Op weg naar een meer diverse cultuurparticipatie in Antwerpen

Page 1

1

Op weg naar een meer diverse cultuurparticipatie in Antwerpen Stand van zaken Aanbevelingen


2


3

Inhoud MEER IN ONS

4

1. Inleiding Participatie in het Vlaamse cultuurbeleid Participatie in de Antwerpse stedelijke context

5 6 8

3. Cultuur, een wereld van verschil

23

4. Schets van het onderzoek

25

5. Tien clichés doorprikt

27

6. Algemene vaststellingen en aanbevelingen Visie en motivatie binnen de sector Enkele beleidsaanbevelingen Algemene aanbevelingen naar de sector

28 28 29 32

7. Cultuurparticipatie van kinderen en jongeren Kinderen- en jongerenparticipatie in cijfers Inspanningen van de sector Aanbevelingen

36 38 43 50

8. Cultuurparticipatie van senioren Seniorenparticipatie in cijfers Inspanningen van de sector Aanbevelingen

54 54 59 63

9. Cultuurparticipatie van personen met een handicap Participatie van personen met een handicap in cijfers Inspanningen van de sector Aanbevelingen

66 66 66 71

10. Cultuurparticipatie van mensen in (kans)armoede Participatie van mensen in (kans)armoede in cijfers Inspanningen van de sector Aanbevelingen

76 76 81 86

11. Cultuurparticipatie van mensen van diverse etnisch-culturele origine Participatie van mensen van diverse etnisch-culturele origine in cijfers Inspanningen van de sector Aanbevelingen

92 92 99 108

12. Indicatoren Inleiding De inspanningen van de culturele instellingen en organisaties

115 115 115

Bijlage 1: Vragenlijsten cultureel jaarboek

125

Bijlage 2: Informatie beschikbaar uit stadsmonitor en omnibusenquête

133

Bijlage 3: Tips voor het begeleiden van vrijwilligers van etnisch culturele minderheden (ecm)

142

Bibliografie

144


4

MEER IN ONS

! © Brandpunt 23 Beeld u een wereld in met maar één taal, één manier van denken en één kunstdiscipline. U gaat er naar een voorstelling van één artiest, met één toeschouwer. Het zou er behalve monotoon en saai, ook gewoon onleefbaar zijn. Want culturele diversiteit maakt het leven boeiend en rijk. Door met anderen in wisselwerking te treden, leren we ook onze eigen cultuur beter te appreciëren. We ontdekken dat die anderen niet zo exotisch zijn als we dachten en dat hun afkomst niet zo veel verschilt van de onze. We kunnen ons trouwens ook afvragen of we die anderen niet voor ons moeten innemen via de niet-anderen? Inclusiviteit heet zoiets. De Franse filosoof Michel Foucault formuleerde het ooit als: vivre la proximité pour devenir citoyen du monde. Wie zichzelf een wereldburger wil noemen, kan maar beter eerst zijn buren leren kennen, ongeacht hun afkomst, geslacht, sociale status, handicap of leeftijd. Het vaak geciteerde plus est en vous kunnen we daarom parafraseren als plus est en nous. Er zit meer in ons. Multiculturalisme, interculturaliteit, diversiteit, inclusiviteit, toegankelijkheid, participatie: het zijn modewoorden van de laatste decennia die een brede lading dekken. We vinden ze allemaal terug in de cultuursector, die vaak de ambitie heeft er voor en door iedereen te zijn. De gemeenschapsvormende intenties komen al decennia terug, alleen de accenten en de aanpak verschillen. Vaak verzanden discussies over kansengroepen in emotionele debatten. Neem nu het interculturele vraagstuk. De glasheldere en rationele analyses van professor Paul Scheffer1 werden op een storm van emoties onthaald. Een overheid heeft er dus alle belang bij haar doelgroepenbeleid zo veel mogelijk te realiseren door een moedig maar helder en rationeel discours. Deze beleidsnota is daar in geslaagd. Hij vertrekt vanuit een grondig onderzoek, want meten is weten. Participatie wordt behandeld in de nuchtere marketingtermen van segmentatie en marketingmix. Zo worden kansengroepen een intern publiek voor de culturele wereld, naar analogie van het begrip ‘interne cliënt’ waarmee we ze meteen in het centrum van de aanbodszijde (want intern) én van de afnemerszijde (want publiek) plaatsen. De lijst met goede praktijkvoorbeelden biedt een indrukwekkende eyeopener voor wie nog niet weet wat en wie er in Antwerpen leeft. Het is de taak van ons allemaal om deze rolmodellen mee te communiceren en ze de aandacht te geven die ze verdienen. De aanbevelingen voor het beleid zijn even noodzakelijk als concreet, realistisch en meetbaar. Ze zijn ook ter harte te nemen want de baseline ’t Stad is van iedereen mag nooit als een vaststelling klinken. Het is en blijft een ambitie. Philip Heylen schepen voor cultuur, toerisme, monumentenzorg en erediensten

1

In oktober 2007 verscheen van Scheffers hand Het land van aankomst (Bezige Bij): een breed opgezette zoektocht naar wat zich afspeelt onder de oppervlakte van de multiculturele samenleving. Uitgangspunt van het boek was een analyse maken van immigratie in Nederland. Het boek was meteen onderwerp van discussie. Zo verweet historicus Maarten van Rossem de auteur een clichématige en starre visie op de islamitische cultuur.


5

1. Inleiding Antwerpen leeft en bruist. De stad is een culturele metropool met een groot en divers aanbod, dat door vele Antwerpenaars met regelmaat wordt gesmaakt. Het culturele landschap bestaat uit stedelijke instellingen en andere culturele organisaties, instellingen, gezelschappen en kunstenaars. Toch blijkt uit studies dat bepaalde groepen Antwerpenaars niet of nauwelijks deelnemen aan dit aanbod. Het gaat over kinderen en jongeren, senioren, personen met een handicap, mensen in (kans)armoede en mensen van diverse etnisch-culturele origine. Dit plan, deze participatienota wil hier samen met de culturele instellingen en welzijnsorganisaties verandering in brengen. Iedere Antwerpenaar heeft immers recht op cultuur. In deze nota doorprikken we op basis van een breed opgezet onderzoek een aantal clichés, doen we enkele aanbevelingen aan het beleid en formuleren we een aantal algemene aanbevelingen die gelden voor al deze doelgroepen. Vervolgens komt u per kansengroep - met uitzondering van de personen met een handicap - te weten in welke mate ze deelneemt aan de verschillende disciplines van het culturele aanbod. We schetsen een beeld van wat de gesubsidieerde Antwerpse culturele sector momenteel onderneemt om elke kansengroep te laten participeren en we toetsen dit af aan de drempels die deze groepen ondervinden en de behoeften die ze hebben. Zo komen we tot de kern van deze nota: specifieke aanbevelingen en tips, sprekende citaten en goede praktijkvoorbeelden die kunnen bijdragen tot een optimalisatie van het Antwerpse culturele participatiebeleid voor kansengroepen. Deze nota gaat niet over de participatie van Antwerpenaars in het algemeen, niet-Antwerpenaars of toeristen aan het cultureel aanbod. Niettemin gaan we ervan uit dat elke maatregel om de participatie van een bepaalde groep te verhogen, alle andere groepen ten goede komt. Zo komt deze nota ook de algemene cultuurparticipatie in Antwerpen ten goede. We eindigen met een meetinstrument en indicatoren, die het effect van de participatie-inspanningen bij de Antwerpenaars in al hun diversiteit monitoren en het beleid waar nodig bijsturen. Zodat Antwerpen voor steeds meer Antwerpenaars leeft en bruist.


6

2. Context Participatie in het Vlaamse cultuurbeleid Het brede cultuurbeleid Het brede cultuurbeleid in Vlaanderen streefde de afgelopen tien jaar twee sterk met elkaar verbonden doelen na (beleidsbrief cultuur 2009, Anciaux p.7). Enerzijds het stimuleren, faciliteren, ondersteunen en (her)kennen van een kwaliteitsvol cultuuraanbod. Anderzijds ervoor zorgen dat dit aanbod een zo groot mogelijk deel van de bevolking bereikt. Dat houdt in dat de overheid sterk inzet op participatie: het bereiken en activeren van zo veel mogelijk mensen. De achterliggende overtuiging is dat cultuurparticipatie in wezen maatschappelijke participatie is. Via cultuur drukken mensen immers hun waarden, visies, overtuigingen en ideeën uit en nemen ze deel aan het maatschappelijk leven. Participatie staat centraal in het Vlaamse cultuurbeleid. Wat verstaat Vlaanderen onder cultuurparticipatie? Voor Vlaanderen zijn er twee dimensies verbonden aan cultuurparticipatie: deelnemen en deelhebben. Deelnemen slaat op het ‘consumeren’ van cultuur als toeschouwer, bezoeker, gebruiker. Deelhebben legt de nadruk op het sterk geëngageerd en nauw betrokken zijn bij het aanbod én de organisatie. Dat kan als vrijwilliger, maar ook als beroepskracht of als semiprofessioneel. Cultuurparticipatie in de diverse decreten Hoe krijgt participatie vorm in de drie decreten die het cultuurveld beslaan: het decreet lokaal cultuurbeleid, het kunstendecreet en het erfgoeddecreet? Met het decreet lokaal cultuurbeleid wil de overheid de gemeenten aanzetten om een kwalitatief en integraal cultuurbeleid te realiseren en ondersteunt ze de gemeenten bij de werking van cultuurcentra, gemeenschapscentra en openbare bibliotheken. Cultuurparticipatie, gemeenschapsvorming en cultuurspreiding staan daarbij centraal. De bib en het cultuurcentrum zijn dus belangrijke speerpunten van het participatiebeleid. Het kunstendecreet richt zich op het professionele kunstenveld: kunstenaars en organisaties met als voornaamste opdrachten creatie en presentatie. De link naar participatie ligt voor de kunstenorganisaties hoofdzakelijk in hun opdracht rond publiekswerking (de ’toeleiding’). Elke organisatie moet in haar beleidsplan aangeven welke acties ze zal ondernemen op vlak van publiekswerking en –werving, wat haar ambities hiervoor zijn en hoe ze die wil waarmaken. Daarnaast is er ook de structurele verankering van het begrip interculturaliteit2: elke organisatie moet hiervan een concrete invulling voorzien op het vlak van programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur. Onder dit kunstendecreet vallen ook de kunsteducatieve organisaties en de sociaal-artistieke werkingen. Kunsteducatieve organisaties focussen op het toeleiden van (jong én oud) publiek naar wat zich in het kunstenlandschap afspeelt. Sociaal-artistieke werkingen focussen op de betrokkenheid van de deelnemers. Het erfgoeddecreet richt zich op organisaties die als voornaamste opdrachten zorg voor en ontsluiting van cultureel erfgoed hebben. Participatie is hierbij, net als bij de kunstenorganisaties, geen kern-, maar wel een deelopdracht. Toegankelijk zijn voor het publiek en publieksgericht werken, zijn hiervan deelaspecten. Toegankelijkheid gaat niet alleen over fysieke toegankelijkheid, zoals openingsuren en toegankelijkheid voor personen met een handicap. Het gaat ook over de toegankelijkheid van informatie, over mentale drempels en doelgroepenbeleid. Daarnaast geldt, net als in het kunstendecreet, dat elke organisatie werk moet maken van de concrete invulling van interculturaliteit in haar programmering, participatie, personeelsbeleid en bestuur. Binnen de twee voorgaande decreten is er nog een speciale subsidiëring voor de instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Dit zijn grote instellingen met nationale en internationale uitstraling. Zij vervullen een ambassadeursfunctie voor het Vlaamse cultuurbeleid. Zij hebben een bijzondere verantwoordelijkheid wat cultuurparticipatie betreft en een voorbeeldfunctie waar het gaat over publiekswerking, communicatie, partners en interculturaliteit. Zes van deze instellingen bevinden zich in Antwerpen (M HKA, KMSKA, de Vlaamse Opera, deFilharmonie, deSingel en het Ballet van Vlaanderen).

2

Zie ook verder nota interculturaliseren


7 Aanvullende decreten en actieplannen Naast de drie sectorale decreten, zijn er drie bijkomende beleidslijnen die het belang van cultuurparticipatie benadrukken: het participatiedecreet, de nota interculturaliseren en de beleidsnota cultuureducatie. Het participatiedecreet

Het participatiedecreet van 18 juli 2008 wil met een sectoroverschrijdende aanpak twee doelen bereiken: inzetten op gemeenschapsvorming en meer kansen creëren voor het brede publiek om van cultuur, sport en jeugdwerk te kunnen proeven. Daarnaast legt het de focus op de cultuurparticipatie van doelgroepen die geen vlotte toegang hebben tot het vrijetijdsaanbod. Deze doelgroepen noemt men kansengroepen. Het gebruik van het woord ‘kansen’ gaat uit van een positief geloof in het potentieel en de competenties van deze groepen. Het participatiedecreet benoemt volgende kansengroepen expliciet: personen in armoede, gedetineerden, personen met een handicap, gezinnen met (jonge) kinderen en personen met diverse etnisch-culturele achtergrond. De hindernissen die mensen bij het participeren ondervinden, noemt men participatiedrempels. De Vlaamse overheid onderscheidt vijf soorten drempels: informatieve, praktische, financiële, sociale en culturele. Nota Interculturaliseren

De lage participatiegraad van specifieke etnisch-culturele groepen aan het gesubsidieerde culturele aanbod staat niet in verhouding tot hun aanwezigheid in de Vlaamse bevolking. Deze ondervertegenwoordiging komt zowel tot uiting in het publieksbereik, de programmering, het personeels- en vrijwilligersbestand, de samenstelling van de raad van bestuur als in de samenwerking met partners. Als reactie op deze vaststellingen presenteerde minister Anciaux in 2006 het Actieplan Interculturaliseren. Dit plan verankert de notie interculturaliteit in de diverse decreten. In de praktijk betekent dit dat alle structureel gesubsidieerde organisaties in hun beleidsplannen en eventuele beheersovereenkomsten moeten aangeven hoe ze zich intern en extern positioneren ten opzichte van interculturaliteit, en dit zowel op vlak van publieksbereik als van programmering, personeels- en vrijwilligersbestand, raad van bestuur als samenwerkingsverbanden. Actieplan cultuureducatie

Cultuurparticipatie houdt ook de verbetering van de kwaliteit en het verhogen van de intensiteit van de participatie en de cultuurbeleving in. Dit is wat men gewoonlijk onder het versterken van culturele competenties verstaat en is het werkdomein van de cultuureducatie. “Smaakmaker: Beleids- en actieplan over cultuureducatie voor smakers en makers binnen het Vlaams cultuur- en jeugdbeleid” (september 2008)3 besteedt veel aandacht aan het begeleiden, stimuleren, faciliteren en ondersteunen, m.a.w. het toeleiden van zo veel mogelijk mensen naar participatie aan en in cultuur. Daarmee sluit cultuureducatie naadloos aan bij het participatiebeleid, dat accenten legt op deelhebben (makers) en deelnemen (smakers). Het Vlaamse regeerakkoord van 15 juli 2009 Het nieuwe regeerakkoord toont vooral dat de overheid wil verdergaan op de ingeslagen weg: blijven inzetten op een cultuur-, sport- en jeugdbeleid waarin maatschappelijk engagement, (de verhoging van) participatie, interculturaliteit en sociale cohesie centraal staan. Het wegwerken van participatiedrempels blijft primordiaal en er is bijzondere aandacht voor kansengroepen. Om zo veel mogelijk mensen en groepen aan te zetten tot actieve cultuurbeleving blijft ook het verhogen van de culturele competenties via cultuureducatie en toeleiding hoog op de agenda staan.

3

Smaakmaker geeft een referentiekader en inventaris van maatregelen en spelers uit het cultuur- en jeugdbeleid die met cultuureducatie begaan zijn.


8

Participatie in de Antwerpse stedelijke context Het cultuurbeleidsplan Het cultuurbeleidsplan 2008-2013 combineert de belangrijkste ambities uit het Antwerps bestuursakkoord van 2007 met de richtlijnen van het decreet op het lokaal cultuurbeleid, het kunstendecreet en het erfgoeddecreet voor zover die van toepassing zijn op de Antwerpse organisaties en instellingen. Er werden vijf strategische doelstellingen geformuleerd die de ambitie bepalen van het stedelijk beleid binnen elk van de decretale domeinen: { :lcklli `e 8ekn\ig\e `j £ \\e i\Z_k £ mXe `\[\i\\e1 `\[\i\ 8ekn\ig\eXXi _\\]k kf\^Xe^ kfk XZkl\c\ b\ee`j$# informatie- en culturele voorzieningen met bijzondere aandacht voor dienstverlening op maat. (CS03) { :lcklli `e 8ekn\ig\e `j £ \\e i\Z_k £ mXe `\[\i\\e1 \i `j \\e ef^ Y\k\i\ kf\^Xeb\c`ab_\`[# Zfddle`ZXk`\ \e spreiding van culturele activiteiten over de hele stad. (CS04) { 8ekn\ig\e _fl[k mXe blejk% Blejk\eXXij dXb\e d\\ [\ jkX[% :J', { ?\k kf\^Xeb\c`ab dXb\e mXe dlj\X \e dfeld\ek\e mffi \\e ^iffk \e [`m\ij glYc`\b mXe Y\nfe\ij \e bezoekers. (CS06) { Qfi^ [iX^\e mffi [\ Zfcc\Zk`\ 8ekn\ig\e £ `e jk\[\c`ab\ \i]^f\[`ejk\cc`e^\e \e [XXiYl`k\e% :J'. Uit deze doelstellingen blijkt dat toegankelijkheid en participatie belangrijke aandachtspunten zijn in elke afdeling - kunsten, erfgoed en lokaal cultuurbeleid. Vooraleer dieper in te gaan op de concretisering hiervan, focussen we eerst op het demografische en socioeconomische profiel van de Antwerpse bevolking en op het profiel van de Antwerpse cultuurparticipant. Demografisch en socio-economisch profiel van de bevolking Antwerpen telt ongeveer 480 000 inwoners en is dus een kleine grootstad. Deze Antwerpse grootstedelijke context kenmerkt zich door een aantal specifieke demografische en socioeconomische fenomenen op gebied van gezinssamenstelling, leeftijd, inkomen en herkomst.


9 ! Veel alleenstaanden en relatief veel eenoudergezinnen Grafiek 1: Aandeel alleenstaanden en alleenstaande ouders

! Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2007. Bewerkingen door Stad Antwerpen, Studiedienst Stadsobservatie. In Antwerpen wonen in vergelijking met Vlaanderen meer alleenstaanden. Zo zijn er in Antwerpen 22,6 % alleenstaande mannen en 23,4 % alleenstaande vrouwen tegenover respectievelijk 13,5 % en 15,9 % in Vlaanderen. Er zijn ook relatief meer eenoudergezinnen (4,6% ten opzichte van 3,4% in Vlaanderen).


10 ! Vergrijzing én verjonging { M\i^i`aq`e^ Het aandeel 55-plussers ligt in Antwerpen ongeveer even hoog als in Vlaanderen: 28,8 % tegenover 30,4 %. Brugge en Hasselt zijn iets oudere gemeenten. Sinds 2000 neemt deze groep in Antwerpen in absolute aantallen toe. Begin 2009 wonen er meer dan 139 000 55-plussers in Antwerpen. De toename is de laatste jaren vooral merkbaar bij de senioren van 55 tot 64 jaar en bij de 75-plussers. De groep van 65 tot 74 jaar kent in de periode 2000-2009 een daling. Procentueel gaat het tegenover 2000 om een daling van 1,7 procentpunt. Deze daling heeft vooral te maken met het feit dat andere leeftijdsgroepen, zoals jongeren, sterker stijgen. Er is dus een totale bevolkingsaangroei. Grafiek 2: Aandeel 55-plussers per stad

! Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 3: Evolutie aantal 55-plussers

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


11 { M\iafe^`e^ De bevolking in Antwerpen verjongt. Hierna volgen cijfers per leeftijdsgroep van kinderen, jongeren en jongvolwassenen. -12-jarigen Begin 2009 wonen er in Antwerpen meer dan 69 200 kinderen jonger dan 12 jaar. Sinds 2000 is deze groep in absolute aantallen toegenomen, met een stijging van 13 %. Het aandeel kinderen in de bevolking bedraagt meer dan 14 %. Door beperkte beschikbaarheid van gegevens, zijn we niet in staat cijfers rond -12-jarigen te geven voor andere gemeenten. Wel is een vergelijking met Vlaanderen en andere gemeenten mogelijk voor -10-jarigen. Daaruit blijkt dat Antwerpen, samen met Mechelen, een stad met relatief veel kinderen is. Ongeveer 12 % van de Antwerpenaars is jonger dan 10 jaar. In Vlaanderen bedraagt dit aandeel 10 %. Grafiek 4: Evolutie aantal -12-jarigen

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 5: Aandeel -10-jarigen

! Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


12 12- tot 18-jarigen Begin 2009 wonen er in Antwerpen meer dan 30 000 jongeren tussen 12 en 18 jaar. Na een toename in de periode 2000-2006 is deze evolutie gestagneerd. Het aandeel van deze groep ten opzichte van de totale Antwerpse bevolking bedraagt iets meer dan 6 %. Het is in de periode 2000-2009 stabiel gebleven. Omdat het aantal kinderen sterk gestegen is, wordt verwacht dat deze groep in de toekomst ook zal toenemen. In vergelijking met andere steden scoort Antwerpen middelmatig op het aandeel 10- tot 19-jarigen. Het percentage in Antwerpen (10,6 %) ligt ongeveer even hoog als in Vlaanderen. Ook hier hebben we voor de vergelijking met andere steden een andere leeftijdscategorie moeten aflijnen door de beperkte beschikbaarheid van gegevens. Grafiek 6: Evolutie aantal 12- tot 17-jarigen

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 7: Aandeel 10- tot 19-jarigen 14,0% 12,0%

12,9% 10,6%

11,5%

10,9%

10,2%

P ercentage

10,4%

10,0%

10,0%

10,4%

9,1%

8,0% 6,0% 4,0% 2,0%

en nd er

Vl

aa

Tu rn ho ut

en he l ec M

Le

uv e

n

lt se

en t G

as H

en k G

ug ge Br

An tw er pe n

0,0%

Ge m e e nte

Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


13 18- tot 26-jarigen Begin 2009 wonen er in Antwerpen meer dan 56 400 18- tot 26-jarigen. Sinds 2000 is deze groep in absolute aantallen toegenomen, met een stijging van 15 %. Het aandeel van deze groep in de bevolking bedraagt 12 %. De groep van 20- tot 24-jarigen (ook hier weer een andere leeftijdscategorie) is relatief even groot in Antwerpen als in andere steden. Het percentage dat deze groep in de bevolking vertegenwoordigt ligt voor iedere stad rond 6 %. Alleen Leuven, een typische studentenstad, scoort hoger. Grafiek 8: Evolutie aantal 18- tot 26-jarigen

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 9: Aandeel 20- tot 24-jarigen

! Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. 32% van de Antwerpse bevolking is dus jonger dan 26. Met 1 op 3 inwoners is dit een aanzienlijk deel van de bevolking, dat nog steeds groeit.


14 ! Bijna één op drie inwoners heeft allochtone roots In vergelijking met andere steden en Vlaanderen telt Antwerpen beduidend meer vreemdelingen. In Antwerpen ligt de verhouding inwoners met een vreemde nationaliteit meer dan dubbel zo hoog dan in Vlaanderen. Rekenen we hier ook de zogenaamde derde generatie bij, dan komen we aan een nog hoger aantal. Bekijken we dit in absolute aantallen, dan wonen er begin 2009 in Antwerpen meer dan 79 000 inwoners met een vreemde nationaliteit, dit is 16 % van de bevolking. Hiervan hebben 46 500 personen een nationaliteit van buiten de EU. Sinds 2004 is deze groep in absolute aantallen toegenomen. Ook de niet-EU’ers zijn sindsdien in absolute aantallen toegenomen, zij het minder uitgesproken: een stijging van 9 %. Tussen 2000 en 2004 is er sprake van een daling. Deze daling heeft vooral te maken met de nationaliteitswijzigingen (naturalisaties tot Belg). Daarom bekijken we ook de evolutie van het aantal allochtonen. Allochtonen zijn inwoners met een vreemde nationaliteit en genaturaliseerde Belgen. Anno 2009 zijn er ongeveer 145 000 allochtonen, dit is 30 % van de Antwerpenaren. Ongeveer 20 % van de Antwerpenaren komt van buiten de EU. Sinds 2004 is het aandeel allochtonen in de bevolking met een kwart toegenomen. Grafiek 10: Aandeel inwoners met vreemde nationaliteit per stad

! Bron: Studiedienst van de Vlaamse Regering 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


15 Grafiek 11: Evolutie aantal inwoners met vreemde nationaliteit en nationaliteit van buiten de EU

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 12: Evolutie aantal inwoners met vreemde herkomst en herkomst van buiten de EU

! Bron: Stad Antwerpen, Districts- en loketwerking 2000-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


16 ! Sterke concentratie van kansarmoede Kansarmoede is een complex fenomeen, dat zich vooral in grootstedelijke context concentreert. Factoren die in kansarmoede een rol spelen zijn het inkomen, de gezinssituatie, de scholing en de werksituatie. In wat volgt gaan we dieper op deze facetten in. { <i `j m\\c n\ib^\c\^\e_\`[ Ðe m\\c n\ibcffj_\`[ Grafiek 13: Werkgelegenheidsgraad

! Bron: Steunpunt WAV 2005, Studiedienst van de Vlaamse Regering. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


17 Hoewel de werkgelegenheidsgraad in Antwerpen hoger is dan in het Vlaams Gewest (een ratio van 95,9 ten opzichte van 65 ) is er tweemaal zoveel werkloosheid in Antwerpen (14,4 % tegenover van 6,8 %). Grafiek 14: Werkloosheidsgraad

! Bron: VDAB begin 2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie { <\i[\i cXX^ ^\d`[[\c[ `ebfd\e \e m\\c c\\°fe\ij Gegevens over het inkomen of de middelen waarover inwoners en gezinnen beschikken, zijn niet makkelijk beschikbaar. Uit de fiscale inkomensstatistieken van de FOD Economie blijkt wel dat 21 % van de aangiften in Antwerpen inkomens betreffen onder 10 000 euro per jaar. Deze inkomensgroep neemt in de periode 2002-2006 met 12 % toe.


18 Het aantal rechthebbenden op het leefloon (bestaansminimum) of equivalent leefloon daalt daarentegen. De sterke daling tussen 2004 en 2005 is vooral een gevolg van de overgang van het stelsel van het bestaansminimum naar het leefloon. Sinds 2006 ligt het aantal steuntrekkers iets hoger dan 6 000. Het aandeel steuntrekkers in de bevolking bedraagt 2 %. In Antwerpen ligt het aantal leefloners verhoudingsgewijs 3 keer hoger dan in Vlaanderen (9,6 per 1000 inwoners). Gent telt relatief gezien wel bijna anderhalf maal zo veel leefloners als Antwerpen. Grafiek 15 : Evolutie aangiften per inkomensschijf

! Bron: FOD Economie 2002-2005. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 16: Aantal leefloners per 1 000 inwoners

! Bron: POD Maatschappelijke integratie, Studiedienst van de Vlaamse Regering 2007. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


19 Grafiek 17: Evolutie aantal rechthebbenden leefloon of equivalent leefloon

! Bron: OCMW Antwerpen 1999-2009. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. { \\e _f^\i\ jZfi\ [Xe _\k McXXdj\ ^\d`[[\c[\ `e _\k mfc^\e mXe Yl`k\e^\nffe cX^\i \e j\Zle[X`i onderwijs, beroepsonderwijs en in schoolse vertraging In alle schooltypes zijn er in Antwerpen beduidend meer schools vertraagde leerlingen dan in Vlaanderen. Dit valt het meest op voor het lager onderwijs, waar meer dan een kwart van de leerlingen een of meerdere jaren schoolse vertraging heeft (tegenover 15 % in Vlaanderen) en voor de tweede en derde graad van het ASO (respectievelijk 24,7 % tegenover 12 %). In de tweede en derde graad van het TSO loopt dit op tot meer dan de helft van de leerlingen (60 % ten opzichte van 37 % in Vlaanderen). In vergelijking met Vlaanderen zitten er in Antwerpen bijna 10 procentpunten meer leerlingen in het beroepsonderwijs (35,7 % ten opzichte van 26,7 %) en 2,2 procentpunten in het buitengewoon onderwijs (7,8 procent ten opzichte van 5,6 procent). In het Antwerpse technisch en beroepsonderwijs samen zitten dubbel zoveel leerlingen als in het algemeen secundair onderwijs. In de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) zitten viermaal zoveel leerlingen als in Vlaanderen.


20 Grafiek 18: Aandeel schools vertraagde leerlingen Antwerpen en Vlaanderen naar hoofdstructuur

! Bron: Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs 2007-2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie Grafiek 19: Verdeling leerlingen tweede en derde graad secundair onderwijs over hoofdstructuren 100% 90% 80%

0,5% 5,6% 2,1%

2,0% 7,8% 5,5%

24,6%

Percentage

70%

30,2%

BUSO

60% 50% 40%

DBSO

28,9%

BSO 24,7%

1,9%

TSO KSO

30% 20%

OKAN

2,4% 36,5%

ASO

27,4%

10% 0% Vlaanderen

Stad Antwerpen Regio

Bron: Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs 2007-2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


21 { <\e jk\ib\ ZfeZ\ekiXk`\ mXe bXejXidf\[\ `e Y\gXXc[\ n`ab\e

´

Kansarmoede_index 2008 Stedelijk score: 7

L090

L022 L000

L011 L111

L100

L122

BERENDRECHT_ZANDVLIET

P590 P590

P500

P12­ P03­ J923

Buurt

P02­ J901

Buurten worden ingekleurd volgens hun score op de index van kansarmoede (laagste score = 0, hoogste score = 16)

EKEREN

P111

P04­

P01­

P23­ P05­

P20­

P00­

P22­

J912 P21­ J932

P242 Q30­

J81­

Q222

Q13­ Q201

Q12­

Q242 Q04­

J80­

ANTWERPEN

Q03­

Q11­ Q10­

Q012

Q001

Q021 Q052

J820

8­10

MERKSEM

Q233 Q14­ Q212 Q2AA

0­3 4­7

P100

P589

J94­

District

Q072

R19­

DEURNE

R180 R101 H84­ H83­ R110 R21­ J83­ J84­ R13­ R12­ R20­ H43­ H44­ A15­ H40­ H41­ B752 A01­ R04­ R03­ R05­ C45­ B824 B701 R22­ R23­ A13­ S2MJ R02­ C21­C41­ C42­ C44­ A00­ R01­ A11­ R24­ C22­ S31­ S20­ C23­ C43­ A03­ A02­ R00­ C20­ B813 A10­ B71­ R28­ S04­ S30­ A14­ S05­ A22­A21­ A04­ S03­ A12­ C31­C25­ S11­ A05­ S00­ C24­ S01­ E15­ R35­ B782 S10­ E122 S02­ D33­ D30­ R30­ E131E14­ E551 R44­ D34­ S12­ R34­ R31­ G552D32­ D31­ D35­ S13­ E50­ R33­R32­ G53­ E53­ T30­ D41­ S41­ E5MJ R43­ R42­ R401 D42­ T20­ G51­ E521 T05­ T01­ G522 T04­ T00­ T22­ S42­ T02­ T09­ G54­ F223 T03­ T21­ T24­ T23­ F11­ F21­ T25­ T14­ F12­ F60­ F64­ T13­ T180 V322 V11­ F61­ F62­ G72­ G780 V12­ T10­ T111 U22­ V14­ T412 F65­ G73­ T12­ V10­ U21­ V04­ V05­ T42­ G74­ J85­

B791

11­13 14­16 Buurten met minder dan 100 inwoners zijn wit gelaten

HOBOKEN

B721 B742

V01­ V13­ V312 V03­ V00­ V301

V02­

V20­

U20­

U11­

U10­

G75­ U33­

U30­ U31­

V21­ U03­

U00­

U01­

BORGERHOUT BERCHEM

U32­ U09­

V22­

V23­

U02­

U60­ U57­

U47­

U43­

U41­

U40­

WILRIJK

Schaal: 1:120.000

Bekijken we de geografische spreiding, dan valt voor 2008 op dat de meest kansarme buurten in Antwerpen-Noord en in de sociale huisvestingswijken Kiel, Luchtbal en Linkeroever liggen. Andere gebieden met een zekere mate aan kansarmoede zijn Borgerhout Intra Muros, de oude kernstad (met onder meer Sint-Andries), Deurne-Noord en Merksem-Zuid. De randdistricten scoren lager dan deze gebieden.

Profiel van de Antwerpse cultuurparticipant Om het profiel van de Antwerpse (non-)participant te bepalen, gebruiken we de recente resultaten over cultuur uit de stadsmonitor 4 en de bewerkingen die de Studiedienst Stadsobservatie daarop maakte 5. In het onderzoek van de stadsmonitor werden demografische en socio-economische achtergrondkenmerken van de Antwerpenaars in verband gebracht met hun mate van cultuurparticipatie. Het gaat om: geslacht, leeftijd, etnische achtergrond, gezinsgrootte, gezinspositie, inkomen, socio-economische positie, opleidingsniveau en district. Uit de onderzochte modellen blijkt dat geslacht en district geen significante invloed hebben op de mate van cultuurparticipatie. Alle andere variabelen hebben wel een significant effect, los van eventuele effecten van de andere variabelen. 4

5

De stadsmonitor is een leerinstrument voor de dertien Vlaamse centrumsteden, voor het Vlaamse stedenbeleid en voor iedereen die bij de stad betrokken is. De cijfers brengen de leefbaarheid van de steden en de duurzaamheid van hun ontwikkeling in kaart. Dit instrument omvat 190 indicatoren die gebaseerd zijn op een visie over doelen en intenties. ROTTHIER P, Analyse cultuurparticipatie stadsmonitor, BZ/SSO, 2009


22

Opleiding blijkt een sterke rol te spelen bij cultuurparticipatie: een hoge opleiding gaat gepaard met een hogere cultuurparticipatie. De hoogste inkomensgroepen participeren ook significant meer aan cultuur dan de lagere inkomensgroepen. Personen die inwonen bij (groot)ouders en personen met partner en kinderen nemen minder deel aan cultuur dan anderen. Ook leeftijd speelt een rol: 65-plussers en vooral 75-plussers participeren in mindere mate aan cultuur. Oost-Europeanen en Maghrebijnen/Turken nemen in vergelijking met de andere herkomstgroepen minder deel aan cultuur. Tot slot zien we binnen de verschillende socio-economische groepen studenten en ambtenaren meer aan cultuur deelnemen. Het effect van de andere socio-economische groepen op cultuurparticipatie wordt verklaard door andere achtergrondvariabelen als opleidingsniveau en leeftijd. Het Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008/2013 In de grootstedelijke Antwerpse socio-economische en demografische context onderscheiden we volgende kansengroepen: { b`e[\i\e \e afe^\i\e { j\e`fi\e ,," { d\ej\e `e bXej Xidf\[\ 6 { g\ijfe\e d\k \\e _Xe[`ZXg { d\ej\e mXe [`m\ij\ \ke`jZ_$Zlckli\c\ fi`^`e\ Door de typisch Antwerpse fenomenen die we hierboven beschreven hebben, verschillen deze kansengroepen gedeeltelijk van de kansengroepen uit het participatiedecreet. De stad wil de sociale grondrechten 7 van deze kansengroepen op een duurzame wijze garanderen. Een van die sociale grondrechten is het recht op vrije tijd. Het lokaal sociaal beleid wil meer bewoners, met bijzondere aandacht voor minder kansrijke groepen, gebruik laten maken van het vrijetijdsaanbod. Daardoor kunnen ze ook actief deelnemen aan het maatschappelijk leven in hun wijk, buurt, district en stad. Deze nota focust op het beleidsdomein cultuur. Alles moet in het werk gesteld worden om tegen 2013 de mentale, financiële en fysieke drempels voor cultuurparticipatie zodanig te verlagen dat kansengroepen beduidend meer deelnemen dan vandaag. De stad wil dit verwezenlijken door de kansengroepen te informeren, toe te leiden en te activeren, door drempelverlagende acties op te zetten of te ondersteunen, door vanuit de bestaande culturele instellingen de doelgroepenwerking uit te breiden en door bijkomende arbeidsmogelijkheden in de cultuursector te creëren. Daarnaast wil de stad tegen 2013 de culturele infrastructuur zodanig uitbouwen en toegankelijk maken dat meer Antwerpenaars, met bijzondere aandacht voor minder kansrijke groepen, er vaker gebruik van maken. Ze wil dit doen door culturele infrastructuur en materiaal ter beschikking te stellen van de nabije omgeving en door bijkomende kansen op vrijetijdsbeleving te creëren. De stad wil elke beleidsdaad toetsen aan de sociale grondrechten. Het lokaal sociaal beleid is dan ook een aandachtspunt doorheen het volledige cultuurbeleid. Daarbij staat het recht op vrije tijd en dus ook het recht op participatie centraal. Alles wat binnen cultuur, sport en jeugd gedaan wordt, moet doordrongen zijn van bovenstaande sociale doelstellingen. De hierboven geschetste context vormt het kader waarbinnen de visie op cultuurparticipatie ontwikkeld is. Die visie komt in het volgend hoofdstuk aan bod.

6

7

Voor (kans)armoede hanteren we de definitie van professor J. Vranken: ‘Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen’. Antwerpen onderscheidt volgende sociale grondrechten: het recht op wonen, rechtshulp en schuldbemiddeling, middelen, gezondheid, sociale cohesie en ruimte voor ontmoeting, zinvolle activiteit, vrije tijd, onderwijs, jeugdwerk en dienstverlening (lokaal sociaal beleidsplan Antwerpen 2008/2013 p. 38).


23

3. Cultuur, een wereld van verschil Een visie op cultuur Cultuur in Antwerpen omvat verschillende cultuursectoren, met verschillende districten, wijken en vele partners. Cultuur is verbonden met andere beleidsdomeinen. En met de burgers die in Antwerpen wonen, werken of op bezoek komen. Al deze facetten maken en versterken Antwerpen als culturele metropool. Cultuur is een fundament, geen luxeproduct voor een elite. Het is een onmisbaar onderdeel van het dagelijkse leven. Daarom moet de stad ervoor zorgen dat elke inwoner kan participeren aan het culturele leven in Antwerpen. Cultuur is het cement van een samenleving. Antwerpen is een optelsom van verschillende samenlevingen. Positieve culturele acties kunnen van belang zijn voor de hele stedelijke samenleving. Cultuur kan (ver)binden. Cultuur is een werk in ontwikkeling. Het is nooit af. Telkens weer geeft cultuur betekenis en vraagt het om nieuwe interpretaties. Cultuur biedt kansen aan samenleving en individu. Cultuur kan het verschil maken. Een visie op cultuurparticipatie Cultuur is van en voor iedereen. Het biedt ruimte voor ontplooiing, genoegen, verbinding en zingeving. De stad wil deelnemen én deelhebben stimuleren. Ze wil haar bewoners aanzetten tot deelname aan het cultuuraanbod en tot actieve betrokkenheid bij de culturele instellingen en organisaties. Daarvoor zal het beleid zich vooral richten op een optimale spreiding van het aanbod in ruimte (op het hele grondgebied van de stad) en tijd (op verschillende momenten), om zo de toegankelijkheid maximaal te verhogen en zo veel mogelijk mensen te bereiken. Verder zet het beleid in op het verhogen van de culturele competentie: het verwerven van culturele vaardigheden en het stimuleren van aandacht voor culturele en artistieke uitingen. Kinderen en jongeren zijn hiervoor een belangrijke doelgroep. Diversiteit is een andere sleutelfactor voor reële participatieverhoging. In Antwerpen wonen mensen van diverse etnisch-culturele origine, leeftijd, geslacht, geaardheid en sociaal-economische situatie. Er wonen mensen met en zonder handicap. Dat is allemaal diversiteit. Omdat iedereen verschillend is, houden mensen van heel verschillende vormen van cultuur. Maar er is ook veel dat hen verbindt, over de verschillen heen. Zo kunnen mensen van verschillende leeftijden of afkomst samen genieten van een vuurwerkfestival of van straattheater, van poëzie of rock. Het stimuleren van gemeenschapsvorming, het versterken van de sociale cohesie is een laatste element. Cultuur werkt gemeenschapsvormend. Het kan de eigen identiteit van een gemeenschap op een positieve manier zichtbaar maken. Mensen zijn trots op de muziek, de films, de kunst die in hun groep gemaakt wordt en tonen dat ook graag aan anderen. Door de grote culturele rijkdom van de stad zichtbaar te maken, leren we elkaar beter kennen. Aandacht voor de eigen culturele identiteit vergroot het zelfbewustzijn en geeft zicht op eigen mogelijkheden om bij te dragen aan de samenleving. Maar een te sterke focus op identiteit kan een belemmering zijn om deel te nemen aan de samenleving. Daarom is het zinvol nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid te zoeken en zo te werken aan meer sociale samenhang. Zo kunnen inwoners van wijken samen een Murga opzetten of een film maken. Op die manier geven we ook vorm aan nieuwe ervaringen en bouwen we samen nieuwe cultuur op. Participatie en het stedelijk kunstenbeleid Antwerpen haalt haar creativiteit en uitstraling vooral uit de kunstenaars en de vele kunstenorganisaties die er actief zijn. Ook deze organisaties schrijven mee aan het participatieverhaal. In een stad als Antwerpen is er niet één publiek maar zijn er diverse publieken. Toch worden heel wat publieksgroepen niet bereikt. Het verhogen van de cultuurparticipatie betekent in deze sector dan ook vooral investeren in een diverse publiekswerking en -werving. Toeleidingsactiviteiten en kunsteducatie (een beter begrip van kunst) spelen hierbij een cruciale rol. Het aantrekken van nieuwe deelnemers en het verhogen van kwaliteit en intensiteit bij het deelnemen staan voorop. De stad vraagt als medesubsidiënt van de Antwerpse kunstenorganisaties een inspanning om gezamenlijk de doelstellingen, dus ook die op het vlak van participatie, van het stedelijk cultuurbeleid te realiseren. De stad


24 stimuleert deze partners ook om na te denken over hoe ze hieraan invulling geven op het vlak van product, publiek, programmering, communicatie, personeel en bestuur. Participatie en het stedelijk erfgoedbeleid Het stedelijk erfgoedbeleid is opgenomen in het globaal stedelijk cultuurbeleid. Ook de erfgoedinstellingen dragen bij aan de realisatie van de doelstellingen op vlak van participatie. Erfgoed biedt zelfs relatief laagdrempelige kansen voor een ruimere en meer diverse cultuurparticipatie. Iedereen komt namelijk in contact met erfgoed: in de publieke ruimte, in musea, in eigen huis. Het kan een onmiddellijke betrokkenheid creëren bij bewoners of bezoekers en vormt zo een laagdrempelige opstap naar cultuurparticipatie. Ook migratiegeschiedenissen dragen bij tot het Antwerpse erfgoedverhaal. Participatie wordt ook gestimuleerd door goede spreiding. Daarom kregen de stedelijke musea, en in het bijzonder het MAS/erfgoedcel, de opdracht zich te richten op het erfgoed buiten de museummuren, in de districten. Als erfgoedforum wil het MAS een platform en netwerk voor lokale erfgoedorganisaties en -instellingen zijn. Hierdoor worden alle erfgoedpartners, van grote musea tot kleine heemkringen, bij het stedelijk erfgoed- en participatiebeleid betrokken. Ook op het vlak van gemeenschapsvorming biedt erfgoed - vaak nog onbenutte - kansen. Erfgoedevenementen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het delen van gemeenschappelijke (culturele) ervaringen. De relatie tussen erfgoed, migratie en nieuwkomers kan een rol spelen in het vormgeven van gemeenschappen. Het documenteren van verhalen en ervaringen rond erfgoed gelinkt aan migratie kan immers leiden tot het delen van ervaringen, het zien van gemeenschappelijkheden en verschillen tussen bewoners. Zo ontstaan kruisbestuivingen tussen gemeenschappen of zelfs nieuwe gemeenschappen (ook andere thema’s dan migratie kunnen hierbij een rol spelen zoals de haven, initiatierites, dagelijkse gebruiken, enz.). Het op stapel staande Red Star Line museum heeft hiervoor een enorm potentieel.


