’s waar de economie minder bloeit, waar de infrastructuur steeds verder afbrokkelt; vervoer, scholen, winkels, culturele instellingen, enzovoort. Deze regio’s bevinden zich vooral aan de randen

Regio als ankerpunt Onrust over een onzekere toekomst en over de grote transities kan alleen worden verkleind als ons denken over de inrichting van de maatschappij verandert. We moeten het neoliberale idee van ‘ieder voor zich’ loslaten en op zoek gaan naar lokale samen-

21


Bij de meeste van deze samenwerkingsvormen zijn de overheden betrokken als facilitator of regisseur. Bij het samenwerken gaat het erom dat alle partijen betrokken zijn die samen echt iets kunnen betekenen voor de regio. Eigen belangen en gedeelde belangen moeten beiden een rol spelen. Zonder eigen belang zal de betrokkenheid verkleinen. Gedeeld belang is de motor voor de samenwerking.

van Nederland. Burgers hebben te maken met die verschillende omstandigheden. Nationale maatregelen zijn niet altijd een goede oplossing voor regionale problemen. Denk aan gaswinning en aardbevingen of aan het belang van de nationale luchthaven en geluidsoverlast en het terugdringen van de CO2 uitstoot. Samenwerken van onderop is van belang om de verschillende regionale problematiek aan te pakken.

22


BURGERINITIATIEF

“De overheid en de burger zijn vrijwel altijd noodzakelijk aanwezig” straties worden geïnitieerd vanuit sociale bewegingen. Klimaat- en milieuactivisten, bewegingen voor gendergelijkheid en tegen seksueel ongewenst gedrag, activisten tegen kernenergie, antiglobalisten, antiracisme, antivaccers. Dergelijke bewegingen zijn diffuse netwerken van groepen mensen en organisaties die sympathie hebben voor een bepaald ideaal en doel. Soms groeien ze uit tot massabewegingen waar mensen zich bij aansluiten die ontevreden zijn over heel verschillende zaken, zoals de economische omstandigheden of onvrede over overheidsbeleid. Vergelijk bijvoorbeeld de gele hesjesbeweging die in Frankrijk ontstond en zich wereldwijd verspreidde. Uiteindelijk worden sommige sociale bewegingen maatschappelijke organisaties, zoals in het verleden de vakbeweging. Hun succes wordt dan een deel van de samenleving waardoor haar instituties, organisaties, procedures en regelingen veranderen. Naast deze al dan niet geïnstitutionaliseerde sociale bewegingen bestaan er ook groeperingen en netwerken die de invloed van burgers in het overheidsbeleid rond maatschappelijke vraagstukken rechtstreeks willen beïnvloeden. Dat zijn bijvoorbeeld de burgerberaden en burgerfora. Een burgerberaad of burgerforum brengt een uitgekiende mix van burgers bij elkaar om tot oplossingen te komen voor lastige maatschappelijke vraagstuk-

Burgerbeweging Eerder zijn al enkele voorbeelden genoemd van burgers die zich organiseren en gaan samenwerken om aandacht te vragen voor zaken die hen na aan het hart liggen. Het organiseren van demonstraties is een manier die veel gebruikt wordt om sociale kwesties aan te kaarten. Denk aan de boeren op het binnenhof en de protestacties tegen de coronamaatregelen. Veel demon-

23


Oude fabriek in Groningen

24


BURGERINITIATIEF

manier om mensen weer meer greep op hun eigen situatie en toekomst te bieden. De regio als vertrekpunt is niet een willekeurige keuze. Daar waar mensen leven, wonen en werken wordt het duidelijkst gevoeld wat er mis is in de samenleving en hoe onzeker de toekomst is. Iedereen weet dat ook in de eigen omgeving iets gedaan zou kunnen worden aan verdwenen bedrijvigheid en infrastructuur, verminderde sociale samenhang, de opwarming van de aarde, de energietransitie en ga zo maar

ken. Het kan gaan over allerhande thema’s zoals klimaat, natuur, landbouw, landschap, milieu, cultuur en historie, herziening van het kiesstelsel, energie, dorpsbelangen, recreatie en toerisme. Soms nemen ze de vorm aan van een gebiedsraad, die gevraagd en ongevraagd adviezen geeft aan de overheid over de inrichting van een specifiek gebied. Elders in dit themanummer wordt uitgebreid ingegaan op de kracht van burgerberaden.

Een integrale aanpak Alle ingrediënten voor een noodzakelijke nieuwe benadering van problemen en transities waar de burger mee te maken heeft zijn hierboven benoemd. Het is onvoldoende gebleken om alleen aandacht te geven aan oplossingen die de kloof tussen overheden en burgers kunnen verkleinen omdat de huidige en toekomstige onzekerheden een bredere aanpak vereisen waarbij meer partijen zijn betrokken. Het gaat om het organiseren van zeggenschap en kracht van onderop en dat betekent ook dat een regionale aanpak voor de hand ligt. Het gaat om een systeemtransitie: de overheden en de burgers komen in nieuwe rollen terecht; zij gaan samenwerken met bedrijven, kennis- en onderzoekscentra en maatschappelijke instituties aan oplossingen voor complexe problemen waarbij brede welvaart wordt beoogd. De regio ontwikkelt zo haar eigen slagkracht en veerkracht.

“Burgers organiseren zich: demonstraties, sociale bewegingen en burgerberaden” door. Iedereen weet ook dat het niet alleen gaat om het dichten van de kloof tussen de overheid en de burger, maar dat er meer partijen een rol spelen en verantwoordelijkheid hebben om weer verbinding te voelen met alles om ons heen. Samenwerken met allerlei partijen in de regio aan maatschappelijke uitdagingen geeft nieuw houvast en leidt bij succes ook tot meer onderling vertrouwen en begrip.

Slot

Karel van Berkel en Anu Manickam Auteurs van het boek ‘Wicked World, systeeminnovatie voor complexe vraagstukken’, 2019.

Herstel van regionale samenhang als mogelijkheid om burgers actief te betrekken bij alles wat om hen heen gebeurt is een

25


Community-up Gelijkwaardig samenwerken tussen overheden en inwoners

26


Al decennia lang proberen overheden dichter bij hun inwoners te komen. Modewoorden van de laatste tijd zijn onder andere burgerparticipatie, de right-to-challenge en burgerberaden. En tegelijkertijd zien we dat de afstand tussen burgers en overheden alleen maar groter wordt. Evert Jan van Hasselt

27


OVERHEDEN EN BURGERS

O

p landelijk niveau hoef ik maar te verwijzen naar de toeslagenaffaire en de afhandeling van aardbevingsschade in Groningen. Maar ook in de gemeenten waar wij actief zijn, zien we dat overheid en inwoners eerder tegenover elkaar staan, dan naast elkaar. In de kern zijn hier mijns inziens twee fundamentele oorzaken voor. Ten eerste valt op dat besluitvorming vaak plaatsvindt op basis van debat. En daarnaast hebben we last van een fenomeen dat ik “besluitvormingsfetisjisme” ben gaan noemen.

Van debat naar dialoog De traditionele manier om met elkaar problemen te benaderen is door middel van debat. Bij debat worden partijen met verschillende ideeën voor oplossingen tegenover elkaar gezet. Debat polariseert. Bij een debat heb je uiteindelijk winnaars en verliezers. Door met inwoners het debat aan te gaan, plaatsen overheden zich tegenover inwoners. In de relatie overheid en inwoners is de overheid uiteindelijk vaak de sterkere partij, waardoor de overheid wint en de inwoners verliezen. Merk op dat een innovatief instrument als de right-to-challenge in zichzelf ook is gebaseerd op debat. Een groep inwoners die gebruik maakt van de right-to-challenge, plaatst zich automatisch tegenover de overheid. Om die reden falen uitkomsten uit de right-to-challenge in veel gevallen. Er is iets anders nodig. Iets dat ideeën, inzichten en mensen met elkaar verbindt. Dat doet dialoog. Bij dialoog luisteren mensen waardevrij naar elkaars ideeën en inzichten. En vervolgens kijken ze hoe die elkaar kunnen versterken. Zo ontstaan nieuwe ideeën. Ideeën die vaak beter zijn dan de oorspronkelijke ideeën. En omdat alle partijen hebben bijgedragen aan die nieuwe

ideeën, voelt iedereen zich eigenaar van de uitkomsten. In plaats van te polariseren, brengt dialoog mensen juist bij elkaar.

Besluitvormingsfetisjisme Om mij onduidelijke redenen hechten we in onze samenleving vaak meer waarde aan besluiten nemen dan aan uitvoeren. Als een goed besluit eenmaal is genomen, komt het met de uitvoering ook wel goed lijkt de gedachte te zijn. Ook dit is een misvatting. Onze samenleving is dermate complex geworden, dat het vaak onmogelijk is om tijdens besluitvorming alles te voorzien en aan de voorkant het juiste besluit te nemen.

28


Figuur 1 - Community-up werken

BRON SEVENSENSES

door anderen moet worden uitgevoerd. In ons Nederlands bestel zijn dat doorgaans de overheden, die die uitvoering vervolgens toch weer op hun eigen manier gaan doen. Vaak wijkt dat af van wat inwoners – ook als zij bij de besluitvorming zijn betrokken – in gedachten hadden. En zo komen overheid en inwoners – ondanks goede intenties – toch weer tegenover elkaar te staan.

Juist in de uitvoering worden de werkelijke obstakels zichtbaar, waardoor op dat moment betere besluiten genomen kunnen worden. Dat pleit er voor om sneller te gaan doen en besluitvorming uit te stellen. De democratie is gericht op besluitvorming. Dus zien we dat veel vernieuwingen in de democratie ook over besluitvorming gaan. Dat was al zo met uiteenlopende vormen van referenda. En dat zien we nu ook weer met bijvoorbeeld burgerberaden. Wat niemand zich lijkt te realiseren, is dat besluiten nemen inherent top-down is. Een beperkte groep – al dan niet breed samengesteld – neemt een besluit, dat doorgaans

Community-up, de derde weg Overheden zijn gewend om top-down te opereren. Op basis van expertise binnen die organisaties worden oplossingen ontwikkeld, die vervolgens aan de samenleving

29


Ervaringen bij de L-flat in Zeist (kader)

worden aangeboden of opgelegd. Het probleem daarbij is dat de expertise die in de samenleving aanwezig is – bijvoorbeeld ten aanzien van de leefomgeving – niet wordt benut. Vraagstukken zijn tegenwoordig dermate complex geworden, dat deze expertise onontbeerlijk is. Burgerparticipatie wordt gezien als een manier om die expertise te betrekken. Omdat top-down trajecten vertrekken vanuit het overheidsperspectief, blijkt aansluiting van expertise uit de samenleving vaak slecht te passen en komt daarmee niet goed uit de verf. Om die reden is burgerparticipatie het beste te omschrijven als een lapmiddel om de scherpe randjes van top-down werken te slijpen. In een poging om de samenleving actief te betrekken, wordt steeds vaker ingezet op bottom-up werken. Ontstond dit in eerste instantie voornamelijk buiten het zicht van overheden, steeds vaker geven – vaak lokale – overheden expliciet ruimte voor bottom-up werken. De right-to-challenge is hier een goed voorbeeld van. Bij bottom-up werken gaat de samenleving zelf aan de slag en kan haar expertise effectief inzetten. Nadeel daarbij is echter dat de expertise die overheden meebrengen, niet meer benut wordt. De rol van overheden blijft doorgaans beperkt tot faciliteren van het proces. Als gevolg daarvan blijven ze naast de bottom-up trajecten met hun top-down benadering actief, wat in de praktijk vaak tot fricties leidt. Overheidsparticipatie zou je kunnen zien als een manier om overheden te betrekken bij initiatieven uit de samenleving. Alleen heeft overheidsparticipatie een vergelijkbaar probleem als burgerparticipatie. Omdat bottom-up initiatieven vertrekken vanuit het perspectief van de samenleving, blijkt aansluiting van expertise van overheden vaak slecht te passen en komt daarmee

In Zeist hebben we Participatief Actieonderzoek (PAO) toegepast om inwoners en professionals op basis van gelijkwaardigheid oplossingen te laten co-creëren om woongeluk te verbeteren. Daar zijn diverse prachtige projecten uit voortgekomen. Zo verbeterden ze het park naast de flat, waarbij bewoners onder andere moestuinbakken hebben geregeld en – met advies van een expert – een bijenlint hebben aangelegd. De gemeente heeft een watertappunt in het park aangelegd. Daarnaast hebben zogenaamde ‘hangjongeren’ hun eigen buurthuis gerealiseerd, waarbij de gemeente een ruimte beschikbaar stelde.

niet goed uit de verf. Om die reden is overheidsparticipatie het beste te omschrijven als een lapmiddel om de scherpe randjes van bottom-up werken te slijpen. De oplossing zit in een derde weg: het overstappen van óf-óf naar én-én. De expertise wordt van beide kanten ingezet. Professionals vanuit betrokken overheden en de mensen uit de samenleving ontwikkelen samen plannen en voeren die ook samen uit. Madelon Eelderink –toonaangevend op het gebied van Participatief Actieonderzoek (PAO) – heeft hier in 2016 de term community-up voor geïntroduceerd. Op basis van gelijkwaardigheid ontdekken alle partijen in een co-creatieproces hoe hun perspectieven elkaar versterken en hoe iedere partij een stukje van de totaalpuzzel kan invullen.

Mét de wijk werken Om zichtbaar te maken hoe dit in de prak-

30


OVERHEDEN EN BURGERS

hun “bastion” en gaan plannen maken vóór de samenleving. Niet zelden blijkt de vertaling van de visie van inwoners naar oplossingen vervolgens op zo’n manier te gebeuren, dat inwoners zich er niet meer in herkennen. In de praktijk blijkt het grootste obstakel te liggen in het feit dat overheden beleid maken en dat vervolgens vertalen in producten en diensten. Deze worden vervolgens “aangeboden” aan de samenleving. Dat aanbod noemen we wel “ingeblikte expertise”. De expertise van professionals is vertaald in aanbod,

tijk werkt, gebruik ik vaak een model van Cormac Russell – wereldwijd pleitbezorger voor Asset-Based Community Development (ABCD). Hij maakt onderscheid tussen activiteiten vóór de wijk, activiteiten mét de wijk en activiteiten dóór de wijk. Figuur 2 laat zien hoe de community-up aanpak leidt tot werken mét de wijk. De top-down benadering leidt tot werken vóór de wijk. De bottom-up benadering levert werken dóór de wijk op. Bij community-up werken zetten inwoners en professionals hun respectievelijke kennis in om samen oplossingen te co-creëren. Die oplossingen worden vervolgens door inwoners en professionals “mét de wijk” in de praktijk gebracht, waarbij professionals en inwoners ieder hun eigen unieke kwaliteiten in aanvulling op elkaar inzetten.

