Agrifirm-GMN Bol&Teelt Jaargang 4, #1 2025

Page 1


Bol& Teelt

De kracht van samenwerking

Lelies in Limburg

Resistentiemanagement

Een uitdaging voor teler, adviseur en fabrikant

Voorwoord Efficiënt en datagestuurd telen

Aan het begin van een nieuw groeiseizoen kan ik u een afwisselend nummer van de Bol&Teelt beloven. Met achtergrondinformatie, informatie over teeltuitdagingen en verhalen uit de praktijk. Technische innovaties spelen een steeds grotere rol in de teelt. Nieuwe technologie maakt het mogelijk om de middelen die we tot onze beschikking hebben, steeds efficiënter in te zetten. En ook hiervoor geldt dat we met ons Expertisecentrum Bloembollenteelt hierbij nauw betrokken zijn. Op pagina 16 leest u bijvoorbeeld over ons onderzoek naar de inzet van sensoren. Minstens zo belangrijk is dat telers zelf aan de slag gaan. Inspirerend wat mij betreft is het verhaal dat u leest u op pagina 15. Twee bollentelers uit Breezand delen graag hun kennis over hun inzet om drift te beperken en over hun motivatie middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Verder natuurlijk informatie over nieuwe middelen en een interessant artikel over het voorkomen van resistentie. Waarbij de noodzaak wordt onderstreept dat iedereen in de keten zijn of haar verantwoordelijkheid neemt.

Dennis

Al ruim dertig jaar lelies in Limburg

4 8 12

06 Samen in de coöperatie

In gesprek met Willem Unger en Dennis Meijaard

07 Fabrikant aan het woord BASF

10 Teeltuitdaging

Resistentiemanagement

11 Product, veiligheid en innovatie

Op pad met Gerbrant Schilder

16

Sensoren in de bollenteelt

14 Techniek en toekomst De voordelen van de kappenspuit

18 Een team van specialisten Maak kennis met Arjo van den Berg en Wouter Zuiderduin

19 Product, veiligheid en innovatie

Colofon Bol&Teelt is een uitgave van Agrifirm-GMN Redactie Joyce de Vries, Agrifirm-GMN Tekstbijdragen Arjo van den Berg, Pascal Haumann, Jan Ties Malda, Dennis Meijaard, Kurt van der Plas, Dorus Rijkers, Henk Ritter, Gerbrant Schilder, Jessie Teeuwen, Mark Teeuwen, Willem Unger, Jarno van der Wereld en Thijs Wester Interviews en tekstredactie Douwe Soepboer, DoorDouwe.com Ontwerp en opmaak Menno Verheij, Reach Brand

Storytellers Fotografie Paula van der Post, Ingrid Driessen, Joyce de Vries, Istockphoto Drukwerk Damen Drukkers.

Al ruim dertig jaar lelies in Limburg

Well ligt in het noorden van Limburg, een gebied met een enorme diversiteit aan teelten: van prei, sla, asperges en aardbeien tot akkerbouw, vaste planten en dus ook lelies. Pascal Haumann is sinds 1994 lelieteler. In de kantine van zijn bedrijf gaan we in gesprek over de ontwikkelingen van het bedrijf en de regio. Even later schuift ook teeltadviseur Henk Ritter aan.

“Na mijn middelbare school, ik was 21 jaar, ben ik direct begonnen in het bedrijf”, zo begint een goedlachse Pascal. “In datzelfde jaar zijn we ingestapt in de contractteelt van lelies. We teelden al vaste planten en daarvoor hadden we ook dahlia’s in ons bouwplan, dus de bloementeelt was ons niet onbekend. Henk Ritter vult aan: “In deze regio was de teelt van hyacint lang populair. Er waren denk ik wel 80 telers die tot wel 800 ha teelden. Dat is vrijwel volledig verdwenen.”

Telen in een ‘buitengebied’ In 1994 start het bedrijf met 2 ha lelies op basis van verzorgingscontracten. Dat wordt door de jaren heen uitgebreid naar ongeveer 20 ha. Pascal daarover: “De humusrijke grond is geschikt voor de lelieteelt. Maar door de samenstelling van de grond rooien we lang niet zo schoon als in de bollenstreek.” Lachend: “Ik kan me een opmerking herinneren van iemand uit Noord-Holland die gekscherend zei: ‘kunnen lelies ook wortels hebben?’ In de begintijd gingen de bollen met al die grond op transport. Ik zag vrachtwagens soms bijna letterlijk door hun assen gaan. Op zeker moment zijn we hier zelf gaan spoelen.

Dat scheelde natuurlijk enorm.” In 2003 besluit Haumann om te starten met eigen teelt en verwerking. Er wordt geïnvesteerd in huisvesting, koeling en verwerking. Pascal daarover: “Ik had inmiddels veel geleerd over de lelieteelt. Maar op eigen risico telen is toch wel anders. Je zit hier min of meer in een buitengebied. Je moet op zoek naar de cultivars die het beste passen bij je bedrijf. In het begin heb je de neiging om te kiezen voor de goedkopere soorten. Maar dat levert meestal ook minder op. Mijn strategie werd daarom al snel: meegaan met de vraag, dus kiezen voor de gevestigde namen. Ik overleg daarover ook met onze afnemers. In mijn geval met Jan de Wit & Zn uit Bovenkarspel. Welke kleuren doen het goed en wat is in de mode? En dat moet natuurlijk matchen met de groeiomstandigheden hier.”

Kennis en logistiek komen samen

Henk Ritter zit al 35 jaar als adviseur in het vak in het Limburgse. “Ik heb de lelieteelt hier zien ontwikkelen. Dat begon met de start van de contractteelt. Zo kwamen de Noord-Hollanders hier naartoe, ook de adviseurs. Vooral Jan Willem van der Meer

kwam hier vaak. Ik werkte voor Mertens (tegenwoordig de Mertens Groep, red.) en van lieverlee zijn we gaan samenwerken. Zo werd de logistiek van Mertens gecombineerd met de kennis van Van der Meer, (tegenwoordig Agrifirm-GMN).”

Henk vervolgt: “De teelt hier verschilt met die in het bollengebied. Het is gemiddeld zomaar 3 graden warmer en we hebben minder wind wat voordelen heeft (minder snel drift) maar ook nadelen (een langere bladnatperiode). Maar lelies doen het hier echt goed. In tegenstelling tot bijvoorbeeld tulpen. Die teelt is hier in het verleden volledig mislukt. Het stro op de bedden bijvoorbeeld, had een ongewenst effect. In het voorjaar kregen we hierdoor meer vorstschade omdat de bodem de warmte niet kwijt kon. Dat was totaal niet voorzien. Zo zie je dat je in een nieuwe omgeving, feitelijk opnieuw moet leren telen op basis van de lokale omstandigheden. En dat kost tijd en soms ook geld.”