25

4. Schets van het onderzoek Inleiding Antwerpen heeft een enorm cultureel aanbod. Hoe staat het met de cultuurparticipatie van de vijf in het lokaal sociaal beleid gedefinieerde kansengroepen - jongeren, senioren, personen met een handicap, mensen in (kans) armoede en mensen van diverse etnisch-culturele origine? Participeren zij evenveel als andere Antwerpenaars, meer of minder? Wat doet de culturele sector al om deze groepen te laten participeren? Om een antwoord op deze vragen te vinden, werd een grootschalig onderzoek uitgevoerd. In dit hoofdstuk schetsen we hoe we te werk zijn gegaan en wat de beperkingen van het onderzoek zijn. Het onderzoek Het onderzoek bestond uit twee grote luiken. In een eerste luik werd met gegevens uit de stadsmonitor 2008 nagegaan in welke mate de verschillende kansengroepen deelnemen aan het Antwerpse cultuuraanbod. Hierbij moet wel rekening worden gehouden worden met volgende elementen. Wat leeftijd betreft, ligt de ondergrens in de stadsmonitor op 15 jaar. Er zijn geen gegevens beschikbaar over kinderen (-12-jarigen). Er zijn evenmin gegevens beschikbaar over de cultuurparticipatie van personen met een handicap. De gegevens over personen van diverse etnisch-culturele origine zijn methodologisch beperkt tot diegenen die het Nederlands machtig zijn. Dit werd via literatuuronderzoek en diepte-interviews met doelgroepleden of intermediairs aangevuld om te peilen naar drempels voor en behoeften van de verschillende kansengroepen. In een tweede luik maakten we een inventaris op van het huidige participatiebeleid in de Antwerpse gesubsidieerde culturele sector8. Dit tweede luik bestond op zijn beurt ook uit twee delen. Enerzijds een onlinebevraging van de 139 gesubsidieerde instellingen in Antwerpen (kwantitatief onderzoek). Anderzijds een diepte-interview met twaalf instellingen, om de informatie uit de onlinebevraging aan te vullen met bijkomende items en om de onderwerpen van de onlinebevraging verder uit te diepen. Alle bevraagde organisaties zijn professioneel georganiseerd (geen vrijwilligersorganisaties), erkend en betoelaagd door de Vlaamse, Provinciale of Stedelijke overheid.9 Voor de diepte-interviews is een selectie gemaakt van twaalf organisaties. Hiervoor werd een mix samengesteld: stedelijke en niet-stedelijke, over de verschillende cultuurdomeinen heen, met of zonder een divers publiek, kleine, middelgrote en grote organisaties, met een lokale, Vlaamse of internationale werking.10 Het onderzoek zocht een antwoord op volgende vragen over gesubsidieerde cultuur in Antwerpen: 1. Welke visie en motivatie hanteren de verschillende cultuurorganisaties en -instellingen in Antwerpen om de cultuurparticipatie van kansengroepen te verhogen? 2. Welke concrete inspanningen doen de verschillende organisaties in Antwerpen om de cultuurparticipatie van de verschillende kansengroepen te bevorderen? 3. Waar liggen bij de cultuurorganisaties en -instellingen de knelpunten ten aanzien van de cultuurparticipatie van de verschillende kansengroepen? Om deze onderzoeken uit te voeren hebben we telkens gebruik gemaakt van hetzelfde analyse-instrument: de marketingmix. Het feit dat dit onderzoek zich toespitst op de gesubsidieerde culturele sector betekent echter niet dat deze gegevens niet zinvol zijn voor de niet-gesubsidieerde sector. 9 Meer informatie en de volledige verwerking van de bevraging vind je in: Laura Braspenning “Cultuurparticipatiebeleid stedelijke en nietstedelijke cultuurorganisaties, instellingen Antwerpen. Beleidsvoorbereidend onderzoek Actieplan Participatie Stad Antwerpen “ Universiteit Antwerpen, 2009, 188 blz. 10 Volgende organisaties werden geselecteerd: AMUZ, Antwerpen Boekenstad, De Roma, deSingel, Extra City, HETPALEIS, Moussem, M HKA, Muziekcentrum TRIX, Openbare Bibliotheken Antwerpen, Stedelijke Musea Antwerpen en Cultuurcentra Antwerpen. 8


26 De marketingmix Een organisatie gebruikt een aantal middelen of instrumenten om haar missie en doelstellingen te verwezenlijken. In marketingmodellen staan de behoeften van de ‘klanten’ centraal, waaraan zo goed mogelijk moet worden voldaan. Een organisatie die erin slaagt de behoeften van haar klanten zo goed mogelijk te benaderen, is in staat haar eigen doelstellingen te verwezenlijken (Kotler, e.a., 2000:7). De marketingmix is zo’n marketinginstrument. Een klassieke marketingmix bestaat uit de vier P’s: Product, Promotie, Plaats en Prijs. In cultuurmarketing komen vaak nog twee P’s aan bod: Personeel en Partners. Het is van belang dat deze losse elementen in een mix zijn aangepast aan de participatiedoelstellingen, en dat de verschillende elementen ook onderling op elkaar zijn afgestemd. Zo versterken ze elkaar bij het realiseren van de doelstellingen. Onderstaande figuur geeft de mix van instrumenten grafisch weer. Figuur 1: Mix van instrumenten om de participatiedoelstellingen te verwezenlijken

Productiebeleid

Partners en Samenwerkingsverbanden

Prijsbeleid

Participatie Kansengroepen

Personeel- en vrijwilligersbeleid

Plaatsbeleid

Raad van bestuur

Promotiebeleid

Aandachtspunt Voor de overzichtelijkheid laten we in de volgende hoofdstukken de combinatie van elementen buiten beschouwing, al blijft dit een essentieel aandachtspunt in de werking van instellingen Vooraleer in te zoomen op de verschillende kansengroepen doorprikken we in het volgend hoofdstuk aan de hand van de resultaten van het onderzoek een aantal clichés, percepties en vooronderstellingen.


27

5. Tien clichés doorprikt 1. Onze cultuurhuizen staan open voor iedereen, iedereen is welkom. Ja, maar het onderzoek wijst uit dat er zichtbare en onzichtbare drempels zijn die leiden tot duidelijke verschillen in participatie. 2. Gratis helpt. Maar is niet alles: commerciële bioscopen trekken veel volk maar zijn niet goedkoop. 3. Personen met een handicap zijn rolstoelgebruikers. Dit blijkt vaak de perceptie te zijn. Personen met een handicap kunnen nochtans zowel personen met een fysieke handicap als personen met een visuele, auditieve, motorische of mentale (of een combinatie van verschillende) handicap(s) zijn. 4. Het Antwerpse culturele landschap is gekend. Dit klopt niet. Een groot deel van de bevolking is niet op de hoogte van het Antwerpse culturele landschap. (Herhaalde) communicatie-inspanningen rond het culturele landschap zijn broodnodig. 5. Je moet hip & trendy communiceren anders komen mensen niet. Neen, duidelijke, éénvoudige en persoonlijke communicatie draagt het verst bij kansengroepen. 6. Senioren hebben de tijd en de financiële middelen om veel te participeren. De participatie blijkt om diverse redenen vanaf 65 jaar af te nemen. 7. Kinderen en jongeren participeren niet veel. Integendeel, ze participeren goed; maar omwille van diversiteit van deze groep en het feit dat “jong geleerd oud gedaan is” zijn ze een belangrijke doelgroep. 8. Bibliotheken bereiken geen divers publiek. Integendeel, ze scoren goed bij bijna alle kansengroepen. 9. Het participatiebeleid naar kansengroepen is een zaak van publiekswerkers. Een participatiebeleid zonder intern draagvlak binnen heel de organisatie is gedoemd om te mislukken. Niet alleen de publiekswerking maar ook de artistieke en zakelijke leiding, de programmatoren/curatoren, het technisch, administratief en onthaalpersoneel én de vrijwilligers moeten overtuigd zijn van de meerwaarde van dit participatiebeleid. 10. Het centraliseren van culturele instellingen komt de participatie ten goede. Een aanbod in de buurt heeft veel meer slaagkans bij kansengroepen


28

6. Algemene vaststellingen en aanbevelingen Visie en motivatie binnen de sector Inleiding Welke visie en motivatie hanteren de verschillende cultuurorganisaties en -instellingen in Antwerpen om de cultuurparticipatie van kansengroepen te verhogen? Een antwoord vinden op deze vraag via de onlinebevraging bleek om verschillende redenen niet werkbaar. Daarom werd via diepte-interviews naar antwoorden gepeild bij twaalf geselecteerde instellingen. De bevindingen Alle organisaties onderschrijven het maatschappelijke belang van de participatie van kansengroepen. Aan de publieke middelen die ze ontvangen, koppelen ze een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De uitwerking hiervan blijkt in de praktijk echter uiteenlopend. Afhankelijk van of de actor een stedelijke dienst of een externe partner is, een producerende of een receptieve werking heeft, onder het decreet lokaal cultuurbeleid, het kunstendecreet of het erfgoeddecreet valt, geven de organisaties blijk van een verschillende visie en motivatie. Intrinsieke motivatie versus decretale opdrachten { ;\ [i`\ jk\[\c`ab\ fi^Xe`jXk`\j \e `ejk\cc`e^\e $ [\ Zlcklli$ \e fekdf\k`e^jZ\ekiX# [\ Y`Yc`fk_\b\e \e [\ stedelijke musea - halen hun motivatie voornamelijk uit de decretale opdracht. Niet-stedelijke organisaties en instellingen geven over het algemeen een intrinsieke, meer maatschappelijk geëngageerde motivatie. { ;\ jk\[\c`ab\ dlj\X# [`\ fe[\i _\k \i]^f\[[\Zi\\k mXcc\e# qf\b\e \\e \m\en`Z_k kljj\e \\e [`i\Zk\ maatschappelijke verantwoordelijkheid als stedelijke dienst en de decretale opdracht van de erfgoedinstellingen. { ;\ e`\k$jk\[\c`ab\ fi^Xe`jXk`\j \e `ejk\cc`e^\e Y\jZ_fln\e ZlcklligXik`Z`gXk`\ jfdj Xcj \\e [\\c mXe _le kernwerking, soms als een inspanning in de marge. Werkwijze { Fi^Xe`jXk`\j nXXiY`a [\ `ejgXee`e^\e ife[ ZlcklligXik`Z`gXk`\ mXe bXej\e^if\g\e cflk\i q`ae `e^\^\m\e vanuit een beleidskader, zijn vaak opportunistisch in hun aanpak: ze willen met hun inspanningen subsidies verwerven. Door een gebrek aan intrinsieke motivatie is participatie vaak geen prioriteit en wordt het onvoldoende gedragen in de organisatie. Het gevolg is dat inspanningen -vaak projectmatig - weinig effect hebben omdat een intern draagvlak ontbreekt. { Fi^Xe`jXk`\j d\k \\e jk\ib\ gifa\ZkdXk`^\ n\ib`e^ mffi bXej\e^if\g\e Y\jZ_fln\e [`k mXXb Xcj \\e onderdeel dat volledig losstaat van hun werking. Zij integreren deze inspanningen niet in hun reguliere werking. Daardoor participeert het beoogde publiek niet aan het reguliere culturele aanbod, maar aan een extra aanbod. { <\e XXekXc `ejk\cc`e^\e [f\k `ejgXee`e^\e [ffi jg\Z`¯\b\ kf\c\`[`e^ eXXi _\k i\^lc`\i\ XXeYf[% Q`a [f\e geen ingrepen in hun artistieke aanbod. Deze organisaties hebben de visie dat kunst en cultuur toegankelijk zijn, mits de doelgroep een kader krijgt – door een op hen afgestemde toeleiding. { <\e [\\c mXe [\ fi^Xe`jXk`\j \e `ejk\cc`e^\e q`\k ZlcklligXik`Z`gXk`\ mXe bXej\e^if\g\e Xcj b\ien\ib`e^% ;`k spreekt ook uit de missie van deze organisaties. Daaruit volgen bewuste keuzes in de volledige werking, die door de hele organisatie gedragen worden. Deze structurele aanpak levert ook het meest resultaat. Voordelen Weinig organisaties zien in de participatie van kansengroepen een meerwaarde voor hun eigen organisatie. Het besef dat het betrekken van de kansengroepen ook rechtstreekse voordelen oplevert voor de organisaties, zoals de uitbreiding en vernieuwing van het publiek, visieontwikkeling en het opbouwen van interne expertise, moet nog meer voedingsbodem krijgen. Een positieve visie op het betrekken van de kansengroepen kan niet worden afgedwongen, maar het is wel een piste voor het beleid om het aspect van wederzijdse winst beter te belichten.


29

Enkele beleidsaanbevelingen Uit het onderzoek blijkt dat voor een aantal knelpunten, drempels, behoeften het beleid dient in te grijpen. Ook hier maken we zoveel mogelijk gebruik van de 6 P’s uit de marketingmix. Plaats Geef meer aandacht aan cultuur in het straatbeeld. Bijvoorbeeld door een betere bewegwijzering, maar ook met in de stad verspreide culturele infozuilen. Er dient ook verder geïnvesteerd te worden in de ondersteuning van culturele evenementen in de publieke ruimte. Hier ligt een belangrijke opdracht voor PO/BOF11 en het evenementenloket. Zo wordt ingespeeld op laagdrempeligheid en partnerwerking. Let wel op dat er aandacht blijft gaan naar procesmatig werken. Quote “Ik zou willen dat er hier op het Theaterplein een soort van vraagbaak komt, als een soort website, waar je je kan informeren. Maar niet alleen hier, maar door heel de stad. Nu kunnen de mensen naar de Grote Markt, maar ja, dat moeten ze dan eerst vinden. Je moet zoeken naar nieuwe manieren om mensen te informeren. Zoals er vroeger overal telefooncellen waren, zo moet het nu toch ook mogelijk zijn om doorheen heel de stad een soort van praatpaal of informatiezuil te plaatsen met informatie over de culturele activiteiten in de stad?“ B. Wijckmans, HETPALEIS. “Als je op heel veel plekken bewegwijzering naar de culturele instellingen ziet staan in een stad, dat geeft ook een totaal ander beeld van de dynamiek in de stad. In Antwerpen gebeuren over heel de stad heen allerlei culturele activiteiten. Maar zoek maar eens naar de instellingen. Niet eens alleen de kleine, hetzelfde geldt voor de grote instellingen. Het gaat er maar om, op alle mogelijke manieren, allerlei dragers, de aandacht te leggen op die cultuur. Mensen hoeven dan niet eens actief deel te nemen, maar gewoon het beeld dat het aanwezig is en dat mensen daar alerter voor worden. Dat maakt dat mensen daar ook meer fier op worden. En dan ook makkelijker de stap zelf zetten.” K. Weyts, M HKA Prijs Ga voor een overzichtelijk en aangepast prijsbeleid. Reductietarieven zijn belangrijke drempelverlagende maatregelen. Er is echter sprake van een onoverzichtelijk prijsbeleid door een wildgroei aan kortingsystemen. Er zou een veel uniformer prijsbeleid moeten worden ingevoerd, met overzichtelijke categorieën. Afstemming tussen de organisaties en instellingen is daarbij onontbeerlijk. Begin met een eenvormig reductie- en prijsbeleid in de stedelijke instellingen (bib, cc en musea, maar ook sportinstellingen…). Voorzie wel in voldoende reductie voor kansengroepen (cfr. de 2-europas). Voorzie binnen de stedelijke instellingen gratis toegang voor de begeleiders van personen met een handicap. Veel personen met een handicap doen noodgedwongen een beroep op een begeleider en moeten nu vaak 2 x inkom betalen. Product Voorzie binnen de stedelijke instellingen aangepaste producten en omkadering voor personen met een handicap. Binnen deze opdracht is er nood aan extra aandacht voor personen met een mentale handicap. Trapsgewijze toeleiding naar cultuur. Zet de stedelijke instellingen in voor een trapsgewijze toeleiding naar cultuur. Zij vervullen immers een speerfunctie in het participatieverhaal. Zo kunnen de cultuurcentra een nog sterkere rol vervullen in het trapsgewijs toeleiden van een divers publiek naar andere cultuurhuizen. Ook bibliotheken kunnen hierin een rol spelen.

11

PO/BOF staat voor Patrimoniumonderhoud / bijzondere opdrachten en feestmateriaal


30 Promotie Naast communicatie over het aanbod is er ook nood aan communicatie over het Antwerpse culturele landschap in zijn geheel en per sector. Welke kunstinstellingen bestaan er in Antwerpen? Wat is hun functie? Waar kan men ze vinden? De overheid kan hier via haar communicatiekanalen (website, De Nieuwe Antwerpenaar) een antwoord op bieden. Het is ook belangrijk dat dit herhaaldelijk gebeurt. Het zou bijvoorbeeld in september kunnen bij de aanvang van het nieuwe seizoen en nog eens in juni met het oog op de zomervakantie. Onderzoek hoe de stedelijke huisstijl toch ruimte kan bieden voor specifieke doelgroepcommunicatie. Tijdens het onderzoek hebben we herhaaldelijk vastgesteld dat veel mensen uit kansengroepen de stedelijke affiches niet lezen omdat ze ervan uitgaan dat het telkens om dezelfde boodschap gaat. Het vormelijke aspect zorgt er dus voor dat de boodschap, de inhoud de mensen niet bereikt. Kinderen en jongeren worden moeilijk bereikt via de stedelijke communicatiekanalen en -dragers zoals De Nieuwe Antwerpenaar. Bovendien vraagt deze groep een heel specifieke aanpak op vlak van taal en vormgeving. Om deze problemen te tackelen is het aangewezen een kanaal en dragers te ontwikkelen die het volledige landschap én aanbod voor kinderen en jongeren op een leuke, aantrekkelijke, uitdagende manier en in een klare taal in kaart brengen. Brug naar de media. De overheid kan een rol opnemen in het stimuleren van een positief imago rond ‘cultuur voor iedereen’ en de berichtgeving daarover in de media. De complementariteit van het cultuuraanbod in Antwerpen is heel belangrijk en heeft veel meer zichtbaarheid nodig. Door Antwerpen in de media als een culturele stad te profileren, kan de stad beter uitspelen wat er op het gebied van kunst en cultuur aanwezig is. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Voorbeeldrol van de overheid: zet in op een divers aanwervings- en personeelsbeleid. Werving blijkt een heikel punt. Zo bieden er zich bijvoorbeeld weinig etnisch-cultureel diverse kandidaten spontaan aan voor openstaande vacatures. Aanwervingprocedures via de stad geven weinig speelruimte, al wordt iets meer ingezet op competenties bij selectie. Het herbekijken van functieprofielen en wervingskanalen gebeurt slechts mondjesmaat. Nochtans kan een divers personeelsbestand 12 voor vele extra’s zorgen: een andere interne mentaliteit, een uitgebreid netwerk, publieksvernieuwing, een beter zicht op specifieke communicatiekanalen, een meer divers en herkenbaarder aanbod dat beter gelinkt is aan diverse leefwerelden, een diverser imago… Quote “Als wij doorheen de organisatie, dus ook op stafniveau, veel diverser zouden zijn samengesteld, dan zou je die functie van de cultuurcentra heel anders bekijken en hele andere stappen zetten. De mensen op stafniveau in de organisatie zorgen voor een andere kijk op diversiteit bij je eigen mensen. Dat werkt juist op stafniveau, omdat je daar met de inhoud bezig bent en dus impact kan hebben op de organisatie.” G.Haest, CCA. Dit geldt trouwens evenzeer voor de aanwerving van personeel uit een aantal andere kansengroepen. Maak binnen de stedelijke culturele instellingen werk van een structureel en divers vrijwilligersbeleid. Besteed blijvende aandacht aan de diversiteit binnen de raden van bestuur van culturele instellingen. Partners De overheid moet de samenwerking tussen cultuur en onderwijs blijven stimuleren en structureel verankeren. Verschillende partners wijzen op het enorme belang hiervan. Dit blijkt ook uit het feit dat een gebrek aan culturele voorkennis en culturele competenties bij een aantal kansengroepen een grote drempel voor cultuurparticipatie vormt.

12

Dit geldt eveneens voor een divers vrijwilligersbestand.


31

Quote “Bij de introductie van de zwemplicht werd hier ook raar en sceptisch tegenaan gekeken, maar na 6 jaar kon wel een hele generatie zwemmen. Een cultuurplicht, voor kinderen en jongeren in het onderwijs, gedragen door enthousiaste mensen kan zo bijdragen aan participatie op latere leeftijd.” B. Wijckmans, HETPALEIS

Overleg, samenwerking en uitwisseling tussen de culturele en de welzijnssector en tussen de culturele sector en het jeugdwerk moet nog meer worden aangemoedigd. Dit moet structureel aangepakt en verankerd worden. Ook hier kan de overheid via de stedelijke culturele instellingen een voorbeeldrol opnemen. Innovatieve en experimentele projecten moeten worden aangemoedigd. Zo zou een tijdelijke uitwisseling van personeel heel wat wederzijdse expertise kunnen opleveren. Een publiekswerker die twee weken meedraait in een dagcentrum voor personen met een handicap, een medewerker van dat dagcentrum die twee weken meedraait in de culturele instelling van de publiekswerker … Culturele participatie is niet alleen een opdracht voor cultuur, sport en jeugd. Het is eveneens een belangrijke opdracht voor de stedelijke partners marketing en communicatie en voor personeelsmanagement. Marketing en communicatie moet op vlak van promotie en communicatie het nodige doen om cultuur - zowel het landschap als het aanbod - op een laagdrempelige, klare en eenvoudige manier te promoten en bekend te maken. Het verder versterken van doelgroepcommunicatie is nog steeds een uitdaging, zoals blijkt uit de diepte-interviews. Daarnaast moet marketing en communicatie ondersteuning bieden aan cultuur, sport en jeugd bij het verzamelen en het interpreteren van gegevens over de verschillende groepen cultuurparticipanten. Ook voor de studiedienst voor stadsobservatie ligt hier een opdracht. Personeelsmanagement kan actief op zoek gaan naar manieren om het personeelsbestand van de stedelijke culturele instellingen zo divers mogelijk te maken. En dit op alle niveaus, dus ook op middenkader- of stafniveau. Daarnaast is aandacht voor vorming en expertiseopbouw belangrijk.

Tot slot Maak van de A-kaart een beleidsinstrument voor het participatiebeleid naar kansengroepen . De A-kaart moet het mogelijk maken om op termijn gegevens over alle cultuurparticipanten te registeren en te meten. Ze moet het instrument worden om gericht en op maat naar diverse doelgroepen te communiceren. Via de integratie van de €2-pas moet ze tenslotte een degelijk reductiesysteem aanbieden aan mensen die het financieel niet al te breed hebben. Laat iedere culturele partner van de stad aangeven hoe hij aan de slag zal gaan met de cultuurparticipatie van kansengroepen, welke keuzes hij daarin maakt en hoe hij die wil realiseren. Dit kan gekoppeld worden aan de beheersovereenkomst. In deze overeenkomst wordt de verplichting opgenomen om via het jaarverslag een jaarlijkse evaluatie van het participatiebeleid én het nodige cijfermateriaal aan de overheid aan te leveren. Hiervoor duidt de organisatie één verantwoordelijke aan. We houden er als stad rekening mee dat niet alle cijfers kunnen aangeleverd worden door de instellingen en organisaties. Sommige elementen zijn immers moeilijk te registreren. Er is een grote nood aan evalueren en monitoren. Ontwikkel een evaluatie-instrument voor de sector. Met een gezamenlijk evaluatie-instrument kunnen vorderingen worden gemeten en vergelijkingen worden gemaakt. Zo kan het beleid waar nodig bijgestuurd worden. Achteraan in deze nota is zo’n instrument opgenomen.13 Er is bovendien nood aan een platform, een expertisecentrum waar organisaties en instellingen terechtkunnen voor ondersteuning en waar ze succesvolle praktijkvoorbeelden uitwisselen. De stad kan hier een voortrekkersrol in innemen, om als spin in het web contacten te leggen. Bovendien beschikt de stad over veel kanalen om de verschillende kansengroepen te bereiken vanuit het lokaal sociaal beleid. Met een bundeling en uitwisseling van informatie en praktijken tussen de verschillende organisaties en instellingen, kunnen veel grotere stappen worden gezet in het bevorderen van de cultuurparticipatie van kansengroepen in Antwerpen. Vanuit dit platform, dit expertisecentrum kunnen ook prioritaire doelgroepen worden geformuleerd, met oog op de complementariteit van het aanbod in Antwerpen. 13

Ook bij onderwijs wordt gekeken naar een aanpassing van een Nederlands model voor kunsteducatie.


32

Algemene aanbevelingen naar de sector Uit de analyses van het door ons gevoerde onderzoek blijkt dat er ook een aantal aanbevelingen kunnen geformuleerd worden die gelden voor alle kansengroepen. We zetten ze hieronder, aan de hand van de 6P’s, op een rijtje. Let wel: als basisprincipe geldt dat inspanningen op slechts één van deze terreinen zelden zullen renderen. Een ideale mix van een aantal van deze facetten garandeert wel een maximaal resultaat. Zo kan een aangepaste prijs pas een financiële drempel wegnemen wanneer er duidelijk over wordt gecommuniceerd én er begeleidende toeleidingsmaatregelen zijn. Op dezelfde manier is een aangepast programma geen garantie voor een meer diverse publiekssamenstelling, als er niet ook mede-inspraak is in programmering en beheer van de instelling. Ook een aanpassing in de communicatiemiddelen is nodig. Bewust combineren is dus essentieel. Plaats Communiceer over ligging en bereikbaarheid. Vermeld de bereikbaarheid via het openbaar vervoer. Probeer rekening te houden met de uurregeling van het openbaar vervoer en vermeld de duur van de voorstelling. Waar de bereikbaarheid erg moeilijk is, kan u ook zelf vervoer inleggen – zeker bij een projectmatige samenwerking. Soms zijn daar zelfs extra financieringsmogelijkheden voor: in het district Berendrecht-Zandvliet-Lillo bestaan subsidies voor organisaties die vervoer inleggen naar een culturele activiteit. Verhoog waar nodig de mentale toegankelijkheid van het gebouw. Kunsttempels - vaak gebouwen met een bijzondere maar imponerende architectuur - worden mentaal toegankelijker door speciale acties. Laat kansengroepen op een laagdrempelige manier kennismaken met het aanbod en de instelling. Speel daarbij in op gezonde nieuwsgierigheid. Zorg voor een informele sfeer. U kan hen bijvoorbeeld een blik laten werpen op een andere kant van de werking, die dichter bij hun belevingswereld staat. Zo is een rondleiding achter de schermen voor jongeren uit het technisch of beroepsonderwijs ideaal om hen te laten kennismaken met de techniek en logistiek van voorstellingen of tentoonstellingen. Een persoonlijk contact met de doelgroepen is erg belangrijk en wordt ook sterk gewaardeerd. Een persoonlijke rondleiding door de directeur wordt soms extra geapprecieerd, voor andere groepen werkt een ’peer’ als gids dan weer beter. Ook evenementen hebben vaak een laagdrempelig karakter. Ze zorgen echter vaker voor een eenmalig bezoek, dan voor een duurzame relatie. Werk aanvullend op locatie. Prikkel en daag kansengroepen uit door een aanbod op locatie: thuis, bij partnerorganisaties, op pleinen en in parken... Zorg voor een informele sfeer. De informele(re) sfeer van locatieprojecten sluit immers vaak beter aan bij de leefwereld van kansengroepen en kan de drempel voor de onervaren cultuurparticipanten verlagen. Deze werkvorm is op zich geen garantie voor succes, inspanningen om te informeren en toe te leiden blijven nodig. Voor veel kansengroepen is de buurt de omgeving waarin ze vaak, graag en met vertrouwen vertoeven. Veranker jezelf daarom in de buurt. Zet een evenwaardige samenwerking op met organisaties die zich op kansengroepen richten. Geef hen de nodige inspraak en zorg voor een maximale betrokkenheid. Gun uw organisatie ook de tijd: zulke samenwerkingsverbanden moeten organisch groeien en vragen tijd en veel overleg. Prijs Zorg voor een overzichtelijk prijs - en reductiebeleid. Reductietarieven zijn belangrijke drempelverlagende maatregelen. Afstemming tussen de Antwerpse culturele organisaties en instellingen om tot een uniform(er) reductiebeleid te komen is zinvol. Werk zo veel mogelijk samen met doelgroeppartners. Toeleidingsactiviteiten en communicatie op maat voor doelgroeppartners en intermediairs zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven. Communiceer over het prijsbeleid, zeker langs de kanalen die gericht zijn op kansengroepen. Communiceer ook over al dan niet kosteloze bijkomende diensten, zoals vestiaire, toilet, rondleidingen, programmabrochure, en audiogidsen. Zo krijgen mensen een beeld van de globale kost. Benadruk de gratis toegang of een gratis product (zoals een museumkoffer of programmabrochure). Zet aantrekkelijke prijsverminderingen voor kansengroepen duidelijk in de verf.


33 Zorg voor een klantvriendelijk reservatie- en verkoopbeleid van tickets. Zorg ervoor dat tickets op verschillende manieren (ticketbalie, telefoon, internet) kunnen worden besteld en betaald (cash, overschrijving, kredietkaart). Voor mensen die niet thuis zijn in cultuur is het persoonlijk contact aan de ticketbalie belangrijk. Omdat het eerste contact met een instelling vaak doorslaggevend is, is het belangrijk dat het baliepersoneel goed op de hoogte is van het aanbod en bijkomende info en advies kan verstrekken. Zorg ook voor vorming over brede diversiteit. Bijkomend voordeel van een ticketbalie is dat de klant geen kredietkaart nodig heeft voor reservatie of aankoop. Voor sommige kansengroepen is een kredietkaart geen evidentie. Product Denk na over (impliciete) keuzes. Kiest u voor een absoluut of contextueel kwaliteitsbegrip 14? Aanvaardt u inspraak in het aanbod of alleen bij nevendiensten? Een explicitering hiervan in beleidsdocumenten dwingt de organisatie om de discussie te voeren en de gemaakte keuzes te onderbouwen. Verdere acties zijn dan niet meer ad hoc, maar hangen samen met het gevoerde beleid. Deze discussie met alle medewerkers voeren zorgt ook voor een draagvlak binnen de organisatie. Dat geldt overigens ook voor prijszetting, vrijwilligersbeleid en samenwerking met andere organisaties. Kies je voor een absolute invulling, zet dan in op toeleiding en educatie. Kies je voor een contextuele invulling: { Versterk dan de vraaggestuurde werking. Bekijk of u aanpassingen wil maken voor een kansengroep. Misschien is het zinvoller hier partners bij te betrekken dan dit door eigen programmatoren te laten doen. Een vraaggestuurde werking veronderstelt op zijn minst overleg met doelgroeporganisaties, intermediairs of doelgroepleden. Zij helpen u het programma en de omkadering beter af te stemmen op de leefwereld van de kansengroep. { Geef inspraak in het aanbod. Sterker nog dan een aanpassing van het aanbod, is kansengroepen inspraak in dat aanbod te geven. Dat gebeurt tot nu toe erg beperkt, zeker in het artistieke aanbod. Inspraak is belangrijk omdat kansengroepen zich dan sterk(er) betrokken zullen voelen bij de werking én de organisatie. Daardoor kan u ook een duurzame relatie met hen opbouwen. De inspraak hoeft niet voor het hele aanbod te gelden, maar kan wel een andere dynamiek genereren in de hele organisatie. { En zet in op receptieve werking om een meer divers publiek te bereiken. Beschouw dit als een integraal onderdeel van de werking, en niet als het louter ter beschikking stellen van infrastructuur. Communiceer mee over dit aanbod en ondersteun de werking. Zorg voor een mix van het publiek van je eigen en de receptieve activiteiten via ontmoetingsmogelijkheden zoals de foyer, een feest of fuif, een opening, een infobeurs... Ga voor een procesmatige aanpak. Een traject doorlopen met een doelgroeporganisatie of -leden kan uitmonden in betere resultaten. Het zorgt voor een interne ontwikkeling en een opbouw van kennis en expertise. Bovendien hebben langdurige projecten meer kans om interesse op te wekken bij de betrokken kansengroep. Zorg ook voor verankering van projectmatige resultaten in je reguliere werking, om de expertise en inspanningen niet verloren te laten gaan. Durf innoveren. Durf te experimenteren met het aanbod. Zowel experimenten in het artistieke als in het toeleidingsaanbod zijn kansen om nieuw publiek te werven. Speel daarbij maximaal in op de leefwereld van kansengroepen. Besef dat ook ‘mislukkingen’ zijn toegestaan (‘successful failures’). Ze leveren heel waardevolle informatie over do’s en don’ts. Bekijk dit ook op langere termijn: denk bij een eerste lage opkomst niet dat het aanbod oninteressant is. Publiek moet groeien en de tijd krijgen om nieuwe zaken te ontdekken. Evalueer je aanbod op structurele basis. Evalueer de programmering regelmatig. Publieksonderzoek of -registratie levert daarbij heel wat nuttige informatie op. Het geeft zicht op de publiekssamenstelling en de evoluties erin. Het leert u ook welke inspanningen doeltreffend zijn en welke niet, waardoor het beleid kan worden bijgestuurd. Bovendien werkt dit motiverend. Het biedt ook relevante informatie voor het stedelijk beleid.

14

Bij een absoluut kwaliteitsbegrip gaat het alleen over de artistieke kwaliteit van het product. Bij een contextueel kwaliteitsbegrip bekijk je activiteiten in een context van bijvoorbeeld publiek, maatschappij, bredere artistieke ontwikkeling, (machts)positie en verantwoordelijkheid in de sector, fysieke context (wijk, district, stad) etc.


34 Evalueer het seizoen samen met doelgroeporganisaties en doelgroepleden. Toets bij hen af welke activiteiten werden gesmaakt en waarom. Ga na op welke activiteiten ze zijn afgehaakt. Promotie Optimaliseer het promotiebeleid naar kansengroepen. Zet bewust in op de kanalen en dragers waarmee de kansengroep zich informeert. Vaak wordt nog (te) veel gebruik gemaakt van evidente kanalen en dragers zoals folders, flyers, affiches en websites. Sociale netwerksites en vooral mond-tot-mondreclame kunnen succesvolle aanvullingen zijn. Actieve communicatiemanieren, zoals persoonlijke voorlichting, hebben een sterk wervende kracht. Zo is mond-tot-mondreclame een belangrijke en vaak onderschatte manier van communicatie. U kan hiervoor bewust sleutelfiguren en peers inzetten. Benader deze sleutelfiguren bijvoorbeeld voor prospectie bij uw organisatie of instelling en laat hen als ambassadeurs van de organisatie of instelling bemiddelen bij de doelgroep. Pas het taalgebruik in uw communicatie aan. Gebruik eenvoudige, heldere taal voor externe communicatie, maar ook binnenshuis: programmabrochures, zaalteksten… Focusgroepen kunnen feedback en advies geven over de communicatie. Steunpunten of adviesorganen kunnen u hier eveneens in begeleiden. Train ook gidsen, baliepersoneel, suppoosten en publiekswerkers in helder en eenvoudig taalgebruik. Tip Het Wablieft tekstadvies herschrijft uw folders, brieven, brochures in duidelijke taal. U kan er ook schrijftrainingen volgen. Meer info op www.wablieft.be. Ga doordacht te werk met vormgeving en huisstijl. Een huisstijl straalt een imago uit. Dat kan kansengroepen afschrikken: ze kunnen het gevoel krijgen dat de organisatie en/of het aanbod niet echt iets voor hen is. Wees dus bedacht op associaties die uw huisstijl of communicatie oproepen, het heeft een grote invloed op de slaagkans van andere inspanningen. Geef voldoende praktische informatie: de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de prijs, de duur van de voorstelling. Als de gebruiker deze info niet krijgt, verdwijnt zijn interesse. Communiceer over alle facetten van de werking of organisatie. Communicatie gaat vaak alleen over de globale werking en het aanbod van de organisatie of instelling. Het is belangrijk over alle facetten te communiceren. Zo heeft het weinig zin producten en prijzen aan te passen zonder erover te communiceren. Communicatie over andere aspecten van de organisatie vergroten ook de betrokkenheid van het publiek. Een blog over en door het vrijwilligersteam kan weer andere mensen warm maken voor vrijwilligerswerk. Durf innoveren. Durf experimenteren met nieuwe media of alternatieve communicatiekanalen. Leg in de communicatie het accent op dingen die minder met het kernproduct te maken hebben, maar wel belangrijk zijn bij het motiveren van kansengroepen. Betrek kansengroepen bij de ontwikkeling van je communicatiecampagnes. Stel testpanels samen. Evalueer je communicatie-inspanningen voor kansengroepen. Evalueer de resultaten van inspanningen: Wat werkt wel? Wat niet? Wat pakt u in de toekomst beter anders aan? Focusgesprekken 15 geven hierbij onschatbare info.

15

Een focusgesprek is een gestructureerde discussie in een kleine groep stakeholders (4 tot 12 personen), begeleid door een ervaren gespreksleider. Tijdens een focusgesprek krijgt u informatie over de voorkeuren en waarden van (uiteenlopende) mensen over een bepaald onderwerp, en wordt verklaard waarom ze die mening hebben. De gestructureerde discussie van een interactieve groep wordt in een tolerante, geruststellende omgeving geobserveerd. Het is een combinatie van een interview en een discussiegroep. Focusgesprekken kunnen ook online worden gehouden.


35 Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Het eerste contact is belangrijk. Zorg voor een goede ontvangst. Zorg ervoor dat personeel dat rechtstreeks in contact komt met klanten, mensen uit kansengroepen niet buitenkijkt. Vorming is hier absoluut noodzakelijk. Denk na over (impliciete) keuzes. Welk participatiebeleid wilt u? In welke mate laat u kansengroepen participeren? Hoe ver mag hun inspraak gaan? Hoe divers mogen het personeelsbeleid en de raad van bestuur zijn? Hoe wordt het vrijwilligersbeleid ingevuld? Gaat u actief op zoek naar vrijwilligers uit kansengroepen of wacht u af? Alleen door over al deze vragen te discussiëren met alle geledingen van de organisatie, door keuzes te maken en te expliciteren, is een participatie-, personeels- en vrijwilligersbeleid mogelijk dat divers, gedragen en gestructureerd is. Wees creatief bij het aanwerven van nieuw personeel. Door een brede diversiteit in het personeels- en vrijwilligersbestand en de raad van bestuur, staat de organisatie open voor kansengroepen. Het bevordert uw kennis over die groepen, vergroot uw netwerk en houdt de organisatie scherp en hedendaags. Neem geen afwachtende houding aan. Besteed aandacht aan competenties en motivatie, niet alleen aan diploma’s. Screen de bestaande functieprofielen in de organisatie. Ga voor bepaalde functies op zoek naar kandidaten buiten de cultuurgeoriënteerde studierichtingen. Voor de publiekswerking kan u bijvoorbeeld ook een jeugdwerker of iemand uit de welzijnssector in dienst nemen. Die brengt niet alleen expertise in het werken met specifieke groepen mee, maar ook een heel netwerk. Zorg voor een eigen ‘kweekvijver’. Het vrijwilligers- en stagebeleid kan een eigen kweekvijver zijn van personeel dat voeling heeft met de leefwereld van bepaalde kansengroepen. Een actief en divers stagebeleid en aandacht voor de doorstroming van stagiairs vergroot de kansen op een divers personeelsbestaand. Ook een divers vrijwilligersbeleid biedt dit soort kansen. Zorg dan ook voor inhoudelijk interessante stages en vrijwilligerswerk.

Bouw een professioneel en structureel vrijwilligersbeleid uit. Vrijwilligerswerk is vaak louter uitvoerend. Voor een echt participatiebeleid naar kansengroepen is het belangrijk om vrijwilligers uit die groepen maximaal deel te laten hebben aan de organisatie en het aanbod. Streef naar een maximale betrokkenheid. Hier is een gedegen en structureel vrijwilligersbeleid voor nodig, waarin een visie ontwikkeld wordt over de rol en de meerwaarde van vrijwilligers en over diversiteit in de vrijwilligerswerking. Maak professioneel werk van rekrutering, ondersteuning, vorming en inhoudelijke invulling.


36

Goed praktijkvoorbeeld: Vrijwilligerswerking in De Roma

Stoelen zetten, de toiletten en de zaal poetsen, tappen, kaartjes verkopen, kaartjes scheuren, schilderen, trekken en sleuren, afwassen, programma’s uitdelen, posters ophangen, rondleidingen geven op Open Monumentendag, koken voor artiesten… Het is een greep uit de karweien die het legertje vrijwilligers in de Roma voor zijn rekening neemt. De vrijwilligerswerking van De Roma draait op volle toeren en telt intussen 300 deelnemers, waarvan de meerderheid uit Borgerhout en Antwerpen-Noord komt. Het is opmerkelijk dat vele van de nieuwe vrijwilligers eerst bezoekers waren. Paul Schyvens, de man achter Rataplan en De Roma, is opgezet over de mix van het vrijwilligersbestand: “Er is een enorme diversiteit bij onze vrijwilligers: jong en oud, allerlei klassen, allerlei opleidingen. Daardoor krijg je een heel eigenaardig soort energie met mensen van verschillende verantwoordelijkheid. Veel mensen vinden het ook fascinerend dat er advocaten en arbeiders samen achter de tap staan. Dat botst, maar het houdt de boel ook bij elkaar. Stel je voor dat het een club intellectuelen zou zijn, dan zou ik dat niet boeiend vinden.” De hele organisatie van Rataplan en De Roma draait op vrijwilligers. Een unieke synergie met veel input van onderuit, die in 2003 bekroond werd met de ’thuis in de stad prijs’. De 25 000 euro was een enorme opsteker voor iedereen die meehielp aan de heropbouw van de oude cinema op de Turnhoutsebaan. Bovendien zorgde de media-aandacht voor een grote toestroom van nieuwe geëngageerde vrijwilligers. De vrijwilligers krijgen een eigen publicatie, ‘het Romantikske’, die hen - naast de driemaandelijkse nieuwsbrief - exclusief op de hoogte houdt van de werking en de programmering van de Roma. Aantal vrijwilligers (De Roma en Rataplan): Ongeveer 330 Personeelsinzet: { Twee vaste medewerkers voor administratie en coördinatie en negen collega’s die daarbij assisteren. { @\[\i\ mXjk\ d\[\n\ib\i `j §m\iXeknffi[\c`ab¨ mffi \\e [\ik`^kXc mi`an`cc`^\ij1 q`a ZfekXZk\i\e _\e fd hun engagementen vast te leggen. Werkingsbudget: { G\ijfe\\cj`eq\k1 _Xc]k`d\]leZk`\ { N\ib`e^jYl[^\k mffi mi`an`cc`^\ij]\\jk# l`kjkXg 1 (* ''' \lif ^\¯eXeZ`\i[ [ffi [\ fgYi\e^jk mXe [\ m\jk`X`i\ 4 / ''' \lif " gifa\Zkkf\cX^\ gifm`eZ`\ 4 , ''' \lif { 8[d`e`jkiXk`\bfjk\e fm\i_\X[1 ( ,'' \lif { Verzekeringen, kledij…: 1 000 euro Contactgegevens: De Roma kantoor en ticketbalie Ellen Fransen Turnhoutsebaan 327 2140 Borgerhout tel. 03 292 97 40


37 Zorg voor een intern draagvlak van het participatiebeleid. Om het participatiebeleid alle kansen te geven is het uitermate belangrijk dat het gedragen wordt door de voltallige personeels- en vrijwilligersgroep. Niet alleen de publiekswerking maar ook de artistieke en zakelijke leiding, de programmatoren of curatoren, het technisch, administratief en onthaalpersoneel én de vrijwilligers moeten overtuigd zijn van de meerwaarde van het participatiebeleid. Randvoorwaarden hiervoor zijn een vlotte interne communicatie en vorming van het personeel. Doorbreek de vicieuze cirkel. Pas als de organisatie doordrongen is van het belang van een participatiebeleid naar kansengroepen, zullen meer diverse kandidaten zich aanbieden als vrijwilliger of bij vacatures. Het imago van de organisatie zal dan ook een nieuw en divers publiek aantrekken. Durf te experimenteren in het personeels- en vrijwilligersbeleid. Het volhouden van inspanningen over een langere periode, speelt een grote rol. Werk procesmatig. Heb oog voor het proces en niet alleen voor het eindresultaat. Dat duurt natuurlijk langer, maar het is op termijn wel doeltreffender. Resultaten van projecten op langere termijn worden opgenomen in de reguliere werking. Partners Stel samenwerkingscriteria op. Criteria om samenwerkingsverbanden aan te gaan ontbreken vaak bij organisaties. Daardoor is er een grote kans op versnippering van inspanningen en middelen. De samenwerkingspartners zijn soms niet de meest aangewezen partners. Werk niet met een te beperkte groep van intermediairs en organisaties. Laat samenwerkingsverbanden organisch groeien, eerder dan ze te laten opleggen vanuit beleidskaders. Evenwaardigheid van partners is immers een voorwaarde tot slagen. Zorg steeds voor een uitnodigende houding. Bundel krachten. Door samen te werken met intermediairs en doelgroeporganisaties, vindt u ingang bij moeilijker bereikbare kansengroepen. Een traject doorlopen met een groep of organisatie zorgt voor een interne ontwikkeling en voor de opbouw van kennis en expertise. Bovendien hebben langdurige projecten meer kans om interesse op te wekken bij deze groepen. Gun uw eigen organisatie ook de tijd voor ontwikkeling en groei en voor het opbouwen van een kansengroepenpubliek. Structurele inspanningen leveren op termijn meer op, al kunnen projectmatige inspanningen zeker nuttig zijn om dynamiek in de organisatie te brengen en nieuwe werkwijzen te onderzoeken. Samenwerken biedt een kans op inspraak van kansengroepen. Durf te experimenteren. Doorbreek voor de hand liggende samenwerkingsverbanden en ga met nieuwe partners in zee. Zo creëert u nieuwe netwerken én bereikt u een nieuwe achterban. Met vaste partners kan u een vertrouwensrelatie uitbouwen, maar het risico op overbevraging is groot. Organiseer een kennismakingsdag voor doelgroeporganisaties en intermediairs en ga regelmatig bij hen langs. Ook voor de publiekswerking en toeleiding kan u samenwerkingsverbanden aangaan. Om dit luik van hun werking uit te bouwen kunnen vooral kleine organisaties een kunsteducatieve organisatie inschakelen: zo haalt u veel expertise en een uitgebreid netwerk in huis. Samenwerkingsprojecten mogen ook mislukken, als na evaluatie maar op die ervaringen wordt voortgebouwd. Projectmatige samenwerkingsverbanden bieden dynamiek en de mogelijkheid tot testen en falen. Deze experimenten kunnen dan achteraf in de reguliere werking verankerd worden. In de hoofdstukken 7 tot en met 11 bekijken we in welke mate elke kansengroep deelneemt aan het Antwerpse cultuuraanbod. Via de marketingmix gaan we na welke drempels zij ervaren, welke behoeften zij hebben en wat er momenteel binnen de sector al gebeurt op die vlakken. We koppelen er ook specifieke aanbevelingen en goede praktijkvoorbeelden aan.