“In plaats van te polariseren, brengt dialoog mensen juist bij elkaar”

Obstakels voor community-up werken In de praktijk blijkt community-up werken bijzonder lastig. Dit heeft vooral te maken met de manier waarop overheden gewend zijn te werken. Traditioneel ontwikkelen overheden oplossingen en inwoners krijgen de kans om daar vervolgens hun mening over te geven. Over het algemeen wordt dat gedaan om “draagvlak te creëren”. Als er bij professionals behoefte ontstaat aan draagvlak creëren, is dat een teken dat men niet community-up werkt. Immers bij community-up werken doen inwoners mee met het ontwikkelen van plannen. Daardoor gaan ze zich mede-eigenaar voelen van de plannen en is er automatisch sprake van draagvlak. Bij top-down werken krijgen inwoners in het beste geval de gelegenheid om voorafgaand aan het maken van plannen hun visie te geven – dat wordt vaak aangeduid met “behoeften en ideeën ophalen”. Ook in die gevallen trekken overheden zich daarna terug in

dat een vaste vorm heeft aangenomen. Het is niet meer te verbinden met de expertise van bewoners. Daarmee blokkeert dat aanbod de totstandkoming van “oplossingen mét de wijk” zoals figuur 3 laat zien. Door hun expertise in te blikken, bouwen overheden als het ware een muur om hun expertise.

Gelijkwaardigheid De kern van community-up werken is dat overheden en inwoners op basis van gelijkwaardigheid optrekken. Gelijkwaardigheid is iets anders dan gelijk zijn. Overheden en inwoners hebben andere kwaliteiten. Door die kwaliteiten op basis van gelijkwaardigheid te verbinden, blijken ze elkaar te geweldig te kunnen versterken (zie ook het kader “Ervaringen bij de L-flat in Zeist”).

31


Figuur 2 - Mét de wijk werken BRON SEVENSENSES

les wat je doet in het kader van community-up werken de “Van Hasselt Test”, stel de vraag: “als het omgekeerd was, zouden wij dan meedoen?“ Als je bijvoorbeeld als overheid kaders voor burgerparticipatie opstelt, stel je dan de vraag of je als overheid met inwoners zou meedoen, als zij eenzijdig kaders zouden opstellen waar je als overheid aan zou moeten voldoen.

Die gelijkwaardigheid levert een goede test op om te beoordelen of activiteiten die je als overheid wilt uitvoeren. Er wordt nooit gesproken over “ophalen van behoeften” door inwoners bij overheden. Ook “draagvlak creëren” door inwoners bij overheden is doorgaans niet aan de orde (hoewel slimme initiatiefnemers van bottom-up initiatieven dit wel vaak doen). Doe als overheid bij al-

32


OVERHEDEN EN BURGERS

tegenstelling tot wat we bijvoorbeeld bij G1000-achtige trajecten zien: daar worden mensen “koud” in een co-creatietraject gezet. Een methodiek waar wij bijzonder goede ervaringen mee hebben is Participatief Actieonderzoek (PAO). De PAO methodiek wordt uitgevoerd door facilitators, die daarmee beweging bij andere mensen op gang brengen rondom een bepaald thema. Dit gebeurt in drie fasen: 1. De look-fase De facilitators onderzoeken – gegeven het thema – bij uiteenlopende belanghebbenden bij dat thema wat hun perspectieven op dat thema zijn. Welke problemen zien ze? Welke oplossingen zien ze? Wat zouden we zelf willen bijdragen? Welke hulpmiddelen (assets) zijn in hun ogen voorhanden waarvan gebruik gemaakt kan worden? Vervolgens brengen de facilitators deze perspectieven samen in visualisaties, waarmee de samenhang tussen deze perspectieven zichtwaar wordt gemaakt. 2. De think-fase De facilitators presenteren de visualisatie aan groepen belanghebbenden en brengen die daarover in dialoog. Iedere belanghebbenden herkent zijn/haar eigen inbreng, maar ziet ook de inbreng van de anderen. Door daar vervolgens een dialoog over te faciliteren gaan de belanghebbenden de verbanden zien. Ze zien hoe de ideeën van anderen hun eigen ideeën kunnen versterken. Zo ontstaat een voedingsbodem voor co-creatie. 3. De act-fase Die co-creatie vindt in de laatste fase plaats. Door belanghebbenden samen te brengen rondom de uitkomsten van de think-fase en hen te stimuleren daar samen plannen voor te ontwikkelen, creëren de belanghebbenden samen hun

Participatief Actieonderzoek (PAO) Grote vraag die overblijft is: hoe breng je community-up werken op gang? Daar zijn uiteenlopende methodieken voor. Kenmerkend voor die al die methodieken is dat dialoog centraal staat. Daarnaast is er eigenlijk altijd sprake van co-creatie, maar pas nadat onderling perspectieven zijn verkend. Dit in

33


Figuur 3 - Aanbod als “ingeblikte expertise” vormt een muur om de expertise van professionals BRON SEVENSENSES

gemaakt, zorgt het gevoel van eigenaarschap voor intrinsieke motivatie. Die zorgt er vervolgens voor dat mensen die plannen ook daadwerkelijk gaan uitvoeren. Er ontstaat beweging die vanzelf lijkt te gaan.

plan. En omdat ze dat plan zelf hebben gemaakt, voelen ze zich eigenaar. Daarmee ontstaat de intrinsieke motivatie waar we naar op zoek waren. Met PAO ontstaan dus plannen die mensen zelf ontwikkelen in plaats van dat managers plannen maken – al dan niet op basis van onderzoek dat ze aan de voorkant hebben uitgevoerd – die anderen vervolgens moeten uitvoeren. Als mensen zelf plannen hebben

Fundamentele verandering van houding Steeds meer overheden worden enthousiast over community-up werken. Daarbij

34


OVERHEDEN EN BURGERS

“Hoe breng je community-up werken op gang?” Iedereen weet dat het aanpakken van obesitas alleen lukt met een verandering van levensstijl. Met een tijdje gezond eten en bewegen kom je er niet. Als je een tijdelijk dieet volgt en je daarna weer terug valt in je oude leefstijl, komt de obesitas onverbiddelijk terug. En het zogenaamde “jojo-effect” suggereert zelfs dat het na een dieet nog erger wordt. Precies datzelfde zien we met community-up werken. Eenmalig een PAO-cyclus uitvoeren is te vergelijken met een dieet. Als overheden daarna weer terugvallen in hun traditionele houding, wordt het effect voor de relatie met inwoners te niet gedaan. Een ook hier zien we een “jojo-effect”: het vertrouwen van inwoners zal een extra deuk oplopen. Ze hebben zich immers ingezet voor een gemeenschappelijk initiatief, vanuit het vertrouwen dat op basis van gelijkwaardigheid wordt samengewerkt. Als dat vertrouwen vervolgens wordt beschaamd, is de schade groter dan de opbrengst.

ligt nog wel een valkuil op de loer. Community-up werken is niet een eenmalige actie. Het vergt een andere houding vanuit overheden naar de samenleving. Die dient men vast te blijven houden. Als dat niet gebeurt, is de kans levensgroot dat de kloof tussen overheden en inwoners alleen maar wordt vergroot. We vergelijken de verhouding tussen overheden en inwoners wel eens met obesitas.

Over Evert Jan van Hasselt Evert Jan van Hasselt is Managing Partner bij SevenSenses (https://seven-senses.nu/). Daarnaast is Evert Jan actief binnen het netwerk van Gemeentebewegers (https://gemeentebewegers.nl/).

35


“Alleen zij die het absurde willen benaderen zullen het onmogelijke bereiken” (M.C.Escher) Leo Pols

36


Depot Boijmans Van Beuningen, FOTO OSSIP VAN DUIVENBODE

De pot Rotterdammers geven graag robuuste ­namen aan hun iconen. Recent kwam daar het Depotgebouw van Boijmans Van ­Beuningen bij: ‘De Pot’. Over die pot was veel te doen. Het idee was aantrekkelijk: klein grondvlak, groot groen dakvlak, daartussen en rondom een enorme bolle spiegel. Er komt niet minder, maar méér ruimte. Maar de weerstand was (is) er ook: het is ‘te duur’ en ‘te groot voor de plek’. Dat eerste, daar hebben we het hier niet over, dat laatste hangt af van het moment van de dag. Of eigenlijk van de belichting. In het donker wordt de pot veelkleurig verlicht en kun je jezelf en je gezelschap fraai uitgelicht op de potwand terugvinden. Mooi. Bij daglicht zijn de spiegels net wat donkerder dan de lucht en soms geeft dat een somber effect. Maar spiegelen doet de pot zeker.

37


Depot Boijmans Van Beuningen binnenkant.

FOTO OSSIP VAN DUIVENBODE

Depot Boijmans Van Beuningen binnekant. FOTO LEO POLS

38


BEELDESSAY Rooftop Depot Boijmans Van Beuningen.

FOTO OSSIP VAN DUIVENBODE.

De Pot in

Dakbos Depot Boijmans Van Beuningen. FOTO OSSIP VAN DUIVENBODE.

De pot in is een verrassing. Op het grondvlak zie je aan details hoe lastig het was al die spiegelvlakken daar beneden in zo’n kleine potbodem netjes samen te laten komen. Dat is niet helemaal gelukt. Of beter gezegd: ‘je kunt het zien’ – en dat is best stoer. Als je naar boven kijkt waan je je in het trappenhuis van Escher (die overigens ook iets met bollen had).

De Pot op De pot op is zonder meer een verrassing: in het dakpark op de pot lopen we door een boreaal mini landschap van Berken, Dennen en wuivend gras. Het grote restaurant op het dak heeft glazen wanden van onder tot boven en je waant je daar – zeker na Eschers trappenhuis (en niet met de lift!) – in een andere realiteit.

39


Aanbieding advies TilburgerTafel aan de Raad

40


OVERHEDEN EN BURGERS

Het burger­ beraad voorbij Als wisdom of the crowd een besluit vergaand beïnvloedt

Als er één partij komende jaren emancipeert bij complexe besluitvorming is het volgens de auteur de gewone burger. Voor de Warmtevisie in Tilburg zette hij met een team professionals in op intelligence of the crowd. De kennis en visie van anderhalf duizend inwoners leverden voeding voor een select gekozen reflectiegroep. Hieronder legt de auteur uit waarom Tilburg afweek van het aanvankelijk gevraagde burgerberaad. Enkele voor- en nadelen van de hybride constructie passeren de revue. Tot slot raadt hij het openbaar bestuur aan volop te gaan experimenteren met deze nieuwe participatie-constructie. Harry te Riele

41


OVERHEDEN EN BURGERS Burger betrekken - alle fiches op het Burgerberaad?

Eéns was elk nu vertrouwd systeem een vernieuwing. Het vocht zich in en werd een factor van betekenis toen het opschaalde. De samenleving stelde zich er op in en gaandeweg raakten mensen er zo mee vertrouwd dat ze zich de nadelen niet meer realiseerden, noch de twijfel en soms felle discussies bij invoering destijds. Ze komen pas weer boven als het systeem op de schop gaat – soms generaties later. Nu de elektrische auto opschaalt bijvoorbeeld, valt velen op dat hij 70% minder onderhoud vergt, ineens gevoed kan worden met zonne-energie, sneller optrekt dan met benzine mogelijk was, stil is, schoon en updatebaar over the air. Hij communiceert met andere auto’s en de infrastructuur, wat een ontspannen reis en veel minder doden binnen bereik brengt. Het aloude dealernetwerk blijkt niet meer nodig. De nieuwe constructie voor verre mobiliteit is niet langer een verzameling stangen, zuigers, diesel en V-snaren. Het is een computer met wielen die voor het eerst in anderhalve eeuw niet stinkt en die je desnoods in de hal parkeert. En ja, ook de elektrische variant kent nadelen, maar de voordelen overtreffen die - in de perceptie van een snel groeiende groep mensen althans. Hoe staat het – dit alles lezend – met onze democratie? Welke nadelen daarvan vergaten we al lang geleden? Ik doe een voorzet.

De klimaatdebatten en omgevingsdiscussies hebben in Nederland de roep versterkt om inschakeling van gewone burgers bij complexe besluitvorming. Hierbij valt geregeld het begrip burgerberaad. In sommige steden zijn daarmee de creativiteit en het eigenaarschap ontsloten waar de besluitvormers naar zochten. Zeker als bestuurders de deelnemers verzekerden dat hun inbreng zwaar weegt in de besluitvorming, gingen groepen serieus aan de slag. Alle fiches nu dus op het burgerberaad? Nee, dat is onverstandig. Zoals we ook bij andere transities zien, breekt voor ‘besluitvorming’ nu een lange periode aan van variatie en selectie, die vermoedelijk uiteindelijk leidt tot een transitie van het openbaar bestuur. Zelf denk ik dat de volgende stap de inzet van de crowd is.

Systeem stabiel zolang het gedragen wordt – hoe staat het met de vertegenwoordigende democratie? Even terug naar de basis. Elk maatschappelijk systeem heeft nadelen. Bouw je een huis, dan kan een ander daar haar hond niet uitlaten. Zet ieder een slot op zijn fiets, dan verliezen elke dag mensen hun sleutel. Stookt een land op aardgas, dan krijgt het de brandwonden, explosies en aardbevingen erbij. Geef je auto’s ruim baan in de stad, dan is die per direct ontoegankelijk voor spelende kinderen en dementerende bejaarden. Ongeacht de schaal blijft een systeem dynamisch stabiel zolang mensen vinden dat de voordelen ervan de nadelen overtreffen. Het wordt elke dag herbevestigd – steeds opnieuw ingezet, gerepareerd en bij de tijd gebracht met beperkte aanpassingen.

