Ferdinant Bol en Govert Flinck, gedichten op hun werk

Page 1

BRANDT, VONDEL, VOS, BLOKLAND, BRUINJA, GONS, HUTAK, LANDVELD, OTTE, OTTEN en WUCK


GED I CH TE N VAN : Dorot h y B l o kl and Geera rd Brand t Tsea d Bru inja Ba bs Gons M a ssih Hutak On ia s La n d vel d Derek Ot te C h rist ine O tten Ja n Vos Joost va n den Vo ndel Kira Wu ck


INLEIDING De schilderijen van Govert Flinck (1615-1660) en Ferdinand Bol (1616-1680) zijn vaak bezongen door de beroemdste dichters van hun tijd, zoals Joost van den Vondel (1587-1679) en Jan Vos (ca. 1610-1667). Soms prezen ze de schilder, maar vaker ging het gedicht over de afgebeelde persoon of het verhaal dat het schilderij vertelde. Zo verrijkte de dichter het beeld met zaken die zich niet goed in verf lieten vangen, over het innerlijk van de geportretteerde bijvoorbeeld, of de lessen die uit een Bijbelse geschiedenis geleerd konden worden. In dit boekje kunt u een aantal van deze gedichten lezen, geïllustreerd met een afbeelding van het betreffende schilderij.

Bovenstaande roept de vraag op: op welke manier zien hedendaagse dichters en woordkunstenaars het werk van Ferdinand Bol en Govert Flinck? Is er een link te vinden tussen het Amsterdam uit de Gouden Eeuw en de hedendaagse stad? Met deze vragen hebben we een aantal Amsterdamse schrijvers gevraagd een modern lofdicht te maken op enkele schilderijen, in de traditie van Joost van den Vondel en Jan Vos. De gedichten die zijn geschreven brengen het verleden en heden samen, twee stemmen in beeld en woord verenigd die een nieuwe blik werpen op de oude kunst van Bol en Flinck.

Judikje Kiers,

Directeur Amsterdam Museum

Jörgen Tjon A Fong

Conceptontwikkeling tentoonstelling Ferdinand Bol en Govert Flinck: Rembrandts Meesterleerlingen

Dit boekje verschijnt ter gelegenheid van de tentoonstelling Ferdinand Bol en Govert Flinck: Rembrandts Meesterleerlingen in het Amsterdam Museum en Museum het Rembrandthuis (13 oktober 2017 – 18 februari 2018)


FLINCK ZELFPORTRET DOOR GOVERT FLINCK De dichters Vo ndel en Vos maakten een lofzang op een zelfportret van Govert Flinck. Het gaf ze de kans hem uitgebreid te prijzen. Het talent van Flinck was zo groot dat zijn zelfportretten levensecht waren. Daarmee maakte hij zich dubbel onsterfelijk. Het nageslacht zal altijd weten hoe hij er uit zag en hoe goed hij kon schilderen.

Dit is geen doode verf, ‘t is leeven dat hier blaakt. O fenix der penseelen! Die eeuwigheidt kunt teelen, Uw kunst is verder dan uw vaaders macht geraakt. Heeft hy u ‘t lieve leeven, Uit zucht tot zoon, gegeeven? Gy brengt u zelf, dit ‘s meer, onsterfelyk in ‘t licht. Flink leeft door zyn penseel, als Maro door zyn dicht.

Jan Vos

Hier ziet men Flinck, gelyck hy leeft, Die ‘t leven aan zyn doecken geeft. Joost van den Vondel

Govert Flinck, Zelfportret, 1639 Londen, National Gallery


BOL HET OFFER VAN ABRAHAM DOOR FERDINAND BOL Bij het schilderij Het Offer van Abraham van Ferdinand Bol is in de 17e eeuw geen gedicht geschreven. Dichter, columnist en rapper Massih Hutak heeft dat nu wel gedaan.