38

7. Cultuurparticipatie van kinderen en jongeren Kinderen- en jongerenparticipatie in cijfers Enkele Vlaamse gegevens Er zijn geen algemene participatiecijfers voor kinderen op Vlaams niveau. Bij de Vlaamse onderzoeken ligt de ondergrens wat leeftijd betreft immers op 14 jaar. In Vlaanderen participeren ongeveer 2 op 3 jongeren (34 jaar of jonger) minstens eenmaal per jaar aan een culturele activiteit. De cijfers voor jongeren komen overeen met de algemene participatiecijfers: 2 op 3 Vlamingen participeren minstens eenmaal per jaar aan een culturele activiteit. Er zijn belangrijke vaststellingen wanneer het over de verschillende kunstdisciplines gaat. Jongeren bezoeken vaker een bioscoop dan oudere leeftijdsgroepen (35 jaar of ouder), maar gaan minder vaak naar klassieke concerten en festivals, toneel- en dansvoorstellingen, musea en tentoonstellingen. Deze ‘leeftijdsbreuk’ kan vanuit verschillende invalshoeken worden verklaard. Enerzijds kunnen smaken veranderen naarmate men ouder wordt. Anderzijds groeien jongeren in een andere context op dan wie vroeger jong was. Het minste verschil tussen jongeren en ouderen vinden we bij niet-klassieke concerten en festivals, musicals, revues en shows. Het aanbod in deze disciplines is minder op een bepaalde leeftijd toegespitst. Voor bioscoopbezoek speelt dan weer wel een sterk leeftijdseffect. Dat jongeren vaker naar de bioscoop gaan, kan wijzen op het belang van bioscoopbezoek in de jongerencultuur en op een oriëntatie naar visuele kunstbeleving bij jongeren.16 Ook valt op dat de jongste leeftijdsgroep (14- tot 17-jarigen) drie keer minder kans heeft om kunstmusea en tentoonstellingen te bezoeken. Participatie in Antwerpen17 In Antwerpen nemen ongeveer drie op vier jongeren (-24 jaar) minstens één keer per jaar deel aan een culturele activiteit, tegenover twee op drie jongeren in Vlaanderen. Als we inzoomen op het algemene participatiegedrag van jongeren, dan stellen we vast dat zij meer in aanraking komen met cultuur dan de gemiddelde Antwerpenaar: 71 % van de -24-jarigen participeert occasioneel/af en toe, tegenover 62 % van de gemiddelde Antwerpenaars. Jongeren zijn echter iets minder frequente cultuurgebruikers (5,4 % ten opzichte van 6,5 %). 16 17

Lievens, J., Waege, H., Cultuurkijker, Cultuurparticipatie in breedbeeld, De Boeck, Antwerpen, 2005, p.70/71. Hoe komt de studiedienst tot deze grafiek? In de stadsmonitor werd gepeild naar hoe vaak de respondent tijdens de twaalf maanden vóór de enquête deelnam aan volgende kunstvormen:

{ { { { { {

9`fjZffg 9Xcc\k$ \e [Xejmffijk\cc`e^ K_\Xk\i :feZ\ik Dlj\ld & k\ekffejk\cc`e^ & ^Xc\i`a ?`jkfi`jZ_\ gcXXkj

Per kunstvorm kon de respondent antwoorden met volgende antwoordcategorieën: 1 Nooit 2 1 tot 6 keer 3 7 tot 12 keer 4 Meer dan 12 keer

Om tot de cultuurparticipatieschaal te komen, werden de scores per respondent opgeteld. Iemand die bijvoorbeeld nooit aan een enkele culkllimfid _\\]k ^\gXik`Z`g\\i[ bi`a^k [\ jZfi\ - ("("("("("( % @\dXe[ [`\ Xcc\ blejkmfid\e d\\i [Xe () b\\i g\i dXXe[ _\\]k ^\[XXe bi`a^k [\ jZfi\ )+ +"+"+"+"+"+ % ?f\ _f^\i [\ jZfi\# _f\ ]i\hl\ek\i \e&f] XXe _f\ d\\i Zlckllimfid\e d\e gXik`Z`g\\ik% @\dXe[ bXe Y`amffiY\\c[ () bi`a^\e Xcj _`a Y`a - mfid\e [\ ZXk\^fi`\ ( kfk - XXe[l`[[\ )")")")")") f] Xcj _`a Y`a ) mfid\e [\ +e categorie aanduidde en bij 4 andere ¥eff`k¦ Xeknffi[[\ +"+"("("("( % Zeer weinig = score 6-8 Occasioneel = score 9-11 Af en toe = score 12-14 Vaak = score 15-17 Zeer vaak = score 18 of hoger


39 De groep van de jongvolwassenen (25 tot 34 jaar) telt de meest bewuste cultuurgebruikers: 8,3 % participeert vaak tot zeer vaak. Over de cultuurparticipatie van kinderen beschikt Antwerpen, net zoals Vlaanderen, niet over cijfergegevens. Bij de bevraging in het kader van de stadsmonitor 2008 waarop we ons voor deze cijfers baseren, ligt de ondergrens wat leeftijd betreft op 15 jaar. Grafiek 20 : Verdeling volgens leeftijd en score op de schaal cultuurparticipatie

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. We kunnen dus stellen dat zowel jongeren als jongvolwassenen meer participeren dan de andere Antwerpenaars. Algemeen bekeken zijn dit goede participatiecijfers. Kijken we naar de verschillende kunstdisciplines dan zien we dat jongeren vooral geïnteresseerd zijn in bioscoopen bibliotheekbezoek, in iets mindere mate ook in concerten. Voor de andere kunstdisciplines zijn er geen of slechts minimale verschillen met de andere Antwerpenaars. Grafiek 21: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bioscoopbezoek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


40 19,5 % van de Antwerpse jongeren gaat vaak tot zeer vaak naar de bioscoop. Dat is dubbel zoveel als de gemiddelde Antwerpenaar (9,6 %). Net geen 10 % van de jongeren gaat nooit naar de film, tegenover 37,2 % van de Antwerpenaars. Net zoals in Vlaanderen, gaan ook Antwerpse jongeren vaker naar de bioscoop dan oudere leeftijdsgroepen. Bij de jongvolwassenen zien we dezelfde tendens, alleen iets minder uitgesproken. Grafiek 22: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek ballet- of dansvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 23: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek toneelvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Voor dans- en toneelvoorstellingen komen de participatiecijfers van jongeren en jongvolwassenen grotendeels overeen met die van de andere Antwerpenaars. 75,3 % van de jongeren en 72,4 % van de jongvolwassenen gaat nooit naar een dans- of balletvoorstelling, tegenover 75,2 % van de andere Antwerpenaars.


41 Wat toneelvoorstellingen betreft gaat 47,1 % van de jongeren en 55,2 % van de jongvolwassenen nooit, tegenover 51,9 % van de andere Antwerpenaars. Grafiek 24: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek concert (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Concerten zijn iets populairder bij jongeren en jongvolwassenen dan bij de andere Antwerpenaars. Het verschil situeert zich vooral bij de groep die 1 tot 6 keer per jaar een concert meepikt. Bij de groep die vaak (7 tot 12 keer per jaar) tot heel vaak (meer dan 12 keer per jaar) naar concerten gaat, is er weinig verschil tussen jongeren en jongvolwassenen enerzijds en andere Antwerpenaars anderzijds. Grafiek 25: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek museum, tentoonstelling of galerij (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


42 Grafiek 26: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek historische plaats (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.

!

Ook het museumbezoek en het bezoek aan historische plaatsen door jongeren en jongvolwassenen komt grotendeels overeen met dat van de andere Antwerpenaars. Bij jongeren en jongvolwassenen is er wel een iets grotere groep dan bij de andere Antwerpenaars die af en toe naar een museum of historische plaats gaat. Een iets kleinere groep ten opzichte van de andere Antwerpenaars bezoekt dan weer vaak tot heel vaak musea. Grafiek 27: Verdeling volgens leeftijd en frequentie bezoek bibliotheek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Bij de bibliotheken is er wel een duidelijk verschil. Jongeren en jongvolwassenen gaan vaker naar de bibliotheek dan de andere Antwerpenaars. Waar 47,7 % van de Antwerpenaars nooit naar de bibliotheek gaat, blijkt dit bij jongeren slechts 26,8 % te zijn. Bij jongvolwassenen loopt dit op tot 38,9 %. Hoe ouder men is, hoe minder men naar de bibliotheek gaat. 32,5 % van de jongeren en 27,4 % van de jongvolwassenen komt vaak tot heel vaak in de bibliotheek. Bij de andere Antwerpenaars is dit slechts 22,4 %.


43

Inspanningen van de sector In het onderzoek naar de inspanningen van de sector hebben we een onderscheid gemaakt tussen de inspanningen voor kinderen (0 tot 12 jaar), jongeren (12 tot 18 jaar) en jongvolwassenen (18 tot 26 jaar).18 Grafiek 28 : aandeel organisaties dat inspanningen levert per kansengroep Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

70 60

57,4 57,4 52,1

50

45,7 40,4

Percentage

40

43,6 42,6

43,6

42,6

36,2

30

25,5 26,6

28,7 25,5

20 10 0 Kinderen

Jongeren

Jongvolwassenen

Senioren

Personen met een handycap

Mensen in kansarmoede

Mensen van diverse etnisch­ culturele origine

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. In grafiek 28 zien we dat veel instellingen inzetten op kinderen en jongeren. Zo’n 60 % doet inspanningen voor kinderen. Er is geen verschil tussen structurele en projectmatige inspanningen. Ongeveer 50 % doet projectmatige inspanningen voor jongeren (12 tot 18 jaar) en zo’n 45 % doet structurele inspanningen. Dit valt te verklaren door het belang dat vele organisaties en instellingen hechten aan cultuureducatie op jonge leeftijd - want jong geleerd is oud gedaan. Maar het heeft ook praktische redenen: kinderen en jongeren zijn makkelijk - en in al hun diversiteit - te bereiken via scholen en leerkrachten. Wat jongvolwassenen (18 tot 26 jaar) betreft, doet zo’n 40 % projectmatige inspanningen. Zo’n 35 % doet structurele inspanningen. Hierbij merken we op dat deze grafiek informatie geeft over hoeveel organisaties en instellingen inspanningen leveren voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen, maar niet over het aantal inspanningen noch over hun kwaliteit en doeltreffendheid.

18

Deze begrenzingen komen dus niet overeen met die uit de stadsmonitor: daar zijn jongeren 15- tot 24-jarigen en jongvolwassenen 25- tot 34-jarigen. We hebben deze begrenzingen gebruikt omdat het binnen de culturele sector veelvoorkomende omschrijvingen zijn, die ook voor het cultureel jaarboek worden gebruikt.


44 In wat volgt gaan we dieper in op de inspanningen van de verschillende types cultuurhuizen per leeftijdsgroep. Inspanningen voor kinderen (- 12 jaar) Grafiek 29: inspanningen voor kinderen per sector Projectmatige inspanningen

Structurele inspanningen 100

91,3 87,0

90 80

70,0

Percentage

70

70,0

68,8 62,5 57,4

60

57,4

50 40

30,3

30,3

30 20 10 0 bibliotheek (N=23)

cultuur­ en musea en podia en ontmoetingscentra erfgoedinstellingen gezelschappen (N=33) (N=10) (N=16)

Totaal (N=94)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. Bij de inspanningen voor kinderen per sector, blijkt dat bibliotheken het meeste doen. Ook de meerderheid van de musea en cultuur- en ontmoetingscentra levert inspanningen. Bij de podia en gezelschappen doet slechts 1 op 3 extra inspanningen voor kinderen. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het feit dat veel podia en gezelschappen geen aanbod voor kinderen hebben. Ook hier vermelden we dat deze cijfers niets zeggen over het aantal inspanningen of hun effect. Inspanningen voor jongeren (12 tot 18 jaar) Grafiek 30: inspanningen voor jongeren per sector Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

90 80,0

80 69,6

70 Percentage

60

56,5

56,3 50,0

50

52,1

50,0 45,7

40

36,4

33,3

30 20 10 0

bibliotheek (N=23)

musea en cultuur­ en ontmoetingscentra erfgoedinstellingen (N=10) (N=16)

podia en gezelschappen (N=33)

Totaal (N=94)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009.


45 Wat de inspanningen voor jongeren per sector betreft, zien we dat opnieuw vooral bibliotheken, cultuur- en ontmoetingscentra en musea en erfgoedinstellingen inspanningen doen. Er worden meer projectmatige dan structurele inspanningen geleverd. Ook voor deze cijfers geldt dat ze zeggen niets zeggen over het aantal inspanningen of hun effect. Inspanningen voor jongvolwassenen (18 tot 26 jaar) Grafiek 31: inspanningen voor jongvolwassenen per sector

Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

80 68,8

70 60,0

Percentage

60

62,5

50 40,4

39,4

40

36,4

36,2

podia en gezelschappen (N=33)

Totaal (N=94)

30,0

30

26,1

20 10 0

8,7

bibliotheek (N=23)

cultuur­ en ontmoetingscentra (N=10)

musea en erfgoedinstellingen (N=16)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. Vooral musea leveren inspanningen voor jongvolwassenen. Ook een groot deel van de cultuur- en ontmoetingscentra geeft aan inspanningen te doen, vooral projectmatig. Bij deze groep haken de bibliotheken af. Ook hier geldt dat deze cijfers niets zeggen over het aantal inspanningen of hun effect. Hieronder zoomen we in op een aantal facetten van het participatiebeleid en bekijken we welke inspanningen er binnen elk domein geleverd worden op het vlak van plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners. Plaats Bereikbaarheid. Voor jongeren is openbaar vervoer, naast de fiets, een belangrijk transportmiddel. Bijna alle organisaties en instellingen met een vaste locatie geven aan gemakkelijk bereikbaar te zijn met het openbaar vervoer. Ze communiceren over hun ligging en bereikbaarheid. Informatie over het openbaar vervoer zelf, programmering afstemmen op de uurregeling van het openbaar vervoer of de duur van de voorstelling vermelden, gebeurt slechts beperkt. Nochtans hebben jongeren deze informatie vaak nodig om te weten of ze zelfstandig weer thuis geraken. Gezinnen met (kleine) kinderen hebben bij uitstappen vaak heel wat spullen bij (kinderwagen, verzorgingsspullen). Daarom geven ze er soms de voorkeur aan met de auto naar een culturele activiteit te komen. Parkeerruimte vlakbij de locatie is dan handig. Fysieke toegankelijkheid van het gebouw. Slechts 40 % van de locaties heeft aanpassingen gedaan wat toegankelijkheid betreft: lift, brede doorgangen ... Dit is noodzakelijk voor personen met een fysieke beperking, maar het is ook handig voor anderen, zoals ouders met een kinderwagen.


46 Aanpassingen aan het gebouw. Sfeer en design van een gebouw zijn heel belangrijk voor kinderen en jongeren. Wanneer het gebouw er niet uitnodigend uitziet voor hen, blijven ze weg. Op locatie werken kan een minder formele context creëren die uitnodigend is voor kinderen en jongeren, mits voldoende inspanningen worden gedaan om hen te informeren en te interesseren. Imago en mentale toegankelijkheid van het gebouw. Culturele instellingen hebben vaak een hoge drempel (‘kunsttempel’). Sommige organisaties proberen dit te veranderen door delen gratis toegankelijk te maken. Anderen organiseren evenementen die door hun laagdrempeligheid een nieuw publiek trekken (zoals Kunst om 8 en De Nachten) of organiseren rondleidingen in het gebouw, eventueel gecombineerd met een voorstelling. Anderzijds laat een uitgesproken architectuur de instelling opvallen en prikkelt ze de nieuwsgierigheid, ook bij jongeren en kinderen. Quote “Het kan ook juist spannend zijn om zo’n gebouw eens binnen te gaan. Dat merken we bijvoorbeeld bij De Nachten, daar komen massaal jongeren op af, ook al is de inhoud niet zo gemakkelijk. Dan zie je wel dat mensen zo’n gebouw exploreren op een avond. We zetten dan ook alles in het werk opdat ze dat zouden kunnen doen.” (J. Aerts, deSingel)

De manier waarop het personeel kinderen en jongeren ontvangt, kan eveneens een drempel vormen. Ook wie hen onthaalt speelt een rol. Verankering in de buurt is vaak nog zeer beperkt, al zijn organisaties hier steeds bewuster mee bezig. De cultuurcentra zijn heel actief op dit vlak. Ze overleggen met partners in de buurt en zetten samen projecten op zoals Cultuurstraten19 of Bloc-Blok20 op Linkeroever. Een aanbod dat verankerd is in de buurt is een ideale opstap: thuis, op school en in de buurt vertoeven kinderen en jongeren het vaakst. Prijs Om financiële drempels weg te werken, bestaan er talloze reductietarieven. Zo zijn een groot deel van de instellingen gratis voor kinderen en jongeren. Scholen kunnen gratis of tegen voordeeltarief deelnemen aan het aanbod. Binnen deze kortingstarieven is er sprake van wildgroei: er is geen eenvormig systeem, zelfs niet tussen de stedelijke instellingen (bib, cc’s, musea). Tot welke leeftijd iemand kind, adolescent of jongere is, wordt op zeer verschillende manieren afgebakend. Samenwerking met doelgroeppartners is frequent, omdat prijszetting alleen niet tot de beoogde participatie leidt. Toeleidingsactiviteiten en specifieke communicatie zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven (zie ook ‘cultuurparticipatie van mensen in (kans)armoede’). Een op vijf organisaties communiceert niet over haar prijsbeleid. Voor ouders in armoede is een te hoge prijs een belangrijke drempel om hun kinderen aan cultuur te laten participeren. Communicatie over de prijzen kan bovendien het vooroordeel wegnemen dat cultuur duur is. Bij het merendeel van de organisaties zijn bijkomende diensten, zoals vestiaire, toilet, programmabrochure en audiogids gratis. Zelfs rondleidingen met gids zijn bij de helft van de organisaties kosteloos. Communicatie hierover is zinvol, zeker voor ouders in armoede. Het reservatie- en verkoopbeleid van tickets kan voor sommige ouders, jongeren en jongvolwassenen een drempel vormen. Niet iedereen heeft een kredietkaart om tickets via het web aan te kopen en sommigen willen graag hulp bij het uitkiezen van een voorstelling.

19

Cultuurstraten is een project van Opsinjoren, in samenwerking met de Antwerpse cultuurcentra en districten. Een Cultuurstraat is een straatfeest voor en van buren, die samen met het cultuurcentrum voor een culturele invulling zorgen: straattheater, muziek, dans of een act.

20

Bloc-Blok is een sociaal-artistiek project in de Europarkwijk op Linkeroever. Villanella, Laika, cc Link, district Antwerpen en buurtpartners combineren er een creatief buurtfeest met een voorstelling over jongeren in de voorstad.


47 Product Hier komen zowel het (artistieke) kernproduct als de publiekswerking of toeleiding aan bod. Het kernproduct is het artistieke, culturele product waar de bezoeker in essentie voor komt. Bij een bibliotheek is dat de collectie, bij een museum een tentoonstelling, in een theater de voorstelling. Publiekswerking of toeleiding heeft verschillende vormen: lezingen, rondleidingen, educatieve workshops… Kinderen In het artistieke aanbod is de meest voorkomende inspanning voor kinderen een specifieke programmering door eigen medewerkers en een dagprogrammering. Daarnaast komen ook een programmering in samenwerking met doelgroeporganisaties en inspanningen om het aanbod begrijpelijk te maken (onder andere op vlak van taal) veel voor. Vooral bibliotheken, cultuur- en ontmoetingscentra en musea doen extra inspanningen voor kinderen. Zo zijn er de boekenhoeken in de stedelijke kribbes, de bibbus en de zomerschool van bib Permeke en een programmering voor kinderen in de meeste cultuurcentra. Toeleiding en publiekswerking gebeurt vooral via workshops, rondleidingen en cursussen. Er zijn ook samenwerkingen met doelgroeporganisaties en intermediairs. Zo werken de cultuurcentra samen met scholen, jongerencentra, jeugdconsulenten en KIDS (professioneel jeugdwerk voor minder en minst kansrijke kinderen). De musea organiseren workshops voor kinderen tijdens de vakanties. De meeste hebben ook een speciaal verjaardagsfeestjesXXeYf[ ife[c\`[`e^" nfibj_fg mffi b`e[\i\e \e \i nfi[k mfcfg jXd\e^\n\ibk d\k jZ_fc\e \e c\\ibiXZ_k\e% Zowel het deelnemen aan het artistieke aanbod en de toeleidingsactiviteiten als het opzetten van samenwerkingsverbanden vindt vaak in een schoolse context plaats. Het voordeel hiervan is dat een heel diverse groep kinderen wordt bereikt. Nadeel is dan weer dat de kinderen de activiteiten vaak als een saai verplicht nummer ervaren. Daarom is het belangrijk dat kinderen ook in hun vrije tijd aan cultuur deelnemen. Om dat te bereiken, moeten de ouders worden overtuigd, maar ook de intermediairs van organisaties waar kinderen hun vrije tijd doorbrengen spelen een belangrijke rol. Quote “We merken nu al dat het vanaf tien jaar moeilijker wordt om het publiek aan te trekken. Het is belangrijk om leerkrachten én familieleden te enthousiasmeren. Zij moeten de liefde voor theater stimuleren en overbrengen. Ze zijn daar samen met de acteurs op het toneel verantwoordelijk voor. Het is heel belangrijk om een prettige ervaring te creëren. Alleen zo kan je cultuurparticipanten voor de toekomst creëren.” B. Wyckmans, HETPALEIS.

Cultuurparticipatie op jonge leeftijd is van belang voor cultuureducatie en het verwerven van culturele competenties. Dit is extra belangrijk voor kinderen van ouders in (kans)armoede. Hun ouders participeren vaak zelf niet aan cultuur, missen de nodige cultuurcompetenties en stimuleren op hun beurt hun kinderen niet om aan cultuur te participeren. Samenwerkingen met lagere scholen laten toe ook deze kinderen te bereiken. Jongeren Voor jongeren werkt het artistieke aanbod vooral met een specifieke programmering. Het opstellen van de programmering gebeurt zowel door eigen medewerkers als samen met de doelgroep. Ook een dagprogrammering komt heel vaak voor. Andere inspanningen zijn een programmering in samenwerking met intermediairs, inspanningen rond begrijpelijkheid en het opzetten van een sociaal-artistieke werking. Ook hier zijn het vooral bibliotheken, cultuur- en ontmoetingscentra en musea en erfgoedinstellingen die de meeste inspanningen doen. Zo werken het Red Star Line museum, het MAS (het MAS in jonge handen) en in 2010 ook het Letterenhuis met jongeren samen voor het uitproberen of de samenstelling van het aanbod. Een goed voorbeeld van een sociaal-artistieke werking is het ‘Helden’-project . ‘Helden’ is een intensieve tweejarige samenwerking tussen HETPALEIS en het Leonardo Lyceum in Antwerpen, een school met een grote instroom van anderstalige nieuwkomers. Tijdens de lesuren werd een jaar lang ook dramales gegeven. Vijftien jongeren hebben een voorstelling gemaakt. In het tweede jaar wil HETPALEIS op vrijwillige basis met een aantal van de jongeren doorgaan. Het Leonardo Lyceum betaalt ervoor, maar de scholieren moeten het wel in hun vrije tijd doen.


48 Toeleiding en publiekswerking gebeurt vooral met workshops, cursussen, rondleidingen en activiteiten in samenwerking met doelgroeporganisaties en intermediairs. Doelgroeporganisaties en intermediairs komen ook hier vaak uit de schoolse en minder uit de vrijetijdscontext van jongeren. Peers21 worden bijna niet ingezet. Deze methodiek heeft nochtans al zijn effect op jongeren bewezen, ook op andere domeinen. Jongvolwassenen De meest voorkomende inspanningen in het artistieke aanbod voor jongvolwassenen zijn een specifieke programmering door eigen medewerkers, een programmering samen met de doelgroep en een sociaal-artistieke werking. Voor de publiekswerking en toeleidingsactiviteiten, zet men vooral in op specifieke toeleiding (workshops, rondleidingen, cursussen) en toeleiding in samenwerking met doelgroeporganisaties en intermediairs. Waarschijnlijk gaat het hier vooral over universiteiten en hogescholen. Veel jongvolwassenen studeren echter niet verder, werken al of zijn werkloos. Voor hen moeten andere toeleidingsactiviteiten worden ontwikkeld, in samenwerking met andere organisaties en intermediairs. Promotie Van de organisaties die inspanningen leveren om kinderen te bereiken, zet 48,5 % specifieke communicatiekanalen in. Zo’n 50 % doet inspanningen op vlak van vormgeving en iets meer dan 50 % op vlak van taal. De anderen rekenen op hun gewone, algemene communicatie om hen toe te leiden. In hun algemene communicatie maken de meeste organisaties gebruik van een website, flyers en affiches. Dit zijn echter communicatiekanalen die kansengroepen minder gebruiken. Een aantal ouders wordt er dus niet door bereikt. Jongeren daarentegen wel vaker. Tip Eén van de kanalen om een heel diverse groep Antwerpse jongeren te bereiken blijkt Radio Stad (107.8 FM) te zijn. Meer info over dit radiostation vindt u op www.radiostad.org.

70 % van alle organisaties - niet alleen de organisaties die inspanningen voor kinderen leveren - maakt in haar algemene communicatie gebruik van mond-tot-mondreclame22. Dit kan nog verbeteren door het bewust inschakelen van intermediairs, sleutelfiguren en peers. Bepaalde organisaties zijn zich bewust van het belang van persoonlijk contact bij communicatie naar kansengroepen. Nieuwe media worden al door de helft van de organisaties ingezet23, maar sms bijvoorbeeld nog maar door 2 % van hen. Peers, vertegenwoordigers uit de doelgroepen die zelf een bemiddelende rol kunnen spelen, worden zeer beperkt ingezet. Dit kan een aantrekkelijke rol voor jonge vrijwilligers zijn. Intermediairs (35 %) en doelgroeporganisaties (44 %) worden iets vaker betrokken bij communicatie.

Een peer kan omschreven worden als een leefstijlgenoot. Een peer deelt een aantal eigenschappen (bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, etniciteit, cultuur, subcultuur of woonplaats) met andere peers, heeft gelijkaardige ervaringen (bijvoorbeeld druggerelateerde ervaringen, levensstijl of scholing) en behoort tot eenzelfde groep. 22 Over het aandeel van deze mond-tot-mondcommunicatie binnen het totale communicatiepakket zijn geen gegevens beschikbaar. 23 Facebook en Netlog kunnen als een soort van digitale mond-tot-mondreclame beschouwd worden. Zeker voor tieners en jongeren kan dit goed werken. 21


49 Er wordt niet altijd nagedacht over het imago van de algemene communicatie. Die bepaalt echter ook hoe kansengroepen naar de organisatie kijken en of ze het gevoel hebben dat deze organisatie al dan niet iets voor hen is24. Ondanks inspanningen om prijzen zo laag mogelijk te houden, blijft cultuur het imago hebben duur te zijn. In de communicatie wordt er weinig aandacht aan besteed, zoals het duidelijk communiceren van ticketprijzen. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Personeelsbeleid Veel organisaties en instellingen maken nog te weinig werk van een divers personeels-, vrijwilligers- en stagebeleid. Zowel bij de rekrutering als de vorming rond brede diversiteit worden slechts beperkte stappen gezet. Het nut van zo’n vorming wordt zelfs geregeld in vraag gesteld. Baliepersoneel en suppoosten krijgen wel vorming rond klantvriendelijkheid. Heel wat scholen hebben een heel diverse populatie. Een breed en divers personeels- en vrijwilligersbestand kan de participatie van deze kinderen en jongeren positief beïnvloeden, door identificatie met personeel, vrijwilligers en organisatie. In de diepte-interviews deelde niet iedereen deze redenering. Sommigen erkenden die invloed wel. Quote “Wat ik vooral belangrijk vind, is dat het personeel dat in contact komt met ons publiek divers is. Onder suppoosten, baliepersoneel en bewakers hebben we wel een meer divers personeelsbestand. Als er een Algerijnse suppoost is, dan denken een aantal kinderen toch: ‘Oh ja, dat is er een van ons’. Dat geeft een vertrouwd gevoel.” B. Wyckmans, HETPALEIS. Vrijwilligerswerking 77 % van de organisaties werkt met vrijwilligers. Geen enkele organisatie heeft kinderen als vrijwilligers, ongeveer 10 % van de organisaties werkt met jongeren als vrijwilliger. Het is niet bekend over hoeveel jongeren het gaat. Het aantal organisaties dat zelf actief inspanningen levert om jongeren als vrijwilliger te rekruteren is heel beperkt (5 %). Jongvolwassenen blijken vaak vrijwilligerswerk binnen de culturele sector te doen. Ongeveer de helft van de organisaties met een vrijwilligerswerking zegt dat jongvolwassenen deel uitmaken van hun vrijwilligersploeg. Maar ook hier geeft slechts één op vijf aan extra inspanningen te leveren voor rekrutering. Vaak zijn deze vrijwilligerswerkingen een ad hoc gebeuren. Een professionele vrijwilligerswerking met een gestructureerd en divers vrijwilligersbeleid en een visie over de rol van vrijwilligers in de organisatie ontbreekt. Misschien daardoor is het vrijwilligerswerk vaak louter uitvoerend, zonder inspraak in of betrokkenheid bij de organisatie en het aanbod. Dat die inspraak niet voor het hele aanbod hoeft te gelden, zien we bij TRIX TRAX. Elke derde donderdag van de maand organiseert het TRIX TRAX-team, dat uit vrijwilligers bestaat, een zelf samengestelde concertavond in de bar van muziekcentrum TRIX. Er is onlangs ook een TRIX TRAX festival bijgekomen. Wellicht zorgt het ontbreken van een professioneel vrijwilligersbeleid ook voor het gebrek aan diversiteit binnen de vrijwilligerswerkingen. Partners Voor kinderen en jongeren werkt men vaak samen met scholen. Samenwerking met partners uit de vrijetijdssfeer is nog beperkt (professioneel jeugdwerk zoals KIDS, naschoolse opvang, speelpleinwerkingen).

24

HETPALEIS geeft aan dat bij een onderzoek bij non-participanten veel mensen niet werden aangetrokken door hun reclamebeeld, omdat zij de artistieke affiches van HETPALEIS met ‘duur’ associeerden. (Dit komt ook aan bod in de diepte-interviews met de doelgroepleden over musea.) De meer commerciële affiches van de Stadsschouwburg, voor een voorstelling van 25 euro, spraken non-participanten wel aan. Door dit onderzoek gebruikt HETPALEIS voortaan steeds figuratieve afbeeldingen in haar affiches.


50 Het valt op dat er veel samenwerkingsverbanden worden aangegaan met doelgroeporganisaties en professionele intermediairs, maar weinig met de doelgroepleden zelf. De samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een eerste stap in de richting van een meer vraaggestuurde werking. Organisaties geven aan dat het makkelijker en efficiënter is om met professionele organisaties samen te werken dan met individuele personen uit de kansengroepen. De inspraak is natuurlijk wel beperkter in dat geval.

Aanbevelingen Kinderen, jongeren en jongvolwassenen participeren minder aan sommige disciplines dan aan andere. Bij deze beperktere participatie spelen een aantal drempels en verzuchtingen mee. Op basis van bovenstaande analyses en literatuuronderzoek formuleren we in dit deel aanbevelingen. We reiken ook goede praktijkvoorbeelden aan voor professionele cultuuraanbieders. De aanbevelingen gaan over de zes items die ook de rode draad in de vorige hoofdstukken vormden: plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners. Plaats Voorzie in een stevige fietsenstalling. Experimenteer met openings- en aanvangsuren. Veel jonge gezinnen hebben tijdsgebrek. Ga op zoek naar momenten die het best aansluiten bij hun vrije tijd, zoals vlak na school of op zondag. Stem het cultuurhuis af op het ontvangen van (kleine) kinderen en jongeren. Wil u ook kleine kinderen ontvangen, plaats dan een luiertafel bij de sanitaire voorzieningen en een bergplaats bij de ingang. Zorg ervoor dat het gebouw toegankelijk is voor kinderwagens (lift, brede doorgangen). Gebruik pictogrammen. Kinderen zijn tuk op locaties vol fantasie. Investeer in een zinnenprikkelende aankleding. In het boek XS. Over kinderen, cultuur en communicatie vindt u op p. 73 een lijst met praktische zaken die van het gebouw een kindvriendelijke locatie maken.25 Jongeren willen in een gebouw kunnen rondhangen: creëer hang- en ontmoetingsplaatsen. Geef jongeren (en kinderen) inspraak in de inrichting en aankleding van de locatie. Laat hen eraan meewerken. Allochtone meisjes hebben vaak de toelating van hun ouders nodig om ergens heen te gaan. Culturele instellingen zoals de bibliotheken blijken vertrouwenswekkende plekken te zijn waar ze makkelijker toelating voor krijgen. Benut die voorsprongpositie. Prijs Werk zo veel mogelijk samen met doelgroeppartners. Scholen zijn niet de enige doelgroeporganisaties voor kinderen en jongeren, ook professioneel en vrijwillig jeugdwerk, speelpleinwerkingen en naschoolse opvang zouden automatisch van dezelfde tarieven moeten kunnen genieten. Stel aantrekkelijke gezinsabonnementen samen. Gezinnen met kinderen zijn noodgedwongen planners en geen last minute beslissers. Abonnementen zijn een troef om hen aan cultuur te laten participeren. Het ideale gezinsabonnement bevat een goede mix van een ‘gegarandeerd succes aanbod’ en een ‘leren kennen aanbod’. Registreer bij reservaties de geboortedag van kinderen en jongeren. Een cadeautje, zoals een gratis voorstelling voor hun verjaardag, vinden ze geweldig. Product Versterk je vraaggestuurde werking. Beperk het overleg met doelgroeppartners en intermediairs niet tot scholen en leerkrachten. Denk ook aan jeugdwerkorganisaties, naschoolse kinderopvang en speelpleinwerkingen.

25

F. Devos, E. Asselman, G. Mast, XS. Over kinderen, cultuur en communicatie, CultuurNet Vlaanderen, Brussel, 2007.


51 Zet in op receptieve werking.

Goed praktijkvoorbeeld: Let’s Go Urban © Elf’s and Angels

Let’s Go Urban is een project van de stedelijke jeugddienst. Artiesten uit de hiphopscene geven workshops in drie Antwerpse jeugdcentra: TRIX, Vizit en Kavka. Uniek is het allround-systeem. De deelnemers schuiven telkens door en krijgen zo een basis in alle disciplines: streetdance, breakdance, hype, poppin, locking, new jack en new style. Ook choreografie en de geschiedenis van hiphop staan op het programma. TRIX beheert het werkbudget (van het kabinet Jeugd), onder leiding van coördinator Sihame El Kaouakibi. Het muziekcentrum zorgt ook voor de werkplek: kantoorruimte, maar ook repetitieruimten voor workshops en voor andere jongerenactiviteiten. In de praktijk is TRIX ook raadgever en ondersteunende partner in de uitvoering, omdat de bezieler van het project geen eigen vzw of team heeft. Let’s Go Urban is mee opgenomen in de algemene communicatie van TRIX. Daarnaast voeren zij ook zelf campagne, op eigen kosten. Vanaf 2010 wordt de werking van Let’s Go Urban in de TRIX-werking geïntegreerd. Bedoeling is dat jongeren doorstromen naar de TRIX-vrijwilligerswerking, zelf ook lesgevers of organisatoren van Let’s Go Urban worden en een nieuwe groep deelnemers aantrekken. Er worden ook gezamenlijke projecten opgezet, zoals een 1-jaarviering van Let’s Go Urban en een hiphopproject. Kortom, Let’s Go Urban is een bevoorrechte partner van TRIX als het op hiphop en jongeren aankomt. TRIX is de werkplek en thuishaven van Let’s Go Urban in Antwerpen.

Aanbod: { @\[\i\ n\\b q\j kiX`e`e^\e&nfibj_fgj% @e kfkXXc n\i[\e Xc (-/ nfibj_fgj ^\fi^Xe`j\\i[% { @\[\i\ dXXe[ \ok\ie\ XZk`m`k\`k\e1 Zlckli\c\ mffijk\cc`e^\e# Z`e\dX# \k\eka\# [Xejn\\b\e[% Aantal deelnemers: { <i nXi\e , )'' afe^\i\e fg [\ (-/ nfibj_fgj% { <i `j \\e mXjk\ b\ie mXe +' afe^\i\e [`\ fg `\[\i\ cfZXk`\ XXen\q`^ `j% >\\e mXe [`\ afe^\i\e b\e[\ TRIX, Vizit of Kavka voorheen. Personeelsinzet: { ( _Xc]k`a[j\ ZfÜi[`eXkfi \e Z_fi\f^iX]\ Vrijwilligers: { (/ c\[\e mXe C\k¨j >f LiYXe q`kk\e `e [\ IXX[25a en helpen vrijwillig met de activiteiten. Werkingsbudget: { . )*0 \lif mXe bXY`e\k A\l^[ Contactgegevens: Sihame El Kaouakibi Coördinator Let’s Go Urban Noordersingel 28 2140 Borgerhout tel. 0485 43 53 17

25a De LGU-raad is een vertegenwoordiging van de leden. 18 jongeren boven de 16 jaar hebben zich opgegeven om de grote groep te vertegenwoordigen. De raad komt maandelijks bijeen: de coördinator houdt hen dan op de hoogte van de plannen, de vorderingen en eventuele valkuilen. De jongeren denken ook mee. De ideeën uit de grote groep worden hier voorgesteld.


52 Promotie Communiceer actief. Actieve communicatiemanieren, zoals persoonlijke voorlichting, hebben een sterk wervende kracht. Zo is mond-tot-mondreclame een belangrijke en vaak onderschatte manier van communicatie. U kan hiervoor bewust sleutelfiguren inzetten: leerkrachten, maar ook jeugdwerkers, medewerkers van naschoolse opvang, speelpleinbegeleiders, animatoren, straathoekwerkers en sociale werkers. Zet ook (kinderen en) jongeren zelf in als ambassadeurs van je organisatie, instelling. Ze beschikken over een adressenbestand en een mailinglijst die ze graag zullen willen inzetten ter promotie van een instelling of organisatie die zij zelf “cool” vinden. Nieuwe media toepassingen bieden aanvullende mogelijkheden zoals ‘digitale mond-tot-mondreclame’. Dit is vooral belangrijk voor naambekendheid, de stap van de virtuele wereld naar actieve participatie is niet makkelijk. Maak voor (kleine) kinderen gebruik van pictogrammen, zeker voor de communicatie binnenshuis. Sluit aan bij de beeldtaal van jongeren, niet bij hun woordgebruik. Dat laatste zullen ze als fake ervaren. Leg er binnen je communicatie de nadruk op dat cultuur vooral tot het domein van de vrije tijd behoort en niet (enkel) tot het domein van de verplichte schooltijd. Durf innoveren. Durf ook in de communicatie het accent leggen op dingen die minder met het kernproduct te maken hebben, maar wel belangrijk zijn bij het motiveren van kinderen en jongeren, zoals ontspanning, ontmoeting en feest. Zo kan een reportersploeg uit het vrijwilligersteam op de website verslag uitbrengen van het reilen en zeilen in de organisatie. Bespeel het exclusiviteitsgevoel. Zorg ervoor dat kinderen en jongeren zich speciaal voelen. Stuur hen een brief op naam. Laat jarigen gratis binnen. Verzin een exclusief evenement voor jongeren uit Borgerhout……. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Durf experimenteren in het vrijwilligers- en personeelsbeleid, bijvoorbeeld met de manier waarop kinderen worden ontvangen en door wie. Laat kinderen eens ontvangen door oudere kinderen die als ambassadeur van de instelling optreden. Partners Bundel krachten. Kinderen en jongeren in een vrijetijdscontext bereiken is niet altijd gemakkelijk. Binnen die context zijn kinderen en jongeren in armoede of van diverse etnisch-culturele orgine nog moeilijker te bereiken. Samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een goede manier om ook bij hen ingang te vinden. Durf te experimenteren. Doorbreek voor de hand liggende samenwerkingsverbanden en ga met nieuwe partners in zee. Voor kinderen wordt heel makkelijk met scholen en leerkrachten samengewerkt. Stap ook eens naar KIDS, vrijwilligersjeugdwerk, naschoolse kinderopvang of speelpleinwerkingen. Organiseer een kennismakingsdag voor andere doelgroeporganisaties en intermediairs dan scholen en leerkrachten. Ga regelmatig bij hen langs. Ga ook voor de publiekswerking en toeleiding samenwerkingsverbanden aan. Om dit luik van hun werking uit te bouwen kunnen vooral kleine organisaties een kunsteducatieve organisatie inschakelen: zo haalt u veel expertise en een uitgebreid netwerk in huis.


Goed praktijkvoorbeeld : De samenwerking tussen AMUZ en De Veerman © De Veerman Kinderen en klassieke muziek gaan wel degelijk samen, dat tonen de coproducties van kunsteducatieve organisatie De Veerman en concertorganisatie AMUZ aan. Sinds 2007 werken ze samen om de wereld van de klassieke muziek en de leefwereld van kinderen op frisse manieren met elkaar in contact te brengen. Bij heel wat projecten worden professionele muzikanten betrokken. AMUZ en De Veerman organiseren een open 25b aanbod voor kinderen van 6 tot 12 jaar, zowel in schoolverband, als in hun vrije tijd.

Er zijn drie projecten: { §Help, er zitten kids in de concertzaal!’ Muzikale workshops op zondag voor kinderen van 7 tot 12 jaar. Terwijl ouders het concert kunnen bijwonen, is er een actieve muzikale workshop die aansluit bij het concert. Bovendien hebben ze een ‘meet and greet’ met de muzikanten en pikken ze een stuk van het concert mee met de volwassenen! { §Interactieve ontdekkingstocht van AMUZ’ voor 7- tot 9-jarigen De geschiedenis, de architectuur, de muziek en de beeldende kunst in AMUZ (de voormalige Sint-Augustinuskerk) zijn ook interessant voor de kleinsten. Het verhaal dat Joke van Leeuwen hiervoor schreef vormt de rode draad van deze interactieve rondleiding vol verhalen en doe-opdrachten. { ‘Kinderen worden als componisten geboren’ Een projectweek voor leerlingen van de derde graad lager onderwijs. Kinderen krijgen muzikale input van professionele muziekensembles en gaan zelf als componist aan de slag in workshops. Tijdens een toonmoment voor de rest van de school, de ouders en geïnteresseerden presenteren ze hun composities. Het aanbod staat open voor alle kinderen en scholen. De Zuidschool, SIBLO De Leydraad, Sint-Jozef, De Brug, De Horizon, Sint-Eligius, De Wereldschool, De Zuiderdokken, SB Prinsstraat en De Witte Merel zijn enkele scholen die al deelnamen. AMUZ en De Veerman hebben ook het culturele peterschap van De Arthurschool uit Borgerhout op zich genomen. Leerlingen komen meermaals voor muzikale activiteiten op bezoek in AMUZ en leren het cultuurhuis en zijn muziek kennen. De Veerman coacht de leerkrachten om eigen activiteiten rond muziek in de klas te starten. De educatieve werking voor kinderen wordt ook gecommuniceerd aan het vaste - meestel oudere concertpubliek van AMUZ: videoreportages van de kinderprojectweek rond componeren worden in de foyer van AMUZ getoond en tijdens de zondagnamiddagconcerten maken de kinderen deel uit van het publiek. Aanbod 2008 { B`e[\i\e nfi[\e Xcj Zfdgfe`jk\e ^\Yfi\e1 ) b\\i { ?\cg \i q`kk\e b`[j `e [\ ZfeZ\ikqXXc1 + b\\i `e aXelXi`$dXXik )''/ \e - b\\i `e fbkfY\i$ [\Z\dY\i )''/ { @ek\iXZk`\m\ ife[c\`[`e^\e1 mffiY\i\`[`e^\e bcXXi `e )''/# ife[c\`[`e^\e jkXik\e `e )''0% { G\k\ijZ_Xg 8ik_lijZ_ffc Aantal deelnermers 2008 { ))( Financiering 2008 Cofinanciering tussen De Veerman en AMUZ (elk 50 %) ‘Kinderen worden als componisten geboren’ en ’Interactieve rondleiding’ werden deels gefinancierd door projectsubsidies van de stad Antwerpen (kunsteducatieve projecten). Contactgegevens De Veerman Kronenburgstraat 34 2000 Antwerpen tel. 03 290 69 66 info@veerman.be

AMUZ Everdijstraat 12 2000 Antwerpen tel. 03 202 46 69 info@amuz.be

www.veerman.be

www.amuz.be

25b Het open aanbod houdt in dat scholen of individuele deelnemers zich vrij kunnen inschrijven. Bij andere projecten worden de scholen of deel­ nemers eerder gekozen.