Emancipatie burgers was ook bij besluitvorming transities te voorzien Dat burgers en bewoners in de jaren ’70 en ’80 een rol speelden in de Nederlandse stadsvernieuwing en bij het aan de kaak stellen van milieuschandalen, is bekend. Burgers betrekken bij transities - grote maatschappelijke systeemwijzigingen – was echter onontgonnen terrein toen het ministerie van VROM in 2001 Een Wereld en

42


FOTO JIMKE JOLING

43


werd dit gecombineerd met IT. Landen als Singapore, Spanje, Canada en Noorwegen vormden de kopgroep. In Nederland speelde IT bij de recente inzet van burgers – denk aan lokale energiedebatten en gebiedsvisies echter geen bijzondere rol. En nu Tilburg.

een Wil/NMP4 publiceerde. Het ministerie vroeg na die publicatie Henk Diepenmaat en mij om inhoudelijke transities te koppelen aan die van besluitvorming zelf. Ons antwoord werd de visie ‘Boven het Klaver Bloeien de Margrieten’. Daarin bekritiseren we hoe triple helix netwerken wel wetenschappers, ondernemers, politici en ambtenaren bijeen brengen voor besluitvorming over transities, maar niet degenen waar alles welbeschouwd om draait: gewone mensen en hun vermogen om voor een fijn leven op te kunnen komen[1]. Om de te voorziene

Warmtevisie Tilburg: "We ­denken aan een burgerberaad" Als in het voorjaar van 2021 de gemeenteraad in Tilburg het College vraagt om meer betrokkenheid van huiseigenaren bij de Warmtevisie, spreekt de aanbesteding over het organiseren van een burgerberaad. De gemeente denkt aan zo’n twintig gelote inwoners die hun mening geven over de Warmtevisie en aanblijven tot aan de vaststelling in december. Met het Malieveldprotest, de trekkers op de snelwegen, het bezette RIVM en de bedreigingen op internet nog vers in het geheugen, stellen mijn collega Esther van der Valk en ik een andere constructie voor. We ondersteunen een select gekozen reflectiegroep met intelligence of the crowd. Hieronder onze argumenten daarvoor en hoe het in de praktijk uitpakte. 1. Wordt het grimmig, dan is het ethisch niet verantwoord gewone burgers vol in de wind te hebben staan In de visiefase van de warmtetransitie, zo is ons eerste argument tegen een burgerberaad sec, is er nauwelijks maatschappelijke frictie. Dit kan omslaan zodra huiseigenaren zich verplicht zien tot investeren. In de venijnige

“Burgers betrekken bij transities was echter onontgonnen terrein” systeemwijzigingen naar duurzaamheid soepel te laten verlopen, stellen we 21 jaar geleden voor gewone mensen (‘burger/consumenten’) een volwaardige plek te geven in besluitvorming over transities. Voor ons is de vraag niet of maar vooral hoe. VROM werd echter geëlimineerd. De strategen achter het NMP4 verspreidden zich over andere ministeries en de EU en zo stokte ons pleidooi voor hun inzet bij systeeminnovaties. Langs andere lijnen groeiden wereldwijd echter visies, experimenten en publicaties over het koppelen van gewone mensen aan governance. Bij Smart Cities

[1] Diepenmaat en Te Riele, Boven het Klaver Bloeien de Margrieten. Een maatschappelijk netwerk voor innovaties richting duurzaamheid. Actors, Zeist, 2001. In 2018 plaatst Diepenmaat dit in een bredere theoretische context in zijn Het Pad van de Mensheid, uitg. Parthenon, Almere

44


OVERHEDEN EN BURGERS

FOTO DOLPH CANTRIJN

Dit geeft de TilburgerTafel een vliegende start. In vier maanden komt de groep zes keer bijeen om te reflecteren op tussenresultaten, vervolgvragen en fragmenten voor het burgeradvies. Tijdens de zevende gaat ze met raadsleden samen in op specifieke dilemma’s. Leden van de Tafel overhandigen ter plekke hun burgeradvies in de vorm van 56 groot-formaat slides (zie foto pagina 42). Een journalist van het Brabants Dagblad beziet de groepscohesie met verbazing. Inmiddels gevoed door duizenden gerangschikte antwoorden en commentaren daarop, staat de TilburgerTafel veel sterker in haar advies. Een hoge tevredenheid onder de dialoogdeelnemers (8,5 op een schaal van 10) verstevigt die positie nog. Als raadsleden in de debatten uitspraken en adviezen uit het burgeradvies veelvuldig aanhalen, de TilburgerTafel expliciet complimenteren en de Warmtevisie una-

situatie die dan ontstaat, is het ethisch onverantwoord om een kleine groep burgers vol in de wind te hebben staan, nog afgezien van het politieke risico voor het college. We stellen de gemeente voor een – wat al snel heet - TilburgerTafel van twintig mensen rugdekking te geven met online dialogen op basis van open vragen. Per dialoog beantwoorden héél veel Tilburgers (zelf schrijven we: “liefst duizenden”) anoniem de vragen over de Warmtevisie. Hun antwoorden worden door software in porties van twintig doorgegeven aan andere huiseigenaren, met het verzoek ze te rangschikken en van commentaar te voorzien. Zo bedacht, zo gedaan. Na zes weken blijkt het team de TilburgerTafel te kunnen voeden met geanonimiseerde antwoorden van de eerste 700 Udenhouters, Berkel-Enschotters, Biezemortelaren en Tilburg-stadters, van topen bottomlijsten met beste en slechtste antwoorden, én van argumenten pro en contra.

45


ware wordt dit eenvoudiger. Diversiteit, meerderheden, minderheden, clusters, afwijkende meningen, aversie tegen verandering in het algemeen, met goede vragen krijg je ze relatief eenvoudig boven water. Door het burgeradvies te larderen met honderden letterlijke antwoorden weet elke subgroep zich gezien, zelfs als ze een minderheid is en de raad een andere route kiest dan zij voorstaat. Besluitvormers aan hún kant krijgen authentiek materiaal op hun I-Pad, met kwaliteit op proces en inhoud inclusief een berg spel- en stijlfouten. Het beleid kan vanaf nu preciezer dif-

niem aannemen, hebben de deelnemers allesbehalve de indruk voor de sier meegedaan te hebben, laat staan te zijn beland in een verstikkende polarisatie. 2. Twintig mensen dekken geen 70.000 huishoudens Naast de ethische overweging is er een tweede reden om IT in te zetten. Een burgerberaad kan de diversiteit van 70.000 huishoudens niet dekken, laat staan in combinatie met de investeringsruimte per gezin, grondhouding van de huiseigenaar ten opzichte van de hele warmtetransitie en nog andere bijzonderheden. Met crowd

46


OVERHEDEN EN BURGERS

maanden erna worden deze completer, breder en diepgaander. Al met al vordert het proces op drie sporen: op kennis en vertrouwen tussen de leden van de TilburgerTafel onderling, op diepgang, breedte en vormgeving van het burgeradvies en op een groeiende relatie tussen de gemeente en uiteindelijk ruim anderhalf duizend deelnemende Tilburgers, verspreid over de wijken van de stad. Bij oplevering beschikken de ambtenaren bovendien over een lijst inwoners die zeggen actief te worden in hun wijk voor het Wijkuitvoeringsplan. 3. Loting levert niet automatisch een groep die complexe problemen oplost Geïnteresseerden in de TilburgerTafel meldden zich na oproepen in oude en nieuwe media. Uit de zestig kandidaten kozen we er twintig. Waarom wezen we loting af? Om het risico te verkleinen dat deze groep van 20 leden slecht is toegerust voor complexe-probleemoplossing. Waar transitiedenken zich rond de eeuwwisseling concentreert op koplopers, wordt het Esther van der Valk en mij gaandeweg duidelijk dat doorgroeidynamiek sterk wordt beïnvloed door hen die zich van nature juist thuis voelen in de bovenste helft van de S-curve (groeicurve). Anders gezegd: een transitie gaat zo snel als degenen die níet willen. Soepel verlopende transities vragen om samenwerking tussen mensen die verdeeld zijn over de groeicurve. Zo ontstaan kwalitatief betere besluiten. Een besluit namelijk waar meer mensen achter staan. Een tweede reden om van loten af te zien, is dat mensen én inhoud beide belangrijk zijn in een transitie. Een TilburgerTafel die én people-attached én matter-attached karakters bevat, dekt als groep de inhoud van het probleem én de sociale processen die nodig zijn om de nieuwe richting te vinden. Ook hier: een kleine groep loopt risico dat

FOTO GEMEENTE TILBURG, MARTHE JACOBS

ferentiëren: naar wijk, inkomenssituatie, huistype, bouwjaar, psychologische houding, opgeëiste autonomie en andere kernzaken. Om gevoel te krijgen voor de afwijking van de TilburgerTafel ten opzichte van de gemiddelde huiseigenaar, beantwoordden beide(n) enkele vragen over de weging van waarden. De TilburgerTafel bleek iets groener dan de gemiddelde online deelnemer en verwerkte dat besef in haar advies. Vanaf de eerste Tafelbijeenkomst ontleende een penvoerder fragmenten voor het burgeradvies aan de discussies. De vier

47


deze balans ontbreekt. In online dialogen waar 1500 Tilburgers aan deelnemen, zijn deze balansen geen probleem en dat zien we, terugkijkend, bevestigd in de spreiding van type antwoorden en commentaren. Tot slot maakt het uit of een groepslid specialist is op een deel van de groeicurve, of juist van nature het totaal overziet, dus van ontstaan via doorgroeien, uitnutten en vervallen naar afbreken. Bij een transitie spelen al deze processen tegelijk. De TilburgerTafel moest wat ons betreft dus variatie hebben in 1) explorerende en bestendigende karakters, 2) mens- en inhoud-georiënteerde karakters en 3) specialisten op de groeicurve en generalisten. Literatuur over complexe-probleemoplossing maakt aannemelijk dat zo’n cognitief-gevarieerde groep sneller en beter resultaat levert[2]. Uit zestig aanmeldingen vormden we een stadsdekkende groep van twintig. Met speelse kennismakingsvragen checkten we die bij aanvang op cognitieve diversiteit. Jarenlange ervaring met transitie-assessments is op zo’n moment een voordeel. 4. Het belang van open dialogen Een cognitief-gevarieerde groep dus, gesterkt door duizenden antwoorden uit drie online dialogen met de stad. Waarom stelden we open vragen in die dialogen in plaats van de gangbaarder polls en surveys? Het antwoord zit ten eerste in het begrip dialoog. Dialoog gaat over het leren van standpunten van anderen en over het vervolgens opnieuw nadenken over die van jezelf. Dialoog gaat dus over verandering. In de Tilburgse antwoorden is

Over Harry te Riele Na zijn studie Industrieel Ontwerpen aan de TUDelft werkt Harry te Riele bij TNO en Twynstra Gudde aan productinnovaties, product-dienstsystemen en de gevolgen ervan voor het milieu. Voor het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu schrijft hij in 2000 mee aan de eerste beleidsverkenning over transities. Na als zelfstandige met zijn broer Noud causaliteitsstudies uit te diepen, werkt hij vier jaar bij DRIFT/EUR. In 2014 start hij met Esther van der Valk het label Transitiefocus. Met haar koppelt hij de psychologie van gewone mensen aan de meta-opgaven van transities. www.transitiefocus.com

inderdaad te zien hoe grote groepen soms opschuiven in hun mening na het lezen van 20, 40 of nog meer antwoorden van anderen. Door open vragen te stellen en antwoorden van anderen te laten beoordelen, vergroot de stad de cohesie tussen duizenden mensen. Zo vordert de besluitvorming al in dit vroege stadium. Polls en surveys doen dit niet. Literatuur over participatie wijst er bovendien op dat het stellen van vragen een open houding en vertrouwen uitstraalt – een essentie voor transities waarin uiteenlopende partijen met elkaar de toekomst in moeten. 5. Polarisatie op de loer Terug naar zomer 2021. Naarmate de TilburgerTafel vordert, blijkt dat extreme antwoorden – positief en negatief – door

[2] Alison Reynolds-David Lewis (2017): Teams Solve Problems Faster When They’re More Cognitively Diverse, harvardbusinessreview.org. Peter Robertson & Wouter Schoonman (2013): How People Contribute to Growth Curves, Monterey Institute of International Studies/Rotterdam Universities of Applied Sciences. Peter Robertson: Why Top Executives Derail, Monterey Institute of International Studies, Monterey, CA, USA, pp 17 en verder

48


OVERHEDEN EN BURGERS

ook met andere teams, in andere steden en op andere transitiekwesties werkt. Is Tilburg klaar nu? Nee. Het team zag het vertrouwen tussen partijen groeien. Bij een warmtetransitie die nog decennia beslaat, is het onverstandig de dialoogconstructie op te heffen nu de globale visie is vastgesteld. Een langjarige vertrouwensband tussen gemeente, duizenden inwoners én de hen omringende partijen zou wel eens cruciaal kunnen blijken zodra de transitie de voordeur binnen komt.

andere huiseigenaren als weinig bruikbaar worden beoordeeld. Het proces verzandt daardoor niet in patstellingen door flankposities. De discussie loopt via een genuanceerd middenveld – de ja-mitsen en nee-tenzij’s. Door het ontbreken van één moment en één plaats waarop ‘HET’ allemaal moet gebeuren, ontbreekt misschien de explosie van aanstekelijk enthousiasme die een burgerberaad kunnen kenmerken. ‘Tilburg’ kenmerkt zich meer door anonimiteit, rust en tijd voor reflectie. Het inlichten van de politie is bijvoorbeeld niet nodig. Ambtenaren, raadscommissie en bestuurders worden gaandeweg opgewarmd met tussenresultaten. Extreme antwoorden komen natuurlijk wel binnen. De penvoerder neemt ze ter illustratie op in het advies, maar ze kapen niet de discussie. Door de duizenden antwoorden en commentaren erop bovendien in één Excel-bestand ter beschikking te stellen van alle Tilburgers, kan ieder achteraf de keuzes van de penvoerder controleren. Voor dyslectici staat een word-variant online.

“Door open vragen te stellen vergroot de stad de cohesie tussen ­duizenden mensen” De toekomst? Als deze vernieuwing opschaalt, dan schuurt ze vroeg of laat met de gangbare routines. Lukt het Model T daarbij om inmiddels vergeten én nieuwe problemen op te lossen die onze gangbare vertegenwoordigende democratie nauwelijks aan kan, dan komt die laatste pijnlijk in de knel. Hoe dát gevecht verloopt, is afhankelijk van de wijsheid van degenen die dan besluiten. Persoonlijk zou ik hun Model Tilburg aanraden.

