Renda 1803

Page 1

www.renda.nl

#3 Kennisnetwerk voor professionals in de sociale woningbouw

2018

Dé bewoner bestaat niet KOM OP 11 OKTOBER NAAR DE DAG VAN DE BEWONER

DOSSIER

KETENSAMEN­ WERKING

LEREN, EVALUEREN, VERBETEREN


Het FAKRO dakraam maakt het helder www.fakro.nl/mjop

Energiezuinig, onderhoud inzichtelijk Daglicht is een essentieel onderdeel van een gezonde woning. Het liefst willen we daar zo lang mogelijk zorgeloos van genieten. FAKRO biedt daarom producten van een robuuste en duurzame kwaliteit, die lang mee gaan en brengt het onderhoud voor u helder in kaart.

Kijk op www.fakro.nl/mjop

• Energiezuinig Dankzij hoogwaardige beglazing en meervoudig kierdichtingssysteem • Jarenlange kwaliteitsgarantie 10 jaar algemeen, 20 jaar op glas en scharnieren, levenslang op hagelschade • Onderhoud in kaart Gebundeld in een uitgebreid onderhoudsadvies geschikt voor uw MJOP


Inhoud 26

ARTIKELEN 8 Smaken van energieneutraal Deel 3: de bewoner laten kiezen 54 Op weg naar een inclusieve samenleving Interview Erik Dannenberg 60 De vitale corporatie Deel 3 68 Veilig asbest saneren

PROJECT 16 Philipsdorp Oude glorie hersteld

DOSSIER KETEN SAMEN­WERKING 30 Functioneren als een eenheid Interview Jack van der Veen

36

36 Leren, evalueren, verbeteren Een voorbeeld van ketensamenwerking 44 Zelfreflectie is nodig Onderzoek Marieke Venselaar

EN VERDER 4 Hoofdredactioneel Erna van Holland 7 Agenda Onze evenementen 26 Een betrokken bewoner Hoe woon jij? 52 Simultaan schaken Column André van der Wouw 76 De randjes opzoeken Leerling & Leermeester

#3 2018

76

RENDA NETWERK

80 Vers bloed Nieuwe partners 81 Circulair klimaatakkoord Blog Rob Huvers 82 De bewoner aan het stuur Rendakaffee Renovatiebeurs 84 Circulariteit? Begin bij jezelf Dag van de Circulariteit 86 Omgaan met weerstand Kennisatelier 14 juni 90 Beeldverslag Philipsdorp Renda on Tour 28 juni 92 Een verwarde samenleving Kennisatelier 5 juli 96 Renda partners Partneroverzicht

Beeld cover Maikel Samuels

#3 2018

3


BOUWEN AAN VERTROUWEN Wat is het toch lastig als woorden hun kracht verlie­ zen en daarmee soms ook hun waarde. Een goed voorbeeld is ‘duurzaamheid’. Maar het geldt ook voor ‘ketensamenwerking’. Wat hebben we onszelf aangedaan om voor het woord ‘ketensamenwerking’ te kiezen. Het leidt namelijk niet naar een heldere defini­ tie maar naar grote verwar­ ring. Want wat is die keten precies? Wie op zoek gaat naar de betekenissen van het woord ‘keten’ ziet ook een grote variatie aan moge­ lijkheden; dit helpt je niet echt verder. Een bedrijf met meerdere vestigingen is een keten maar het staat ook voor een ketting of een reeks. Je ver­ onderstelt dat we het in het vastgoed gebruiken in de zin

Het mag misschien lastig zijn, ketensamenwerking, maar dat is geen reden om het niet te doen. 4  #3 2018

van productieketen: een reeks producenten en con­ sumenten van grondstof tot afval (Wikipedia). Mij bekruipt het gevoel dat dit een grotere keten is dan waar wij het over hebben als we spreken over ‘ketensa­ menwerking’. De consument zal niet in alle gevallen deel uitmaken van de keten. Daarnaast zijn we nog maar net begonnen met de circulaire economie en het nadenken over afval in de keten. Ik vrees dat deze onduidelijkheid ons niet helpt om de ketensamen­ werking ook echt te verbe­ teren. Sandra Schruijer (hoogle­ raar Organisatiepsychologie TIAS en UvU) heeft ons bij Renda een aantal jaren geleden geadviseerd rondom het thema samen­ werken. Zij geeft aan dat samenwerken veel lastiger is dan je denkt. Je moet rela­


HOOFDREDACTIONEEL

ties aangaan met anderen en dat is lastig want die anderen zijn anders. Dat maakt het ingewikkeld, dat schept afstand en dat ver­ oorzaakt wantrouwen. En daar zijn we in de bouw goed in. We maken contrac­ ten die doorspekt zijn van dat wantrouwen en ver­ wachten vervolgens dat de samenwerking goed zal ver­ lopen. Niet vreemd dat er toch zoveel misgaat. Dat komt omdat de con­ tracten op basis van ratio­ nele zaken zijn opgebouwd en omdat we veelal hande­ len op basis van emotie, al zijn we ons daar vaak niet van bewust.

nodig en levert de samen­ werking ook meer op. Een goede samenwerking kapi­ taliseert het verschil, terwijl wij vaak doende zijn om het verschil zo klein mogelijk te laten zijn. We vinden het eng en zijn het niet gewend. De ketensamenwerking waar we in de bouw naar op zoek zijn, gaat inderdaad uit van aanvullende kwaliteiten en derhalve om hele ver­ schillende partijen. Als je de ideale keten opbouwt, dat wil zeggen waar de opdracht­gever (of consu­ ment) deel van uitmaakt, dan heb je de grootste ver­ schillen wel in de keten te pakken.

Vervolgens moet je in de samenwerking ingewikkelde dingen met elkaar bespre­ ken en heb je daar geen goed fundament voor gelegd. De toelichting die Schruijer geeft, is dat we het liefst samen willen werken met mensen die op ons lij­ ken. Maar een goede samenwerking is juist gebaat bij verschil tussen partijen. Dan heb je elkaar

Nu zijn velen van ons over­ tuigd van het nut en de noodzaak van de ketensa­ menwerking. Wat kun je dan doen om een goede samen­ werking te realiseren? Gelukkig geeft Schruijer daar ook een aantal tips voor, overigens met de boodschap dat succes dan nog niet wordt gegaran­ deerd. Allereerst moet het besef er zijn dat samenwer­

ken lastig is en blijft omdat je vanuit het verschil moet blijven werken. Het kan hel­ pen om een lichte organisa­ tievorm te kiezen met ruimte om zaken bespreekbaar te maken. Het onderscheiden van relatieconflicten en taak­ conflicten helpt ook enorm om eruit te komen als con­ flicten zich voordoen. Taakconflicten zijn veelal een­voudig oplosbaar. En niet in de laatste plaats: je moet blijven bouwen aan vertrouwen. Vergeet niet: vertrouwen is ook een werk­ woord. Er is hoop, dus werk aan de winkel! Erna van Holland Hoofdredacteur Renda

ARTIKEL SCHRIJVEN?

Heb je een idee voor een artikel en past dit binnen de thema’s van Renda? Stuur dan een mail naar renda@aeneas.nl

#3 2018  5


RENDA MENUKAART 2018

renda.nl

Heb jij verstand van renoveren? Renda stelt professionals in staat hun werk beter te doen door betrouwbare vakkennis te delen. Is jouw bedrijf deskundig op het gebied van renovatie of een aspect daarvan? En wil je die kennis delen met woningcorporaties, renovatiebedrijven of toeleveranciers? Word dan partner van Renda. Eenpitters en start-ups Adviesbureaus, kleine bedrijven en corporaties Bedrijven

€ 950 € 1599 € 2599

Wat krijg je daarvoor? Redactioneel

Netwerk

Commercieel

• Welkomstinterview • Deel je nieuws met het netwerk • Een plek in ons blogpanel • Schrijf een artikel in Renda Magazine • Deelname aan Renda-rubrieken: - Hoe woon jij? - Passie voor vakmanschap - Leerling & Leermeester

• Bepaal de koers van Renda • Gratis toegang tot besloten events voor tenminste 2 personen • Gratis toegang tot kennistafels • Korting op open events • Toegang tot de online community voor het hele bedrijf • Partnerlidmaatschap voor medewerkers • Renda Magazine (max 20) • Renda Banenruil

• Logo in nieuwsbrief, op website en Renda Magazine • 25% korting op advertentietarieven • Plaatsing in Innovatiedatabase • Plaatsing in Vacaturebank

Wil je nog meer zichtbaarheid? Redactioneel

Netwerk

• Een artikel geschreven door een Renda-journalist • Andere journalistieke uitingen mogelijk in overleg

• Zeepkistmoment • Sponsor Renda Kennisatelier • Organiseer een Renda Event • Renda Themadag: - Host - Deelsessie - Inspiratielunch

€ 600

n.o.t.k.

Commercieel €

500

€ 1500 € 4500 € 2500 € 1500 € 1500

• Advertentie in Renda • Innovatie op homepage • Innovatie in nieuwbrief • Vacature op homepage • Banner in nieuwsbrief • Banner op website

Wil je meer weten over het partnerschap neem contact op met Robert Dingemans: r.dingemans@aeneas.nl Wil je graag meer informatie over de advertentieverkoop neem contact op met Stefan Terpstra: s.terpstra@aeneas.nl

€ 1495 € 280 € 225 € 225 € 375 € 565


AGENDA • 11 oktober

• 8 november

Er is geen standaardformule voor bewonerscommunica­ tie tijdens verduurzamings­ trajecten. Iedere bewoner is anders en heeft behoefte aan een eigen aanpak. Daarom verdiepen wij ons op 11 oktober in de identi­ teit van huurders in onze sector.

We organiseren een aantal keer per jaar het Rendakaf­ fee. Tijdens deze sessie worden Renda-thema’s ver­ der uitgediept en brengen we voorbeelden uit de prak­ tijk voor het voetlicht. Er is plek voor discussie en altijd tijd voor ontmoetingen onder het genot van een hapje en drankje. Schrijf je nu vast in voor het Renda­ kaffee op 8 november. Thema en locatie communi­ ceren we spoedig op Renda.nl.

Dag van de Bewoner

Wat kun je verwachten?

•• Erik Dannenberg vertelt

hoe je een goede leefom­ geving creëert waarin iedereen kan blijven func­ tioneren? Zeker voor, tij­ dens en na een renovatie. •• Je krijgt concrete hand­ vatten hoe je verschil­ lende doelgroepen mee kunt nemen in renovatie en verduurzaming. •• De uitslag van de verkie­ zing voor meest betrok­ ken bewoner. In samenwerking met: De Variabele, Portaal, Mitros, Bo-Ex, WonenBreburg, Talen Vastgoedonderhoud, Coen Hagedoorn, SOR, KnaapenGroep, Groene Huisvesters en Host­ manship.

Rendakaffee

• 6 december

Ketensamenwerking De bouw staat voor de grote uitdaging om zichzelf collectief naar een toe­ komstbestendige en duur­ zame sector te ontwikkelen. Daarvoor is ketensamen­ werking nodig, en kennis en expertise van de verschil­ lende schakels in de bouw­ sector. Maar hoe komen we nu van praten over ketensa­ menwerking naar echt doen? Op 6 december kij­ ken we onder andere samen met Jack van der Veen hoe

je zorgt voor voldoende ver­ trouwen om te komen tot een goede samenwerking.

Kennistafels Het komende jaar gaan we een aantal kennistafels organiseren: kleinschaligere bijeenkomsten waarin experts specifiek op thema, zoals gezond binnenklimaat en circulariteit, bij elkaar komen en niet alleen kennis delen, maar ook kennis ont­ wikkelen. Met deze kennis­ tafels willen we voorkomen dat de positieve energie die bij events ontstaat, stilvalt zodra bezoekers in de auto stappen. De kennistafels vinden een aantal keer per jaar op vooraf afgesproken tijdstippen plaats. Inschrijven op deze kennistafels is gra­ tis voor partners en leden, maar kan helaas niet gega­ randeerd worden. Mail voor meer info naar renda@aeneas.nl.

Bekijk onze evenementen online op renda.nl/events

#3 2018

7


Smaken van energie­ neutraal DEEL 3: DE BEWONER LATEN KIEZEN

Het lijkt wel of alles in terugkerende cycli gebeurt. Alleen wanneer je de vorige cyclus niet hebt meegemaakt lijkt alles nieuw. Dit gaat ook op voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Jammer want niet alles hoeft opnieuw uitgevonden te worden. Met ruim 17 miljoen ervaringsdeskundigen op het gebied van wonen zijn we niet met iets nieuws bezig. Daarom gaan we even terug in de tijd. Tekst Haico van Nunen

8  #3 2018


#3 2018  9


SMAKEN VAN ENERGIENEUTRAAL

I

n de jaren ’80 was er een vergelijkbare besparingsopgave maar dan enkel gericht op energie (lees geen CO2!). In eerste instantie dacht men dat op te kun­ nen lossen met eenvoudige maatregelen zoals na-isolatie en dubbel glas. Dat gaf echter grote problemen met het binnenkli­ maat. Uit onderzoek toegepast bij 21 demon­stratieprojecten bleek dat de bespa­ ringsdoelstellingen alleen gehaald konden worden met een aanpak waarbij isolatie-, installatie- en onderhoudsmaatregelen inte­ graal werden toegepast. De overheid evalu­ eerde deze aanpak uitgebreid met bewoners in het onderzoeksprogramma E’novatie. Een vraag die bij E’novatie centraal stond was hoe de grote bouwproductie na de oor­ log onderhouden en tevens energetisch ver­ beterd kon worden. Dat is exact de opgave waar we vandaag de dag weer voor staan. En meer, want het gaat nu over de totale woningvoorraad. Naast de omvang is ook de doelstelling aangepast. Bij E’novatie was de ambitie ‘substantiële energiebesparing’. Anno 2018 zijn de doelen scherper gefor­ muleerd. Het lijkt erop dat we in 2030 maar liefst 49% CO2-reductie in de gebouwde omgeving behaald moeten hebben en later zelfs 80-95%. Gelukkig zijn ook de oplossingen onder­ tussen verder ontwikkeld. Denk aan triple glas, warmtepompen en hoogwaardige iso­ latie. Destijds deed de overheid gedegen onderzoek naar de effecten en onderlinge samenhang van maatregelen. Nu wordt dat aan de markt over gelaten. En dan wordt er toch eerder gekeken naar de grootste winst en eigen impact, en niet naar de samenhang. Bij het opknappen van woningen draait het echter vooral om de bewoner, als die het niet ziet zitten gebeurt er niets. Er kunnen pas echt stappen gezet worden wanneer bewo­ ners meer inzicht krijgen in de opgave, en oplossingen waaruit ze kunnen kiezen. Gelukkig is ook deze groep veranderd sinds het verleden. Met ruim 5 miljoen particulieren

10  #3 2018

en 2,5 miljoen huurders is de stem van de ‘consument’ overal aanwezig. Een consu­ ment die door opleiding, internet en een groot sociaal netwerk mondiger is dan ooit tevoren en prima in staat is zijn stem te laten horen.

Van infra en type naar duurzaam wonen

Dit is het derde artikel in de serie over de transitie naar een energieneutrale woning­ voorraad. De keuze van de infrastructuur en de impact van verduurzamen per woningtype zijn in de eerste twee delen aan bod geko­ men. Nu gaat het over de daadwerkelijke maatregelen en het maken van keuzes om tot duurzaam wonen te komen en daarmee komt de bewoner centraal te staan. Allereerst moeten we accepteren dat duurzaamheid geld gaat kosten. Of dat nu komt doordat de energieprijzen gaan stijgen, of doordat je investeert in een woning met een lager (of zelfs nul) gebruik. Zelfs als je niets doet gaat het geld kosten, wellicht nog meer dan wél iets doen. Ten tweede is ondanks dat de opgave zo groot is, de kans klein dat er een oplossing komt die in één keer alles oplost. Daarop wachten heeft dan ook geen zin en maakt het probleem enkel groter. Er wordt vaak verwezen naar resultaten uit het verleden, de productie van nieuwbouw wijken, de toepas­ sing van systeembouw woningen en het aanleggen van gasleidingen in de jaren zes­ tig. Dit zijn vergelijkingen die leuk zijn voor op het podium. Maar renoveren in een bestaande wijk is echt een ander opgave. De transitie van de gebouwde omgeving zal een resultaat zijn van vele voorbeelden en oplossingen waarbij alleen de som van het resultaat telt. Maar wat moet je nu gaan doen en hoe bepaal je de eerste stap voorwaarts? Ver­ duurzamen gaat niet over dubbel glas of spouwisolatie. De opgave is een grote mate


Er worden pas echt stappen gezet wanneer bewoners meer inzicht krijgen in de opgave.

HAICO VAN NUNEN #3 2018  11


SMAKEN VAN ENERGIENEUTRAAL van vraagreductie, gecombineerd met effici­ ëntere installaties. En iedere woning en bewoner kent hierin zijn eigen voorkeur. Deze boodschap is bij de gemiddelde consument nog niet geland, en dat kan ook niet want er is vanuit de overheid nauwelijks gecommuni­ ceerd. We horen kreten als ‘aardgasloos’ en ‘nul op de meter’, maar dat dit ook echt iets voor je woning en de manier waarop je woont betekent, realiseert niemand zich. Er is ook geen aanbod waar je uit kunt kiezen. Bij bijvoorbeeld cosmetica word je in ieder bus­ hokje eraan herinnerd dat het verkrijgbaar is. Behalve kunststof kozijnen en een VELUX dakraam komt de gemiddelde consument niet in contact met ‘het renovatie aanbod’.

Sparen is ook een keuze

Iedere duurzame transitie start met herken­ ning van de huidige kwaliteit. Zonder begrip over de opgave en je eigen positie binnen deze opgave wordt iedere verandering een ingewikkelde taak. Daarom is het van belang dat we de omvang van het verduurzamen zichtbaar maken voor iedereen. Met de ken­ nis van de infrastructuur en de woningtypen kan eenvoudig worden aangeven waar je staat en welke verbeteringen aan de woning nodig zijn richting de stip op de horizon. Dit is niets anders dan Aedes in haar rou­ tekaart voor de corporatiewoningen becijferd heeft. Daar is een investering van 108 miljard uit gekomen. Als we dat over de 2,25 mil­ joen sociale huurwoningen delen zijn de meerkosten voor verduurzaming € 48.000,per woning. Dit soort bedragen (of zelfs meer) gelden ook voor de particuliere sector, want daar zijn nu eenmaal dezelfde wonin­ gen gebouwd. Het is goed te begrijpen dat een consument hier op dit moment niet voor kiest. Zeg nu zelf, wie heeft er € 48.000,- op de plank lig­ gen? Maar het geeft wel aan dat er rekening gehouden dient te worden met substantiële investeringen. Eigenlijk zou je als bewoner, net als een corporatie, een routekaart moe­ 12  #3 2018

ten maken naar 2050, waarbij je de verduur­ zaming parallel laat lopen met onderhouds­ maatregelen die je toch moet nemen. Een planning, zodat je weet waar je aan toe bent en welke financiële middelen je wanneer nodig hebt. Het kan daarom ook een keuze zijn om nu te sparen, zodat je straks op tijd de middelen hebt om tot verduurzaming over te gaan.

