3 minute read
INGMAR HEYTZE
42 P.F. THOMÉSE the making, mailt hij alvast. Er moet iets mis zijn met de server, want ze mailt niets terug. Maar ook als hij belt, komt er geen reactie.
Wachten heeft nu geen zin meer. Dan wordt hij gek. Er is het draaierige besef dat alles verloren is. Het maakt hem licht en roekeloos als een drinker of een gokker. Voor hij alles goed en wel op een rijtje heeft kunnen zetten, heeft hij al een vlucht naar New York geboekt. Newark. Dat is het dichtste bij Connecticut, dacht hij. Eenmaal daar, ziet hij wel verder. Hij is al lang niet meer in Amerika geweest, realiseert hij zich. Wow, denkt hij. New York here I come. Hij ziet zich al met Helen als twee filmsterren in dat fotogenieke decor rondwandelen, vrijen, samen lachen, léven. Misschien moet hij zich maar meteen in Amerika proberen te vestigen. Hij is immers vrij van banden, al kan hij de subsidie van het Fonds Podiumkunsten die hij ontvangt voorlopig natuurlijk nog niet missen. Maar die kan hij misschien via een te creëren postadres gewoon blijven ontvangen. Hij heeft nu immers ook geen vast adres. En maakt dat hem tot een mindere componist? Hij heeft niet eens een piano, en toch…, nee, zonder piano gaat het niet, daar moet hij eerlijk in zijn, daar zal hij iets op moeten zien te vinden. Maar eerst naar Amerika, licht bepakt en onbezwaard, weer net als in het begin van zijn carrière. In dat onmetelijke land zullen ze toch wel ergens een piano voor hem hebben staan? Een sonate voor fagot en piano, schiet het door hem heen. Zou dat niet iets zijn? Samen studeren, samen spelen. De mogelijkheden zijn onbeperkt. Dankzij Helen is zijn wereld wijder dan ooit tevoren. Wie had bijvoorbeeld ooit kunnen denken dat de fagot zijn preferente instrument zou worden. Jammer is alleen dat ze nog steeds niet opneemt en ook op zijn skypeverzoek niet reageert. Maar hij gelooft in haar en in zichzelf, in hen samen. Hij kijkt door het hotelraam dat niet open kan, uit over de lege sporen, die zich verderop verliezen in een onontwarbaar vlechtwerk, en kan niet wachten om in Connecticut te zijn.
Advertisement
P.F. THOMÉSE IS SCHRIJVER
adem
VRIJ NAAR MARK STRAND, ‘BREATH’
Wanneer je hen ziet: vertel ze dat ik hier nog ben, dat ik op één been sta, dat het andere droomt, dat dit de enige manier is,
dat ik hen andere dingen wijsmaak dan mezelf, dat ik, door evengoed hier als buiten bereik te zijn in een einder verander,
dat, terwijl de zon opkomt en ondergaat ik mijn plaats ken, dat adem is wat mij redt, dat zelfs de gedwongen lettergrepen van verval
uit adem bestaan, dat als ons lichaam een doodskist is, het ook een kast vol adem is, dat adem door woorden beslaat als een spiegel,
dat niets dan adem de noodkreet overleeft als die het oor van een vreemde bereikt en blijft hangen, lang nadat het woord
verdwenen is. Dat in adem alles herbegint, dat adem alle weerstand wegneemt, de zin uit het leven, duisternis uit licht –
dat adem is wat ik hen geef wanneer je ze mijn liefde overbrengt.
huisgeest
bij de 360 gradenbezichtiging van ‘Sunny Home’ van Maarten en Eva Biesheuvel op Funda
Dit is het huis vol lege kamers. Je kunt de trappen op en af en lezen wat in de planken staat gekrast.
Je kunt rammelen aan deuren met haakjes van buiten en stommelen onhoorbaar ongezien.
Je kunt krijsend voor de lege spiegel staan. Je bent een ekster. Panisch klap je op de ruiten.
Te koop, te koop. Maar er is geen uitgang Geen uitgang naar de sterren buiten.*)
*) SLOTREGELS VAN HET GEDICHT’ GEEN UITGANG’ VAN FRANK KOENEGRACHT
het grote gebaar
Het gevoel, als kind, wanneer er een hele bus voor je stopte, een deur opendeed en je meenam omdat jij je hand had opgestoken.
Ze kan nog niet naar huis, maar loopt een stukje mee naar de uitgang, haar benen doen weer wat ze wil. Ze drukt op de knop. Gangbrede deuren draaien open.
Ze zwaait, je vlucht, het laatste wat je ziet: je kleine moeder die in zwarte kleren terugloopt naar het licht.