Collectieplan 2013-2016
1
COLLECTIEPLAN 2013-2016
Annemarie den Dekker en Gusta Reichwein Amsterdam Museum September 2013
2
VOORWOORD 1.
Inleiding
2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Binnen en buiten de muren Inleiding Collectie op locaties in de stad (Internationale) producties en bruiklenen Buitencollectie Collectiebeheersovereenkomst Verzamelen, acquisitie en herbestemming
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Kennisknooppunt Inleiding Nieuwe vormen van ontsluiting via open data Digital Born erfgoed Onderzoek, documentatie, participatie Participatie: betrekken van vrijwilligers Koppeling kunstschouwen Aansluiting opleidingsinstituten Financiers verbinden met en betrekken bij de collectie Organisatie
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
Duurzaamheid Inleiding Energiebesparing Verhuur Samenwerking
3
VOORWOORD De collectie staat als een huis, een huis waarvan de deuren virtueel open staan zodat iedereen kan zien welke rijkdommen zich in de stadscollectie bevinden. In realiteit heerst er een constant klimaat in het gebouw, staan alle voorwerpen keurig geordend in rekken en zitten de deuren goed op slot. Twee belangrijke dingen die we ons in het collectieplan van 2004 voornamen zijn gerealiseerd: de gehele collectie is ondergebracht in het nieuwe Collectiecentrum en de alle voorwerpen staan online. De schijnbare tegenstelling van een verzameling die wel en niet toegankelijk is werd treffend verbeeld door Ted Noten die bij de feestelijke ingebruikneming van het Collectiecentrum een zegelring ontwierp met het opschrift VAN ONS. Het motto intrigeert omdat het uitdrukking geeft aan de notie dat erfgoed gemeenschappelijk bezit is maar VAN ONS kan ook nauwer worden opgevat als van het museum. Wij beschouwen het als een schone taak om de stadscollectie als het ware aan de gemeenschap terug te geven door het museum binnenste buiten te keren. Als een vriendelijk virus zullen we het motto VAN ONS uitdragen en de zorg en het plezier van het rijke stadsbezit te delen met de feitelijke eigenaren van de museumcollectie: het publiek. Met alle moderne middelen en in samenwerking met andere erfgoedinstellingen en met het publiek zullen we de collectie op uiteenlopende plekken tonen. Formeel is de collectie eigendom van de gemeente Amsterdam en het museum is verantwoordelijk voor beheer, behoud, ontsluiting en presentatie van het stadsbezit. Sinds de verzelfstandiging in 2009 is het museum ondergebracht in de Stichting Amsterdam Museum, afspraken over de collectie zijn vastgelegd in de collectiebeheersovereenkomst, die in 2014 zal worden geactualiseerd. Het collectieplan uit 2004 geeft inzicht in het belang, de aard, omvang, conditie en ontsluiting van de collectie van het Amsterdam Museum en beschrijft de geschiedenis van het collectiebeleid vanaf de oprichting van het museum in 1926. Het huidige collectieplan is geschreven om stadsbestuur en publiek inzicht te geven in de collectie van de stad, het loopt synchroon aan het beleidsplan en het Kunstenplan van de wethouder van cultuur dat eens in de vier jaar wordt opgesteld. De veranderende opvattingen in de museale sector, zoals die naar voren komen in het rapport van de Commissie Asscher-Vonk, de adviezen van de Raad van Cultuur en de beleidsnota van de minister van OCW zijn mede van invloed geweest op de gedachtevorming. 1 In het voorliggende collectieplan hebben we beschreven hoe wij in de komende jaren invulling willen geven aan het beleid dat erop gericht zal zijn de collectie zo veel mogelijk naar buiten te brengen, zowel virtueel als concreet. Het biedt een richtlijn voor collectiemobiliteit, acquisitie en voor de conservering van en de informatievoorziening over de collectie in de jaren 2013 tot 2016. Paul Spies, directeur Amsterdam Museum 4