Reis door de wijk

Maar het begint bij bewustwording van bewoners. Hoe creëer je dat? Als corporatie ben je eigenaar van de woningen en maak je een plan, waarbij je bewoners mee wil krij­ gen. Minimaal 70% instemming is een ver­ eiste, maar eigenlijk wil je een breed gedra­ gen plan waar alle bewoners achter staan. Of beter nog, een plan dat je samen hebt bedacht! Aangezien verduurzaming bij bewoners nog geen prioriteit heeft, moet je nu vooral kijken hoe je kunt aansluiten op de bestaande woonwensen. De voormalig hoofdredacteur van Renda zei dat ‘huurders soms net echte mensen zijn’. Ook bij corporatiebezit zal je je dus moeten verdiepen in de individuele situatie van men­ sen. Dit geldt in nog grotere mate bij de par­ ticulieren. Gemeenten die het stimuleren van verduurzaming van de particuliere woning­ voorraad hoog in het vaandel hebben staan moeten zorgen dat er een passend aanbod komt om die particuliere markt te kunnen bedienen. Het devies aan die gemeenten is: BEGIN! De verleiding is groot om je alleen bezig te houden met onderzoek naar welke energie­ dragers geschikt zijn voor welke wijken (opdracht van de landelijke overheid), maar over drie jaar sta je dan voor dezelfde vraag: hoe sluit ik aan bij de woonwensen van parti­ culieren? Leer de mensen en hun vragen kennen. Met een beetje gezond verstand is het niet zo moeilijk. Ga via reeds bestaande kanalen


De reclame in bushokjes gaat meestal niet over het verduurzamen van je huis.  DIONNE VERSTEGEN

in gesprek met bewoners en vraag waar ze staan. Het is nog een beetje onwennig voor zowel gemeenten en woningcorporaties om mensen zélf te vragen wat ze zouden willen maar als je ervoor open staat kun je nog wel eens tot goede ideeën komen, samen! En laat vooral de vrije markt, de vrije markt. Investeer niet in DENKEN, maar in DOEN! Geen betaalde uren meer voor praten over verduurzamen, maar voor keiharde bespaarde kilogrammen CO2. De voorbeel­ den daarvan, en met name de bewoners, kunnen ervoor zorgen dat ook andere bewo­ ners tot actie overgaan. We moeten gaan kijken vanuit de kans dat er 17 miljoen potentiële duurzaamheidsambassadeurs rondlopen. Daar wordt de opgave ineens een stuk minder ingewikkeld van.

Kosten als knelpunt

Het is duidelijk dat verduurzaming geld kost. De hoop van de overheid is dat wanneer corporaties het voortouw nemen dit leidt tot schaalvergroting en daarmee de kosten van de diverse maatregelen omlaag zullen gaan. Voor de afzonderlijke producten zoals pv panelen en warmtepompen kan dat wel opgaan. Meer volume kan leiden tot een kostprijsreductie. Echter moeten die producten in de gebouwde omgeving wel aangebracht wor­ den, en daar zit het probleem. De markt is nu zo overspannen dat arbeid schaars en duur is. Bovendien voelen de uitvoerende partijen geen urgentie om het productieproces te innoveren zodat er goedkoper en met minder arbeid gewerkt kan worden. Want na jaren van schaarste is er nu weer voldoende werk. #3 2018  13


Het verduurzamen van woningen met behulp van zonnepanelen.  BOUWHULPGROEP

14  #3 2018


SMAKEN VAN ENERGIENEUTRAAL Iedere minuut die ze besteden aan ‘nieuwe dingen’ lopen ze gegarandeerd omzet mis. Er is werk genoeg en geen tijd om na te denken, en zeker niet om te veranderen. Met het huidige kostenniveau kan de sociale huurmarkt en zeker de particuliere markt echter niet bediend worden. Gunstige finan­ cieringsmogelijkheden en extra subsidies kunnen dit alleen verzachten maar niet oplossen. Het wordt tijd dat er nieuwe spe­ lers op de markt komen die op een andere manier het productieproces insteken en zoe­ ken naar oplossingen die handelen vanuit het perspectief van de bewoner.

Ga via reeds bestaande kanalen in gesprek met bewoners en vraag waar ze staan. De vraag is of dit uit de bouw zelf komt, of externe partijen zoals industrie of zelfs finan­ ciers. In de toekomst van duurzaam wonen zal het meer gaan draaien om dienstverle­ ning vanuit beheer en onderhoud van de woning. En daarmee komt er definitief een einde aan de grote nieuwbouw-golf waarbij de samenleving kon worden gebouwd van bovenaf.

len. Bij E’novatie was het moment van gepland onderhoud voor corporaties de aan­ leiding voor verduurzaming. Maar dat bleek nog niet zo eenvoudig, het was meer dan alleen stapelen van losse producten. De hui­ dige praktijk van duurzame renovatie laat wederom zien dat losse maatregelen en pro­ ducten geen toekomstbestendig eindresul­ taat bieden. Er moet gezocht worden naar nieuwe vormen van ondersteuning bij het maken van een plan voor de verduurzaming. Een van de geleerde lessen is dat de oplos­ sing eigenlijk nooit uit de eigen gelederen zal komen. Daarvoor is er te veel afleiding aan­ wezig vanuit de waan van de dag. In gesprek gaan met bewoners kan hierbij helpen. En in deze tijd van Amazon, Google, Apple en Facebook ligt de infrastructuur om de hui­ dige kennis van wonen en woningen direct aan bewoners te ontsluiten, recht onder onze voeten. Het gaat hierbij niet om gelikte catalogussen van producten, al dan niet digitaal gemaakt, maar om uitgewerkte stap­ pen in de tijd. Die stappen zijn dan tot en met de overdracht van de woning georgani­ seerd. De kosten en financieringsmogelijk­ heden zijn vooraf aangegeven. De praktijk van duurzaam renoveren, van componenten gericht op de vraag-van-1, heeft daarmee zijn grootse innovatie ooit behaald door vanuit de bewoner te gaan denken. Het geeft mensen iets te kiezen. Toekomstdromen, jazeker, maar ook noodza­ kelijke voorwaarden om tot verduurzaming van onze woningvoorraad te komen. Want als je de bewoner niet bedient, wie zet dan de eerste stap?

Planmatig verduurzamen

We kunnen veel leren van het verleden door ernaar te kijken en voor onszelf te bepalen of we het de moeite waard vinden om te herha­ #3 2018  15


PHILIPS­ DORP OUDE GLORIE HERSTELD

Philipsdorp, een oud arbeiders­ buurtje, werd gebouwd aan het begin van de vorige eeuw om de arbeiders te huisvesten die door Philips naar Eindhoven werden gehaald. Begin jaren negentig overwoog Woonbedrijf de 771 woningen te slopen en er nieuw­ bouw neer te zetten. Maar de bewoners protesteerden: zij waren gehecht aan hun karakteristieke buurt, en wilden niet dat deze gesloopt zou worden. De sloop­ plannen werden van tafel geveegd, en Woonbedrijf besloot te renoveren. Tekst Wikke Peters en Robert Dingemans

16  #3 2018


#3 2018  17


PROJECT PHILIPSDORP

I

n vier fases werden bij alle woningen de kozijnen en dakpannen vervangen en is er HR++ glas aangebracht. Ook werden de gevels gereinigd, de buitenwanden en het dak geïsoleerd, vochtproblemen opgelost en mechanische ventilatie geplaatst. Ten­ slotte werden ook de keuken, badkamer, toi­ let en vlizotrap vernieuwd. Hiermee gingen de woningen van label D, E en F naar label A/B. Tegen huurverhoging konden bewoners kiezen voor comfortverbeteringen zoals dub­ bele tuindeuren in de woonkamer, het ver­ groten van de badkamer of het samenvoegen van slaapkamers. Gemiddeld duurde de renovatie zo’n drie maanden per woning.

Tien jaar

Angelique Bellemakers is districtsmanager Strijp bij Woonbedrijf en was als opdracht­ gever nauw betrokken bij de renovatie in Philipsdorp. “De renovatie was een hele klus en nam (inclusief voorbereiding, red) zo’n tien jaar in beslag. En dan heb je tussentijds te maken met een financiële crisis, een fail­ liete aannemer en een omgevallen bouw­ kraan. Maar het is gelukt: de renovatie is begin dit jaar afgerond. Ik ben trots op het

eindresultaat, vooral als mensen op straat mij aanspreken op hoe mooi het is geworden.” De mogelijkheid voor alle bewoners om terug te keren was een van de belangrijkste pijlers in de renovatie. Tijdens de werkzaam­ heden in hun woning verhuisden bewoners voor ongeveer drie maanden naar een wis­ selwoning. “Dat heeft een enorme impact, op bewoners én de organisatie.” De wisselwoning werd inderdaad niet door alle bewoners als prettig ervaren. “Het was klein en oud, waardoor het ontzettend tochtte”, vertelt bewoner Wieteke Brocken. Uiteindelijk is ze erg blij met haar vernieuwde woning: “Door het aanbrengen van isolatie heb ik nu geen lek meer op zolder. En ik merk nu al dat mijn energierekening lager is.” De renovatie bracht ook saamhorigheid in de wijk. “Buurtbewoners hebben elkaar door de renovatie beter leren kennen”, aldus bewoner Wanda Wormser. Inmiddels is er op initiatief van Woonbedrijf een ware ontmoetingsplek gecreëerd. In de voormalige kruidenierswinkel van Philips zit­ ten sinds kort Het Koffiehuisje en de Buurt­ keuken. In Het Koffiehuisje kunnen mensen

Ook de binnenkant van de woningen wordt grondig aange­ pakt.  WOONBEDRIJF

18  #3 2018


Philipsdorp moest beschikbaar blijven voor mensen met een kleine portemonnee.

ANGELIQUE BELLEMAKERS #3 2018  19


De vernieuwde woningen aan de Frederik­laan, met op de achtergrond het Philips station.  DIONNE VERSTEGEN

een kopje koffie, ontbijtje of lunch nuttigen. In de Buurtkeuken koken vrijwillige chefs elke maandag een driegangen maaltijd, waarbij bewoners voor 5 euro kunnen aan­ schuiven. Het is nu al een geslaagd concept. “Er kunnen 20 mensen mee eten”, vertelt Feije Oosterhof, een van de vrijwilligers. “Soms moeten we iemand teleurstellen omdat we al vol zitten. Wellicht breiden we binnenkort uit naar andere dagen.”

Belang van betaalbaarheid

Met het oog op terugkerende bewoners, bleef ook betaalbaarheid belangrijk. “We vonden dat Philipsdorp beschikbaar moest blijven voor mensen met een kleine porte­ monnee. Dat is tenslotte de doelstelling van een corporatie”, aldus Bellemakers. Dat neemt niet weg dat mensen geconfronteerd 20  #3 2018

werden met een huurverhoging, vanwege verplichte energetische maatregelen. “Alle huizen zijn naar een label A of B gegaan. Dat is een investering. Eentje die zich, als het goed is, ook voor bewoners uiteindelijk terugbetaald. Maar soms is dat lastig uit te leggen; lang niet al onze huurders zien het belang in van duurzaamheid.” Het Eindhovense BouwhulpGroep is als architect betrokken bij de totstandkoming van de renovatie. Architect Sandra Arts benadrukt het belang van de waardering van architectuur bij renovatie. “Uiteindelijk is architectuur een van de aspecten die ervoor zorgt dat mensen prettig wonen. Dat wordt nog wel eens vergeten in een tijd waarin de focus op de technische kant van verduurza­ ming ligt. Terwijl de uitstraling van een


PROJECT PHILIPSDORP

Je wilt het oorspronkelijke karakter van de woningen zo veel mogelijk terugbrengen. SANDRA ARTS

woning uiteindelijk ook invloed heeft op de duurzaamheid. Verloedering ligt op de loer wanneer het financiële aspect de boventoon voert bij renovaties. Een project als Philips­ dorp heeft een positief effect op de gehele sfeer van een dorp of stad.”

Historisch karakter van de buurt

Bellemakers onderschrijft het belang van het historisch karakter van de buurt. “Je ziet dat de keuzes die Philips destijds maakte ste­ denbouwkundig nog steeds invloed hebben op Eindhoven. In deze wijk liggen de wortels van de stad, met zowel emotionele als fysieke betekenis. En wat natuurlijk erg pret­ tig is, is dat we hierin volledig op één lijn zaten met de gemeente. Zij hebben ruim geïnvesteerd in het opknappen van de bui­ tenruimte, waardoor het totaalplaatje weer helemaal klopt.” Om het uiterlijk van de woningen in originele staat terug te brengen, moesten eerst alle beeldbepalende elementen in kaart worden gebracht; kozijn- en raamindelingen, detaille­ ring van de daklijsten, de kleurstelling van het schilderwerk. “Er bleken flink wat beeld­ bepalende elementen verdwenen te zijn in de loop der jaren”, vertelt Sandra Arts. “Zo waren er schoorstenen verwijderd en waren erfafscheidingen soms niet meer mooi gemetseld. Deze elementen hebben we laten terugkomen in de renovatieplannen, waarbij we wel gekeken hebben naar het

gebruik. Je wilt de woningen zo veel mogelijk in oude glorie herstellen. Aan de andere kant kan het wooncomfort natuurlijk niet honderd jaar terug in de tijd. Zo waren er vroeger ook schuiframen. Dat vinden mensen nu ontzet­ tend onhandig en is bovendien inbraakge­ voelig. Daarom moesten we echt kijken hoe we elementen op zo’n manier terug konden brengen dat het ook praktisch was voor bewoners”, aldus Arts.

Suggestie van schuiframen

Hierbij hield BouwhulpGroep wel oog voor detail. In Oud Philipsdorp had ieder woning­ type, er zijn er maar liefst negen, haar eigen unieke voordeur. Deze originele vormen zijn in de renovatie teruggeplaatst. Bij deze wijze van renoveren, kun je doorgaans niet uit de voeten met standaardproducten. Een goede samenwerking met fabrikanten is dus nood­

PROJECTGEGEVENS

Naam en plaats: Philipsdorp Eindhoven Aantal woningen: 771 Type woningen: eengezinswoningen Bouwjaar: tussen 1910 en 1923 Eigenaar: Woonbedrijf Architect: BouwhulpGroep Ventilatieroosters: DUCO Verbeterniveau: renovatie Projectfase: afgerond Uitvoering: eind 2011 – begin 2018 #3 2018  21


PROJECT PHILIPSDORP

Bij het project is gebruik gemaakt van de DucoTop 50 ‘ZR’ (r) en de DucoFit 50 ‘ZR’. Beide zijn geschikt voor onzichtbare plaatsing in het kozijn. Links de situatie voor plaatsing.  BOUWHULPGROEP (L) DUCO (R)

zakelijk. In het kozijn kwam wat dat betreft veel samen. Zo moest de suggestie van schuiframen worden gewekt. Daarin moes­ ten ventilatieroosters terugkomen. Die pas­ sen uiteraard niet in het gevelbeeld van begin twintigste eeuw. Duco werd als leverancier van de ventilatie­ roosters al in een vroeg stadium in een advi­ serende rol betrokken. Technisch adviseur Caspar Houben: “Al eerder (Drents Dorp, red) waren we gevraagd een maatwerkop­ lossing voor een project te bedenken en ook bij Philipsdorp lag er een uitdagende vraag op tafel. BouwhulpGroep was zoekende naar een manier om de roosters in het kozijn zelf te verwerken, om zo het historische gevelbeeld zo veel mogelijk intact te houden. In dit geval maakte de architect de schets zelf en vroegen ze ons om te onderzoeken of deze oplossing technisch mogelijk is.”

Goede samenwerking

Houben vervolgt: “Bij een dergelijke estheti­ sche oplossing, moet je goed opletten of het technisch bouwkundig klopt op het gebied van afdichting, sterkte, stijfheid. Dat moet 22  #3 2018

allemaal voldoende zijn. Alleen zo kunnen we de garantie geven dat het product goed functioneert. In het geval van de oplossing van Philipsdorp betekent dat toch dat we een aantal keer moeten schakelen met onze R&D-afdeling om te zorgen dat het helemaal goed staat. Daar is dan over-en-weer over­ leg voor nodig. Als het nodig is, gaan we voor maatwerk, maar in dit geval konden we ons standaardproduct inpassen.” Dat de samenwerking vanaf het begin goed was, is niet vanzelfsprekend, maar er is wel een trend waarneembaar. Houben: “We worden als leverancier steeds vaker vroeg in het traject betrokken en spelen daar ook op in door nadrukkelijk met advi­ seurs op de markt aanwezig te zijn.” De grotere betrokkenheid bij een project ver­ hoogt ook de mate van trots bij de leveran­ cier. “Ik moet eerlijk toegeven dat ik in het begin wel mijn vraagtekens had bij de veel­ eisendheid van het ontwerp, maar het eind­ resultaat is prachtig. Dat wij als Duco niet alleen productleverancier zijn, maar ook echt betrokken bij het ontwerp, maakt dat toch wel erg mooi.”


Het historisch gevelbeeld is na de renovatie weer helemaal terug.  WOONBEDRIJF

Creatief proces

Sandra Arts herkent de woorden van Hou­ ben. “We zien dat steeds meer productleve­ ranciers meedenken, zeker wanneer het om grote projecten gaat. Ik moedig ze wel aan om dit ook te blijven doen nu de markt weer aantrekt.” Arts ziet de ontwikkeling van het kozijn als een creatief proces, waarin zowel de leverancier van de ventilatieroosters als die van de kozijnen zelf mee moeten denken. “Als je de illusie van een schuifraam wilt creëren, moet je eerst een studie doen: wat bepaalt nu dat iets op een schuifraam lijkt. Dat moet je dan weer combineren met de technische mogelijk- en onmogelijkheden. Net zolang tot je tot het gewenste resultaat komt. Uiteraard heb je dan uiteindelijk een duurder kozijn, maar je ziet het verschil wel. En zo geldt het voor ieder onderdeel van de

De renovatie van Philipsdorp won in 2017 de publieksprijs van de Dirk Roosenberprijs, waaruit blijkt dat de publieke waardering voor de aanpak van Woonbedrijf groot is.

renovatie. Dat zorgt ervoor dat bewoners trots zijn op de uitstraling van hun woning en dat heeft ook weer invloed op de mate waarin je je thuis voelt”, besluit Arts.

BEWONERSPANEL Suzanne van de Leur woont sinds 1994 in Philipsdorp. Samen met andere bewoners maakte zij zich hard voor het behoud van Philipsdorp. “Het is een authentieke wijk, die iets vertelt over de oorsprong van de stad. Dat wilden we niet zomaar laten slopen. Ik wilde ook niet in een nieuwbouw woning wonen.” Nu de renovatie achter de rug is, is Van de Leur erg blij. “Het is er alleen maar mooier op geworden.” Suzanne van de Leur #3 2018  23


MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN-BATENANALYSE Sloop en nieuwbouw, of toch renova­ tie? Een dilemma waar corporaties vaak meer geconfronteerd worden. De afweging wordt doorgaans gemaakt op basis van verschillende waarden: rendement, woningkwali­ teit, duurzaamheid, leefbaarheid en doelgroep. Maar er is ook nog zoiets als een maatschappelijke waarde: de impact op de omgeving. Neem je die impact mee in je afweging, en hoe bepaal je eigenlijk de maatschappe­ lijke waarde van vastgoed?

werd, wat dé manier is om sloop tegen te gaan. Maar de grootste kracht van Philips­ dorp is de emotionele, historische waarde. De wijk is gebouwd door Philips om de arbeiders van het eerste uur te huisvesten en zorgde voor haar arbeiders van wieg tot het graf. Veel bewoners hebben daar nos­ talgische gevoelens bij. Ook vanuit steden­ bouwkundig perspectief is Philipsdorp interessant; je ziet aan de buurt hoe de stad zich ontwikkeld heeft, met bijvoor­ beeld het PSV stadion in het midden. Waar zie je dat nog?”