Pascal Haumann heeft door de jaren de lelieteelt steeds beter leren kennen. Door goed samen te werken heeft hij zijn bedrijf weten te ontwikkelen van 2 ha contractteelt tot 30 ha lelies in eigen beheer. Recent is daar een nieuw hoofdstuk aan toegevoegd nu zijn bedrijf is aangesloten bij een vof van in totaal 15 telers die samenwerken binnen de Roselily teelt (dubbele oriëntals). “Net als vaker in het verleden, is deze aansluiting tot stand gekomen via de Coöperatieve Nederlandse Bloembollencentrale (CNB)” vertelt Pascal. “Die ruimte ontstond omdat een van de deelnemende bedrijven (W.W. van Haaster en Zn.) op zoek was naar een partner voor de teelt van leverbare bollen. Zo zijn we er ingerold. We telen nu 3 ha Roselily

Familiebedrijf met beide ouders en twee vaste medewerkers en daarnaast een viertal oproepkrachten en seizoenmedewerkers. Het bedrijf is 70 ha groot met 3 ha vaste planten, 37 ha akkerbouw en 30 ha lelies waarvan sinds kort 3 ha Roselily dubbele oriëntals. Tot twee jaar geleden werden er varkens gehouden. Mede omdat het bedrijf is gevestigd naast een

gebied, is deze tak gestaakt. Ook stopt Haumann dit jaar met de teelt van calla’s voor de

en hopen de komende jaren naar 10 ha te groeien. Ik zie het als een belangrijke volgende stap in de ontwikkeling van ons bedrijf.”

Lelieteelt en omgeving Pascal over samenwerken met de omgeving: “Ook hier hebben we te maken met een groeiende weerstand. Ik ben van mening dat er voor een gezonde toekomst van de lelieteelt veranderingen nodig zijn. Tegelijk ga ik ook zeker de dialoog met mijn omgeving niet uit de weg. Zo heb ik vorig jaar meegewerkt aan een krantenartikel. Er wordt nu soms wel heel makkelijk naar ons gewezen, bijvoorbeeld als er ergens schadelijke stoffen worden gemeten. Vaak blijken dat stoffen te zijn die niet eens in de teelt worden ingezet. Natuurlijk veranderen mensen in een gesprek niet direct hun mening. Maar door het contact te zoeken ga je elkaar wel beter begrijpen. Dat geldt voor mij, maar ook voor de omwonenden.”

Pascal Haumann
Natura 2000
bloem.
Roselily
Op de foto: Pascal Haumann

Over de kracht van samenwerking

Willem Unger is sinds 2019 eindverantwoordelijk voor de divisie Plantaardig NWE van Agrifirm. Dennis Meijaard kwam kort daarna aan boord als directeur Business Unit Bloembollen. In dit artikel vertellen ze over de kracht en de toegevoegde waarde van Agrifirm-GMN.

WWillem: “Als Agrifirm zijn we actief in de segmenten veehouderij en een plantaardige tak met de plantgroepen akkerbouw, fruitteelt, vollegrondsgroenten én de bollenteelt. Ons marktaandeel is substantieel. Dat is belangrijk vind ik, omdat we hierdoor onze klanten toegevoegde waarde weten te bieden.

Allereerst door meer inkoopkracht, maar wat steeds belangrijker wordt, is dat we kunnen investeren in kennis en technologie.” Dennis vervolgt: “Vijf jaar terug besloten Agrifirm en GMN samen te gaan. De schaalgrootte die we dankzij deze samenwerking realiseerden, maakte meer mogelijk. Ons eigen Expertisecentrum Bloembollenteelt heeft hierdoor flink vooruitgang kunnen boeken. En nieuwe technologie kan makkelijker worden ontwikkeld en geïmplementeerd dankzij een speciaal Gewasmanagement team, om maar twee voorbeelden te noemen.”

Minder middelen, meer kennis en uitdagingen

Fabrikant aan het woord

BASF De bloembollensector als speerpunt

Soriale® tegen vuur

“Toen we samengingen, wisten we dat er grote uitdagingen op ons pad zouden komen”, vervolgt Dennis. Dat vraagt om een cultuuromslag. Niet alleen bij ons maar ook bij de teler. In plaats van één oplossing voor een probleem, moeten we nu vaker kiezen voor een combinatie van oplossingen. Dat vraagt om een nieuwe manier van denken. En om investeringen.” Willem Unger daarover:

“We zijn bijvoorbeeld in de akkerbouw gestart met de Totaal Phytophthora Aanpak. Daarbij worden technologie, ICT en gewasbeschermingsmiddelen gecombineerd met specialistische kennis vanuit de WUR en de eigen organisatie. We bieden in plaats van een middel met advies nu een totaaloplossing die per hectare wordt beprijsd.” Dit is echt een andere manier van denken. Dennis hierover: “Ook in de bollenteelt doen we nu al onderzoek naar mogelijkheden om volgens dit model de vuur- en luizenbestrijding te organiseren.”

Coöperatie in de toekomst Heeft een coöperatie nog toekomst?

“Jazeker” bevestigt Willem Unger. We hebben een actieve ledenraad die 8.000 grotendeels betrokken leden vertegenwoordigt. Als coöperatie staan we voor die leden; en winst die niet wordt geïnvesteerd, vloeit terug naar de telers. Als stevige organisatie kunnen we bovendien echt het verschil maken, bijvoorbeeld in gesprekken met producenten, maar ook met andere stakeholders om hen aan te zetten tot onderzoek of investeringen.” Dennis tot slot: “Wat Willem zegt, onderschrijf ik. Schaalgrootte is van essentieel belang voor onze relatief kleine bollensector. Ik wil daaraan toevoegen dat de meeste van onze klanten ons altijd zullen blijven afrekenen op onze prestaties. Daaraan blijven werken is mijn grootste uitdaging.”

Meer weten?

Beluister de podcasts van Dennis Meijaard en Willem Unger via Spotify.

De bloembollensector is grotendeels geconcentreerd binnen de Nederlandse grenzen. Desondanks investeren ook internationale bedrijven in middelen en toepassingen voor dit specifieke segment. BASF is daar een van. We spreken Kurt van der Plas, al 21 jaar als onderzoeker actief op het proefbedrijf aan de Zandvaart in Breezand.

Kurt: “Toen ik mijn bloembollenbedrijf verkocht, kwam ik in contact met BASF om er als onderzoeker aan de slag te gaan. Dat doe ik inmiddels ruim twee decennia en nog altijd met veel plezier. Het mooie aan mijn werk vind ik dat ons onderzoek zich uitstrekt vanaf de eerste fase waarin we diverse stoffen kleinschalig testen op hun werking, tot proeven in de praktijk en uiteindelijk de toelatingen. Ik werk graag praktijkgericht, dat heeft denk ik alles te maken met mijn achtergrond als teler. Ik werk daarbij samen met onze adviseur Jan Koopman. Hij is degene die het verhaal naar de markt brengt.”

