17 minute read
Stadsvernieuwing in Midden-Europa
Het Bouskahuis in Praag en de Ruïnebars in Boedapest
De val van het IJzeren Gordijn in 1989 had grote gevolgen voor de volkshuisvesting in Centraal- en OostEuropa. De beide auteurs waren indertijd betrokken bij de export van 'bouwen voor de buurt' als Nederlands model voor stadsvernieuwing. Zij zijn onlangs opnieuw naar Praag, Bratislava en Boedapest geweest en komen tot de conclusie dat de ruïnebars in Boedapest de huidige staat van de stadsvernieuwing beter typeren dan het indertijd geïntroduceerde 'bouwen voor de buurt'.
Advertisement
Tekst Hans van Rossum en Sef Slootweg
Eind jaren tachtig markeerde het begin van het einde voor de communistische regimes in Oost-Europa. De centraal geleide economieën moesten plaatsmaken voor een marktgericht model. In de euforie over de val van de muur, de eenwording van Duitsland en Fukuyama’s End of History waaide de wind uit liberale hoek: de markt moest haar werk doen. De adviseurs vlogen af en aan, de Wereldbank, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk waren dankzij de geest van Reagan en Thatcher populair. Op meer bescheiden schaal was er een inbreng vanuit de Nederlandse volkshuisvesting. In dat kader maakten wij, schrijvers dezes, in 1992 een verkenningstocht langs Praag, Bratislava en Boedapest. In november 2021 hebben we als onderzoekers in ruste dezelfde rondreis gemaakt om met onze gesprekspartners van toen te spreken over de huidige situatie in Midden-Europa.
Ook de woningmarkt in Midden-Europa kwam in het vaarwater van de vrije markt terecht. De privatisering van de huurwoningvoorraad kreeg begin jaren negentig vorm, waarbij gehoor werd gegeven aan de roep om teruggave of schadeloosstelling voor onroerend goed dat na de communistische omwenteling was geconfisqueerd. In Tsjechië en Slowakije kwamen de meergezinscomplexen van voor de communistische overname (1948) weer in handen van de oorspronkelijke eigenaren. De huurwoningen van na 1948 konden de bewoners tegen een laag bedrag kopen. In Hongarije was geen restitutie van geconfisqueerd bezit. Alle bewoners van huurwoningen kregen het recht van koop. De verantwoordelijkheid voor (de verbetering van) de verwaarloosde woningvoorraad lag daarmee niet meer bij de overheid maar bij de nieuwe particuliere eigenaren. De grote uitdaging was hoe onderhoud en woningverbetering onder de nieuwe verhoudingen vorm te geven. Nederland had hier wel ideeën over.
De Nederlandse overheid financierde begin jaren negentig verschillende steunprojecten via het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO). Binnen dit programma viel ook de renovatie van het Bouskahuis in Praag. De renovatie van dit wooncomplex is door onderzoeksbureau RIGO in 1995 geëvalueerd
‘Bouwen voor de buurt’ was in Nederland vooral door de strijd van bewonersorganisaties en hun (gesubsidieerde) ondersteuners uitgangspunt van beleid geworden. In dit beleid komen drie inhoudelijke doelstellingen samen: 1) de verouderde vooroorlogse woningvoorraad vernieuwen en zo min mogelijk slopen, 2) de woonsituatie van de economisch zwakkeren verbeteren en 3) de sociale structuren op buurt- en wijkniveau intact houden. Dankzij de sterke positie van gemeentelijk woningbedrijven en woningcorporaties en de door de rijksoverheid beschikbaar gestelde middelen werd ‘bouwen voor de buurt’ een gangbare gemeentelijke praktijk. Gezien dit succes en de algemeen gevoelde noodzaak nu iets voor de mensen in Oost- en Midden-Europa te doen vertrokken idealistische volkshuisvesters met deze missie naar het Oosten. De experts van Bouwwinkel Zeeland gingen naar Praag om daar de stadsvernieuwing op gang te helpen.