Martin Damen, directeur van RIGO Rese­ arch & Advies, deed voor Woonbedrijf een maatschappelijke kosten-batenanalyse van Philipsdorp. “Er waren meerdere factoren die pleitten voor renovatie. Op de eerste plaats de bewoners die zich daar sterk voor maakten en die er mede voor zorgen dat de buurt beschermd stadsgezicht

“Met onze analyse wilden we de bele­ vingswaarde van Philipsdorp meetbaar maken. Alleen al het feit dat de buurt een beschermd stadsgezicht is geworden, levert een waarde surplus op van 11%. De toevoeging van gemeentelijk monument nog eens 6%. In totaal levert de nieuwe status van Philipsdorp ongeveer 17 mil­ joen aan baten op. Ook bleek renovatie 13 miljoen goedkoper te zijn. De vraag die daarna volgt, is: hoe ga je renoveren? Hoe belangrijk is de totale beeldkwaliteit van de buurt? De oorspronkelijke schoorstenen terugplaatsen en de ventilatieroosters wegwerken levert niet direct een econo­ misch rendement op. Maar als we kijken naar de beleving van mensen die er wonen, niet alleen in de buurt maar ook in de rest van de stad, hebben deze ingrepen wel waarde. Mensen houden van monu­ menten en een stad met veel monumenten is goed voor het investeringsklimaat. De

Mensen hechten meer waarde aan de binnenruimte van een woning. 24  #3 2018


PROJECT PHILIPSDORP

renovatie van Philipsdorp genereert naar schatting 1 procent meer dagtripjes naar Eindhoven. Dan heb je het al snel over dui­ zenden bezoekers. Mensen hebben er zes tot dertig procent meer geld voor over om in een monument te wonen. Overigens is dat getal wel afhankelijk van allerlei factoren, zoals inkomen en cul­ turele affiniteit. We zien dat mensen met een kleine portemonnee vaak meer waarde hechten aan de binnenruimte van een woning, in plaats van aan de omgeving.” Volgens Damen is monumentaal renoveren echter geen garantie voor succes. “Soms is het imago van een locatie zo slecht, dat ook een monumentenstatus daar niets aan kan veranderen. Vreewijk in Rotterdam is

daar een voorbeeld van. Ook kan wonen in een monument allesbehalve praktisch zijn. Kijk maar naar ’t Schip in de Spaarndam­ merbuurt. Prachtig pand met een mooie golfbeweging in de gevel. Maar hier zijn de regenpijpen weggewerkt en dat is een hel in het onderhoud.” In het algemeen mogen corporaties zich bewuster zijn van de maatschappelijke waarde van hun woningbezit en de bete­ kenis voor de stad, en daar al in een vroeg stadium en proactief over nadenken. “Niet alles hoort natuurlijk bij de corporatie op het bordje te liggen. Maar: wat goed is voor de stad, is vaak ook goed voor een corporatie, ook al levert het niet direct geld op”, aldus Damen.

#3 2018  25


HOE WOON JIJ?

Tekst en beeld Dionne Verstegen

26  #3 2018


EEN BETROKKEN BEWONER Gina van Aarle is een echte Brabantse. Zelfs haar naam is met een zachte G. Ze woont samen met haar man Henk, hun 4 honden, 2 papegaaien en 99 vis­ sen aan de Van Horn­ straat in Boxtel. Al zijn de vissen momenteel nog even uit logeren bij haar zoon, die schuin tegenover woont. Vanwege het Groot Onder­ houd dat Woonstichting St. Joseph liet uitvoeren #3 2018  27


HOE WOON JIJ? moest de vijver in de voor­ tuin van Gina tijdelijk even plaats maken.

Renovatie

Bij het Groot Onderhoud project kregen alle huizen, 26 in totaal, nieuwe gevelen dakisolatie, kozijnen met dubbel glas, een verwar­

we in elk geval boven naar het toilet. Dat hebben ze heel netjes geregeld, dat mag gezegd worden.” Voor vervanging van de keuken, badkamer en/of toilet werd in totaal 15 werkdagen uitgetrokken. Als deze werkzaamheden

We koken altijd voor 1 man extra, zo kan er makkelijk iemand mee eten. mingsketel en zonnepane­ len. Gina is heel blij met de buitenkant: “Als straks de tuinen aangelegd zijn en alles klaar is, is het echt een heel mooi straatbeeld.” Naast deze zaken konden bewoners zelf kiezen om ook hun keuken, badkamer en/of toilet te laten vernieu­ wen. Gina koos alleen voor het aanpakken van haar toi­ let. “De keuken en badka­ mer hebben we zelf al eens vernieuwd, dus dat was voor ons niet nodig.” De werkzaamheden aan de wc duurde een kleine week. De riolering was gelukkig binnen een dag geregeld. “Daardoor konden 28  #3 2018

alle drie werden uitgevoerd dan gebeurde dit tegelijker­ tijd en was het enigszins behelpen, maar bewoners ontvingen dan een tijdelijke kookvoorziening en/of che­ misch toilet. Ook konden ze terecht in de rustwoning om bijvoorbeeld te douchen. Tijdens een wekelijks inloop­ spreekuur konden bewoners met vragen of opmerkingen terecht bij de projectconsu­ lent van St.Joseph. “Het is fijn om iemand te hebben waarbij je terecht kunt met je verhaal”, vertelt Gina. “Ze kan niet altijd met oplossin­ gen komen, maar ze biedt in elk geval een luisterend oor.”

Koken

Tijdens het Groot Onder­ houd, dat in februari begon, maakte Gina in de koude weken soep voor de bou­ wers. Ook stond de koffie altijd klaar. Buiten het project om zorgt Gina ook voor zieke en hulpbehoevende buren. “We koken eigenlijk altijd voor minimaal 1 man extra. Zo kan er makkelijk iemand mee eten. Ik vind het fijn om men­ sen te kunnen helpen. Zo heb ik een gezin uit Syrië verderop in de straat gehol­ pen met het vinden van meubels en speelgoed.” Gina kent dan ook onge­ veer iedereen in de buurt. “Ze komen op de een of andere manier altijd bij mij terecht. Maar ik vind het wel fijn dat ze me in vertrouwen nemen.” Een echte betrok­ ken bewoner dus!

VERKIEZING

Gina is een van de genomi­ neerden voor onze verkiezing van meest betrokken bewo­ ner, die we in samenwerking met De Variabele organiseren. De uitslag van deze verkiezing wordt bekend gemaakt op de Dag van de Bewoner op 11 oktober. Meer weten over dit evenement? Kijk dan op renda.nl/dagvandebewoner


Elleke van de Westeringh (r) ging namens Renda op de koffie bij Gina.

#3 2018  29


30  #3 2018


KETENSAMENWERKING

Functioneren als een een­heid Zijn naam stond op de uitnodiging voor de Renda Denktank op 11 januari jl. en trok veel bezoekers. Groot was de teleur­stelling toen Jack van der Veen niet kon komen. Je zou kunnen denken dat we nu al voldoende over ketensamen­ werking hebben gesproken; maar dat blijkt niet het geval. Tekst Erna van Holland

J JACK VAN DER VEEN

Jack van der Veen is hoogleraar Supply Chain Management bij Nyenrode Business Universiteit, waar hij zich onder andere bezighoudt met het thema ketensamenwerking.

ack van der Veen is met zijn leerstoel op Nyen­ rode een deskundige op het gebied van ketensamenwerking. Zelf heeft hij een achter­ grond in de logistiek waar ketensamenwerking al veel langer een belangrijk thema is. Samen met Marcel Noordhuis heeft hij onderzoek gedaan om beter zicht te krijgen op toepassingen in de bouw en het stemt hem nog altijd niet vrolijk. Dit betrof het onderzoek van Noordhuis uit 2015: De waarde van ketensamenwerking. Hierbij zijn veel partijen in de bouw ondervraagd naar de ketensamenwerkingen waar zij op dat moment bij betrokken waren. Veel van deze samen­ werkingen bleken bij nadere bestudering niet aan de definitie van ketensamenwerking te voldoen. In een echte ketensamenwerking maak je afspraken over een proces en niet over een project. Zo kun je het lerend vermogen in de keten houden en daar dan ook gezamenlijk de vruchten van plukken. Er wordt blijkbaar veel over ketensamenwerking gepraat in de bouw en bij de opdrachtgevers, maar nog altijd niet veel aan gedaan. #3 2018  31


OVER HET ONDERZOEK VAN NOORDHUIS

De definitie van ketensamenwerking is: het systematisch en strategisch coördineren van (a) traditionele bedrijfsfuncties binnen bedrijven en (b) tussen bedrijven binnen de keten, met als doel om de lange termijn pre­ sentatie van zowel de individuele organisatie als ook de keten als geheel langdurig te verbeteren. Drijfveer van het onderzoek waren de nog altijd hoge faalkosten in de bouw, iets waar maar geen verandering in lijkt te komen. Dit komt door een zevental probleemdossiers die door Jack van der Veen zijn gedefinieerd, te weten: risico’s doorschuiven, geen plan-do-check-act cultuur, tenderen voor de laagste prijs, conflictmodel, gebrek aan vertrouwen, weinig en slechte communicatie en weinig aan­ dacht voor kwaliteit. De vraagstelling die ten grondslag aan het onderzoek lag was: is ketensamenwerking niet de antistof tegen faalkosten?

In het onderzoek werden samenwer­ kende bouwers en opdrachtgevers (in welke vorm dan ook; contractpartners, bouwteam, ketensamenwerkers, etc.) gevraagd naar de mate waarin er sprake was van: lange termijn samen­ werking, het delen van informatie, het vroeg betrekken van bouwpartners, continu verbeteren, gezamenlijk moni­ toren en een gezamenlijk incentive systeem. Aan de hand van de gegeven antwoor­ den werd een zogenaamde ketensa­ menwerkingsindex (KSI, een getal tus­ sen 0-100%) bepaald; hoe hoger de score, hoe meer het samenwerkings­ verband daadwerkelijk gebruik maakt van de verschillende principes van ketensamenwerking. Hierbij is de ver­ onderstelling dat positieve effecten van ketensamenwerking (sneller, beter, goedkoper) alleen tot stand komen als de KSI relatief hoog is.

Wat is de essentie van ketensamenwerking? “Ketensamenwerking kan plaatsvinden binnen of tussen organisaties. Interne ketensamenwerking betreft de samenwerking tussen afdelingen of bedrijfs­ onderdelen. Externe ketensamenwerking is de samenwerking tussen verschillende bedrijven in de keten, bij voorkeur met de opdrachtgever erbij. Wat voor beide geldt, is dat het als een eenheid moet functioneren. De verschillende onderdelen van de keten moeten als een team opereren. De metafoor met voetballen is een makkelijke in deze tijd: het gaat er niet om dat alle spelers individueel beter gaan spelen maar dat het team beter gaat spelen. Er moet een besef zijn dat het eigenbelang wordt gediend door langdurig samen te werken aan een gemeenschappelijk doel. Dat je samen beter gaat presteren zodat klanten jou gaan aanbevelen bij derden. Essentieel is dat het gemeenschappelijke doel boven de eigen belangen wordt gezet. Terug naar het voetbal: niet dat de spits denkt, als ik een doelpunt maak dan kom ik eerder in beeld voor een goede transfer. Maar, laat ik ervoor zorgen dat we als team maximaal presteren.”

32  #3 2018


DOSSIER KETENSAMENWERKING FUNCTIONEREN ALS EEN EENHEID Zijn de tijden veranderd waardoor ketensamenwerking niet meer hoog op de agenda staat? “Marcel en ik zijn met het eerder genoemde onderzoek gestart voor de kredietcrisis. Niemand in de bouwketen wilde naar ons luisteren. Ketensamenwerking stond niet op de agenda. De crisis bracht hier verandering in, voor een aantal partijen was de urgen­ tie duidelijk. Na de crisis vallen partijen weer terug in hun oude gewoonten. Echter, we hebben nu een andere crisis, de crisis dat we niet meer aan toeleveranciers en men­ sen kunnen komen. Ik zie maar weinig partijen die zich realiseren dat ze hier veel min­ der door zouden zijn geraakt, als ze beter in de keten hadden samengewerkt. De eeuwige focus op aanbesteden op prijs - zowel door de opdrachtgevers als ook door hoofdaannemers - breekt je namelijk nu op. Je hebt niets voor de lange termijn opgebouwd en je stuurt alleen op een financieel businessmodel voor de korte termijn.”

Hoe krijg je een succesvolle ketensamenwerking voor elkaar? “Het start met het besef dat ketensamenwerking geen doel is maar een middel, mis­ schien zelfs wel een filosofie. Het doel is het gezamenlijk doel wat je nastreeft. En dat is niet het korte termijn doel van geld verdienen, maar is juist gericht op de lange termijn en heeft als kenmerk dat je er anderen bij nodig hebt om het te bereiken. Het resultaat is dat het meer business genereert en uiteindelijk dus ook meer geld oplevert voor je bedrijf. Maar dat is de route en niet andersom. Ik vat de benodigde omslag in denken wel eens samen met AAA (triple A). Awareness, Acceptance,

Koppel de jonge generatie aan de doorgewinterde mensen; een win-win. Action. We denken dat het met de Awareness wel goed zit, maar zijn we voldoende concreet? Durven we resultaten te verbinden aan dat grotere gemeenschappelijk doel? Durven we hier transparant in te zijn? Het gaat hier om het besef en om de strategische borging in de organisatie. Daar komt Acceptance om de hoek kijken. Dat start in de ‘boardroom’. Het is irreëel te denken dat er verandering in de organi­ satie kan plaatsvinden, als dat op directieniveau niet het geval is. Als je de criteria om te beoordelen of iets goed gaat niet mee verandert, is de vernieuwing gedoemd te stranden. Als de borging en organisatie goed is, kun je overgaan tot Actie.”

#3 2018  33


DOSSIER KETENSAMENWERKING FUNCTIONEREN ALS EEN EENHEID Kun je een voorbeeld geven van zo’n gemeenschappelijk doel waar een keten zich voor in kan zetten? “Dat is een inkoppertje: duurzaamheid. Na de economische crisis is er nu een kli­ maatcrisis. De Awareness is hier nu wel evident. We zullen er iets aan moeten doen en als er iets duidelijk is, is het wel dat we dit niet alleen kunnen realiseren. Kijk naar het bedrijf Interface, leverancier van tapijttegels. In hun missie staat: ‘Als de mens­ heid het klimaat per ongeluk heeft veranderd, kunnen we het dan ook met opzet ver­ anderen?’ Hier zijn ze ervan overtuigd dat er een fundamentele verandering moet plaatsvinden in de manier waarop we wereldwijd reageren op klimaatverandering. Na decennia hard werken is het bedrijf klaar om in 2020 zijn Mission-Zero doelen te bereiken. Zo zijn ze bijvoorbeeld een samenwerking aangegaan met een toeleve­ rancier om de nylon vezels uit oude tapijttegels te halen voor hergebruik. Dat bedrijf

We zijn in een controlestand terecht gekomen; dat houdt innovatie buiten de deur. meldde dat er te weinig uit kwam voor een haalbare businesscase. Vervolgens is Interface een samenwerking aangegaan met Zoological Society of Londen. Ze kopen en recyclen afgedankte visnetten uit arme kustgebieden en vormen deze om tot nieuwe garen voor de tapijttegels. Minder spooknetten, minder nieuwe grondstof­ fen en een bron van inkomsten voor lokale gemeenschappen. De samenwerking heeft geleid tot een inclusief bedrijfsmodel met positieve resultaten voor iedereen.”

Wat stemt je wel hoopvol voor ketensamenwerking in de bouw? “De nieuwe generatie, de jongeren van nu. Daarom is het ook zo leuk om les te geven. Zij staan zo anders in het leven dan mijn generatie. Tijdens mijn opleiding heb ik welgeteld één keer in een groepje gewerkt en dat was omdat ze onvoldoende opdrachten hadden voor alle studenten. Nu leren ze op de lagere school al om samen te werken. Kijk naar de wijze waarop informatie met elkaar gedeeld wordt en de openheid van social media. Zo anders dan de ‘kaarten tegen de borst’ mentaliteit van mijn generatie. Maar mijn generatie zit wel aan de knoppen. Ik ben een voorstander van de mentor-mentee constructie. Koppel de jonge gene­ ratie aan de doorgewinterde mensen en maak er echt een win-win van. Zorg dat ze de ruimte krijgen om in te brengen waar ze goed in zijn, zowel in de organisatie als op directieniveau. En dit is dus niet hetzelfde als een reorganisatie. Dat kost min­ stens vier jaar en betreft veelal geen structurele wijziging. De hype van zelfsturende 34  #3 2018


teams is niet van de grond gekomen omdat de aansturing er niet mee is veranderd. ‘Opvoeden is loslaten’ heb ik geleerd. We zijn na de crisis in een controlestand terecht gekomen; dat houdt helaas innovatie buiten de deur. Waar jongeren goed in zijn, is multi­disciplinair samenwerken. Waarom wordt er niet iemand met een hospi­ tality achtergrond aangenomen bij een uitvoerend bouwbedrijf? In de bouw zie ik nu wel een beweging ontstaan in ketensamenwerkingen door de aandacht voor de circulaire economie. Sloopbedrijven hebben al langer ervaring met het werken in een keten van afnemers van het sloopafval en nu beginnen er ketensa­ menwerkingen tussen corporaties, bouwers en slopers te ontstaan. Ook weer een voorbeeld waar duurzaamheid net het duwtje in de goede richting kan geven.”

Heb je nog een laatste tip? “De structurele wijziging moet plaatsvinden in de initiatieffase. Werk vanuit vertrou­ wen. Dus niet: ik wantrouw jou tot het tegendeel is bewezen, zoals het nu nog vaak gaat, maar het omgekeerde. Leer elkaar echt kennen: wat beweegt de ander? Dan begrijp je ook waarom die partij handelt zoals zij doet. We hebben een werkgroep gehad die zich boog over contracten voor ketensamenwerking. Dat klinkt misschien als een tegenstelling. Heb je vanuit vertrouwen nog een contract nodig? Ja dus. Niet een contract dat zich toespitst op wat je maakt en wie de rekening krijgt als het mis gaat, maar op het proces. Leg vast wat je gemeenschappelijk doel is en waarom je het doet. Omschrijf een procedure voor als het onverhoopt toch een keer mis gaat. En daar kom je dan samen uit, voor dat grotere gemeenschappelijke doel.”

We praten graag door over dit onderwerp. Daarom organiseren we op 6 december een evenement over Ketensamenwerking. Jack van der Veen zal hier als spreker aanwezig zijn. #3 2018  35


Leren, evalueren, verbeteren

36  #3 2018

KETENSAMENWERKING


De komende tien jaar werken woningcorporatie ZOwonen en bouw­ ondernemingen Van Wijnen en Heijmans aan de vernieuwing van enkele duizenden woningen in onder meer Sittard en Geleen. Vorig jaar las je in Renda hoe deze projectoverstijgende samenwerking op strategisch vlak tot stand kwam. Nu kijken we op tactisch niveau naar de concrete invulling van deze samenwerking. Tekst Robert Dingemans Beeld Maikel Samuels

#3 2018  37


DOSSIER KETENSAMENWERKING LEREN, EVALUEREN, VERBETEREN

H

et grote voordeel van een langjarige samenwerking is dat de partners bij elk project leren en zo de samen­ werking verder kunnen ontwikkelen. Op termijn gaan Heijmans en Van Wijnen de projecten onderling verdelen. De eerste grote renovatieklus - de acht Car­ melflats in Beek - pakken Van Wijnen en Heijmans gezamenlijk op. Wij namen een kijkje in Beek en sloten aan bij Jo Schae­ kens, Projectleider van ZOwonen, Wil Van­ wersch, kostendeskundige bij Van Wijnen en Koen Vermeer, Ontwerpleider Renovatie & Onderhoud van Heijmans. Samen bespreken de ketenpartners de ‘les­

Huurders zijn gewend alleen met de corporatie te communiceren. sons learned’ tot dusver en onderzoeken ze wat er in de volgende projecten beter kan en vooral ook hoe. Centraal in de samenwerking staat leren en evalueren. Fouten maken is niet het erg­ ste, zolang deze fouten maar niet herhaald worden bij een volgend project. Dat onder­ scheidt een langjarig partnerschap van een incidentele samenwerking.