53


54

8. Cultuurparticipatie van senioren Seniorenparticipatie in cijfers Enkele Vlaamse gegevens Jongeren participeren in het algemeen meer dan ouderen. 65-plussers nemen het minst deel aan publieke kunsten. Toch zijn er duidelijke verschillen volgens kunstvorm. Zo bezoeken 65-plussers frequent kunstmusea en tentoonstellingen, in tegenstelling tot de jongere leeftijdsgroep (34 jaar of jonger) die veel vaker naar de bioscoop gaat. Smaak blijkt dus wel degelijk leeftijdsgebonden. Bovendien blijkt de groep 55- tot 64-jarigen vaker verschillende kunstvormen te frequenteren, door hun verbeterde sociale en financiële positie.26 Ook opvallend is dat mensen die niet werken – zoals gepensioneerden en werkzoekenden – tweemaal minder aan kunst participeren, ondanks het feit dat ze meer tijd hebben. Participatie in Antwerpen In Antwerpen zien we gelijkaardige bevindingen. Senioren participeren minder naargelang ze ouder worden: jonge senioren (55 tot 64 jaar) participeren bijna evenveel als de gemiddelde Antwerpenaar (zo’n 2 op 3) aan het globale cultuuraanbod, maar vanaf 65 jaar daalt hun aandeel tot 23,8 %. Boven 75 jaar is dat 14,6 % tegenover 28,6 % voor alle Antwerpenaars. Bekijken we de groep die niet of bijna nooit participeert (bruin), dan stijgt dit aandeel sterk: van 31,7% van de Antwerpenaars in het algemeen, tot 49,3 % bij de 65- tot 74-jarigen en tot 58,9 % bij de 75-plussers. Daarin spelen naast beperktere mobiliteit, waarschijnlijk ook een beperkter sociaal netwerk, opleidingsgraad en inkomen een rol. Grafiek 32: Verdeling volgens leeftijd score op de schaal cultuurparticipatie

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.

26

Lievens, J., Waege H., Cultuurkijker, Cultuurparticipatie in breedbeeld, De Boeck, Antwerpen, 2005, p. 70


55 Bekijken we dit per kunstdiscipline, dan zien we ook hier dat senioren beduidend minder participeren dan jongere Antwerpenaars, behalve bij erfgoedactiviteiten. Zo pikt slechts 17,9 % van de 75-plussers één of meer keer per jaar een bioscoopvoorstelling mee (tegenover 2 op 3 doorsnee Antwerpenaars), en slechts 4,7 % van de 55-plussers kan tot de frequente participanten gerekend worden (7 keer of meer per 12 maanden). Dat is de helft van de doorsnee Antwerpenaar.27 Grafiek 33: Verdeling senioren volgens frequentie bioscoopbezoek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Gelijkaardige of nog lagere cijfers zijn er bij dans-, theater- en muziekvoorstellingen. Smaak en de aard van het aanbod zijn dus mee bepalend voor de participatie van senioren. Grafiek 34: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek ballet- of dansvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. 27

Zie voetnoot 17 voor een methodologische toelichting bij de grafiek.


56 Grafiek 35: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek toneelvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 36: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek concert (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Quote “Concerten vind ik schoon, het stelt me tevreden. Mijn omgeving gaat niet, omdat ze er geen interesse in hebben. Begin september speelt deFilharmonie op het Sint-Jansplein. Dat moet men vaker doen: andere muziek spelen in het openbaar. Het mag niet elitair zijn. Geen enkele arbeider gaat naar een klassiek concert. Ze weten niet wat het is. Het is elitair. Het begint met de opvoeding. Bij mij zit het in de genen, want mijn moeder was operettezangeres.” (X, 71 jaar)


57 Het museum- of tentoonstellingsbezoek ligt iets hoger, net als het bezoeken van historische plaatsen. 19,9 % van de 55-plussers participeert regelmatig en zelfs bij de 75-plussers bezoekt op jaarbasis 12,7 % nog 7 keer of meer een museum en 19,3 % een historische plaats. Erfgoed en geschiedenis sluiten duidelijk aan bij de interessewereld van ouderen. Grafiek 37: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek museum, tentoonstelling of galerij (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 38: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek historische plaats (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


58 Het bibliotheekbezoek neemt af met de leeftijd. 62,4 % van de 55-plussers, 67,9 % van de 65-plussers en 73,1% van de 75-plussers (tegenover 47,7 % van de Antwerpenaars) maakt nooit gebruik van de bib. Een grote groep wordt dus niet bereikt. Toch gaat nog een vierde van de 75-plussers naar de bib, 12,1 % doet dat maandelijks. Grafiek 39: Verdeling senioren volgens frequentie bezoek bibliotheek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Quote “Vroeger ging ik wel, ik werkte vlak bij een bibliotheek. Toen de kinderen klein waren, haalden we er kinderboeken, en dan ontleende ik er ook voor mezelf. (…) Maar tegenwoordig ga ik bijna niet. Ik lees graag andere talen, en daarvan is er toch maar een pover aanbod in de bib. (…) Heel recente boeken zijn ook vaak uitgeleend. Dus koop ik ze liever, ik heb nu ook meer middelen dan vroeger. En ik wil ook op mijn gemak kunnen lezen, zonder deadline.” (Danielle, 59 jaar)


59

Inspanningen van de sector Wat doet de sector al voor senioren? En hoe ervaren ze dit zelf? Op basis van een online-bevraging en diepte-interviews komen we tot volgende algemene gegevens. Grafiek 40: Aandeel organisaties dat inspanningen levert per doelgroep Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

70 60

57,4 57,4 52,1

50

45,7

43,6 42,6

40,4

Percentage

40

43,6

42,6

36,2

30

25,5 26,6

28,7 25,5

20 10 0 Kinderen

Jongeren

Jongvolwassenen

Senioren

Personen met een handycap

Mensen in kansarmoede

Mensen van diverse etnisch­ culturele origine

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. Zo’n 42% van de organisaties zet in op senioren. Zes op de tien organisaties doen dus geen inspanningen naar deze doelgroep. Er is geen groot verschil tussen initiatieven op structurele en projectmatige basis. Hier kunnen we nog niets afleiden over het aantal inspanningen of hun doeltreffendheid. Grafiek 41: Inspanningen voor senioren Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

90 80,0

80 70

70,0 65,2 60,9

Percentage

60 50

43,8

43,6

42,6

37,5

40 30

18,2

20

21,2

10 0 bibliotheek (N=23)

cultuur­ en ontmoetingscentra (N=10)

musea en erfgoedinstellingen (N=16)

podia en gezelschappen (N=33)

Totaal (N=94)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009.


60 Als we de verschillende cultuurinstellingen bekijken, zijn het vooral bibliotheken en cultuur- en ontmoetingscentra die hierin het voortouw nemen. Podia en gezelschappen leveren weinig extra inspanningen naar senioren. Een nuance hierbij is dat heel wat respondenten aangeven senioren als vast publiek te hebben. Daarom doen ze geen extra inspanningen voor hen. Quote “Voor senioren hoeven we echt geen extra moeite te doen. Eens je klassieke muziek of theater gewend bent als bezoeker, blijf je dat doen zolang je kan. Je weet over welke waarden en inhoud het gaat, je moet niet meer speciaal benaderd worden als senior om dat te bevatten. Je hebt zelfs een veel bredere ervaring doordat je er al jaren kennis van hebt. Het ligt in de belevingswereld van deze mensen” (J. Aerts, deSingel)

Het gaat dan over de actieve, bemiddelde senior die een vertrouwd cultuurparticipant is. Het onderscheid met de minder mobiele, vereenzaamde of financieel zwakkere senior wordt makkelijk uit het oog verloren. Bovendien zeggen deze percentages niets over het aantal inspanningen dat wordt geleverd en hun effect. In wat volgt gaan we dieper in op aspecten van de werking waarvoor inspanningen worden gedaan: plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners. Aandachtspunt Omdat nogal wat senioren minder mobiel zijn en vaak ook last krijgen van visuele of auditieve problemen, is het belangrijk ook het luik rond participatie van personen met een handicap te bekijken en de aanbevelingen die daar geformuleerd worden. Plaats Senioren zijn vaak minder mobiel. Bereikbaarheid is dus een aandachtspunt bij deze doelgroep. Zich buiten het centrum van de stad of buiten de eigen buurt begeven, is vaak een drempel voor de senior omwille van de reisduur en de onbekende buurt. Bijna alle organisaties en instellingen geven aan gemakkelijk bereikbaar te zijn met het openbaar vervoer. Ze communiceren over ligging en bereikbaarheid. Rekening houden met de uurregelingen van het openbaar vervoer of de duur van een voorstelling vermelden, gebeurt echter beperkt: respectievelijk door ongeveer 25 % en 20 % van de organisaties. Wel zijn er voor senioren heel wat programma’s overdag. Senioren geven zelf aan erg gevoelig te zijn voor de omgeving waar de activiteit doorgaat. Als ze die onveilig vinden, blijven ze liever thuis – vooral ’s avonds. Quote “Het onveiligheidsgevoel speelt een grote rol. Ik blijf weg uit de buurt van de Roma, zeker ’s avonds. Maar zelfs overdag voel ik me daar ongelukkig. Vuil en zo speelt ook mee.” (Nest, 75 jaar)

Sommige organisaties bieden aangepaste parkeerruimte aan voor minder mobiele mensen. Meer dan een derde van de musea zegt structurele inspanningen te leveren bij het toegankelijk maken van het gebouw. Er wordt dan vooral aan rolstoelgebruikers en liften gedacht. Voldoende zitbanken of klapstoeltjes in tentoonstellingsruimtes en musea plaatsen, werd niet vermeld. Locaties zijn nauwelijks aangepast aan slechtzienden en blinden. Senioren geven vaak ook een beperkt netwerk aan als drempel om te participeren. Ze zijn gescheiden, hun partner is overleden, ze hebben een beperktere vriendenkring,…


61 Het aanbod op verplaatsing of aan huis voor minder mobiele mensen is nog zeer beperkt maar het bestaat. Zo bezorgen vrijwilligers boeken, films en muziek aan huis in het project ‘Bib aan Huis’. Het bereik (208 klanten en 84 vrijwilligers in 2009) is nog erg beperkt ten opzichte van de potentiële omvang van de doelgroep. De musea hebben een erfgoedkoffer, waarmee vrijwilligers naar dienstencentra en rust- en verzorgingstehuizen gaan. Prijs Er zijn talloze reductietarieven die financiële drempels trachten weg te werken. 30 % van de bevraagde organisaties laat senioren gratis binnen en bijna 47 % heeft een voordeeltarief voor 55-plussers. In zo’n vierde van de instellingen betaalt de senior de volle prijs. Bezoekers met een laag inkomen betalen een lager tarief, onafhankelijk van hun leeftijd. Er heerst een wildgroei aan kortingscategorieën. Er bestaat geen eenvormig systeem, zelfs niet binnen de stedelijke instellingen (bib, cc, musea). Krijgt een bezoeker korting vanaf 55, 60 of 65 jaar? Dat is op voorhand niet altijd duidelijk. Het reserveren en aankopen van tickets kan bij twee derde van de organisaties aan een kassabalie. Daarnaast kan men via telefoon en internet bestellen. Voor senioren zijn beide van belang. De contactpersoon aan een kassa geeft extra informatie en heet de bezoeker alvast welkom. Dat persoonlijke contact is voor senioren vaak belangrijk. Voor mensen met een beperkte mobiliteit is telefoon en in mindere mate internet dan weer een noodzaak. Product De meest voorkomende inspanningen in het artistieke aanbod zijn een aangepaste programmering door eigen medewerkers, dagprogrammering en inspanningen om het aanbod begrijpelijk te maken. Vooral bib en cultuurcentra geven aan hier inspanningen rond te doen. Bij de bibliotheken blijkt het vooral te gaan om ‘Bib aan Huis’. Alle filialen doen hieraan mee, maar het project bereikt slechts een beperkt deel van de potentiële klanten. Daarnaast zijn er groteletterboeken, leesbrillen, Daisyboeken, luisterboeken… Echte ingrepen in de collectie, bijvoorbeeld op basis van het leengedrag van bezoekers, gebeuren nog niet. De cultuur- en ontmoetingscentra bieden overdag een aanbod op maat. Ze programmeren ook specifieke voorstellingen in dienstencentra en rust- en verzorgingstehuizen. Dat zijn dan ook belangrijke samenwerkingspartners voor hen. Inspraak van of samenwerking met de senioren zelf gebeurt niet. De cultuurcentra voeren wel een actief ondersteuningsbeleid naar verenigingen die van hun infrastructuur gebruikmaken (de zogenaamde actief-receptieve werking). Aangezien de ledenleeftijd van nogal wat verenigingen hoog is, kan dit een piste zijn voor een grotere betrokkenheid van senioren. Zoals de cultuurcentra werken ook andere cultuurhuizen op vlak van toeleiding en publiekswerking via doelgroeporganisaties, intermediairs en specifieke toeleidingsacties (workshops, cursussen, rondleidingen). Senioren zelf worden slechts zelden ingezet als bemiddelaar of toeleider. Promotie Promotie is maatwerk. Toch let slechts 1 op 6 organisaties op aangepaste taal of vormgeving voor senioren. Nochtans zijn lettergrootte, kleurcontrast en overzichtelijkheid belangrijk voor hen. Moeilijke woorden en vakjargon vormen vaak drempels voor wat communicatie betreft. Voor senioren worden niet vaak specifieke communicatiekanalen ingezet. De algemene communicatie verloopt meestal via website, flyers en affiches. Deze ‘klassieke’ communicatiekanalen gebruiken zij minder. 70 % van de organisaties maakt ook gebruik van mond-tot-mond-reclame28, maar dit kan zeker nog worden geoptimaliseerd door het bewust inschakelen van senioren als intermediairs of sleutelfiguren.

28

Over het aandeel van deze mond-tot-mond-communicatie binnen het totale communicatiepakket zijn geen gegevens beschikbaar.


62

Quote “Er wordt te veel gemist in ’t leven. Iedereen zou het moeten zien en horen (deFiIharmonie op het Sint-Jansplein, nvdr). Affiches kondigen het aan. (Maar) het staat niet in Den Antwerpenaar. De stad organiseert het. Ik snap dat niet. Ik weet dat het begin september plaatsvindt.” (X, 71 jaar) Intermediairs (35 %) en doelgroeporganisaties (44 %) worden al iets vaker betrokken bij communicatie. Peers worden zoals reeds gezegd nog niet ingezet. Specifieke producten uit het aanbod, zoals groteletterboeken en luisterboeken in de bib of ‘Bib aan Huis’, hebben een aansluitende communicatie nodig. Zonder zo’n specifieke productcommunicatie dreigt het effect van het aangepaste aanbod verloren te gaan. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Er is wel wat diversiteit in leeftijd onder het personeel, zeker op stafniveau. Dat verschilt echter sterk van organisatie tot organisatie. De cultuurcentra hebben een heel jonge ploeg, de leeftijden bij de musea liggen meer gespreid, en bibliotheken hebben een eerder oudere staf 29. Dit betekent niet dat er geen senioren in het vrijwilligersbestand of de raden van bestuur zitten. Vaak is dat zelfs de grootste groep, aangezien zij veel vrije tijd hebben. 77 % van de organisaties geeft aan met vrijwilligers te n\ib\e% 9`a [\ dlj\X `j [Xk jc\Z_kj */ % @e [\ d\\jk\ mi`an`cc`^\ijn\ib`e^\e q`ae j\e`fi\e ,," m\ik\^\enffi[`^[ (71 %). Daarbij is niet aangegeven over hoeveel vrijwilligers het gaat. Maar binnen de seniorengroep is weinig diversiteit in origine aanwezig: het is meestal de blanke middenklasse. Dat geldt zowel voor de vrijwilligerswerking, als voor de raden van bestuur (vooral de oudere hoger opgeleide blanke man). Er wordt wel voor, maar weinig met de doelgroep gewerkt. Senioren hebben beperkt inspraak in het artistieke aanbod. Een professionele vrijwilligerswerking met een gestructureerd vrijwilligersbeleid en een visie over de rol van vrijwilligers in de organisatie ontbreekt vaak nog. Zo’n visie zou het belang en de rol van senioren in de eigen werking kunnen scherpstellen. Partners Cultuurorganisaties en -instellingen werken samen met partners. Deze samenwerkingsverbanden bestrijken een breed spectrum: van gerichte toeleidingsacties of een eenmalig buurtinitiatief tot artistieke producties. Voor senioren werkt een derde van de instellingen samen met doelgroeporganisaties zoals seniorenverenigingen, dienstencentra, rust- en verzorgingstehuizen etc. Samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een eerste stap naar een meer vraaggestuurde werking. Organisaties geven aan dat het makkelijker en efficiënter is om met professionele organisaties samen te werken dan met individuele senioren. De mate van inspraak en de intensiteit van de cultuurparticipatie van senioren kan zich dus op verschillende niveaus bevinden.

29

Personeelsspreiding per leeftijdscategorie binnen cultuur Bij de cultuurantennes en de cultuurcentra zien we een relatief jonge groep bij het stafpersoneel. Bij de cultuurantennes is 60 % tussen 30 en 40 jaar; bij de cultuurcentra is dat 75 % op A-niveau en 50 % op B-niveau. Op dat laatste niveau is er ook nog een grote groep tussen 25 en 29 jaar (25 %). Opvallend bij de cultuurcentra is wel dat op C-niveau bijna 45 % ouder dan 50 is. Daarbij is er wel een verschil in anciënniteit van werken bij de stad: bij de cultuurcentra zit er een heel jonge ploeg; bij de antennes zit een ploeg waarvan het merendeel toch al 5 jaar of meer in zijn huidige functie werkt. Wat leeftijd betreft, is het stafpersoneel bij de bibliotheken beduidend ouder. Op A-niveau is een kleine 30 % ouder dan 50 jaar, en 65% ouder dan 40 jaar. Slechts 1 medewerker op dat niveau is jonger dan 30 jaar. Op B-niveau zijn dat er 2. Kijken we naar dat B-niveau, dan is meer dan 60 % ouder dan 50 jaar, en 25 % tussen 40 en 50 jaar. Gelijkaardige cijfers gelden op C-niveau.


63

Aanbevelingen Plaats Heb aandacht voor de locatie: zowel binnen als buiten. In huis kunnen relatief kleine ingrepen – zoals het plaatsen van banken met rugleuningen in een inkomhal of tentoonstellingsruimte – het comfort van senioren erg verhogen. Buitenshuis draagt aandacht voor netheid en verlichting bij aan het veiligheidsgevoel. Communiceer de voordelen die senioren op vlak van transport en bereikbaarheid genieten, zoals taxicheques en de voordelen van De Lijn. Communiceer ook begin- en einduur en de duur van een voorstelling, zo weet men of men nog naar huis geraakt met het openbaar vervoer. Werk aanvullend op locatie: denk na over mogelijkheden van aanbod bij senioren ‘aan huis’. Dat kan bij hen thuis zijn, maar ook in dienstencentra, rust- en verzorgingstehuizen, op pleinen en straten bij hen in de buurt. Prijs Zorg voor een klantvriendelijk reservatie- en verkoopbeleid van tickets. Voor senioren met een beperkte mobiliteit is het belangrijk gebruik te kunnen maken van telefoon en/of internet. Product Versterk de vraaggestuurde werking. Een vraaggestuurde werking veronderstelt overleg met doelgroeporganisaties, doelgroepleden of intermediairs: de seniorenconsulent van het district, de seniorenraad, dienstencentra, rust- en verzorgingstehuizen… Zo raken het programma en de omkadering van de organisatie afgestemd op de doelgroep. Zet in op een link met de leefwereld van senioren: geschiedenis, herinneringen en erfgoed zijn sterke troeven. Geef inspraak in het aanbod. Inspraak in (een deel van) het artistieke aanbod kan een andere dynamiek genereren in de volledige organisatie. Zo zorgde een seniorenweek in cc Berchem voor een nieuw netwerk van partners. Bovendien werd het personeel zich bewust van de specifieke noden en de grote diversiteit van oudere bezoekers, terwijl de senioren de werking van het cc beter leerden kennen. Durf innoveren. Durf met het aanbod te experimenteren. Speel in op de belevingswereld van senioren, zoals lokale geschiedenis. Promotie Optimaliseer het promotiebeleid. Om senioren te bereiken moet bewust worden ingezet op kanalen en dragers waar deze groep zich mee informeert. Zij maken weinig gebruik van de klassieke communicatiekanalen zoals affiches en flyers. Programmabrochures, De Nieuwe Antwerpenaar, Zone 03 en mond-tot-mondreclame hebben bij senioren meer succes. Sommige senioren zijn goed vertrouwd met het internet, anderen dan weer niet. Actieve communicatiemanieren zoals persoonlijke voorlichting, hebben een sterke wervende kracht. Zo is mondtot-mondreclame een belangrijke en nog onderschatte manier van communicatie. U kan deze manier van promotie sturen door het bewust inzetten van sleutelfiguren voor senioren. Dat kunnen zowel intermediairs als peers zijn. Benader ‘mondige’ of populaire senioren bijvoorbeeld voor prospectie bij uw organisatie of instelling en laat hen als ambassadeurs bemiddelen bij de doelgroep. Communiceer persoonlijk. Stap op senioren(organisaties) af en sta open voor hun vragen, noden en suggesties. Geef hen persoonlijk informatie over het aanbod en over aspecten die voor hen in het bijzonder van belang zijn, zoals namiddagprogrammering of aangepaste voorzieningen. Heb aandacht voor de leesbaarheid van het promotiemateriaal. Het gebruik van moeilijk leesbare of te kleine lettertypes, onaangepaste kleuren en contrasten van letters en achtergronden zijn af te raden voor senioren. Gebruik klare taal. Vermijd moeilijke woorden en vakjargon. Durf innoveren. Durf experimenteren met communicatiekanalen. Durf ook in uw communicatie het accent te leggen op zaken die minder met het kernproduct te maken hebben, maar wel belangrijk zijn om senioren te motiveren: ontspanning, ontmoeting en gezelligheid. Evalueer uw communicatie-inspanningen. Wat werkt voor senioren en wat niet ? Wat pakt u in de toekomst beter anders aan? Focusgroepen zijn een goede methodiek om de nodige feedback te krijgen.


64

Goed praktijkvoorbeeld : ConsulAnten ConsulAnten zijn vrijwilligers die anderen warm maken voor het cultuurleven in Antwerpen. Met voordrachten, diapresentaties of rondleidingen op maat informeren ze groepen over wat er leeft in Antwerpen: Rubens en het rijke barokpatrimonium, forten, modernistische architectuur … Het komt allemaal aan bod bij een gezellige babbel. Door hun persoonlijke benadering zijn ConsulAnten de ideale partner om mensen te bereiken die minder door de reguliere communicatiekanalen worden aangesproken: seniorenverenigingen en nieuwkomers. Seniorenverenigingen houden van het informatieve karakter, de persoonlijke uitwisseling en het feit dat de ConsulAnt naar hen komt voor de presentatie. Maar ook het OCMW maakt enthousiast gebruik van deze vrijwilligersdienst om zijn klanten te informeren over wat er reilt en zeilt in Antwerpen. Zeker voor de ouderen die hier zelf niet meer makkelijk heen kunnen. Zo is de serie rond Antwerpse spreuken en gezegden in dienstencentra en rust- en verzorgingstehuizen een succes, omdat het dicht bij de mensen staat. De ConsulAnten maken ook stadswandelingen met nieuwkomers. Zij voelen zich even toerist in hun nieuwe thuisstad, en krijgen in een paar uurtjes zicht op heel wat schatten uit Antwerpen. De ConsulAnten leveren maatwerk. Uw organisatie kan overleggen over de rol die de ConsulAnten voor u kunnen spelen. Zo werkt het MAS met hen samen rond de erfgoedkoffer. De ConsulAnten trekken met de koffer vol voorwerpen naar rust- en verzorgingstehuizen en halen er samen met de bewoners herinneringen op. Naast een klein reizend museum, zorgen de ConsulAnten dus ook voor een boeiende namiddag. En dat alles bijna gratis, voor een vrijwilligersvergoeding. Aanbod 2009: 334 activiteiten (steeds eenmalige vormingssessies): { 0( gi\j\ekXk`\j D8J$\i]^f\[bf]]\i $ 8ekn\igj\ jgi\lb\e \e ^\q\^[\e $ ?flk\e :cXiX% ;\ ]XjZ`e\i\e[\ geschiedenis van armoede en welzijn - Antwerpen: mensen, forten en vesten - De Antwerpse barok - Klank van de stad - Rubens, de mens in de kunstenaar - Antoon van Dyck - Antwerpen, stad van boeken en schrijvers - Antwerpen, een geschiedenis - Willem Elsschot - Antwerpen, mode aan de stroom). { (+. nXe[\c`e^\e B\ee`jdXb`e^jnXe[\c`e^ mffi e`\lnbfd\ij mXe G@E8# B\ee`jdXb`e^jnXe[\c`e^ Antwerpen, Erfgoedwandeling Zandvliet). { 0- ife[c\`[`e^\e fg _\k jkX[_l`j k`a[\ej [\ n\\b mXe 8ekn\ig\e B\id`j Aantal deelnemers 2009: { gi\j\ekXk`\j1 ) '+( [\\ce\d\ij { nXe[\c`e^\e1 ( 00( [\\ce\d\ij { ife[c\`[`e^\e1 ) -'0 [\\ce\d\ij 6 641 Personeelsinzet 2009: { ( _Xc]k`a[j \[lZXk`\] d\[\n\ib\i { ( _Xc]k`a[j X[d`e`jkiXk`\] d\[\n\ib\i { (' mi`an`cc`^\ij1 . dXee\e \e * mifln\e Werkingsbudget 2010: { ¬ ) ''' mXe :lcklli#jgfik \e a\l^[ mffi Y\^\c\`[`e^ :fejlc8ek\e { ¬ ) ''' mXe DXib\k`e^ \e Zfddle`ZXk`\&^iX¯jZ_ Z\ekild mffi fe[\ijk\le`e^ gifdfk`\ \e Zfddle`ZXk`\ van ConsulAnten en Rhizomen { ¬ , ''' mXe F:DN 8ekn\ig\e mffi mfid`e^ { ¬ / ,'' mXe Mfid`e^gclj 8ekn\ig\e mffi X[d`e`jkiXk`\m\ fe[\ijk\le`e^# dXk\i`XXc# m\iq\b\i`e^ mXe vrijwilligers en ondersteunend personeel Contactgegevens: Vormingplus vzw Frederik de Merodestraat 36 2600 Berchem

Christian Ammann Secretariaat ConsulAnten tel: 03 230 03 33 christian.ammann@vormingplus.be


65 Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Bouw een professioneel en structureel vrijwilligersbeleid uit. De invulling van vrijwilligerswerk is vaak nog te veel uitvoerend. Om een echt participatiebeleid van senioren te bekomen, is het belangrijk om seniorenvrijwilligers maximaal te laten deelhebben aan organisatie en aanbod. Voor een maximale betrokkenheid van de vrijwilligers is een beleid nodig dat een visie ontwikkelt over de rol en de meerwaarde van senioren als vrijwilligers in de organisatie, met een professionele rekrutering, ondersteuning, vorming en inhoudelijke invulling. Partners Stel samenwerkingscriteria op. Laat samenwerkingsverbanden organisch groeien, eerder dan ze op te leggen vanuit beleidskaders. Gelijkwaardigheid van partners is immers een voorwaarde tot slagen. Neem een uitnodigende houding aan. Contacteer de seniorenconsulent van uw district. Hij/zij kent de lokale partners, noden en behoeften. Zo kan u vraaggestuurd werken en maximaal effect bereiken. Ook de seniorenraad kan – naast de cultuurraad – een goede adviespartner zijn. Bundel krachten. Het bereiken van senioren – vooral de vereenzaamde, minder mobiele senior – is niet altijd gemakkelijk. Samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een doeltreffende manier om met hen in contact te komen.


66

9. Cultuurparticipatie van personen met een handicap Participatie van personen met een handicap in cijfers Enkele Vlaamse gegevens Er zijn geen Vlaamse cijfers beschikbaar over de cultuurparticipatie van personen met een handicap. Participatie in Antwerpen Ook voor Antwerpen zijn er helaas geen gegevens beschikbaar. ‘Handicap’ is geen achtergrondvariabele in de stadsmonitor, aangezien de studiedienst voor stadsobservatie moeilijk gegevens verkrijgt van het RIZIV of het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Inspanningen van de sector Wat doet de sector al voor mensen met een fysieke, visuele, auditieve of mentale handicap? En hoe ervaren ze dit zelf? Op basis van een online-bevraging, literatuuronderzoek en een diepte-interview schetsen we hier een beeld van. Grafiek 42: aandeel organisaties dat inspanningen levert per kansengroep Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

70 60

57,4 57,4 52,1

50

45,7 40,4

Percentage

40

43,6 42,6

43,6

42,6

36,2

30

28,7

25,5 26,6

25,5

20 10 0 Kinderen

Jongeren

Jongvolwassenen

Senioren

Personen met een handycap

Mensen in kansarmoede

Mensen van diverse etnisch­ culturele origine

Item

Bron: analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. Volgens bovenstaande grafiek levert ongeveer een kwart van de organisaties inspanningen voor personen met een handicap. In vergelijking met de andere groepen is dit de kansengroep waar de minste inspanningen voor worden geleverd. Dit komt misschien door een onderschatting van de omvang van deze groep (nochtans hebben veel senioren op latere leeftijd last van fysieke beperkingen), een gebrek aan expertise of het ontbreken van een partnernetwerk om mee samen te werken. Er is geen groot verschil tussen structurele en projectmatige inspanningen. Over het aantal inspanningen en het effect ervan kunnen we hier niets afleiden.


67 Grafiek 43: inspanningen voor personen met een handicap per sector

Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

60 52,2

50

47,8

Percentage

40

37,5 30,0 30,0

30

25,5 18,8

20 10

26,6

18,2

6,1

0 bibliotheek (N=23)

cultuur­ en ontmoetingscentra (N=10)

musea en podia en erfgoedinstellingen gezelschappen (N=16) (N=33)

Totaal (N=94)

Item

Bron: analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. Bekijken we de verschillende kunstinstellingen dan blijken vooral bibliotheken inspanningen te doen voor personen met een handicap, hoofdzakelijk in hun aanbod. Meer dan een derde van de musea geeft aan inspanningen te doen op het vlak van aanbod, fysieke toegankelijkheid en communicatie. Bij hen gaat het vooral om structurele inspanningen. Podia en gezelschappen blijken heel weinig inspanningen te leveren. Minder dan 20 % levert projectmatige inspanningen en slechts 6,1% geeft aan structurele inspanningen te doen. Over het aantal inspanningen en het effect ervan kunnen we hier niets afleiden. Bekijken we de verschillende kunstinstellingen dan blijken vooral bibliotheken inspanningen te doen voor personen met een handicap, hoofdzakelijk in hun aanbod. Hieronder bekijken we welke inspanningen al worden geleverd voor een aantal facetten van het participatiebeleid: plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners. Plaats Bereikbaarheid. Sommige organisaties beschikken over een aangepaste parkeerruimte. Ongeveer 38 % heeft parkeerplaats voor minder mobiele mensen aan de locatie zelf, waarvan het merendeel gratis is. Bijna 80 % van de organisaties heeft parkeerplaats voor minder mobiele mensen nabij de locatie. De helft daarvan is gratis. Personen met een handicap beschikken vaak niet over eigen vervoer en zijn op het openbaar vervoer aangewezen. Bijna alle organisaties en instellingen geven aan gemakkelijk bereikbaar te zijn met het openbaar vervoer. Ze communiceren over ligging en bereikbaarheid. Rekening houden met de uurregeling van het openbaar vervoer of de duur van de voorstelling vermelden, gebeurt slechts beperkt: respectievelijk door ongeveer 25 % en 20 % van de organisaties. Het diepte-interview toont dat scholen van het buitengewoon onderwijs niet altijd op een schoolvoorstelling geraken. De school begint om 9 uur en sommige voorstellingen beginnen al voor 10 uur. Een klein uur verplaatsingstijd is voor deze groepen niet genoeg. De kinderen moeten om 15 uur terug zijn, omdat de schoolbus hen naar huis brengt. De voorstelling mag dus ook niet tot na 14.00 uur duren.


68 Vaak vergeet men dat mensen met een mentale handicap dikwijls ook een of meerdere fysieke handicaps hebben. Zo hebben mensen met het Downsyndroom vaak geen dieptezicht waardoor ze last hebben van hoogtevrees. Ze hebben het lastig met trappen. Mensen zonder dieptezicht zien immers geen trappen maar strepen. Fysieke toegankelijkheid. Slechts 40 % van de locaties heeft aanpassingen gedaan wat toegankelijkheid betreft: een lift, brede doorgangen, verlaagde balies... Locaties hebben bijna geen aanpassingen voor slechtzienden en blinden. Het aanbod op verplaatsing of aan huis voor minder mobiele mensen is zeer beperkt. Een project bij de bib is ‘Bib aan Huis’, al is het bereik ervan nog erg beperkt. Op locatie werken kan voor minder mobiele mensen extra drempels creëren. Er is permanent aandacht voor fysieke toegankelijkheid nodig. Verankering in de buurt is vaak nog erg beperkt, al zijn organisaties steeds bewuster bezig met een drempelverlagende werking. Verankering heeft voordelen voor mensen met een fysieke beperking: vertrouwdheid met de buurt, betere bereikbaarheid en gezelschap. Daardoor kan het een stap naar cultuurparticipatie zijn. Prijs Er zijn talloze reductietarieven die financiële drempels trachten weg te werken. Er bestaat evenwel geen gelijkvormigheid in de reducties. Personen met een handicap worden niet overal als een ‘kortingscategorie’ erkend. Verenigingen verkrijgen soms kortingen voor hun leden, maar niet elke gehandicapte persoon wil liefst in groep ergens heen. Er is nood aan een systeem waarbij individuen recht op korting krijgen en dus ook individueel naar een culturele activiteit kunnen gaan. De prijs is een pijnpunt wanneer de persoon met handicap een begeleider nodig heeft. Wanneer steeds 2 tickets moeten worden betaald, kan het bijwonen van een culturele activiteit erg duur worden. Personen met een handicap die begeleiding nodig hebben, geven aan zelf te willen betalen, maar een gratis ticket voor de begeleider te wensen. In Gent en Hasselt kan dit al. Quote “Zelf heb ik een abonnement op de opera, dat ik voor de helft van de prijs kreeg. Voor mijn begeleider moet ik de volle pot betalen. In theater Het Klokhuis heeft Vebes31a tickets bekomen aan 15 euro, de studentenprijs. Maar voor 2 tickets is dat toch weer 30 euro. Normaal kost een ticket 19 euro. Als het ticket voor de begeleider gratis was, dan zou dat neerkomen op het slechts 19 euro, wat goedkoper is. Vebes heeft ook een samenwerking met het Festival van Vlaanderen, zodat de tickets op 10 euro komen.” G. Meert, voorzitter adviesraad Personen met een Handicap.

Vaak hebben ouders van kinderen in het buitengewoon onderwijs het niet al te breed. De kostprijs van een culturele activiteit kan voor hen een serieuze drempel zijn. Bovendien speelt net als bij andere scholen de maximumfactuur een belemmerende rol. Zo is een bioscoopbezoek veel te duur. Product De meest voorkomende inspanningen in het artistieke aanbod zijn echter een aangepaste programmering door eigen medewerkers, een dagprogrammering, inspanningen om het aanbod begrijpelijk te maken en de inzet van auditieve en visuele hulpmiddelen. Technische hulpmiddelen om het artistieke aanbod te kunnen volgen, zijn echter heel beperkt aanwezig. 18 % beschikt over hulpmiddelen voor mensen met een auditieve handicap zoals een ringleiding 30, audiogidsen in print of boventiteling. Hulpmiddelen voor mensen met een visuele handicap zoals audiodescriptie 31 of grootschrift vinden we bij 16 % van de instellingen. Dat is erg weinig, terwijl steeds meer mensen met visuele en/of auditieve beperkingen kampen door de vergrijzing. Hiervoor bestaat een eenmalige subsidie, waarvan gemeenten met een cultuurcentrum gebruik kunnen maken voor de installatie (toelage bedraagt maximum 80 % van de aankoopfactuur met een maximum van 2 500 euro per rechthebbende gemeente). De cultuurcentra in Antwerpen maakten hier recent gebruik van. Subsidies kunnen dus een stimulans zijn om stappen te zetten. 31 “Audio description (AD) is a precise and succint aural translation of the visual aspects of a live or filmed performance, exhibition or sporting event for the benefit of the visually impaired and blind people” Veronika Hys, professionele audiobeschrijver Translating Today, 2005. 31a Vebes: Vereniging van Blinden en Slechtzienden Licht en Liefde vzw. 30


69 Bibliotheken, musea en in mindere mate de cultuur- en ontmoetingscentra doen specifieke inspanningen. Zo hebben de bibliotheken een specifiek aanbod voor mensen met een visuele beperking: leeslinealen, groteletterboeken, leesbrillen, braillecomputers, Daisy-boeken en Daisy-spelers. Er zijn ook acties naar dienstencentra om dit aanbod te promoten. De cultuurcentra hebben met Vlaamse subsidies geïnvesteerd in ringleidingen. Het Museum Plantin-Moretus heeft plannen om zijn aanbod voor mensen met een visuele beperking om te werken tot een dynamisch pakket met teksten in braille, betastbare voorwerpen en audiobeschrijvingen. Dat pakket is inzetbaar in de gewone museumzalen. Bij mensen met een mentale handicap is het moeilijk om een geschikt aanbod te vinden. Scholen buitengewoon onderwijs gaan bijvoorbeeld vaak naar kleutervoorstellingen omdat die op taalniveau haalbaar zijn, maar inhoudelijk zijn ze dan weer te kinderachtig. Maatwerk zou een oplossing kunnen zijn, maar dat kan alleen voor groepen. Toeschouwers zonder handicap vinden de spontane, van de ‘normale’ theatercodes afwijkende reacties van deze doelgroep vaak lastig. Aparte voorstellingen zouden dit kunnen oplossen, alhoewel een gemengd publiek een kans is om sociale vaardigheden te leren. Hierover communiceren met het publiek kan helpen. Mensen met een mentale handicap zijn sfeergevoelig, oprecht en direct. In die zin zijn ze een eerlijk publiek en dus ook een prima toetssteen voor de kwaliteit van het aanbod. Toeleiding en publiekswerking gebeurt vooral door specifieke toeleiding via workshops, cursussen en rondleidingen en via doelgroeporganisaties en intermediairs. Externe experten worden amper ingezet. Ook hier zijn het vooral bibliotheken en musea die inspanningen doen. Zo plant het Museum Plantin-Moretus ‘introfilmpjes’ die mensen met een auditieve of mentale handicap voorbereiden op een bezoek. Het Rubenshuis heeft een laagdrempelig geschreven bezoekersgids voor mensen met een auditieve of mentale handicap. Het Middelheimmuseum biedt aangepaste rondleidingen aan personen met een handicap en het Red Star Line Museum wil personen met een handicap feedback laten geven over de toegankelijkheid van de vaste opstelling in het museum. Voor mensen met een mentale handicap is het vaak heel moeilijk om een geschikt toeleidingsaanbod te vinden. Mensen met een matig tot zware mentale handicap kunnen beperkt lezen. Mensen met een lichte mentale handicap kunnen wel lezen, maar hebben het vaak moeilijk met de inhoud. Meestal werken de begeleiders dan zelf een aanbod uit. Vaak zijn er aan het toeleidingsaanbod technische toepassingen verbonden, zoals audiogidsen. Het gebruik ervan is te complex voor deze groep, die vaak niet over de motoriek beschikt om ze te bedienen. Ze hebben ook een zwak visueel inlevingsvermogen, waardoor ze zich niet altijd beelden kunnen vormen bij taal alleen. Pictogrammen kunnen hier een oplossing bieden. Quote “Prospekta heeft bijvoorbeeld koffertjes met tekeningen voor alle musea, maar daar staan kinderen op terwijl wij vaak al pubers en jongvolwassenen mee hebben. De gidsen zijn vaak ook te betuttelend door de beperkte communicatiemogelijkheden van deze doelgroep.” K. Waroux., leerkracht algemene sociale vorming. Promotie Ongeveer 40 % van de organisaties die inspanningen leveren voor deze doelgroep voert geen specifieke communicatie. Een derde van de organisaties gebruikt specifieke communicatiekanalen om hen te bereiken. Nochtans hebben veel doelgroeporganisaties eigen publicaties en nieuwsbrieven. Slechts 16,2 % past de vormgeving aan. Eenzelfde percentage doet aanpassingen op vlak van taal.


70 Vooral voor mensen met een visuele handicap is het belangrijk om specifieke communicatiekanalen en -dragers te gebruiken. Maar ook de vormgeving is belangrijk. Zo zijn moeilijk leesbare of te kleine letters, een onaangepast gebruik van kleur en contrast van letters en achtergronden een serieuze drempel voor slechtzienden. Een website die niet aangepast is aan blinden en slechtzienden is niet bruikbaar voor hen. Deze beperkingen gelden trouwens ook voor de communicatie ‘in huis’: signalisatie, zaalteksten en informatieborden. Pictogrammen ontbreken vaak in culturele instellingen. Ze kunnen een handig instrument zijn voor mentaal gehandicapten die problemen hebben met taal. Bovendien kunnen de pictogrammen hen helpen om zich aangepast aan de setting te gedragen. Bestaande pictogrammen zijn soms te algemeen. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Personeelsbeleid Er is weinig brede diversiteit in het personeels- en vrijwilligersbestand, vooral op stafniveau. Toch zien we dat de mentaliteit in de organisaties verandert. Het besef groeit dat brede diversiteit in het personeels- en vrijwilligerskader nodig is om een nieuw, divers publiek aantrekken. Als het op vergroten van de diversiteit aankomt, nemen de organisaties en instellingen vaak een afwachtende houding aan in hun personeels-, vrijwilligers- en stagebeleid. Het aantal personen met een handicap in het personeelsbestand van de culturele sector is dan ook niet groot. Vaak worden daar praktische redenen voor aangehaald. Een duidelijke en expliciete keuze voor een divers personeelsbeleid zou nochtans een antwoord kunnen inhouden op deze praktische bezwaren. Quote “Heel de discussie is, we hebben weinig mensen met een fysieke handicap. Je kan een perfecte geluidstechnicus hebben in een rolstoel, maar omdat we werken met polyvalente technici, moet hij ook een ladder op kunnen om lichten te hangen. Met een fysieke handicap gaat dat niet. Sommige ziektes kunnen ook voor technici voor problemen zorgen (bv. suikerziekte). Dat bemoeilijkt het bekomen van diversiteit.” G. Haest, CCA. Het personeel krijgt geen specifieke vorming in het omgaan met personen met een handicap. Toch is hier expertise voor nodig. Voor onthaal- en publieksmedewerkers, gidsen en suppoosten kan achtergrondinfo bijdragen tot een ‘open’ houding. Over het algemeen zien we een professionalisering van de publiekswerking bij de organisaties en instellingen. Steeds meer organisaties hebben publiekswerkers in dienst, naast communicatiemedewerkers. De publiekswerking wordt daardoor steeds meer gestructureerd: er komt meer aandacht voor een doelgroepgerichte werking die de – prioritaire – integrale werking aanvult. Toch beperkt doelgroepwerking zich niet tot de publiekswerking, maar maakt het deel uit van de hele werking: van de artistieke directie tot het onthaal. Vrijwilligerswerking 77 % van de organisaties werkt met vrijwilligers. Ongeveer 15 % van hen werkt met personen met een handicap. Er is niet aangegeven over hoeveel vrijwilligers het gaat. Volgens de resultaten van de onlinebevraging neemt geen enkele organisatie initiatieven om personen met een handicap als vrijwilliger te rekruteren. Toch geeft bijvoorbeeld de Roma in andere documenten aan actief contact te hebben met 2 dagcentra, voor hulp bij de verzending van de Roma-nieuwsbrief (etiketten kleven, bakken vullen). Vrijwilligerswerk is vaak louter uitvoerend. Vrijwilligers krijgen niet vaak de kans om in sterkere mate betrokken te zijn bij het reilen en zeilen van de organisatie of bij het artistieke aanbod. Een professionele vrijwilligerswerking


71 met een gestructureerd vrijwilligersbeleid, en een visie over de rol van vrijwilligers in de organisatie ontbreekt vaak. Ook hierdoor blijft brede diversiteit binnen de vrijwilligerswerking beperkt. Partners De organisaties die specifieke inspanningen doen voor personen met een handicap werken vooral samen met doelgroeporganisaties en intermediairs. Het gaat dan vooral over scholen, dagcentra en het eraan verbonden personeel. Dat slechts een beperkt aantal organisaties inspanningen doet voor deze kansengroep, heeft waarschijnlijk te maken met onderschatting van de omvang van de groep (nochtans horen er ook steeds meer senioren bij), maar ook met het niet vertrouwd zijn met het thema. Wat moet er gebeuren, hoe ga je te werk, wie schakel je in…? Het buitengewoon onderwijs, dagcentra, verenigingen van personen met een handicap en vertegenwoordigers uit de doelgroep kunnen een antwoord bieden op deze vragen.