Bouwen voor de buurt en het Bouskahuis
Het Bouskahuis is een woongebouw uit 1890 met 15 appartementen verdeeld over drie verdiepingen. Het souterrain en de begane grond zijn in gebruik voor opslag en als bedrijfsruimten. Het pand was bij de communistische omwenteling van 1948 geconfisqueerd. Na 1989 komt David Bouska in bezit
van het pand dat ooit door zijn grootvader was aangekocht. Het pand is ernstig in verval en de woonkwaliteit van de appartementen is ook voor Tsjechische begrippen ver beneden de maat. De toiletten zijn bijvoorbeeld gemeenschappelijk en worden per verdieping door balkons ontsloten.
De NOM en Bouwwinkel Zeeland
David Bouska wendt zich in 1992 tot de NOM (Nadace pro Obnovu Mesta: stichting voor stadsvernieuwing), een Tsjechische organisatie voor stadsvernieuwing opgezet en ondersteund door Bouwwinkel Zeeland. Zijn verzoek om hulp bij de renovatie van zijn pand valt in vruchtbare aarde. De renovatie van het Bouskahuis in de negentiende-eeuwse Praagse wijk Žižkov wordt omarmd als een eerste voorbeeld van woningrenovatie voor zittende huurders en moet gaan dienen als pilotproject voor deze renovatiepraktijk in Tsjechië. De NOM onderzoekt in 1992 de haalbaarheid en ontwikkelt een ‘totaalplan’ voor renovatie van de commerciële ruimten, de appartementen en de gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen.
Uitvoering en institutionele barrières
Het Praagse renovatieproject voor zittende huurders heeft drie ontwikkelingsstadia. Het eerste stadium is het opzetten en ontwikkelen van een model voor renovatie. Het model wordt daarna toegepast en verfijnd in de praktijk. Vervolgens wordt deze praktijkervaring als voorbeeldproject onder de aandacht gebracht.
In de praktijkfase bleek het niet mogelijk om de renovatie als één geheel te financieren. Daarom is gekozen voor een gefaseerde aanpak in volgorde van urgentie waarbij de financiering en aanbesteding per onderdeel werd geregeld: 1) de reparatie van het dak met subsidie vanuit Tsjechië, 2) de vernieuwing van het hoofdleidingennet (gas, water, elektriciteit en riolering) met een gift vanuit het Nederlandse ondersteuningsbudget, 3) het herstel van de gevel met een ‘zachte’ lening van de Triodosbank en 4) de renovatie van de appartementen met een lening van een Nederlandse woningbouwvereniging.
Bij ons bezoek aan het Bouskahuis in november 1995 was de renovatie nog in volle gang. Het dak was met de nodige tegenslagen gerepareerd, het nieuwe hoofdleidingennet was aangelegd en de gevel stond letterlijk en figuurlijk in de steigers. De renovatie van de appartementen van zittende huurders – het kenmerkende onderdeel van deze opgave – lag nog in het verschiet. Er was al wel een leegstaand appartement gerenoveerd en aan de betrokken Tsjechische architecte en de Nederlandse initiatiefnemer verhuurd. Dit appartement fungeerde tevens als modelwoning. In het Bouskahuis woonde ook de eigenaar annex opdrachtgever en de NOM, de Tsjechische organisatie voor stadsvernieuwing, huurde een kantoor in het gebouw.
Renovatie van de bewoonde appartementen
Van de 15 appartementen in het complex stonden er in 1992 vijf leeg. Er blijven dan negen woningen van zittende huurders over plus die van de eigenaar. Aan alle bewoners is een renovatiepakket voorgelegd met zaken als: elektrische of gasgestookte centrale verwarming (met combiketel), toilet, bad of douche, keuken en uitbreiding van de oppervlakte (nieuwe toegang of kleine badkamer). Daarnaast was het voor de huurders mogelijk om meer luxe te vragen, zoals stucwerk, betegeling en schilderwerk. De kosten voor dit extra pakket moesten de huurders direct aan de aannemer voldoen. Omdat de huren wettelijk worden geregeld en
Het Bouskahuis in 2021.
FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM
na een renovatie niet kunnen worden verhoogd, is gekozen voor een financiering waarbij de huurders gedurende tien jaar een renovatiebijdrage aan de verhuurder betalen. Deze renovatiebijdrage diende ter afbetaling van de tienjarige annuïteitslening die de eigenaar had afgesloten met de woningcorporatie Patrimonium uit Hoogvliet. Vier huurders gaan om verschillende redenen niet akkoord met het voorstel en een huurder is wegens wanbetaling door de eigenaar uitgesloten van participatie. Dan blijven er dus vier appartementen van zittende huurders over. Tot slot zullen de leegstaande appartementen door de eigenaar zelf worden gerenoveerd. In totaal worden dus tien appartementen gerenoveerd. De lening van Patrimonium is gerelateerd aan het aantal verhuurde of te verhuren eenheden. Een totale lening van 90.000 gulden; 10.000 gulden per te renoveren appartement.
Toen en thans
Inmiddels zijn we zo’n 30 jaar verder. De eens zo geroemde Nederlandse volkshuisvesting heeft veel van haar glans verloren; gemeentelijke woningbedrijven zijn ontmanteld, woningcorporaties zijn nu private woningbeheerders die geen subsidies ontvangen, maar belasting betalen in de vorm van de verhuurdersheffing. Door verkoop van sociale huurwoningen moet de sector zijn eigen broek zien op te houden. Het failliet van deze beleidswissel is anno 2022 duidelijk en er staan initiatieven op stapel om het tij te keren, waaronder de afschaffing van de verhuurdersheffing.
Maar hoe staan de zaken er nu in Midden-Europa voor? Hoe is het met de projecten verlopen die Nederland zo’n 30 jaar geleden in Praag en elders ondersteunde? Om op die vragen een antwoord te krijgen zijn wij, onderzoekers van het eerste uur, teruggegaan naar Praag, Bratislava en Boedapest om meer te weten te komen over het huidige huisvestingsbeleid en in het bijzonder de renovatie van het Bouskahuis in Praag.
Bij onze voorbeschouwingen tijdens de urenlange autorit naar Praag halen wij herinneringen op aan de Nederlandse hulp bij de stadsvernieuwing in Midden-Europa. Onze bedenkingen tegen het renovatiemodel op basis van vier appartementen voor zittende bewoners met als waterhoofd een ondersteuningsbudget van ruim een miljoen gulden. Was de financiële ondersteuning er om de renovatie voor zittende huurders mogelijk te maken of was eerder de financiële ondersteuning nodig om de deskundigen een inkomen te bezorgen en de eigenaar te redden? Wat is er verder gedaan aan de verspreiding van het renovatiemodel in Praag en in de rest van Midden-Europa? Is er een renovatiepraktijk voor zittende huurders op gang gekomen? En gezien de ontwikkelingen in Nederland, werd eigenlijk niet een model gepropageerd dat in ons land al geen toekomst meer had? Had een sociaal model op basis van solidariteit en een sterke overheid kans van slagen in Tsjechië, waar Vaclav Klaus als Thatcher-adept de scepter zwaaide met een heilig geloof in de werking van de vrije markt en in een terugtrekkende overheid? Genoeg stof om voor te leggen aan onze gesprekpartners in Praag, Bratislava en Boedapest.
Žižkov - Praag
We betrekken een hotelkamer in de wijk ŽiŽkov en spreken af met Lukas Velisek die als architect bij de renovatie was betrokken en met David Bouska, de eigenaar-bewoner en opdrachtgever voor de renovatie. In de plint van zijn pand is momenteel een café-bar gevestigd. Alle appartementen zijn inmiddels gerenoveerd. De huidige bewoners zijn op drie na nieuwkomers. De huren zijn vanzelfsprekend omhooggegaan maar, zo betoogt Bous-
ka, tot een marktconform niveau want als je te hoog gaat zitten krijg je geen huurders. Als eigenaar-bewoner is hij aanspreekpunt voor de bewoners. Hij is er verantwoordelijk voor dat problemen aangepakt, conflicten beslecht, en de woningen goed onderhouden worden. Tijdens ons bezoek worden de nieuwe raamkozijnen met dubbel glas afgeleverd die aan de voorkant zullen worden geplaatst. Renoveren is een doorlopend proces, zo blijkt maar weer. De lening bij de Triodosbank en de woningbouwvereniging zijn door de eigenaar afgelost. Nieuwe investeringen zoals voor deze woningisolatie komen uit eigen middelen. Achter het woonblok ligt nu een gemeenschappelijke tuin, in gebruik als speelplaats voor de kinderen en om te barbecueën in de zomermaanden. De NOM is al jaren ter ziele.