1. INLEIDING Het Amsterdam Museum brengt de geschiedenis van de stad tot leven voor een zo groot en divers mogelijk publiek. Het Amsterdam Museum daagt bewoners en bezoekers uit om hun relatie tot de stad te verdiepen. De collectie vormt de basis van het museum en is onderdeel van het verhaal van Amsterdam. (Missie Amsterdam Museum, Ondernemingsplan 2013-2016) Het materiĂŤle verleden van Amsterdam ligt besloten in de verzameling van de stad. De collectie - die in de loop van eeuwen is uitgegroeid tot een gevarieerde en buitengewoon waardevolle verzameling van ruim 90.000 voorwerpen - is eigendom van de stad en wordt beheerd, bewaard en gepresenteerd door het Amsterdam Museum (AM). Het doel is om dit cultureel erfgoed te tonen aan het publiek en over te dragen aan volgende generaties. De collectie vormt de basis van het museum en is onderdeel van het verhaal van Amsterdam. Naast de bewaar- en behoudsplicht heeft het museum een ontsluitingsplicht: het tonen van de collectie in het Amsterdam Museum zelf, maar ook buiten de muren en op het Internet. Als eerste Nederlandse museum heeft het museum de volledige collectie online gezet. In 2011 is aansluitend een gratis App ontwikkeld, waardoor de collectie nu ook via smartphone oproepbaar is. Het Amsterdam Museum bevindt zich in een transitiefase, net als andere musea moet het Amsterdam Museum in de komende jaren opnieuw duidelijk maken hoe het museum in de samenleving staat. Innovatie, ondernemerschap en samenwerking zijn kernbegrippen in het Collectieplan 2013-2016. De belangrijkste taak is het meer zichtbaar maken van de collectie en de wisselwerking met het publiek stimuleren. Het standpunt van de overheid is duidelijk, zowel de plannen van minister Bussemaker als het Kunstenplan van wethouder Gehrels zien als een belangrijke opgave dat musea gaan samenwerken om meer bezoekers aan te trekken, de relatie tussen samenleving en erfgoed te versterken, maar ook om kosten te besparen. Naast de samenwerking met het publiek en met opleidingen, is de onderlinge samenwerking tussen musea en andere erfgoedprofessionals van vitaal belang in de komende jaren. Musea moeten er voor zorgen dat processen bedrijfsmatig en efficiĂŤnt verlopen. Rijk en gemeenten zullen musea hier op afrekenen. Van oudsher zijn de werkprocessen rondom de collectie gereglementeerd en de laatste jaren meer en meer gestandaardiseerd en geautomatiseerd. Een nuttige en noodzakelijke stap is dat musea onderling nauw gaan samenwerken om zaken rond databeheer, bruikleenverkeer, verzekering, transport echt gezamenlijk aan te pakken. Het Collectiecentrum, dat in 2011 in gebruik is genomen, kan daarbij voor het AM en voor andere erfgoedinstellingen een rol spelen. Het kan dienst doen als depot voor meer dan alleen Amsterdams erfgoed; als een instituut waar kennis wordt uitgewisseld en een centrum waar gezamenlijk aan het beheer, behoud en de ontsluiting van cultureel erfgoed wordt gewerkt. 5
Naast de verschillende beleidsplannen vormt het Collectieregistratiesysteem (Adlib) van het Amsterdam Museum de basis van de informatievoorziening over de collectie. Bij het verschijnen van het vorige collectieplan in 2004 waren er circa 50.000 objecten in het collectieregistratiesysteem opgenomen. Nu in 2013 zijn het er ruim 90.000. Dat wil niet zeggen dat de collectie in de afgelopen jaren bijna is verdubbeld, het betekent dat alle registratieachterstanden zijn weggewerkt en dat het aantal objecten nu werkelijk overeenkomt met de objecten in de stadscollectie. Het systeem is dynamisch: dagelijks vinden allerlei mutaties plaats. De gegevens voor dit collectieplan zijn in juli 2013 gegenereerd. In dit collectieplan zijn de ambities, plannen en speerpunten voor de periode 2013-2016 op het gebied van collectiebeleid geformuleerd. Achtereenvolgens wordt ingegaan op het vergroten van de zichtbaarheid, het delen en uitwisselen van kennis, het beheer en het behoud van de collectie en de samenwerkingsverbanden die het museum daarbij wil aangaan.