Aanbevelingen Plaats Controleer of het gebouw toegankelijk is voor iedereen. Vele locaties zijn onvoldoende aangepast aan mensen met fysieke beperkingen. Het fysiek toegankelijk maken van infrastructuur is een basisvoorwaarde voor participatie. Besteed extra aandacht aan aanpassingen voor mensen met een visuele beperking. TIP Intro is een organisatie die evenementen en voorstellingen in cultuurcentra, festivals en sportmanifestaties toegankelijk helpt maken voor personen met een handicap. Op hun website www.intro-events.be vindt u onder meer een handige checklist: www.intro-events.be/images/uploads/img_misc/brochure_intro_2003.pdf. Ook op www.toegankelijkheidsbureau.be en www.ato-vzw.be is heel wat nuttige informatie verzameld. Zorg voor voldoende parkeerruimte voor personen met een handicap vlakbij de locatie. Hou er rekening mee dat personen met een handicap, zeker als ze in groep zijn, extra verplaatsingstijd nodig hebben. Overleg vooraf met de begeleiders en wees soepel. Zo kan u een aparte voorstelling organiseren met een begin- en einduur dat geschikt is voor de groep. Communiceer in het promotiemateriaal én ‘in huis’ welke voorzieningen er voor personen met een handicap zijn. Gebruik pictogrammen voor communicatie rond gedragscodes voor mensen met een mentale handicap. Een publiekswerker kan hierover een voorlichtingssessie geven. Werk aanvullend op locatie. Bekijk de mogelijkheden rond een aanbod op locatie of aan huis voor minder mobiele mensen. Zet stappen naar het buitengewoon onderwijs en naar dagcentra met een aanbod. Projecten als ‘Bib aan Huis’, de erfgoedkoffer bewijzen dat hier heel wat potentieel ligt. Op locatie werkt u vaak in een minder formele context, wat de drempel voor onervaren cultuurgebruikers verlaagt. Deze werkvorm is echter op zich geen garantie voor succes, er blijven inspanningen nodig om het publiek te informeren en toe te leiden. Besteed ook aandacht aan de toegankelijkheid van de locatie voor mensen met een fysieke handicap. Prijs Overweeg gratis toegang voor de begeleiders van personen met een handicap. Rond gratis toegang voor begeleiders is overleg nodig. Veel personen met een handicap doen een beroep op hen, maar ook andere kansengroepen hebben begeleiders: hulpbehoevende senioren, kinderen, jongeren en mensen in armoede. Werk samen met doelgroeppartners zoals het buitengewoon onderwijs, dagcentra en verenigingen van en voor personen met een handicap. Toeleidingsactiviteiten en communicatie zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven voor specifieke groepen.


72 Zorg voor een klantvriendelijk reservatie- en verkoopbeleid van tickets. Voor personen met een handicap is persoonlijk contact aan de balie belangrijk om info en advies op maat te krijgen. Reserveren via telefoon of internet is voor mensen met een auditieve of visuele beperking niet vanzelfsprekend. Voor mensen met een beperkte mobiliteit zijn dit dan weer erg belangrijke kanalen. Product Zorg voor voldoende (technische) hulpmiddelen zoals ringleidingen, boventiteling, audiodescriptie, reliëftekeningen, 3D-ensceneringen, voeldozen en verteldozen om personen met een handicap maximaal te laten genieten van het aanbod. Voor mensen met een mentale handicap is een snoezelruimte 32 een schitterend werkinstrument.

32

Snoezelen is het stimuleren van de zintuigen door een combinatie van geluid, licht, trillingen en speelmateriaal. In een veilige en sfeervolle omgeving worden belevingsmomenten opgeroepen. De gebruiker ervaart de mogelijkheden van de speciaal voor hem ingerichte ruimte in zijn eigen tempo. Vertrouwen, veiligheid en rust staan centraal.


73

Goed praktijkvoorbeeld: ringleiding in de Antwerpse cultuurcentra Ongeveer 10 % van de bevolking kampt met gehoorproblemen. Daarvan gebruikt een groot deel een hoorapparaat. Omdat een hoorapparaat alle geluid versterkt, is een theatervoorstelling bijwonen voor een slechthorende niet altijd even aangenaam. Het geruis van omgevingsgeluiden kan het geluid van het podium ernstig verstoren. De Antwerpse cultuurcentra hebben hier sinds kort met Vlaamse middelen een oplossing voor gevonden: de ringleiding. Het systeem van de ringleiding is gebaseerd op het principe van een elektromagnetisch veld. De muziek of de stem van een acteur wordt tijdens de voorstelling door een microfoon opgenomen en door een versterker omgezet in een magnetisch veld dat met een kabel in ringvorm in de zaal is geïnstalleerd. Het geluidssignaal wordt door het hoorapparaat opgepikt en versterkt, zonder storende omgevingsgeluiden. Het systeem is op een eenvoudige manier aan te brengen. De ring kan bijvoorbeeld langs de wand of onder het tapijt worden bevestigd. De ringleiding kan ook mobiel worden ingezet bij openluchtactiviteiten, zoals Muziek in de Wijk (de Zomer van Antwerpen). Ook Prospekta had tijdens de Cultuurmarkt 2009 een podium met ringleiding. Momenteel beschikken al zeven cultuurcentra over een ringleiding: cc Berchem, cc Wilrijk, cc Merksem, cc Luchtbal, cc Deurne, oc Sint-Andries, oc Nova en de Roma. De cultuurcentra maken het gebruik van hun ringleiding duidelijk met 2 pictogrammen, ook op hun websites en in hun brochures. Aanbod De vaste installaties (er is ook een mobiele set) zijn bruikbaar voor elke activiteit. Aantal deelnemers De installaties zijn eind 2009 in gebruik genomen. Er zijn nog geen cijfers over het effect van de ringleidingen op het aantal deelnemers. Financiering 75 % van het aankoopbedrag is gesubsidieerd door de Vlaamse overheid (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen); 25 % werd met eigen middelen bekostigd. Budget (aankoop en installatie): 32 050 euro Contactgegevens Antwerpse cultuurcentra Roel Verniers Grote Markt 1 2000 Antwerpen tel: 03 338 93 16 roel.verniers@stad.antwerpen.be


74 Hou er in het aanbod rekening mee dat mensen met een mentale handicap heel erg tactiel en interactief zijn, een zwak visueel inlevingsvermogen hebben en vaak last hebben van een beperkt concentratievermogen. Verwacht geen onmogelijke dingen van hen. Versterk de vraaggestuurde werking. Een vraaggestuurde werking veronderstelt overleg met doelgroepleden of intermediairs. Denk hierbij aan het buitengewoon onderwijs, dagcentra en verenigingen van en voor personen met een handicap. Zo kan u de omkadering en het aanbod afstemmen op de leefwereld van personen met een handicap. Zet in op receptieve werking. Via receptieve werking slaagt een culturele organisatie er vaak in een meer divers publiek te bereiken. Personen met een handicap gaan vaak ook zelf creatief aan de slag. Hier liggen dus opportuniteiten. Promotie Optimaliseer het promotiebeleid naar personen met een handicap. Zet de kanalen en dragers in waarmee deze groepen zich informeren. Contacteer verenigingen van en voor personen met een handicap en informeer naar hun publicaties en nieuwsbrieven. Licht hen in over uw aanbod en informeer naar rubrieken om dat aanbod bekend te maken. Houd rekening met hun deadlines wanneer u informatie doorgeeft voor een publicatie. TIP De Wai Not-site is bestemd voor mensen met een mentale handicap en daarom een interessant kanaal voor gifdfk`\% Fg [\ j`k\ m`e[k l fe[\i Xe[\i\ [\ NXYc`\]k$biXek fg * e`m\Xlj1 nffi[# nffi[ " g`Zkf¨j \e nffi[" g`Zkf¨j " bcXeb1 www.wai-not.be Pas je website aan. TIP AnySurfer is een kwaliteitslabel voor websites die voor iedereen toegankelijk zijn, ook voor mensen met een functiebeperking. Slechtzienden, blinden en ouderen ervaren online het vaakst problemen, maar AnySurfer bewaakt ook de toegankelijkheid voor internetgebruikers met motorische en auditieve beperkingen. U kan de toegankelijkheid van een website laten testen door Blindsurfer. Aan de hand van hun bevindingen sturen ze u een checklist. Wanneer uw website voldoet aan de gestelde richtlijnen, dan mag deze het ‘Blindsurfer toegankelijkheidslabel’ dragen en wordt hij bekendgemaakt bij blinden en slechtzienden: www.anysurfer.be/nl Ook op www.blindenzorglichtenliefde.be vindt u nuttige info. Nieuwe mediatoepassingen hebben voor minder mobiele mensen en mensen met een auditieve beperking aanvullende mogelijkheden, zoals digitale mond-tot-mondreclame. Gebruik in de communicatie icoontjes die het taalniveau van de voorstelling aangeven. Dit is handig voor intermediairs wanneer zij een aanbod samenstellen. Ook andere groepen kunnen hier hun voordeel mee doen. Werk met duidelijke en goed zichtbare pictogrammen. Ze zijn ook nuttig voor mensen met leesproblemen of anderstaligen. Gebruik universele symbolen. Gestileerde pictogrammen, die verder van de werkelijkheid afstaan, zijn moeilijker te begrijpen. Overleg hierover met intermediairs. Zet de pictogrammen zowel in bij je communicatiedragers voor promotie als voor communicatie ‘in huis’, zoals signalisatie en informatieborden. TIP Info over een pictogrammensysteem vindt u op www.betavzw.be/nl. Gratis pictogrammen kan u downloaden via www.sclera.be.


75 Let op het juiste taalgebruik. Gebruik bij voorkeur ‘mensen of personen met een handicap’. Woorden als ‘mindervaliden’, ‘invaliden’ en ‘rolstoelpatiënten’ hebben een negatieve bijklank. Besteed aandacht aan vormgeving. Kies steeds voor eenvoudige en duidelijk leesbare lettertypes, die groot en schreefloos zijn: Helvetica, Arial, Verdana. Gebruik in het beeldmateriaal ook eens een beeld van iemand met een handicap. Zo weet de doelgroep dat uw organisatie en uw aanbod er ook voor hen zijn en voelen ze zich welkom. Hou er rekening mee dat nieuw-blinden - mensen die recent blind geworden zijn - en slechtzienden vaak geen braille lezen: audiogidsen en grootletterpublicaties zijn dan meer aangewezen. Voorzie in een geprinte versie van de audiogidsen voor mensen met een auditieve beperking. Zorg ervoor dat belangrijke mededelingen die omgeroepen worden, ook op een of meerdere plaatsten te lezen staan. Dit kan bijvoorbeeld met een lichtkrant (looptekst). Behandel personen met een handicap als volwaardige individuen, richt u rechtstreeks tot hen en niet via hun begeleider of tolk. Durf innoveren. Durf ook in de communicatie het accent te leggen op dingen die minder met het kernproduct te maken hebben, maar wel belangrijk zijn om personen met een handicap te motiveren. Zo kan u de aanwezigheid van een ringleiding vermelden of het feit dat blindegeleidehonden welkom zijn. Personeel en vrijwilligers Denk na over (impliciete) keuzes. Gaat u actief op zoek naar personeel, vrijwilligers met een handicap? Bent u in staat om de consequenties van het beleid te dragen (bijvoorbeeld extra begeleiding)? Durf experimenteren in het vrijwilligersbeleid en personeelsbeleid. Maak alvast eens een denkoefening. TIP De leerlingen van Buso-scholen met opleidingsvorm 2 leren mailings afwerken en brieven plooien en in omslagen stoppen. Later zullen ze soortgelijke opdrachten uitvoeren in een beschutte werkplaats of een dagcentrum. Scholen die zulke trainingen op het programma hebben, werken ook graag aan echte opdrachten als oefening voor hun leerlingen Partners Durf experimenteren. Neem zelf initiatief. Benader het buitengewoon onderwijs, dagcentra, verenigingen van en voor personen met een handicap. Zo bereikt u een nieuw publiek, creëert u nieuwe netwerken én kan u een beroep doen op heel wat expertise. Val niet steeds op dezelfde partners terug. Met vaste partners kan u een vertrouwensrelatie uitbouwen, maar bestaat er ook een risico op overbevraging. Organiseer een kennismakingsdag voor het buitengewoon onderwijs, dagcentra en verenigingen van en voor personen met een handicap. Stel het aanbod voor dat gericht is op personen met een handicap.


76

10. Cultuurparticipatie van mensen in (kans)armoede Participatie van mensen in (kans)armoede in cijfers Enkele Vlaamse gegevens Kansarmoede is het resultaat van een mix aan factoren. De enige variabele waarop we kunnen terugvallen om de cultuurparticipatie van kansarmen in een Vlaamse context te schetsen is het opleidingsniveau. De effecten van opleiding op de cultuurparticipatie zijn bijzonder groot. Iemand met een diploma hoger onderwijs, maakt 3,9 maal meer kans om frequent te participeren dan iemand met een diploma hoger secundair. Iemand met een diploma lager secundair, heeft dan weer 2,6 maal minder kans om frequent te participeren dan personen met een diploma hoger secundair. Voor personen zonder diploma of met alleen een diploma lager onderwijs is diezelfde kans zelfs 5,3 keer minder. Het opleidingseffect is bij alle kunstdisciplines merkbaar, zij het met wisselende intensiteit. Kijken we naar de kans om frequent te participeren bij lager opgeleiden dan zien we dat die het kleinst is voor klassieke concerten en festivals (11,1 keer kleiner dan de groep met een HSO-diploma), vervolgens voor literaire evenementen (5 keer kleiner), bioscoopbezoek (4,8 keer kleiner), kunstmusea en -tentoonstellingen (4,4 keer kleiner), musicals, revues en shows (2,6 keer kleiner). Alleen voor theater- en dansvoorstellingen wijkt de participatiekans van de laagst opgeleide groep niet significant af van de referentiegroep. De drempel voor erfgoedactiviteiten, voor musicals, revues en shows, en voor podiumkunsten lijkt dus het laagst voor lageropgeleiden. Het valt op dat deze effecten niet groter zijn bij de als elitair bestempelde kunstvormen dan bij de meer populaire genres. Het effect speelt bij alle kunstdisciplines.

Participatie in Antwerpen Met de gegevens van de stadsmonitor onderzoeken we het verband tussen kansarmoede en de mate van cultuurparticipatie. De sociale positie wordt hier bepaald door inkomen én opleidingsniveau. Zo komen we tot drie situaties. { BXejXid1 n`\ d`e[\i m\i[`\ek [Xe ( ''' \lif g\i dXXe[ \e dXo`dld \\e [`gcfdX cX^\i j\Zle[X`i onderwijs heeft. { >\mXi\eqfe\1 n`\ kljj\e ( ''' \e ( ),' \lif g\i dXXe[ m\i[`\ek \e dXo`dld \\e [`gcfdX cX^\i j\Zle[X`i onderwijs heeft; ofwel wie minder dan 1 250 euro per maand verdient en een diploma heeft dat hoger is dan lager secundair onderwijs. { E`\k bXejXid Uit onderstaande grafiek blijkt duidelijk dat Antwerpenaars die in kansarmoede leven of die zich in de gevarenzone bevinden significant minder aan cultuur participeren dan degenen die niet kansarm zijn. 56,6 % van de kansarme Antwerpenaars doet bijna niet aan cultuur. Bij degenen die in de gevarenzone leven is dit 39,4 %. Bij niet-kansarmen participeert 26,2% niet, de helft dus van de kansarmen.


77 Grafiek 44 33: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en score op de schaal cultuurparticipatie Zeer weinig 100% 90%

,3% 4,2% 7,4%

Occasioneel ,4% 5,9% 16,6%

80% 70%

Vaak

Zeer vaak

,9% 6,3%

,8% 6,1%

24,7%

22,3%

31,5%

60%

Percentage

Af en toe

37,7%

50%

41,8%

40,5%

40% 30%

56,6% 39,4%

20% 10%

26,2%

30,3%

Niet kansarm

Totaal

0% Kansarm

Gevarenzone

Kansarmoede

Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Bij de verschillende kunstdisciplines blijkt telkens weer dat mensen in (kans)armoede minder participeren dan de doorsnee Antwerpenaars. Door de meer complexe analyse, verschillen de tendensen wel enigszins van de Vlaamse cijfers. Grafiek 45: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bioscoopbezoek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Zo gaat 52,9 % van de mensen in (kans)armoede en 50 % van de mensen die zich in de gevarenzone bevinden nooit naar de bioscoop, tegenover 37 % van de Antwerpenaars.

33

Zie voetnoot 17 voor een methodologische toelichting bij de grafiek.


78 Grafiek 46: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek ballet- of dansvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Wat ballet- en dansvoorstellingen betreft, gaat 89,1 % van de personen in (kans)armoede nooit naar een voorstelling kijken. Dit percentage ligt nog hoger dan het op zich al behoorlijk hoge percentage van Antwerpenaars die nooit naar een dans- of balletvoorstelling gaan (74,7 %). De helft minder kansarmen participeert 1 tot 6 keer, in vergelijking met de gemiddelde Antwerpenaar (10,9 % tegenover 25,3 %). Grafiek 47: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek toneelvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Wat toneelvoorstellingen betreft is het verschil tussen mensen in (kans)armoede die nooit gaan (76,3 %) en de Antwerpenaars die nooit gaan (51 %) behoorlijk groot. Dit verschilt van de Vlaamse gegevens, waar het verschil onbeduidend is.


79 Grafiek 48: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek concert (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Ook voor het bijwonen van concerten en het bezoeken van musea en historische plaatsen geldt deze tendens. Grafiek 49: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek museum, tentoonstelling of galerij (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


80 Grafiek 50: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek historische plaats (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Grafiek 51: Verdeling inwoners volgens kansarmoede, situatie en frequentie bezoek bibliotheek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Bij het bibliotheekbezoek zien we dezelfde tendens. Toch is er ook een relatief grote groep (12,7 %) die vaak tot heel vaak de bibliotheek bezoekt. Maar ook die groep is kleiner dan bij de Antwerpenaars in hun geheel (22 %).


81

Inspanningen van de sector Wat doet de sector voor personen die in (kans)armoede leven? En hoe ervaren die mensen dat zelf? Op basis van een onlinebevraging, literatuuronderzoek en een diepte-interview schetsen we hier een beeld van. Grafiek 52: Aandeel organisaties dat inspanningen levert per doelgroep Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

70 57,4 57,4

60

52,1

50

45,7 40,4

Percentage

40

43,6 42,6

43,6

42,6

36,2

30

25,5 26,6

28,7 25,5

20 10 0 Kinderen

Jongeren

Jongvolwassenen

Senioren

Personen met een handycap

Mensen in kansarmoede

Mensen van diverse etnisch­ culturele origine

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. 42,6 % van alle organisaties levert projectmatige inspanningen voor mensen die in armoede leven. Een kwart van alle organisaties doet structurele inspanningen. Vooral de structurele inspanningen zitten op een lager niveau dan bij de meeste andere kansengroepen. Over het aantal inspanningen en het effect ervan kunnen we hier niets afleiden. Kijken we per type kunstinstelling, dan blijkt dat bijna alle cultuurcentra extra inspanningen doen. Ook de bibliotheken en de podia en gezelschappen doen inspanningen, zij het vooral projectmatige. Uit deze grafiek kunnen we niet afleiden om hoeveel inspanningen het gaat en wat het effect ervan is. Grafiek 53: Inspanningen voor mensen die in armoede leven Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

100 90,0

90

80,0

80

Percentage

70 60 47,8

50

30

25,5

25,0 25,0

20 10

42,6

39,4

40

15,2 8,7

0 bibliotheek (N=23)

cultuur­ en musea en podia en ontmoetingscentra erfgoedinstellingen gezelschappen (N=10) (N=16) (N=33)

Totaal (N=94)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009.


82 In wat volgt bekijken we de inspanningen en stand van zaken rond de zes P’s van de marketingmix: plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners. Plaats Bereikbaarheid. Een ligging buiten het centrum van de stad is vaak nog een drempel door de reistijd en de onbekende buurt. Daar tegenover staat dat bijna alle organisaties en instellingen aangeven gemakkelijk bereikbaar te zijn met het openbaar vervoer. Ze communiceren over ligging en bereikbaarheid. Rekening houden met de uurregeling van het openbaar vervoer of de duur van een voorstelling vermelden, gebeurt slechts beperkt (respectievelijk door ongeveer 25 % en 20 % van de organisaties). Mensen in (kans)armoede geven aan dat bij late voorstellingen niet altijd rekening wordt gehouden met de combinatie einduur en het vertrek van de laatste bus. Daardoor gebeurt het vaak dat mensen te voet naar huis moeten en daarna afhaken. Op locatie werken zorgt mogelijk voor een minder formele context, zodat mensen in (kans)armoede minder drempels ervaren. Dit is op zich geen garantie tot succes, ook hier blijven inspanningen nodig om het publiek te informeren en te interesseren. Denk ook goed na over uw doelstellingen: is het de bedoeling doorstroming te creëren naar het reguliere aanbod of is het een aanbod dat op zich staat? De cultuurcentra hebben hun werking gedeeltelijk opengetrokken. Net als de cultuurantennes werken ze ook op straten en pleinen. Daar bieden ze een volledig ander aanbod dan hun reguliere aanbod. Ze hebben daarbij niet het doel een doorstroom te creëren naar het reguliere aanbod. Quote “Er zal misschien af en toe iemand doorstromen, maar niet veel. In een park naar een openluchtvoorstelling gaan is een heel andere participatie dan naar het theater gaan waar je moet reserveren, op tijd zijn, je jas weghangen, waar je je drankje soms wel en soms niet mee naar de zaal mag nemen. Daar hebben veel mensen geen boodschap aan. Terwijl buiten, dan kom je aan wanneer je wilt, je babbelt met wie je wilt, je gaat weg wanneer je wilt en je drinkt wanneer je wilt. Dat is dus helemaal anders.” G. Haest, CCA. Imago en mentale toegankelijkheid van het gebouw. Culturele instellingen hebben vaak een hoge drempel (‘kunsttempel’). Sommige organisaties proberen dit te veranderen door delen gratis toegankelijk te maken. Andere organisaties trekken een nieuw publiek met evenementen die laagdrempeliger zijn of met rondleidingen door het gebouw, eventueel gecombineerd met een voorstelling. Anderzijds laat een uitgesproken architectuur de instelling ook opvallen en prikkelt het vaak de nieuwsgierigheid. Verankering in de buurt is vaak nog zeer beperkt, al zijn organisaties er steeds bewuster mee bezig. Gelijkwaardig partnerschap in buurtwerking is vaak nog een struikelblok. Voldoende tijd nemen is hiervoor belangrijk. Prijs Er zijn talloze reductietarieven die financiële drempels trachten weg te werken. De BIG-kaart 34 geeft korting bij veel culturele organisaties in Antwerpen. In 2009 werden er 580 van deze kaarten uitgereikt. In totaal zijn er 852 kaarten actief. Over het omniostatuut bestaat nog veel onduidelijkheid. Personen met een laag gezinsinkomen kunnen het omniostatuut krijgen. Het geeft hen recht op een hogere terugbetaling van hun ziektekosten, naast andere voordelen. Het aantal mensen dat hiervoor in aanmerking komt, ligt veel hoger dan het aantal leefloners of het aantal BIG-kaarthouders. Daardoor is het een geschikt instrument om mensen met een laag inkomen een reductie te geven. De moeizame informatieverstrekking rond het omniostatuut door de mutualiteiten is nog een groot struikelblok. Er bestaat een wildgroei aan kortingscategorieën. Er is geen eenvormig systeem voor alle instellingen, zelfs niet binnen de stedelijke instellingen (bib, cc, musea).

34

BIG staat voor Bescheiden Inkomen Genieters. De BIG-kaart is een Antwerps privé-initiatief en geeft de mogelijkheid om tegen een gunstig tarief deel te nemen aan culturele evenementen. De kaart is verkrijgbaar bij Info Cultuur.


83 Samenwerking met doelgroeppartners gebeurt regelmatig, omdat prijszetting alleen niet tot de beoogde participatie leidt. Toeleidingsactiviteiten en communicatie zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven. Zo heeft De Roma een aantal bevoorrechte partners: zij krijgen behalve reductie ook extra info over voorstellingen die interessant kunnen zijn voor hun publiek. Die info krijgen ze ruim op voorhand, zodat ze tijdig kunnen reserveren. Eén op de vijf organisaties communiceert niet over haar prijsbeleid. Mensen in (kans)armoede denken vaak dat cultuur niets voor hen is, omdat het te duur is. Wel over de prijszetting communiceren kan dit vooroordeel en imagoprobleem wegwerken. Bij het merendeel van de organisaties zijn bijkomende diensten zoals vestiaire, toilet, programmabrochure en audiogids gratis. Zelfs de rondleidingen met gids zijn bij de helft van de organisaties gratis. Ook hierover communiceren is zinvol. De wijze van reserveren en kopen van tickets is voor mensen die niet thuis zijn in cultuur vaak nog een drempel. Twee derde van de organisaties verkoopt tickets via een kassabalie. Daarnaast kan men gebruikmaken van telefoon en internet. Voor kansengroepen zijn beide opties van belang. Het contact aan de kassa biedt de mogelijkheid om mensen extra informatie en advies te geven en hen alvast welkom te heten. Mensen in (kans)armoede beschikken vaak niet over internet of een kredietkaart. Ook daarom is de verkoop via een ticketbalie heel belangrijk voor hen. Mensen die beperkt zijn in hun mobiliteit zijn dan weer afhankelijk van telefoon en internet. Product In het artistieke aanbod zetten de meeste organisaties die inspanningen voor deze groep doen vooral in op een specifieke programmering door de eigen medewerkers, een programmering in samenwerking met doelgroeporganisaties en een sociaal-artistieke werking. Inspraak van de doelgroep en zelfstandige producties van de doelgroep komen veel minder aan bod. Vooral de cultuurcentra zijn actief voor deze doelgroep. Zo organiseren De Roma, ’t Werkhuys en Nova cultuurcafés35 in samenwerking met Recht-Op. De Roma verzorgt ook een coproductie met Tutti Fratelli. Cc Deurne organiseert het sociaal-artistieke project GeKunst, in samenwerking met Wijkcentrum ’t Pleintje . De toeleiding en publiekwerking gebeurt vooral met workshops, cursussen en rondleidingen, via doelgroeporganisaties en intermediairs. Peers worden niet ingezet. Nochtans heeft deze een methodiek al op vele vlakken zijn waarde bewezen. Cultuurcentra Antwerpen hebben in samenwerking met APGA36, Recht-Op en de deelnemers van de Cultuurcafés en Cultuur Proeven37 een gids ontwikkeld over cultuurcodes. De gids geeft mensen in (kans)armoede op een laagdrempelige manier info en advies over allerlei dingen die bij deelname aan een culturele activiteit van belang zijn. De stedelijke musea hebben een specifiek aanbod voor OCMW-klanten: verjaardagsrondleidingen en de erfgoedkoffer. Er wordt ook nagedacht over een aanbod voor kinderen en jongeren via het OCMW. Quote “Eén van de bezoekers zei: Ik ben heel blij dat jullie dit doen, want ik was vroeger hier (bij deSingel nvdr) klant. Ik had een zaak, maar ik ben failliet gegaan en alles is misgegaan in mijn leven. En ik kon het me niet meer permitteren om hier naartoe te komen. Maar ik miste het enorm, en nu (met speciaal reductietarief voor OCMW-klanten nvdr) kan ik het wel betalen. En ik heb eigenlijk uw inleiding niet nodig, maar ik kom mee om anderen te overtuigen dit te doen. Dat dit ook een andere vorm van waarde aan je leven kan geven.” J. Aerts, deSingel over een spontane ‘peer’ die hij ontmoette tijdens een voorlichtingsmiddag van het OCMW.

Cultuurcafés: op het Kiel en in Borgerhout is er een cultuurcafé. Het is een gratis avond waar iedereen welkom is, zonder vooraf in te schrijven of te verwittigen. In het cultuurcafé kan u genieten van een muziekoptreden of een literaire avond met een bekende Vlaming. Op het Kiel worden ook gezelschapsspelen gespeeld. 36 APGA staat voor Antwerps Platform Generatie Armen. 37 Cultuur Proeven in Antwerpen-Noord (APGA): Iedere tweede en vierde donderdag van de maand komt een groep mensen in (kans)armoede samen in het Oude Badhuis om te bekijken wat er die maand te beleven valt in Antwerpen. Ze plannen uitstappen: toneel, concert, opera, cinema, een museumbezoek, een fototentoonstelling… 35


84 Toeleiding is voor deze groep heel belangrijk. Vaak hebben mensen in (kans)armoede geen uitgebreid sociaal netwerk. Daardoor kunnen ze niet vaak een babysit te pakken krijgen of vinden ze moeilijk gezelschap om mee naar een culturele activiteit te gaan. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat culturele activiteiten in hun thuismilieu niet hoog aangeschreven staan. Intermediairs en doelgroepleden geven aan dat het niet makkelijk is de juiste voorstelling of tentoonstelling uit te kiezen. Ook publiekswerkers hebben het lastig om hierover gepast advies te geven. Het aanbod mikt nog te veel op de doorsneecultuurliefhebber. Sommige groepen herkennen er zich dan ook nauwelijks in. Een andere grote drempel is het ontbreken van de nodige culturele bagage: deze groep mist de codes en competenties om te kunnen genieten van de inhoud bij moeilijkere kunstdisciplines. Promotie Ongeveer 40 % van de organisaties die inspanningen leveren voor mensen in (kans)armoede voert geen specifieke communicatie naar deze groep. Wel maakt ongeveer de helft van hen gebruik van aangepaste communicatiekanalen om mensen in (kans)armoede te bereiken. Informatie over de doeltreffendheid van de ingezette kanalen is niet beschikbaar. De aanpassingen in taal en vormgeving in de communicatie voor mensen in (kans)armoede zijn nog beperkt. Van de organisaties die inspanningen voor mensen in (kans)armoede leveren, besteedt 20,4 % aandacht aan taal en 14,3 % aan vormgeving. De andere organisaties rekenen vooral op hun algemene communicatie: websites, flyers en affiches. Dat zijn echter communicatiekanalen die mensen in (kans)armoede veel minder gebruiken. 70 % van de organisaties maakt ook gebruik van mond-tot-mondreclame38. Bepaalde organisaties zijn zich bewust van het belang van persoonlijk contact bij communicatie naar kansengroepen. Intermediairs (35 %) en doelgroeporganisaties (44 %) worden al iets vaker betrokken bij communicatie. Peers worden nog weinig ingezet. Het bewust inschakelen van intermediairs, sleutelfiguren en peers kan bijdragen aan de optimalisatie van de mond-tot-mondreclame. Ook voor specifieke producten uit het aanbod is aansluitende communicatie nodig, om het effect van het aangepaste aanbod niet verloren te laten gaan. Er wordt niet altijd nagedacht over het imago dat de ‘reguliere’ communicatie uitstraalt. Dat imago bepaalt hoe kansengroepen naar de organisatie kijken. Het geeft hen het gevoel dat de organisatie al dan niet iets voor hen is. Hoewel er veel inspanningen worden gedaan om de prijzen laag te houden, blijft het imago bestaan dat cultuur duur is. Toch wordt hier in de communicatie weinig aandacht aan besteed, zoals bijvoorbeeld het communiceren van ticketprijzen.39 Een aantal partners wijst ook op de rol van de media in beeldvorming rond cultuur. Ook de stad speelt hierin nog onvoldoende een rol, volgens meerdere geïnterviewden. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Personeelsbeleid Er is weinig brede diversiteit in het personeels- en vrijwilligersbestand, zeker op stafniveau. Toch zien we dat de mentaliteit in de organisaties verandert. Het besef groeit dat brede diversiteit in het personeels- en vrijwilligerskader nodig is om een nieuw, divers publiek aan te trekken. De organisaties en instellingen nemen vaak een afwachtende houding aan bij het vergroten van die diversiteit. Dat geldt zowel voor het personeelsbeleid, het vrijwilligersbeleid als het stagebeleid van de organisaties.

38 39

Over het aandeel van de mond-tot-mondcommunicatie in het totale communicatiepakket zijn geen gegevens beschikbaar. HETPALEIS geeft aan dat bij een onderzoek bij non-participanten veel mensen niet werden aangetrokken door hun reclamebeeld, omdat zij de artistieke affiches van HETPALEIS met ‘duur’ associeerden. (Dit komt ook aan bod in de diepte-interviews met de doelgroepleden over musea.) De meer commerciële affiches van de Stadsschouwburg, voor een voorstelling van 25 euro, spraken non-participanten wel aan. Door dit onderzoek gebruikt HETPALEIS voortaan steeds figuratieve afbeeldingen in haar affiches.


85 Werving blijkt een heikel punt. Aanwervingprocedures van de stad bieden weinig speelruimte, al wordt bij de selectie al iets meer ingezet op competenties. Het herbekijken van functieprofielen en wervingskanalen gebeurt mondjesmaat. Het inschakelen van de organisatie of instelling bij werkervaringsprojecten, biedt kansen om mensen in (kans)armoede op te nemen in het personeelsbestand. De vorming over diversiteit voor het personeel is beperkt. Het nut ervan wordt regelmatig in vraag getrokken. Baliepersoneel en suppoosten krijgen wel vorming over klantvriendelijkheid. Over het algemeen is er een professionalisering van de publiekswerking bij de organisaties en instellingen. Steeds meer organisaties hebben publiekswerkers in dienst, vaak naast de communicatiemedewerkers. Daardoor krijgt de publiekswerking steeds meer structuur en komt er meer aandacht voor de doelgroepgerichte werking, naast de – prioritaire – integrale werking. Toch beperkt doelgroepwerking zich niet tot de publiekswerking, maar maakt het deel uit van de hele werking: van de artistieke directie tot het onthaal. Vrijwilligerswerking 77 % van de organisaties werkt met vrijwilligers. Van die organisaties werkt ongeveer 15 % met mensen die in armoede leven. Een laag percentage. Bovendien is daarbij niet aangegeven over hoeveel vrijwilligers het gaat. Ongeveer 7 % levert inspanningen om mensen in (kans)armoede als vrijwilliger te rekruteren. Vrijwilligerswerk is vaak louter uitvoerend. Vrijwilligers leveren niet vaak een bijdrage aan het aanbod. Vaak gebeurt dit niet omdat men vreest de greep op het artistieke te verliezen en aan kwaliteit in te boeten. Nochtans bestaan er projecten met kansengroepen die aantonen dat inspraak niet voor het hele aanbod hoeft te gelden, maar dat het wel een andere dynamiek aan de hele werking geeft. Een professionele vrijwilligerswerking, met een breed divers en gestructureerd beleid en een visie over de rol van vrijwilligers in de organisatie, ontbreekt vaak. Dit zou nochtans de rol en het belang van mensen in (kans)armoede als vrijwilligers kunnen duiden. Partners Cultuurorganisaties en instellingen werken dikwijls samen met partners. Deze samenwerkingsverbanden bestrijken een breed spectrum: van een eenmalig buurtinitiatief tot gerichte toeleidingsacties en artistieke producties. Toch ontbreekt vaak een uitgekiend beleid over samenwerking en criteria voor het aangaan van samenwerkingsverbanden. Voor mensen in (kans)armoede werkt iets meer dan 40 % van de instellingen samen met de doelgroeporganisaties zoals APGA, PSC40, Recht-Op, Samenlevingsopbouw en OCMW. 32 % werkt samen met intermediairs. Met peers of de doelgroepleden zelf wordt weinig samengewerkt. Hier liggen nog mogelijkheden. De samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een eerste stap naar een meer vraaggestuurde werking. Organisaties geven aan dat het makkelijker en efficiënter is om met professionele organisaties samen te werken dan met individuele personen uit de verschillende kansengroepen. De inspraak van leden van de kansengroepen is natuurlijk wel beperkter41 in dat geval. Partners vinden trajectwerking belangrijk om goede resultaten in de samenwerking te behalen. Het volhouden van inspanningen over een langere periode, speelt een grote rol in de slaagkans van inspanningen. Dat geldt zowel voor een veranderproces in de eigen instelling, als voor een mentaliteitswijziging bij het publiek. Samenwerking wordt ingezet – vooral bij langere trajecten – om de continuïteit te waarborgen, expertise op te bouwen, het netwerk te vergroten en een brug te slaan naar de achterban.

40 41

PSC staat voor Protestants Sociaal Centrum Volgens APGA is het niet vanzelfsprekend dat de inspraak in dat geval beperkter is. Zij geven aan dat professionele organisaties soms een globaler zicht hebben. Het gevaar bestaat dat bijvoorbeeld de leden van een focusgroep heel individueel naar iets kijken en het globale plaatje uit het oog verliezen.


86

Aanbevelingen Plaats Niet alleen het aanbod zelf, maar ook het tijdstip waarop, beïnvloedt de aanwezigheid van bepaalde groepen. Veel mensen in (kans)armoede zijn vragende partij voor matinees. Durf eens een topper te programmeren op zondagmiddag. Verankering in de buurt moet organisch groeien.

Goed praktijkvoorbeeld: Nesten op het Kiel © Sven Van Baarle Samen kunst maken om de sociale cohesie in de wijk te versterken. Dat was het opzet van het project ‘Nesten op het Kiel’. Van 15 maart tot 27 april 2008 nodigden de kunstenaars Andreas Hetfeld en Suus Baltussen alle Kielenaars uit om mee te bouwen aan een reuzengroot nest op het grasveld naast de potenblokken (de Braemblokken). De lokale netwerken – buurtwerking, bewonersgroepen, Nova, scholen, jeugdwerk – spoorden de bewoners aan mee te werken aan dit interactief en omvangrijk initiatief. Meer dan 1 000 mensen staken de handen uit de mouwen. 300 buurtbewoners versierden nestkastjes. Verenigingen en scholen werkten rond het thema. Het resultaat hiervan was een tentoonstelling in Nova. Sommigen knutselden zelf ‘vreemde nesten’ in elkaar, die achteraf langs een wandelroute te bezichtigen waren. Het Middelheimmuseum toonde een expo van nestenkunstenaar Andreas Hetfeld. Museumgidsen werkten speciale rondleidingen uit rond het thema ‘nesten en architectuur’. Allerlei randactiviteiten in en rond ontmoetingscentrum Nova informeerden en stimuleerden de buurtbewoners. De grote kracht van het project lag in de combinatie van het artistieke en het sociale. ‘Nesten op het Kiel’ was een sociaal gebeuren waar ontmoeting en samenwerking centraal stonden. Het maatschappelijke en het kunstzinnige gingen hand in hand. Dankzij feestelijke activiteiten en evenementen - workshops, films, muziek, theater, een mobiele bibliotheek - groeide het Nest uit tot dé ontmoetingsplek in de wijk. ‘Nesten op het Kiel’ was een initiatief van het Middelheimmuseum, in samenwerking met De Veerman, Nova, vzw Recht-Op en Samenlevingsopbouw. Het kreeg steun van de Vlaamse overheid. Het maakt deel uit van het project Bij-buurten op het Kiel. Gegevens 2008 { K\ekffejk\cc`e^ §;\ eXklli mXe [\ d\ej¨ mXe 8e[i\Xj ?\k]\c[ `e _\k 9iX\dgXm`caf\e D`[[\c_\`ddlj\ld 1 1488 deelnemers/bezoekers. { K\ekffejk\cc`e^ `e EfmX1 d\\i [Xe ( ''' Y\qf\b\ij&[\\ce\d\ij% { 9flng\i`f[\1 D\\i [Xe ( '*( [\\ce\d\ij# fm\i - n\b\e% Hebben deelgenomen : ! scholen: SPIA, de Blokkendoos, de Toverbol, SM9, Deeltijds Leren, SIBLO20 ! verenigingen: Samenlevingsopbouw, vzw Recht-Op, de academie van Hoboken, vzw Licht en Liefde, Afribel, scouts ! individuele buurtbewoners: ongeveer 180 personen Werkten tijdens de bouwperiode in eigen wijk of organisatie rond nesten: Viva, bewonersgroep De Javellekes, dienstencentrum De Boskes. { ;\ gif^iXdd\i`e^ `e EfmX1 ! Workshop ‘Knettergekke beestenboel’: 25 deelnemers (= volzet) ! film ‘Chicken Run’: 40 deelnemers ! workshop kokeneteke 2 x 12 deelnemers (= volzet) ! schoolvoorstelling ‘Mees, beer, eend en koe’: 190 leerlingen ! nesten quiz: 45 deelnemers ! schrijfproject ‘Liefdevolle Nestverhalen’ ( Recht-op in samenwerking met OCMW Sociaal Centrum Kyle): 15 deelnemers ! Slotfeest: meer dan 1 200 buurtbewoners waren aanwezig


87

Gegevens 2009 { E\jk]\\jk )''01 /'' Y\qf\b\ij { Gif^iXddXk`\ E\jk `e )''01 ¯cdj \e \\e dlq`\bmffijk\cc`e^ mffi b`e[\i\e Gegevens 2010 { Gif^iXddXk`\ )'('1 * ¯cdj# ( YileZ_ d\k bcXjj`\b ZfeZ\ik \e ( Z`iZljmffijk\cc`e^ Partners Nesten was een samenwerking tussen Nova, vzw Recht-Op, Samenlevingsopbouw, het Middelheimmuseum en De Veerman. Personeelsinzet { I\Z_k$Fg1 ( d\[\n\ib\i EfmX1 ( d\[\n\ib\i " k\Z_e`Z` \e gif^iXddXkfi\e mXe ZZ ;\ B\ie mffi _\k jcfkk]\\jk Middelheimmuseum: 1voltijdse en 1 halftijdse medewerker { G\k\ij \e d\k\ij1 JXd\ec\m`e^jfgYfln# EfmX \e Fgj`eafi\e jcfk\e \\e YllikZfekiXZk X] nXXiY`a 15 vrijwilligers uit de buurt zich engageren om het ‘nest’ te onderhouden. Contactgegevens: Nova Lieve Petit Schijfstraat 105 2020 Antwerpen tel. 03 259 04 20 lieve.petit@stad.antwerpen.be

Goed praktijkvoorbeeld: Volxkeuken in ’t Werkhuys Goed eten en drinken. Belgen staan erom bekend en doen niets liever. Het project ‘Volxkeuken’ in ’t Werkhuys speelt hier handig op in, met iedere vrijdagavond een collectief eetfestijn. Voor 5 euro krijgt u in ’t Kaffee een warme en gezonde maaltijd. ’t Werkhuys groeit dan uit tot een ontmoetingsplaats voor buurtbewoners, residenten41a en mensen van de organisatie Recht-Op (die slechts 3 euro betalen). ’t Kaffee van ’t Werkhuys is een plek waar men kan eten, drinken en kletsen. Er is ook een bibpunt met gratis kranten en tijdschriften. De Volxkeuken is een dynamisch concept, thematisch en intercultureel. De diversiteit is achter het fornuis én op de borden te vinden. Vrijwilligers van diverse pluimage gaan wekelijks aan de slag. Thema’s als Halloween, Sinterklaas en Kerstmis passeren de revue, maar ook de Caribische, Indische en Afrikaanse keuken worden uitgeprobeerd. De Turkse keuken werd begeleid door Turkse muziek. Tijdens een Frans-Marokkaanse proeverij voor de Week van de Smaak werden gasten uitgenodigd aan één tafel te zitten en het eten te delen. Op Burendag kreeg iedereen die vergezeld was van zijn buurman, twee maaltijden voor de prijs van één. Het intercultureel kookatelier van vzw Afribel stond dan weer in het teken van de Afrikaanse keuken. De Volxkeuken is een laagdrempelig initiatief dat allerlei mensen uit de buurt aanspreekt. Het brengt hen rond de tafel dichter bij elkaar, en zorgt daarbij voor interactie en uitwisseling. Aanbod: In 2009 waren er 49 Volxkeukens. 41a Residenten: dit zijn de gebruikers van ’t Werkhuys: de groepen en/of individuen die regelmatig een ruimte huren om een workshop,

cursus e.d. te geven. (wekelijks – maandelijks). Een aantal van hen koken soms voor de Volxkeuken, en dit gaat dan vaak gepaard met een toonmoment na de Volxkeuken > bvb: Pooja kookt Indisch en geeft nadien een toonmoment Bollywooddansen in ’t Kaffee.