Elkaar leren vertrouwen

Wanneer organisaties die geen lange geschiedenis met elkaar hebben gaan samenwerken, zijn er in eerste instantie cul­ turele verschillen te overbruggen. Zo ging 38  #3 2018

dat ook bij ZOwonen en Heijmans. Voor Heijmans is het bijvoorbeeld belangrijk dat alle afspraken goed op papier staan. Ver­ meer: “Heijmans is procesgericht. Ik wil alles op voorhand strak ingericht hebben. Bij ZOwonen is die cultuur meer geba­ seerd op vertrouwen. “Bij de Carmelflats bij­ voorbeeld leidde dat ertoe dat ons werd gevraagd om te starten met de uitvoering, zonder dat alle benodigde handtekeningen van bewoners op papier stonden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik daar wat moeite mee had.” Schaekens: “Het probleem was dat dit project al voor deze ketensamenwerking een tijd on hold had gestaan. Bewoners was van alles beloofd. We konden hen niet langer laten wachten.” Vermeer: “Dat heeft een aantal keer best druk gegeven. Contracten, handtekeningen, het kost allemaal tijd. Daar hebben we de nodige stevige discussies over gevoerd.” Die druk zorgde er wel voor dat er op tijd gestart werd, uiteindelijk mét handtekeningen van de bewoners. In die korte voorbereidingstijd kregen de partijen meteen een stoomcursus over hoe je met elkaar samenwerkt op basis van ver­ trouwen. Iets waar ze bij latere projecten alleen maar profijt van kunnen hebben. Het terugdringen van kosten wordt vaak als argument gebruikt wanneer de voordelen van een langdurige samenwerkingen besproken worden. Toch is dat volgens Wil Vanwersch niet het uitgangspunt van deze samenwer­ king. Kosten beheersbaar houden; dat wel. Iets dat in de huidige marktsituatie en met steeds strenger wordende duurzaamheidsei­ sen geen vanzelfsprekendheid meer is. “Door meer efficiëntie en standaardisering kunnen we tijdwinst en een vermindering van faalkos­ ten realiseren. Daarmee kun je, een gedeelte van, de stijgende bouwkosten opvangen. Deze samenwerking moet echter vooral ten goede komen aan de bewoner. Een bewoner die steeds mondiger wordt, maar in sommige aspecten ook hulpbehoevender. Dat betekent dat je tijd moet investeren in


Wil Verwersch, Jo Schaekens en Koen Vermeer bekijken een van de Carmelflats.

die bewoner. Enerzijds door goed informe­ ren, maar ook aan het ondersteunen van hulpbehoevenden wanneer dat nodig is in de voorbereiding op een renovatie. En dat is alleen betaalbaar wanneer je het proces effi­ ciënter inricht. Dat kan door de rolverdeling op sommige vlakken aan te passen.”

Rolverdeling verandert

Van oudsher neemt de corporatie een pri­ maire rol in tussen de bouwer en de bewo­ ner, bijvoorbeeld op het gebied van planning. Schaekens: “Het kan efficiënter als wij daar tussenuit gaan en de communicatie met bewoners aan de partners overlaat.” Dat kan echter niet van de een op de andere dag. “Van origine is dat geen competentie van ons”, geeft ook Vermeer aan. “We hebben daar dan ook de nodige serieuze gesprek­

ken over gevoerd. Zeker omdat er bij som­ mige projecten, waaronder de Carmelflats, sprake is van de nodige gecompliceerde bewonersproblematiek.” Schaekens: “Mensen die je niet binnen laten, mensen met schulden. En in sommige gevallen mensen die onder bewindvoering staan, waarbij een handtekening nodig is voor tien euro huurverhoging.” Daarom werd er bij de start van de renovatie van de Car­ melflats toch voor gekozen om de woning­ corporatie nog een nadrukkelijke rol te geven in de bewonerscommunicatie. “Bij een ander project kiezen we er wel voor om partners na de opstartfase de verantwoordelijkheid te geven. Het wordt per project bekeken. De ervaring die wij als corporatie in al die jaren hebben opgedaan, hebben onze partners nog niet. Kennisoverdracht is dus noodzake­ #3 2018  39


DOSSIER KETENSAMENWERKING LEREN, EVALUEREN, VERBETEREN lijk. En in dit geval betekent dat; samen op pad gaan en onze partners begeleiden tot op de meest praktische vraagstukken aan toe: wat doe je als je bewoners keer op keer niet thuis aantreft? Of ze zijn wel thuis, maar doen niet open. Uit ervaring weten wij inmid­ dels dat niet alle bewoners hetzelfde ritme hebben. Dus dan bel je een keer na 17.00 uur aan of tijdens een voetbalwedstrijd.”

Olievlek door de organisatie

Het grote voordeel van deze projectoverstij­ gende samenwerking is dat de kennis daar­ bij gelijk voor de toekomst geborgd is bij een vaste partner en dat je het dus niet elke keer aan een nieuwe partner hoeft uit te leggen. Schaekens: “Uiteraard blijft het daarbij van belang dat die kennis niet bij enkele mensen blijft liggen, maar dat er steeds meer werk­ nemers van zowel de corporatie als de bouwpartners bij betrokken zijn. Zo loop je niet het risico dat wanneer iemand het bedrijf verlaat je alsnog van vooraf aan moet begin­ nen. Je wilt dus steeds meer mensen bij de samenwerking betrekken. Zo verspreidt de samenwerking zich als een olievlek door de organisaties heen.” En dat werkt, valt ook de bewoners zelf op. Herman Teiwsen (53) is voorzitter van de Werkgroep Renovatie en bestuurslid van de wijkraad. Volgens Teiwsen blonk de corpora­ tie in het verleden niet altijd uit op het gebied van communicatie. “Maar dit project hebben ze heel goed opgepakt. Er is vanaf het begin af aan uitgebreid gecommuniceerd.”

De ketenpartner werkt ook voor ZOwonen

Het is tekenend dat Teiwsen het nog steeds puur over de corporatie heeft wanneer het over de communicatie gaat. Dat de bouw­ partners binnen de samenwerking steeds meer verantwoordelijkheden krijgen op het gebied van bewonerscommunicatie, bete­ kent dus niet dat bewoners dat ook meteen doorhebben. Die zijn van oudsher gewend alleen contact met de corporatie te hebben. 40  #3 2018

Ook voor vragen bellen zij naar de woning­ corporatie. En dat terwijl een van de grootste voordelen van ketensamenwerking is dat partners een gezamenlijke verantwoordelijk­ heid dragen richting bewoners en tevens de bevoegdheid hebben om zaken op te lossen. Schaekens: “Nu krijgen wij vaak nog vragen van bewoners, terwijl ze gewoon bij de ketenpartners op de bouwplaats terechtkun­ nen. Zo is de samenwerking op voorhand ingericht. Bij de Carmelflats betekent het dat uitvoerder Jos Marx van Van Wijnen aan­ spreekpunt is. Hij is fulltime aanwezig op

LESSONS LEARNED

Cultuur  In elke samenwerking zijn culturele verschillen te overbruggen. Neem de tijd om elkaar te leren kennen. Kosten: Door meer efficiëntie en standaardisering kun je tijdwinst en, een gedeelte van, de stijgende bouw­ kosten opvangen. Rolverdeling  Als je processen efficiën­ ter wilt inrichten, moet je de traditio­ nele rolverdeling ter discussie stellen. Realiseer je daarbij wel dat kennisover­ dracht vaak noodzakelijk is. Bewonerscommunicatie  Huurders zijn gewend alleen met de corporatie te communiceren. Wanneer je hierin veran­ dering aanbrengt, moet je dit goed communiceren naar bewoners en zullen bewoners hieraan moeten wennen. Draagvlak  Betrek steeds meer mede­ werkers van de organisatie bij de samenwerking. Zo loop je niet dat het risico dat je van voor af aan moet beginnen wanneer iemand het bedrijf verlaat. Veilige omgeving  De langdurige samenwerking biedt ketenpartners vertrouwen om op het scherpst van de snede te discussiëren om zo tot de meest wenselijke oplossing te komen.


Door de langdurige samenwerking kunnen discussies feller worden gevoerd.

KOEN VERMEER #3 2018  41


Bewoners voor hun flat aan de Kennedylaan in Beek.

42  #3 2018


DOSSIER KETENSAMENWERKING LEREN, EVALUEREN, VERBETEREN locatie. Een bewoner moet leren dat een ketenpartner eigenlijk ook gewoon iemand van ZOwonen is. We helpen ze daarmee door zijn foto, naam en mobiele nummer pro­ minent in beeld te hangen en te verspreiden. Uiteraard kan het voorkomen dat wij als corporatie een rol spelen bij het oplossen van een probleem, maar dat doen we dan altijd via Jos Marx. We blijven achtervang, maar zijn er steeds minder bij betrokken. Zo zien we onze partners groeien in die rol en krijgen bewoners steeds beter in de gaten bij wie ze moeten zijn voor al hun vragen.”

Felle discussies

Het zijn allemaal leerprocessen waarbij de partners steeds meer inzicht krijgen in elkaars processen. Uiteindelijk wil iedereen een fijne woning voor de bewoner realiseren, maar de manier om daar te komen kan per partij verschillen, zeker wanneer je kijkt naar de traditionele rolverdeling. Een goed voor­ beeld is de ventilatie in de Carmelflats. Het belang om een zo goed mogelijk binnenkli­ maat voor de bewoner te creëren was niet eenvoudig te verenigen met het beperkt houden van bewonersoverlast. Vermeer: “Wanneer je zo goed gaat isole­ ren is alleen een raam openzetten niet vol­ doende, dan moet je ventilatieroosters plaat­ sen. Aan de andere kant was er bezorgdheid van ZOwonen over de overlast die bewo­ ners konden ervaren bij plaatsing van mechanische ventilatie en ventilatieroosters. Daar is flink over gediscussieerd.” Uiteindelijk kwam er een compromis uit: er komt wel mechanische ventilatie die naar wens kan worden aangepast. Zo zijn de bewoners enerzijds gegarandeerd van een gezond binnenklimaat, maar kan de overlast ook tot een minimum beperkt worden, wan­ neer het binnenklimaat al goed is. “Het is wel tekenend voor deze samenwerking dat we op deze manier met elkaar discussiëren”, aldus Vermeer. “De langdurige samenwer­ king zorgt ervoor dat dergelijke discussies feller gevoerd kunnen worden dan in een tra­

ditionele opdrachtverstrekking, waar een bouwpartner uit angst om een volgende opdracht niet meer te krijgen, geneigd kan zijn ‘blind’ uit te voeren wat de corporatie vraagt, zelfs als dat niet in het belang van de bewoner is.” Het is een van de zaken die er aan bijdraagt dat corporatie en ketenpartners steeds meer in gezamenlijke verantwoordelijkheid de pro­ jecten aanvliegen. Schaekens: “Wij verwach­ ten van onze ketenpartners dat ze steeds meer taken overnemen. Dan moet je daar als corporatie wel tijd in investeren. Dat is in het begin onderschat. Nu we dat beter onder controle hebben, zien we onze partners groeien in hun rol. Dat is wat mij betreft het grootste leerpunt van deze samenwerking.”

BEWONERSPANEL “Ik woon hier al 31 jaar met veel plezier. Alles is in de buurt: het vlieg­ veld, het winkelcentrum, het dorp. En als ik wil ben ik zo in Duitsland en België.” Teiwsen (53) is blij dat de flats worden aangepakt. “Ze waren echt niet meer van deze tijd. Nu gaan ze er weer netjes uitzien. De overlast is wel flink. Ze zijn acht dagen binnen, maar inclusief de werkzaamheden aan andere flats, heb je zo’n drie maanden last. Je krijgt er echter ook veel voor terug. De bewoners uit de eerste flat die ik spreek, zijn allemaal tevreden.” Herman Teiwsen #3 2018  43


KETENSAMENWERKING

ZELF­ REFLECTIE IS NODIG 44  #3 2018


#3 2018  45


DOSSIER KETENSAMENWERKING ZELF­REFLECTIE IS NODIG

Al jarenlang proberen woningcorporaties en aannemers hun samenwerkingsprocessen te verbeteren. We buitelen over elkaar heen met initiatieven over hoe we de bouwketen efficiënter kunnen integreren. Ondanks alle aandacht voor ketensamenwerking, is het de vraag of de sector structureel is veranderd. Tekst Marieke Venselaar

Hoe kan het dat er zo veel aandacht wordt besteed aan een concept als ketensamenwerking en dat er in de praktijk zo weinig van terecht lijkt te komen?

O

m die vraag te kunnen beant­ woorden, is het belangrijk om naar de dagelijkse werkpraktijk te kijken. We kunnen immers managementplannen maken wat we willen, uiteindelijk wordt een groot deel van de samenwerking bepaald door het dagelijks reilen en zeilen op de werkvloer, waar ‘Jan, de projectleider van de woningcorporatie’ en ‘Kees, de aan­ nemer’ samen een project uitdenken. De vraag is hoe dat dagelijks reilen en zei­ len eruit ziet, en hoe dat het succes van de ketensamenwerking bepaalt. Om inzicht te krijgen hoe ketensamenwerking op de werk­ vloer wordt toegepast, ben ik als onderzoe­ ker het werkveld in gegaan en heb ik een keten die zichzelf als succesvol beschouwde nader onderzocht.

Een succesvolle keten

Uit een groepsinterview met een aantal leden van de succesvolle keten, bleek dat de samenwerking tussen de woningcorporatie en onderhoudsaannemer min of meer toeval­ lig ontstond, nadat de aannemer meerdere aanbestedingen won. De herhaling in samenwerking leverde allerlei voordelen op. 46  #3 2018

Zo werd bij verschillende projecten met het­ zelfde team vakmensen gewerkt, waardoor ze goed op elkaar ingespeeld raakten. Ook is er actief waardering geuit vanuit de pro­ jectleider van de woningcorporatie richting de vakmensen, wat weer erg op prijs werd gesteld door de vaklui. Soms was het suc­ ces ook moeilijk in woorden te bevatten. “Hij doet iets waardoor ik open en eerlijk durf te zijn”, zei een projectvoorbereider van de aan­ nemer over de projectleider van de woning­ corporatie. Maar uit individuele interviews met leden van het succesvolle team bleek dat sommige mensen binnen het succesvolle team hele­ maal niet als succesvol werden beschouwd door de anderen. Over deze mensen werd bijvoorbeeld gezegd dat ze de aannemer te veel sturen, en ‘niet zo ver zijn in hun denken’. Bijvoorbeeld, in de ogen van anderen stuurt de opzichter van de woningcorporatie de mensen op de bouwplaats te veel. Als de opzichter van de woningcorporatie te veel stuurt, wordt het risico verplaatst van de aannemer naar de corporatie. Dat willen de projectleiders van de woningcorporatie voor­ komen. De aannemer zegt dat de vaklui inmiddels wel weten dat als deze opzichter iets zegt, ze eerst bij hun voorman moeten checken of het klopt. Ook een projectleider van de woningcorporatie had het imago te veel te sturen.


Toen het ouderwetse imago ter sprake kwam, werd dit onderwerp snel weer van tafel geveegd.

MARIEKE VENSELAAR #3 2018  47


DOSSIER KETENSAMENWERKING ZELF­REFLECTIE IS NODIG Verwachtingen uitspreken

De mensen met een dergelijk ‘ouderwets’ imago waren zich daarvan wel bewust, alleen het gesprek hierover werd niet aangegaan. De aannemer zei dat hij hoopte dat ze bij het volgende project een andere projectleider troffen die het in hun ogen beter deed. Een directe collega van deze ‘ouderwetse’ projectleider, heeft hem in het verleden wel geprobeerd aan te spreken, maar met weinig resultaat. Daarna zijn de pogingen om deze persoon aan te spreken gestaakt. Toen dit ouderwetse imago in het eindgesprek met de succesvolle keten toch ter sprake kwam, werd dit snel weer van tafel geveegd, om vervolgens een veiliger onderwerp te bespreken. Zo werd bijvoorbeeld gevraagd hoe repetitie van werk op de bouwplaats op den duur de arbeidstijd van zo'n klus vermindert.

Mensen luisteren maar weinig écht naar elkaar. Naarmate het onderzoek bij deze woning­ corporatie vorderde, kwamen er allerlei andere kwesties bovendrijven. Een belang­ rijke kwestie was dat bij de corporatie intern besloten werd om in de toekomst niet met vaste partners te gaan werken. Dat betekent dat de aannemer uit deze casus dus voor ieder afzonderlijk project door een selectie­ procedure zal blijven gaan. De aannemer in kwestie had echter wel ambities om vaste partner te worden. Hier was duidelijk een verschil in verwachtingen, die niet of niet dui­ 48  #3 2018

delijk naar elkaar werden uitgesproken. Bovenstaande observaties geven antwoord op de vraag hoe het kan dat er zo veel aan­ dacht besteed wordt aan ketensamenwer­ king, terwijl er in de praktijk zo weinig van terecht lijkt te komen. De beschrijving van de casus laat zien dat zowel de successen als de knelpunten erg persoonlijk zijn. Ze zijn gebaseerd op persoonlijke voorkeuren, inzichten, en begrip van de situatie.

Relaties verbeteren

Iedereen die met andere mensen werkt, zal herkennen dat veel problemen worden ver­ oorzaakt door persoonlijke aspecten. De wortel van het probleem is niet eens zo zeer dat er problemen zijn in de persoonlijke rela­ ties tussen mensen, maar dat de slechte onderlinge persoonlijk relaties niet structu­ reel aangepakt worden. De betrokkenen zijn zich vaak wel bewust van dit type persoonlijke knelpunten, maar er wordt desalniettemin weinig aandacht besteed aan het oplossen ervan of er is te weinig kennis over welke opties er zijn om die sociale relaties te verbeteren. De casus in dit stuk roept mogelijk allerlei meningen en oordelen op over hoe de indivi­ duele ketenpartners denken en doen. Dat is niet alleen menselijk, maar ook makkelijk. Deze casus is geen extreem geval. Aspec­ ten uit de casus zullen herkenbaar zijn op andere werkvloeren bij woningcorporaties en aannemers. De beschrijving van de werk­ vloerervaringen roept mogelijk ook allerlei ideeën voor praktische interventies op, maar de resultaten uit dit onderzoek mogen nooit gebruikt worden om te interveniëren in andere situaties. Immers, wat hier geschetst wordt is sterk afhankelijk van de dynamiek tussen de individuen met hun eigen per­ soonlijke kenmerken.

Persoonlijke evaluatie

Maar wat kan een professional in het werk­ veld dan doen met de inzichten die deze


Tijdens een Renda event deden we een oefening waarbij 1 iemand aan het woord was en de rest luisterde.  EVAMARIJE SMIT

casus hebben opgeleverd? Professionals die geïnspireerd zijn door dit onderzoek, wordt aangeraden om eerst hun eigen werk­ praktijk grondig te evalueren op basis van de vraag: ‘Waar loop ik tegenaan in mijn werk en wat is mijn aandeel daarin?’ Die persoon­ lijke evaluatie zou holistisch moeten zijn, en dus niet alleen gefocust op techniek. Een evaluatie kan in eerste instantie indivi­ dueel worden uitgevoerd, maar het helpt ook om dit met collega’s te bespreken. Ook is het belangrijk om die probleemsituatie vanuit verschillende perspectieven en vanuit ver­ schillende hiërarchische niveaus binnen par­ tijen in de keten te beschouwen. Dit kan door korte informele gesprekjes te voeren, bijvoorbeeld bij de koffieautomaat, en goed te observeren wat er gebeurt. Neem dat serieus. Deze manier van reflecteren vraagt

om een verandering van attitude en niet om specifieke acties. Tevens is het belangrijk om die persoonlijke probleemsituaties onder ogen te komen en juist niet te vermijden. Er is veel literatuur over persoonlijk leiderschap beschikbaar, die kan helpen in dit soort situaties. Simpele conversatieregels, zoals geweld­ loos communiceren, luistervaardigheden, of het geven van constructieve feedback, kun­ nen helpen in het vergroten van wederzijds begrip en doorbreken van situaties die niet doorbroken lijken te kunnen worden. Bijvoor­ beeld, luisteren is een onderschatte eigen­ schap. Mensen luisteren maar weinig echt naar elkaar. Wanneer zitten mensen nou echt stil met elkaar? Wanneer vragen ze door? Zonder gelijk een weerwoord te geven, of #3 2018  49


Evalueer op basis van de vraag: Waar loop ik tegenaan in mijn werk en wat is mijn aandeel daarin?