6
2. BINNEN EN BUITEN DE MUREN 2.1 Inleiding De objecten uit de collectie van het Amsterdam Museum zijn dragers van de geschiedenis van de stad en ze verhalen over de stad, over haar ontstaan, over de mensen die er gewoond hebben, over de strijd die er gewoed heeft, over de feesten die er zijn gevierd. Verhalen ook over de koopmansgeest van Amsterdammers, hun opstandigheid, reizen, over hun uitvindingen of gewoon over hun dagelijkse beslommeringen. De verhalen over de stad worden niet alleen binnen de muren van het Amsterdam Museum verteld, maar op verschillende plekken in de stad. Op die plekken waar de voorwerpen bijdragen aan het tot leven wekken van de geschiedenis. Een historisch verhaal wint immers aan kracht indien het verteld wordt op authentieke plekken. Vanwege de fysieke en logistieke beperkingen van het museumgebouw kan de veelomvattende Amsterdamse geschiedenis slechts in beperkte mate in het gebouwencomplex aan de Kalverstraat gepresenteerd, laat staan uitgediept, worden. De keuze om het verhaal van Amsterdam te gaan vertellen op meer plekken in de stad hangt daarmee samen. Het Amsterdam Museum heeft voor de kunstenplanperiode 2013-2016 de ambitie om zoveel mogelijk collectie uit te zetten op verschillende locaties, het museum strekt zich uit over de stad zowel fysiek als virtueel. Collectiemobiliteit wordt hiermee actief gestimuleerd. 2.2 Collectie op locaties in de stad Onder de naam “Amsterdam Heritage Museums” werkt het Amsterdam Museum binnen de kunstenplanperiode 2013-2016 intensief samen met twee collega-erfgoedmusea in de stad: Ons’ Lieve Heer op Solder en het Bijbels Museum. Dit gebeurt achter de schermen op organisatorisch gebied, maar zeker ook door de inzet van collectie van het Amsterdam Museum op beide locaties. Sinds het voorjaar van 2013 is een eerste selectie uit de 18de- en 19de- eeuwse kunstverzameling van het Amsterdam Museum opgesteld in de statige Cromhouthuizen, een deel van de grachtenpanden waarin het Bijbels museum is gehuisvest. De exploitatie van dit deel ligt inmiddels bij het Amsterdam Museum. De locatie van het Amsterdam Museum tussen Kalverstraat en Nieuwezijds Voorburgwal is en blijft de ‘moederlocatie’.