88

Bereik: Elke vrijdag komen ongeveer 70 personen eten. Werkingsbudget: 150 euro per maaltijd Personeelsinzet: 2 personeelsleden, 1 student en een ploeg vrijwilligers (in de keuken). Contactgegevens: Evi Verrijcken 0473/131762 ’t Werkhuys Zegelstraat 13 2140 Borgerhout

Prijs Reducties moeten duidelijk en eenvormig zijn. Het is niet de bedoeling dat een film met ontbijt in het ene cultuurcentrum 2 euro kost, terwijl voor eenzelfde activiteit in een ander cultuurcentrum 2 euro voor de film en nog eens 2 euro voor het ontbijt wordt gevraagd. Ook het ticket- en reservatiebeleid moet duidelijk en eenvormig zijn. Laat het zo min mogelijk afwijken van het beleid voor de reguliere klanten. Dit eerste contact is vaak bepalend. Laat mensen voelen dat ze welkom zijn. Een eerste ervaring die slecht uitdraait hypothekeert toekomstige cultuurparticipatie. Communiceer transparant over het prijsbeleid. Een goede communicatie over de prijs van tickets én nevendiensten kan het imago dat cultuur te duur is, teniet doen.

Goed praktijkvoorbeeld: de 2-europas De 2-europas is een individuele kortingkaart voor mensen in (kans)armoede. Dit initiatief kadert binnen het participatiedecreet, dat de vrijetijdsparticipatie van mensen in (kans)armoede wil bevorderen. Wie over een verhoogde tegemoetkoming of omniostatuut41b beschikt en tegelijk klant is van het OCMW of lid van het vroegere Fonds voor Cultuurparticipatie, komt in aanmerking voor de individuele kortingkaart. Het opzet van de 2-europas is mensen voor wie de prijs een serieuze drempel vormt, makkelijker aan het aanbod van de Antwerpse cultuurcentra of culturele ontmoetingscentra te laten participeren. Voor 2 euro kunnen zij een voorstelling boeken in de Antwerpse cultuurcentra en culturele ontmoetingscentra. Casa Louisa, cc Berchem, cc De Kern, cc De Schelde, cc Deurne, cc Ekeren, cc Link, cc Luchtbal, cc Merksem, De Roma, ’t Werkhuys, Costa en Nova stapten enthousiast mee in het project. Ze zorgden voor een aangepaste communicatie van het aanbod, op maat van de doelgroep. De 2-europas werd begin 2009 gelanceerd en blijkt een succes. Na een half jaar waren er 1 670 passen verdeeld. Een harde kern van 191 klanten had toen al 1 343 tickets besteld. Het aanbod van De Roma viel bijzonder in de smaak, met meer dan 50 % van het aantal verkochte tickets. De drempel naar cc Link, cc Ekeren en cc De Schelde blijkt daarentegen nog hoog. Het initiatief van de 2-europas verdient een geduldige aanpak. Op langere termijn wordt de 2-europas vervangen door de A-kaart. Aantal verspreide passen: 1 992 41b Info over verhoogde tegemoetkoming of Omniostatuut is te bekomen bij de mutualiteiten.


89

Aantal individuele klanten: 267, 71 % van hen was daarvoor niet geregistreerd als klant van CCA Aantal aangekochte tickets: 2 306 Elke klant kocht dus gemiddeld 8,6 tickets met zijn pas. In werkelijkheid hebben klanten vooral tussen 2 en 4 tickets gekocht. Het zijn de verenigingen van het vroegere Fonds voor Cultuurparticipatie die het gemiddelde optrekken door meer dan 100 kaarten te kopen. Dit verklaart ook de succescijfers van enkele centra die door de verenigingen frequent bezocht worden. Contactgegevens: Heleen Driesen Coördinator dienst vrije tijd OCMW Antwerpen Departement Lokaal Sociaal Beleid Tel. 03 338 28 93 heleen.driesen@ocmw.antwerpen.be

Koppel een gratis drankje aan de €2-pas. Product Bereid mensen voor op hun bezoek. Ze zijn vaak bang om flaters te begaan. Geef hen vooraf de nodige informatie over de ‘regels’. Zo weten ze wat ze kunnen verwachten. Specifieke toeleidingsprojecten zoals de Cultuurcafés, Paar Apart van vzw Recht-Op (zie hieronder) of Cultuurproeven van APGA zijn een oplossing voor het ontbreken van een uitgebreid sociaal netwerk. Bovendien neemt in duo of in groep deelnemen psychologische drempels weg. Een groepskorting en een begeleiderskaart voor deze kansengroep is daarom een noodzaak. De A-kaart zou hierop moeten inspelen. Creëer een dubbel aanbod op hetzelfde moment: een aanbod voor ouders en een voor kinderen. Doe dit overdag, zodat er geen babysit moet worden gezocht. Leer mensen op een laagdrempelige manier technische toepassingen te gebruiken: zelf boeken scannen, een audiogids gebruiken… Intermediairs en doelgroepleden geven aan dat het niet makkelijk is om de juiste voorstellingen of tentoonstellingen uit te kiezen. Ook publiekswerkers kunnen hier niet altijd gepast advies bij geven. Een infomoment voor sociale organisaties en hun leden bij de start van het nieuwe cultuurseizoen kan hierop een antwoord bieden.

Goed praktijkvoorbeeld: Cultuurcafés in Borgerhout en het Kiel

© Dirk Cornelis In een cultuurcafé loopt u binnen om iets te drinken, een babbeltje te slaan en aan de toog te hangen. Op donderdagavond strijkt het cultuurcafé neer in Nova op het Kiel, met een gratis concert, literatuur of gezelschapspel. Op woensdagavond vindt het cultuurcafé plaats in Borgerhout. De eerste woensdag van de maand is er een literair café in ’t Werkhuys. Een BV vertelt dan over zijn lievelingsboeken. Op de derde woensdag verhuist het cultuurcafé naar De Roma voor een intiem foyerconcert.


90

Maar het cultuurcafé is meer dan een café. Zo is er ook het project ‘Een Paar Apart’. De deelnemers van ‘Een Paar Apart’ ontmoeten elkaar tijdens een cultuurcafé en proeven daarna als duo’s van het culturele aanbod in de stad. Elk duo bestaat uit een persoon die in armoede leeft en een persoon die niet in armoede leeft. Zo komen de verschillende leefwerelden met elkaar in contact. Armoede heeft immers niet alleen te maken met geld, het is een kluwen van problemen rond werk, opleiding, huisvesting, zelfwaardering… Er wordt gekozen voor cultuur als ontmoeting, omdat dit plezier biedt. Vzw Recht-Op probeert de drempels voor de deelnemers laag te houden en ondersteunt hen in tal van zaken. Bovendien wordt ook het gebruik van de 2-europas in de Antwerpse cultuurcentra intens gestimuleerd bij ‘Een Paar Apart’. Aanbod Kiel: 2009: 29 cultuurcafés Aantal deelnames Kiel: 2009: 1 131, gemiddeld 39 bezoekers Deelnemers aan het project ‘Een Paar Apart’ Kiel: *0 (/ [\\ce\d\ij `e Xidf\[\ " )( [\\ce\d\ij e`\k `e Xidf\[\ 5 nieuwe deelnemers aan ‘Een Paar Apart’ in 2009 Aanbod Borgerhout: 2009: 20 cultuurcafés Aantal deelnames Borgerhout: 2009: 1234, gemiddeld 61 bezoekers Deelnemers aan het project ‘Een Paar Apart’ Borgerhout: *0 )) [\\ce\d\ij `e Xidf\[\ " (. [\\ce\d\ij e`\k `e Xidf\[\ 6 nieuwe deelnemers aan ‘Een Paar Apart’ in 2009 Partners: Cultuurcafé ’t Kiel is een samenwerking tussen Nova, cc De Kern en vzw Recht-Op. Cultuurcafé Borgerhout is een samenwerking tussen De Roma, ’t Werkhuys, Bibliotheek Vredegerecht en vzw Recht-Op. Personeelsinzet: Kiel: 1 werknemer van vzw Recht-Op; 1 werknemer van cc de Kern/Nova; 2 vrijwilligers voor praktische ondersteuning; 1 à 2 technici. Borgerhout: 1 werknemer van vzw Recht-Op; 1 werknemer van ’t Werkhuys tijdens het literair café; 1 werknemer van De Roma tijdens het cultuurcafé met muziekoptreden; 1 à 2 technici van De Roma tijdens het cultuurcafé met muziekoptreden. Werkingsbudget: Kiel: Muziekcafés: 3 500 euro Literaire cafés: 3 750 euro Borgerhout: Muziekcafés: 6 826 euro (gedragen door De Roma) Literaire cafés: 3 500 euro (gedragen door Recht-Op) Contactgegevens: Cultuurcafé Kiel – verantwoordelijke: Hanne Deckers, nova.cultuurcafe@recht-op.be Cultuurcafé Borgerhout – verantwoordelijke: Nathalie Libbrecht, cultuurcafe.borgerhout@recht-op.be


91 Programmeer breed en divers. Durf afwijken van de bekende paden. Programmeer ook populair. Promotie Optimaliseer het promotiebeleid. Zet in op communicatiekanalen en -dragers waar deze groep zich mee informeert. Mensen in (kans)armoede maken weinig gebruik van dragers als folders, affiches en kanalen als websites. De Nieuwe Antwerpenaar en vooral mond-tot-mondreclame hebben meer succes bij hen. Maak in de communicatie gebruik van icoontjes om het taalniveau van een voorstelling aangeven. Ze zijn een handig instrument voor intermediairs en doelgroepleden om een keuze uit het aanbod maken. Werk met duidelijke en goed zichtbare pictogrammen. Gebruik universele symbolen. Gestileerde pictogrammen, die verder van de werkelijkheid afstaan, zijn moeilijker te begrijpen. Overleg hierover met intermediairs. Zet de pictogrammen in bij promotie, maar ook voor de communicatie ‘in huis’, zoals signalisatie en informatieborden. Personeel en vrijwilligers Denk na over (impliciete) keuzes. Hoe vult u het personeels- en vrijwilligersbeleid in? Gaat u actief op zoek naar vrijwilligers? Bent u bereid de consequenties van het beleid te dragen (bijvoorbeeld extra begeleiding)? Het eerste contact is belangrijk. Zorg voor een goede ontvangst waarbij de mensen zich echt welkom voelen. Zorg er ook voor dat het onthaalpersoneel bekend is bij mensen in (kans)armoede. Vertrouwde gezichten geven een gevoel van veiligheid. Ze nemen angst en onzekerheid weg. Wees creatief bij de aanwerving van nieuw personeel. Stel de organisatie kandidaat voor een werkervaringsproject voor laaggeschoolden.


92

11. Cultuurparticipatie van mensen van diverse etnisch-culturele origine Participatie van mensen van diverse etnisch-culturele origine in cijfers Enkele Vlaamse gegevens Er bestaan geen Vlaamse gegevens over participatie van mensen met een etnisch-cultureel diverse afkomst. Daardoor is een vergelijking tussen Antwerpse en Vlaamse participatiegegevens onmogelijk. Participatie in Antwerpen Mensen van diverse etnisch-culturele origine participeren minder aan het Antwerpse aanbod dan autochtone Antwerpenaren. Meer mensen participeren nooit, en minder mensen participeren frequent. Wel zijn er duidelijke verschillen volgens de herkomst van de participanten en volgens discipline42. Bekijken we de participatie naargelang herkomst, dan participeren mensen met Europese roots bijna even veel als de gemiddelde Antwerpenaar. Personen uit de Maghreb, Turkije en de rest van de wereld nemen beduidend minder deel. Niet of bijna nooit participeren (bruin in de grafiek), is van toepassing op de helft van de mensen met Maghrebijnse en Turkse roots, terwijl het maar voor 1 op 3 Antwerpenaars geldt. Gelet op de omvang van de groep van Maghrebijnse of Turkse oorsprong, gaat het over een erg grote groep die niet wordt bereikt met het culturele aanbod. Van de Antwerpse inwoners uit de rest van de wereld, participeert zo’n 37 % niet. Toch zijn daar bijna evenveel frequente (groen en geel in de grafiek samen) gebruikers (een kleine 30 %) als bij de gemiddelde Antwerpenaar. Grafiek 5443: Verdeling etnische groepen volgens score op de schaal cultuurparticipatie

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Bekijken we dit per kunstdiscipline, dan zien we dat herkomst mee bepalend is voor het type kunst waaraan mensen participeren. Het globale aanbod blijkt mensen met roots buiten België minder aan te spreken, met uitzondering van de bioscoop en de bibliotheek. Maghrebijnen en Turken participeren minder aan toneel, dans en balletvoorstellingen, museumbezoek, bezoek aan historische plaatsen en concerten. Ze bezoeken vaker de Hierbij dient genuanceerd te worden dat alleen die mensen die het Nederlands voldoende beheersen, werden bevraagd. Het waren dus niet de nieuwkomers die net zijn aangekomen, of de oudkomers die onvoldoende Nederlands beheersen. Dat zou het beeld waarschijnlijk nog een stuk versterken. 43 Zie voetnoot 17 voor een methodologische toelichting bij de grafiek 42


93 bioscoop en de bibliotheek. Andere niet-Europeanen bezoeken minder frequent toneel, concerten, musea en historische plaatsen. Net als Maghrebijnen en Turken bezoeken zij iets frequenter bioscopen en bibliotheken. OostEuropeanen bezoeken iets minder vaak de bioscoop, het theater, musea en de bibliotheek, maar gaan wel meer naar dans en ballet, en bezoeken meer historische plaatsen. De bioscoop is duidelijk erg populair. Opvallend is dat mensen met Turkse of Maghrebijnse roots (geel en groen samen: 19,9 %) of uit de rest van de wereld (idem: 19,1 %) frequente bezoekers zijn: ze gaan dubbel zo vaak als Belgen (8,4 %), West- en Zuid-Europeanen (9,5 %) en Oost-Europeanen (7,4 %). Uit diepte-interviews blijkt het dan vooral te gaan om bezoeken aan UGC of Metropolis; veel minder om films in de cultuurcentra. Dat laatste aanbod blijkt weinig bekend. Bij de groep die nooit naar de bioscoop gaat, vormen de mensen met Turkse of Maghrebijnse roots de kleinste groep: 29,7 % tegenover van 36,2 % van de Belgen, 39,5 % van de West- en Zuid-Europeanen en 43,2 % van de Oost-Europeanen. Grafiek 55: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bioscoopbezoek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Veel lagere participatiecijfers krijgen we voor dans-, theater- en muziekvoorstellingen. Smaak en de aard van het aanbod zijn dus mee bepalend voor de participatie van mensen van etnisch-cultureel diverse origine. Maar ook daarin bestaan verschillen volgens herkomst. Dans is weinig populair. 75,2 % van de Antwerpenaars gaat nooit naar een dansvoorstelling. Voor mensen met Turkse of Maghrebijnse roots is dat zelfs 89,5 %. Er zijn ook zeer weinig frequente bezoekers. Opvallend is wel dat dit bij mensen uit de rest van de wereld (‘andere’) toch zo’n 4 % is. Merkelijk meer dan de doorsnee Antwerpenaar.


94 Grafiek 56: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek ballet- of dansvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Ook toneel is weinig populair. 48,5 % van de Belgen gaat nooit naar het theater. Bij Oost-Europeanen stijgt dat percentage tot 62,6 % en bij Turken en Maghrebijnen tot 80,2 %. Er zijn ook zeer weinig frequente gebruikers, in vergelijking met de Belgische frequente gebruikers (zo’n 5 %). Taal vormt daarbij duidelijk een drempel – en niet alleen tijdens de voorstelling. Toch geven bijvoorbeeld Oost-Europese personen in diepte-interviews aan graag naar toneel te gaan. Quote “Podiumkunsten bieden meer interactie, een grotere beleving. (…) Polen zijn zo opgevoed: theater en opera moet je echt vieren, je moet je daarvoor opkleden en zo.” (Marzena, 35 jaar, Polen)


95 Grafiek 57: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek toneelvoorstelling (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. Hoewel soms gesteld wordt dat muziek een universele taal is, blijkt dat niet uit de etnisch-culturele samenstelling van het publiek. Waar zo’n 6 op 10 Belgen participeert, zijn dat er maar 3 op 10 met Turkse of Maghrebijnse roots, en maar een kleine 5 op 10 uit de rest van de wereld. Waar 9,9 % van de Belgen frequente bezoeker is, is dat maar de helft of zelfs minder voor niet-Belgen. Herkenbaarheid van het aanbod blijkt daarin toch te spelen44. Grafiek 58: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek concert (12 maanden voor afname enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie

44

Dat blijkt ook uit de niet-gepubliceerde nota van Tine Mallentjer: Cultuurparticipatie van etnisch-culturele minderheden in Antwerpen, 2009, p. 2 e.a.


96 Ook het museumbezoek ligt lager bij mensen van diverse etnisch-culturele origine, al moet dit worden genuanceerd. De helft van de mensen met Turkse of Maghrebijnse roots gaat nooit naar een museum of tentoonstelling, terwijl dat maar 1 op 3 is van alle Antwerpenaars. Waar 50 % van de Antwerpenaars af en toe een tentoonstelling bezoekt, is dat voor Oost-Europeanen en mensen uit de Maghreb zo’n 40 %. Kijken we naar de frequente bezoekers, dan blijkt dat Europeanen (bijna zo’n 20 %) vaker gaan dan Belgen (zo’n 15 %), terwijl dat veel minder het geval is voor Magrebijnen en Turken (zo’n 7 %). Musea zijn duidelijk een Europees gegeven. Daarom is een andere aanpak nodig voor niet-Europeanen. Quote “Een museum in Polen is heel strikt, heel erg een kwestie van ‘ondergaan’. Hier is het veel interactiever” (Marzena, 35 jaar, Polen)

Gelijkaardige cijfers gelden voor het bezoeken van historische plaatsen. Grafiek 59: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek museum, tentoonstelling of galerij (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


97 Grafiek 60: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek historische plaats (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie. De bibliotheek is wel populair. Ze wordt meer bezocht door mensen met niet-Belgische roots, dan door Belgen. De bib is vooral populair bij mensen uit de Maghreb en Turkije en bij mensen met niet-Europese roots: zo’n kleine 7 op 10 mensen bezoekt de bib, terwijl dat voor Belgen maar ongeveer 5 op 10 is. Opvallend is dat zo’n 30% van de nietBelgen frequent naar de bib gaat, terwijl dat maar voor zo’n 20% van de Belgen geldt. Bij Turken en Maghrebijnen zijn zelfs tweemaal zoveel zeer frequente bezoekers (maandelijks of meer) dan bij de Belgen (10%). Grafiek 61: Verdeling etnische groepen volgens frequentie bezoek bibliotheek (in de 12 maanden voor afname van de enquête)

! Bron: Stadsmonitor 2008. Bewerkingen: Studiedienst Stadsobservatie.


98 Uit diepte-interviews blijkt dat vooral kranten en internet een belangrijke troef van de bib zijn. Er zijn veel verzuchtingen naar meer anderstalige kranten en boeken45. Ook een actueler aanbod aan anderstalige boeken, muziek en films wordt gemist. Quote “Zelf ga ik niet zo vaak naar de bibliotheek. Ik breng boeken mee uit Polen of ik bestel ze via internet. Ik wil die boeken hebben. (Bovendien) zijn boeken sneller vertaald in Polen dan hier. En in Permeke zijn er heel weinig Poolse boeken45a: er zijn er maar 3 (drie, sic) terwijl er 50 000 Polen in Antwerpen zijn! Kinderboeken zijn er niet; zelfs bij de Slegte vind je er meer! (…) En er zijn maar enkele grote Poolse cineasten, geen Poolse muziek45b en geen Poolse of Russische kranten daar, terwijl je dat wel in Poolse winkels vindt. Er bestaat een gratis Poolse krant die hier gemaakt wordt. Die pak ik dan mee uit Poolse winkels.” (Marzena, 35 jaar, Polen) “Spaanstalige boeken zijn oude boeken van tien jaar geleden; er zijn geen moderne boeken (van de laatste vijf jaar). Het is een klein aanbod (…) en er zijn geen kinderboeken in het Spaans. (…) Muziek en films in het Spaans zijn er wel. De muziek is modern!” (Nydia, 36 jaar, Guatemala)

In de opdracht van een openbare bibliotheek (decreet lokaal cultuurbeleid, 13 juli 2001) worden bijzondere voorzieningen vastgelegd voor blinden en slechtziende personen met een leesbeperking en langdurig zieken en personen die verblijven in een rust- of verzorgingstehuis. Deze worden door de Openbare Bibliotheken Antwerpen voorzien van lectuur en ontspanning, via boekenpakketten of via de dienstverlening in een bibpunt (ontmoetingscentrum, dienstencentrum) of de dienst “bib aan huis”. Er wordt in het decreet niet gesproken over het aanbieden van een anderstalig aanbod; noch worden hier door de overheden extra middelen voor voorzien. De Openbare Bibliotheken, in de metropool hebben oog voor deze doelgroepen. Jaarlijks kopen ze taalcursussen aan in zeer verscheiden talen en met speciale zorg en aandacht voor het aanbod NT2 ( Nederlands leren voor anderstaligen). Volgens het decreet moet er van de middelen bestemd voor de aankoop van gedrukte materialen jaarlijks minstens 75 percent van het vastgestelde budget worden besteed aan Nederlandstalige publicaties. De Openbare Bibliotheken Antwerpen gaven in 2007 gemiddeld 2,82 euro uit per inwoner – in de provincie lag het gemiddelde op 4,26 euro; gezien de beperkte middelen wordt de voorkeur gegeven aan een aanbod in het Nederlands; dit ook om de inburgering te versoepelen. Om de huidige collectie in alle talen beter op peil te houden, is een verhoging van het budget zeer wenselijk. Dan kan de kwaliteit van het aanbod in andere talen ook verbeterd worden. De Openbare Bibliotheken Antwerpen kiezen ervoor om te investeren in een anderstalig fictieaanbod in het Frans en Duits (onze landstalen) en in het Engels en Spaans (grote wereldtalen). Ook Portugees en Italiaans komen aan bod, vooral in de vorm van easy-readers- gericht op de studenten van avondlessen in die talen. Hiermee bereiken ze al een groot deel van de anderstalige inwoners van de stad. Wat betreft het gebrek aan aanbod van kranten in niet West-Europese talen. De levering van dergelijke kranten is problematisch. Ze kunnen niet besteld worden via het lopende raamcontract; deze kranten zijn duur (wegens extra kosten voor levering); de kranten zijn meestal niet de dag zelf beschikbaar maar pas later en dus niet actueel. In het kader van het digitaal aanbod kan misschien onderzocht worden hoe ze raadpleegbaar zijn via internet en wat dit betekent op financieel vlak. I. Goossens, Cultuur, sport & jeugd. Openbare bibliotheek – Kotterstraat (Collectieverwerking en achtergrondmagazijn) 45a Er worden in bibliotheek Permeke 25 Poolse boeken aangeboden; dit is inderdaad een bescheiden pakket. De bewering dat er slechts “3 boeken zijn” is mogelijk als de andere exemplaren uitgeleend zijn. I. Goossens, Cultuur, sport & jeugd. Openbare bibliotheek – Kotterstraat (Collectieverwerking en achtergrondmagazijn) 45b Uit het ruime aanbod muziek wordt uit noodzaak een selectie gemaakt. De Openbare Bibliotheken Antwerpen kunnen niet alle in de handel verkrijgbare muziek aanbieden. Traditioneel ligt de nadruk op klassieke muziek en jazz. Het aanbod wereldmuziek (waaronder Poolse muziek valt) is een kleiner segment. I. Goossens, Cultuur, sport & jeugd. Openbare bibliotheek – Kotterstraat (Collectieverwerking en achtergrondmagazijn) 45


99

Inspanningen van de sector Wat doet de sector al voor mensen van etnisch-cultureel diverse afkomst? En hoe ervaren die mensen dat zelf? Op basis van een onlinebevraging en diepte-interviews komen we tot volgende algemene gegevens. Grafiek 62: Aandeel organisaties dat inspanningen levert per doelgroep Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

70 60

57,4 57,4 52,1

50

45,7

43,6 42,6

40,4

Percentage

40

43,6

42,6

36,2

30

25,5 26,6

28,7 25,5

20 10 0 Kinderen

Jongeren

Jongvolwassenen

Senioren

Personen met een handycap

Mensen in kansarmoede

Mensen van diverse etnisch­ culturele origine

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009. In bovenstaande grafiek zien we dat zo’n 29 % van de organisaties structureel inzet op mensen van een andere etnisch-culturele origine. Op projectmatige basis zijn dat er meer – zo’n vier op tien. Over hoeveel inspanningen het gaat, of over de effectiviteit ervan, kunnen we hier niets afleiden. Wel dat twee derde van de organisaties hier niet structureel mee bezig is, en meer dan de helft ook niet projectmatig. Grafiek 63: Inspanningen voor mensen van diverse etnisch-culturele origine Structurele inspanningen

Projectmatige inspanningen

80 70,0

70 60,0

60 Percentage

51,5

50

43,6

40

37,5

34,8

31,3

30 20

27,3

28,7

17,4

10 0

bibliotheek (N=23)

cultuur­ en ontmoetingscentra (N=10)

musea en erfgoedinstellingen (N=16)

podia en gezelschappen (N=33)

Totaal (N=94)

Item

Bron: Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, 2009.


100 Bekijken we dit per type cultuurinstelling, dan zijn het vooral culturele en ontmoetingscentra die hierin het voortouw nemen. Ze doen dat onder meer via ondersteuning van Murga’s, gemeenschapsvormende projecten zoals ‘2600 kleuren’ in Berchem of ‘Borgerio’ in Borgerhout. Podia en gezelschappen leveren ook veel projectmatige inspanningen voor mensen van etnisch-cultureel diverse achtergrond (iets meer dan 50 %). Bibliotheken doen opvallend weinig inspanningen voor deze doelgroep (17,4 % structureel en 34,8 % projectmatig) in vergelijking met het gemiddelde (28,7 % en 43,6 %). Vijf bibliotheken op zes hebben dus geen structurele werking voor deze doelgroep, en twee op drie ook geen projectmatige. In wat volgt gaan we dieper in op het participatiebeleid van culturele organisaties en instellingen en bekijken we welke inspanningen geleverd worden op het vlak van plaats, prijs, product, promotie, personeel en partners.46 Plaats Imago en mentale toegankelijkheid van het gebouw. Culturele instellingen hebben vaak een hoge drempel (‘kunsttempel’). Sommige organisaties proberen dit te veranderen door delen gratis toegankelijk te maken. Andere organisaties trekken een nieuw publiek aan met evenementen die laagdrempeliger zijn of met rondleidingen door het gebouw, eventueel gecombineerd met een voorstelling. Anderzijds laat een uitgesproken architectuur de instelling ook opvallen en prikkelt het vaak de nieuwsgierigheid. Op locatie werken. De formele context waarbinnen culturele activiteiten doorgaans plaatsvinden, kan een drempel vormen voor bepaalde groepen mensen van andere origine. Zo beleven mensen van Marokkaanse en Turkse origine cultuur vooral in een informele context, bijvoorbeeld tijdens familiefeesten. Locaties in de buurt van hun leefomgeving en in open lucht zijn wel aantrekkelijk. Moslimvrouwen voelen zich niet bekeken in hun vertrouwde omgeving. Verankering in de buurt is vaak beperkt, al zijn organisaties hier steeds bewuster mee bezig. Gelijkwaardig partnerschap in buurtwerking is vaak een struikelblok. Nochtans is verankering in de buurt extra belangrijk voor deze groep. Uit onderzoek blijkt dat activiteiten in een lokale context meer aandacht krijgen. Prijs Samenwerking met doelgroeppartners gebeurt regelmatig, omdat prijszetting alleen niet tot de beoogde participatie leidt. Toeleidingsactiviteiten en communicatie zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven voor specifieke groepen. Quote “Een opendeurdag in de cultuurcentra zou goed werken. (…) en misschien zou er ergens een plaats moeten zijn waar je alle kaarten aan lage prijs kan kopen die nog beschikbaar zijn. Lastminutetickets, er zijn vaak maar halfvolle zalen.” (Marzena, 35 jaar, Polen) Eén op vijf organisaties communiceert niet over prijzen. Het imago dat cultuur te duur is, blijft bestaan. Zo blijkt uit een onderzoek van HETPALEIS dat mensen hun erg artistieke affiches met ‘duur’ associeerden, terwijl de meer commerciële affiches van de Stadsschouwburg, voor veel duurdere voorstellingen hen wel aanspraken. Communicatie over prijszetting kan dit vooroordeel wegwerken. Quote “Prijs is bij cinema geen probleem, dat is voor ontspanning. (Maar) het museum is om een beetje te studeren.” (Bara, 35 jaar, Senegal)

46

Voor dit deel werd ruim geput uit de niet-gepubliceerde nota van Tine Mallentjer: Cultuurparticipatie van etnisch-culturele minderheden in Antwerpen, 2009.


101 Bij het merendeel van de organisaties zijn bijkomende diensten, zoals vestiaire, toilet, programmabrochure en audiogids gratis. Zelfs de rondleidingen met gids zijn bij de helft van de organisaties gratis. Ook hierover communiceren is zinvol. De wijze van reserveren en tickets kopen is voor mensen die niet thuis zijn in cultuur vaak nog een drempel. Twee derde van de organisaties biedt tickets via een kassabalie aan. Daarnaast kan men gebruik maken van de telefoon en het internet. Voor mensen van andere etnisch-culturele origine zijn beide van belang. Aan de kassa krijgen mensen extra informatie en worden ze alvast welkom geheten. Voor jongeren uit deze doelgroep zijn telefoon en internet dan weer belangrijk. Aandachtspunt Het is belangrijk te weten dat veel mensen van etnisch-diverse origine ook laaggeschoold zijn en een beperkt inkomen hebben.46a Bekijk daarom ook het hoofdstuk ‘mensen in (kans)armoede’ en de drempels en aandachtspunten die daarin besproken worden. Dat blijkt ook uit onderstaande verzuchting over kinderopvang. Quote “Begeleide kinderopvang in de bibliotheek, zodat ouders rustig een boek kunnen kiezen… dat wil ik nog even kwijt.” (Lydia, 35 jaar, Guatemala) Product De meest voorkomende inspanningen in het artistieke aanbod van de instellingen voor deze doelgroep zijn programmering door eigen medewerkers, programmering in samenwerking met doelgroeporganisaties, een sociaal-artistieke werking en programmering in samenwerking met intermediairs. Vooral de cultuurcentra en podiumorganisaties doen hiervoor inspanningen. Een artistiek aanbod volledig uit handen geven, zou volgens hen echter tot vervlakking leiden. Quote “We blijven geen dingen organiseren waar niemand naartoe komt, dus in die zin hou je rekening met je publiek. Maar je vertrekt wel vanuit eigen keuzes (…) De reden is dat we een kunstorganisatie zijn waarbij expertise nodig is om keuzes te kunnen maken. Wanneer je die keuzes te veel over laat aan het publiek heb je een valse vorm van democratie. Dan ga je voor de grootste gemene deler. En dat is een totaal foute benadering van kunst.” (J. Aerts, deSingel) Bij de cultuur- en ontmoetingscentra die hier pieken, gaat het vooral om gemeenschapsvormende projecten zoals Murga en samenwerkingsverbanden. Ook de receptieve werking bereikt een divers publiek. Bepaalde huizen werken ook structureel samen met partners: zo is cc Berchem de thuishaven voor Kunstencentrum Moussem, dansgezelschap WardWard en het Turkse theatergezelschap Theater OnderhetVel. Dat levert een inhoudelijk divers programma op én een plek voor cultuuruitingen door allochtonen. Gebruikers vinden het aanbod niet herkenbaar genoeg: ze kennen de makers niet of er is geen link met de eigen belevingswereld. Een te talig aanbod vormt ook een drempel, net als een experimenteel aanbod. In hun cultuurbeleving staan tradities en rituelen vaak centraal. De originaliteit en vernieuwing van een experimenteel aanbod zijn ze niet gewend. Inspraak bij de programmering, of zelfs medeprogrammering zoals in cc Berchem, kunnen dit veranderen.

46a Zie onder meer de niet-gepubliceerde nota van Tine Mallentjer: Cultuurparticipatie van etnisch-culturele minderheden in Antwerpen, 2009, 9 p.


102 De bibliotheken doen opvallend weinig structurele inspanningen voor deze doelgroep (8 %). Dat gebeurt wel meer op projectmatige basis (ongeveer één op twee bibliotheken). Dit weerspiegelt zich ook in reacties van bevraagden. Dat een groot deel van de collectie Nederlandstalig is, vormt een drempel tot participatie voor anderstalige gebruikers. Quote “Nederlandse boeken lezen, is geen ontspanning maar een inspanning!” (Marzena, 35 jaar, Polen) “De (Afrikaanse) mensen vinden het niet belangrijk om naar de bib te gaan. Ze vinden het belangrijker om nieuws te hebben, om geïnformeerd te zijn. (…) (Maar) er is geen krant (in Permeke) die met Afrikaanse onderwerpen bezig is. Jeune Afrique46b bijvoorbeeld vind je er niet, terwijl er wel kranten in het Spaans, Italiaans, Engels, Frans en Turks zijn.” (Bara, 35 jaar, Senegal). “Er zijn geen Chinese boeken in de bib.46c Die moet ik in China bestellen. Maar ik ga er de krant lezen. Ze hebben er (echter) geen Chinese.” (Tao Li, China) Via de herprofilering van bib Vredegerecht in Borgerhout tracht de bib haar aanbod af te stemmen op de groep mensen van diverse etnisch-culturele origine. Er wordt vooral ingezet op taaleducatie. Vraag is of dit een antwoord biedt op bovenstaande verzuchtingen. Tot de projectmatige werking van de bib behoort bijvoorbeeld de ondersteuning van de Zomerschool, een taalbad voor kinderen van nieuwkomers, of het openstellen van een digipunt voor anderstalige nieuwkomers. Toeleidingsactiviteiten voor deze groep zouden sterk moeten inzetten op culturele competenties. Er is een groot gebrek aan culturele voorkennis, onder meer omdat er in het thuismilieu niet veel animo voor cultuurparticipatie is. Promotie Mensen van diverse etnisch-culturele orgine zijn vaak niet op de hoogte van het culturele aanbod. Bovendien hebben ze vaak ook geen kennis van het culturele landschap. Ze kennen de instellingen niet, weten niet wat er te doen is en ze kennen de locaties niet. Promotie is maatwerk. Toch let slechts één op drie organisaties op aangepaste taal. Inspanningen op dit vlak zijn dus nog erg beperkt. Dat is voor anderstaligen natuurlijk een drempel. Quote “Informatie over het kunstzinnig aanbod komt heel toevallig tot bij mij. Je moet echt specifiek info bij elkaar zoeken – dat is niet algemeen beschikbaar. Bij het commercieel aanbod is dat makkelijker. Probleem is dat er zo veel boekjes zijn. Er is te veel info. Mensen doen niet graag te veel inspanningen. (…) en de info mag ook simpeler. De brochure van Antwerpen (De Nieuwe Antwerpenaar nvdr) is een goed voorbeeld, maar de uitgebreide info mag er zelfs nog uit…” (Marzena, 35 jaar, Polen) Ook door het ontbreken van praktische informatie verdwijnt de interesse vaak: info over de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, de prijs, de duur van de voorstelling… 46b De krant “Jeune Afrique” is wel aanwezig. I. Goossens, Cultuur, sport & jeugd. Openbare bibliotheek – Kotterstraat (Collectieverwerking en achtergrondmagazijn) 46c Het ontberen van Chinese boeken in de collectie is een beleidskeuze: er is nooit een Chinese collectie geweest (dit werd ook nooit beslist door stad of raad van bestuur). In Vlaanderen beschikt geen enkele openbare bibliotheek over Chinese boeken. I. Goossens, Cultuur, sport & jeugd. Openbare bibliotheek – Kotterstraat (Collectieverwerking en achtergrondmagazijn)


103 Een aanzienlijk deel van de organisaties die bijzondere inspanningen doen voor mensen van diverse etnischculturele origine, gebruikt specifieke communicatiekanalen. De Roma zet bijvoorbeeld sterk in op lokale partners: bakkers, apothekers, lokale winkels en bij mensen thuis. Dat zijn ook kanalen die mensen zelf aangeven in diepteinterviews. Daarnaast worden ook kerken van de Afrikaanse en Oost-Europese gemeenschappen, (buurt)scholen, trams en tramhokjes, bussen en bushokjes vermeld. Quote “Mensen zijn bezig met overleven – Ze zijn niet bezig met actief informatie zoeken. Als ze ergens toevallig passeren (zoals in de tram, op café of in een Afrikaanse kerk) werkt het wel.” (Bara, 35 jaar, Senegal) “Scholen, daar komen bijna alle volwassenen. Maar er staat bijna nooit iets van in de buurt. Bijvoorbeeld het programma van een cultuurcentrum vind je niet in de buurtschool.” (Marzena, 35 jaar, Polen) “Lokale winkels, dat zou goed werken. Permeke is ook een goede plaats voor ons Chinezen.” (Tao Li, China)

Bij de meeste kunsthuizen verloopt de algemene communicatie via website, flyers en affiches. Dat zijn echter ‘klassieke’ communicatiekanalen, die allochtonen minder gebruiken. Verschillende partners en gebruikers geven aan dat mond-tot-mondreclame heel goed werkt bij deze groep. 70 % van de organisaties geeft aan daar ook gebruik van te maken47. Dit kan nog geoptimaliseerd worden door het bewust(er) inschakelen van intermediairs en sleutelfiguren. Quote “Maar goed, al krijgen ze een brochure, dan moeten ze die eerst lezen, aankruisen, reserveren, in de agenda zetten. De kans dat dat gebeurt is heel klein, minimaal voor dat publiek. Voor de populaire genres hoeven we eigenlijk niets te doen, we maken een affiche en flyer, en dat is genoeg. We zorgen dan dat dat ophangt in Borgerhout, Berchem etcetera. Je moet mensen alleen informeren dat het gebeurt, wanneer en waar. (…) Maar voor ons meer artistieke programma moeten we bellen, praten, langsgaan…” (M. Ikoubaân, Moussem) Nieuwe media worden al door de helft van de organisaties ingezet48, maar sms nog maar door 2 %. Intermediairs (35 %) en doelgroeporganisaties (44 %) worden al iets vaker betrokken bij communicatie. Zo is scholenwerking voor veel organisaties een bron van divers etnisch-cultureel publiek. Die werking kan dat uitbreiden tot de kring rond de scholier (familie), om zo nog meer diversiteit te bekomen in het publiek. Peers worden weinig ingezet. Informatie over de effectiviteit van de ingezette kanalen is niet beschikbaar. Voor specifieke producten uit het aanbod is aansluitende communicatie nodig, om het effect van het aangepaste aanbod niet verloren te laten gaan. Zo blijken weinig anderstaligen op de hoogte te zijn van de – zij het kleine – deelcollectie vertaalde klassiekers uit de Nederlandse literatuur in de bib. Quote “Als je je instelling bekend wil maken, stel dan eerst je Pools aanbod voor. Via dat deel kan je de rest van het bib-aanbod leren kennen. Zo kan je een relatie opbouwen. De eerste vraag van cursisten (cursisten inburgeringscursus, bij een bezoek aan de bib – nvdr) is steeds: ‘Zijn er Poolse boeken?’ Als je dan neen antwoordt, is de eerste stap al gemist.” (Marzena, 35 jaar, Polen)

47 48

Over het aandeel van deze mond-tot-mondcommunicatie binnen het totale communicatiepakket zijn geen gegevens beschikbaar. Facebook en Netlog kunnen als een soort van digitale mond-tot-mondreclame gezien worden. Zeker bij jongeren van diverse etnisch-culturele origine kan dit goed werken.


104 De vormgeving van de reguliere communicatie straalt een bepaald imago uit. Dat imago bepaalt ook hoe mensen van een andere etnisch-culturele origine naar de organisatie kijken. Het geeft hen het gevoel dat de organisatie wel of niet is voor hen is. Herhaaldelijk wordt aangegeven dat de affiches en flyers van de stad niet gelezen worden, omdat ze te veel op elkaar lijken. Een aantal partners wijst ook op de rol van de media in de beeldvorming rond cultuur. Ook de overheid kan hierin volgens een aantal geïnterviewden een rol spelen, wat nu nog onvoldoende gebeurt. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Personeelsbeleid Er is weinig etnisch-culturele diversiteit in het personeels- en vrijwilligersbestand, zeker op stafniveau. Toch zien we dat de mentaliteit in de organisaties verandert. Het besef groeit dat diversiteit in het personeels- en vrijwilligerskader nodig is om een nieuw, divers publiek aan te trekken. Quote “Wat ik vooral belangrijk vind, is dat het personeel dat in contact komt met ons publiek divers is. Onder suppoosten, baliepersoneel en bewakers hebben we wel een meer divers personeelsbestand. Als er een Algerijnse suppoost is, dan denken een aantal kinderen toch: ‘Oh ja, dat is er een van ons’. Dat geeft een vertrouwd gevoel.” B. Wyckmans, HETPALEIS.

Deze stelling vindt ook erkenning bij bezoekers, zo blijkt uit de diepte-interviews. Quote “Het baliepersoneel is vriendelijk, niet echt open. Het zijn wel allemaal witte mensen. Als je iemand van dezelfde origine ziet, helpt het om binnen te stappen, dat is ook voor mij. Dat is superbelangrijk!” (Bara, 35 jaar, Senegal) De organisaties en instellingen nemen vaak een afwachtende houding aan bij het vergroten van diversiteit. Dat geldt zowel voor het personeelsbeleid, het vrijwilligersbeleid als het stagebeleid van de organisaties. Ze staan open voor diversiteit, maar gaan zelf niet actief op zoek. Quote “Het is niet zo dat we specifiek op zoek gaan (naar diversiteit in onze raad van bestuur), maar we staan er wel absoluut voor open.” (K. Weyts, M HKA) “Tot in het middenkader hebben we diversiteit, niet bij de hogere inhoudelijke functies. Omdat we er nog nooit een kandidaat voor hebben gekregen, ondanks alle vacatures die er zijn. We staan er in ieder geval voor open.” (J. Aerts deSingel) Werving blijkt een heikel punt. Weinig etnisch-cultureel diverse kandidaten bieden zich spontaan aan voor openstaande vacatures. Aanwervingprocedures via de stad geven weinig speelruimte, al wordt iets meer ingezet op competenties bij selectie. Herbekijken van functieprofielen en wervingskanalen gebeurt slechts mondjesmaat.