MARIEKE VENSELAAR 50  #3 2018


DOSSIER KETENSAMENWERKING ZELF­REFLECTIE IS NODIG een discussie aan te gaan waarin iemand gelijk kan krijgen. Luisteren gaat om nieuws­ gierig zijn en je verdiepen in het perspectief van de ander.

Omgaan met anderen

In het proces van zelfreflectie is het ook belangrijk dat een professional zichzelf tel­ kens de vraag stelt: ‘Hoe handel ik en waar­ mee is dat handelen gerechtvaardigd?’ Hier­ bij moet breder gekeken worden dan enkel het begrip ketensamenwerking. De vraag is hoe je wilt handelen als professional en hoe je – ook in werksituaties – met andere men­ sen om wilt gaan. Op die manier wordt ketensamenwerking een levensstijl die markt- en situatie-ongebonden is, niet een trucje dat kan worden toegepast in een bepaalde conjunctuur in de markt. Alle bovenstaande praktische aanbevelingen vragen een hoge mate van zelf-reflectieve vermogens, en daarom wordt aangeraden om die competentie te vergroten. Nogmaals, dit is een kwestie van het aannemen van een onderzoekende houding, het vraagt niet om allerlei extra acties. Integendeel, zelfreflectie vraagt om ruimte om stil te staan. In plaats van de blik naar buiten te richten, kun je ook de blik naar binnen richten en je afvragen hoe je bijdraagt aan het in stand houden van de situatie en hoe je je daarbij voelt. Dit kan met de hulp van een coach. Neem de tijd om dit te overdenken. Om een knoop te ontwarren is het niet slim om er hard aan te trekken, maar om het ruimte en lucht te geven. Meditatie kan zodoende ook helpen.

Structurele verandering

Het is misschien teleurstellend dat dit artikel geen stap-voor-stap managementplan biedt. Er is geen eenmalige interventie die gedaan kan worden (het liefst op anderen!) om alles in een klap te verbeteren. Als er een wens is om structureel beter samen te werken, vraagt dat een structurele verandering in eigen houding en gedrag, waarmee je de

gewenste verandering belichaamt en waar­ mee je je omgeving dwingt om hieraan mee te doen. De aandacht voor het begrip ketensamen­ werking in de bouw zal op een gegeven moment over zijn hoogtepunt komen. Mis­ schien is dat al aan de hand met deze veran­ derende markt. Maar ook nu er andere ‘hypes’ aan de horizon zijn verschenen, blijft dit onderzoek actueel. Partners in de bouw moeten hoe dan ook met elkaar samenwer­ ken. De samenwerking ontstaat door een gigantische kluwen aan acties en reacties tussen individuen met hun eigen kenmerken zoals functie, opvattingen, karakters, ideeën, kennis en vaardigheden. Werksituaties lijken in toenemende mate complex te worden. Om niet ondergesneeuwd te raken in de complexiteit van de werkelijkheid is het essentieel om te accepteren dat die com­ plexiteit niet te overzien valt, laat staan te sturen. Wat wél te sturen valt is het persoon­ lijke aandeel in dit complexe geheel en de belangrijkste boodschap van dit stuk is dan ook om je daarop te richten. Zelf-reflectief worden is essentieel voor een goed functio­ nerende samenwerking op alle niveaus.

Over de auteur Dr.ir. Marieke Venselaar is 1 december 2017 gepromoveerd aan de afdeling Management and the Built Environment aan de TU Delft. Dit artikel is grotendeels gebaseerd op haar proefschrift met de titel ‘Work Floor Experiences of Supply Chain Partnering in the Dutch Housing Sector’. Dit proefschrift is gratis te downloaden via https://journals.open.tudelft.nl/index.php/abe/ article/view/1878 #3 2018  51


SIMULTAAN SCHAKEN Als manager vastgoed bij een middelgrote corporatie ben ik voortdurend aan het schaken op 4 schaakbor­ den. Dagelijks ben ik bezig met duurzaamheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid en leefbaarheid. Op het gebied van duur­ zaamheid wil ik de CO2-uit­ stoot terugdringen door aardgasloze woningen te bouwen. Het liefst in een circulair bouwsysteem van­ wege de toenemende schaarste aan grondstoffen. Ik bouw bij voorkeur kli­ maatadaptief omdat we steeds vaker te maken krij­ gen met de gevolgen van de opwarming van de aarde (hittestress, wateroverlast). En ik zoek naar oplossingen die bijdragen aan een gezonde woning en woon­ omgeving want er moet ook nog geleefd kunnen worden in onze woningen.

Elke tevreden bewoner en elke gram CO2 minder is een overwinning. 52  #3 2018

Betaalbaar voor huurders én corporatie Op het vlak van betaalbaar­ heid heb ik met twee belan­ gen rekening te houden. Het moet betaalbaar zijn voor onze huurders en het moet te financieren zijn voor de corporatie. Betaalbaarheid voor bewoners wordt steeds lastiger door de alsmaar duurder wordende samenle­ ving. Een groter wordende groep kan met moeite de eindjes aan elkaar knopen. Huurverhoging of EPV is dan niet gewenst. Aan de kostenkant heb ik te maken met snel stijgende bouwkosten. Ook door de hogere eisen aan de wonin­ gen, het organiseren van participatie en de kleine schaalgrootte van projecten (vaak binnenstedelijk) wor­ den de investeringen elk jaar hoger. Ook in het Tilburgse is nog steeds een tekort aan soci­


COLUMN

ale huurwoningen. Ik ben dus voortdurend op zoek naar geschikte (betaalbare) grondposities waar we woningen kunnen bouwen voor onze doelgroep. Een doelgroep die steeds vaker bestaat uit 1- en 2-per­ soonshuishoudens. Omdat ik helaas geen gla­ zen bol heb, vraag ik mij steeds af of ik specifiek (klein) moet bouwen voor de huidige vraag of generiek (ruimer) voor de toekom­ stige vraag. Ik kan ook nog kiezen tussen permanente of tijdelijke uitbreiding.

Het belangrijkste: leefbaarheid Leefbaarheid is een onder­ werp dat vooral op andere afdelingen wordt aangepakt, maar ook ik heb daar bij pro­ jectontwikkeling, onderhoud en verbetering mee te maken. Het is volgens mij het allerbelangrijkste. Je hebt niets aan een duurzame, betaalbare woning die niet leefbaar is. Belangrijke the­ ma’s voor mij zijn veiligheid, toegankelijkheid, uitstraling, comfort en woonomgeving.

Ik kan een euro maar één keer uitgeven. Op zich hoeft simultaan schaken geen probleem te zijn als je grootmeester bent. Het wordt pas lastig als een zet op het ene bord, effect heeft op het andere bord. Ik kan een euro maar één keer uitgeven. Het wordt helemaal moei­ lijk als tijdens het spel ook nog eens de spelregels worden veranderd. Als er weer extra belastinggeld naar Den Haag moet. Of als er bijvoorbeeld weer stren­ gere asbestregels komen. Het lijkt soms een spel dat niet is te winnen. Toch is dat niet waar. Elke oplevering van een woning, elke tevre­ den bewoner en elke gram CO2 minder is een overwin­ ning. Mijn advies is om te focussen op haalbare resul­ taten en te leren van opge­ dane ervaringen.

Deel kennis en speel het spel met andere grootmees­ ters. Stel kritische vragen en scheidt fabels van feiten. Werk samen met bewoners, bouwers, adviseurs, over­ heden en collega-corpora­ ties. En heb daarbij respect voor ieders belang. Alleen samen kunnen we het spel winnen. André van der Wouw Manager Vastgoed Tiwos

Lees elke week een persoonlijke column van een van onze partners op renda.nl/columns. Ook deze column is daar terug te vinden.

#3 2018  53


54  #3 2018 BEELD: MARIAN SIETSMA


Op weg naar een inclusieve samenleving “Stel niet de vraag: wat mankeer je, maar: wat kun je? In Neder­land bekijken we alles door een zorgbril en maken mensen cliënt in een dossier waarin het gebrek centraal staat. Dat hindert een brede kijk.” Een interview met Erik Dannenberg, fervent pleitbezorger van de inclusieve samenleving. Tekst Wikke Peters

D ERIK DANNENBERG

Erik Dannenberg is voor­ zitter van Divosa, de vereniging van gemeentelijke directeuren in het sociaal domein. Eerder was hij directeur bij het Leger des Heils en wethouder van de gemeente Zwolle met portefeuilles in het sociale en fysieke domein.

annenberg is opgeleid tot maatschappelijk wer­ ker. “Ik ben eigenlijk een verdwaalde hulpverle­ ner. In mijn werk kwam ik regelmatig in aanra­ king met mensen die ernstig maatschappelijk ontregeld waren. Het werd me ook al snel dui­ delijk, dat je in Nederland goed kunt worden geholpen als je één probleem hebt. Bijvoorbeeld een verslaving, of schulden, of een laag IQ. Wanneer een aantal van deze dingen samenkomen, wat vaak zo is, dan weten we het meteen niet meer. Dan word je als een hete aardappel van de ene instantie naar de andere doorge­ geven.” “We zijn ontzettend gericht op enkelvoudige problema­ tiek, en denken de oplossing te vinden in categorale voorzieningen. Moeilijke kinderen zet je op een aparte school. Ben je in de war, dan ga je naar een psychiatri­ sche instelling. Maar dat is geen inclusieve samenleving, waarin ieder zijn plek heeft en mág hebben. Het is het creëren van eilandjes, waarop we mensen met hetzelfde #3 2018  55


OP WEG NAAR EEN INCLUSIEVE SAMENLEVING

etiket zetten en dan vinden dat we goed voor ze zorgen. Ik geloof dat het antwoord veel meer zou moeten zitten in het aanpassen van je samenleving aan diversiteit.”

Woonvraag in plaats van zorgvraag

Dannenberg hield zich onder andere bezig met de transitie van het speciaal onder­ wijs. Ook daar zag hij de neiging om de ‘lastige’ gevallen te separeren van de ‘gewone’ kinderen. “Maar je zou jezelf ook de vraag kunnen stellen: wat mist er in onze kennis en ons pedagogisch klimaat, dat wij deze kinderen hier niet kunnen bie­ den wat ze nodig hebben?” Dat wat mensen nodig hebben vertalen we maar al te vaak naar een zorgvraag. “Dat is de taal die we kennen en begrijpen. Maar heel vaak is dat wat we interpreteren als een zorgvraag, eigenlijk een leervraag, of zelfs een woonvraag.” Dannenberg weet genoeg voorbeelden van dat laatste. “Ik hoorde van een geval van een man met psy­ chische problemen. Overdag functioneerde hij goed, maar ’s nachts begon hij af en toe te spoken. Bonken en schreeuwen. Hij kon het niet tegenhouden. Verschrikkelijk natuurlijk voor zijn directe buren, die deden geen oog meer dicht. Haal je zo iemand dan uit zijn huis?” De oplossing zat in een heel andere hoek. “In samenwerking met de woningcorpora­ tie werd er een kamer geluiddicht gemaakt, waar deze man ’s nachts verbleef, uiter­ aard ook in nauw overleg met hemzelf en de buren. Het bleek een prima pragmati­ sche insteek: de buren ervaren geen overlast meer, en deze man kan gewoon in zijn huis blijven wonen. Hij behoudt zijn relatief normale leven. Het inschakelen van een aannemer in plaats van een rechter of hulpverlener, heeft een maatschappelijk ontre­ geld leven voorkomen. Ik pleit voor het creëren van een context waarin mensen hun huisvesting niet verliezen en je de vraag stelt: wat heeft iemand nodig om te kunnen blijven?”

Autonome professionals

Hoe werkt dat dan in de praktijk? “Makkelijk is het niet”, beaamt Dannenberg. “Het vraagt om werken op lokaal niveau, op microniveau, om het bouwen van oplossingen om mensen heen. Om een creatieve aanpak per casus, om relatief autonome profes­ sionals die met geld, tijd en deskundigheid kunnen werken aan een inclusieve samenleving. Voor continuïteit in een wijk moet je hoogwaardige professionals de ruimte geven om samen met bewoners en familieleden oplossingen te zoeken.” In een hoogbouwflat in Zwolle werd jaren geleden al maatwerk toegepast. “Daar wonen veel mensen die echt op de onderste trede van de woningladder staan. Per woning werd één hulpverlener verantwoordelijk. Iemand die de familie en alles wat er speelt door en door kent. Dat werkt: de mensen die er wonen waren tevreden. Maar als je nou aan deze hulpverleners vroeg wat hun grootste uitdaging is, dan was het antwoord: mijn baas die over mijn schouder meekijkt, en zich afvraagt of ik wel genoeg indicaties binnenbreng.” 56  #3 2018


Het inschakelen van een aannemer heeft een maat­ schappelijk ontregeld leven voorkomen

ERIK DANNENBERG #3 2018  57


OP WEG NAAR EEN INCLUSIEVE SAMENLEVING Beargumenteerd afwijken

Professionals zouden de samenwerking met andere instellingen en de transparantie niet moeten schuwen vindt Dannenberg. “Zie hen óók als collega’s die je trakteert wanneer je jarig bent. We hebben onze mond vol van samenwerking, maar onder­ tussen zie je nog steeds dat organisaties met een wettelijke taakstelling vooral func­ tioneren binnen hun eigen kaders en handelen vanuit hun eigen belang. Een bizar voorbeeld: een dakloze met schulden. Die wil de schuldsanering in, maar dat kan bij de gemeente pas als je een vaste woon-of verblijfplaats hebt.

Je hebt mensen nodig die durven zeggen: dit is het protocol, maar toch gaan we het anders doen! De corporatie wil hem echter pas plaatsen als hij kan aantonen dat hij in een schuldsaneringstraject zit. Dit soort protocollen heeft als gevolg dat mensen dieper in de ellende zakken. Je hebt mensen nodig die durven zeggen: klopt, dit is het interne protocol, maar toch gaan we het anders doen. Mensen die beargumenteerd durven afwijken. Begrijp me goed, ik ben echt wel van duidelijke regels en heldere communicatie. Maar ik ben niet van om mensen protocollair verantwoord naar de donder te laten gaan.” Ook tijdens zijn werk voor het Leger des Heils, zocht Dannenberg soms de confron­ tatie. “Ik had me met plezier voor de rechter verantwoord, om uit te leggen hoe we mensen soms moesten beschermen tegen schuldeisers en deurwaarders. Mensen verdienen een herstart, een perspectief. Ik heb zoveel mensen naar een relatief nor­ maal bestaan zien klimmen met de juiste hulp. Mijn ervaring heeft me geleerd: ver­ trouwen geven, is vertrouwen krijgen. En ik word liever een keer bedonderd in plaats van dat ik tien andere mensen in de kou laat staan.”

Optimum

“Het creëren van een inclusieve samenleving is een ploeterproces van jewelste. Iedereen is zoekende, ook de corporaties, die natuurlijk nog te kampen hebben met de nadagen van het ‘Blokchagrijn’. Ik verwacht niet dat een samenleving die niet

58  #3 2018


Een dakloze met schulden loopt tegen diverse proto­ collen aan.

gewend is aan diversiteit, en die wél gewend is om mensen te sorteren op basis van een beperking, zomaar ineens kan schakelen naar nieuwe vormen, naar een ‘gespik­ kelde’ samenleving. Ik denk ook niet dat een samenleving ooit volledig inclusief kan worden, maar ik geloof wel dat we op zoek kunnen naar het optimum. Daar zijn we nu nog lang niet. Toch ben ik er niet pessimistisch over. Als ik zie hoe ontzettend veel burgerinitiatieven er zijn. Zoveel initiatieven die gericht zijn op zelf verantwoordelijk­ heid nemen, op zorg dragen voor elkaar, dan durf ik wel optimistisch te zijn.”

Erik Dannenberg is openingsspreker de Dag van de Bewoner, op 11 oktober. Hier vertelt hij hoe je voor, tijdens en na renovatie een goede leefomgeving creëert waarin iedereen kan blijven functioneren? Meer informatie over deze dag vind je op renda.nl/dagvandebewoner #3 2018  59


De Vitale Corporatie 60  #3 2018

DEEL 3


Dat de wereld van en rondom corporaties volop in beweging is, merken ook de mensen die er werken. Corporaties hebben gereorga­niseerd en zullen dat blijven doen. Dat moet ook, want er blijven veranderingen komen waar ze zich aan moeten conformeren. Tijd om te werken aan hun mentale gezondheid: toekomst­besten­dige medewerkers en vitale teams met aandacht voor leiderschap, samenwerking en teambuilding. Tekst Marion Muller-van der Flier, Carlo Muller en Michel Radix

#3 2018  61


DE VITALE CORPORATIE

D

e reacties van corporatiemedewer­ kers op een reorganisatie en de daarbij behorende veranderingen variëren van gelatenheid tot lichte paniek. Waar krijg je als medewer­ ker straks mee te maken? Hoe ga je om met de veranderingen? Wat zijn de gevolgen voor het team waarin ze al jaren werken?

Trends

Als het gaat om medewerkers en teams spe­ len een aantal trends een belangrijke rol. Zo hebben digitalisering en big data grote invloed op het corporatiewerk. Een 24/7 huurdersportal en een app voor bewoners­ communicatie doen hun intrede. Administra­ tieve banen nemen af en data-analyse en dienstverlenend werk neemt toe. Ondertus­ sen blijft persoonlijk contact met bewoners essentieel en digitalisering moet ondersteu­ nend zijn aan mensen en processen. Ook verandert de manier van werken. Werk dat overblijft wordt complexer, specialisti­ scher en gericht op innovatie en creativiteit. Expertises worden meer aan elkaar verbon­ den, het aantal stakeholders in de keten neemt toe en de grenzen van de corporatie met uitvoerende partijen vervagen. Er ont­ staat een meer organische manier van wer­ ken, zonder duidelijke structuren. Dit vraagt om een werkomgeving waarin medewerkers van verschillende bedrijven met elkaar in ver­ binding worden gebracht. Ook de rol van managers zal veranderen. Enerzijds als gevolg van automatisering van managementactiviteiten en anderzijds door de groeiende zelfsturing van teams en men­ sen. Corporatiemanagers zijn in de toekomst verbindend, coachend, faciliterend en vooral strategisch betrokken bij een team. Het management richt zich daarnaast op het bij elkaar brengen van huurders en aan­ nemers en het samenstellen van de juiste teams.

62  #3 2018

Naast het optimaliseren van teams zien we een duidelijke trend gericht op het coachen, begeleiden en ontwikkelen van medewerkers in hun loopbaan, die geen ‘baan-voor-hetleven’ meer is. Ook de trend in flexibilisering van werk zet door, dienstverbanden worden korter en arbeidsrelaties en arbeidsvoor­ waarden zijn meer gericht op de behoeften van het individu. Medewerkers verbinden zich in mindere mate aan één werkgever. Het aantrekken van goed personeel wordt daarmee lastiger en vraagt om een andere benadering, met aandacht voor individuele behoeften en persoonlijke ontwikkeling. Een laatste belangrijke trend is het realiseren van een goede balans tussen digitaal en fysiek werken. Volgens experts dient het kantoor in de toekomst vooral als een kataly­ sator voor waardevolle ontmoetingen en ver­ bindt het medewerkers met de organisatie, collega’s, bewoners en andere stakeholders. In een tijd waarin we overal en altijd kunnen werken is verbondenheid (een ‘thuisgevoel’) essentieel voor het waarborgen van produc­ tiviteit en effectieve samenwerking.