Gelukt? Nadelen? Klaar nu? Toekomst? Is de test van Model Tilburg gelukt? Velen vinden van wel. Is de constructie zonder nadelen? Dat niet natuurlijk. It’s been a hell of a job. Alles moest worden uitgevonden, het team maakte fouten. Een deel kon niet op vakantie en door de Coronapandemie moest bijna alles online. Sommige leden hebben elkaar nooit live ontmoet. Is dit (op)schaalbaar? Ja. In Tilburg gaven de politici én ambtenaren het team echter uitzonderlijke vrijheid en vertrouwen. Zelf ben ik uiterst benieuwd of Model T

49


INTERVIEW

50


INTERVIEW

‘Mensen stellen geen domme vragen’ Een goed gesprek met de burgers over complexe, kostbare infrastructuurprojecten is niet vanzelfsprekend. Dat moet anders, vinden Maarten van Poelgeest, betrokken bij de besluitvorming over het Amsterdamse Zuidasdok, en Rik Grashoff, verantwoordelijk voor de spoortunnel in Delft. Bert Pots

D

e druk op de stad is groot. Projecten zijn complex en de overheid en haar instituties hebben het zwaar. Inspraak volgt soms pas als het plan nagenoeg gereed is. Veel burgers voelen zich dan niet gehoord, kiezen voor eindeloos procederen of haken voortijdig af. Goede participatie kan die trend doorbreken, maar participatie is ook een ingewikkeld ding. Van Poelgeest en Grashoff doen suggesties voor nieuwe vormen van co-creatie of brede burgerpanels die zich tijdig mogen uitspreken over alternatieve oplossingen. De essentie is dat overheden burgers en bedrijven verantwoordelijkheid geven. Als dat gebeurt, dan gaan zij wellicht anders denken. Mensen stellen geen domme vragen.

51


INTERVIEW

Grote infrastructuurprojecten zijn duur, ingewikkeld en de aanleg duurt lang. In die tijd lijken de burgers op de achterste rij te zitten. Van Poelgeest: “In het geval van de bouw van het Zuidasdok in Amsterdam is dat zeker het geval geweest. Dat heeft deels te maken met de praktische omstandigheden. Toen de discussie over het helen van de stad begon, het verbinden van de zuidkant van de Zuidas en de wijk Buitenveldert met de noordkant van Amsterdam-Zuid, woonden er nog maar heel weinig mensen in het gebied. Er lagen voetbalvelden, er stonden kantoren, maar in het denken van de Amsterdammers was het de rand van de stad. Pas toen de gemeente zo’n 25 jaar geleden een begin maakte met het ontwikkelen van een visie op het gebied begonnen buurtbewoners zich te roeren, maar van een echt gesprek met de inwoners van de stad is geen sprake geweest. De lange looptijd speelt daarbij een rol. Het gaat bij het Zuidasdok om een project met een looptijd van 20 tot 25 jaar; dat is voor burgers letterlijk ver weg.”

“Doorsta de druk uit het ambtelijk apparaat dat er geen andere dan op het stadhuis bedachte oplossingen zijn”

De bouw van een spoortunnel in Delft biedt een kans de leefbaarheid in de stad te verbeteren. Maakt dat de betrokkenheid groter? Grashoff: “De betrokkenheid van de burgers bij de sloop van het oude spoorviaduct was heel groot. De treinen denderden langs op zes meter afstand van de huizen. Een aantal huizen moest worden gesloopt, dan ontstaat er makkelijk een gesprek. En bereidheid tot actie. Als wethouder heb ik samen met bewoners voor het parlementsgebouw in Den Haag gedemonstreerd met de boodschap ‘Spoortunnel Nu’. Die steun is echter nooit onvoorwaardelijk. In de loop van zo’n proces moeten ook pijnlijke besluiten worden genomen. Over de stedelijke ontwikkeling, over de bouw van extra woningen. Dan veranderen de opvattingen van mensen die een gebouw voor hun neus zien verrijzen, maar door die massieve steun vanuit de bevolking hebben we druk op de Tweede Kamer weten te houden. Ook de aanleiding speelde een rol bij die betrokkenheid. NS

52


INTERVIEW

Maarten van Poelgeest – Rik Grashoff Maarten van Poelgeest is als consultant verbonden aan AEF, bureau voor maatschappelijke vraagstukken. Van 2006 tot 2014 was hij voor GroenLinks wethouder ruimtelijke ordening en grondzaken in de gemeente Amsterdam. In die rol was hij nauw betrokken bij de besluitvorming over de Zuidas. Rik Grashoff is sinds 2021 voor GroenLinks wethouder van Tilburg. Daarvoor was hij tijdelijk lid van de Gedeputeerde Staten van Noord-­ Brabant (2019-2020), enige jaren lid van de GroenLinks-fractie in de Tweede Kamer, partijvoorzitter en wethouder van Rotterdam (20082010) en Delft (1998-2006). Grashoff was in Delft verantwoordelijk voor aanleg van de spoortunnel en de ontwikkeling van de wijk Nieuw Delft.

had het verlangen de sporen in Delft te verdubbelen; daarvoor zou bovenop het oude spoorviaduct een tweede viaduct moeten worden gebouwd. Een bizar plan, wij noemden dat de ‘horrorvariant’. Niks heeft zó goed bijgedragen aan het activeren van het protest.”

Bij de bouw van het Zuidasdok is sprake van een tekort van 1,2 miljard euro. Het nieuwe kabinet moet daarover nog een besluit nemen. Van Poelgeest: “Het is maar hoe we kijken. Aan projecten elders in het land worden ook miljarden besteed; aan de A6-A9 is vijftien jaar geleden 4,6 miljard euro uitgegeven. We vonden dat nuttig. In mijn tijd lagen de meerkosten van het Dok op 800 miljoen. Ik heb begrepen dat die kosten verder zijn opgelopen, maar in vergelijking met de capaciteitsvergroting van de A6-A9 is het veel minder. Ook in een bredere vergelijking is het bescheiden; meer capaciteit op de weg, veel meer capaciteit op het spoor, de bouw van tienduizend woningen en veel voorzieningen en niet op de laatste plaats: de stad wordt aan elkaar gebouwd. Maar in Den Haag is geen sprake van een integrale afweging en een integrale prioritering van geld.” Grashoff: “Wat in Den Haag niet gebeurt, kan in gemeenten wel. Voor Delft hebben we die rekensom gemaakt. Als we over een periode van honderd jaar de OZB-opbrengsten van alle nieuwe woningen in de spoorzone bij elkaar optellen, dan ontstaat een heel andere rekensom. In stedelijk gebied zijn er niet alleen kosten, maar ook opbrengsten. Opbrengsten in harde euro’s voor de overheid zelf en zachte maatschappelijke opbrengsten. Alleen als we al die opbrengsten in samenhang met elkaar beschouwen dan ontstaat het juiste financiële raamwerk.”

53


Rik Grashoff FOTO GEMEENTE TILBURG – ANGELINE SWINK

54


INTERVIEW

Van Poelgeest: “Maar zelfs als je alleen naar de kosten kijkt, dergelijke projecten vragen nou eenmaal omvangrijke voorinvesteringen, dan is de eendimensionale blik van het Rijk bijzonder frustrerend. Het gesprek gaat alleen over de vervoerswaarde en dat doet geen recht aan integrale stedelijke ontwikkeling.”

Beide projecten leveren meer kans op een huis op. Burgers vinden een betere leefomgeving, maar zij worden ook geconfronteerd met stijgende bouwkosten. Die extra kosten moeten door de gemeenschap worden betaald. Ook Amsterdam lijkt bereid bij de aanleg van het Zuidasdok extra geld bij te leggen. Die rekening kan vervolgens negatief uitpakken voor andere zaken. Van Poelgeest: “De gemeente betaalt nu al ruimhartig mee. De opbrengsten van de grond net buiten het dok gaan naar het project. Het verhaal dat Amsterdam het dok nagenoeg voor niks krijgt, klopt gewoonweg niet. Gemeente en regio staan garant voor zo’n veertig procent van de financiering. Toen hebben we ook afgesproken dat het Rijk driekwart van de mogelijke financiële risico’s zou dragen; de gemeente voor een kwart. Nu valt het tegen en gaat iedereen in Den Haag zeggen: dat betalen we niet, maar dat lijkt op contractbreuk. En ja, mocht de gemeente uiteindelijk meer meebetalen dan gaat dat ten koste van andere zaken.” Grashoff: “De spoortunnel is wel binnen de afgesproken financiële randvoorwaarden gebouwd. Door de bankencrisis dreigde op enig moment een lagere grondopbrengst, de grondexploitatie moest flink neerwaarts worden bijgesteld, maar die is daarna nog meer gestegen. Het was dus een papieren verlies. Bij zo’n groot, langdurig project bestaat wel het risico dat door eigen inbreng of na participatie scope-wijzigingen worden doorgevoerd. Die worden achteraf als overschrijdingen gepresenteerd. Als wijzingen worden toegestaan, dan is het ontzettend belangrijk daar transparant over te zijn.”

“De essentie is dat overheden mensen verantwoordelijkheid geven”

Geldt in zijn algemeenheid niet dat bestuurders eerlijker moeten zijn over eventuele risico's? Van Poelgeest: “Volgens mij is iedereen bereid transparant te zijn en wil men de

55


INTERVIEW

risico’s duidelijk maken. Voor het definitieve besluit over het Zuidasdok heeft de gemeenteraad een minutieus proces doorlopen. Als wethouder heb ik dat ruimhartig gefaciliteerd, juist om het risicobewustzijn te versterken.” Grashoff: “Ook in Delft hebben we onafhankelijke experts uitvoerige externe risicoanalyses laten maken, zowel aan de technisch/financiële als de juridische kant.” Van Poelgeest: “Bij dergelijke projecten zijn er nou eenmaal risico’s, grote risico’s. Het kan tegenvallen. Of meevallen. Er zijn ook positieve voorbeelden, maar die worden doorgaans vergeten. Bij stedelijke ontwikkeling wordt om de risico’s te beperken vaak gekozen voor een samenstel van deelprojecten. Dan is er nog ruimte te reageren op nieuwe inzichten, maar bij zo’n project als het onder de grond brengen van een autosnelweg lukt dat niet. Daarvoor is het Zuidasdok een veel te complex project. Dat is tegelijkertijd de kwetsbaarheid van een ingewikkeld project. Het wordt binnenstedelijk steeds drukker, er zijn steeds meer van dergelijke projecten nodig, maar als de politieke cultuur er één wordt van het afstraffen van kostenoverschrijdingen op de golven van de publieke opinie, dan wordt het heel moeilijk nog van die ingewikkelde projecten voor elkaar te krijgen.”

Door de lange doorlooptijd bestaat het gevaar dat er veel geld wordt uitgegeven aan projecten die op moment van oplevering minder noodzakelijk worden gevonden. Grashoff: “Het is daarom belangrijk bij het begin van zo’n proces goed te doordenken wat de toekomstwaarde van een project zal zijn. Over vijftig jaar zal de trein nog een belangrijk vervoermiddel zijn. De nieuwe huizen die we bouwen kunnen vijftig tot honderd jaar mee, het bebouwd gebied als geheel kan eeuwen mee. Ik denk dus dat zo’n spoortunnel functies in zich heeft waardoor het project lang meegaat.” Van Poelgeest: “De calculatie dat de Zuidas met het dok over honderd jaar nog onderdeel uitmaakt van het centrum van de metropool is zo gek nog niet; waarschijnlijk wordt de druk op de stad de komende decennia alleen maar groter en groter en worden functies nog meer geclusterd. De knooppunten rond openbaar vervoersvoorzieningen zullen dan nog meer een opgave bieden voor stedelijke ontwikkeling.”

Terug naar de burger. Moet die juist vanwege die groeiende opgave niet veel beter worden gehoord? Van Poelgeest: “Voor Delft geldt nog duidelijker dan aan de Zuidas dat we met heel complexe projecten steeds dichter bij mensen komen. Participatie wordt dan belangrijker. Doorgaans hebben mensen over dergelijke werken heel verschillende meningen. In Delft wisten mensen elkaar te vinden op vermindering van de overlast, maar bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld de spoorzone in Tilburg kan het heel goed zijn dat er heel verschillende belangen opspelen.”

56


INTERVIEW

Zuidasdok Zuidasdok is een van de grootste infrastructurele projecten van Nederland. Het project moet zorgen voor een betere bereikbaarheid van de Amsterdam Zuidas en van het noordelijk deel van de Randstad. In het centrumgebied van Zuidas komt de A10 Zuid deels onder de grond te liggen. Door het aanbrengen van twee tunnels ontstaat bovengronds ruimte om station Zuid uit te breiden. Tussen de knooppunten Amstel en De Nieuwe Meer wordt de rijksweg verbreed van vier naar zes rijstroken. Tegelijkertijd worden deze knooppunten opnieuw ingericht. Boven de grond komt een compleet nieuw station, een OV-terminal en nieuw ingericht, groen stationsgebied. De kosten worden geraamd op 3,2 miljard euro. Het totale project is naar verwachting in 2036 gereed.

Grashoff: “De bouw van de spoortunnel is wat dat betreft een witte raaf. Meestal treedt bij participatietrajecten, zoals ik dat noem, natuurlijk conservatisme op; burgers weten wat ze hebben en niet wat ze krijgen. Het is voor hen heel moeilijk te beoordelen of onder de streep sprake is van voor- of achteruitgang. Mensen kunnen zich een nieuwe situatie maar moeilijk voorstellen. Ik heb ook nog de Delftse binnenstad autoluw gemaakt. Toen werd ik bijna dagelijks vervloekt, nu tonen mensen zich blij. Participatie is dus een ingewikkeld ding. Natuurlijk conservatisme is wat mij betreft geen verwijt; bestuurders hebben een grote verantwoordelijkheid in het goed en overtuigend neerzetten van een toekomstige verandering.”

Hoe kan participatie beter invulling krijgen? Van Poelgeest: “Zoals participatie en inspraak nu is georganiseerd kan het uitmonden in vrijblijvendheid, biedt het ruimte om stomweg tegen zijn of past het bij het najagen van belangen, die niks met het project te maken hebben. De relatie tussen overheid en mensen wordt steeds ingewikkelder; onze instituties hebben het zwaar. Participatie kan die trend doorbreken. De essentie is dat overheden mensen verantwoordelijkheid geven. Als dat gebeurt, dan gaan zij wellicht anders denken. De gedachten van cultuurhistoricus David van Reybrouck spreken mij aan; geef aselecte groepen, groepen mensen die door loting bij elkaar zijn gebracht, het woord. Zij mogen opties bespreken en kunnen voorkeuren aangeven. Stel mensen daar voor vrij, geef hen een paar maanden de tijd zaken goed door te nemen. Ik zie nog niet de precieze participatievorm, maar zoek het in die richting. We moeten het patroon van de overheid die iets vindt en de burger die steevast tegen is doorbreken.”