Een vader met een visioen de dromen van zijn kind hij zal er alles voor doen zolang het kind zijn rust maar vindt veiligheid, vrijheid en vrede een huis, school en eten ook als dat betekent dat vader zijn eigen dromen moet vergeten een offer groter dan zijn trots een liefde groter dan zijn angst de vader legt zijn hoofd op een rots met een scherp geslepen mes in de hand Een vader met een visioen de dromen van zijn kind hij zal er alles voor doen zolang het kind zijn rust maar vindt

een nieuwe liefde, een nieuw begin oude gevoelens krijgen een nieuwe plaats een nieuw gezin, een nieuw kind oude zorgen vervangen door nieuwe haast zonen worden vaders zelf vaders met een visioen de dromen van hun ouders daar zullen ze alles voor doen Kinderen met een visioen De dromen van hun vader Ja daar zullen ze alles voor doen Zodat het goed komt later

Massih Hutak

een man zonder vrouw een vrouw zonder leven een leven zonder land een land zonder vrede een weduwnaar ontheemd zijn nieuwe thuis noemt hem vreemd kleine jongens worden groot oude vaders staan alleen Een vader met een visioen vecht voor de dromen van zijn kind maar het enige dat hij hoeft te doen is zorgen dat zijn eigen leven begint

Ferdinand Bol, Offer van Abraham, 1646 Lucca, Museo Nazionale di Lucca, Palazzo Mansi


BOL MOZES MET DE TAFELEN DER WET DOOR FERDINAND BOL Alle grote schilderijen in het nieuwe Stadhuis op de Dam werden - meestal meer dan eens - bezongen. Vondel heeft in zijn gedichten een vast stramien, eerst in drie regels beschrijven wat er te zien is, dan een regel met de morele les. Bij Vos is het andersom, eerst in één regel de scene beschrijven, daarna in drie regels de moraal van het verhaal.

Hebreeusche Moses heeft de wet van Godt ontfangen Waermede hy naer ’t volck van boven wederkeert, Dat hem eerbiedigh groet, en welkomt met verlangen. De vrye staet luickt op, als ’t volck de wetten eert

Joost van den Vondel

De Wet wordt Mozes, voor heel Israël gegeeven. Wie ’t Volk beheerschen zal vereist een starcke handt. De wetten zijn tot schrick van al die heilloos leeven. Waar wijze wettem zijn behoudt de deugd haar stant.

Jan Vos

altaar afbreken, volk verdrijven ik kwam de berg af en wist niet dat mijn gezicht glansde de huid van mijn gezicht glansde nadat ik hen had toegesproken durfden ze niet dichterbij te komen ik legde een doek over mijn gezicht als ze zien dat mijn huid weer glanst doe ik opnieuw een doek over mijn gezicht ik weet dan dat mijn gezicht glanst

Tsead Bruinja

Ferdinand Bol, Mozes met de tafelen der wet, 1662 Amsterdam, Koninklijk Paleis


DALEN PORTRET VAN JOHAN MAURITS VAN NASSAU-SIEGEN DOOR CORNELIS DALEN NAAR GOVERT FLINCK De daden van Johan Maurits mogen vandaag de dag op een terechte kritische blik rekenen. Zijn verovering van een deel van Brazilië had verstrekkende bevolking voor de inheemse bevolking en hij had een belangrijk aandeel in de slavenhandel. In het zeventiende-eeuwse gedicht worden –zoals altijd – vooral de deugden van de vorst geprezen. Zoals zijn krijgshaftigheid in de strijd tegen de inheemsen, door de dichter botweg “wilden” genoemd.

Zoo leeft MAURITIUS, die, als een kopren styl, De Nieuwe Weerelt stutte, en stant hiel in Brazyl, Daer Portugal, en al de zeekust, zwart van Wilden, Op hem hun grof geschut, geweer, en pylen spilden. De grens der Staten slaept op zyne wacht, en zorgh. Den stoel van Kleef, den Raet van ‘t Keurhooft Brandenborgh

Joost van den Vondel

In 1658 schreef Joost van den Vondel: zo leeft Mauritius die als een kopren styl de nieuwe weerelt stutte en stant hiel in Brazyl. Daer Portugal, en al de zeekust, zwart van Wilden, Op hem hun grof geschut, geweer, en pylen spilden. Even zien: het is 2017, we zijn 359 jaar verder Mogen we het vier eeuwen later dan ook even hebben over Maurits die leefde als een ware boef Huis hield in Zuid-Amerika Tot hij hier het Mauritshuis hield Gebouwd op slavensuiker – zoet De nieuwe wereld noemden ze dat Zoals menig historische held weinig goede bedoelingen had Ze bouwde op door af te pakken De waarheid hard en opgekropt Halve waarheden zijn hele leugens Hoe vakkundig ze ook zijn weggestopt De man waar u naar kijkt is een legende overzees Omdat hij dwangarbeid toch net een stukje anders deed Hij haalde West-Afrikaanse slaven voor het vuile werk op de plantages In het gebied waar destijds merendeel Portugezen woonden Die stelde hij bij wet gelijk aan Nederlanders Al was dat vooral om een opstand te voorkomen Daarom maakte onze Maurits dan ook gewetensvrijheid en vrijheid van godsdienst meteen de norm Waarop knappe koppen en kunstenaars het huidige Brazilie in zijn kielzog vorm gaven. Zo gaat het verhaal En ach dat van die zwarte wilden, witten wilden dat vergeten we allemaal

Heroisch blijkt praktisch, beschaving barbaars Verlichting oplichting En kennis van onze gedeelde geschiedenis schaars Welvaart misdadig verkregen en de algemene kennis maar al te vaak schrikbarend klein Incomplete verhalen van ver halen Bitter kan suiker zijn

Derek Otte

Cornelis van Dalen naar Govert Flinck, Portret van Johan Maurits van Nassau-Siegen, 1658 Amsterdam Museum


FLINCK PORTRET VAN MARGARETHA TULP DOOR GOVERT FLINCK Vondel geeft in dit gedicht de grenzen van de schilderkunst aan. Als je het aanraakt, dan is de betovering verbroken. Dan lijkt de illusie toch echt verf op doek. Vondel stelt zich voor hoe Jan Six – de echtgenote van Margaretha Tulp zo overtuigd zou raken van de levensechtheid van het schilderij, dat hij het zou willen kussen. Dan merkte hij het verschil uiteraard wel.

Animum pictura pascit inani. Hij voedt zijn geest met ijdele schilderijen Margrite zagh haer’ schyn in haere beeck, Gelyck een perle in ‘t klaere water, leven, Zoo heeft de kunst haer nu met verwe en streeck Den ommetreck natuurelyck gegeven. Toen Six dit zagh, ontvonckte ‘t hart van min. Hy zagh bekoort de schaduwe aen voor ‘t wezen Van zyne Tulp, en lieve Zanggodin. Het bloet ontstack, en al zyne aders rezen. Hy kuste ‘t beelt, en had het weêr gekust, De schildery had zelf dien gloet geblust.

Govert Flinck, Portret van Margaretha Tulp, ca. 1658 Amsterdam, Collectie Six

Joost van den Vondel

Ik ben de vrouw van de dochter van het liefje van de moeder van Ik wek interesse als maîtresse Ik bind families Zorg voor nageslacht Maar geen penseelstreek Geen kleur laat zien wie ik ben Wat ik voelde Wat ik dacht En misschien zie je het niet aan me Aan dit portret Maar ik draag mezelf met trots Ook de rimpels van mijn leeftijd Verborgen onder vernis Mijn buikje zacht geworden Door het baren van kinderen Afgekleed door donkere stof Ik draag met fierheid De zorg in mijn voorhoofd Mijn niet zo frisse adem na Nachtenlang voorhoofden deppen Nachtmerries beslechten

Opgefrist door ene tweede laag verf De spieren opgezwollen in mijn rug Van het houden van huis en huwelijk De parels hangen over de plooien in mijn hals Waar mijn door schade en schande verkregen wijsheid ligt opgeslagen Misschien zie je het niet Maar dit portret Alleen mijn schoonheid vereeuwigd in kleur en penseelstreken Af en toe voorzien van nieuwe blosjes Ik ben de vrouw van de dochter van het liefje van de moeder van Ik wek interesse als maîtresse Ik bind families Zorg voor nageslacht Maar geen penseelstreek Geen kleur laat zien wie ik ben Wat ik voelde Wat ik dacht

Babs Gons


SCHUTTERSSTUK DOOR GOVERT FLINCK Op dit schuttersstuk was vroeger een gedicht te lezen, op het briefje middenonder. Als u denkt dat het de krijgshaftigheid van de groep benadrukte komt u bedrogen uit. Alleen de kapitein, Joan Huydecoper wordt lof en eer toegezwaaid. Net als zijn vader was hij – volgens het gedicht – dapper en vernuftig.

Hier trekt van Maarseveen de eerst’ in d’eeuwge vreede. Zoo trok zijn vaader d’eerst’ in ‘t oorlog voor de Staat. Vernuft en Dapperheidt, de kracht der vrye steede’, Verwerpen d’oude wrok, in plaats van ‘t krijgsgewaadt. Zoo waakt men aan het Y na moorden en verwoesten. De wijzen laaten ‘t zwaardt wel rusten, maar niet roesten.

Jan Vos

Tachtig jaar hebben ze niet geslapen Tijdens de strijd zijn ze inwisselbaar Offeren zichzelf aan de lopende band op Vol verse ladingen Iemand legt de soldaten in een houten la Omdat ze niet meer uitgestrekt kunnen slapen Hun kleding hangt uit het raam Alsof de wind alles schoon maakt Ze hebben honger maar weten niet waarnaar En herkennen hun eigen gevel niet meer Zijn vergeten waar ze kinderen hebben achtergelaten Vrede ligt als een jas over de nieuwe aarde Maar overlevers leven altijd in plaats van een ander

Kira Wuck

Govert Flinck, Compagnie van kapitein Joan Huydecoper en luitenant Frans Oetgens van Waveren, 1650 Amsterdam Museum


QUELLINUS JOAN HUYDECOPER DOOR ARTUS QUELLINUS Joan Huydecoper zal vast veel kwaliteiten hebben gehad, maar bescheidenheid hoorde daar vermoedelijk niet bij. Een gebeeldhouwd portret riep associaties op met Romeinse consuls. Huydecoper zag zichzelf graag als groots staatsman in de belangrijkste stad ter wereld: Amsterdam. In de gedichten die Vondel en Vos op dit portret schreven worden zijn meest eervolle daden gememoreerd voor het nageslacht

Zoo vat de beitel van Quellyn in louter marmer Naer ‘t leven wat ons oogh in Huidekooper ziet, Den burgervader en trouwhartigen beschermer Der koopstadt, daer de Nyt haer pylen op verschiet. Christina heeft dien helt het ridderzwaert gegeven. De Keurvorst welkomt hem, als stadts Gezant in ‘t hof. Zyn raet stut Indiën, zoo wyt ons zeilen zweven, En Maerseveen draeft hoogh en groeit op ‘s ridders lof. Het lust den burger hem in marmersteen t’ aenschouwen: Maer schooner staet de man in ‘t hart des volx gehouwen.

Joost van den Vondel

Hier is van Maarseveen uit marmersteen gehouwen, Om dat hy als een zuil van marmer staat voor ‘t Y, Op zulk een burgerburg kan d’Amstel zich betrouwen. Een ongekreukte moet gedoogt geen dwinglandy. ‘t Gezantschap naar Berlyn, en Ridderschap van Zweeden, Verbreien hem gelyk zyn zorg voor d’oosterkust. Hy waakt, door raadt en moedt, tot heil van volk en steeden. Door zulk een wakkerheidt bevindt zich elk gerust. Hier hoeft geen beeldt van steen, hy leeft by vreemd’ en buuren. De Staat- en burgerzorg kan steen en staal verduuren.

Jan Vos

Artus Quellinus, Portret van Joan Huydecoper, 1654 Amsterdam Museum, in bruikleen van de Huydecoper Stichting


BOL NEPTUNUS TREEDT IN DIENST VAN DE AMSTERDAMSE ADMIRALITEIT DOOR FERDINAND BOL Ook dit schilderij, ooit bedoeld voor een jacht van de Admiraliteit werd twee keer bezongen, door Vondel en Vos. Er wordt vooral uitgelegd wat er te zien is. Neptunus komt in dienst van de stad Amsterdam, net als de deugden kracht, wijsheid en voorzichtigheid. De zeemacht staat op haar beurt in dienst van de koophandel.

De groote Zeevooghdin gebiet den Waterheiligh En Amirael der zee, in haeren dienst getreên, Dat hy de zeevaert voor ‘s lants vrede en welvaert veiligh’, En zegene den bou en koopvaerdy der steên. Dees zeehelt, om dien last groothartigh uit te voeren, Neemt Sterckheit, Wijsheit, en Voorzichtigheit te baet. Nu durf geen zeegedroght op zee de vinnen roeren. Dus groeit de handel aen, ten wasdom van den staet.

Neptunus gaat in zee tot schrik van ‘t roofgedrocht. Het recht der vrijheidt lijdt geen afgepaalde vloeden. Hij wordt van Herkules en Pallas Scheep gebrocht. De Staat is best door Kracht en Wijsheidt te behoeden. Zoo brult de Leeuw van moedt, en bruist deur alle zeen. De koopmansschap gedoogt geen roovers op de taaren. De Tritons blaazen; wijk: de zee is elk gemeen. ‘t Welvaaren van het Landt bestaat in veilig vaaren.