105 Als argument wordt ook vaak aangevoerd dat kandidaten expertise, vakkennis en taalvaardigheid missen om werkzaamheden uit te voeren. Opleidingsinitiatieven zoals de Cordoba49 -medewerkers in de cultuurcentra, het Sabbattini-project 50 en Rhizomen zijn daar een antwoord op, maar blijven kleinschalig. De organisaties en instellingen geven aan dat mensen zelf opleiden een arbeidsintensief traject is, waar vaak geen tijd en middelen voor zijn of voor vrijgemaakt worden. Quote “Latino’s onder het personeel helpt, maar het moet niet, we wonen toch in België?” (Lydia, 36 jaar, Guatemala) Bovendien is er weinig instroom van etnisch-cultureel divers talent in de verschillende kunst- en cultuurgeoriënteerde opleidingen. Vorming over diversiteit voor het personeel is beperkt. Het nut ervan wordt geregeld in vraag getrokken. Baliepersoneel en suppoosten krijgen wel vorming over klantvriendelijkheid. Nochtans blijkt uit het onderzoek van Tine Mallentjer dat veel mensen nog steeds “buitengekeken” worden of dat alleszins zo aanvoelen. Vorming kan hier een antwoord op bieden. Quote “De taal (van het personeel) is soms een barrière. Met Belgische mensen moet je veel meer regels volgen. Met latino’s ben ik meer op mijn gemak, dat is spontaner, met meer lawaai en zo.” (Lydia, 36 jaar, Guatemala) Over het algemeen kunnen we een professionalisering van de publiekswerking zien bij de organisaties en instellingen. Steeds meer organisaties hebben publiekswerkers in dienst, naast de communicatiemedewerkers. De publiekswerking wordt daardoor steeds meer gestructureerd. Daardoor komt er meer aandacht voor een doelgroepgerichte werking naast de – prioritaire – integrale werking. Toch geeft bijvoorbeeld ook Moussem aan dat doelgroepwerking niet afhangt van alleen publiekswerking. Het gaat van de artistieke directie tot het onthaal. Quote “Het is gebrek aan expertise en interesse. De artistieke leider van een instelling heeft zijn eigen verhaal, daar is hij intensief mee bezig. En het andere is alleen een randfenomeen, uitgevoerd door iemand van de publiekswerking. Mijn visie is dat het bereiken van andere doelgroepen, het creëren van een afgestemd aanbod, geen werk is voor alleen de publiekswerking. Dat is een zaak van de artistieke directie tot het onthaal. Als het niet gedragen is, dan moet je er niet aan beginnen.” (M. Ikoubaân, Moussem) Vrijwilligerswerking 77 % van de organisaties werkt met vrijwilligers. Bij de musea is dat slechts 38%. Eén op zes vrijwilligers heeft een andere etnisch-culturele origine. Vrijwilligerswerk is vaak nog louter uitvoerend. Een professionele vrijwilligerswerking, met een gestructureerd vrijwilligersbeleid, en een visie over de rol van vrijwilligers in de organisatie, ontbreekt. Ook binnen de vrijwilligerswerking is de diversiteit beperkt. Cordoba is een opleidingstraject voor staffuncties in cultuurhuizen, om zo meer diversiteit in het personeelskader te brengen. Het combineert hafltijds leren aan een hogeschool met halftijds werken in een culturele instelling 50 Sabbattini is een opleidingsproject voor werkzoekenden in de podiumkunstensector. De opleiding “assistent-podiumtechnicus” werd een aantal jaar geleden door het SFP, samen met de dienst werkgelegenheid van de Stad Antwerpen en VDAB opgestart. Het project is ontstaan uit de noodzaak om de permanente vraag naar goed opgeleide technici op de arbeidsmarkt enerzijds, en het aanbod van gemotiveerde, maar niet opgeleide arbeidskrachten anderzijds, op elkaar af te stemmen. In navolging van de technische opleiding werd daarnaast ook de opleiding “assistent-productie” opgestart. Uit ervaring bleek immers dat er behoefte is aan goede opgeleide productiemedewerkers. 49


106 Vrijwilligers krijgen slechts beperkt inspraak, zeker bij het artistieke aanbod. Vaak is er wel een afstemming op doelgroepen en worden hier betrokkenen bij geconsulteerd. Toch zijn er ook projecten waarbij de inspraak wel groot is, zoals bij TRIX en Moussem. Zij laten zien dat inspraak niet voor het volledige aanbod hoeft te gelden, maar wel een andere dynamiek aan de hele werking geeft. Quote “Het is niet waar dat de cultuur van vrijwilligerswerk niet zou bestaan bij andere gemeenschappen. Ik kom zelf uit het vrijwilligerswerk, het zijn gewoon andere interesses. Er is heel veel interesse in vrijwilligerswerk, maar wel in zaken die hun interesseren. Als je vraagt ‘kom eens tappen’, dan vind je die niet. Maar bij ons (Moussem, nvdr) mag iedereen van alles doen. Dus die mensen staan eens achter de tap, maar werken ook zelf bij het videoatelier. Als je alleen voor de tap mensen zoekt, dan zouden wij die ook niet vinden, denk ik. (…) Vrijwilligerswerking moet aansluiten bij een hobby en de interessesfeer van de vrijwilliger.” (M. Ikoubaân, Moussem) “Ooit was ik in het Etnografisch Museum, voor een tentoonstelling over Maya’s. Via die tentoonstelling kwam ik in contact met het museum; ik had een affiche gezien. Ik heb daar zelf toen een bijdrage kunnen leveren. Ik mocht de ‘día de los muertos’ gaan voorstellen. En dat wil ik wel, zelf een bijdrage leveren.” (Lydia, 36 jaar, Guatemala) Raden van bestuur Ook binnen de raden van bestuur blijft de etnisch-culturele diversiteit beperkt. Er bestaat openheid voor, maar een actieve zoektocht naar diversiteit wordt niet ondernomen. Vaak is de bestaande diversiteit het resultaat van eisen die het actieplan Interculturaliseren (10 % etnisch culturele diversiteit) oplegt. Vaak wil men een goede raad van bestuur en denkt men daar geen geschikte kandidaten van andere origine voor te vinden. Quote “Ik wil vooral een goede raad van beheer en ik wil geen excuusvrouwen en excuus-Marokkanen in mijn raad van beheer. (…) er is zo’n beperkte club nieuwe Belgen die overal gevraagd worden, maar ik doe daar niet aan mee.” (P. Schyvens, De Roma) Partners Cultuurorganisaties en -instellingen werken samen met partners. Deze samenwerkingsverbanden bestrijken een breed spectrum: van een eenmalig buurtinitiatief tot gerichte toeleidingsacties en artistieke producties. Om de etnisch-culturele diversiteit te vergroten, werkt zo’n 50 % van de instellingen samen met organisaties zoals scholen, Moussem51 en 0090. Omdat het echter vaak om steeds dezelfde organisaties gaat, dreigt overbevraging. Soms lijkt samenwerking veeleer vanuit publieksoogpunt te gebeuren, dan vanuit het geloof in de artistieke meerwaarde van de samenwerking. Quote “Je moet ingrijpen in je artistieke verhaal, niet alleen omwille van Marokkanen of Turken, maar ook voor de rest van de Antwerpenaars. Er is wel een openheid, maar het verhaal is niet solide genoeg. Ik doe wel coproducties, als je echt geïnteresseerd bent in het artistieke verhaal van die Arabische cultuur, maar niet meer zomaar om meer allochtonen in je zaal te krijgen.” (M. Ikoubaân, Moussem)

51

Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat Moussem zichzelf absoluut niet beschouwt als een doelgroeporganisatie maar als een kunstcentrum maar met andere visie en aanpak. Daarom gaan ze niet in op vragen voor samenwerking waarbij ze enkel gezien worden als leverancier van een andere doelgroep.


107 Het onderwijs is vaak een partner die voor diversiteit zorgt. Dan gaat het vooral om het met de leerlingen bezoeken van tentoonstellingen, voorstellingen enz. Dit heeft echter nog weinig effect naar de opleidingen toe. Daar blijft de doorstroom vanuit allochtone gemeenschappen naar “artistieke” opleidingen een probleem. Quote “De scheiding tussen onderwijs en cultuur is een heel groot probleem. Er zou meer doorstroom, ook richting de muziek- en kunstopleidingen, moeten komen vanuit de gemeenschappen. (…). Door mensen kennis te laten maken, creëer je wel doorstroming richting die opleidingen. (Maar) dat er weinig instroom van allochtonen in het kunstonderwijs is, is te wijten aan kennis, maar ook aan interesse. Zo’n 20 jaar geleden vonden ouders dat ook niet echt iets. De negatieve connotatie van het creatieve beroep speelt ook mee in traditionele gezinnen. Zolang er structureel niets verandert in het onderwijs, blijft het zo met de participatie”. (M. Ikoubaân, Moussem) De samenwerking met intermediairs en doelgroeporganisaties is een eerste stap naar een meer vraaggestuurde werking. Organisaties geven aan dat het makkelijker en efficiënter is om met professionele organisaties samen te werken dan met individuele nieuwkomers of nieuwe Belgen. Quote “We doen als Chinezen graag karaoke, en dansen graag. Dat zou ik graag in een cultuurcentrum zien bijvoorbeeld, liever dan in een bar. Daar wordt te veel gedronken” (Tao Li, China)

Vooral kleinere organisaties kiezen ervoor om in de doelgroepgerichte werking samen te werken met professionele toeleiders en zo expertise in huis te halen die zij zelf niet hebben. Bovendien hebben de kleinere culturele organisaties vaak niet voldoende tijd en draagkracht om hun publiekswerking zelfstandig uit te bouwen. Het betrekken van toeleiders en intermediairs wordt als zeer positief ervaren door de respondenten. Voor een goed samenwerkingsresultaat is trajectwerking belangrijk. Het volhouden van inspanningen over een langere periode, speelt een grote rol in de slaagkans van inspanningen. Dat geldt zowel voor een veranderproces in de eigen instelling, als voor een mentaliteitswijziging bij het publiek. Quote “Bij het Middelheim-Kiel project (Nesten op het Kiel, een project van het Middelheimmuseum, nvdr), waar ze werken met diverse doelgroepen, zowel jongeren als senioren als mensen van diverse etnisch-culturele origine, als mensen in (kans)armoede, zagen we dat het museum zelf eerst heel behoudend was. Nu, na de vordering van het project is het langzaamaan zover gekomen dat het museum steeds meer openheid krijgt. En dat zij dat project nu uitdragen als één van de grote verwezenlijkingen!” (I. Kockelbergh, stedelijke musea)


108

Aanbevelingen Aandachtspunt Kijk ook eens bij het hoofdstuk ‘participatie van mensen in (kans)armoede’ (p. 76), want heel wat mensen van diverse etnisch-culturele origine behoren ook tot die kansengroep Plaats Verhoog waar nodig de mentale toegankelijkheid van je gebouw. Laat doelgroeppartners er een receptieve activiteit organiseren. Werk aanvullend op locatie. Denk na over mogelijkheden van een aanbod op locatie: op pleinen en straten, of bij partners. Op locatie werken zorgt vaak ook voor een minder formele context, wat de drempel voor onervaren cultuurgebruikers verlaagt. Bovendien zijn mensen van diverse etnisch-culturele origine het vaak gewoon om van cultuur te genieten in een informele context (zoals trouwfeesten). Deze werkvorm is echter op zich geen garantie tot succes, ook hier blijven inspanningen nodig om het publiek te informeren en toe te leiden. Prijs Werk samen met doelgroeppartners. Toeleidingsactiviteiten in samenwerking met bijvoorbeeld Atlas, Rhizomen, allochtone zelforganisaties én communicatie zijn een belangrijke aanvulling op speciale prijstarieven. Product Versterk je vraaggestuurde werking. Wilt u aanpassingen in het product doen voor mensen van een andere etnisch-culturele origine? Bekijk dan of het niet zinvoller is hier partners bij te betrekken dan dit door eigen programmatoren te laten doen. Een vraaggestuurde werking veronderstelt op zijn minst overleg met doelgroepleden of intermediairs. Het gaat immers zelden om homogene groepen. Zo komt u tot een afstemming op de doelgroepen in het programma en in de omkadering ervan. Zorg onder meer voor een link met de leefwereld van de groepen waarop u inzet: dat zal sterk verschillen van gemeenschap tot gemeenschap. Laat ondersteuning niet omslaan in bevoogding of in overname van het aanbod van derden. Dat zou een afbouw van het gemeenschapsweefsel betekenen, in plaats van gemeenschapsvorming. Quote “En het resultaat is dat de vijf straten die meedoen, altijd al een feest deden. En die zijn nu met het geld weg. En de bedoeling was dat er andere straten mee zouden doen. (…) Zoiets moet spontaan ontstaan, dat moet niet vanuit de overheid opgelegd worden.” (P. Schyvens, De Roma, over de Cultuurstraten) Geef inspraak in het aanbod.


109

Goed praktijkvoorbeeld: Moussem vzw Cultuur uit de Maghreb-landen en het Midden-Oosten naar Vlaamse podia brengen, interculturele ontmoetingen genereren en talent van eigen bodem een kans geven. Dat is al negen jaar het credo van MOUSSEM vzw. Het werd opgestart door een aantal kunstliefhebbers met Marokkaanse roots. Moussem programmeert consequent Maghrebijnse muziek, Berbers theater, Noord-Afrikaanse literatuur en Arabische poëzie, maar ook nieuwe disciplines zoals video en comedy komen aan bod. Confrontatie en dialoog tussen verschillende culturen, makers en publiek staan centraal. In Antwerpen is MOUSSEM onlosmakelijk verbonden met cc Berchem. Het cultuurcentrum zorgt voor bureauruimte, repetitiezalen en technisch en onthaalpersoneel om de Moussemcreaties te ondersteunen. Activiteiten zoals Nuff Said, het MOUSSEM Festival en de sociaal-artistieke werking krijgen in het cultuurcentrum een podium. Dat legt het cc geen windeieren: naast een diverse programmering en nieuw publiek, geeft het hen ook een imago van openheid en dynamiek, dat ook andere gemeenschappen zoals de Turkse of de Indische doet aankloppen voor samenwerking.

Sinds 2008 is MOUSSEM vzw ‘een nomadisch kunstencentrum’. Het programmeert op locatie in kunsthuizen en instellingen. In het verleden brak Moussem zo in het M HKA, AMUZ en het Toneelhuis in. Het wil inclusief werken, in plaats van een parallel circuit op te richten. Moussem opereert voornamelijk in Antwerpen en Brussel, maar ook in andere steden. Met zijn producties, coproducties, creatieopdrachten, partners, sociaalartistieke werking, internationale werking, en begeleiding van artiesten breidt MOUSSEM zijn verhaal en aanpak steeds verder uit. Activiteiten, publiekscijfers en samenwerkingsverbanden Antwerpen 2009: { El]] JX`[1 0 b\\i `e ZZ9\ ( *,) Y\qf\b\ij { Dfljj\d :clY mi`an`cc`^\ij 1 + b\\i `e ZZ9\ ,, Y\qf\b\ij { 8iXY`jZ_\ c`\][\jgfÓq`\ `e Ql`[\ig\ij_l`j ()* Y\qf\b\ij { / mifln\e mffi / dXXik `e Ql`[\ig\ij_l`j ,' Y\qf\b\ij { Dfljj\d LiYXe `e Ql`[\ig\ij_l`j (-- Y\qf\b\ij { K_\ ;Xde\[ f] k_\ J\X1 * b\\i `e D ?B8 D\[`X *( Y\qf\b\ij { J_\iXqX[\ * b\\i `e Ql`[\ig\ij_l`j# ( b\\i `e 8i\eY\i^jZ_flnYli^ )*- Y\qf\b\ij { >if\k\e l`k 8iXZXkXZX `e ZZ9\ ('/ Y\qf\b\ij { 9Xkkc\ =ifek jfZ`XXc$Xik`jk`\b\ gif[lZk`\ `e ZZ9\ -. Y\qf\b\ij { =Xd`c`\[X^ `e ZZ9\ */' Y\qf\b\ij { >_X[X J_Y\`i `e 8DLQ *'- Y\qf\b\ij { JZ_i`am\ijbXiXmXXe `e Ql`[\ig\ij_l`j *. Y\qf\b\ij { A`c A`cXcX `e Ql`[\ig\ij_l`j ('0 Y\qf\b\ij { 9\c^X `e ZZ9\ *-. Y\qf\b\ij { 8XkXYX " J_`e^ Jfle[ ) o `e Dfekp -. Y\qf\b\ij { M`[\fXk\c`\i jfZ`Xc$Xik`jk`\b gifa\Zk 1 )* g\idXe\ek\ [\\ce\d\ij1 / m`[\f¨j ^\dXXbk `e )''0# ^\kffe[ fg Nuff Said avonden en 256.000 keer bekeken op You Tube. Financieringskanalen: { Jk\[\e]fe[j { McXXdj\ >\d\\ejZ_Xg { `ebfdjk\e mXe gifa\Zk\e Contactgegevens: Moussem-Nomadisch Kunstencentrum Mohamed Ikoubaân mohamed@moussem.be

Driekoningenstraat 126 2600 Antwerpen tel. 03 286 88 48 en gsm 0475 52 24 05


110 Geef voldoende plaats aan de culturele expressie van mensen van diverse etnisch-culturele origine. Promotie Optimaliseer het promotiebeleid. Zet in op de media waarmee deze groep zich informeert. Zij maken weinig gebruik van klassieke communicatiekanalen zoals affiches en websites. ATV, anderstalige tv-zenders en websites, eigen communicatiekanalen en mond-tot-mondreclame hebben meer succes bij deze groep. Actieve communicatiemanieren, zoals persoonlijke voorlichting, hebben een sterk wervende kracht. Zo is mondtot-mondreclame een belangrijke en nog vaak onderschatte manier van communicatie, zeker naar de verschillende gemeenschappen die in Antwerpen wonen en leven. Stuur deze promotiemethode door bewust sleutelfiguren van diverse etnisch-culturele gemeenschappen in te zetten. Communiceer persoonlijk. Stap op verenigingen af en sta open voor hun vragen, noden en suggesties. Geef hen persoonlijke informatie over het aanbod, en over de aspecten die specifiek voor hen van belang zijn: namiddagprogrammering, voorzieningen… Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers Zorg voor een eigen ‘kweekvijver’. Het vrijwilligersbeleid en stagebeleid kunnen een eigen kweekvijver van toekomstig personeel zijn. Voer een actief en divers stagebeleid en besteed aandacht aan de doorstroming van stagiairs. Ook een divers vrijwilligersbeleid biedt dit soort kansen. Zorg dan ook voor inhoudelijk interessante stages en vrijwilligerswerk. Ook opleidingsinitiatieven als Sabbattini52 en Rhizomen53 trekken meer diverse medewerkers aan. Put uit dit reservoir, of werk mee aan een opleidingstraject. Een voorbeeld van zo’n beleid is te vinden bij De Roma. Via stages (Syntra en Sabbattini) kwam er een instroom van een meer diverse groep technische medewerkers. Via stagiairs uit het secundair beroepsonderwijs is hetzelfde gebeurd voor ticketbaliemedewerkers. Door samenwerking met Levanto en Kopspel, is er een meer diverse onderhoudsploeg aan het werk en een ploeg voor technische realisaties in de zaal. In bijlage 3 vindt u aanbevelingen voor het begeleiden van vrijwilligers van diverse etnisch-culturele origine.

Goed praktijkvoorbeeld: Rhizomen Rhizomen is een vormingstraject voor creatieve doeners en denkers. Het helpt hen de weg te vinden naar het culturele veld. Een rhizoom is een gedecentraliseerd netwerk. De term ‘rhizoom’ is ontleend aan de botanica, waar hij verwijst naar zijdelings groeiende, ondergrondse plantenwortels zoals bij grassen, bamboe of riet. In tegenstelling tot de hiërarchische vertakkingen van een boom, waarvan alle takken teruggevoerd kunnen worden tot een stam, zijn bij een rhizoom alle onderdelen gelijkwaardig. In een rhizoom kunnen alle punten van het netwerk met elkaar verbonden worden. Elk punt is een ingang. Dit model kan vergeleken worden met netwerksites op het internet of met zelforganiserende menigtes.

Sabbattini is een project van VDAB, het Sociaal Fonds Podiumkunsten en deSingel. Het Sabbattini-project is ontstaan uit de dringende noodzaak om de permanente vraag naar goed opgeleide technici af te stemmen op het aanbod van gemotiveerde, maar niet opgeleide arbeidskrachten. Na zeven succesvolle jaren wordt de opleiding voor een achtste maal herhaald. 53 Dit project wil - zoals ANTENA - de boeiende verscheidenheid van onze hedendaagse samenleving beter tot zijn recht laten komen in de culturele wereld. Diversiteit wordt hier in brede zin bekeken: niet alleen etnisch-cultureel, maar evenzeer qua gender en leeftijd. Geïnteresseerde en gemotiveerde kandidaten kunnen deelnemen, in de mate dat ze ervaring opdeden in het brede culturele veld. Het doel is ook hier om mensen naar diverse culturele instellingen in Antwerpen toe te leiden, en daarbinnen naar zowel bestuursraden als naar culturele netwerking en projectontwikkeling. 52


111

Rhizomen wil op gelijkaardige wijze een netwerk creëren tussen cultuurhuizen en creatieve vrijwilligers. Het doel van dit ontmoetingsproject is om enthousiaste mensen met een hart voor cultuur samen te brengen en hen de kans te geven via een kostenloze opleiding hun competenties en kwaliteiten meer voeten in de aarde te geven. Bovendien worden de verschillende creatieve, artistieke en organisatorische talenten van deze groep gedeeld en vermeerderd door hen te linken aan reguliere cultuurpartners. In twaalf sessies wordt een blik geworpen op het Antwerpse culturele landschap en worden de Rhizomers ingewijd in de wereld van projectmanagement, communicatie, subsidies en vergadertechnieken. In verschillende cultuurinstellingen kunnen ze ondertussen als vrijwilliger van de praktijk proeven. Op die manier ontstaat spontaan een sociaal netwerk waar alle partijen bij gebaat zijn. Diversiteit op alle gebieden is steeds een aandachtspunt bij de screening van kandidaten en geeft een meerwaarde aan de dynamiek van de groep. Om de kwaliteit voor iedere deelnemer te garanderen, zijn er slechts twintig deelnemers per reeks. Er zijn steeds meer kandidaten dan gegadigden. Mede dankzij Rhizomen hebben heel wat mensen hun weg gevonden naar culturele organisaties, zoals Nuff Said, Liefhebber of Prospekta. Frisse ideeën werden ook omgezet in concrete projecten, zoals ‘Indruk’, een multidisciplinair buurtfeest in het Krugerpark in december 2009. Ondertussen is Rhizomen aan zijn vijfde editie toe en zijn er al een honderdtal Rhizomers van allerlei pluimage waarop cultuurinstellingen een beroep kunnen doen om samen een project uit de grond te stampen: als discussiepanel, maar evengoed om te zetelen in een raad van bestuur. Cultuur is bij uitstek een instrument om mensen samen te brengen. Mede via een project als Rhizomen tracht de cultuursector haar steentje bij te dragen om een maatschappij te creëren waar het woord ‘diversiteit’ niet wordt gebruikt als publiciteit, maar waar het een vanzelfsprekendheid is. Aanbod: 2 opleidingstrajecten per jaar Een traject bestaat uit 12 sessies rond: { ZlcklliZfddle`ZXk`\ { m\i^X[\ik\Z_e`\b\e { gifa\ZkdXeX^\d\ek { 8ekn\igj jlYj`[`\Y\c\`[ { _\k 8ekn\igj\ Zlckli\c\ m\c[ `e bXXik Yi\e^\e { giXbk`abmffiY\\c[\e { giXbk`ab^\i`Z_k\ j\jj`\j Aantal deelnemers: 20 per traject Partners: Vormingplus Antwerpen; cel Lokaal Cultuurbeleid stad Antwerpen, Prospekta Ontmoetingscentra, deSingel, Cultuurcentra en Cultuurantennes, Erfgoedcel en musea, Muziekcentrum TRIX, Arenbergschouwburg, Antwerpen Boekenstad, Extra City, Permeke bibliotheek, ’t Werkhuys, Liefhebber, Stedelijk Wijkoverleg, Samenleven in diversiteit, Opsinjoren, koepel- en zelforganisaties Werkingsbudget: 2 100 euro Contactgegevens Vormingplus Kris Verheyen Frederik de Merodestraat 36 2600 Berchem tel. 03 230 03 33 kris.verheyen@vormingplus.be


112 Partners Denk na over samenwerkingscriteria. Dit vraagt maatwerk: selecteer per project de meest aangewezen intermediairs en doelgroeporganisaties. Laat samenwerkingsverbanden organisch groeien, eerder dan ze te laten opleggen vanuit beleidskaders. Evenwaardigheid van partners is immers een sleutel tot succes. Neem een uitnodigende houding en flexibele ingesteldheid aan. Durf de vaste werkregels in vraag te stellen wanneer de partnerorganisatie dit anders ziet. Durf experimenteren. Doorbreek voor de hand liggende samenwerkingsverbanden en ga met nieuwe partners in zee. Denk aan socio-culturele zelforganisaties, moskeeën,… Met vaste partners kan u een vertrouwensrelatie uitbouwen, maar door steeds op dezelfde organisaties een beroep te doen, dreigt overbevraging. Zo worden Moussem en 0090 heel vaak gecontacteerd. Bevraag de vooronderstellingen hierrond. Tot slot: er is geen kant en klaar recept. Elke actie vraagt maatwerk en een contextgebonden aanpak.

Goed praktijkvoorbeeld: kunstZ, een project van Kopspel vzw. © Stefan Delfosse Kopspel vzw voert culturele projecten uit met jongeren uit het deeltijds onderwijs en met jonge mensen die via speciale fm\i^Xe^jjkXklk\e Xik`b\c -' mXe _\k F:DN# N<G" mXe VDAB) de draad van het beroepsleven terug willen opnemen. Kopspel vzw bestaat in de eerste plaats uit een constructieatelier voor metaal en hout. Er worden voornamelijk opdrachten voor culturele organisaties uitgevoerd: decors (Théâtre de la Place, de Roovers, Theater Froe Froe), tentoonstellingen (Belgisch Paviljoen in Auschwitz, Marie-Jo Lafontaine in de Botanique), tribunes (Compagnie Kaïet!, De Roma) en infrastructuurwerken (Vleeshuis, De Roma, ’t Werkhuys). Een tweede luik van de werking is een cateringaanbod voor vernissages, premières en andere activiteiten in de culturele sector. In 2009 startte Kopspel vzw met een nieuw project: kunstZ. Hiermee willen ze de tewerkstelling voor mensen van allochtone origine in de cultuursector te bevorderen. Tien professionele theatergezelschappen en productiecentra uit het Antwerpse werken mee aan kunstZ: Bad van Marie, Theater Froe Froe, Compagnie Kaïet!, Laika, luxemburg, DE MAAN, MartHa!tentatief, Rataplan, de Roovers en Villanella. De basis van kunstZ is een pool van personen van allochtone origine, die interesse hebben om in de cultuursector te werken. De competenties en aspiraties van deze mensen worden grondig in kaart gebracht. Via opleiding en werkervaring in de tien deelnemende organisaties krijgen ze de mogelijkheid om in deze sector te werken. De mensen uit de pool krijgen een trajectbegeleiding op maat. De tien gezelschappen worden opgevolgd in het werken rond diversiteit, op vlak van personeel, aanbod en publiek. © foto Tom Cornille ontwerp Joke Desmet KunstZ bouwt verder een eigen theaterwerkplaats uit. Kopspel vzw startte in 2007 met theaterworkshops voor migranten en nieuwkomers. Het resultaat was een eigen voorstelling: het theater-, dans- en muziekproject ‘Genesis’ dat in december 2007 in Rataplan in première ging. In 2009 volgde een tweede voorstelling, ‘MaCBETH’. Ook kleine producties, zoals die van het Braziliaanse Grupo Noisette en de voorstelling ‘Dara@home’ van een Irakese vluchteling, krijgen een plaats in de theaterwerkplaats. In dit ‘laboratorium’ kunnen de deelnemers in een beschermde omgeving werken en kennismaken met theatercodes.


113

Belangrijk aandachtspunt is het uitbouwen van een netwerk. Dit zowel op het terrein van opleiding en tewerkstelling in de ruime cultuursector als binnen de verschillende etnisch-culturele groepen en de organisaties die hen ondersteunen. Dit werkt als antennefunctie om voeling te houden met de realiteit van werk, cultuur en diversiteit. Met kunstZ wordt de expertise die Kopspel vzw de voorbije jaren heeft opgebouwd in het begeleiden en opleiden van migranten en nieuwkomers, verfijnd en uitgebreid. KunstZ vormt de link tussen migranten en nieuwkomers en de cultuursector. Aantal deelnemers: 25 Aantal producties: gemiddeld 4 per jaar Aantal voorstellingen: gemiddeld 25 per jaar Personeelsinzet: 3 personeelsleden Werkingsbudget: gemiddeld 175 000 euro jaar via 10 culturele organisaties, stad Antwerpen, provincie Antwerpen, Vlaamse overheid Contactgegevens: kunstZ Boomgaardstraat 215 2018 Antwerpen info@kunstz.be

tel. 0496 06 45 22 Kopspel vzw Oudstrijdersstraat 9b 2140 Borgerhout keerpunt.ks1@scarlet.be

tel. 0475 65 48 10

Goed praktijkvoorbeeld: MURGA © Brandpunt23 Murga is een basisbeweging van mensen met diverse achtergrond die op een artistiek-feestelijke manier de publieke ruimte wil herveroveren. De Murga werd uit Latijns-Amerika geïmporteerd en met veel bombarie en enthousiasme in Antwerpen gelanceerd door vzw Fiëbre, en initiatiefnemer Gerardo Salinas. Dansend en musicerend brengen de murga’s mensen op onverwachte plaatsen en momenten in contact met culturele diversiteit. Het idee achter een murga is even eenvoudig als aanstekelijk. Met een groep combineer je naar eigen inzicht muziek, dans, tekst en kostuum. Na repetities – vaak onder begeleiding van professionele choreografen of muzikanten – komt de groep ermee op straat. Eén keer per jaar veroveren alle murga’s de straat in een parade. Muzikanten, dansers en woordkunstenaars volgen een parcours door de binnenstad en dompelen de stadsbewoners onder in een feestelijk totaalspektakel.


114

Murga werkt hoofdzakelijk met vrijwilligers die samen hun eigen murga vormgeven. Het toont aan dat cultuur als feest over de etnisch-culturele verschillen heen mensen kan samenbrengen en enthousiasmeren. In 2009 maakten 485 deelnemers, 60 medewerkers en 3 000 toeschouwers deel uit van de Murga Parade 2009. 16 murga’s maakten de straten onveilig. Het succes van de Murga breidt nog uit, want na een verspreiding over heel Vlaanderen, tonen nu ook andere Europese steden belangstelling voor het initiatief. Aanbod: 14 eigen activiteiten in 2009, waarvan 10 in de provincie Antwerpen, 9 in de stad Antwerpen en 4 in de provincie Vlaams-Brabant. Deelnemers: deelnemers Murga: ongeveer 600 deelnemers Murga stad Antwerpen: ongeveer 400 deelnemers aan Murga-activiteiten stad Antwerpen: 5 280 Personeelsinzet: Eigen personeel: 2,2 voltijdsequivalenten Personeel provincie Antwerpen (gedetacheerd voor Murga): 0,5 voltijdsequivalenten vrijwilligers op jaarbasis: ongeveer 50 (alleen Murga vzw, de Murga’s zelf maken naast eigen deelnemers ook veel gebruik van vrijwilligers) Werkingsbudget: 160 000 euro Waarvan: { jlYj`[`\j McXXdj\ >\d\\ejZ_Xg { jlYj`[`\j jkX[ 8ekn\ig\e Jk\[\e]fe[j { jlYj`[`\j jkX[ 8ekn\ig\e JfZ`Xc\ QXb\e { jlYj`[`\j [`jki`Zk 8ekn\ig\e { jlYj`[`\j gifm`eZ`\ 8ekn\ig\e { jXd\en\ib`e^jY`a[iX^\ 8ekn\ig\e 9f\b\ejkX[ { jXd\en\ib`e^jY`a[iX^\ C`\]_\YY\i { jXd\en\ib`e^jY`a[iX^\ gifm`eZ`\ McXXdj$9iXYXek { jXd\en\ib`e^jY`a[iX^\ gXike\ij mXi`X { jgfejfi`e^ Contactgegevens: Murga vzw Ellen Van den Bulck Vandenpeereboomstraat 22 2140 Borgerhout tel. 0484 59 25 02 ellen@murga.be

-' ''' \lif )) +,0 \lif )* ''' \lif ( ''' \lif ( ,'' \lif , ''' \lif * (,' \lif *- ,'' \lif - )+( \lif 0.' \lif


115

12. Indicatoren Inleiding In de voorgaande hoofdstukken staan heel wat aanbevelingen om het participatiebeleid in Antwerpen, zowel door de instellingen, als door het beleid, te optimaliseren. In dit hoofdstuk kijken we hoe we gedane inspanningen in kaart kunnen brengen. Zo kunnen we evoluties in participatie zien en het beleid sturen, evalueren en bijsturen. Daartoe formuleren we in dit hoofdstuk een aantal kwantitatieve én kwalitatieve indicatoren waarmee we zowel de inspanningen van de instellingen in kaart kunnen brengen als het effect ervan op de cultuurparticipatie van de respectieve kansengroepen kunnen meten. Het zal duidelijk worden dat hier een verantwoordelijkheid ligt voor zowel het beleid, als de instellingen.

De inspanningen van de culturele instellingen en organisaties Uit voorafgaande nota is duidelijk dat de instellingen op verschillende vlakken al heel wat inspanningen leveren. Een volgende stap is dat we proberen zicht krijgen op het resultaat van deze inspanningen. En vooral dat de organisaties en culturele instellingen zelf kunnen vaststellen dat hun inspanningen resultaat opleveren. Door middel van een goede evaluatie kan de organisatie op termijn de vruchten plukken van een evenwichtig en doorgedreven participatiebeleid. Om dit te bereiken verwachten we van de Antwerpse gesubsidieerde instellingen medewerking rond het registreren van het participatiebeleid. Die is drievoudig: 1. een engagementsverklaring in de beheersovereenkomst 2. een evaluatie van het eigen instellingsbeleid rond participatie op basis van een handig evaluatie-instrument 3. input van cijfermateriaal voor jaarlijkse opvolging van het participatiebeleid. ! De engagementsverklaring Vele instellingen geven in de diepte-interviews aan dat het participatiebeleid belangrijk voor hen is. Uitgaande van verschillende opdrachten, visies en concrete situaties, zetten de cultuurhuizen op zeer verschillende aspecten in. Het lijkt dan ook weinig zinvol dat het beleid hier rond opdrachten formuleert. Veeleer verwachten we van de kunst- en cultuurhuizen dat ze in hun beheersovereenkomst/convenant en/of jaarlijks actieplan aangeven welke inspanningen ze zelf willen leveren rond doelgroepparticipatie. We leggen dus niets op, maar vragen een engagementsverklaring van de sector in ruil voor de subsidies die ze krijgen. Voor de stedelijke instellingen vragen we die engagementsverklaring vanuit hun publieke opdracht. Op die manier wordt dit een integraal onderdeel van het gevoerde beleid en blijft het niet steken in intenties of occasionele acties ter gelegenheid van bv. de jaarlijkse dag van de armoede. ! Een meetinstrument en evaluatieverslag We hebben vastgesteld dat nog maar weinig intern geëvalueerd wordt. Daarom bieden we de sector hierbij een instrument tot evaluatie aan. Dit evaluatie-instrument is bestemd voor intern gebruik. Het brengt de inspanningen in kaart die de instelling rond participatie doet, en hoever ze daarin staat. Wel vragen we de gegevens die daaruit voortvloeien in het jaarverslag 2010 te verwerken. Het meetinstrument Volgend meetinstrument gaat aan de hand van 4 indicatoren na in hoeverre er aandacht is voor brede diversiteit en dus ook voor participatie van kansengroepen in een culturele instelling.


116 Deze indicatoren zijn niet door ons ontwikkeld maar door LAgroup Leisure & Arts Consulting die in opdracht van Netwerk CS54 onderzoek leverden naar de aandacht voor culturele diversiteit in de basisinfrastructuur van cultuurinstellingen in Nederland. Binnen dit onderzoek naar culturele diversiteit lag de focus op etnisch culturele diversiteit. We pasten de indicatoren en vragenlijst aan naar een ‘brede diversiteit’ die toelaat de diverse kansengroepen die het onderwerp van dit plan vormen, in kaart te brengen. We komen dan tot volgende indicatoren : 1. mate van feitelijke aanwezigheid van brede diversiteit 2. visie met betrekking tot brede diversiteit 3. ambitie, houding en organisatiecultuur met betrekking tot brede diversiteit - hier komen de verschillende P’s aan bod 4. continuïteit en ontwikkeling met betrekking tot brede diversiteit Het meetinstrument ziet er als volgt uit: INDICATOR 1: Mate van feitelijke aanwezigheid van diversiteit Vraag 1.1. In welke opzichten is er sprake van brede diversiteit? Ja Makers (schrijvers, componisten, choreografen, kunstenaars etc.) Uitvoerders (acteurs, muzikanten, dansers, vormgevers etc. ) Programmering/aanbod (inhoud/thema/vorm/repertoire/uitingsvorm/tradities) Publieksbereik Personeel Vrijwilligers Bestuur Partners (netwerk) Identiteit /imago/positionering Visie en beleid Totale score

of

neen

! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! ! ! !

!

!

Toelichting brede diversiteit: jong/oud, kansarm/niet-kansarm, personen met een handicap/personen zonder handicap, mensen van autochtone origine/mensen van diverse etnisch-culturele origine

54

Netwerk CS is het landelijke leernetwerk van professionals en organisaties in de cultuursector op het gebied van diversiteit.


117 Vraag 1.2. In welke mate is er bij verschillende aspecten van de eigen organisatie sprake van brede diversiteit? Totaal

Aantal activiteiten " in eigen zaal " op locatie Aantal receptieve activiteiten Aantal bezoeken (=aantal verkochte tickets) Aantal bezoekers: " Toeschouwers " Deelnemers* Aantal personeelsleden Aantal personeelsleden in leidinggevende, beleidsbepalende functies Aantal personeelsleden in staffuncties Aantal personeelsleden in ondersteunende functies (administratie, secretariaat, balie, horeca, techniek, …) Aantal leden raad van bestuur Aantal stagiair(e)s Aantal vrijwilligers Aantal partners

Kinderen Senioren en jongeren

Personen met een handicap

Mensen Mensen in kansar- van moede diverse etnischculturele origine

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! !

! !

! !

! !

! !

! !

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

Toelichting deelnemers: hiermee bedoelen we mensen die actief deelnemen aan workshops, een artistiek-sociaal project, een cursus,…

Vraag 1.3 Worden activiteiten op vlak van brede diversiteit gefinancierd uit het reguliere budget van de organisatie/instelling? project-/extra/aanvullende subsidies?

! !

Vraag 1.4 Activiteiten op vlak van brede diversiteit leiden uiteindelijk tot hogere inkomsten? hogere kosten? geen van beiden?

! ! !


118 INDICATOR 2: Visie met betrekking tot brede diversiteit 2.1. Brede diversiteit (het betreft karakterisering, geen waardering ) is : core business een (tijdelijk of extra) onderdeel , apart project of aparte activiteit geen van beide

! ! !

2.2.a. Heeft de instelling/organisatie een visie rond brede diversiteit? ja neen

! !

2.2.b. Is deze visie op / benadering van brede diversiteit impliciet of expliciet? impliciet expliciet

! !

Toelichting { impliciet de organisatie/instelling ziet activiteiten op vlak van brede diversiteit als een vanzelfsprekend onderdeel van zijn praktijk, dat niet afzonderlijk moet worden benoemd en dat in de ene activiteit meer zichtbaar kan zijn dan in de andere { expliciet de instelling/organisatie werkt bewust en expliciet aan het bereiken van een diverse identiteit/ positionering/imago en /of richt zich op specifieke kansengroepen en/of werft diverse personeels- , bestuursleden en vrijwilligers en/of programmeert/produceert werk met een nadrukkelijk diverse vorm/inhoud en benoemt dit zelf ook zo. 2.2.c. Indien deze visie expliciet is, is ze dan ook geïntegreerd, neergeschreven in de actie- en/of beleidsplannen van de organisatie/instelling ja neen

! !

2.2.d. hanteert de organisatie/instelling een expliciet geformuleerde argumentatie voor het (niet) hebben van een visie op brede diversiteit? ja neen

! !

2.2.e. Wat is de voornaamste drijfveer/motivatie voor de visie op brede diversiteit? artistiek maatschappelijk geëngageerd demografisch economisch ander

! ! ! ! ! !

Toelichting { artistiek hier gaat het om de artistieke meerwaarde van brede diversiteit : brede diversiteit kan (het aanbod van) de instelling of organisatie inhoudelijk verrijken { maatschappelijk als gesubsidieerde instelling/organisatie heb je de plicht om er voor iedereen te zijn { geëngageerd vanuit de overtuiging dat culturele participatie leidt tot maatschappelijke participatie en integratie { demografisch de bevolking is nu immers divers { economisch je moet inspelen op brede diversiteit, dit genereert extra inkomsten


119 INDICATOR 3: Ambitie, houding, en organisatiecultuur met betrekking tot brede diversiteit Toelichting vooraf "

"

" " "

zelfreflectie indicatoren hiervan zijn bijvoorbeeld het meten van het publieksbereik, het regelmatig uitvoeren van publieksonderzoek, regelmatige analyse van ontwikkelingen en resultaten, interne dialoog over brede diversiteit, actieve deelname aan externe dialoog/debat, de eigen manier van kijken/de eigen ‘culturele bril’ expliciteren en ter discussie stellen, nadenken over het selectieproces bij het samenstellen van de artistieke programmering etc. contextuele visie (op kwaliteit) in tegenstelling tot een absolute visie (op de kwaliteit van) artistieke programmering en aanbod. De instelling/organisatie bekijkt activiteiten in een context van bijvoorbeeld publiek, maatschappij, bredere artistieke ontwikkeling , (machts)positie en verantwoordelijkheid in de sector, fysieke context (wijk, district, stad) etc. Dit kan bijvoorbeeld door aandacht te geven aan specifieke kennis die samenhangt met een bepaalde (culturele) context en door bij presentatie van kunstwerken, creaties een (culturele) context aan te bieden. lange termijnperspectief een perspectief dat de grenzen van een beleidsperiode overstijgt. Meer in het algemeen gaat het over tijd nemen om je te verdiepen in diversiteit, om te investeren in een lange termijnrelatie met kunstenaars, doelgroeporganisaties, intermediairs en doelgroepleden. gelijkwaardige benadering en wederkerigheid bijvoorbeeld in samenwerkingsprocessen, artistieke visie, benadering van makers, doelgroeporganisaties, doelgroepleden, intermediairs. ruimte voor innovatie het gaat bijvoorbeeld om out-of-the-box denken in processen. Denk aan het opdoen van nieuwe inspiratie door samen te werken met jong talent, risico’s durven te nemen, mythes en clichés doorbreken, de wil tot veranderen etc.

3.1. Programmering : artistiek aanbod AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Zijn er ambities / doelen geformuleerd met betrekking tot omvang en eventueel type divers artistiek aanbod?

!

!

!

!

Zijn die ambities vertaald in concrete activiteiten?

! !

! !

! !

! !

! !

! !

! !

! !

Is er sprake van een gelijkwaardige benadering in de artistieke programmering?

!

!

!

!

Is er substantiële ruimte voor innovatie in de artistieke programmering?

!

!

!

!

Geeft de organisatie/instelling blijk van zelfreflectie met betrekking tot brede diversiteit in de artistieke programmering? Is er een contextuele visie op kwaliteit? Wordt brede diversiteit in de artistieke programmering benaderd en ontwikkeld vanuit een lange termijnperspectief?


120 3.2. Programmering : publiekswerking/toeleiding AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Zijn er ambities / doelen geformuleerd met betrekking tot omvang en eventueel type divers publiekswerkingsaanbod?

!

!

!

!

Zijn die ambities vertaald in concrete activiteiten?

! !

! !

! !

! !

Wordt brede diversiteit in de publiekwerking benaderd en ontwikkeld vanuit een lange termijnperspectief?

!

!

!

!

Is er sprake van een gelijkwaardige benadering in de publiekswerking?

!

!

!

!

Is er substantiële ruimte voor innovatie bij het streven in de publiekswerking?

!

!

!

!

AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Wordt er expliciet een divers publiek beoogd? (zijn er doelen/ ambities)

!

!

!

!

Zijn die ambities vertaald in concrete activiteiten?

! !

! !

! !

! !

Is er een specifieke en realistische marketingaanpak (inclusief communicatie en promotie) voor de beoogde doelgroep(en)?

!

!

!

!

Geeft de organisatie/instelling blijk van zelfreflectie met betrekking tot de brede diversiteit van het publiek?

!

!

!

!

Wordt brede diversiteit van het publiek benaderd en ontwikkeld vanuit een lange termijnperspectief?

!

!

!

!

Is er sprake van een gelijkwaardige benadering van het publiek?

! ! !

! !# !

! ! !

! ! !

Geeft de organisatie/instelling blijk van zelfreflectie met betrekking tot brede diversiteit in de publiekwerking?

3.3. Publiek

Is er samenhang tussen artistiek-inhoudelijke keuzes en de beoogde doelgroep(en)? (is er relevantie voor de beoogde doelgroep(en))

Is er ruimte voor inspraak van diverse publieksgroepen? Is er substantiële ruimte voor innovatie bij het streven naar brede diversiteit van het publiek?

Hier kunnen ook de zachte indicatoren uit de omnibusenquête aanvullend werken: " tevredenheid over beschikbaarheid aan vrije tijd " aantal keren dat in afgelopen 6 maanden geparticipeerd werd aan bib, museum, voorstelling, bezoek aan cc, lezen van een boek " Herkomst van gelezen boeken " deelname aan specifieke activiteiten


121 3.4. Personeel en bestuur AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Zijn er doelen/ambities met betrekking tot brede diversiteit van het personeel?

!

!

!

!

In hoeverre is er een breed divers personeelsbeleid met concreet instrumentarium?

!

!

!

!

Zijn er doelen/ambities met betrekking tot brede diversiteit van raad van bestuur?

!

!

!

!

In hoeverre is er een beleid om te komen tot een breed en divers samengestelde raad van bestuur en bestaat er hier een concreet instrumentarium voor?

!

!

!

!

Geeft de instelling/organisatie blijk van zelfreflectie met betrekking tot de brede diversiteit van personeel en bestuur?

!

!

!

!

Wordt brede diversiteit van personeel en bestuur benaderd en ontwikkeld vanuit een lange termijnperspectief?

!

!

!

!

Is er sprake van een gelijkwaardige benadering van personeel en bestuur, zijn er evenveel kansen op vorming, opleiding, promotie enz.?

!

!

!

!

Is er substantiële ruimte voor innovatie bij het streven naar brede diversiteit van personeel en bestuur?

!

!

!

!

Is er binnen de instelling/organisatie sprake van een breed divers stagebeleid?

!

!

!

!

Leiden stages regelmatig tot een vaste betrekking binnen de instelling/organisatie?

!

!

!

!

AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Zijn er doelen/ambities met betrekking tot brede diversiteit van het vrijwilligersbestand?

!

!

!

!

Geeft de instelling/organisatie blijk van zelfreflectie met betrekking tot de brede diversiteit van het vrijwilligersbestand?

!

!

!

!

Wordt brede diversiteit van het vrijwilligersbestand benaderd en ontwikkeld vanuit een lange termijnperspectief?

!

!

!

!

Is er sprake van een gelijkwaardige benadering van het vrijwilligersbestand, zelfde takenpakket, verantwoordelijkheid, vorming ?

!

!

!

!

Is er substantiële ruimte voor innovatie bij het streven naar brede diversiteit van het vrijwilligersbestand?

!

!

!

!

3.5. Vrijwilligers


122 3.6 Partnerships AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Wordt er structureel samengewerkt met partners om de brede diversiteit te bevorderen.

!

!

!

!

Wordt er projectmatig samengewerkt met partners om de brede diversiteit te bevorderen.

!

!

!

!