57


INTERVIEW

Artist impression Zuidasdok. BRON AMSTERDAM ZUIDAS

Grashoff: “Ik denk eerder aan vormen van co-creatie. Betrek bij het project een meer vaste groep met een evident belang en maak samen met hen varianten. En doe dat serieus. Doorsta daarbij ook de druk uit het ambtelijk apparaat dat er geen andere dan op het stadhuis bedachte oplossingen zijn, dan kan draagvlak ontstaan. In Tilburg wordt de cityring autoluw gemaakt. Door met ondernemers en bewoners goed georganiseerd en goed gefaciliteerd verschillende oplossingsrichtingen te bekijken, hebben we draagvlak gecreëerd.”

Zijn dat soort methodes ook bruikbaar voor heel complexe operaties? Grashoff: “Bij de aanleg van de spoortunnel bespraken we alles vooraf met een brede klankbordgroep. Het is belangrijk dat binnen zo’n groep de verschillende belangen vertegenwoordigd zijn. De deelnemers ontdekken dan dat het niet gaat om allen tegen één, de gemeente, maar dat er verschillende belangen zijn.” Van Poelgeest: “Als een groot project voor de hele stad van belang is, dan kan ik mij wel iets voorstellen bij het inzetten van een breed geschakeerd burgerpanel. Hun advies dient een zwaarwegend karakter te zijn, misschien wel beslissend. Projecten kunnen daar beter van worden, mensen stellen geen domme vragen.”

58


INTERVIEW

Nieuw Delft In de Spoorzone in Delft draait het om twee zaken. De wens het spoor dwars door Delft te verdubbelen maakte de bouw van een 2,3 kilometer lange tunnel en een nieuw station noodzakelijk. De tunnel – voor een prijs van 550 miljoen euro gefinancierd door het Rijk- is sinds 2015 deels in gebruik. Het verdwijnen van het oude spoorviaduct maakte vervolgens ruimte vrij om het aangezicht op de historische binnenstad te verbeteren en een nieuwe woonwijk te ontwikkelen. Nieuw Delft heeft een omvang van ongeveer 24 hectare. De grondexploitatie is voor risico van de gemeente. Er komende 1.200 woningen en meer dan 40.000 m² aan stedelijke functies. De bouw is in volle gang. Bovenop het station in het hart van Nieuw Delft staat het nieuwe stadskantoor. En op het dak van het spoor komt een zeshonderd meter lang park.

Moet de overheid op dit punt beter zijn best doen? Grashoff: “Het is belangrijk participatie tijdig vorm te geven en glashelder te zijn over de mogelijkheden voor beïnvloeding. Overheden maken bij zo’n groot project stap voor stap afspraken. Het is een soort van trechter. In het begin is er veel mogelijk, later neemt vanwege contractvorming de bandbreedte af. Overheden moeten zich dat bewust zijn; te vaak heb ik meegemaakt dat er een participatieproces wordt opgetuigd, terwijl nagenoeg alles al is vastgelegd. Het oude ‘plan is klaar, inspraak kan beginnen’ is in ons land echt nog niet verdwenen.”

Hoe kan een goed participatieproces in het overheids­ handelen geïncorporeerd? Van Poelgeest: “Dat vraagt alertheid van het bestuur en de ambtelijke organisatie. Er is niet één recept, één methode. Elk project is anders: een andere plek, een andere opgave, een andere context. Dat vraagt een specifieke professionaliteit.” Grashoff: “We zouden daar gespecialiseerde ambtenaren voor moeten hebben; laat hen nadenken over de procesarchitectuur.” Van Poelgeest: “Zo’n aanpak heeft wel het risico in zich, dat een aparte bureaucratie ontstaat, dat ambtenaren een vinkje komen halen bij de participatieambtenaar. Terwijl participatie een integraal onderdeel moet zijn van het integrale planproces.” Grashoff: “We zeggen dat doorgaans heel makkelijk, maar de gemeentelijke organisatie is helemaal niet gebouwd op integraliteit. Het blijkt in de praktijk telkens weer ingewikkeld de verschillende disciplines en de verschillende opvattingen van al die belanghebbenden goed bij elkaar te brengen.”

59


Van buiten af of van binnen uit? Na 20 jaar ondermijning van de corporaties en de ruimtelijke ordening lijkt minister Hugo de Jonge een verademing. Hij wil de volkshuisvesting terug! Hij zoekt voorbeelden van geslaagde wooncoöperaties! Hij wijst woningbouwgebieden in en bij de steden aan, waar de grond nu eens niet toevallig van BPD of Heijmans is! Geen nieuwe datacentra! 30% sociale huurwoningen in alle gemeenten! Ik kreeg een onweerstaanbare behoefte om minister de Jonge niet alleen het voordeel van de twijfel te geven, maar zelfs blij van hem te worden, ondanks de oorlog in de Oekraïne en de smeltende poolkappen. Die blijdschap is weer iets verminderd. Bij de Nationale Bouw- en Woonagenda wordt toch weer voortgeborduurd op de Eén miljoen woningen mythe. Eindeloos herhaald door de Neprom, de (ex-) lobby-hoogleraren gebiedsontwikkeling, het Economisch Instituut voor de Bouwnij-

60

verheid, en partijen in verkiezingstijd: bouwen, bouwen, bouwen. Twee derde van de totale productie (600.000 stuks) moet zijn op te brengen voor mensen met een smalle of bescheiden portemonnee. Van die 600.000 woningen moeten er 350.000 midden-huur en betaalbare koop zijn en 250.000 sociale huurwoningen. De grenzen voor betaalbaar en midden-huur liggen voor veel inkomensgroepen erg hoog, nog los van de stijgende energielasten. De agenda biedt geen oplossing voor de grondproblematiek. Eigenaren hebben het voor het zeggen, kunnen wachten met bouwen -ondanks de grote vraag, en vaak hun goddelijke gang gaan, door gebrek aan toezicht en handhaving. Waarom geen belasting op het braak laten liggen van grond, leegstand van gebouwen en onbenut laten van woonruimte? Het beheer van de bestaande voorraad is natuurlijk geen bouwagenda, maar wel broodnodig. Ik zou wel eens het


COLUMN

Annemiek Rijckenberg Zelfstandig adviseur stedelijke ontwikkeling

effect willen zien van vrijheid op het delen van woningen, zonder in te leveren op uitkering, toeslag of AOW. Het afschaffen van de uitkeringskorting voor inwonende kinderen is een eerste begin. Ik mis ook een visie op verdichting in de naoorlogse wijken en de groeikernen, waar zoveel kansen liggen. Wel wordt veel tekst gewijd aan het bevorderen van doorstroming. Naast grondbeleid staat er nog een olifant in de kamer. Wat is de legitimatie voor de dominante positie van al dan niet beursgenoteerde ontwikkelaars? Wat is hun bijdrage aan een rechtvaardige samenleving? Toen kwam de teleurstellende commissievergadering over het uitstel van de invoering van de omgevingswet op 15 maart. “We gaan niet meer uitstellen, ik ga ook geen go/no-go momenten inrichten of wat dan ook. Dit is gewoon de datum en die gaan we doen.” Mocht er tijdens het testen blijken dat er bepaalde zaken niet lijken te werken dan moet daar een

oplossing voor worden bedacht. De minister denkt eerder aan bijvoorbeeld een ‘work-around’ dan aan uitstel. En anders moet men te werk gaan via het credo “als het niet kan zo als het moet, dan moet het maar zo als het kan.” In tijdelijke alternatieve maatregelen (TAM) is bovendien in de wetgeving voorzien. “Ik wil KB slaan en dat is het,” aldus De Jonge. (Bron: ‘Omgevingsweb’) Ooit zullen deze minister en vele andere betrokkenen zich voor de kop slaan, vrees ik, dat ze deze bestuurlijke hoogmoedswaanzin zo lang hebben doorgezet. Nu het al zo lang heeft geduurd, en desondanks niemand meer kan volhouden dat het vermeende doel van reductie van complexiteit met de geproduceerde vaagheden zal worden bereikt, ontstaat een collectief verlangen een einde aan de lijdensweg te maken, alsof lemmingen naar een klif hollen. Wat in vijf jaar niet is gelukt wil de Jonge nu in een half jaar oplossen, inclusief ontbrekende ict en

61

tekort aan medewerkers bij gemeentes. De positie van burgers, natuur, ruimtelijke kwaliteit, ze zijn niet geborgd. Parlementaire enquête in het verschiet? We hebben straks nog dezelfde vage NOVI van Ollongren, geen helder beeld van de woningbehoefte, en nog geen begin van een nieuw instrumentarium om tot ruimtelijke ordening te komen, waarin de opgaven voor waterbeheer, energie, natuur, landbouw en woningbouw in samenhang worden georganiseerd. Het oude instrumentarium, inclusief de opgebouwde jurisprudentie, wordt namelijk weggedaan met de inwerkingtreding van de omgevingswet. En waar blijft een Nieuwe kaart van Nederland? De Jonge is dol op aanpakken, maatschoenen en Engelse uitdrukkingen. Sommige citaten zullen beter herinnerd worden dan andere, afhankelijk van het onderzoek naar de mondkapjesdeal. Ik hoop eerlijk gezegd, dat deze minister nog even door mag.


Rinus van der Heijden met kleinzoon Lenn bij de dorpspomp in Sint-Oedenrode.

62


BURGERINITIATIEF

­ ntmoetingen O bij de dorpspomp De kracht van lokale gemeenschappen voor gebiedsontwikkeling

Gebiedsontwikkeling is het organiseren van een beweging waar lokale gemeenschappen zich aan verbinden. Dáár zit de kennis van een gebied. En het besef van een gedeelde verantwoordelijkheid en mogelijkheid om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren. Hoe nemen lokale gemeenschappen, die commons worden genoemd, verantwoordelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen in het landschap waarin zij wonen? Rinus van der Heijden vertelt hoe het werkt in de gemeenschap van Sint-Oedenrode. Tekst Marieke Willekens en Anita van de Looij

V

eel lokale gemeenschappen in Noord-Brabant zijn actief bezig met het landschap en het water. Water was in deze contreien van oudsher een belangrijke vestigings- en levensvoorwaarde. Dat besef gaat verder dan het vertellen van verhalen bij de dorpspomp en is diepgeworteld. Mensen steken spontaan de handen uit de mouwen om op kleine schaal oplossin-

gen te vinden voor de grote gevolgen van de klimaatverandering. In die oplossingen ligt vaak ook het eigen beheer besloten van educatieve en recreatieve voorzieningen. Zo worden op een vanzelfsprekende manier commons gebouwd door gemotiveerde mensen die zichzelf organiseren en goede afspraken maken om samen iets te beheren. Zij praten en dromen niet alleen over een andere wereld, maar maken ‘m gewoon zelf.

63


BURGERINITIATIEF

Het verhaal van Rinus van der Heijden voert langs de negen tegels van de Mozaïekcode.

Het living lab Brabantse beken werd opgericht door de drie Brabantse water­ schappen en de gemeente Meierijstad voor de Landschapstriënnale 2020/2021. In dit lab werd onderzocht hoe lokale gemeen­ schappen samen verantwoordelijkheid nemen voor het landschap. Met als kernvraag: HOE gebeurt dat in de praktijk: de urgentie van klimaatverandering en de waarden van water verbinden aan het verhaal van het landschap én daarbij inspelen op het unieke van een plek? Het lab werd gevoed door de ervaring van vele Brabantse commons in vele dorps­gemeenschappen. Van Waterpoort Werkt onder de rook van Moerdijk, langs de Rucphense bossen naar de pilot Vitaal buitengebied Zundert, via De Levende Beerze en Watermolenland­ schappen, naar Mozaïek Dommelvallei. Eensgezind zetten deze commons zich in voor ‘hun’ water en ‘hun’ landschap. Het resultaat van het lab is De Mozaïek­ code, een praktisch DOE-handvat voor gebiedsontwikkeling door gemeen­ schappen en overheden samen. De Mozaïek­code bestaat uit negen tegels, met achter elke tegel een toelichting over hoe je dat in de praktijk aanpakt, geïllustreerd met verhalen uit die lokale praktijk. Om te gebruiken als praktisch DOE-handvat bij elke gebiedsaanpak.

Ideeënvanger en verbinder in de samenleving Rinus van der Heijden presenteert zichzelf graag als ‘verbinder in de samenleving’. Hij staat in het hart van een betrokken dorpsgemeenschap: Sint-Oedenrode. Vele ‘Rooienaren’ zetten zich vrijwillig in voor natuur, kunst, educatie en sport. Zij ervaren hun geliefde beeklandschap op hun dagelijkse ommetjes; ze schrijven er gedichten en verhalen over. Ze vullen de plaatselijke Mooirooikrant en filmen voor omroep Meierij. Kortom: ze weten van aanpakken. Rinus is al meer dan tien jaar intensief betrokken bij vele lokale initiatieven en plannen in Sint-Oedenrode. Hij kent de partijen die je nodig hebt en verstaat de kunst om anderen enthousiast te maken om mee te doen. Hij stond mede aan de wieg van Streekpark Kienehoef, een aansprekend praktijkvoorbeeld van een common. Het betekent dat de gemeenschap van Sint-Oedenrode samen de verantwoordelijkheid draagt voor schoon en voldoende water en voor de inrichting en het beheer van het park.

Waar begin je? Als je Rinus van der Heijden vraagt hoe lokale initiatieven eigenlijk op gang komen, wijst hij allereerst op de lokale gemeenschap. “In elke gemeenschap zijn er mensen met goede ideeën en interessante initiatieven. Soms is een aanleiding of probleem van buitenaf reden om elkaar op te zoeken en samen op zoek te gaan naar een oplossing. In Sint-Oedenrode was regelmatig sprake van wateroverlast langs de rivier De Dommel, vooral bij flinke regenbuien. Voor een aantal bewoners was dit aanleiding om de koppen bij elkaar te steken.”

www.brabantsebeken.nl/mozaïekcode

Rinus refereert vervolgens aan het gedachtengoed van Mozaïek Dommelvallei, waarvan hij als ‘vrijwillig professional’ een van de initiatiefnemers is. Een manier van denken en doen die doorwerkt in ieder initiatief. Waarbij ook de verantwoordelijkheid

64


De Mozaïekcode, negen tegels te gebruiken als praktisch DOE-handvat

65


wordt benadrukt die Brabanders dragen voor hun omgeving en samenleving. Hij zegt erover: “Iedere ingreep is gericht op het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Het is hier per definitie én én én én én én. De verschillende onderdelen dragen allemaal bij aan het grotere verhaal, gericht op de toekomst.”