Joost van den Vondel

Jan Vos

‘Ik ben een oceaan zonder kust. Vormloos gegoten overdek ik een bewegende bodem. Pangea sneed ik doormidden door aan haar platen te schaven. Wees gehoorzaam aan mijn cadans, synchroon van haven tot haven. In mijn midden is waar slagschepen vergaan. In de nacht onder een sterrendeken, hoor ik, Vervloekingen van zeelieden die verdrinken in rum en schuimkoppen. Voor u paraat, een brug tussen werelden waar alleen God met zijn engelen over praat. Mijn grilligheid wordt bezongen in liederen met spijt. Neptunus, het zilte tapijt waarop menig schip zich voortschrijdt. Zeilen vastklampen aan de zuchten van woeste winden. Uit het noorden blaast Aquilo, geboren in het oosten is Vulturnus, Auster vindt haar oorsprong in het zuiden, en uit het westen komt Favonius Wanneer uw masten kraken onder hun adem, dan zult u op mijn rug nieuwe hoogten bereiken. Tussen regen en felle stel ik mij gedienstig op. Ik ben meester, doch voor een prijs ben ik uw bode. Maar wees gewaarschuwd, kies goed, Want de prijs voor mijn gedienstigheid, Vormt de tegenwaarde voor uw rijkdom en voorspoed. Dat is niet in geld te vertalen, het is geen aards goed. Ik vraag niet uw geld, ik verlang niet uw gouden kronen. Voor mijn bereidwilligheid, vraag ik met tijd en wijle… uw zonen.’

Onias Landveld

Ferdinand Bol, Neptunus treedt in dienst van de Amsterdamse Admiraliteit, ca. 1661-’62 Amsterdam Museum


FLINCK PORTRET VAN SUZANNA VAN BAERLE DOOR GOVERT FLINCK Dit gedicht van Geerard Brandt prijst de schilderkunst van Flinck, maar nog meer de vrouw die hier is geportretteerd. Niet zo verwonderlijk, Suzanna van Baerle was de vrouw van Brandt. Hij prijst Flinck dat hij het uiterlijk van de vrouw die hij liefheeft zo getroffen heeft, maar hij geeft ook aan waar Flinck tekortschiet. Als schilder kan hij nooit haar innerlijk weergeven.

Op d’afbeelding van Rozemond, Door den beroemde schilder G. Flink De geest van Flink vliegt boven zyn penseel, Nu Rozemond beschaduwd zyn taafreel En hy van ver die schoone schaduw maalt, Een schaduw daar een zon van glans uit straalt. Hij maalt een zon, myn zielzon die my brant, Die my verteert en licht. Hy maalt die hant, Die schoone hant die my in boeiens slaat, Dat voorhooft, dat de schoone dageraat Zo ver beschamen kan als d’uchtentstont den nacht. Hier ziet men nu de kunst en schoonheit in haar kracht. De diamant, die op haar blanke boezem flonkert, Wort hier verdooft, en door haar lieflyk oog verdonkert: Dat is dat oog dat my verwinnen kan, Dat niemand ziet of hy ontsteekt ’er van

Kupido straal vry water uit zyn schicht, Want al zyn vier verschuilt in haar gezicht. Hy heeft voor my geen vier als in haar oog. Wat schildert Flink, hoe vliegt zyn kunst om hoog? Ik zie een hof, en wat de lente geeft, En al wat blos, en kleur, en geuren heeft: Haar schone slinkerhant vertoont hier bloem op bloem, Ik zie hier nu by een, ô lente, uw schoonste roem, Maar ’t is al dof en doof by zulke morgenroozen, Die om haar zoeten mont en op haar kaken blozen. Dus maalde Flink myn blonde morgenzon. Hier ging zyn kunst zo ver die reiken kon, En geen Apel noch groote Titiaan Heeft groter kracht met zyn penseel gedaan. Maar echter (dat Flink my dit woord vergeef) Hoe zeer zyn kunst de schoonste verf verdreef, Wat hoogsels en wat diepsels dat hy gaf, ’t Is al vergeefs, hy maakt dit werk niet af, Het blyft, wat dat hy doet, maar stukwerk half gedaan, hy raakt de schets van ’t best, en ’t binnenst niet eens aan. Die dit volmaken wil maal dan alleen geen leden Geen lichaam, maar haar ziel, haar deugden en haar zeden.

Govert Flinck, Portret van Suzanna van Baerle, 1655 Kassel, Museumlandschaft Hessen, Gemäldegalerie Alte Meister

Geerard Brandt


CHRISTUS DOOR GOVERT FLINCK Iedereen herkent op dit schilderij Christus, maar Jan Vos weet volgens zijn gedicht meer. Volgens hem stond een Jood model voor Flinck. Vos vervolgt dat het daarom maar goed is dat schilderijen niet kunnen spreken. Want een Jood zou ontkennen dat Christus de verlosser was. Het schilderij hing bij notaris Joris de Wijse thuis, een goede bekende van Vos en van Flinck.