Geeft de instelling/organisatie blijk van zelfreflectie met betrekking tot het bevorderen van brede diversiteit middels partnerships?

!

!

!

!

Wordt brede diversiteit middels partnerships ontwikkeld en bevorderd vanuit een lange termijnperspectief?

!

!

!

!

Is er sprake van wederkerigheid en/of een gelijkwaardige benadering bij partnerships?

!

!

!

!

Is er substantiële ruimte voor innovatie bij het bevorderen van brede diversiteit middels partnerships?

!

!

!

!


123 INDICATOR 4: Continuïteit en ontwikkeling met betrekking tot culturele diversiteit AX 4 "

Jfdj 4 " $

Neen = -

Nvt

Heeft de instelling/organisatie veel ervaring met brede diversiteit (artistiek aanboden/of publiekswerking en/of personeel en bestuur en /of vrijwilligers en/of partnerships?

!

!

!

!

Wordt er geanticipeerd op / aandacht besteed aan / oplossingen gevonden voor de fricties, spanningen en valkuilen die zich voor kunnen doen bij het bevorderen van brede diversiteit?

!

!

!

!

Bouwt de instelling/organisatie voort op eerder opgedane ervaring met brede diversiteit?

!

!

!

!

Zijn er doelgroepspecifieke competenties, kennis en netwerken aanwezig in de organisatie of wordt er gewerkt aan bestendiging en ontwikkeling daarvan?

!

!

!

!

Is er binnen de organisatie/instelling door de jaren heen sprake van toenemend(e) ambities/beleid/aandacht/activiteiten op het gebied van brede diversiteit?

!

!

!

!

Is er op het gebied van brede diversiteit sprake van samenhang tussen het beleid en de feitelijk uitgevoerde activiteiten?

!

!

!

!

Toelichting Fricties, spanningen en valkuilen denk hierbij aan fricties als gevolg van stereotypering (bijvoorbeeld van de kunstenaar als vertegenwoordiger van een bepaalde doelgroep), nadelen van doelgroepenbenadering, misplaatste verwachtingen en te weinig ruimte voor initiatief bij de ander. ! Cijfermateriaal Uit deze participatienota blijkt hoe belangrijk het is te meten om te weten. Participatiegraad van bewoners en publieksbereik van instellingen zijn daarbij twee zijden van hetzelfde verhaal. Voor dat laatste hebben we hulp van de instellingen nodig: de input rond publieksbereik komt immers van de huizen zelf. Enkel op basis van die volledige en correcte input kunnen we een overzicht krijgen van de inspanningen van de hele sector, kunnen we evoluties tonen en vergelijkingen maken. En vooral: het moet ons in staat stellen om een aangepast beleid te voeren en bij te sturen waar nodig. Voor vele partners blijkt het belang van het aanleveren van cijfermateriaal voor zichzelf en voor het beleid tot op heden onduidelijk, zodat dit vaak niet gebeurt. We hopen vanuit de huidige nota dat het belang hiervan aangetoond is en dat dit niet meer als overbodige planlast ervaren wordt, maar als basis voor beleidsvoering van huizen en beleid. Het aanleveren van het gevraagde cijfermateriaal voor het cultureel jaarboek/jaarverslag zal daarom in de toekomst deel uitmaken van de voorwaarden tot subsidiëring (opgenomen in convenant). Daartoe zal in de nabije toekomst het huidige formulier (zie bijlage 1) met indicatoren en gegevens die jaarlijks opgevraagd worden, verder verfijnd worden naar kansengroepen toe. In ruil kan de sector jaarlijks een verslag met cultuurcijfers en inhoudelijke analyses verwachten. Beleidsindicatoren Om voorgaande inspanningen in kaart te brengen en evoluties te meten, zijn een aantal beleidsindicatoren nodig. Deze brengen zowel de inspanningen van de sector in kaart (zie hierboven), als de effecten van het stedelijk beleid (beleidsinspanningen). Uiteindelijk moet dit leiden tot een algemeen beeld op de evolutie van de participatie van de vijf betrokken kansengroepen waarop we hier focussen. In het verlengde van de gehanteerde methodiek in deze nota, is er idealiter naast een algemene participatieindicator, ook één of enkele indicatoren per ‘inspanningsdomein (de zogenaamde P’s waarrond aanbevelingen geformuleerd zijn). Momenteel zijn er drie instrumenten om het effect van beleidsinspanningen en cultuurinstellingen te meten: registratie van publiekscijfers via het Cultureel jaarboek, cijfers uit de stadsmonitor (tweejaarlijks) en cijfers uit de zogenaamde omnibusenquête vanaf december 2009. Verder worden cijfers verzameld voor beleidsrapportering (cognos).


124 Bij het formuleren van indicatoren is rekening gehouden met reeds beschikbare gegevens en wenselijke input vanuit de huidige nota die momenteel nog ontbreekt. In bijlage 2 staat een overzicht van alle informatiemateriaal dat uit de stadsmonitor en de omnibusenquête gehaald kan worden om input rond cultuur(participatie) te meten. Daarbij komen we tot volgend voorstel van indicatoren: a. Algemene participatie " de cultuurparticipatie van de Antwerpenaar in het algemeen en per kansengroep (stadsmonitor) " participatiegraad per sector (bioscoopbezoek, podiumkunsten, erfgoed, bibliotheek) in het algemeen en per kansengroep "# contact met cultuurantenne in laatste 12 maanden, per kansengroep (omnibusenquête) "# nog te ontwikkelen: participatiegraad kinderen (tot 12 jaar), personen met een handicap, mensen die het Nederlands niet machtig zijn b. Plaats "# tevredenheid over de beschikbare cultuurinfrastructuur op buurt en stadsniveau (omnibusenquête) "# verplaatsingsgedrag in vrije tijd (omnibusenquête) c. Prijs "# aantal gebruikers van de A-kaart per specifieke doelgroep t.o.v. het totaal aantal A-kaart gebruikers nieuw d. Product "# tevredenheid over het aanbod op buurt en stadsniveau (omnibusenquête) "# aandeel activiteiten met specifieke aandacht voor kansengroepen ten opzichte van totaal aantal activiteiten (cultuurcentra, bibliotheken, musea, districten) (zie meetinstrument, 1.2)nieuw e. Promotie "# gebruik van type communicatiekanalen door bewoners/doelgroepleden (omnibusenquête) "# tevredenheid over voldoende informatie rond cultuur door bewoners/doelgroepleden (omnibusenquête)

f. Personeel, raad van bestuur, vrijwilligers "# graad van diversiteit in de raden van bestuur van stedelijke vzw’s (zie meetinstrument 1.2) nieuw "# graad van diversiteit in het personeelsbestand van de cultuurafdelingen CS (zie meetinstrument 1.2) nieuw "# graad van diversiteit van het vrijwilligersbestand per afdeling (cultuurcentra, bibliotheken, musea, districten) (zie meetinstrument 1.2) nieuw

g. Partnerships "# graad van betrokkenheid van doelgroeppartners in beleidspanning en uitvoering, aan de hand van de score op de 6 P’s van de stedelijke instellingen (vzw’s LCB, musea, bibliotheken, districten) nieuw


125

Bijlage 1: Vragenlijsten cultureel jaarboek Bevraging beeldende kunsten 2007 id Naam van de instelling Adresgegevens van de instelling [Straatnaam] Adresgegevens van de instelling [Huisnummer] Adresgegevens van de instelling [Busnummer] Adresgegevens van de instelling [Postcode] District Bijkomende contactgegevens [Telefoonnummer] Bijkomende contactgegevens [Fax] Bijkomende contactgegevens [E-mail] Bijkomende contactgegevens [Website] Algemene leiding [Voornaam:] Algemene leiding [Naam: ] Wat is het statuut van uw organisatie? Wat is het statuut van uw organisatie? [Anders, namelijk] Geef een beschrijving van de algemene doelstellingen (maximum 500 karakters). Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Stafpersoneel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Technisch personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Administratief personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Artistiek personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Café] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Vrijwilligers**] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Personeel] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Werkingskosten] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Investeringen] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Andere uitgaven] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging wat de uitgaven betreft? Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. investering). Heeft uw instelling voor 2007 subsidies ontvangen? Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Stad Antwerpen] Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Vlaamse Gemeenschap] Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Provincie Antwerpen] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Eigen inkomsten via ticketing] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via sponsoring] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via cafetaria] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via uitkoopsom] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Andere inkomsten] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging m.b.t. inkomsten?


126

Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. bijzondere activiteit,...) Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Jongeren (-26 jaar)] Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Volwassenen (26 tot 55 jaar)] >\\] mffi [\ [`m\ij\ c\\]k`a[jZXk\^fi`\Óe _\k XXekXc Y\qf\b\ij n\\i `e )''. % RFl[\i\e " ,, aXXi T Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 3:] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 3: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 4:] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 4: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 5:] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 5: ] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Antwerpen] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berchem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berendrecht - Zandvliet -Lillo] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Borgerhout] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Deurne] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Ekeren] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Hoboken] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Merksem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Wilrijk] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Buiten stad Antwerpen] Geef een overzicht van het aantal tentoonstellingen, evenementen, video’s publicaties, projecten en /of samenwerkingsprojecten in 2007 . Vermeld telkens volgende zaken: (1) titel (2) periode (3) aantal bezoekers (4) korte beschrijving Geef het hoogtepunt of de hoogtepunten van 2007 weer. Eventueel kan u aanvullen met mogelijke veranderingen of evoluties in uw organisatie. Stuur uw beeld van het jaar naar: cultureel.jaarboek@stad.antwerpen.be


127

Bevraging film 2007 Id Naam van de instelling Adresgegevens van de instelling [Straatnaam] Adresgegevens van de instelling [Huisnummer] Adresgegevens van de instelling [Busnummer] Adresgegevens van de instelling [Postcode] District Bijkomende contactgegevens [Telefoonnummer] Bijkomende contactgegevens [Fax] Bijkomende contactgegevens [E-mail] Bijkomende contactgegevens [Website] Algemene leiding [Voornaam:] Algemene leiding [Naam: ] Wat is het statuut van uw organisatie? Wat is het statuut van uw organisatie? [Anders, namelijk] Geef een beschrijving van de algemene doelstellingen (maximum 500 karakters). Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Stafpersoneel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Technisch personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Administratief personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Artistiek personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Café] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Vrijwilligers**] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Personeel] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Werkingskosten] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Investeringen] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Andere uitgaven] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging wat de uitgaven betreft? Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. investering). Heeft uw instelling voor 2007 subsidies ontvangen? Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subidies Stad Antwerpen] Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Vlaamse Regering] Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Provincie Antwerpen] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Eigen inkomsten via ticketing] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via sponsoring] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via cafetaria] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via uitkoopsom] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Andere inkomsten] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging m.b.t. inkomsten? Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. bijzondere activiteit,...) Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Jongeren (-26 jaar)]


128

Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Volwassenen (26 tot 55 jaar)] >\\] mffi [\ [`m\ij\ c\\]k`a[jZXk\^fi`\Óe _\k XXekXc Y\qf\b\ij n\\i `e )''. % RFl[\i\e " ,, aXXi T Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 3: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 3: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 4: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 4:] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 5: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 5:] Geef de zaalcapaciteit van uw instelling weer voor 2007 . [Zaalcapaciteit zittend (aantal pers)] Geef de zaalcapaciteit van uw instelling weer voor 2007 . [Zaalcapaciteit staand (aantal pers)] Geef de gemiddelde bezettingsgraad weer voor 2007 . Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Antwerpen] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berchem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berendrecht-Zandvliet-Lillo ] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Borgerhout] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Deurne] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Ekeren] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Hoboken] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Merksem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Wilrijk] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Buiten stad Antwerpen] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal eigen activiteiten: in eigen zaal] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal eigen activiteiten: op locatie] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet mffibfdk# ^\c`\m\ [Xe §'¨ `e k\ mlcc\e% RKfkXXc \`^\e XZk`m`k\`k\e `e \`^\e qXXc " fg cfZXk`\ T


129

Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal receptieve activiteiten ] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet mffibfdk# ^\c`\m\ [Xe §'¨ `e k\ mlcc\e% RKfkXXc Xcc\ XZk`m`k\`k\e \`^\e " i\Z\gk`\m\ XZk`m`k\`k\e T Toelichting bij het aantal activiteiten: het aantal producties in 2007 . Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten (totaal)] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten in eigen zaal] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten op locatie] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers receptieve activiteiten] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Totaal aantal deelnemers (alle activiteiten) ] Geef het hoogtepunt of de hoogtepunten van 2007 weer. Eventueel kan u aanvullen met mogelijke veranderingen of evoluties in uw organisatie. Stuur uw beeld van het jaar naar: cultureel.jaarboek@stad.antwerpen.be.

Bevraging podia en gezelschappen 2007 id Naam van de instelling Adresgegevens van de instelling [Straatnaam] Adresgegevens van de instelling [Huisnummer] Adresgegevens van de instelling [Busnummer] Adresgegevens van de instelling [Postcode] District Bijkomende contactgegevens [Telefoonnummer] Bijkomende contactgegevens [Fax] Bijkomende contactgegevens [E-mail] Bijkomende contactgegevens [Website] Algemene leiding [Voornaam:] Algemene leiding [Naam: ] Wat is het statuut van uw organisatie? Wat is het statuut van uw organisatie? [Anders, namelijk] Geef een beschrijving van de algemene doelstellingen (maximum 500 karakters). Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Stafpersoneel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Technisch personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Administratief personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Artistiek personeel] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Café] Hoeveel personeelsleden waren er werkzaam in uw organisatie in 2007 ? [Vrijwilligers**] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Personeel] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Werkingskosten] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Investeringen] Gelieve de uitgaven voor 2007 te geven voor de volgende categorieën [Andere uitgaven] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging wat de uitgaven betreft? Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. investering). Heeft uw instelling voor 2007 subsidies ontvangen? Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subidies Stad Antwerpen]


130

Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Vlaamse Regering] Welke subsidies heeft uw instelling ontvangen? Geef telkens het bedrag in EURO. [Subsidies Provincie Antwerpen] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Eigen inkomsten via ticketing] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via sponsoring] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via cafetaria] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Inkomsten via uitkoopsom] Diverse inkomsten. Geef telkens de ontvangsten voor 2007 voor volgende categorieën: [Andere inkomsten] Was er ten opzichte van 2006 een plotse wijziging m.b.t. inkomsten? Graag een korte toelichting rond de oorzaak of reden (vb. bijzondere activiteit,...) Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Jongeren (-26 jaar)] Geef voor de diverse leeftijdscategorieën het aantal bezoekers weer in 2007 . [Volwassenen (26 tot 55 jaar)] >\\] mffi [\ [`m\ij\ c\\]k`a[jZXk\^fi`\Óe _\k XXekXc Y\qf\b\ij n\\i `e )''. % RFl[\i\e " ,, aXXi T Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 1: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 2: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 3: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 3: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 4: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 4: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Definitie leeftijdscategorie 5: ] Indien uw instelling of vereniging een andere afbakening in leeftijdsgroepen hanteert, gelieve dit hier aan te geven. Geef ook telkens het aantal deelnemers per leeftijdscategorie. [Aantal deelnemers leeftijdscategorie 5: ] Geef de zaalcapaciteit van uw instelling weer voor 2007 . [Zaalcapaciteit zittend (aantal pers)] Geef de zaalcapaciteit van uw instelling weer voor 2007 . [Zaalcapaciteit staand (aantal pers)] Geef de gemiddelde bezettingsgraad weer voor 2007 . Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Antwerpen]


131

Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berchem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Berendrecht - Zandvliet - Lillo] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Borgerhout] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Deurne ] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Ekeren] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Hoboken] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Merksem] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Wilrijk] Geef een overzicht van het aantal activiteiten voor 2007 per district. [Buiten stad Antwerpen] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal eigen activiteiten: in eigen zaal] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal eigen activiteiten: op locatie] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet mffibfdk# ^\c`\m\ [Xe §'¨ `e k\ mlcc\e% RKfkXXc \`^\e XZk`m`k\`k\e `e \`^\e qXXc " fg cfZXk`\ T Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet voorkomt, gelieve dan ‘0’ in te vullen. [Aantal receptieve activiteiten ] Geef het totaal aantal activiteiten voor 2007 per activiteitencategorie. Indien een bepaalde activiteit niet mffibfdk# ^\c`\m\ [Xe §'¨ `e k\ mlcc\e% RKfkXXc Xcc\ XZk`m`k\`k\e \`^\e " i\Z\gk`\m\ XZk`m`k\`k\e T Toelichting bij het aantal activiteiten: het aantal producties in 2007 . Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten (totaal)] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten in eigen zaal] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers eigen activiteiten op locatie] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Aantal deelnemers receptieve activiteiten] Geef het totaal aantal deelnemers voor 2007 . [Totaal aantal deelnemers (alle activiteiten) ] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal activiteiten muziek en dans] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal deelnemers muziek en dans ] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal activiteiten theater] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal deelnemers theater] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal activiteiten multidisciplinair] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de podiumactiviteiten in 2007 . We vragen om de podiumactiviteiten op te splitsen in muziek & dans, multidisciplinair en theater. [Aantal deelnemers multidisciplinair] Geef het aantal tentoonstellingen en het aantal bezoekers voor de tentoonstellingen in 2007 . [Aantal tentoonstellingen] Geef het aantal tentoonstellingen en het aantal bezoekers voor de tentoonstellingen in 2007 . [Aantal bezoekers] Geef het aantal cursussen en het aantal deelnemers voor de cursussen in 2007 . [Aantal cursussen] Geef het aantal cursussen en het aantal deelnemers voor de cursussen in 2007 . [Aantal deelnemers]


132

Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de andere activiteiten in 2007 . [Aantal activiteiten] Geef het aantal activiteiten en het aantal deelnemers voor de andere activiteiten in 2007 . [Aantal deelnemers] Geef het hoogtepunt of de hoogtepunten van 2007 weer. Eventueel kan u aanvullen met mogelijke veranderingen of evoluties in uw organisatie. Stuur uw beeld van het jaar door naar: cultureel.jaarboek@stad.antwerpen.be.


133

Bijlage 2: Informatie beschikbaar uit stadsmonitor en omnibusenquête De stadsmonitor Deze bevraging vindt om de twee jaar plaats en werkt met een beperkte vaste set van indicatoren die bepaald worden vanuit de Vlaamse studiedienst voor alle centrumsteden. Binnen de stadmonitor is een reeks indicatoren geformuleerd rond het beleidsdomein ‘cultuur en vrije tijd’. Aan de basis van deze indicatoren ligt een visie over hoe de ideale toekomst er op dit vlak voor een centrumstad moet uitzien. Deze visie is samengebald in 7 clusters : { jk`dlc\i\e mXe ZlcklliZi\Xk`\ \e $gXik`Z`gXk`\ { Zlckli\\c \i]^f\[ Y\nXi\e \e fekjcl`k\e { gfj`k`\m\ l`kjkiXc`e^ mXe [\ jkX[ fg _\k mcXb mXe Zlcklli \e mi`a\ k`a[ { jgfik \e jg\c Y\mfi[\i\e { Y\mfi[\i\e mXe _\k m\i\e`^`e^jc\m\e { i\Zi\Xk`\] d\[\^\Yil`b mXe il`dk\ \e `e]iXjkilZklli jk`dlc\i\e { m\ijk\ib\e mXe Yli^\igXik`Z`gXk`\ ife[ Zlcklli \e mi`a\ k`a[ Uit de stadsmonitor kunnen we voor elk van de kansengroepen, behalve voor de mensen met een handicap, cijfers afleiden over hun { gXik`Z`gXk`\ XXe Zlcklli `e _\k Xc^\d\\e { Y`fjZffgY\qf\b { _\k Y`anfe\e mXe gf[`ldmffijk\cc`e^\e [Xej# YXcc\k# kfe\\c# ZfeZ\ik\e { Y\qf\b mXe \\e dlj\ld# k\ekffejk\cc`e^ f] \\e _`jkfi`jZ_\ gcXXkj { Y`Yc`fk_\\bY\qf\b Daarnaast kan ook de tevredenheid over het culturele aanbod gemeten worden. De omnibusenquête van de stad De stedelijke omnibusenquête bestaat uit 1 vragenlijst die 6 weken (golf) loopt. Per golf wil men bruto 3 000 Antwerpenaars bereiken. Er komen 8 golven per jaar. De eerste golf start begin december 2009. De vragenset bestaat uit: { i\\bj mXjk\ miX^\e1 `e[`ZXkfi\e [`\ n\ fg aXXiYXj`j \e cXe^\i\ k\id`ae n`cc\e dfe`kfi\e { i\\bj mXi`XY\c\ miX^\e1 `e[`ZXkfi\e nXXimffi g\i`f[`\b\ `eglk ef[`^ \e elkk`^ `j { gif¯\cmiX^\e f] miX^\e fm\i XZ_k\i^ife[b\ed\ib\e mXe [\ i\jgfe[\ek { fgk$`e f] `ejZ_i`am`e^ `e jk\[\c`ab fe[\iqf\bjgXe\c Er worden maximum veertig vragen gesteld waarvan het grootste deel vaste vragen zijn. Wat kan niet in de omnibusenquête? Onderzoeksvragen bij een specifieke doelgroep met een lage vertegenwoordiging in de stedelijke populatie, bijvoorbeeld mensen met een handicap. Voor deze groep zullen we op een andere manier aan informatie moeten geraken.


134 Volgende indicatoren/vragen zijn interessant in het kader van de cultuurparticipatie van kansengroepen: Tevredenheid over wonen in de stad Antwerpen 3. In hoeverre vindt u dat er in uw buurt voldoende aanbod is voor elk van de volgende voorzieningen? Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG eerder voldoende

helemaal voldoende

-

noch voldoende, noch onvoldoende "&$

"

""

! !

! !

! !

! !

! !

! !

plekken waar jongeren hun vrije tijd kunnen doorbrengen

!

!

!

!

!

!

kleuter- en lager onderwijs voor kinderen

!

!

!

!

!

!

sportinfrastructuur

! !

! !

! !

! !

! !

! !

!

!

!

!

!

!

kinderopvang speelvoorzieningen voor kinderen

winkels voor dagelijkse aankopen culturele voorzieningen (zoals cultuur centra, ontmoetingscentra en bibliotheken)

helemaal niet voldoende

eerder niet voldoende

--

kan ik niet beoordelen

4. In hoeverre vindt u dat er in de stad Antwerpen voldoende aanbod is voor elk van de volgende voorzieningen? Duid slechts één antwoord per lijn aan. GOLF 4 VARIABELE VRAAG helemaal niet eerder niet voldoende voldoende

--

-

noch voldoende, noch onvoldoende "&$

! !

! !

! !

! !

! !

! !

aanbod aan winkels voor shopping

!

!

!

!

!

!

aanbod aan culturele voorzieningen (zoals cultuurcentra, ontmoetingscentra en bibliotheken)

!

!

!

!

!

!

sportinfrastructuur aanwezig (zoals zwembaden, sporthallen, sportterreinen,…)

!

!

!

!

!

!

het aanbod aan onderwijsrichtingen is gevarieerd

!

!

!

!

!

!

uitgaansmogelijkheden openbare computerruimtes

eerder voldoende

helemaal voldoende

"

""

kan ik niet beoordelen


135 5. Wat zou u zeggen om een niet-Antwerpenaar te overtuigen om in Antwerpen te komen wonen? Duid enkel aan wat u zou zeggen. U mag zoveel of zo weinig redenen aanduiden als u wil. VASTE VRAAG ! Antwerpen is een veilige stad. ! Antwerpen is een propere stad. ! In Antwerpen heerst een internationale sfeer. ! Er zijn veel ontspanningsmogelijkheden (sport, uitgaan, …) in Antwerpen. ! Er zijn in Antwerpen veel betaalbare kwaliteitsvolle woningen. ! Er zijn genoeg voorzieningen voor kinderen en jongeren in de stad. ! Er is veel groen in de stad. ! Er zijn voldoende parkeerplaatsen voor bewoners. ! Er zijn veel carrièremogelijkheden in Antwerpen. ! In Antwerpen ben je altijd dichtbij winkels en andere voorzieningen. ! Er is een ruim cultureel aanbod in de stad Antwerpen. ! Er zijn voldoende voorzieningen voor mensen die zorg nodig hebben. ! andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ! Ik zou niets zeggen. 6. Welke soort stad is de stad Antwerpen voor u? Vindt u Antwerpen eerder … Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG, items kunnen variëren een sportstad

2

1

0

1

2

een cultuurstad

een kinderen- en jongerenstad

2

1

0

1

2

een ideale stad voor 50 plussers

een gezinsstad

2

1

0

1

2

een bedrijvenstad

een stad van mensen

2

1

0

1

2

een stad van gebouwen en monumenten

Vrije tijd 11. In welke mate bent u tevreden met de hoeveelheid vrije tijd die u hebt? Met vrije tijd bedoelen we de tijd die u hebt los van werk, school, huishoudelijke taken, zorg voor kinderen en/of ouderen en nachtrust. Duid slechts één antwoord aan. VASTE VRAAG ! helemaal niet tevreden ! eerder niet tevreden ! noch tevreden, noch ontevreden ! eerder wel tevreden ! zeer tevreden


136 12. Hoe vaak hebt u de afgelopen 6 weken in uw vrije tijd… Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG Doe ik nooit weet ik niet meer

niet de laatste 6 weken

1 keer

2 keer

3 keer of meer

! !

! !

! !

! !

! !

! !

een voorstelling (theater, dans, muziek) bijgewoond

!

!

!

!

!

!

een zwembad bezocht

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

nooit

zelden

af en toe

regelmatig

zeer vaak/ altijd

! !

! !

! !

! !

! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

in een kranten- en/of boekenwinkel kopen

!

!

!

!

!

in een grootwarenhuis kopen

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

! ! ! ! !

een bibliotheek bezocht een museum, galerij of tentoonstelling bezocht

een park bezocht een cultuurcentrum bezocht een boek gelezen een sport beoefend een voetbalwedstrijd bekeken of bezocht

13. Waar haalt u de boeken die u tijdens uw vrije tijd leest? Duid slechts één antwoord per lijn aan. " >FC= ( " )

ontlenen in een bibliotheek ontlenen van vrienden, collega’s, familie, … tweedehands kopen op de Boekenbeurs in Antwerpen kopen op andere beurzen kopen, zoals bijvoorbeeld Het andere boek

in multimediawinkels kopen via internet kopen via internet downloaden andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .


137 14. Hebt u de afgelopen 3 maanden deelgenomen aan de volgende activiteiten en evenementen? Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG, VARIABELE ITEMS (max 7 items/golf) Ik ken dit niet

Bollekesfeest Laundry Day Zuiderzinnen Schaal Sels Open Monumentendag Antwerpen Autovrij Cultuurmarkt Zomer van Antwerpen

Ik ken dit wel, maar ik heb niet

Ik ken dit en ik heb deel

deelgenomen

genomen

! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! !

17. Hoe vaak verplaatste u zich de laatste maand tijdens uw vrije tijd op elk van de volgende wijzen? Met vrije tijd bedoelen we de tijd die u hebt los van werk, school, huishoudelijke taken, zorg voor kinderen en/of ouderen en nachtrust. Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG

te voet met de fiets met de motor/bromfiets met het openbaar vervoer met de auto als autobestuurder met de auto als passagier andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

nooit

zelden

af en toe

regelmatig

zeer vaak/ altijd

! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! !


138 Informatie en mediagebruik 24. Hoe vaak gebruikt u de volgende media? Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG

De Nieuwe Antwerpenaar kranten weekbladen gratis bladen Zone 03 uitzending De Antwerpenaar op ATV ATV nationale TV www.antwerpen.be

internet sociale media zoals Facebook, Netlog, Twitter Uit in Antwerpen radio

Nooit

zelden

af en toe

regelmatig

zeer vaak/ altijd

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! ! ! ! ! ! !

! !

! !

! !

! !

! !

26. In hoeverre voelt u zich voldoende geïnformeerd over elk van de volgende activiteiten? Duid slechts één antwoord per lijn aan. VASTE VRAAG, aantal vaste items, aantal roterende (groen) helemaal niet voldoende

eerder niet voldoende

eerder voldoende

helemaal voldoende

-

noch voldoende, noch onvoldoende "&$

--

"

""

de activiteiten in de stad inzake cultuur

!

!

!

!

!

de activiteiten in de stad inzake sport

!

!

!

!

!

de voorzieningen in de stad (zoals bijvoorbeeld zorg, opvang, onderwijs, …)

!

!

!

!

!

de beslissingen van het stadsbestuur.

!

!

!

!

!

de werven van grote bouw- en renovatiewerken.

!

!

!

!

!

het aanbod van de culturele instellingen zoals cultuurcentra, ontmoetingscentra en bibliotheken

!

!

!

!

!

nieuwe ingrepen en plannen in de stad (inzake nieuwe buurtinrichting, heraanleg straten, mobiliteitsplannen, …)

!

!

!

!

!


139 Stadsdiensten en stadsbestuur 30b. Duid aan of u de volgende diensten in de laatste 12 maanden bezocht hebt. Kruis slechts één antwoord per lijn aan. Ik ken deze dienst niet

Ik heb deze Het is langer Ik heb deze dienst nog nooit dan 12 maanden dienst in de bezocht geleden dat laatste 12 ik deze dienst maanden bezocht bezocht heb

ontmoetingscentra (Het Oude Badhuis, Stadsmagazijn, Merksem Dok, Den Tip)

!

!

!

!

de Werkwinkel

! ! !

! ! !

! ! !

! ! !

!

!

!

!

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

! ! ! !

woonkantoor culturele ontmoetingscentra (Costa en Nova) de opvoedingswinkel Cultuurcentra in de districten Sociaal infopunt ??? de stadswinkel het antwerpen.be-centrum computerruimtes in bibliotheken

30c. Duid aan of u in de laatste 12 maanden in contact kwam met de volgende diensten. Kruis slechts één antwoord per lijn aan.

sportantenne buurtsport buurttoezicht lijntoezicht cultuurantenne Buurt aan de Beurt

Ik ken deze dienst niet

Ik kwam nog nooit in contact met deze dienst

Het is langer dan 12 maand geleden dat ik contact had met deze dienst

Ik heb met deze dienst contact gehad in de laatste 12 maand

! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! !

! ! ! ! ! !


140 Enkele vragen voor de statistieken Tenslotte nog enkele vragen over uzelf. 34. Bent u

! man

! vrouw

35. Wat is uw geboortejaar? 36. Wat is de postcode van uw woonplaats? 42. Hoe kan het best uw dagelijkse activiteit of uw beroep omschreven worden? Duid slechts één antwoord aan. ! arbeider ! bediende ! ambtenaar ! leerkracht ! kader/manager ! vrij beroep (advocaat, …) ! zelfstandige ! huisvrouw/huisman ! zonder beroep ! (brug)gepensioneerd ! werkzoekend ! student ! andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44. Wat is het hoogste diploma dat u behaalde? Duid slechts één antwoord aan. ! lagere school ! lager middelbaar ! hoger middelbaar ! hoger niet-universitair onderwijs korte type ! professionele bachelor ! hoger niet-universitair onderwijs lange type ! academische bachelor ! universitair onderwijs ! master ! anders, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45. Wat is uw gezinssituatie? Duid slechts één antwoord aan. Met gezin bedoelen we aantal personen waarmee je een huishouden vormt en onder één dak woont. ! alleenwonend zonder kinderen ! alleenwonend met kinderen ! samenwonend met partner zonder kinderen ! samenwonend met partner met kinderen ! inwonend bij (groot)ouders of familie ! andere situatie, namelijk: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46. Mijn gezin telt gezinsleden, waarvan kinderen. Met gezin bedoelen we aantal personen waarmee je een huishouden vormt en onder één dak woont.


141 47. Hoe oud zijn de kinderen in het gezin? U mag meerdere antwoorden aankruisen. ! jonger dan 6 jaar ! tussen 6 en 12 jaar ! tussen13 en 18 jaar ! ouder dan 18 jaar ! geen (inwonende) kinderen 48. Spreekt u thuis enkel Nederlands, zowel Nederlands als een andere taal, of enkel een andere taal? Duid aan wat op u van toepassing is. Duid slechts één antwoord aan ! Ik spreek thuis enkel Nederlands. ! Ik spreek thuis zowel Nederlands als een andere taal. ! Ik spreek thuis enkel een andere taal. 49. Welke taal of talen spreekt u thuis (nog)? U mag meerdere antwoorden aankruisen. ! Arabisch ! Berbers ! Duits ! Engels ! Frans

! Hebreeuws ! Jiddisch ! Pools ! Spaans ! Turks ! andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .


142

Bijlage 3: Tips voor het begeleiden van vrijwilligers van etnisch culturele minderheden (ecm) Organisaties zijn vaak vragende partij om ecm in te schakelen als vrijwilliger, maar weten niet altijd hoe ze dit het best aanpakken. Deze tips zijn hoofdzakelijk ontstaan vanuit het werken met ecm met beperkte kennis van het Nederlands. Het zijn eenvoudige adviezen, die echter vaak problemen en misverstanden kunnen voorkomen. Kennismaking

Voor de ecm is het belangrijk dat hij zich welkom voelt, zowel in de organisatie als bij de andere vrijwilligers. Spreek hem aan, bedank hem voor gedane taken, geef hem van tijd tot tijd een complimentje, toon interesse in hem als persoon. Geef de vrijwilliger de nodige aandacht, zeker in het begin: maak voldoende tijd om hem in te werken. Inwerking

Vele dingen die wij evident vinden, zijn voor inburgeraars nieuw. Wees dan ook bereid om ‘onuitgesproken regels’ te benoemen: wat is voor ons een goede vrijwilliger, hoe moet hij/zij zich gedragen, wat moet hij/zij doen en zeggen? Vraag ook de andere vrijwilligers dit te doen. Pas ook je tempo aan aan de vrijwilliger. Wees je bewust van de taal die je hanteert, vele vanzelfsprekendheden in onze taal zijn moeilijk voor een ecm. Zo vertelde een vrijwilliger die in de cafetaria stond dat hij het in het begin moeilijk had om bestellingen te begrijpen: bier was de ene keer een biertje of een pintje, dan weer een pilsje of een stella. Ook van Spa blauw en Spa rood had hij nog nooit gehoord… Ook uitdrukkingen zoals zie je het nog zitten? of het zal allemaal wel meevallen zijn onbegrijpelijk als ze niet gekend zijn. Vraag ook de andere vrijwilligers om extra aandacht te besteden aan hun taal. Laat je vrijwilligers mee beslissen over het inschakelen van het aantal inburgeraars die extra aandacht nodig hebben. Het is makkelijker om niet teveel nieuwe vrijwilligers in één keer te ontvangen en ze meer te spreiden in de tijd. Begeleiding

Voor een nieuwe vrijwilliger is het belangrijk dat er één vast aanspreekpunt is in de organisatie zodat hij/zij niet ‘verloren’ loopt. Het is handig als de vaste aanspreekpersoon en de vrijwilliger elkaar zien voor de activiteit. Als dat niet zo is kunnen ze wel telefonisch met elkaar afspreken. De begeleiding is persoonlijk. De begeleider moet de vrijwilliger ‘kennen’. Er is vooraf altijd een gesprek met de vrijwilliger over wie hij/zij is, wat hem/haar interesseert, wat zijn/haar ambities zijn. De begeleiding is afgestemd op de vrijwilliger. Dit is een middenweg tussen ‘niet aan zijn/haar lot overlaten’ en ‘niet betuttelen’. De begeleiding wordt bepaald door het eerste inleidende gesprek. De organisatie moet bereid zijn om de capaciteiten van de vrijwilliger nuchter te bekijken. Ook een te idealistische kijk frustreert zowel de organisatie als de vrijwilliger. Een realistische kijk zorgt ervoor dat je voor- en nadelen wederzijds afweegt en het takenpakket van de vrijwilliger afstemt op de mogelijkheden van de vrijwilliger en de organisatie. Er wordt soepel met taal omgesprongen. De basis is eenvoudig Nederlands, dat langzaam gesproken wordt maar als iemand iets niet begrijpt wordt er overgesprongen op andere talen of ‘handen en voeten-taal’. Telefoneren is en blijft voor veel anderstaligen een hele grote drempel!!! Takenpakket

Het moet voor de vrijwilliger duidelijk zijn welk werk hij/zij gaat doen en waarom hij/zij dat gaat doen, hoe het past in een groter geheel en dat het werk zinvol is. Vrijwilligers die zich niet nuttig voelen, haken erg snel af. Een goede communicatie en het verhogen van de betrokkenheid van de vrijwilliger is erg belangrijk.


143 De taken moeten heel duidelijk zijn. Een nieuwe vrijwilliger die ‘zijn eigen job moet zoeken’ haakt snel af en gaat zich snel vervelen of loopt verloren. Een beperkt takenpakket dat goed loopt is makkelijker, dan een te zwaar takenpakket dat niet goed loopt en dat teruggeschroefd moet worden. Bv. Stuur iemand met beperkte kennis van Nederlands niet op pad met een bejaarde demente vrouw in een rolstoel. De demente vrouw kan geen begrip meer opbrengen voor de ‘anderstalige’ en beide partijen frustreren elkaar omdat ze elkaar niet begrijpen. Afspraken

Er moeten duidelijke afspraken zijn: ! begin activiteit, ! einde activiteit, ! de taken die gedaan moeten worden,… Afspraken kunnen het best op papier gezet worden en eventueel op een herkenbaar kaartje dat in de portefeuille past. Zowel de organisator van de vrijwilligersactiviteit als de vrijwilliger moeten zo goed mogelijk bereikbaar zijn (liefst per gsm). Er moeten afspraken gemaakt worden over wanneer beide partijen elkaar bellen en hoe lang op voorhand ze bellen. Bv. Het takenpakket van de vrijwilliger verandert, de afspraken met de vrijwilliger moeten veranderen, de vrijwilliger is ziek, de vrijwilliger krijgt onverwacht familie op bezoek,… Er moeten ook afspraken gemaakt worden met de vrijwilliger, hoe hij/zij contact opneemt met de organisatie als ze bv. geen belwaarde meer hebben (bellen en inhaken, bericht sturen ‘bel mij terug ik heb geen belwaarde, vrienden/familie met telefoon, op voorhand langs komen, kinderen sturen,…) Als de activiteit geen regelmaat heeft is het voor sommige vrijwilligers nodig om de vrijwilliger een dag op voorhand nog eens te verwittigen. Contactgegevens: Veerle Dupont | Verantwoordelijke team vrijwilligers Stad Antwerpen I samenleven | dienst sociale netwerken Contactadres: Carnotstraat 110 | 2060 Antwerpen Postadres: Grote Markt 1|2000 Antwerpen tel. 03 338 71 03 fax 03 338 71 71 ^jd " *) +0+ )+ /, '/ veerle.dupont@stad.antwerpen.be | www.antwerpen.be


144

Bibliografie ANCIAUX B., Beleidsbrief Cultuur 2009, 2008. ANCIAUX B., Smaakmaker.Beleids- en actienota over cultuureducatie voor smakers en makers binnen het Vlaams cultuur- en jeugdbeleid , 2008. http://www.cjsm.vlaanderen.be/cultuurbeleid/downloads/nota_cultuureducatie_def_web.pdf Bestuursakkoord Antwerpen 2007-2012, Stad Antwerpen. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Marketing_en_communicatie/MC_Com/Bestuursakkoord_2007_2012_def.pdf BRASPENNING L. , Cultuurparticipatiebeleid stedelijke en niet-stedelijke cultuuractoren Antwerpen. Beleidsvoorbereidend onderzoek Actieplan Participatie stad Antwerpen, niet uitgegeven scriptie, Universiteit Antwerpen, 2009. BULTYNCK M.(red.), 360° Participatie, Brussel: Demos vzw, 2009. Cultuurbeleidsplan Antwerpen 2008-2013, Cultuur in Antwerpen. Een wereld van verschil, Antwerpen: stad Antwerpen, 2008. http://www.antwerpen.be/docs/Stad/Bedrijven/Cultuur_sport_recreatie/CS_Staf/cultuurbeleidsplan_ antwerpen_2008_2013.pdf DEVOS F., Kies * Bijna 150 aanbevelingen voor een MAS in jonge handen, Antwerpen, 2007. DEVOS F., Ambrassadeurs. Over jongeren, cultuur en communicatie, CultuurNet Vlaanderen – CJP – CANON Cultuurcel, 2004. DEVOS F., ASSELMAN E. en MAST G., XS. Over kinderen, cultuur & communicatie, Cultuurnet Vlaanderen, 2007. DIV AUTEURS, Vlaams Actieplan Interculturalisering van, voor en door cultuur, jeugdwerk en sport, 2006 http://www.cjsm.vlaanderen.be/cultuur/regelgeving/participatiedecreet/ DIV. AUTEURS, All Inclusive. Momenten met focus op personen met een beperking, in Momenten jrg 2008 nr.3. DIV. AUTEURS, Klaar?Actie! Over ouderen en cultuurparticipatie, Brugge: Uitgeverij Vanden Broele, 2010 Het decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid http://www.sociaalcultureel.be/doc/Regelgeving_algemeen/lcb_gecoordineerd_decreet_20071207.pdf Het decreet van 2 april 2004 houdende de subsidiëring van kunstenorganisaties, kunstenaars, organsaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaal-artistieke werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/699788-Kunstendecreet.html#ppt_879565 Het decreet van 23 mei 2008 houdende de ontwikkeling,de organisatie en de subsidiëring van het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid, http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/1386538-Cultureel-erfgoeddecreet.html INTRO vzw., Leidraad voor toegankelijke evenementen en muziekfestivals, Brussel: Gelijke kansen in Vlaanderen, 2003. LAGROUP LEISURE & ARTS CONSULTING, De olifant in de kamer. Staalkaart culturele diversiteit in de basisinfrastructuur, Amsterdam: Netwerk CS, 2009. LEYE M. (red.), Over (Cultuur)participatie, Brussel: Kunst en Democratie, 2006. LIEVENS J en WAEGE H. (red), Cultuurkijker: Cultuurparticipatie in breedbeeld. Eerste analyses van de survey cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003 -2004, Antwerpen: Uitgeverij De Boeck, 2005.


145 Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2013. Antwerpen: Sociale Zaken & OCMW Antwerpen, 2008. http://www.ocmw.antwerpen.be/Voorstel%20startpagina/Frame/Over%20het%20OCMW/LSBplan20072013.pdf MALLENTJER T., Cultuurparticipatie van etnisch-culturele minderheden in Antwerpen, niet gepubliceerde nota Antwerpen: de8, 2009. MORBEE A., Bij-buurten op het Kiel. Een bundeling van drie jaar onschatbare ervaring, Antwerpen/Brussel , Middelheimmuseum & Faro Uitgeverij, 2009. Participatiedecreet van 18 januari 2008, houdende de flankerende en stimulerende maatregelen ter bevordering van de participatie in cultuur, jeugdwerk en sport, http://www.cjsm.vlaanderen.be/cultuur/regelgeving/participatiedecreet/ Recht op cultuur: Drempels die mensen in armoede belemmeren in hun culturele participatie, Antwerpen: vzw Recht-op en Riso Antwerpen, 2001. Regeerakkoord Vlaanderen 2004-2009 , De Vlaamse regering 2004-2009. Vertrouwen geven Verantwoordelijkheid nemen, 2004. Regeerakkoord Vlaanderen 2009-2014, Een daadkrachtig Vlaanderen in beslissende tijden. Voor een vernieuwende, duurzame en warme samenwerking, 2009. ROTTHIER P., Analyse cultuurparticipatie stadsmonitor, Antwerpen: Studiedienst voor Stadsobservatie, niet uitgegeven rapport,2009. ROTTHIER P. en DEBACKER M., Analyse participatiepraktijk culturele organisaties Antwerpen, Statistische analyse van online bevraging juli 2009, Antwerpen: Studiedienst voor Stadsobervatie, niet uitgegeven rapport, 2009. SPUIJ P. en TERLOUW A.M., Lang zullen ze lezen! En handreiking voor het opzetten van een seniorenbeleid voor de basisbibliotheek, PorBiblio, Hoofddorp, 2006. STOOP R.en VERTOMMEN S., Stadsmonitor Survey Stad Antwerpen. Rapportering editie 2008, Antwerpen: Stad Antwerpen, 2009. Toegankelijkheid van cultuurcentra, vzw Toegankelijkheidsbureau, Kermt, zonder datum. TULLENEERS R. (red), Toegankelijke cultuur. Een handleiding voor een cultuurparticipatieproject, Geel: cultuurcentrum de Werft, 2008. VAN OOST O., Mind The Gap! The Sequel. Een onderzoek naar het vrijetijdsaanbod voor jongeren in Vlaamse en Nederlandse musea, Leuven: AmuseeVous vzw, 2009. VLAAMSE JEUGDRAAD, Advies Rotonde Cultuur in het Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009, 3 oktober 2007. http://www.vlaamsejeugdraad.be/wp-content/files_flutter/1253187863Advies0714AdviesrotondeCultuurinhetVla amsJeugdbeleidsplan2006-2009.pdf VOS I., Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen, Brussel: CultuurNet Vlaanderen/ Kunst en Democratie, 2003. VZW TOEGANKELIJKHEIDSBUREAU, Cultuur zonder drempels. Ideeënbundel voor cultuurcentra en organisaties die werk willen maken van cultuur zonder drempels, Hasselt: Provinciaal Steunpunt Toegankelijkheid, vzw Toegankelijkheidsbureau, 2005.


146


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.