Mozaïek Dommelvallei, opgezet in 2016 om planprocessen te versnellen, gaat uit van de gedachte dat het watersysteem in Brabant als katalysator kan dienen voor het op gang brengen van ruimtelijke en economische ontwikkelingen in de regio. Voortbordurend op de conclusies van het ontwerpend onderzoek dat werd uitgevoerd in het kader van de Internationale Architec­ tuur Biënnale Rotterdam (IABR, 2014). De kern: stop in Brabant met stedenontwik­ keling, natuurontwikkeling en landbouwont­ wikkeling los van elkaar te zien. Werk aan een verweven aanpak voor het mozaïek dat Brabant is en waarin ogenschijnlijk tegengestelde belangen gemeenschappe­ lijke ambities worden. Het resultaat daarvan is verbeeld op het grote geweven tapijt in de hal van het provinciehuis. Het is een initiatief van vrijwillige professio­ nals, waterschappen en Dommelvallei-ge­ meenten, die samen invulling geven aan het integraal en duurzaam oplossen van ruimtelijke vraagstukken in het Dommeldal tussen Eindhoven en ‘s-Hertogenbosch.

Water als verbinder Laat de logica van water leidend zijn De mozaïekaanpak die de watersystemen centraal zet, is een inspiratiebron gebleken voor de gemeenschap van Sint-Oedenrode. Rinus van der Heijden vertelt hierover. “Hier zijn wij vanuit Sint-Oedenrode met een paar enthousiastelingen op ingesprongen. Dat heeft ertoe geleid dat we met een groot aantal partijen samen een overkoepelend waterplan voor het hele dorp hebben opgesteld. En daaruit werden vervolgens weer concrete projecten afgeleid, die samen met bewoners met hun specifieke kennis zijn uitgewerkt. Zoals het afkoppelproject in de woonwijk Kienehoef en het project Droge Voeten Sint-Oedenrode. In beide projecten heeft de inbreng van bewoners geleid tot slimmere oplossingen en was door het aantrekken van co-financiers meer mogelijk dan we in eerste instantie dachten.”

www.mozaiekdommelvallei.nl

herkenbaar. De voormalige roeivijvers groeiden dicht met het invasieve aarvederkruid. Totdat een aantal enthousiaste inwoners de koppen bij elkaar stak. Want zo’n prachtig gebied, met zoveel bijzondere waarden en betekenis voor de bewoners, moest toch gewoon weer onderdeel van Sint-Oedenrode worden. We richtten de Stichting Streekpark Kienehoef op.”

Streekpark Kienehoef Trek een cirkel rond het gebied en geef het een naam Een ander initiatief waar Rinus van der Heijden nauw bij betrokken is, is het Streekpark Kienehoef. Jarenlang vervulde het park een belangrijke recreatieve functie en trok het veel bezoekers uit de wijde omgeving. Rinus vertelt: “Vanaf eind vorige eeuw raakte het park Kienehoef in verval. Het zwembad werd gesloten en gesloopt. Het park verrommelde, de oorspronkelijke Engelse landschapsstijl was steeds minder

Stip op de horizon Zet een stip op de horizon en werk daar stap voor stap naartoe Op de vraag aan Rinus van der Heijden hoe

66


BURGERINITIATIEF

Experiment op het Waadpad

je met zo’n initiatief verder aan de slag gaat, heeft hij niet één passend antwoord. Een groot aantal factoren en omstandigheden speelt daarbij een rol. “Allereerst is het essentieel dat je op hoofdlijnen bepaalt waar je naartoe wilt. Zet die stip op de horizon en benut kansen die je onderweg tegenkomt, zodat je steeds weer in de gaten kunt blijven houden of je op de goede weg bent. En doe dat samen met alle betrokken partijen, zodat het realiseren van die nieuwe toekomst steeds een gezamenlijk belang is en ook blijft. En houd er rekening mee dat zoiets tijd kost, veel tijd.” Voor de doorontwikkeling en toekomst van het streekpark is in 2017 een overeenkomst gesloten tussen Stichting Streekpark Kienehoef en de gemeente Meierijstad. “In die overeenkomst is die gezamenlijke inhoudelijke visie op de toekomst van het streekpark neergelegd met een werkwijze van gelijkwaardigheid, transparantie en onderling

Commons (in het Nederlands ook wel ‘meent’ of ‘gemene gronden’ genoemd) zijn hulpbronnen die gebruikt en beheerd mogen worden door alle leden van een gemeenschap. Hulpbronnen zijn bijvoorbeeld gronden, voldoende water, schone lucht. De hulpbronnen van een common kunnen privé-eigendom zijn. De eigenaar geeft dan bepaalde vormen van gebruik vrij, zoals gezamenlijke weidegrond voor vee of een wandelpad over eigen terrein. In 2009 ontving econome Elinor Ostrom samen met Oliver E. Williams­ on de Nobelprijs voor Economie voor haar analyse van commons. Ostrom had aangetoond dat het gezamenlijke gebruik van hulpbronnen lang niet altijd leidt tot overbenutting en uitputting, zoals economen lange tijd hadden aangenomen.

67


een die in het streekpark aan de slag gaat krijgt van Rinus stijlkenmerken mee. Die moeten ze respecteren. Dat geldt voor het aanleggen van waterverbindingen, paden en hekwerken maar ook bij het vervangen en onderhouden van het groen.

vertrouwen. Ook is er een relatie gelegd met de doorontwikkeling van twee andere recreatieve locaties binnen de gemeente. Daarmee krijgt zo’n overeenkomst voor alle partijen status en dat helpt.”

Engelse Landschapsstijl

Eén grote maatschappelijke voorziening

Koester schoonheid en bewaak kwetsbaarheden “Bij het treffen van inrichtingsmaatregelen in het park hanteren we het herstellen van de Engelse landschapsstijl als uitgangspunt. Zo loopt het hek van de kinderboerderij mooi glooiend en worden doorkijkjes ­bewaakt”, vertelt Rinus. “Voor ons staat het bewaren en bewaken van dat type landschap steeds voorop. Alle ingrepen in het gebied moeten daaraan bijdragen”. Ieder-

Benoem de waarden van het gebied en van de gebruikers Het streekpark Kienehoef wil een belevingspark zijn dat goed is voor gezondheid, welzijn, klimaat, cultuurhistorie, inclusie en identiteit. De stichting ontwikkelt daarvoor een onderscheidend toeristisch en recreatief aanbod. In een park met een

68


BURGERINITIATIEF

In opdracht van Erfgoed Brabant is onderzoek verricht naar de dynamiek van lokale erfgoedgemeenschappen (‘Vrijwilli­ gers & erfgoed in Noord-Brabant’, 2017). In dit onderzoek ligt de nadruk op de vrijwilligers rondom erfgoed en de rol die zij spelen in het behoud van erfgoed.

pad laten we kinderen en volwassenen ervaren wat klimaatverandering betekent.” “Eigenlijk kun je de Kienehoef beschouwen als één grote maatschappelijke voorziening. Iedereen kan hier terecht en voor iedereen is er een plek. Zo zijn bij het beheer en onderhoud van de kinderboerderij en het park medewerkers met een beperking en afstand tot de arbeidsmarkt betrokken. Van dieren verzorgen, tot in de moestuin werken tot de prullenbakken legen. Mensen voelen zich bij ons thuis en dat is prachtig om te zien.” Door de diverse inrichtingsmaatregelen is de maatschappelijke waarde van het park de afgelopen jaren enorm toegenomen. Het is weer een park van en voor de gemeenschap.

Vrijwilligers en ambtenaren planten samen een helofytenfilter aan

Onderling vertrouwen

duurzame inrichting en een duurzaam beheer. En dat alles in samenspraak met de samenleving, omwonenden, streekparkpartners en overheid. Rinus vertelt hierover: “Door het herstellen van de vijvers en het graven van waterverbindingen vervult het park nu een rol bij het opvangen van waterpieken uit de omgeving. Door de doorstroming die hierdoor ontstaat verbetert de waterkwaliteit. In de roeivijver varen weer bootjes.” “De kinderboerderij en omgeving zijn geweldig opgeknapt en er is een fraaie historische dwarsdeelschuur uit 1770 herplaatst. Ook is er in 2021 een prachtig educatief beleefkunstwerk aangelegd, een Waadpad dat dwars door de vijvers loopt. Op het Waad-

Dans met wel 40 partijen in een breed samenspel In het streekpark delen gemeente en de gemeenschap verantwoordelijkheid voor het vasthouden en bergen van schoon water, met de gemeente als eigenaar van de grond en het rioolstelsel en de gemeenschap als eigenaar van gebouwen en paden (stichting streekpark Kienehoef) en verantwoordelijk voor beheer en onderhoud van het park. Gemeente en gemeenschap werken via korte lijnen volledig transparant samen. Ze kijken bij elke stap steeds opnieuw wie het beste het voortouw kan nemen. Om dit allemaal voor elkaar te krijgen is samenwerking tussen een groot aantal partijen noodzakelijk. Ieder heeft daarin een ei-

69


Waadpad

de ruimte geven om ieders kracht te kunnen benutten. En verschillen in werkwijze accepteren. Erop vertrouwen dat het goed komt.” Rinus benadrukt dat je op een slimme manier gebruik kunt maken van elkaars mogelijkheden. “Realiseer je dat een bedrijf of stichting soms iets heel eenvoudig voor elkaar kan krijgen, terwijl voor een overheid vaak allerlei regels gelden. En andersom ook natuurlijk. Zo konden wij als stichting het Waadpad aanleggen zonder uitvoeringsbestek. Daardoor konden wij in het werk nog allerlei beslissingen nemen die goed zijn voor de kwaliteit en kwetsbaarheid van het landschap. Een overheid kan dit niet doen. Die moet volgens allerlei aanbestedingsregels en procedures werken. Een overheid is daardoor kwetsbaarder voor het maken van fouten.”

gen rol en eigen verantwoordelijkheid. Rinus van der Heijden benadrukt dat je dit zonder een overheid die mee wil denken en mee wil doen niet voor elkaar krijgt. In de samenwerking met de overheid zijn vertrouwen, openheid, respect en de bereidheid om echt te willen samenwerken de belangrijkste pijlers volgens Rinus. “Het is dan erg handig wanneer je een gezamenlijke visie als basis voor de samenwerking hebt.” “Verder is communicatie een essentiële voorwaarde voor een goede samenwerking tussen partijen. Dat geldt zowel binnen een projectteam als daarbuiten. Als de omgeving op de hoogte is van dingen die je gaat doen, kun je bezwaren vaak vooraf voorkomen. Daarbij is de omgevingsdialoog een handig middel.”

Speelruimte

Het geheim van Sint-Oedenrode

Schep speelruimte om te kunnen doen “Onderling vertrouwen en begrip voor elkaars positie zijn essentieel. Je moet elkaar

Ontmoet elkaar bij de dorpspomp Waarom kan dit allemaal in Sint-Oedenro-

70


BURGERINITIATIEF

waarin coöperatievorming van oudsher goed is ontwikkeld. De verhalen die de bewoners vertellen zijn leerzaam voor de toekomst: het narratief van ‘water en landschap’ als bouwsteen voor het gesprek over de toekomstige landschapskwaliteit.

de? Rinus van der Heijden moet er even over nadenken. Voor hem is deze manier van kijken heel vanzelfsprekend, maar dat is het natuurlijk niet. Er zijn ook initiatieven die, ondanks de goede bedoelingen, toch niet van de grond komen. Wat is het geheim? “Allereerst gaat het om mensen. Je hebt voor dit soort initiatieven enthousiastelingen nodig die zich willen inzetten voor de maatschappij. En die de taal spreken van de bewoners. In Rooi hebben we die best veel. Op een oproep in de krant om mee te denken over wat jij kunt doen voor het bekenlandschap, komen op een maandagavond in januari 2020 zomaar 90 mensen af. Die mensen kennen elkaar en weten elkaar te vinden.” “De noodzaak voor verjonging is wel een belangrijk aandachtspunt. Wij ‘oudjes’ zouden daarin een ondersteunende rol kunnen vervullen. Zo ben ik zelf op dit moment op de achtergrond betrokken bij een groep jongeren die in Boskant een park willen realiseren. Ontzettend leuk om te doen.” “Een tweede belangrijk kenmerk is de gemeenschap van Sint-Oedenrode, die ook wel ‘erfgoedgemeenschap’ wordt genoemd. De eeuwenlange betrokkenheid bij en afhankelijkheid van de rivier De Dommel speelt daarbij een belangrijke rol. En daarnaast is het ‘iets voor elkaar over hebben’ een belangrijk kenmerk van de gemeenschap in ons dorp.”

Geleerde lessen De gevolgen van het steeds extremer wordende klimaat zijn voor waterschappen en gemeenten bepalend in keuzes die worden gemaakt, en in prioriteiten die worden gesteld. Wanneer overheden het speelveld helder afbakenen, geven zij tegelijk speelruimte aan gemeenschap­ pen. Dat afbakenen van het speelveld gaat met heldere kaders en richtlijnen over wat wel en niet kan. Overheden kunnen dan een faciliterende rol gaan spelen richting de gemeenschappen. Samen met de gemeenschap wordt in Sint-Oedenrode steeds per stap opnieuw bekeken wie het beste het voortouw kan nemen. Daarna stellen overheid en samenleving samen een helder besluitvor­ mingsproces vast, zodat steeds transpa­ rant is wie verantwoordelijk draagt en wie beslissingsbevoegd is. Dit kan alleen als je vertrouwen hebt in elkaar en de verschillen tussen overheid en samenleving respecteert, en wanneer je volledig transparant bent over geld en je afspraken nakomt. Het klink zo simpel en dat is het ook. De conclusie van het living lab was dan ook: GEWOON DOEN!

Luister naar verhalen Ervaar het landschap Als je praat met mensen over hun gebied en hun betrokkenheid komen al snel verhalen los. Verhalen over vroeger, kleine verhalen van dichtbij huis, over samenwerking die nodig was. Het concept van commons past goed in de Brabantse traditie,

LEES MEER Mooie voorbeelden van verhalen over het belang van water in ons landschap zijn te lezen op www.brabantsebeken.nl/verhalen.