Het menselijke aspect

De grootste uitdaging binnen de veranderin­ gen gaat niet over de fysieke omgeving of technologie, maar over het menselijke

MENTALE GEZONDHEID

Om te werken aan vitaliteit van corpo­ raties kent De Vitale Corporatie© 5 programma’s. Naast een algemene vitaliteitsscan, is in het vorige artikel aandacht besteed aan toekomstbe­ stendig vastgoed. Onderstaand artikel gaat in op de mentale gezondheid. Het laatste deel gaan we in op het verster­ ken van de financiële gezondheid van je corporatie en het werken aan toe­ komstbestendig woonbeleid.


Doordat mede­ werkers bewuster worden van hun kwaliteiten kunnen sterke teams worden gebouwd.

#3 2018  63


DE VITALE CORPORATIE aspect: hoe gaan de mensen en teams mee in de nieuwe werkcultuur? Wat heb je als mens nodig om je energiek en vitaal te voe­ len? Albert Sonnevelt heeft het in zijn boek ‘De Levenscode’ over zes lagen van de vita­ liteitspiramide. Deze lagen hebben we ver­ taald naar elementen die corporatiemede­ werkers nodig hebben voor vitaliteit en toekomstbestendigheid. Het eerste element is zinvol werken. We hebben het altijd over een stip op de horizon zetten. Maar praat eens met elkaar over ‘de bedoeling’. Dat kunnen zelfs meerdere stip­ pen zijn! Medewerkers willen weten wat hun bijdrage is. Ze willen er toe doen. Ook collegialiteit en teamspirit zijn van vitaal belang voor een organisatie. Soms zijn de verschillen tussen collega’s groot en ont­ staan er irritaties. Investeer eens in een manier om jezelf én elkaar goed te leren ken­ nen. Een beproefd en praktisch instrument dat je hiervoor kunt inzetten, is de MyersBriggs Type Indicator (MBTI®). Met dit persoonlijkheidsinstrument als stevige onderlegger wordt de relatie en communica­ tie tussen collega’s en aanzienlijk verbeterd. Door nieuwe inzichten ontstaat openheid en respect voor elkaar. Hierdoor zijn mensen in staat een positieve bijdrage te leveren aan de sfeer op de afdeling en in de organisatie. Het derde belangrijke element is positief denken: praten met elkaar in plaats van over elkaar. Als medewerkers leren minder te oor­ delen en elkaar gaan aanspreken ontstaat een open en eerlijke cultuur. Om fouten te kunnen herstellen zijn momen­ ten van reflectie belangrijk. Neem er regel­ matig, bijvoorbeeld 1x per week, bewust de tijd voor. Kijk alleen of met je team terug op wat je hebt gedaan en in hoeverre dat bij­ draagt aan ‘de bedoeling’. Er ontstaan nieuwe inzichten om samen te werken en met elkaar stappen te zetten. 64  #3 2018

“Hoe laat ik mijn medewerkers meebewegen tijdens veranderingen?” is een veel gestelde vraag. Ook medewerkers zelf worstelen ermee. Ze voelen zich onzeker en onstabiel door alle veranderingen. Ieder persoon heeft een andere manier om met veranderingen om te gaan. De een wil het liefst alles bij het oude laten, een ander verandert het liefst elke dag! Respect hebben voor wat ieder persoon nodig heeft, helpt. Geef de een reële, gedetailleerde informatie, terwijl de ander genoeg heeft aan een beeld van de toekomst. Om te excelleren in het werk moeten men­ sen ‘gevoed’ worden. Met erkenning en het gevoel dat je ondersteund wordt in je ont­ wikkeling kom je tot betere prestaties. Door de onzekere tijden voelen medewerkers én leidinggevenden een toenemende druk om te presteren. Dat leidt vaak tot energieverlies. Persoonlijke of teamcoaching werkt als goede voeding.

Succesvolle implementatie en acceptatie

Angst voor het onbekende is de reden dat de mens van nature geneigd is zich te ver­ zetten tegen verandering. Taak van de orga­ nisatie is dan ook om het onbekende, bekend te maken. Op basis van boven­ staande trends en de vitaliteitspiramide kun je met de volgende aanpak tot succesvolle implementatie en acceptatie komen: Zorg voor een duidelijke ‘WHY’ en creëer eigenaarschap. Waarom is verandering nodig? Is het urgentie, ambitie of beide? Als dit niet benoemd wordt, zullen de medewer­ kers vasthouden aan het bekende en pakken ze het eigenaarschap voor de verandering niet op. Vertaal vervolgens de verandervisie in con­ creet gedrag voor leidinggevenden en medewerkers. Maak helder welk gedrag nu zichtbaar is en welk gedrag gewenst is om


Medewerkers leren zichzelf en elkaar beter kennen aan de hand van de MyersBriggs Type Indicator.

de verandering te realiseren. Iedereen bin­ nen de organisatie maakt daarvoor een eigen actieplan. Voorbeeldgedrag vanuit de top is cruciaal; “waarom zou ik het doen als ik het mijn lei­ dinggevende ook niet zie doen?” Hier geldt het credo: iedereen doet mee en is onder­ deel van de verandering. Tevens is het belangrijk om belemmerende patronen en overtuigingen zichtbaar en bespreekbaar te maken. Vaak zijn ze overge­ nomen of aangeleerd (“zo doen wij dat hier!”) en geven ze structuur, rust en houvast. Doorbreek de patronen. Vraag de huurder naar behoeften en wensen in plaats van het aanbieden van diensten en

producten. Organiseer klantenpanels, waar­ bij je vragen hoe huurders de dienstverlening ervaren en wat ze verwachten. Hiermee ver­ groot je de binding, loyaliteit en zorg je voor optimale klantbeleving. Het kan ook handig zijn om een manager als mentor te koppelen aan een team, waar hij niet zelf leiding aan geeft. De manager kijkt met een frisse blik wat zich in het primaire proces afspeelt en kan onbevooroordeeld feedback geven. Het verkleint de traditionele ’eilandjes’ van wonen, vastgoed en financiën binnen de corporatie. Heb het lef om in te grijpen en kritisch te kij­ ken naar medewerkers die koste wat kost vast willen houden aan het verleden en zor­ gen voor negatieve energie en vertraging van #3 2018  65


66  #3 2018


DE VITALE CORPORATIE het implementatietraject. Vaak zijn het loyale medewerkers, die hun sporen in het verleden verdiend hebben, maar nu de slag niet kun­ nen maken. Ga het gesprek aan. Vaak leidt dit tot opluchting, want mensen voelen zelf vaak hun houdbaarheidsdatum wel aan. Tot slot is het slim om te zorgen voor een cultuur waarbij innovatief en toekomstig gehandeld mag worden. Beloon initiatieven en vier de successen.

De mens maakt het verschil! Het vergt lef en bereidheid van de leiders om hiermee aan de slag te gaan, maar op deze manier zetten ze vol vertrouwen stappen richting een gemeenschappelijk doel: ‘de bedoeling’. Doordat medewerkers bewuster worden van hun kwaliteiten en deze inzetten in hun werk kunnen sterke teams gebouwd worden.

Een voorbeeld

Bij een woningcorporatie in Zuid-Holland is in een ontwikkelingstraject de gehele organi­ satie betrokken. Voordat de voltallige groep van 25 medewerkers bij elkaar kwam, wer­ den persoonlijke gesprekken gevoerd. Om iedereen inzicht in zichzelf én de ander te geven is de MBTI® ingezet. Hierdoor werd duidelijk welke persoonlijkheidsvoorkeuren iedereen had. Tijdens gezamenlijke bijeen­ komsten werden deze persoonlijkheidsvoor­ keuren vervolgens gedeeld met elkaar. Er was herkenning, hilariteit en begrip voor de

verschillen tussen elkaar. Iedereen kreeg inzicht hoe ze deze verschillen kunnen gebruiken om de samenwerking in het team te optimaliseren. Zo bleek dat sommige collega’s graag pra­ ten, brainstormen, betrokken worden en actiegericht zijn. Anderen hebben juist tijd nodig om eerst na te denken, daar ga je een één-op-één-gesprek mee aan. Een ander verschil zit in hoe men omgaat met informatie. Sommige collega’s willen weten ‘waarom’ en ‘wat precies’. Refereer hierbij bij voorkeur aan een ervaring uit het verleden. Anderen hebben slechts genoeg aan een algemene richting en een beeld van de toekomst, zon­ der vermoeid te worden met details. Door de persoonlijke gesprekken en geza­ menlijke bijeenkomsten kreeg het hele team meer inzicht in zichzelf en in de ander. Er werd gekeken hoe elkaars krachten konden worden benut om als team en afdelingsover­ schrijdend optimaal samen te werken. Een reactie van een van de teamleden na afloop: Heel leerzaam, deze andere manier van omgaan met elkaar. Makkelijker en leuker.” Ook kreeg het team inzicht in het proces van probleemoplossing. Door een collega op te zoeken met een andere voorkeur, vul je elkaar aan. Daardoor verbetert de samen­ werking en de kwaliteit van beslissingen. De grootste eye-opener was het inzicht hoe de verschillende collega’s omgaan met verandering. De een zegt: ‘Laten we het houden zoals het is’. De ander zegt: ‘Laten we veranderen’, Weer een ander geeft aan: ‘Laten we het ook echt doen’. Het team heeft zich nooit gerealiseerd dat iedereen zo ver­ schillend is en wat een ieder nodig heeft om mee te kunnen gaan in een verandering. Nu iedereen dit weet wordt het een stuk gemakkelijker. Er is nu een gebruiksaanwij­ zing voor elkaar!

#3 2018  67


OP PAD MET

VEILIG ASBEST SANEREN 68  #3 2018


Een buitensanering waarbij asbest wordt verwijderd op het dak van een woning.

#3 2018  69


VEILIG ASBEST SANEREN

Asbest gevaarlijk? Wie in de bouwsector werkt weet dat asbest alleen gevaarlijk is op het moment dat de vezels vrijkomen. Maar hoe zit het met bewoners, wat is hun beeld bij asbest? En hoe gaat dat asbest saneren nu precies in zijn werk? Om een antwoord te krijgen op deze en andere vragen liep ik een dagje mee met Benny van der Sanden, van Van der Sanden asbestsanering. Tekst en beeld Dionne Verstegen

V

an der Sanden ontvangt me op zijn kantoor in Nuenen. Het kan­ toor zelf is eigenlijk aan de kleine kant, het grootste gedeelte van het pand wordt gebruikt voor de opslag van materialen: van touw tot golfplaten en luchtdichte schotten, maar ook dakpannen en ander dakgerei. “Mijn broer heeft een dakdekkers­ bedrijf”, vertelt van der Sanden. “Dat zijn we in 2000 samen begonnen. “We kregen zo nu en dan ook vragen over het saneren van asbest. Ik ben me er toen in gaan verdiepen en ben asbestsanering eerst naast dakdekking gaan doen. Na een tijdje kon ik het niet meer combineren, dus drie jaar geleden ben ik mijn eigen bedrijf begon­ nen.” Terwijl Van der Sanden in het dakdekkersbe­ drijf gewend was zelf mee te werken, liet hij dit in zijn asbestsaneringsbedrijf over aan zijn medewerkers. “Dat was in het begin wel even wennen. Je moet durven loslaten, en dat vond ik lastig. Inmiddels heb ik ongeveer twintig medewerkers, vaak zzp’ers, waarvan ik weet dat ze hun werk goed doen.”

Voorbereiding

Vanuit het kantoor in Nuenen neemt Van der Sanden me mee naar Den Bosch. Bij een 70  #3 2018

serie garageboxen met asbesthoudende golfplaten zijn twee medewerkers bezig met een aantal voorbereidende werkzaamheden. Er worden houten platen aangebracht onder de golfplaten. “Wij moeten na het saneren de ruimtes altijd stofvrij opleveren. Door deze houten platen aan te brengen komt er geen stof naar beneden als wij de golfplaten straks verwijderen. De spullen die in de garage aanwezig zijn kunnen dan blij­ ven staan”, vertelt Van der Sanden. Deze voorbereidende werkzaamheden zijn niet de eerste stap in het asbestsanerings­ proces. Voordat Van der Sanden kan begin­

OP PAD MET

In de rubriek ‘Op pad met…’ loopt community manager Dionne een dagje mee met een Renda-partners. Wat houdt hun dagelijkse werk nu precies in? Wat komen ze allemaal tegen? En waar lopen ze zoal tegenaan? In deze eerste editie: Van der Sanden asbest­ sanering.


Sommige bewoners vinden het heel spannend en willen precies weten wat je gaat doen.

BENNY VAN DER SANDEN #3 2018  71


VEILIG ASBEST SANEREN nen moet er eerst een inventarisatiebureau komen om in kaart te brengen waar de asbest precies zit. Per woning levert het bureau een rapport op waarmee Van der Sanden aan de slag kan, nadat de gemeente hier goedkeuring voor heeft gegeven. Toch komt hij, of een van zijn medewerkers, ook zelf nog even kijken voordat de daadwerke­ lijke sanering begint. “We zetten onze werk­ plek altijd af en hiervoor kijken we bijvoor­ beeld of er spullen van de bewoner verplaatst moeten worden.”

Op inspectie bij bewoners

Daarnaast wil Van der Sanden ook graag bij bewoners langs om hen te informeren over de aanstaande werkzaamheden. “Ook van medewerkers verwacht ik dat ze niet alleen gericht zijn op hun werkzaamheden, maar ook met de bewoner communiceren over deze werkzaamheden. Het lukt niet altijd om iedereen persoonlijk te spreken. Daarom verspreiden we vooraf­ gaand aan de sanering altijd een flyer waarop alle stappen staan die we doorlopen. Het kan zijn dat mensen toch nog vragen hebben en ik vind het belangrijk dat daar aandacht voor is. Sommige bewoners vinden het heel span­ nend en willen precies weten wat je gaat doen.” Op de dag dat ik met Van der Sanden meel­ oop mag ik samen met hem en Ronny van Boekel van Bouwbedrijf Pennings langs bij een aantal bewoners voor een inventarisatie. Pennings kreeg van een corporatie in Den Bosch de opdracht om asbest te verwijderen uit zo’n 66 woningen. “Het gaat om 33 bene­ denwoningen waar de cv-ketel wordt vervan­ gen. In de pijp van deze cv-ketel zit asbest. Deze pijp loopt echter vooral door de boven­ woning, dus daar zullen onze werkzaamhe­ den voornamelijk plaatsvinden”, vertelt van der Sanden. Zodoende gaan we eerst kijken bij een bovenwoning. De desbetreffende pijp zit vakkundig weggewerkt achter een aantal gipsplaten. Gelukkig heeft de bewoner van 72  #3 2018

deze woning de platen binnen de kortste keren van de muur afgeschroefd, zodat Van der Sanden en Van Boekel de pijp kunnen inspecteren. Ze willen met name kijken hoe de pijp precies door de woning loopt.

Strenge regels

Als de mannen de bewoner willen uitleggen wat er precies staat te gebeuren in zijn woning, blijkt dat de man zelf begin jaren ‘90 saneerder was. “Er was veel werk in te vin­ den en het betaalde goed.” Echter heeft de man ook de keerzijde van het werk meege­ kregen. “Ik heb inmiddels nog maar 1 long, omdat er een aantal jaar geleden longkanker bij mij werd geconstateerd.” Hij vertelt het quasi nonchalant, maar dat verhaal komt even binnen, zowel bij mij als bij Van der Sanden en Van Boekel. “Het is voor mij eigenlijk de eerste keer dat ik echt iemand ontmoet die door toedoen van asbest longkanker heeft gekregen. Jaarlijks sterven er nog steeds ruim duizend mensen aan de gevolgen van asbest. Dit komt omdat de incubatietijd zo’n 20 tot zelfs 60 jaar is. Vroeger werd er ongelofelijk veel met asbest gewerkt en was er veel minder aandacht voor het dragen van bescherming”, aldus Van der Sanden. Als de mannen de bewoner in Den Bosch vragen naar de werkomstandig­ heden, vertelt hij: “We hadden toen eigenlijk alleen een mondkapje op.” Sinds 1 juli 1993 is er een verbod op asbesthoudende materialen en zijn er geluk­ kig ook strengere regels voor saneerders. “Bij een binnensanering zetten wij altijd een luchtdichte ruimte rondom het werkgebied. Er bestaat namelijk een kans dat er schade­ lijke vezels vrijkomen tijdens het werk. Daarom dragen de saneerders een adembe­ schermend masker, een overall met capu­ chon, laarzen en handschoenen. Ook wor­ den drie cabines gekoppeld aan de luchtdichte ruimte, de zogenaamde douche­ sluis. “Als de mannen klaar zijn met saneren, komen ze eerst in de ‘vuile ruimte’, waar ze


Benny van der Sanden (r) in gesprek met een bewoner.

hun pak uit kunnen trekken. Met hun masker nog steeds op gaan ze vervolgens naar de doucheruimte om te douchen. Pas daarna mogen ze het masker afzetten en komen ze in een schone ruimte alvorens ze naar buiten kunnen”, vertelt Van der Sanden.

Risicoklassen

Om er zeker van te zijn dat er na afloop van de sanering geen schadelijke stoffen meer zijn, volgt er visuele inspectie en een lucht­ meting. Deze worden uitgevoerd door een onafhankelijke, gecertificeerde laborant. Afhankelijk van de risicoklasse van het asbest, dit gaat van 1 tot 2A, kan een lucht­ meting 2 tot 4 uur duren. De ruimte is ‘asbe­ stvrij’ wanneer er maximaal 2000 vezels/m3 worden gemeten. Pas dan kan de ruimte vrij­ gegeven worden en alles worden opge­

ruimd. “Het saneren van een vensterbank kost dan ook al gauw een dag”, vertelt Van der Sanden. “Ook daar moeten we weer goed over communiceren richting bewoners. Ze hoe­ ven tijdens de werkzaamheden niet altijd hun huis uit, maar soms is dat wel handiger.” Bij klasse 2A, voor amfibool asbest, is het zelfs nodig dat de laborant zogenaamde kleef­ monsters na afloop van de sanering in de ruimte plaatst en deze vervolgens in het laboratorium onderzoekt. Bij een buitensanering, zoals de garage­ boxen in Den Bosch, is het niet nodig om een luchtdichte ruimte te maken. “De vezels worden hier in de lucht zo snel verdund dat ze niet meer schadelijk zijn”, vertelt van der Sanden. Wel wordt de werkplek tijdens het #3 2018  73


Door houten platen aan te brengen komt er geen stof naar beneden tijdens de werkzaamheden.

74  #3 2018


VEILIG ASBEST SANEREN saneren afgezet en dragen de mannen dezelfde outfit als bij een binnensanering, omdat ze zo dicht op de vezels zitten. Onlangs kwam in het nieuws dat uit onder­ zoek blijkt dat bijvoorbeeld vensterbanken, die nu risicoklasse 2 zijn, door de lage bloot­ stelling aan asbestvezels tijdens de sanering ook in risicoklasse 1 kunnen worden inge­ deeld. Bij risicoklasse 1, waarbij een vezel­ concentratie onder de grenswaarden wordt verwacht, mag de aannemer de sanerings­ werkzaamheden uitvoeren. Hierbij hoeft de ruimte ook niet luchtdicht gemaakt te wor­ den en is er achteraf ook geen meting nodig.