Er wordt hard gewerkt aan nieuwe toelatingen

We hebben de beschikking over minder middelen. Hoe staan jij en BASF hierin? “Helaas raken we af en toe middelen kwijt. Dat heeft impact. Als fabrikant hebben we daarin een belangrijke taak: nieuwe middelen met minder milieu-impact naar de markt brengen. Ik durf te zeggen dat we daarin heel actief zijn met zowel fungiciden, insecticiden en herbiciden. We werken hard. Maar feit is dat onderzoek tijd kost en dat toelatingsprocedures taai kunnen zijn. Gelukkig kunnen we geregeld goed nieuws melden. Zo kreeg ons middel Soriale in 2024 een bloembollenbrede toelating tegen Botrytis.

Soriale wordt in de sector gezien als een belangrijke aanvulling. Kurt daarover: “De werkzame stof van Soriale zijn kaliumfosfonaten, waarvan al langer bekend dat deze effectief zijn tegen schimmelziekten. Soriale wordt systemisch opgenomen door de plant en heeft zowel een schimmeldodende als een plantversterkende werking. Het verstevigt celwanden en zet de natuurlijke plantafweer aan tegen ziektes. Het middel werkt breed, net als zogenaamde multi-side middelen, denk bijvoorbeeld aan Solofol (werkzame stof folpet) en voorheen natuurlijk mancozeb. Door deze werking is de kans op resistentie gering, het middel scoort uitstekend op de milieumeetlat en mede daardoor mag het nu jaarlijks zes keer via een veldbespuiting worden toegepast. Bij een hogere ziektedruk is het middel makkelijk te combineren met middelen uit andere groepen en daarmee een belangrijke aanwinst naar een teelt met minder milieu-impact.”

Met het Expertisecentrum Bloembollenteelt (ECBBT) op dezelfde locatie

Al 35 jaar doet BASF proeven in de bloembollenteelt vanuit de proeftuin in Breezand. Gezamenlijk wordt gebruik gemaakt van diverse faciliteiten. Kurt daarover: ‘We delen het pand, maar we hebben eigen onderzoeksprogramma’s. Het grote voordeel is dat we kosten kunnen delen en ieder voor zich belangrijke onderzoeksresultaten kunnen behalen.”

Op pad met Gerbrant Schilder

Een kijkje bij de nieuwe ULO-proef

Aan een rustige landweg in Oosterblokker, een dorp in West-Friesland, ontmoeten we Gerbrant Schilder, teeltspecialist bloembollen bij Agrifirm-GMN. Vandaag start een nieuwe reeks ULO-proeven (Ultra Low Oxygen), ingezet voor de bestrijding van galmijt. De redactie mag vandaag mee om een kijkje te nemen en er alles over te horen.

W“We zijn nu bij Besseling Group”, vertelt Gerbrant. “Dit bedrijf produceert stikstofgeneratoren voor ULO-toepassingen. Ze hebben testcellen tot hun beschikking voor proeven en onderzoeken. Voor onze galmijt ULO-proeven verzorgt Besseling dus de uitvoering van de ULO-behandelingen. We doen inmiddels al een paar jaar onderzoek naar de mogelijkheden om galmijt met deze techniek te bestrijden. Er is dus al veel kennis, maar we willen meer weten. Bijvoorbeeld hoe laag het zuurstofgehalte moet zijn en hoe lang de bollen

in de cel moeten worden behandeld om 100% afdoding te bewerkstelligen.”

Bollen uit Chili

Voor de proef die vandaag de cel in gaat, zijn door een klant bloembollen vanuit het zuidelijk halfrond ingevlogen. Gerbrant:

“Vanuit Chili om precies te zijn. Door het verschil in seizoenen kunnen we een jaarrond onderzoek doen en daarmee winnen we tijd. En dat is belangrijk want de ULO-methode zal komend seizoen al bij meer bedrijven worden ingezet.”

Terwijl hij naar de cel loopt waar de proef wordt ingezet, vertelt Gerbrant verder:

“We hebben inmiddels goede inzichten in een optimale bestrijding van de galmijten. Maar we willen ook meer komen te weten over mogelijk negatieve effecten na een ULO-behandeling. Denk aan de groeikracht van de bol. De focus ligt op ULO-behandelingen voor het G-stadium, dus voordat de gehele bloem in embryonale toestand in de bol aanwezig is.”

Ontwikkeling groeipunten

Gerbrant vervolgt: “Bij dit onderzoek maken we niet gebruik van geïnfecteerde bollen want dat is niet nodig omdat we uitsluitend kijken naar de effecten van de behandeling op de bloembol.

Tulpengalmijt en ULO

Na 2025 zijn er minder middelen beschikbaar om de tulpengalmijt te bestrijden. Een van de mogelijkheden voor de bestrijding is met Ultra Low Oxygen (ULO). Vrijwel alle zuurstof wordt met deze methode uit de bewaarcel gehaald. De actieve tulpengalmijt kan met deze techniek worden bestreden. Voor het toepassen van de ULO-behandeling is een gasdichte ruimte nodig.

De behandelingen worden uitgevoerd in verschillende stadia (voor het G-stadium) van de bollen. Het Expertisecentrum

Bloembollenteelt stelt daarbij vooraf de stadia vast. Er worden proeven uitgevoerd in zowel leverbare bollen als in plantgoed.

Aan het einde van de bewaarperiode vindt beoordeling plaats, waarbij onder andere gekeken wordt naar de ontwikkeling van de groeipunten in de bol. Ook dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Expertisecentrum.”

Samen met de teler

Om een eventueel effect op gewicht of lengte te kunnen uitsluiten, worden de bollen daarna gebroeid. Gerbrant: “De koude bewaring en broei vindt plaats bij een van onze klanten omdat het Expertisecentrum in de zomer hiervoor niet de faciliteiten heeft. Ik zie dat als een voordeel, want zo doe je het onderzoek echt samen.”

Met Andre van Dienst, van Besseling Group, lopen we nog een rondje door

het pand om wat van de nieuwe cellen en generatoren te bekijken waar de afgelopen periode aan gewerkt is. Al wandelend vertelt Gerbrant: “Voordat ik zeven jaar geleden voor Agrifirm ging werken, had ik een afwisselende baan bij de bloemenveiling. Ik werkte als accountmanager met klanten in Afrika waarbij ik me bezig hield met een breed scala aan teelten. Toch was er altijd het verlangen om meer in de bloembollen te gaan doen. Zo kwam ik bij Agrifirm-GMN terecht. Eerst als adviseur bloembollen en tegenwoordig als teeltspecialist.”

Achter de microscoop en in het veld

Wat mij drijft in mijn werk, is om antwoorden te vinden op de uitdagingen die op ons afkomen. Daarbij zit ik het ene moment achter een microscoop om bloembollen te bestuderen; en het volgende moment loop ik hier rond met bollen vanuit dezelfde levering om een proef te starten en de uitkomsten te monitoren.”

