4 minute read

Afrika heeft steeds meer en beter biologisch fruit te bieden

Next Article
Apps en gadgets

Apps en gadgets

Avocado’s uit Ethiopie Mangobomen in Ghana Dozen met mango’s uit Burkina Faso

In Afrika liggen er nog veel kansen voor Nederlandse AGF-bedrijven. “Het is geen geplaveide weg, er zijn nog wat hobbels te nemen, maar juist daarin kan het Nederlandse bedrijfsleven een grote rol spelen,” zo stelt Núria Vlonk-Cunha Soares van NABC.

De export van biologische groenten en fruit vanuit het Afrikaanse continent groeit. Er zijn steeds meer partijen die zich bezig gaan houden met biologische AGF, vaak ook naast de conventionele producten. Er is een groeiende vraag, vanuit Nederland, maar met name vanuit Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Scandinavië. “Als de vraag naar gember groeit, zie je dat importeurs naast China naar andere gebieden gaan kijken. Om de risico’s te spreiden en om te kunnen voldoen aan de vraag,” legt Núria uit.

De Netherlands-African Business Council, kortweg NABC, is een netwerkorganisatie met 250 leden, die handel stimuleert tussen Nederland en Afrika door onder meer het organiseren van inkomende en uitgaande handelsreizen, het organiseren van verschillende evenementen over zakendoen in en met Afrika en het uitvoeren van consultancyopdrachten, inclusief B2B matchmaking sessies tijdens handelsevenementen. “Via beurzen als Fruit Logistica en BioFach komen exporteurs in aanraking met de Europese markt. De Noord-Europese consument koopt met zijn ogen, dat is voor hen soms moeilijk voor te stellen. Door hier te zijn, zien ze aan welke eisen de producten moet voldoen, en zo worden de geëxporteerde producten kwalitatief steeds beter.” NABC is ervan overtuigd dat er in Afrika veel kansen en mogelijkheden liggen. “Zeker als je kijkt naar landbouw is Afrika the place to be. Er is veel vruchtbare grond beschikbaar.”

Welke gebieden kansrijk zijn voor handel met Europa, hangt van veel factoren af. Het klimaat speelt mee, maar ook hoe ontwikkeld dat gebied is en hoe moeilijk of makkelijk het is om er zaken te doen. Is er een haven en hoe is het gesteld met de logistiek? “Oost-Afrika en met name Kenia is zeker een gebied om rekening mee te houden,” noemt Núria als voorbeeld. “Jaren geleden wilde niemand avocado’s uit Kenia hebben. Inmiddels zijn ze uitgegroeid tot een grote exporteur. Zo’n ontwikkeling kan heel snel gaan als overheden kaders ontwikkelen om de export te faciliteren.”

Engelssprekende landen als Oeganda, Ghana, Kenia en Nigeria zijn zogenaamde ‘preferred countries’ voor handel met het buitenland. “Er zijn daarnaast ook gebieden waarbij het in het begin misschien lastiger zal gaan, maar waar veel kansen liggen; Ethiopië bijvoorbeeld, waar veel avocado’s worden geteeld. Het land kent verschillende klimatologische gebieden en via de haven van Djibouti kunnen de producten naar Europa worden verscheept.” Vooral dat laatste is een belangrijk voordeel. Er komen steeds minder producten per vliegtuig naar Europa. Dat wordt niet verantwoord gevonden. “De beschikbaarheid van een haven is belangrijker geworden. Voor sommige landen is dat een nadeel. Mali bijvoorbeeld, dat land zal afhankelijk zijn van de haven van Dakar in Senegal.”

KLIMAATVERANDERING

Telers in Afrikaanse landen hebben vaak te maken met gebrek aan technologie en teeltkennis, veranderend klimaat en gebrek aan financiering. Dat laatste geldt zeker voor biologische telers, aangezien daarvoor op elk niveau in de leveringsketen certificering nodig is. Daarvoor zijn investeringen nodig. Nederlandse bedrijven kunnen ook hun bijdrage leveren wat betreft de andere punten. Núria geeft klimaatverandering als voorbeeld. “In Nigeria wonen ruim 200 miljoen mensen en elk jaar komen daar miljoenen mensen bij. De telers daar zouden veel baat kunnen hebben bij zaden van rassen die beter bestand zijn tegen de omstandigheden van een veranderend klimaat. Zaden waardoor de opbrengsten veel groter worden.”

INTENSIEVER SAMENWERKEN

Begin 2022 ging de nieuwe Europese bio-verordening in. Hoewel de verordening sinds 1 januari van kracht is, zijn er nog veel dingen onduidelijk. “Ik denk dat deze nieuwe regelgeving ervoor zal zorgen dat men nog meer op elkaar is aangewezen, en dat is geen slechte zaak. Het wordt zo uitdagend, dat je als leverancier en importeur wel móet samenwerken. Je kunt je niet veroorloven om fouten te maken en als iedereen aan deze regels moet voldoen, krijg je minder cowboys op de markt. Niet voor niets zie je dat veel importeurs bouwen aan langetermijnrelaties en investeren in het land waar hun producten vandaan komen. Bijvoorbeeld door er agronomen naartoe te sturen. Zij kunnen hun kennis delen over de teelt en over de bodem. Importeurs en exporteurs moeten goed begrijpen dat die bodem essentieel is om een product goed te kunnen laten groeien. Je kunt heel mooie pakstations en goede sorteerlijnen hebben, maar die kun je alleen optimaal gebruiken als de producten ook 100 procent van goede kwaliteit zijn. Er zijn veel manieren waarop telers goed voor de bodem kunnen zorgen en dan kom je weer uit op kennis. Iets waar het Nederlandse bedrijfsleven een grote rol in kan spelen.” (JH) 

nuria.vlonk@nabc.nl

This article is from: