werkwoorden
jij
jullie
hij
zij
Wat doe je?
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
wij
Regels voor vervoeging aan de hand van een paar bekende en belangrijke werkwoorden
werkwoorden
werken werken werkten
werkt werkte
werken werkten
jij
hij
zij
wij
jullie
werkt werkte werkt werkte
werken werkten
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
werk werkte
werkwoorden
kijken kijken keken
kijkt keek
kijken keken
jij
hij
zij
wij
jullie
kijkt keek kijkt keek
kijken keken
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
kijk keek
werkwoorden
zijn zijn waren
bent was
zijn waren
jij
hij
zij
wij
jullie
is was is was
zijn waren
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
ben was
werkwoorden
hebben hebben hadden
hebt had
hebben hadden
jij
hij
zij
wij
jullie
heeft had heeft had
hebben hadden
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
heb had
werkwoorden
worden worden werden
wordt werd
worden werden
jij
hij
zij
wij
jullie
wordt werd wordt werd
worden werden
zij
meervoud (>1 persoon)
enkelvoud (1 persoon)
ik
word werd