Gerbrant tot slot: “Maar nu moet ik weer verder. Vanmiddag heb ik een overleg waarin we onderzoeksresultaten van zomerbloeiers met elkaar doorspreken. Binnenkort kan ik daar telers meer over vertellen tijdens de Regio Relatiedagen.”

Resistentiemanagement

Een uitdaging voor teler, adviseur en fabrikant

Resistentie, verminderde of volledige ongevoeligheid voor een bepaald middel, was binnen de land- en tuinbouw altijd een punt van aandacht. Maar nu er meer middelen verdwijnen, worden de uitdagingen om resistentie te voorkomen almaar groter. In dit artikel, met medewerking van Arjo van den Berg (Agrifirm-GMN) en Dorus Rijkers (Bayer), vertellen we er, toegespitst op de bestrijding van Botrytis, meer over.

Reductie van middelen: meer kans op resistentie Als sector zien we dat betrouwbare middelen die er altijd waren, ineens niet meer beschikbaar zijn. En helaas zijn er lang niet altijd volwaardige alternatieven. Als er dan toch nieuwe middelen worden toegelaten, dan zitten die tegenwoordig vooral in groepen met vrijwel identieke aangrijpingspunten op schimmels (FRAC-groepen*). Meer van (bijna) hetzelfde dus waardoor resistentie sneller op de loer ligt. Een andere factor die resistentie in de hand werkt, is dat middelen die breder ingrijpen op de ziekteverwekker (de zogenaamde multi-sides), de afgelopen jaren vaker in de ban werden gedaan. Door het brede werkingsmechanisme vormen deze middelen een belangrijke barrière tegen resistentie. Een bekend voorbeeld is mancozeb tegen Botrytis.

Hoog risico schimmels en hoog risico middelen

Hoog risico schimmels zijn relatief goed in staat zich aan te passen. Vaak kunnen ze zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten en komen ze voor in zowel bodem als plant (blad, steel en bloem of vrucht). Voorbeelden zijn Botrytis en Phytophthora. Mancozeb werd jarenlang succesvol tegen deze schimmelziekten ingezet. Nu het gebruik hiervan, en van andere multi-side middelen, wordt beperkt, is de teler afhankelijk van middelen uit groepen die vaak ingrijpen op slechts één onderdeel van de schimmel. Een kleine aanpassing in de genetica van de schimmel (mutatie) kan dan op den duur, zomaar leiden tot resistentie. Vandaar in deze context de term hoog risico middelen.

Hoe resistentie voorkomen

Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Hieronder een korte samenvatting.

Verbreding aanbod middelen (fabrikant)

Het ontwikkelen van nieuwe (biologische) middelen is en blijft belangrijk om als teler over een gevarieerd aanbod te kunnen beschikken. Fabrikanten werken hier onveranderd hard aan.

Duurzaam telen met houtvezel als onkruidbestrijder

De inzet van bodemherbiciden staat steeds meer onder druk, waardoor onderzoek naar alternatieve methoden nog belangrijker wordt. Greenfibre®, Agrifirm-GMN en JUB Holland zijn daarom vier jaar geleden gestart met het testen van Greenfibre® (een biologisch gecertificeerd houtvezelproduct dat in potgrond wordt gebruikt) als duurzaam alternatief het gebruik van herbiciden in de bollenteelt.

Compacte laag

Het onderzoek werd uitgevoerd door Vertify en later Delphy, in samenwerking met de studiegroep Duurzame Bollenteelt.

Daarbij werden oogstresultaten beoordeeld en ook werden temperatuurmetingen gedaan onder en direct boven de houtvezellaag.

Advies en goede schema’s (adviseur)

Gewasbescherming wordt specialistischer; gericht op maatwerk en het zo efficiënt mogelijk inzetten van middelen. Het voorkomen van resistentie wordt vaker onderdeel van het advies. Hier ligt een belangrijke rol voor de specialisten en adviseurs van Agrifirm-GMN.

Bedrijfsvoering (teler)

Preventie verdient de hoogste aandacht. Net als werken aan een weerbare plant. Bij het toepassen van middelen: nooit onderdoseren, ook niet bij het mixen van partners. Dat maakt middelen zwakker. Wissel waar mogelijk middelen uit verschillende FRAC-groepen af.

*FRAC-groepen

Binnen Fungicide Resistance Action Committee (FRAC) worden gewasbeschermingsmiddelen onderverdeeld in groepen op basis van werkingsprincipe. Door middelen uit verschillende groepen af te wisselen en/of te combineren wordt de kans op resistentie verkleind. Ook voor Herbiciden (HRAC) en insecticiden (IRAC) zijn er vergelijkbare indelingen gemaakt. Kijk voor meer informatie op www.frac.info.

In het eerste jaar leverde het gebruik van Greenfibre® al veelbelovende resultaten op. De houtvezel werd handmatig over de bedden gestrooid en vormde een compacte laag. Deze laag verhardt tot een soort koek, die de groei van bloembollen niet belemmert, maar wel voorkomt dat onkruid zich kan ontwikkelen.

Samen met Agro Techniek ontwikkelde JUB Holland een prototype machine om de houtvezel efficiënt over de bedden te strooien. In 2023 werd deze machine voor het eerst succesvol ingezet.

Flowerbulb Business Event

Daar bent u toch bij?

Een sterke sector heeft een sterk netwerk nodig. Het verbreden en versterken van de banden tussen de huidige en toekomstige generatie ondernemers: dat is de doelstelling van het Flowerbulb Business Event. Of u nu teler, broeier, exporteur of toeleverancier van bloembollen bent, wij nodigen u graag uit om aan te sluiten bij dit unieke netwerkevent.

Deze editie van het Flowerbulb Business Event, onder leiding van presentatrice Marit van Bohemen, vindt plaats op 26 februari bij Teeuwen en Zonen BV in Breezand. Ook dit jaar wordt het ongetwijfeld een inspirerende, informatieve en gezellige avond. Dit wilt u niet missen!

Aanmelden voor het Flowerbulb Business Event kan via flowerbulbbusinessdays.nl/event/

Ook interesse?

Greenfibre is inmiddels getest in de teelt van tulp, hyacint en narcis. Het lukt om onkruid op het bed met houtvezel mechanisch te onderdrukken. Onkruiddruk in het pad wordt met een rolschoffel effectief beheerst. Momenteel loopt verder onderzoek op een biologisch perceel en een demoveld. Ook verschillende telers experimenteren er al mee. Heeft u ook interesse? Neem dan contact op met uw adviseur.

CROP EYE verder verbeterd

In CROP EYE, de app gekoppeld aan GMN Crop, zijn recent diverse updates doorgevoerd om de gebruiksvriendelijkheid te verbeteren. Met CROP EYE legt u eenvoudig alle teelt gerelateerde zaken vast, zoals toegepaste gewasbescherming en uitgevoerde bemestingstaken. Daarnaast kunnen waarnemingen in het veld worden vastgelegd en gedeeld met andere GMN Crop-gebruikers.