Christus, voor Joris de Wyze, door Govert Flink, naar een Joodt, geschildert. Hier ziet men vel en vleesch; ja bloedt door d’aadren zweeven. De Schepper schijnt hier, door zijn schepsel, weêr te leeven. De Teelzucht haat de kunst om zulk een groote vondt. Hier eischt niet meer dan spraak; maar Flink heeft deeze mondt Niet oopen willen doen, schoon hem de Wijz’ quam smeeken: Want deeze Christus zou vervloekt van Christus spreeken. Het hart is anders dan het aanzicht dat hier straalt. Vraagt gy waarom? dit beeldt is naar een Joodt gemaalt.

Jan Vos

Govert Flinck, Christus met het kruis, 1649 Aachen, Suermondt-Ludwig-Museum


BOL PYRRHUS EN FABRICIUS DOOR FERDINAND BOL Ook bij dit schoorsteenstuk in het nieuwe Stadhuis op de Dam schreef Vondel een gedicht, dat daar nog altijd te lezen is op de Schouw bij het schilderij. Vondel vertelt in de eerste drie regels hoe Fabricius zich niet liet imponeren door Pyrrhus of de olifant die hij plots tevoorschijn haalde. In de laatste regel wordt dergelijke standvastigheid ook aanbevolen aan de Amsterdamse stadsregering.

Fabricius houdt stant, in Pyrrhus legertenten. Het gout verzet hem niet, door schandelijcke zucht, Noch elefants gebriesch, en felle dreigementen. Zoo zwicht geen man van Staet voor gaven, noch gerucht.

Joost van de Vondel

Ferdinand Bol, Gaius Fabricius Luscinus in het legerkamp van Pyrrhus, 1656 Amsterdam, Koninklijk Paleis

Ik zie jullie, met de rug naar de toekomst al voltrokken Zie ik jullie, Pyrrhus en Fabricius De een, Fabricius, eerzamer dan de ander Standvastiger, want niet omkoopbaar met goud, een olifant En toch, in het licht van de geschiedenis vraag ik: ‘Wat weegt zwaarder? De deugdzaamheid van een man van staat? Of het lot van de jongens, die diezelfde held de oorlog in joeg. Christine Otten


Hey! Pst! Kom eens? Ja, jij ja! Kom eens. Zie jij hem ook? Hij is zo zwart dat je je ogen dicht moet knijpen om zijn gestalte te zien. Probeer het maar! En? Zie je hem? Nou, kijk, hij staat naast die flamboyante het heren met de witte veren helm. Juist ja… Hij is de figurant in het spel, ergens link achter het doek schuilt het verhaal van Mara Mahout Je zou bijna denken dat zijn aanwezigheid irrelevant was. En toch is Mara Mahout de olifant in deze tentenkamer. Zie je hem al? Hij is de kornak. Kom! Come closer, lean forward, take a look, Take a look at the elephant keeper The one who controls the mighty beast Ja, die zwarte man daar, die duidelijk niet de hoofdrol speelt is de begeleider van de olifant. De twee zijn weggeroofd en meegesleurd naar een ander land, begeleid door keurige witte mannen met lange tanden. In dit extravagante tafereel zijn zij de onverwachte gast. De eigenaardige klank van de taal verstaat Mara Mahout niet, maar de paniek die de olifant zaait is makkelijk te oogsten. Kijk, angst ziet Mara Mahout dagelijks in de ogen van zijn enorme vriend. Nederig volgt de olifant al zijn bevelen. En zonder de woorden echt te kennen Weet Mara Mahout goed welk manipulerend spel de twee heren van adel spelen En inmiddels kent hij zijn rol goed. Ja, Mara Mahout De figurant ergens aan de rand, zo zwart dat je lang moet staren om zijn oplichtende ogen te zien, ogen vol met angst, oh, als hij maar wist wat zijn waarde was! Als hij zijn daadwerkelijke kracht maar kon zien, kon erkennen in de olifant, waar hij levenslang mee verbonden is. Met één bevel zou hij deze heren kunnen domineren. Tja, noem het maar vergeetachtigheid. En dat is nou precies de zere plek van onderdrukking. Freedom is not in the hands of the oppressor But in the mindset of the oppressed.

Dorothy Blokland



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.