71


Recensies Besproken door Frank Suurenbroek

Een land waarover is nagedacht. Hoe de planners Nederland vormgaven. Han Lörzing Uitgeverij: De Geus ISBN: 9789044544299 DE IMPACT VAN KEUZES IN

de ruimtelijke ordening zijn groot. Als iets eenmaal is gerealiseerd, bepaalt het voor decennia aanzien, identiteit en attractiviteit van plek, omgeving en de doorontwikkeling. Ook schept het de dagelijkse leefomgeving van (tien) duizenden mensen. Keuzes in de ruimtelijke ordening zijn dus ontegenzeggelijk zwaarwegend. En hoe we tot die keuzes komen wisselt nogal eens, zo laat Han Lörzing prachtig zien in ‘Een land waarover is nagedacht’, waarin de Nederlandse ruimtelijke ordening vanaf de jaren twintig van de 20e eeuw tot aan 2021 beschreven

wordt. Lörzing positioneert de opeenvolgende praktijken tegen de achtergrond van de heersende maatschappelijke cultuur en denkbeelden. Het boek leest dan ook als een ‘jeugdroman’ waarin Lörzing de onstuimige levensgeschiedenis van de ruimtelijke ordening met trefzekere, pakkende en verbeeldende zinnen schetst - en de lezer steeds opnieuw op het puntje van de stoel zet. Het is knap hoe Lörzing zo veel in zo weinig pagina’s weet te vertellen. Stilistisch gebruikt hij het bijvoeglijk naamwoord hierbij slim. Dikwijls zijn ze een soort ‘cliffhanger’ voor de boeken en analyses die ‘nog geschreven moeten worden’. Vaker nog gebruikt Lörzing ze om schijnbaar objectief toch krachtig zijn opinie te

72

vertolken, periodes kleur te geven en de schaduw vooruit te werpen. Daarnaast geeft hij het verhaal extra gelaagdheid door zijn eigen getuigenissen als direct betrokkene tijdens zijn lange carrière. Lörzing schuwt echter het benoemen van de feiten niet en biedt de lezer de kans om ook zelf conclusies te trekken. Het boek is een mustread voor Hugo de Jonge als Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, gedeputeerden, wethouders en eigenlijk iedereen in deze sector. Uit het boek valt ook veel te leren over de huidige tijd. Ik nam er ten minste drie lessen uit mee. Ten eerste de ongelooflijk scheppende en stuwende kracht vaneen idee/concept. Bekende voorbeelden zijn het modernisme en de


ruilverkaveling. Dat is natuurlijk lang niet altijd positief, zoals de diepe sporen van de ruilverkavelingsronden op het platteland laten zien. Ten tweede bekroop mij na lezing het gevoel dat de ruimtelijke ordening bijkans aan een vorm van seriële tunnelvisies leidt; groepsdenken dat alternatieve perspectieven weinig ruimte biedt. Voor de mensen die er wonen geldt dat overigens niet, want voor hen is iedere nieuwe aanpak slechts een vervolghoofdstuk op eerdere plannenmakers. Diezelfde reeks wisselende aanpakken biedt echter ook een enorme rijkdom. En dat is de derde en misschien wel belangrijkste les. Er is in de afgelopen 100 jaar een enorm gevarieerd landschap aan tradities en oplossingen uitgeprobeerd

en toegepast. Letterlijk. In die zin is het boek een schatkaart waarmee we ook voor de hedendaagse complexe opgaven kunnen navigeren naar beproefde oplossingen. In de valkuil om dan maar alles met participatie op te lossen schiet Lörzing dan ook niet, hoewel een combinatie interessante perspectieven zou kunnen bieden. Uit alles spreekt een liefde, deskundigheid en betrokkenheid bij dit merkwaardige vakgebied. We moeten durven plannen, juist ook op nationaal niveau en vanuit de overheid. En daar hoort ook schuring bij. Maar, zo toont dit boek overtuigend, eveneens reflectie en leren gedurende de uitvoering. Opdat we niet alleen bouwen om af te vinken, maar om tot een krachtiger en sterker heden en toekomst te komen.

73


Stads­ vernieuwing in Midden-­ Europa Het Bouskahuis in Praag en de Ruïnebars in Boedapest

De val van het IJzeren Gordijn in 1989 had grote gevolgen voor de volkshuisvesting in Centraal- en OostEuropa. De beide auteurs waren indertijd betrokken bij de export van 'bouwen voor de buurt' als Nederlands model voor stadsvernieuwing. Zij zijn onlangs opnieuw naar Praag, Bratislava en Boedapest geweest en komen tot de conclusie dat de ruïnebars in Boedapest de huidige staat van de stadsvernieuwing beter typeren dan het indertijd geïntroduceerde 'bouwen voor de buurt'. Tekst Hans van Rossum en Sef Slootweg

74


STADSVERNIEUWING

E

derhoud en woningverbetering onder de nieuwe verhoudingen vorm te geven. Nederland had hier wel ideeën over.

ind jaren tachtig markeerde het begin van het einde voor de communistische regimes in Oost-Europa. De centraal geleide economieën moesten plaatsmaken voor een marktgericht model. In de euforie over de val van de muur, de eenwording van Duitsland en Fukuyama’s End of History waaide de wind uit liberale hoek: de markt moest haar werk doen. De adviseurs vlogen af en aan, de Wereldbank, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren dankzij de geest van Reagan en Thatcher populair. Op meer bescheiden schaal was er een inbreng vanuit de Nederlandse volkshuisvesting. In dat kader maakten wij, schrijvers dezes, in 1992 een verkenningstocht langs Praag, Bratislava en Boedapest. In november 2021 hebben we als onderzoekers in ruste dezelfde rondreis gemaakt om met onze gesprekspartners van toen te spreken over de huidige situatie in Midden-Europa. Ook de woningmarkt in Midden-Europa kwam in het vaarwater van de vrije markt terecht. De privatisering van de huurwoningvoorraad kreeg begin jaren negentig vorm, waarbij gehoor werd gegeven aan de roep om teruggave of schadeloosstelling voor onroerend goed dat na de communistische omwenteling was geconfisqueerd. In Tsjechië en Slowakije kwamen de meergezinscomplexen van voor de communistische overname (1948) weer in handen van de oorspronkelijke eigenaren. De huurwoningen van na 1948 konden de bewoners tegen een laag bedrag kopen. In Hongarije was geen restitutie van geconfisqueerd bezit. Alle bewoners van huurwoningen kregen het recht van koop. De verantwoordelijkheid voor (de verbetering van) de verwaarloosde woningvoorraad lag daarmee niet meer bij de overheid maar bij de nieuwe particuliere eigenaren. De grote uitdaging was hoe on-

De Nederlandse overheid financierde begin jaren negentig verschillende steunprojecten via het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO). Binnen dit programma viel ook de renovatie van het Bouskahuis in Praag. De renovatie van dit wooncomplex is door onderzoeksbureau RIGO in 1995 geëvalueerd ‘Bouwen voor de buurt’ was in Nederland vooral door de strijd van bewonersorganisaties en hun (gesubsidieerde) ondersteuners uitgangspunt van beleid geworden. In dit beleid komen drie inhoudelijke doelstellingen samen: 1) de verouderde vooroorlogse woningvoorraad vernieuwen en zo min mogelijk slopen, 2) de woonsituatie van de economisch zwakkeren verbeteren en 3) de sociale structuren op buurt- en wijkniveau intact houden. Dankzij de sterke positie van gemeentelijk woningbedrijven en woningcorporaties en de door de rijksoverheid beschikbaar gestelde middelen werd ‘bouwen voor de buurt’ een gangbare gemeentelijke praktijk. Gezien dit succes en de algemeen gevoelde noodzaak nu iets voor de mensen in Oost- en Midden-Europa te doen vertrokken idealistische volkshuisvesters met deze missie naar het Oosten. De experts van Bouwwinkel Zeeland gingen naar Praag om daar de stadsvernieuwing op gang te helpen.

Bouwen voor de buurt en het Bouskahuis Het Bouskahuis is een woongebouw uit 1890 met 15 appartementen verdeeld over drie verdiepingen. Het souterrain en de begane grond zijn in gebruik voor opslag en als bedrijfsruimten. Het pand was bij de communistische omwenteling van 1948 geconfisqueerd. Na 1989 komt David Bouska in bezit

75


STADSVERNIEUWING

van het pand dat ooit door zijn grootvader was aangekocht. Het pand is ernstig in verval en de woonkwaliteit van de appartementen is ook voor Tsjechische begrippen ver beneden de maat. De toiletten zijn bijvoorbeeld gemeenschappelijk en worden per verdieping door balkons ontsloten.

met subsidie vanuit Tsjechië, 2) de vernieuwing van het hoofdleidingennet (gas, water, elektriciteit en riolering) met een gift vanuit het Nederlandse ondersteuningsbudget, 3) het herstel van de gevel met een ‘zachte’ lening van de Triodosbank en 4) de renovatie van de appartementen met een lening van een Nederlandse woningbouwvereniging. Bij ons bezoek aan het Bouskahuis in november 1995 was de renovatie nog in volle gang. Het dak was met de nodige tegenslagen gerepareerd, het nieuwe hoofdleidingennet was aangelegd en de gevel stond letterlijk en figuurlijk in de steigers. De renovatie van de appartementen van zittende huurders – het kenmerkende onderdeel van deze opgave – lag nog in het verschiet. Er was al wel een leegstaand appartement gerenoveerd en aan de betrokken Tsjechische architecte en de Nederlandse initiatiefnemer verhuurd. Dit appartement fungeerde tevens als modelwoning. In het Bouskahuis woonde ook de eigenaar annex opdrachtgever en de NOM, de Tsjechische organisatie voor stadsvernieuwing, huurde een kantoor in het gebouw.

De NOM en Bouwwinkel Zeeland David Bouska wendt zich in 1992 tot de NOM (Nadace pro Obnovu Mesta: stichting voor stadsvernieuwing), een Tsjechische organisatie voor stadsvernieuwing opgezet en ondersteund door Bouwwinkel Zeeland. Zijn verzoek om hulp bij de renovatie van zijn pand valt in vruchtbare aarde. De renovatie van het Bouskahuis in de negentiende-eeuwse Praagse wijk Žižkov wordt omarmd als een eerste voorbeeld van woningrenovatie voor zittende huurders en moet gaan dienen als pilotproject voor deze renovatiepraktijk in Tsjechië. De NOM onderzoekt in 1992 de haalbaarheid en ontwikkelt een ‘totaalplan’ voor renovatie van de commerciële ruimten, de appartementen en de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen.

Renovatie van de bewoonde appartementen

Uitvoering en institutionele barrières

Van de 15 appartementen in het complex stonden er in 1992 vijf leeg. Er blijven dan negen woningen van zittende huurders over plus die van de eigenaar. Aan alle bewoners is een renovatiepakket voorgelegd met zaken als: elektrische of gasgestookte centrale verwarming (met combiketel), toilet, bad of douche, keuken en uitbreiding van de oppervlakte (nieuwe toegang of kleine badkamer). Daarnaast was het voor de huurders mogelijk om meer luxe te vragen, zoals stucwerk, betegeling en schilderwerk. De kosten voor dit extra pakket moesten de huurders direct aan de aannemer voldoen. Omdat de huren wettelijk worden geregeld en

Het Praagse renovatieproject voor zittende huurders heeft drie ontwikkelingsstadia. Het eerste stadium is het opzetten en ontwikkelen van een model voor renovatie. Het model wordt daarna toegepast en verfijnd in de praktijk. Vervolgens wordt deze praktijkervaring als voorbeeldproject onder de aandacht gebracht. In de praktijkfase bleek het niet mogelijk om de renovatie als één geheel te financieren. Daarom is gekozen voor een gefaseerde aanpak in volgorde van urgentie waarbij de financiering en aanbesteding per onderdeel werd geregeld: 1) de reparatie van het dak

76


Het Bouskahuis in 2021. FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM

77


om meer te weten te komen over het huidige huisvestingsbeleid en in het bijzonder de renovatie van het Bouskahuis in Praag. Bij onze voorbeschouwingen tijdens de urenlange autorit naar Praag halen wij herinneringen op aan de Nederlandse hulp bij de stadsvernieuwing in Midden-Europa. Onze bedenkingen tegen het renovatiemodel op basis van vier appartementen voor zittende bewoners met als waterhoofd een ondersteuningsbudget van ruim een miljoen gulden. Was de financiële ondersteuning er om de renovatie voor zittende huurders mogelijk te maken of was eerder de financiële ondersteuning nodig om de deskundigen een inkomen te bezorgen en de eigenaar te redden? Wat is er verder gedaan aan de verspreiding van het renovatiemodel in Praag en in de rest van Midden-Europa? Is er een renovatiepraktijk voor zittende huurders op gang gekomen? En gezien de ontwikkelingen in Nederland, werd eigenlijk niet een model gepropageerd dat in ons land al geen toekomst meer had? Had een sociaal model op basis van solidariteit en een sterke overheid kans van slagen in Tsjechië, waar Vaclav Klaus als Thatcher-adept de scepter zwaaide met een heilig geloof in de werking van de vrije markt en in een terugtrekkende overheid? Genoeg stof om voor te leggen aan onze gesprekpartners in Praag, Bratislava en Boedapest.

na een renovatie niet kunnen worden verhoogd, is gekozen voor een financiering waarbij de huurders gedurende tien jaar een renovatiebijdrage aan de verhuurder betalen. Deze renovatiebijdrage diende ter afbetaling van de tienjarige annuïteitslening die de eigenaar had afgesloten met de woningcorporatie Patrimonium uit Hoogvliet. Vier huurders gaan om verschillende redenen niet akkoord met het voorstel en een huurder is wegens wanbetaling door de eigenaar uitgesloten van participatie. Dan blijven er dus vier appartementen van zittende huurders over. Tot slot zullen de leegstaande appartementen door de eigenaar zelf worden gerenoveerd. In totaal worden dus tien appartementen gerenoveerd. De lening van Patrimonium is gerelateerd aan het aantal verhuurde of te verhuren eenheden. Een totale lening van 90.000 gulden; 10.000 gulden per te renoveren appartement.