De wijk als geheel is opgeknapt, ook al zijn er complexen waar renovatie nog moet beginnen. Maar we hoeven al wandelend door de wijk niet meer beschermd te worden tegen vallend puin van de gevels. ŽiŽkov is in oude glorie hersteld en van een hoger kwaliteitsniveau dan menige gerenoveerde negentiende-eeuwse wijk in Nederland. ŽiŽkov komt over als een hippe wijk voor jonge bewoners, kindvriendelijk en de parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor vergunninghouders. Er is weinig last van graffiti en wat er verschijnt wordt direct weggehaald. Deze negentiende-eeuwse wijk heeft daardoor zijn oude grandeur herkregen. De bewoners zijn niet meer de kleine luiden en pensioentrekkers van 1990. De huidige bewoners vormen een zeer gemêleerd gezelschap, met als overeenkomst dat ze voldoende inkomen hebben om de dure huur- en koopappartementen te kunnen betalen.
De grootschalige woningverbeteringen in dit deel van Praag zijn niet volgens het Bouska-model verlopen. De gangbare route is renovatie voor commerciële verhuur of verkoop en dan is het zaak om de zittende huurders goedschiks of kwaadschiks naar elders te bewegen. Drie methoden zijn te onderscheiden: verkoop en herontwikkeling door derden; renovatie in eigen beheer; of eigendom behouden
maar renovatie door een ontwikkelaar. Het resultaat is min of meer identiek. De complexen zijn gesloopt of gerenoveerd en er is (ver)nieuwbouw voor de markt in de plaats gekomen.
Voorbeeldproject zonder navolging
Het Bouskahuis was bedoeld als voorbeeldproject: externe subsidie voor de proces- en projectbegeleiding en een sociale lening zou renovatie mogelijk maken voor zittende bewoners. Voor het Bouskahuis is dit gelukt, maar het werd geen voorbeeldproject voor de financiering en uitvoering van stadsvernieuwing in de negentiende-eeuwse wijken ten behoeve van zittende bewoners. Hooguit was het een leermoment voor het opzetten en uitvoeren van een renovatie. De andere panden in de wijk zijn merendeels door particuliere partijen en commercieel vastgoedbeheerders opgeknapt voor nieuwe bewoners.
Woningen in Žižkov opgeknapt. FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM
De financiering van de renovatie van het Bouskahuis is met kunst- en vliegwerk tot stand gekomen. Het dilemma waar de betrokkenen voor stonden is dat de renovatie hoe dan ook moest worden uitgevoerd. Voor de eigenaar en de huurders kwam de bereidheid om deel te nemen steeds meer onder druk te staan omdat de beloofde woningrenovatie zo lang op zich liet wachten. Maar zonder renovatie stond het hele experiment op losse schroeven. Zonder renovatieproject, geen voorbeeldproject. Deze oefening in stadsvernieuwing liep stuk op de financiële voorwaarden. Een algemeen toepasbare aanpak van woningverbetering zou in Tsjechië slechts mogelijk zijn geweest met subsidies en voordelige leningen. Maar het beleid van de regering was een andere richting ingeslagen. Geen steun, de markt moest de zaak opknappen.