Een van de nieuwste functies is de mogelijkheid om waarnemingen direct via WhatsApp te delen bij het aanmaken van de taak. Daarnaast is er een voorraadbeheerfunctionaliteit toegevoegd, speciaal voor kastopnames van GBM en meststoffen. Zo heeft u direct inzicht in de actuele voorraden.

Met deze updates wordt het nog makkelijker om snel en efficiënt informatie te delen en de bedrijfsvoering te optimaliseren. Neem voor meer informatie over GMN Crop en CROP EYE contact op met uw adviseur.

Een belangrijke biostimulant in bollenland Agriculture Plus

Biostimulanten zijn van toenemende waarde binnen de land- en tuinbouw. Niet alleen in Nederland maar in heel Europa zijn biostimulanten aan een opmars bezig. In dit artikel gaan we op basis van een gesprek met Jan Ties Malda (productmanager meststoffen en biostimulanten) er verder op in. Met daarbij specifieke aandacht voor Agriculture Plus dat inmiddels breed wordt ingezet in de bollenteelt.

JJan Ties Malda is werkzaam bij Cebeco Agro een dochteronderneming van Agrifirm. Hij vertelt daarover: “Cebeco Agro is als het ware gepositioneerd tussen de fabrikanten en producenten van producten en de adviseurs van Agrifirm. Wij hebben met beide contact. Zo weten we wat er aan nieuwe middelen in de pijplijn zit, en tegelijkertijd informeren we de fabrikant over de wensen vanuit het veld. We hebben dus een echte tussenpositie. Ik ben hier 10 jaar geleden begonnen als productmanager meststoffen, wat later is aangevuld met biostimulanten.

passen in dat verhaal. Jan Ties daarover:

Meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en biostimulanten

Meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en biostimulanten worden allen ingezet om de groei en ontwikkeling van planten te versterken. Jan Ties daarover:

“Kort samengevat kun je stellen dat een meststof mineralen bevat die de groei stimuleren en zorgen voor opbrengst en productkwaliteit. Biostimulanten bevatten vaak ook mineralen maar meestal in zeer lage concentraties en ze hebben net als meststoffen effect op de kwaliteit van de plantengroei. Vandaar dat ze binnen

Cebeco Agro zijn geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de productmanager meststoffen. Gewasbeschermingsmiddelen tot slot worden ingezet om

Daarnaast werken er bij Cebeco Agro ook productmanagers gewasbescherming die zich bezighouden met kansrijke gewasbeschermingsmiddelen. Vaak lopen er dunne lijnen tussen de verschillende productgroepen en dat is een belangrijke reden om intensief met elkaar samen te werken. Om zo de beste oplossingen naar de teler te brengen.”

actief ziekten en plagen te voorkomen dan wel te beheersen. Om ze op de markt te brengen worden hoge eisen gesteld aan claims en registraties. Iets dat in mindere mate geldt voor biostimulanten en meststoffen, maar waar natuurlijk ook regels aan zijn verbonden.”

Waarom biostimulanten in opkomst zijn De opmars van biostimulanten heeft verschillende oorzaken. Natuurlijk is het zo dat door het verdwijnen van gewasbeschermingsmiddelen de noodzaak wordt ervaren om goede alternatieven te vinden. In die zin kunnen biostimulanten in sommige gevallen een klein puzzelstukje in het alternatief zijn. Maar dat is het niet alleen. Er is sectorbreed veel belangstelling om planten sterker, vitaler en weerbaarder te maken. Biostimulanten

“We zien dat het aanbod aan biostimulanten toeneemt. Vaak worden ze ontwikkeld en geproduceerd door partijen die al veel onderzoek hebben gedaan waarmee ze ook een Europese CE-markering hebben. Dat biedt ons belangrijke zekerheden. Die middelen zijn voor ons aantrekkelijk omdat ons dat scheelt in eigen screeningsonderzoek. Zo kunnen ze sneller hun weg naar de markt vinden, al blijft aanvullend onderzoek echt noodzakelijk om te testen of het meerwaarde heeft in de bollenteelt.”

De kracht van Agriculture Plus Biostimulanten maken een plant weerbaarder tegen met name abiotiosche stress. Dat zijn alle niet-levende stressfactoren. Denk aan hitte, droogte en ook vorst (daarover verderop meer).

De samenstelling en strategie van Agriculture Plus Agriculture Plus is een uniek samengesteld product op basis van melasse, algen, aminozuren, polyfenolen en fytoalexinen. De melasse en algen zorgen voor groeistimulatie en extra beworteling. Vooral daarom is het belangrijk om het middel al vroeg in te zetten. De aminozuren, polyfenolen en fytoalexinen (alle planteigen verbindingen) zorgen voor een vitaler gewas, sterker bestand tegen de eerder in dit artikel genoemde abiotische stressfactoren.

De veldbespuitingen met Agriculture Plus zijn inmiddels breed geïmplementeerd in de bollenteelt. Het middel kan al vroeg na opkomst tot ver in het seizoen worden ingezet in de spuitschema’s. “Het gemak waarmee het kan worden ingezet is

Een biostimulant zal nooit claimen dat het werkt tegen schimmelziekten. Wel dat het de plant sterker en gezonder kan maken waardoor deze simpelweg minder snel ziek wordt. En dat is precies waarom Agriculture Plus inmiddels met veel succes in de bollenteelt wordt ingezet. Jan Ties: “Zoals we er nu naar kijken, lijkt Agriculture Plus in staat om de biostimulerende werking die voorheen uitging van mancozeb te evenaren. Zowel in proeven als in de praktijk is aangetoond dat toevoeging van Agriculture Plus in de tankmix effectief is. Niet door vuur te bestrijden (die rol hebben andere fungiciden overgenomen), maar door het versterken van de plant.”

absoluut een pré”, aldus Jan Ties Malda. “Inzet is in elke tankmix en onder alle omstandigheden mogelijk. De afgelopen jaren hadden we in het voorjaar geregeld te maken met combinaties van nachtvorsten met zonnige en schrale omstandigheden overdag. We hebben gezien dat Agriculture Plus ook weerbaarheid tegen nachtvorst geeft, zeker als de nachtvorst niet te diep is. De adviezen zijn om onder deze omstandigheden de dosering te verhogen. Het is belangrijk dit goed met de adviseurs af te stemmen.”

Agriculture Plus wordt ook toegepast in het dompelbad. Jan Ties: “We zien die toepassing vooral in het zuidelijke bollengebied waar mancozeb al eerder dan in andere regio’s werd verboden. We denken dat Agriculture Plus de bol mogelijk extra bescherming biedt en dat de wortelontwikkeling ermee kan worden gestimuleerd. We willen daar meer duidelijkheid en cijfers over verzamelen. Daarom wordt hiernaar ook dit jaar weer onderzoek naar gedaan door het Expertisecentrum Bloembollenteelt. Uitkomsten gaan ons helpen om het advies verder te finetunen.”.