Het saneren van een vensterbank kost al gauw een dag. Door vensterbanken in risicoklasse 2 in te delen, en dus te laten saneren door een asbestsaneringsbedrijf, zorgt dit volgens branchevereniging Aedes voor onnodig hoge kosten. Van der Sanden: “Je ziet echter dat vaak ook bij risicoklasse 1 een sane­ ringsbedrijf wordt ingeschakeld, omdat de aannemer niet de juiste mensen en spullen in huis heeft.”

nodig is om asbest te verwijderen, maar om uit te zoeken op welke manier dit het beste, en met zo min mogelijk overlast voor de bewoner, uit te voeren. Zo kom ik met Van der Sanden en Van Boekel ook bij een bewoonster die wellicht op drie plekken in haar woning asbest heeft. Naast de pijp van de cv-ketel, die zowel in de hoek van een slaapkamer op de eerste verdieping als op zolder voorbij komt, bevat de dorpel van het toilet beneden wellicht ook asbest. “Hier moeten we dus goed gaan kij­ ken of we meteen vanaf de ingang de hele woning luchtdicht maken, of dat we drie ver­ schillende ruimtes maken waar we aan de slag gaan.” Tijdens de werkzaamheden kan de bewoon­ ster 1 tot 2 dagen haar huis niet in. Van der Sanden: “We doen wel per dag een meting, zodat we de ruimte vrij kunnen geven en ze er wel gewoon kan slapen.” “En hoe moet dat dan met mijn valkparkiet”, vraagt de bewoonster, “is die wel veilig als jullie hier aan het werk zijn?” Gelukkig kunnen de mannen hier bevestigend op antwoorden. Na de proefsanering wordt de werkwijze gekopieerd voor de andere woningen. In september zullen de werkzaamheden begin­ nen. “Voor die tijd komen we nog een keer bij u langs om te bespreken hoe we de werkzaamheden precies gaan uitvoeren”, vertelt Van der Sanden tegen de bewoonster met meerdere asbesthoudende zaken in haar woning. De bewoonster, die het toch zichtbaar spannend vind, is daar erg blij mee. “Ik laat het maar gewoon op me afkomen, maar het is straks wel fijn om te weten wat ze allemaal gaan doen in mijn huis.”

Zo min mogelijk overlast

Terug in Den Bosch. Bij de sanering van de cv-ketelpijp wordt eerst een proefsanering uitgevoerd. Dit is niet om te kijken of het wel

Lijkt het je leuk als Dionne een keer bij jouw organisatie mee komt lopen? Neem dan contact op via renda@aeneas.nl #3 2018  75


DE RANDJES OPZOEKEN Een leerling moet bij Mark Lankman (35 jaar) vooral leergierig zijn en goed kunnen kijken. “En dat doet Myron bij mij zoals ik dat bij zijn vader deed”, vertelt Mark. Myron Visser is bezig met zijn schildersoplei­ ding en treedt daarbij in de voetsporen van zijn vader Hendrik, die op zijn beurt bij Kranendonk Vastgoed­ onderhoud de leermeester was van Mark. Tekst Liesbeth Schievink  Beeld Michiel Kranendonk

Myron is 17, net als Mark toen hij in het schildersvak stapte. Hij wil snel goed worden in zijn vak en kan dan ook flink meters maken bij Mark. Die laat hem nage­ noeg alles doen en leert hem vooral ook structuur aan te brengen in het werk. In die precisie schuilt vakwerk én snelheid, is de mening van Mark. “En dan moet je ook soms de rand­ jes opzoeken, ofwel je grenzen.”

Vaste hand Snel, maar ook goed en pre­ cies; dat leer je door ook weer niet alles in een keer te doen. Zo laat Mark, die zelf intussen 18 jaar in dienst is bij het familiebedrijf, Myron nog niet altijd letterlijk langs de randjes gaan. Daar is een vaste hand voor nodig en die krijg je door echt heel veel praktijkervaring op te

76  #3 2018

doen. Myron is er net een paar weken dus er is nog alle tijd om de finesses onder de knie te krijgen. “Maar je ziet dat hij ervaring heeft” aldus Mark. Hij ziet dan ook veel overeenkom­ sten tussen Myron en zijn vader, die ook vele jaren voor Kranendonk werkte.

Veel werk Myron dacht er eerst nog over na om hovenier te wor­ den. “Daar is toch niet altijd goed werk in te vinden en dus ben ik een weekje gaan schilderen om te kijken of dat wat zou zijn.” Het beviel zo goed dat hij meteen naar Kranendonk heeft gebeld om te vragen of er een opleidingsplaats was. De rest is geschiedenis van nog maar een paar weken, maar voor Myron is het vooral de toekomst, hij ziet het helemaal zitten. “Mijn

vader vindt het ook gewel­ dig dat ik net als hem opge­ leid wordt tot schilder.”

Kraamvisite Mark en Myron kennen elkaar al 17 jaar; Mark kwam zelfs op kraamvisite toen Myron geboren werd. “We hebben ook altijd bij elkaar in de buurt gewoond en kennen elkaar dus al best goed. Daarom is het leuk om Myron mee te nemen als leerling,” zegt Mark. Dat neemt niet weg dat hij ook voor Myron streng is als dat moet. “Maar hij werkt hard, leert snel en ik word niet snel boos, dus dat zie ik er ook niet van komen” zegt Mark met een schuchtere glimlach. Myron zit goed bij Kranendonk; de sfeer, de vrijheid en de verantwoorde­ lijkheid spreken hem aan. “En ik kan gewoon op de fiets komen en ken door mijn vader veel collega’s, dat is ook best fijn.”

Leermeester Mark Lankman Leerling Myron Visser Opleiding Niveau 2 BBL Leerbedrijf Kranendonk Vast­ goedonderhoud


LEERLING & LEERMEESTER

Mark Lankman (l) en Myron Visser

#3 2018  77


Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers en architecten? Kijk op www.renda.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 250 10 14


NETWERK 80 Vers bloed Nieuwe partners 81 Circulair klimaatakkoord Blog Rob Huvers 82 De bewoner aan het stuur Renovatiebeurs

84 Circulariteit? Begin bij jezelf Dag van de Circulariteit 86 Omgaan met weerstand Kennisatelier 14 juni

90 Beeldverslag Philipsdorp Renda on Tour 28 juni 92 Een verwarde samenleving Kennisatelier 5 juli 96 Renda partners Partneroverzicht

#3 2018  79


VERS BLOED In deze derde editie van 2018 verwelkomen we een aantal nieuwe partners. Wie zijn ze en waarom zijn ze aangehaakt bij Renda?

Rob Huvers KAWNEER

Henk de Boer Cobee

Rob Kuijstermans OC Autarkis

Kawneer ontwerpt, ontwik­ kelt en levert aluminium pro­ fielsystemen met circulaire eigenschappen en hoge iso­ latiewaarden voor ramen, deuren en vliesgevels. Om de ambitie om in 2050 kli­ maatneutraal, CO2-neutraal en volledig circulair te berei­ ken moeten marktpartijen kennis uitwisselen en samenwerken. Renda heeft dat begrepen en bespreekt actuele en relevante zaken op een pret­ tige en oplossingsgerichte manier. Wij leveren hierin graag een positieve bijdrage maar willen ook weten wat er speelt bij corporaties en diverse marktpartijen om zo de juiste toegevoegde waarde te kunnen bieden.

Cobee is een interactieve communicatietool die professionals en de eindge­ bruiker, de bewoner, zowel online als offline met elkaar verbindt bij renovatie- en onderhoudsprojecten. Zo krijgen alle betrokke­ nen eenvoudig, real-time en gepersonaliseerd inspraak en hebben ze inzicht in de voor hen relevante ontwikke­ lingen binnen een project. Wij maken én delen op basis van interactie graag kennis met het Renda net­ werk en zijn benieuwd naar de ervaringen met, en de visie op bewonerscommuni­ catie op maat van andere professionals.

OC Autarkis verduur­ zaamt woningen met behulp van faseovergangsmateria­ len (PCM). PCM is een thermische accu waarmee je energie kan opslaan en weer kan teruggeven aan de woning via natuurlijke tem­ peratuurwisselingen van de dag/nachtcyclus. Door deze massa aan de woning toe te voegen, kan het benodigde verwarmings- en koelvermo­ gen bijna worden gehal­ veerd. Ook zal het energie­ gebruik van de warmtepomp met 25% afnemen. We delen onze kennis graag met andere partners om samen een gezonde, comfortabele en energiezui­ nige woning te realiseren voor de bewoner.

80  #3 2018


RENDA NETWERK BLOG

CIRCULAIR KLIMAATAKKOORD

Nederland moet aard­ gasloos, het Klimaat­ akkoord is ondertekend, de bouwwereld wrijft in de handen? Om de ambities te halen moeten jaarlijks 200.000 woningen getransformeerd worden. Een enorm potenti­ eel en een enorme uitdaging voor de bouwers die kam­ pen met personeelstekorten en krappe planningen. Maar dat er iets gaat gebeuren staat vast.

Energiebesparende maatregelen Het Klimaatakkoord heeft, als uitwerking van het Kli­ maatakkoord van Parijs, één centraal doel en dat is CO2-reductie.

De sector ‘Gebouwde omgeving’ heeft zich tot doel gesteld om in 2050 bijna helemaal geen CO2 meer uit te stoten. Dit wordt al snel vertaald naar energiebespa­ ring. En dus wordt er volop ingezet op energiebespa­ rende maatregelen in de woningbouw. Goed geïsoleerde wonin­ gen en gebouwen, die we met duurzame energie ver­ warmen en waarin we schone elektriciteit gebrui­ ken of zelfs zelf opwekken. Dat is een goede zaak.

Circulaire ambitie Maar de overheid heeft meer ambities gesteld. In 2050 moet Nederland namelijk ook volledig circu­ lair zijn. Het is dus verstan­ dig om deze ambitie gelijk mee te nemen in de trans­ formatie vanuit het Klimaat­ akkoord. Dus direct reke­ ning houden met de circulariteit van de toege­ paste materialen. Anders wordt de ‘reke­ ning’ later voorgelegd bij de Nederlandse huishoudens.

Een bijdrage leveren Het is dan ook vreemd dat de overheid circulariteit geen plek geeft binnen het Klimaatakkoord terwijl die ambitie er wel ligt. Zeker als je bedenkt dat circulair wer­ ken en gebruik van circulaire materialen de CO2-uitstoot verlaagd in het hele bouw­ proces. Zo levert circulair bouwen dus direct een bij­ drage aan het Klimaatak­ koord. Gelukkig ziet Ed Nijpels, de voorzitter van het Klimaa­ takkoord, dit ook. Éen van de tips die hij de bouwers laatst meegaf in Cobouw is “Ga circulair werken. Echt circulair werken verlaagt de CO2-uitstoot in het gehele bouwproces.” En zo is dat! Rob Huvers Business Developer Kawneer

Lees meer blogs op renda.nl/columns

#3 2018  81


De bewoner aan het stuur RENDAKAFFEE RENOVATIEBEURS

Corporaties willen hun bezit in 2030 minimaal naar label B gebracht hebben. Die verduurzaming gaat niet lukken zoals we nu renoveren: top-down, projectmatig en zonder ruimte voor bijzondere omstandigheden van individuele bewoners. Dat kan anders, denken Portaal en Woonbedrijf. Tekst Dionne Verstegen  Beeld Robert Dingemans

V

olgens Annemieke van Doorn, Aanja­ ger innovatie bij Portaal moeten we de bewoner als startpunt kiezen. “We investeren zo’n 80.000 per jaar in onze woningen, maar toch zijn bewo­ ners vaak niet blij. In onze pilot ‘Jouw Thuis’, in het Soesterkwartier in Amersfoort, laten we bewoners zelf kiezen of en zo ja welke verbeteringen ze willen aanbrengen. Ze kunnen hierbij kiezen uit verschillende producten, zoals dakisolatie, ventilatie maar bijvoorbeeld ook nieuwe deuren.”

15 euro

Een aantal bewoners konden de producten van Jouw Thuis eerst uitproberen en feed­

82  #3 2018

back geven. “Zo was er Nel, die vertelde dat de zonnepanelen op het dak van haar woning haar wel 15 euro per maand opleve­ ren. Dat verhaal werkt stukken beter dan de ingewikkelde tabel die wij in eerste instantie zelf gemaakt hadden”, aldus Van Doorn. In de pilot gaat ook de traditionele rol van opdrachtgever en opdrachtnemer op de schop. Iedereen is gelijkwaardig. Portaal heeft er dan ook voor gekozen om direct met de leveranciers te werken, zonder aannemer. Dit zorgt voor kortere lijntjes én een groter verantwoordelijkheidsgevoel bij de leveran­ cier. “We zijn van A tot Z verantwoordelijk voor ons product. Dit zorgt regelmatig voor


RENDA NETWERK DE BEWONER AAN HET STUUR

uitdagingen en een andere manier van wer­ ken. Zo moest er laatst een dakraam afge­ werkt worden. We werkten met verschillende partijen samen en iedereen ging ervan uit dat iemand anders dit zou oppakken, met als gevolg dat alles open lag”, vertelt Bart Peters van leverancier Fakro. “We kijken ook hoe we de belofte van voorkant kunnen waarmaken. Dat blijft een uitdaging. We schuren af en toe onze knieën, maar dat is alleen maar leerzaam”, vult Marcel van Haren van Takkenkamp Isola­ tie aan.

Duurzame bewoners en medewerkers

Ook Woonbedrijf zet bewoners aan het stuur. Ivy den Otter, woonachtig in de Airey­ wijk Genderdal in Eindhoven, is ambassa­ deur in deze wijk. Vanuit deze rol gaat ze met mensen in gesprek over de verduurzaming van de buurt. “Hier wonen veelal mensen met lage inkomens die op zichzelf aangewe­ zen zijn. Duurzaamheid is dan niet het eerste waar ze aan denken en mensen zijn dan ook vrij sceptisch voorafgaand aan de renovatie”, vertelt Den Otter. Naast de duurzame renovatie, waarbij nieuwe dakbedekking en dakisolatie zijn aan­ gebracht en de gevels zijn opgeknapt, kun­ nen de bewoners kiezen voor pakketten met extra verbeteringen, zoals vloerisolatie, spouwmuurisolatie of zonnepanelen. Den Otter: “mensen vragen zich vooral af wat zo’n pakket gaat kosten. Zonnepanelen betekenen bijvoorbeeld extra servicekosten

Annemieke van Doorn in gesprek met Bart Peters en Marcel van Haren.

en ook weer vakmannen in huis om alles te installeren.” De ervaringen na afloop zijn vaak wel heel positief: “Bewoners zien dat de verbeteringen veel opleveren. En dat zit hem niet alleen in een lagere energiereke­ ning, maar ook in een stukje extra comfort.” Binnen Woonbedrijf worden niet ook mede­ werkers bewuster gemaakt van duurzaam­ heid. Dit gebeurd via de principes van The Natural Step. Ook hier zijn mensen scep­ tisch in het begin. “Inmiddels regelt de afde­ ling inkoop bijvoorbeeld andere contracten. Daarnaast krijgt het thema ook een belang­ rijk aandeel in onze aanbestedingen”, vertelt projectleider Michael Ector. Den Otter en Ector zijn het erover eens dat mensen niet zitten te wachten op grote ver­ anderingen. “Kijk waar de behoefte ligt en pak de verduurzamingsslag in kleine stapjes aan. Zo blijft het overzichtelijk”, besluit Den Otter.

#3 2018  83


Circulariteit? BEGIN BIJ JEZELF

Dat er iets moet gebeuren aan het klimaat is al snel duidelijk als Cassandra Vughts, directeur van SPARK, de Dag van de Circulariteit op 31 mei aftrapt: “Vandaag komen jullie aan in de stralende zon, maar nog geen week geleden liepen alle ruimtes op de begane grond onder water door hoosbuien. Er is nog niet eerder zoveel regen gevallen in mei.” Tekst en beeld Dionne Verstegen

H

et laat zien dat de urgentie om te ver­ duurzamen hoog is. Niet voor niets wil het kabinet niet alleen dat Neder­ land CO2-neutraal is in 2050, maar wil ze ook een circulaire economie bewerkstelligen voor die tijd.

Ik ga op reis en neem mee…

In de presentatie van Hannah Bakker, advi­ seur circulair bouwen bij Heijmans, ligt de nadruk dan ook op de noodzaak van een cir­ culaire economie én circulair bouwen. De bouw is namelijk verantwoordelijk voor grof­ weg 40% van de CO2-uitstoot. Maar waar begin je nu eigenlijk? Sociaal ingenieur Jetske Thielen vraagt de deelnemers hoe cir­ culair ze zelf bezig zijn. Ze moeten handen opsteken: wie heeft er bijvoorbeeld een moestuin of koopt groene stroom in? Het merendeel van de handen gaat de lucht in.

84  #3 2018

Totdat Thielen de vraag stelt: Wie heeft er een fairfoon? De meerderheid heeft geen idee wat dit is. Het blijkt een duurzame, modulaire telefoon te zijn met materialen die hergebruikt kunnen worden. De deelnemers worden ook zelf aan het werk gezet. Ze krijgen vijf minuten de tijd om 10 dingen op te schrijven die ze meenemen op een reis in een ruimteschip, ervan uit­ gaande dat die reis 30 jaar zal duren. Even is het muisstil. Als de deelnemers vervolgens in kleine groepjes nabespreken is het meteen een geroezemoes van jewelste. De een neemt een eigen waterzuiveringsinstallatie mee, de ander stelt ter discussie of hij wel op reis moet gaan. Het zet iedereen in elk geval aan het denken. Ook keynote speaker Rob Bogaarts, mana­ ger ontwikkeling van BrabantWonen, geeft


RENDA NETWERK CIRCULARITEIT? BEGIN BIJ JEZELF

stof tot nadenken. Hij vindt dat organisaties, en met name corporaties, circulariteit struc­ tureel moeten inbouwen en de materialen die in een gebouw gaan in kaart moeten brengen, om zo te kijken wat duurzaam her­ bruikbaar is.

Interactieve deelsessies

De deelsessies in kleine groepen en vaak interactieve vorm, vormen een mooie afwis­ seling in het programma. Alle deelnemers volgen 2 van de in totaal 6 sessies: Superlo­ cal van HEEMwonen en Bouwbedrijven Jon­ gen, Haalbare circulaire initiatieven van Bal­ last Nedam Zuid, De genialiteit van de natuur door BiomimicryNL, Circulair werken in de alledaagse praktijk door Rob Bogaarts, Materialen Mythe of Match door Simone de Waart en Schimmels als bouwstof door het Mycelium Lab. Deze laatste deelsessie is een mooi voor­ beeld van waarom de SPARK Campus een mooie locatie is voor een thema als circulari­ teit. In het Mycelium Lab wordt namelijk geëxperimenteerd met het bouwen met schimmels, die groeien op restproducten uit de landbouw. De deelnemers in deze sessie gaan dan ook zelf aan de slag en krijgen aan het einde hun eigen bekertje mee naar huis. Als ze het bekertje in het licht zetten zullen er champignons uit groeien, als ze het beker­ tje echter in het donker zetten wordt het een harde substantie. Wanneer ze dit vervolgens in de oven zetten gaan de schimmels dood en ontstaat er een echt ‘bouwblok’. Met dit soort dingen laat SPARK zien een plek te zijn voor innovatie in de bouw.

De dag wordt afgesloten met een korte wrap-up. Het is warm en alle deelnemers zijn wel toe aan een borrel. Met een drankje in de hand worden kort nog een aantal quotes opgehaald die de dag samenvatten. De deelnemers kletsen tijdens de borrel nog druk na over wat ze op deze dag allemaal gehoord hebben. En wij? Wij kijken terug op een mooie dag en denken dat circulariteit een thema is dat ons voorlopig nog zal bezighouden. Volgend jaar weer een Dag van de Circulariteit? Wel­ licht, maar dan zonder plastic bekers én met duurzaam eten! Van wiens moestuin mogen we gebruik maken?