De Ruïnebars van Boedapest
Anders dan in Tsjechië konden de Hongaarse huurders na de omwenteling hun negentiende-eeuwse appartementen kopen. Een renovatiemodel à la het Bouskahuis is hier dus niet aan de orde. Ook in de oude wijken van Boedapest zijn veel panden gerenoveerd of vervangen door nieuwbouw. Maar meer dan in Praag zijn voormalige wooncomplexen vervallen tot ruïnes. Een afzonderlijke complexeigenaar kan mogelijk slagvaardiger opereren dan een vereniging van eigenaren. Als iedereen verantwoordelijk is, is niemand verantwoordelijk. Maar misschien waren de panden al te zeer vervallen en wilden de bewoners niet kopen. Ze vertrokken naar betere oorden en lieten de panden leeg achter.
In Boedapest VII, de wijk Erzsébetváros, heeft zich een bijzondere ontwikkeling voorgedaan. In de nasleep van wereldwijde financiële crisis in 2009 hebben jonge energieke hipsters de vervallen leegstaande complexen omgetoverd tot “ruïnebars” en is een uitgaanscentrum ontstaan in het oude gedeelte van Pest, met name in de voormalige Joodse wijk. Volgens de website ruinbarsbudapest.com zijn tenminste vijftien van dergelijke bars in de wijk te vinden.
Deze ‘pop-up’ horecaondernemingen vestigden zich op plekken waar de bebouwing vaak niets meer voorstelt dan wat vervallen muren zonder dak. Na een periode van tijdelijke seizoengebonden vergunningen is het gekomen tot semipermanente vestiging waarbij voldaan moet zijn aan normale eisen van brandveiligheid, hygiëne en dergelijke. De ruïnebars zijn ingericht met afvalmaterialen, maar bestellingen en kassabeheer zijn op moderne digitale leest geschoeid. De attractiewaarde van deze ruïnebars heeft weer geleid tot een verdere ontwikkeling van bars, restaurants en uitgaansleven waaraan ook grotere ketens en bekende namen als Jamie Oliver zich hebben verbonden. De wijk is een druk uitgaanscentrum geworden. Dat de buurtbewoners hier veelal niet gelukkig mee zijn valt te raden.
Wonen als merit good of voor de happy few?
In Boedapest spreken wij met de huisvestingsexperts Iván Tosics en József Hegedüs. Zij sommen de problemen op waar de wo-
Ruïnebars in de voormalige
Joodse wijk. FOTO SEF SLOOTWEG EN HANS VAN ROSSUM
ningmarkt in Boedapest onder lijdt. Jongeren en jonge gezinnen met een smalle beurs kunnen nauwelijks betaalbare huisvesting vinden. De woonruimteverdeling onder het communistische regime was zo dat wie naar gezinsgrootte voldeed aan de gestelde normen ook een grotere woning kreeg. De huren waren laag net als de lonen bij deze centrale regulering. Er zijn heden ten dage nauwelijks woningen beschikbaar voor starters of voor gezinnen die te klein wonen, behalve als je een appartement of woning hebt kunnen erven. Het voordeel van de woningverdeling uit de communistische periode blijkt ingeruild voor een systeem waarbij eigen woningbezit en welstand bepalende factoren zijn.
In Bratislava, de hoofdstad van Slowakije, hebben we een gesprek met Peter Michalovic van Acord. Hij was ooit volkshuisvestingdeskundige en is tegenwoordig projectontwikkelaar. Hij signaleert een verhuisstroom over de grens naar Hongarije omdat daar de prijs van bouwgrond laag is en er goede bouwmogelijkheden zijn. Ook forenzen veel Slowaken naar Oostenrijk voor werk en gaan daar vervolgens wonen. In Slowakije zijn de vroeger zo verfoeide panelflats nu bijzonder in trek en een geliefd investeringsproject, omdat het cooperatiemodel het gemeenschappelijk onderhoud garandeert. Maar ook Peter Michalovic bevestigt dat in Slowakije minder draagkrachtigen en jonge gezinnen in steden niet gemakkelijk betaalbare huisvesting kunnen bemachtigen.
De tucht van de markt heeft in Hongarije, Tsjechië en Slowakije net als in Nederland geleid tot een verslechtering van de positie van de lagere inkomensgroepen op de woningmarkt.