“Bij nachtvorst in het voorjaar biedt Agriculture Plus extra bescherming”

Jan Ties Malda, Cebeco Agro

Driftreductie

De voordelen van een kappenspuit

Door drift komen middelen op plekken waar ze niet thuis horen. Bijvoorbeeld in een belendend gewas waar dan spuitschade kan ontstaan. Maar ook in bijvoorbeeld de sloot naast het perceel. Grond- en oppervlaktewater worden om veiligheidsredenen voortdurend gemonitord op de aanwezigheid van residuen. Zijn die te hoog, dan kunnen toelatingen onder druk komen. Denk bijvoorbeeld aan een herbicide als Stomp. Dat drift uitermate serieus wordt genomen, zien we in de dagelijkse praktijk waar telers hun verantwoordelijkheid nemen. Voor deze Bol&Teelt spraken we met twee van hen: Jarno van der Wereld van Worldflower BV en Mark Teeuwen van Teeuwen & Zn. BV (nagenoeg buren in Breezand) over hun inspanningen om drift te beperken.

Jarno van der Wereld ervaren gebruiker van de kappenspuit

Worldflower BV is een familiebedrijf dat momenteel ca 100 ha bloembollen teelt. “Ongeveer vijftien jaar geleden kozen wij voor een nieuwe veldspuit” zo steekt Jarno van der Wereld van wal. “We kochten een Hardi landbouwspuit met luchtondersteuning. Maar in plaats van de oude (Sieger) landbouwspuit in te ruilen, besloten we deze om te bouwen tot een kappenspuit. De reden daarvoor was dat we in het voorjaar, bijvoorbeeld met bodemherbiciden, vaak problemen hadden met drift naar buurpercelen. Met de kappenspuit konden we dit probleem tackelen.”

Een gouden zet

Hoe kijk je terug op de afgelopen jaren met de kappenspuit?

Jarno: “Het ombouwen van de oude veldspuit naar een kappenspuit is een gouden zet geweest. In de praktijk zetten we de spuit structureel in op die plekken en op die momenten waarop het nodig is. Dankzij de kappenspuit zijn we een stuk flexibeler Door de kappen die bijna tot de bodem reiken, kunnen we ook onder minder ideale omstandigheden (lees meer wind) rijden. Ter beeldvorming: de kappenspuit hangt zo’n zes maanden achter de tractor. We spuiten er niet alleen de bodemherbiciden mee, maar bijvoorbeeld ook groeistoffen in de nazomer, een periode waarin het vaak stevig kan waaien. De inzet van de kappenspuit maakt ons daarom minder kwetsbaar. Met de kappenspuit weten we drift tot een absoluut minimum te reduceren. En dat is belangrijk om middelen voor de toekomst te behouden, een collectief belang waar ik graag mijn steentje aan bijdraag.”

Kappenspuit en/of veldspuit

“We hebben nu twee spuiten. Met onze Hardi veldspuit hebben we veel meer capaciteit. Dat is natuurlijk een groot voordeel, zeker bij flinke arealen en een diversiteit aan teelten. Ik vind de combinatie voor ons bedrijf daarom ideaal. Ik kan iedere teler aanraden om beide naast elkaar in te zetten. Bijvoorbeeld door bij vervanging, de oude spuit om te bouwen. Dat is kostentechnisch goed te doen. Tot slot wil ik nog een ander voordeel van de kappenspuit benoemen. We zien een prachtig rustig spuitbeeld en daarom

denk ik dat de effectiviteit van de middelen met deze spuittechniek ook nog eens wordt verbeterd.”

Mark Teeuwen kiest voor nieuwe Hardi én kappenspuit

Bollenbedrijf Teeuwen BV, een familiebedrijf, teelt ca. 90 ha bloembollen. “We doen dat nu nog met zijn vieren, een neef, mijn vader een oom en ik”, vertelt Mark Teeuwen. “Onze visie is: alles wat we doen, doen we zo goed mogelijk. Zodat we het maximale uit de teelt en ons bedrijf halen. Met die gedachte hebben we vorig jaar gekozen voor een nieuwe veldspuit van Hardi met voordelen op het terrein van efficiënte inzet van middelen én driftreductie.”

Spuiten met de BB-leap techniek

Kan je wat meer vertellen over deze nieuwe spuit? Mark: “Onze nieuwe Hardi is een zelfrijdende spuit met een werkbreedte van 27 meter (15 x 1,8) en een aantal unieke eigenschappen. In de eerste plaats de doppen met een onderlinge afstand van 22,5 cm. Zo komt er exact in het midden van het pad een dop die we kunnen uitzetten. Dat hebben we in 2024 in het begin van de teelt gedaan en dat levert per keer een besparing op van 12,5 procent middel. Verder werken we met pulserende doppen (de zogenaamde BB leap techniek) waarmee we per dop de afgifte kunnen variëren. Kleinere plantmaten kunnen we zo lager doseren waardoor we besparen op middelen en ze effectiever inzetten. In mijn optiek heel belangrijk omdat we steeds minder middelen tot onze beschikking hebben. Ook kan ik al rijdend de druppelgrootte aanpassen, bijvoorbeeld als de wind toch wat aanhaalt. In de toekomst zie ik mogelijkheden voor nog meer optimalisatie. Door te gaan werken met door drones gecreëerde veldkaarten, denk ik dat we dan niet meer het hele perceel spuiten, maar alleen die plekken waar het nodig is.”

Daarnaast komt er een kappenspuit “Jan Willem van der Meer (Agrifirm-GMN) heeft ons overtuigd dat we langs de kanten met een kappenspuit moesten gaan werken om drift naar de sloot te minimaliseren”, vervolgt Mark. “Ook Jarno van der Wereld, waar ik veel contact mee heb, benadrukte de voordelen. Hij bood ook hun technisch ontwerp als voorbeeld aan. Dat heeft ons veel voordeel opgeleverd. We zijn nu een gedragen Sieger spuit aan het ombouwen. Net als bij Jarno met een werkbreedte van vijf bedden. Het levert ons kennis en tijdwinst op. Andersom heeft Jarno ons al laten weten dat hij graag meer wil weten over onze ervaringen met onze nieuwe Hardi spuit. Vanzelfsprekend delen we die kennis maar al te graag. Want dat we middelengebruik optimaliseren en drift beperken, dat is in ieders belang.”

Sensoren in de bollenteelt

Wist u dat de oude Grieken, ruim 2500 jaar geleden al gegevens over regenval bijhielden? En dat in Groot Brittannië in 1695 al metingen werden verricht met een trechterachtige regenmeter? Dergelijke metingen zijn zinvol, maar bieden vooral inzicht in de voorbije tijd. Veel handiger natuurlijk is actuele informatie die ondersteunt bij het maken van keuzes. En daarin zijn volop ontwikkelingen te melden waarbij het Expertisecentrum Bloembollenteelt op verschillende manieren betrokken is.

De afgelopen decennia zijn er meerdere tools ontwikkeld waarmee het mogelijk is om ziekte- en plagendruk beter te voorspellen. Bekend zijn sensoren die informatie geven over temperatuur, relatieve luchtvochtigheid en bladnatperiodes en daarmee een voorspellende waarde hebben in het verspreiden van schimmelziekten zoals Botrytis en Phytophthora. Ook luizenvangbakken of zuigvallen kan je met wat goede wil sensoren noemen. Aan de hand van tellingen kan de strategie voor de bestrijding worden geoptimaliseerd. Dat de inzet van sensoren aan een opmars bezig is, heeft alles te maken met ontwikkelingen op het terrein van ICT en data(verkeer). De rekenkracht van

computers neemt enorm toe en vaak zijn metingen via handige apps realtime te lezen op onze smartphones waardoor er snel kan worden gehandeld.

Jessie Teeuwen over sensoren en datagedreven onderzoek

Jessie Teeuwen deed in 2021 haar masteronderzoek (WUR) bij Agrifirm GMN.

“Mijn opdracht was om onderzoek te doen naar mogelijkheden om de teelt van hyacint te verduurzamen. Uit interviews bleek dat telers al veel doen. Maar om verder te komen misten ze bepaalde tools. Na mijn afstuderen ben ik begonnen bij Agrifirm op de afdeling gewasmanagement als conceptmanager bloembollen. Het is een plek waar ik mee kan helpen bij het ontwikkelen van nieuwe tools en daarmee is het een mooi vervolg op mijn onderzoek.

Ik houd mij bezig met de Totaal Gewasaanpak waarbij beslissingsondersteunende systemen en sensoren een belangrijke rol spelen. Bijvoorbeeld bij de bestrijding van Botrytis en luizen (virus). Voor de virusbestrijding is bijvoorbeeld veel informatie uit de akkerbouw (pootgoedteelt) nu al beschikbaar. Het onderzoek met bodemvocht sensoren loopt inmiddels enkele jaren. De data worden nu al bij enkele telers gebruikt om momenten en volumes van irrigatie/ beregening te bepalen. Sinds november afgelopen jaar zijn we gestart met onderzoek naar nitraat sensoren. Gezien de strenge nitraatrichtlijnen is dit van groot belang. Met de sensoren wordt de beschikbare hoeveelheid nitraat op verschillende dieptes gemeten. Op de proeftuin worden met behulp van de sensoren reguliere N-meststoffen vergeleken met slow release meststoffen. Doelstelling is de bemesting zo te organiseren dat de plant niets tekort komt en dat uitspoeling tot een minimum wordt beperkt.”

Beslissingsondersteunend systeem Botrytis

Meten helpt om te optimaliseren Het optimaliseren van groei is afhankelijk van diverse factoren. Factoren waar u als teler deels invloed op hebt. Denk aan voldoende voeding en vocht, maar ook aan een goede bodemstructuur en aan tijdige bescherming tegen ziekten en plagen. Steeds vaker krijgt de teler daarbij hulp van datagedreven informatie. Wel of niet beregenen, de bemesting finetunen naar behoefte, de gewasbescherming afstemmen op wat uit metingen naar voren komt? Het wordt meer en meer realiteit en de voordelen zijn evident. Beschikbare middelen kunnen efficiënter worden ingezet met minder impact op de leefomgeving.

Belangrijke metingen en sensoren op een rij Diverse ontwikkelaars en producenten van sensoren zijn voortdurend bezig om hun meetapparatuur en de voorspellende waarde daarvan te optimaliseren. Bij het Expertisecentrum Bloembollenteelt zijn sensoren in toenemende mate onderdeel van de onderzoeksprogramma’s. We zetten een aantal relevante ontwikkelingen op een rij:

Relatieve luchtvochtigheid, temperatuur en bladnatperiodes zijn belangrijke indicatoren voor het ontstaan en verspreiding van vuur. Doel van het onderzoek is om de voorspellende waarde van deze systemen verder te optimaliseren. Zo zijn afgelopen jaar objecten met vaste vooropgestelde spuitschema’s vergeleken met adviezen die voortkomen uit de beslissingsondersteunende systemen. Daaruit kwam naar voren dat de laatste groep veelal beter presteerde. Tegelijk werd vastgesteld dat sensoren niet altijd betrouwbaar zijn bij het meten van de relatieve luchtvochtigheid bij lagere temperaturen. Daar is verder onderzoek nodig.

Luizenvangbakken verder optimaliseren

Luizenvangbakken geven een goed beeld van gevangen gevleugelde luizenpopulaties. Het woord ‘gevangen’ is van belang omdat een luizenvlucht zeker ook langs de vangbak kan zijn gegaan. Feit is dat als er luizen worden geteld, er meest al

virusoverdracht is geweest. Het is daarom belangrijk dat we beter leren voorspellen. Die voorspellende waarde -denk aan effecten als gevolg van wind, neerslag en temperatuur- beter in kaart brengen, daaraan wordt nu gewerkt.

Vochtmeting in de bodem

Water wordt schaarser. Mede daarom is het belangrijk om er zuinig mee te zijn.

Maar er zijn meer redenen om de beschikbaarheid van water te optimaliseren. Bij een tekort krijgt de plant mogelijk te weinig vocht en voedingsstoffen. En een teveel kan leiden tot onnodige uitspoeling van mineralen en zelfs tot wateroverlast. De sensoren meten het beschikbare vocht. Op verschillende plekken wordt op basis van deze metingen nu al gehandeld. Er is inmiddels vastgesteld dat kwaliteit van de metingen kan variëren op basis van grondsoort en samenstelling. Daarin is meer onderzoek nodig.

Nitraatmeting

Binnen het Expertisecentrum Bloembollenteelt is dit jaar gestart met nitraatmetingen. Dit is belangrijk om meerdere

redenen. Allereerst om de plant optimaal van voeding te voorzien. In de tweede plaats om maximaal gebruik te kunnen maken van de beschikbare mineralenruimte en in de derde plaats om uitspoeling naar het oppervlaktewater te minimaliseren. Deze onderzoeken bevinden zich in de beginfase.

Totaal Gewasaanpak

Sensoren vormen een belangrijke en mogelijk zelfs onmisbare schakel in het geïntegreerde teeltsysteem dat binnen Agrifirm de Totaal Gewasaanpak wordt genoemd. Nu is al duidelijk dat de sensoren daarbij belangrijke hulpmiddelen zijn en dat datagestuurd telen de komende jaren in belang gaat toenemen. Sensoren leveren informatie om gefundeerde besluiten te kunnen nemen omtrent onder andere beregening, bemesting en gewasbescherming. Met de opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) kunnen deze ontwikkelingen bovendien straks nog sneller gaan.