Wil je meer weten over de presentaties uit het plenaire programma of een van de deelsessies? Kijk dan op www.renda.nl/circulariteit.

#3 2018  85


Omgaan met weerstand KENNISATELIER 14 JUNI

Anke van Hal stelde al eerder vanuit haar ervaring vast dat er veel mis gaat bij renovaties met hoge energieambities omdat er een derde succesfactor is die te vaak onderbelicht blijft: het gedrag van bewoners. Maar ze bleef de vraag krijgen of ze dit kon onderbouwen. Samen met ECN startte ze een onderzoek. Tekst en beeld Dionne Verstegen

W

elke mechanismen uit de gedrags- en organisatieweten­ schappen kunnen worden benut om een structureel versnelde toepassing van energiereduce­ rende concepten in de bestaande woning­ bouw te realiseren? Dat was de vraag die centraal stond in het onderzoek. Deze vraag werd opgedeeld in vier deelvragen.

Samenwerking

Welke acties vormen de basis van een goede samenwerking? Uit het onderzoek blijkt dat het voor organisaties goed is om de bewoner te leren kennen en andersom. “Wanneer je tijd neemt om elkaar te leren

86  #3 2018

kennen, ontstaat er vertrouwen, een gelijk­ waardige relatie en een veilige omgeving”, vertelt Van Hal. “Ook is het belangrijk om mandaat te regelen binnen de organisatie en eventueel derden te betrekken.” Organisatiepsycholoog Margriet van Lidth de Jeude voegt daar nog een aantal gedragsmechanismen aan toe. “Zo is er de groepsattributiefout: de neiging van mensen om de eigenschappen van één groepslid te beschouwen als karakteristiek voor een hele groep. Bijvoorbeeld: bouwers zijn geldbe­ lust!” Ook blijkt dat mensen eerder bereid zijn om eerder ja te zeggen tegen grote stappen als ze eerder een klein stapje heb­


RENDA NETWERK OMGAAN MET WEERSTAND

ben gezet. “Vraag bewoners voorafgaand aan een renovatieproject bijvoorbeeld om bij een bijeenkomst de deelnemerslijst bij te houden.”

De bewoner centraal

De tweede deelvraag richtte zich op het centraal stellen van bewoners, hoe ziet dat eruit? Van Hal: “Behandel bewoners zorgvul­ dig als meebeslisser en betrek hen zo vroeg mogelijk bij het project. Het liefst al in de fase van ideevorming. Borg ook hun belan­ gen bij de start, tijdens en na oplevering.” Ook Volgens Van Lidth de Jeude is autono­ mie (zelfbeschikking) een belangrijk aspect.

Verandering van autonomie heeft een grote impact op de motivatie van mensen. Daar­ naast hebben professionals vaak last van ‘expert bias’, “Het is soms lastig voor te stel­ len dat de ander niet de kennis heeft die jij hebt. Stap daarom eens uit je rol en vraag jezelf af ‘Hoe vertel ik dit aan tante Toos’?” vertelt Van Lidth de Jeude.

Energieambities combineren met problemen bewoners

Hoe kom je tot renovatie met vergaande energie-ambities ondanks dat bewoners daar niet om vragen? “Wees transparant over de energie-ambities en probeer tegelij­ kertijd de problemen van bewoners op te

#3 2018  87


lossen.”, aldus Van Hal. Wat nu als de relatie tussen de corporatie en huurders (al jaren­ lang) verstoord is? “Het kan helpen om de aannemer naar voren te schuiven als spreek­ buis”, vertelt Van Hal. Echter kan het soms ook goed zijn voor corporaties om zich toch te laten zien. “Stel je kwetsbaar en menselijk op, geef toe dat het fout is gegaan en kijk samen hoe je de relatie kunt verbeteren.” Bewoners zijn bij een renovatie vaak terug­ houdend omdat ze niet weten wat hen te wachten staat. Uit het onderzoek blijkt dat het helpt om met modelwoningen te werken. Zo kunnen bewoners ervaren hoe de reno­ vatie bestaande problemen oplost. “Daar­

naast is het ook slim om gefaseerd aan de slag te gaan, en bijvoorbeeld het blok waar als eerste 100% van de bewoners mee wil doen, als eerste te renoveren”, vertelt Van Lidth de Jeude. Door andere bewoners con­ tact te laten maken met diegenen die al voor zijn gegaan, kun je ook hen overtuigen.

Kennis genereren

De laatste deelvraag richtte zich op hoe je waardevolle kennis kunt genereren en behouden in je organisatie. Het onderzoek toont aan dat het lerend vermogen vergroot kan worden door het systeem en het gedachtegoed ter discussie te stellen. Van Hal: “We schrijven gedrag teveel toe aan personen. Vaak is de structuur en het systeem heel bepalend.” Ook hebben beslissers vaak vervormde herinneringen van eerder gemaakte keuzes. Van Lidth de Jeude: ““Alles wat je ziet en hoort blijft beter hangen dan wat je leest, zorg dus voor een combinatie in je communicatiemiddelen rich­ ting bewoners toe!” Een ander mechanisme dat Van Lidth de Jeude aanstipt is het leren van fouten. In de gedragswetenschap wordt er onderscheid gemaakt tussen single loop- en double loop-leren. Als er iets verkeerd gaat, wordt bij single loop-leren de handeling herhaald of slechts aangepast zodat het niet meer verkeerd gaat. Bij double loop-leren wordt er gekeken naar de achterliggende gedachten. “Vraag jezelf zo nu en dan eens af ‘waarom doen we het zoals we het doen?’ Zo is de kans op structurele verbetering groter.”

Weerstand Anke van Hal vertelt over het onderzoek naar gedragsmechanismen die van invloed zijn op reno­ vatieprojecten met hoge energieambities.

88  #3 2018

Organisaties krijgen vaak te maken met bewoners die weerstand bieden binnen een renovatieproject. Van Lidth de Jeude: “weer­ stand is vaak een uiting van een onvervulde


RENDA NETWERK OMGAAN MET WEERSTAND

We hebben niet goed geleerd te uiten waar we behoefte aan hebben. behoefte. In het algemeen hebben we niet goed geleerd te uiten waar we behoefte aan hebben.” Er zijn verschillende soorten weer­ stand. Zo is er blinde weerstand, die vaak voorkomt als mensen niets te kiezen hebben of zich niet gehoord voelen. Daarnaast is er ongeloof, waarbij mensen vaak sceptisch zijn en veel vragen stellen. Tenslotte is er daad­ loosheid, als mensen ja zeggen, maar vervol­ gens nee ‘doen’. Volgens Van Lidth de Jeude kun je het beste omgaan met weerstand door te luisteren naar de behoefte die de ander heeft. “We hebben van nature een geldingsdrang, we willen graag erkend worden. Daarom haken we vaak meteen in op wat de ander zegt. Probeer minder te praten en meer te luis­ teren. Luister hierbij niet naar de letterlijke woorden, maar probeer je in te leven in het gevoel van de ander. Je hoeft niet meteen alle antwoorden te hebben, maar door de tijd te nemen om te luisteren en samen op zoek te gaan naar antwoorden, voelt de ander zich erkend in zijn behoefte. Dit noemen we ook wel verbindend communiceren.”

Margriet van Lidth de Jeude doet een oefening met een van de deelnemers.

geen mening in waar mensen op kunnen reageren. Probeer vervolgens de gevoelens van de ander te achterhalen en de behoefte te begrijpen. Hierbij is het ook belangrijk om je eigen behoeften te uiten. Maak van hieruit verbinding met de ander, en kijk samen hoe je het beste verder kunt gaan. Als je hebt laten merken dat je serieus geïnteresseerd bent in wat een ander nodig heeft, is er ruimte om zelf gehoord te worden”, besluit Van Lidth de Jeude.

Verbindend communiceren

Hoe kom je hiermee verder? In een gesprek zijn er vier stappen die je kunt doorlopen om écht verbindend te communiceren. “Start allereerst met een observatie. Het is belang­ rijk dat deze observatie neutraal is. Er zit dus

Meer weten over het onderzoek van Anke van Hal en Margriet van Lidth de Jeude? Kijk dan op www.homemates.nl/onderzoeksrapport

#3 2018  89


BEELDVERSLAG Tijdens de Renda on Tour op 28 juni namen we een kijkje in het vernieuwde Philipsdorp in Eindhoven (meer info over dit project op pagina 16).

BEELD: WOONBEDRIJF

90  #3 2018


RENDA NETWERK BEELDVERSLAG PHILIPSDORP

Beeld Dionne Verstegen

BEELD: WOONBEDRIJF

#3 2018  91


Een verwarde samenleving KENNISATELIER 5 JULI

“Wie is er allemaal verward?” Met deze vraag opent Hassan Najja, directeur-bestuurder van SOR, het Kennisatelier Het veranderend vangnet op 5 juli. Er is geen enkele deelnemer die zijn hand opsteekt. “Ik denk dat we juist een verwarde samenleving aan het creëren zijn”, vervolgt Najja. Tekst en beeld Dionne Verstegen

N

ajja haalt een aantal krantenkoppen aan die betrekking hebben op huur­ woningen van SOR. “In dit artikel staat dat iemand geen demente­ rende mensen in de buurt wil heb­ ben, want die gaan schreeuwen, en nog zo van die dingen. Maar dit kan straks ook jouw eigen vader of moeder zijn. Waarom is het ineens anders als je ze niet kent? We stoppen mensen altijd in een hokje, maar ook deze zogenaamde verwarde per­ sonen zijn onderdeel van onze samenleving. Ook als corporatie moet je erkennen dat ze erbij horen, en van daaruit kijken hoe je een goede leefomgeving kunt creëren, voor iedereen.”

92  #3 2018

Op de vraag of Najja een voorbeeld kan geven van wat een corporatie, of andere ketenpartner, concreet kan doen antwoordt hij: “Zorg dat er mandaat is binnen de orga­ nisatie, dat is het allerbelangrijkste! En kleur gewoon eens buiten de lijntjes. Als een van mijn medewerkers naar me toekomt en ver­ telt dat hij iets gedaan heeft wat buiten de kaders was, dan juich ik dat alleen maar toe. Er heeft nog nooit iemand een ontdekking gedaan door zich aan de regels te houden!”

Het gesprek aangaan

Joris van Velzen is een zogenaamde ‘ver­ warde persoon’. Hij woont in Eindhoven aan het Gelderseplein en heeft eerder een aantal


RENDA NETWERK EEN VERWARDE SAMENLEVING

Bas van den Berk (l) en Thijs van Geenen delen een kort verhaal, waarna blijkt dat je bij het luisteren verkeerde aannames doet.

keer een psychose gehad. Na een tijdje besloot hij zelf aan de buurt te vertellen wat er met hem aan de hand was. “Dat vond ik in het begin best spannend. Ik had het gevoel alsof ik ‘die gek was’. Maar juist door er over te praten en er open over te zijn kreeg ik vanuit de buurt veel begrip voor mijn situatie. Ik heb ze ook verteld wat ze het beste kunnen doen op het moment dat ik een psychose krijg. Hierdoor voelen we ons allemaal weer een beetje veiliger.” En dat is prettig, want hoewel er inmiddels binnen de woningcorporatie ook een vak­ team is dat van Velzen kan bijstaan, zijn zij alleen tijdens kantooruren bereikbaar en

helaas houden de psychoses van Van Velzen hier geen rekening mee. De tip van Van Velzen voor anderen: blijf niet rondlopen met je problemen, maar ga het gesprek aan! Na deze afsluiter krijgt hij van alle deelnemers een daverend applaus.

One size does not fit all

Communicatiespecialist gedragsverandering Rik Baas kan zich alleen maar aansluiten bij het verhaal van Van Velzen: “Er is vaak begrip voor allerlei situaties als je het verhaal erachter kent.” Baas gelooft dan ook niet in een one-size-fits-all aanpak. Een enquête om onderzoek te doen is volgens hem dan ook echt een no-go.

#3 2018  93


“Leer je doelgroep elke keer beetje bij beetje beter kennen. Kijk hierbij niet naar de demo­ grafische eigenschappen, zoals leeftijd of geslacht, maar met name naar de psycho­ grafische eigenschappen.” “Leer je doelgroep begrijpen door te kijken wat ze vinden van een situatie. Wat vinden ze lastig? Wat zijn de emoties die bewoners tonen, en wanneer uiten deze zich? Wat zijn de verwachtingen? Eigenlijk zijn de keukentafelgesprekken hiervoor het beste, zonder dat je hier als pro­ fessional meteen een oordeel in hebt. Oor­ delen leidt tot namelijk tot problemen, terwijl begrijpen leidt tot oplossingen!”

Verkeerde aannames

Na de presentatie van Baas splitst de groep deelnemers zich in tweeën. De ene groep luistert eerst naar het verhaal van ‘thuis, ter­ wijl de andere groep meegaat met ontwer­ pers Auke van de Kerkhof en Marlies van Weelden. Ook ‘thuis zet de deelnemers aan het denken. Na een kort verhaal krijgen ze vijf vragen over de inhoud ervan. Bijna niemand weet de antwoorden. Conclusie: “je doet verkeerde aannames en gaat zelf een deel van het verhaal invullen. Blijf daarom altijd goed luisteren naar wat de ander zegt’, aldus Thijs van Geenen. Van Geenen is samen met Bas van den Berk kartrekker van het zoge­ naamde Interventie team van ‘thuis. Dit team, bestaande uit zo’n 15 medewer­ kers, kregen een training hoe om te gaan met agressie. “Als er op kantoor iemand op een knop, als het ware een alarm, drukt, komen we in actie. We proberen ongemerkt het gesprek tussen de medewerker en de persoon met agressie over te nemen”, vertelt Van den Berk. In de praktijk blijkt dat er nog te lang gewacht wordt met de knop indrukken. “Mensen hebben zelf vaak het idee dat ze er wel uitkomen met iemand. We zijn nu aan het kijken hoe we binnen de gehele organi­ satie als het ware de grens trekken als het gaat om agressie. Zo weet iedereen waar hij aan toe is”, aldus Van Geenen.

Biecht

Bewoner Joris van Velzen deelt zijn ervaringen.

94  #3 2018

Een bijzondere ervaring is de sessie met Auke van de Kerkhof en Marlies van Weel­ den. Als de deelnemers binnenkomen, staan de stoelen in een kring. Er klinkt kerkmuziek, in het midden branden kaarsen en er hangt een geur van wierrook. “Welkom”, begint Van de Kerkhof. “We zijn hier om jullie de biecht af te nemen.” Van Weelden vult aan: “sluit


RENDA NETWERK EEN VERWARDE SAMENLEVING

We stoppen mensen in een hokje, maar ook zogenaamde verwarde personen zijn onderdeel van onze samenleving.

allemaal je ogen, en denk terug aan een moment dat je je schaamde. Waarom schaamde je je?” De dames pakken beide een emmer met wijwater vast. “Als je zo de druppels water voelt, zeg je waar je aan dacht en hoe je je voelde”, vertelt Van de Kerkhof. Na een tijdje rondgelopen te heb­ ben wordt er bij niemand wijwater gespren­ keld. “Natuurlijk gaan we jullie niet écht laten biechten”, vertelt Van de Kerkhof. Vervolgens zijn de dames benieuwd hoe de deelnemers deze oefening hebben ervaren. De meningen zijn verdeeld. De een kreeg door de setting herinneringen aan het overlij­ den van haar vader en vond het zodoende allesbehalve prettig. De ander geeft aan het een bijzondere ervaring te vinden en als het zover gekomen was, hij wel gezegd zou heb­ ben wat hem bezighield. “Het laat in elk geval zien hoe je op een bijzondere manier contact kunt maken met een ander”, vertelt van Weelden. “Dat is wat wij als ontwerpers ook proberen te doen met bewoners. Juist doordat er iets gebeurd wat ze niet verwachten raken ze in gesprek met elkaar, en met jou.”

Zometeen wordt de biecht afgenomen.

Tenslotte vertellen Van de Kerkhof en Van Weelden over een project op het Gelderse­ plein in Eindhoven. Door aan de deur langs te gaan bij bewoners, te vragen waar zij behoefte aan hadden en ze samen te laten klussen aan een Keet midden op het plein, werd er, na tijden van onrust, weer een fijne sfeer gecreëerd tussen de bewoners op het plein. Al blijft aan het einde wel de vraag: hoe behoudt je die betrokkenheid nou na afloop van zo’n project?

Lees de uitgebreide artikelen over het interventieteam van 'thuis en de projecten van Auke van de Kerkhof en Marlies van Weelden op renda.nl

#3 2018  95


PARTNERS Renda wordt mede mogelijk gemaakt door de volgende partners:

Founding partners

Partners

96  #3 2018


RENDA NETWERK PARTNERS

#3 2018  97


COLOFON

#3 2018

Vakredactie Erna van Holland (hoofdredacteur) Ad Straub Haico van Nunen Inge van Duijnhoven Jetske Thielen

Dit magazine is onderdeel van Renda, het kennisnetwerk voor professionals in de sociale woningbouwsector. Het maga­ zine verschijnt 4x per jaar. Meer informatie op www.renda.nl. Uitgave Aeneas Media bv Veemarktkade 8, ingang F, ruimte 4121 5222 AE ’s-Hertogenbosch T 073 205 10 10 www.aeneas.nl, mail@aeneas.nl Uitgever æbele Kluwer; ae.kluwer@aeneas.nl T 073 205 10 10 Renda Team Evamarije Smit (concept manager) Robert Dingemans (community manager) Dionne Verstegen (community manager) Wikke Peters (vakredacteur) Elleke van de Westeringh (eventmarketeer)

98  #3 2018

Aan deze editie werkten verder mee Marieke Venselaar, Marion Muller-van der Flier, Carlo Muller, Michel Radix, Liesbeth Schievink. Ontwerp/vormgeving Twin Media bv, Rimke Bartels, Culemborg Advertentieverkoop Aeneas Media Stefan Terpstra; s.terpstra@aeneas.nl T 073 205 10 23 Lezersservice lezersservice@aeneas.nl T 073 205 10 25 Lidmaatschap 2018 Kennismaking – 119 euro Light – 119 euro Standaard – 264 euro Meer weten over het lidmaat­ schap? Bel of mail met Evamarije Smit; 06 1619 2662, e.smit@ aeneas.nl. Alle prijzen zijn exclu­ sief BTW. Buiten Nederland geldt een toeslag voor extra porto. Lidmaatschappen lopen voor één jaar en kunnen elk gewenst moment ingaan. Opzeg­

gen kan tot twee maanden voor verval­datum telefonisch via de Lezersservice, 073 205 10 25 Voorwaarden Renda wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldma­ teriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaar­ den. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden over­ genomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn de redactie en uitgever van Renda niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.

ISSN 2211-5358


De Kracht van een goede opdracht Wat vraagt opdrachtgeverschap van woningcorporaties. En hoe werk je samen met de markt aan een mooie toekomst voor je huurders. Aanbesteden op de laagste prijs was lange tijd dÊ manier van werken in de corporatiebranche. Ook steeds meer corporaties zien, met het oog op de toekomst, dat het niet de beoogde kwaliteit oplevert. Lukt het de verduurzamingsopgave te voltooien: alle corporatiewoningen CO2-neutraal voor 2050? Nee. De markt heeft simpelweg niet de materialen en de mensen. Het moet anders, slimmer en beter. Dat vraagt wel wat. Jij bent nu een aanjager in de vernieuwing. En hoe je dat doet, daarover gaat dit boek.

Wil je dit boek bestellen? Ga naar www.dekrachtvaneengoedeopdracht.nl



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.