Een misplaatste exportmissie
Met de wijsheid achteraf is duidelijk dat het renovatiemodel ‘bouwen voor de buurt’ niet meer paste in de nieuwe verhoudingen. In heel Europa waaide een andere wind. Sociaal en solidair moest het afleggen tegen de markt, de overheid trok zich terug. Eigen woningbezit werd de norm en huren was hooguit een tijdelijke fase in een wooncarrière. In Nederland kwam een einde aan de exploitatiesubsidies voor sociale woningbouw, gemeenten mochten zelf geen woningen meer beheren, sociale verhuurders verkopen sociale huurwoningen om nieuwe te kunnen bouwen om per saldo op onderhoudskosten te besparen. Net zoals institutionele beleggers doen dus.
Wonen als een ‘merit good’ hield geen stand in het neoliberale tijdperk dat aanbrak in Europa. In Nederland en Groot-Brittannië werd de sociale huursector teruggebracht tot huisvesting voor de economisch en sociaal zwakkeren. Sociale huisvesting in wijken rond het centrum veranderde in appartementen voor studenten, yuppen en hipsters; en de middenstand veranderde mee. De naoorlogse wijken werden de nieuwe probleemwijken. Beleggers nemen de plaats in van de terugtredende sociale verhuurders. Met als gevolg almaar stijgende prijzen voor huur- en koopwoningen.
Min of meer dezelfde ontwikkeling zien we terug in Midden-Europa. De gentrificatie van de oude wijken rondom de binnenstad vertoont eenzelfde dynamiek als elders. Sterke functies verdrijven zwakke functies. En de sterke gebruiker komt in de plaats van de zwakke gebruiker. Achteraf kunnen we vaststellen dat ‘bouwen voor de buurt’ als exportproduct is mislukt. Het is in de loop van de jaren negentig als beleidsconcept in Nederland afgedankt en ging in Midden-Europa volstrekt tegen de tijdgeest in.
In memoriam
Op 6 januari overleed Rob van Hilten, sinds enkele jaren lid van de redactie van Ruimte en Wonen. Rob leed al jaren aan een longziekte, maar dat weerhield hem er niet van een landelijk verkiezingsdebat te organiseren, artikelen uit te zetten en te schrijven, of mee te lopen in het Woonprotest. Hij was altijd betrokken, constructief en vasthoudend, zonder te drammen. Maar bovenal was hij een warm en sympathiek mens, die wij zeer missen.
Colofon
Ruimte en Wonen
103e jaargang, nummer 1, april 2022. Ruimte en Wonen is een vakblad en kennisnetwerk voor ruimtelijke professionals en woningmarktexperts, ontstaan uit de vakbladen S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt 4x per jaar en zijn gekoppeld aan kennissessies. Lees ook mee op LinkedIn: @ruimteenwonen.
Uitgave
Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘s-Hertogenbosch, 073- 2051010, www.aeneas.nl, ruimteenwonen@aeneas.nl
Redactie
Annemiek Rijckenberg, Marrietta Haffner, Anne-Jo Visser, Like Bijlsma, Bob Witjes, Leo Pols, Frank Suurenbroek, Martijn Eskinasi, Paul Gerretsen, Evamarije Smit, Lilian van Karnenbeek, Jutta Hinterleitner, Remko Zuidema
Community
Organisaties, bedrijven en instellingen kunnen partner worden van Ruimte en Wonen. Neem contact op met Yvette Vierhout, 073-2051028 of mail naar y.vierhout@aeneas.nl.
Advertentieverkoop
l.nijs@aeneas.nl, T 073-2051026
Contact
lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051010
Lidmaatschappen 2022 Kijk voor informatie over onze lidmaatschappen op www.ruimteenwonen.nl of neem contact op met onze klantenservice via lezersservice@aeneas.nl of 073 2051010. Alle prijzen zijn op jaarbasis en exclusief btw.
Ontwerp en vormgeving
Twin Media bv
Redactie coördinator
Yvette Vierhout
Voorwaarden
Ruimte en Wonen wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Ruimte en Wonen niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.
Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten? Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23