Agrifirm-GMN

Eén team met vak- en gewasspecialisten

Advies en begeleiding is in de eerste plaats mensenwerk. Met gepassioneerde medewerkers werken we voortdurend aan onze dienstverlening. Arjo van den Berg werkt als teeltspecialist bij Agrifirm-GMN en is nauw betrokken bij proeven door het Expertisecentrum Bloembollenteelt. Ook Wouter Zuiderduin is geworteld binnen het bedrijf met een centrale rol in de supply chain. Met beide heren maakt u hieronder kennis.

Arjo van den Berg

Altijd omringd door bloembollen

Arjo van den Berg, geboren en getogen tussen de bloembollen, heeft een grote passie voor de teelt. Bij Agrifirm-GMN werkt hij als teeltspecialist, waarbij hij klanten adviseert, proeven ondersteunt en deelneemt aan diverse projecten. “Ik ben altijd omringd geweest door de bloembollenteelt”, vertelt Arjo. “Het was dan ook een logische stap om in deze sector te gaan werken. Als teeltspecialist bezoek ik klanten en geef ik advies. Ook zet ik samen met het Expertisecentrum Bloembollenteelt proeven op. Daarnaast ben ik betrokken bij onze Regio Relatiedagen en werk ik aan projecten met klanten en instanties. De sector staat voor uitdagingen, wat is jouw bijdrage hier in? “De verminderde beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen en de opkomst van ‘groene’ producten zorgen voor veel veranderingen. Dit zijn flinke uitdagingen waarbij je niet altijd gelijk het antwoord vindt. Elk jaar leren we meer over de bodem en hoe we gewassen weerbaarder kunnen maken. Klanten dragen hieraan bij door zelf strategieën te testen, want niet alles kan op de proeftuin. Mooi in mijn werk vind ik de afwisseling en de innovaties. We zijn continu in ontwikkeling. Daarbij is het is fantastisch om in het voorjaar door de teeltgebieden te rijden.”

Wouter Zuiderduin Vraagbaak voor iedereen

Wouter Zuiderduin is een vertrouwd gezicht bij Agrifirm-GMN. Met bijna 18 jaar op de teller en tal van werkzaamheden, kent hij het bedrijf door en door. Tegenwoordig heeft hij een centrale rol binnen de logistieke keten (de supply chain) van het bedrijf.

“Ik kwam eigenlijk via een omweg bij toen nog GMN terecht,” vertelt Wouter. “Ik studeerde bedrijfseconomie en werkte in mijn vrije tijd bij een kwekerij. Zo kwam ik in contact. Ik heb van alles gedaan. Bijvoorbeeld ook loonspuitwerk bij klanten waardoor ik de praktijk goed heb leren kennen.”

“Nu werk ik binnen, in de logistiek. Dit betekent dat ik orders inboek, in- en uitgaande goederen verwerk en het magazijn beheer. Afwisselend werk; soms zie je me zelfs nog op de vrachtwagen. Het leukste vind ik dat ik een vraagbaak ben voor iedereen. Ik ben key-user (eerste aanspreekpunt) bij het uitrollen van de traceerbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen op batchniveau (EWM genoemd). Onze vestiging ging hiermee als eerste aan de slag. Collega’s komen met vragen over dit systeem bij mij. Het maakt mijn werk leuk en dynamisch. En dat geldt zeker ook voor de onderlinge contacten.”

Product, veiligheid en innovatie

Strengere stikstofnormen

Voor landbouwgronden in NV-gebieden gelden vanaf 1 januari 2025 aangescherpte normen voor stikstofgebruik. Dit houdt in dat zowel dierlijke mest als kunstmest in mindere mate mag worden toegepast. Dit vraagt om het nog preciezer bemesten van bloembollengewassen. Voor bedrijven die gebruik maken van derogatie zijn de normen extra verlaagd.

Verlaging stikstofgebruiksnorm met twintig procent Per 2025 is de totale stikstofgebruiksnorm in NV-gebieden met maar liefst twintig procent verlaagd.

Ter vergelijking: in 2024 gold slechts een verlaging van vijf procent. Het betekent voor bloembollentelers dat er fors minder stikstof beschikbaar is, wat direct invloed kan hebben op de bemestingsstrategie en de gewasontwikkeling. Slim en tijdig bemesten wordt daarom nog belangrijker om de kwaliteit van de bloembollen te waarborgen.

Heeft u vragen? Neem dan contact op met uw adviseur. Of scan de QR-code voor meer informatie.

Agrifirm-GMN is de specialist in de bloembollenteelt met een groot aantal teeltadviseurs en (gewas)specialisten. Op de website www.agrifirmgmn.nl/over-ons/onze-adviseurs/ maakt u kennis met hen.

Vixeran®

Vixeran® biedt een innovatieve oplossing voor het stikstofprobleem in de landbouw. Dit natuurlijke product (ontwikkeld door Syngenta) met de bacteriestam Azotobacter salinestris CECT 9690 weet stikstof uit de lucht, zowel uit de atmosfeer als uit lucht in de bodem, te binden en zo het gewas van extra stikstof te voorzien.

Door Agrifirm-GMN uitgevoerd onderzoek laat positieve effecten zien in diverse gewassen. Ook bij lage temperaturen is Vixeran te gebruiken, waardoor het al vroeg in het seizoen toepasbaar is.

Verdere onderzoeken zijn gepland om het middel te testen op meer gewassen, waardoor de inzetbaarheid naar verwachting nog verder wordt vergroot.

Oplossing voor stikstofbenutting

Met de huidige wetgeving kan Vixeran een oplossing bieden voor stikstofbenutting. Daarnaast draagt het bij aan een meer duurzame landbouw door minder uitspoeling van stikstof naar het oppervlaktewater. Ook geldt er een lagere CO2-uitstoot omdat N-meststoffen (minerale stikstof) meestal met fossiele energie worden geproduceerd. Dit geldt niet voor de natuurlijke stikstof die met behulp van Vixeran wordt geproduceerd.

Samenwerking

Lees ook het artikel met Maurice Kok van Syngenta over de samenwerking met Expertisecentrum Bloembollenteelt.

Fritillaria

Botanische naam: Fritillaria meleagris

Familie: leliefamilie (Liliaceae)

Oppervlakte: x ha

Oorspronkelijke afkomst: Zuid-Europa

Er zijn ruim 140 erkende varianten onder de naam Fritillaria waarvan de Fritillaria meleagris de enige is die nog in het wild voorkomt. De naam Fritillaria verwijst naar het Latijnse woord fritillus, een dobbelbeker, vanwege de vierkante patronen op de bloembladeren. Die oorsprong is waarschijnlijk omdat de bloemen doen denken aan de ruitvormige openingen in Romeinse dobbelbekers. Meleagris is Grieks voor parelhoen (numida meleagris). Omdat de plant bloeit op het moment dat de kievit weer wordt waargenomen en de gesloten bloem op een kievitsei lijkt wordt Fritillaria meleagris ook wel de kievitsbloem genoemd. In Overijssel komt de plant in het wild voor en wordt daar Zwolse Tulp genoemd.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.