Toen en thans Inmiddels zijn we zo’n 30 jaar verder. De eens zo geroemde Nederlandse volkshuisvesting heeft veel van haar glans verloren; gemeentelijke woningbedrijven zijn ontmanteld, woningcorporaties zijn nu private woningbeheerders die geen subsidies ontvangen, maar belasting betalen in de vorm van de verhuurdersheffing. Door verkoop van sociale huurwoningen moet de sector zijn eigen broek zien op te houden. Het failliet van deze beleidswissel is anno 2022 duidelijk en er staan initiatieven op stapel om het tij te keren, waaronder de afschaffing van de verhuurdersheffing. Maar hoe staan de zaken er nu in Midden-Europa voor? Hoe is het met de projecten verlopen die Nederland zo’n 30 jaar geleden in Praag en elders ondersteunde? Om op die vragen een antwoord te krijgen zijn wij, onderzoekers van het eerste uur, teruggegaan naar Praag, Bratislava en Boedapest

Žižkov - Praag We betrekken een hotelkamer in de wijk ŽiŽkov en spreken af met Lukas Velisek die als architect bij de renovatie was betrokken en met David Bouska, de eigenaar-bewoner en opdrachtgever voor de renovatie. In de plint van zijn pand is momenteel een café-bar gevestigd. Alle appartementen zijn inmiddels gerenoveerd. De huidige bewoners zijn op drie na nieuwkomers. De huren zijn vanzelfsprekend omhooggegaan maar, zo betoogt Bous-

78


STADSVERNIEUWING

De grootschalige woningverbeteringen in dit deel van Praag zijn niet volgens het Bouska-model verlopen. De gangbare route is renovatie voor commerciële verhuur of verkoop en dan is het zaak om de zittende huurders goedschiks of kwaadschiks naar elders te bewegen. Drie methoden zijn te onderscheiden: verkoop en herontwikkeling door derden; renovatie in eigen beheer; of eigendom behouden

ka, tot een marktconform niveau want als je te hoog gaat zitten krijg je geen huurders. Als eigenaar-bewoner is hij aanspreekpunt voor de bewoners. Hij is er verantwoordelijk voor dat problemen aangepakt, conflicten beslecht, en de woningen goed onderhouden worden. Tijdens ons bezoek worden de nieuwe raamkozijnen met dubbel glas afgeleverd die aan de voorkant zullen worden geplaatst. Renoveren is een doorlopend proces, zo blijkt maar weer. De lening bij de Triodosbank en de woningbouwvereniging zijn door de eigenaar afgelost. Nieuwe investeringen zoals voor deze woningisolatie komen uit eigen middelen. Achter het woonblok ligt nu een gemeenschappelijke tuin, in gebruik als speelplaats voor de kinderen en om te barbecueën in de zomermaanden. De NOM is al jaren ter ziele. De wijk als geheel is opgeknapt, ook al zijn er complexen waar renovatie nog moet beginnen. Maar we hoeven al wandelend door de wijk niet meer beschermd te worden tegen vallend puin van de gevels. ŽiŽkov is in oude glorie hersteld en van een hoger kwaliteitsniveau dan menige gerenoveerde negentiende-eeuwse wijk in Nederland. ŽiŽkov komt over als een hippe wijk voor jonge bewoners, kindvriendelijk en de parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor vergunninghouders. Er is weinig last van graffiti en wat er verschijnt wordt direct weggehaald. Deze negentiende-eeuwse wijk heeft daardoor zijn oude grandeur herkregen. De bewoners zijn niet meer de kleine luiden en pensioentrekkers van 1990. De huidige bewoners vormen een zeer gemêleerd gezelschap, met als overeenkomst dat ze voldoende inkomen hebben om de dure huur- en koopappartementen te kunnen betalen.

“Wonen als een ‘merit good’ hield geen stand in het neoliberale tijdperk” maar renovatie door een ontwikkelaar. Het resultaat is min of meer identiek. De complexen zijn gesloopt of gerenoveerd en er is (ver)nieuwbouw voor de markt in de plaats gekomen.

Voorbeeldproject zonder navolging Het Bouskahuis was bedoeld als voorbeeldproject: externe subsidie voor de proces- en projectbegeleiding en een sociale lening zou renovatie mogelijk maken voor zittende bewoners. Voor het Bouskahuis is dit gelukt, maar het werd geen voorbeeldproject voor de financiering en uitvoering van stadsvernieuwing in de negentiende-eeuwse wijken ten behoeve van zittende bewoners. Hooguit was het een leermoment voor het opzetten en uitvoeren van een renovatie. De andere panden in de wijk zijn merendeels door particuliere partijen en commercieel vastgoedbeheerders opgeknapt voor nieuwe bewoners.

79


Woningen in Žižkov opgeknapt.

FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM

riment op losse schroeven. Zonder renovatieproject, geen voorbeeldproject. Deze oefening in stadsvernieuwing liep stuk op de financiële voorwaarden. Een algemeen toepasbare aanpak van woningverbetering zou in Tsjechië slechts mogelijk zijn geweest met subsidies en voordelige leningen. Maar het beleid van de regering was een andere richting ingeslagen. Geen steun, de markt moest de zaak opknappen.

De financiering van de renovatie van het Bouskahuis is met kunst- en vliegwerk tot stand gekomen. Het dilemma waar de betrokkenen voor stonden is dat de renovatie hoe dan ook moest worden uitgevoerd. Voor de eigenaar en de huurders kwam de bereidheid om deel te nemen steeds meer onder druk te staan omdat de beloofde woningrenovatie zo lang op zich liet wachten. Maar zonder renovatie stond het hele expe-

80


STADSVERNIEUWING

plexeigenaar kan mogelijk slagvaardiger opereren dan een vereniging van eigenaren. Als iedereen verantwoordelijk is, is niemand verantwoordelijk. Maar misschien waren de panden al te zeer vervallen en wilden de bewoners niet kopen. Ze vertrokken naar betere oorden en lieten de panden leeg achter. In Boedapest VII, de wijk Erzsébetváros, heeft zich een bijzondere ontwikkeling voorgedaan. In de nasleep van wereldwijde financiële crisis in 2009 hebben jonge energieke hipsters de vervallen leegstaande complexen omgetoverd tot “ruïnebars” en is een uitgaanscentrum ontstaan in het oude gedeelte van Pest, met name in de voormalige Joodse wijk. Volgens de website ruinbarsbudapest.com zijn tenminste vijftien van dergelijke bars in de wijk te vinden. Deze ‘pop-up’ horecaondernemingen vestigden zich op plekken waar de bebouwing vaak niets meer voorstelt dan wat vervallen muren zonder dak. Na een periode van tijdelijke seizoengebonden vergunningen is het gekomen tot semipermanente vestiging waarbij voldaan moet zijn aan normale eisen van brandveiligheid, hygiëne en dergelijke. De ruïnebars zijn ingericht met afvalmaterialen, maar bestellingen en kassabeheer zijn op moderne digitale leest geschoeid. De attractiewaarde van deze ruïnebars heeft weer geleid tot een verdere ontwikkeling van bars, restaurants en uitgaansleven waaraan ook grotere ketens en bekende namen als Jamie Oliver zich hebben verbonden. De wijk is een druk uitgaanscentrum geworden. Dat de buurtbewoners hier veelal niet gelukkig mee zijn valt te raden.

De Ruïnebars van Boedapest Anders dan in Tsjechië konden de Hongaarse huurders na de omwenteling hun negentiende-eeuwse appartementen kopen. Een renovatiemodel à la het Bouskahuis is hier dus niet aan de orde. Ook in de oude wijken van Boedapest zijn veel panden gerenoveerd of vervangen door nieuwbouw. Maar meer dan in Praag zijn voormalige wooncomplexen vervallen tot ruïnes. Een afzonderlijke com-

Wonen als merit good of voor de happy few? In Boedapest spreken wij met de huisvestingsexperts Iván Tosics en József Hegedüs. Zij sommen de problemen op waar de wo-

81


Ruïnebars in de voormalige Joodse wijk. FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM

82


STADSVERNIEUWING

niet meer paste in de nieuwe verhoudingen. In heel Europa waaide een andere wind. Sociaal en solidair moest het afleggen tegen de markt, de overheid trok zich terug. Eigen woningbezit werd de norm en huren was hooguit een tijdelijke fase in een wooncarrière. In Nederland kwam een einde aan de exploitatiesubsidies voor sociale woningbouw, gemeenten mochten zelf geen woningen meer beheren, sociale verhuurders verkopen sociale huurwoningen om nieuwe te kunnen bouwen om per saldo op onderhoudskosten te besparen. Net zoals institutionele beleggers doen dus. Wonen als een ‘merit good’ hield geen stand in het neoliberale tijdperk dat aanbrak in Europa. In Nederland en Groot-Brittannië werd de sociale huursector teruggebracht tot huisvesting voor de economisch en sociaal zwakkeren. Sociale huisvesting in wijken rond het centrum veranderde in appartementen voor studenten, yuppen en hipsters; en de middenstand veranderde mee. De naoorlogse wijken werden de nieuwe probleemwijken. Beleggers nemen de plaats in van de terugtredende sociale verhuurders. Met als gevolg almaar stijgende prijzen voor huur- en koopwoningen. Min of meer dezelfde ontwikkeling zien we terug in Midden-Europa. De gentrificatie van de oude wijken rondom de binnenstad vertoont eenzelfde dynamiek als elders. Sterke functies verdrijven zwakke functies. En de sterke gebruiker komt in de plaats van de zwakke gebruiker. Achteraf kunnen we vaststellen dat ‘bouwen voor de buurt’ als exportproduct is mislukt. Het is in de loop van de jaren negentig als beleidsconcept in Nederland afgedankt en ging in Midden-Europa volstrekt tegen de tijdgeest in.

ningmarkt in Boedapest onder lijdt. Jongeren en jonge gezinnen met een smalle beurs kunnen nauwelijks betaalbare huisvesting vinden. De woonruimteverdeling onder het communistische regime was zo dat wie naar gezinsgrootte voldeed aan de gestelde normen ook een grotere woning kreeg. De huren waren laag net als de lonen bij deze centrale regulering. Er zijn heden ten dage nauwelijks woningen beschikbaar voor starters of voor gezinnen die te klein wonen, behalve als je een appartement of woning hebt kunnen erven. Het voordeel van de woningverdeling uit de communistische periode blijkt ingeruild voor een systeem waarbij eigen woningbezit en welstand bepalende factoren zijn. In Bratislava, de hoofdstad van Slowakije, hebben we een gesprek met Peter Michalovic van Acord. Hij was ooit volkshuisvestingdeskundige en is tegenwoordig projectontwikkelaar. Hij signaleert een verhuisstroom over de grens naar Hongarije omdat daar de prijs van bouwgrond laag is en er goede bouwmogelijkheden zijn. Ook forenzen veel Slowaken naar Oostenrijk voor werk en gaan daar vervolgens wonen. In Slowakije zijn de vroeger zo verfoeide panelflats nu bijzonder in trek en een geliefd investeringsproject, omdat het coöperatiemodel het gemeenschappelijk onderhoud garandeert. Maar ook Peter Michalovic bevestigt dat in Slowakije minder draagkrachtigen en jonge gezinnen in steden niet gemakkelijk betaalbare huisvesting kunnen bemachtigen. De tucht van de markt heeft in Hongarije, Tsjechië en Slowakije net als in Nederland geleid tot een verslechtering van de positie van de lagere inkomensgroepen op de woningmarkt.

Een misplaatste exportmissie Met de wijsheid achteraf is duidelijk dat het renovatiemodel ‘bouwen voor de buurt’

83


In memoriam Op 6 januari overleed Rob van Hilten, sinds enkele jaren lid van de redactie van Ruimte en Wonen. Rob leed al jaren aan een longziekte, maar dat weerhield hem er niet van een landelijk verkiezingsdebat te organiseren, artikelen uit te zetten en te schrijven, of mee te lopen in het Woonprotest. Hij was altijd betrokken, constructief en vasthoudend, zonder te drammen. Maar bovenal was hij een warm en sympathiek mens, die wij zeer missen.

84


Colofon Ruimte en Wonen

Community

Voorwaarden

103e jaargang, nummer 1,

Organisaties, bedrijven en

Ruimte en Wonen wordt tevens

april 2022. Ruimte en Wonen is

instellingen kunnen partner

elektronisch opgeslagen en

een vakblad en kennisnetwerk

worden van Ruimte en Wonen.

geëxploiteerd. Alle auteurs van

voor ruimtelijke professionals

Neem contact op met Yvette

tekstbijdragen in de vorm van

en woningmarkt­experts,

Vierhout, 073-2051028 of mail

artikelen of ingezonden brieven

ontstaan uit de vakbladen

naar y.vierhout@aeneas.nl.

en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de

S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt 4x per jaar en zijn

Advertentieverkoop

hoogte te zijn en daarmee in te

gekoppeld aan kennissessies.

l.nijs@aeneas.nl,

stemmen, e.e.a. overeenkomstig

Lees ook mee op LinkedIn:

T 073-2051026

de publicatie- en/of inkoop­ voorwaarden. Deze liggen bij de

@ruimteenwonen. Contact

redactie ter inzage en zijn op te

Uitgave

lezersservice@aeneas.nl,

vragen. Niets uit deze uitgave

Aeneas Media bv,

T 073-2051010

mag worden overgenomen zonder toestemming van de

Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘s-Hertogenbosch,

Lidmaatschappen 2022

uitgever. Hoewel de grootst

073- 2051010, www.aeneas.nl,

Kijk voor informatie over onze

mogelijke zorg wordt besteed

ruimteenwonen@aeneas.nl

lidmaatschappen op

aan de inhoud van het blad, zijn

www.ruimteenwonen.nl

redactie en uitgever van Ruimte

Redactie

of neem contact op met onze

en Wonen niet aansprakelijk voor

Annemiek Rijckenberg, Marrietta

klantenservice via

de gevolgen, van welke aard ook,

Haffner, Anne-Jo Visser, Like

lezersservice@aeneas.nl of

van handelingen en/of

Bijlsma, Bob Witjes, Leo

073 2051010. Alle prijzen zijn

beslissingen gebaseerd op de

Pols, Frank Suurenbroek, Martijn

op jaarbasis en exclusief btw.

informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van

Eskinasi, Paul Gerretsen, Evamarije Smit, Lilian van

Ontwerp en vormgeving

gebruikt beeldmateriaal worden

Karnenbeek, Jutta Hinterleitner,

Twin Media bv

achterhaald. Belanghebbenden

Remko Zuidema

kunnen contact opnemen met de uitgever.

Redactie coördinator Yvette Vierhout


Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten? Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.