7
Locatie Amsterdam Museum: • toont een vaste presentatie met een historisch overzicht van de geschiedenis van Amsterdam onder de titel “Amsterdam DNA”. • toont een kindermuseum, genaamd “het kleine weeshuis”, dat het verhaal vertelt over de oorspronkelijke functie van het museumgebouw: het Amsterdamse Burgerweeshuis. • toont in de schuttersgalerij, het gratis toegankelijke museumstraatje, het verhaal van burgers van Amsterdam aan de hand van historische en hedendaagse groepsportretten. • toont in de overige zalen capita selecta uit de Amsterdamse geschiedenis, onder andere aan de hand van thema’s als slavernij, wonen en kinderen. • presenteert verschillende exposities die vertellen over de stad in al haar facetten, in heden en verleden. In de grachtenhuizen van Museum Willet-Holthuysen, Ons’ Lieve Heer op Solder en Bijbels Museum/ Cromhouthuizen wordt het totaalverhaal van de wooncultuur aan de Amsterdamse grachten door de eeuwen heen verteld. Andere opengestelde grachtenhuizen, zoals Museum Geelvinck, Huis van Loon en het Grachtenhuis hebben hun eigen concepten. Tussen de huizen vindt waar mogelijk samenwerking plaats, mede om tot een divers en elkaar aanvullend geheel te komen. Locatie Museum Ons’ Lieve heer op Solder : • In een karakteristiek grachtenhuis gaat een grotendeels 17de-eeuws woonhuis en een complete kerk schuil. • Streven is om het verhaal van zowel geloven als de 17de eeuw steviger neer te zetten met de inzet van de collectie van het Amsterdam Museum. Te denken valt aan het Mirakel verhaal met bijbehorende voorwerpen. Locatie De Cromhouthuizen: • De begane grond en de eerste verdieping van het huis vertellen het verhaal van de welgestelde familie Cromhout in de 18e eeuw en geven een kijkje in de wooncultuur van rijke Amsterdamse families. Het thema daarbij is verzamelen: het verzamelen van bijzondere kunstvoorwerpen, schilderijen en familieportretten. Voor de inrichting van de zalen wordt gebruikt gemaakt van de rijke collectie van het Amsterdam Museum, die op een eigentijdse wijze wordt gepresenteerd. De Cromhouthuizen: een stadspaleis uit de Gouden Eeuw.
8
Locatie museum Willet-Holthuysen: • Gunt bezoekers een blik achter de gevel van een dubbel grachtenhuis en roept een beleving op hoe het was te leven in een grachtenhuis in de late 19de eeuw • Toont in verschillende stijlkamers wie er leefde (en hoe er geleefd werd) aan de Herengracht 605 in de late 19de eeuw. • Toont de rijke inrichting en de verzameling kunstnijverheid, boeken en schilderijen van de laatste bewoners uit de late 19de eeuw • Sinds 2011 wordt er gewerkt aan een grootste herinrichting waarbij het streven is zoveel mogelijk ruimten terug te brengen naar de late 19de eeuw, inclusief de daarbij behorende restauratie, conservering en reconstructie. Het terugplaatsen van de 19de-eeuwse kunstcollectie en het meubilair dat momenteel deels in depot is opgeslagen, het restaureren/ reconstrueren hiervan is een speerpunt de komende jaren. Tevens zal hierbij het leven van het personeel belicht worden. Naast het uitzetten van collectie bij de vaste partners, worden ook collecties (tijdelijk) uitgezet op overige locaties in de stad. Locatie Handelsbladgebouw, Nieuwezijds Voorburgwal: Op steenworp afstand van het Amsterdam Museum ligt het voormalig Handelsbladge kunstenares Sophie Walraven in een filiaal van de Rabobank (2013), het tonen van het draaiorgel het Snotneusje dat aan het eind van WOII ‘getuige’ is geweest van de schietpartij op de Dam (mei 2013), een presentatie van de twaalf kolossale havengezichten van Hobbe Smith uit 1913 in de Kromhouthallen aan het IJ in Amsterdam Noord (zomer 2013) tot de presentatie voor één dag van vijf portretten van ondernemers uit de Amsterdamse geschiedenis in de bank Insinger de Beaufort (2012). 2.3 (Internationale) producties en bruiklenen Het Amsterdam Museum verleent veelvuldig medewerking aan exposities in binnenen buitenland door objecten uit de Collectie Amsterdam in bruikleen te geven. Als ambassadeurs van de stad reizen topstukken uit de historische collectie over de wereld. Jaarlijks worden tussen de twee- tot driehonderd voorwerpen uit het stadsbezit getoond in tijdelijke tentoonstellingen in andere musea in binnen en buitenland. De zichtbaarheid van de collectie wordt hierdoor vergroot. Ook in de komende jaren zal het museum waar mogelijk medewerking verlenen aan bruikleenverkeer. Bruiklenen worden tot nu toe door de meeste musea ‘om niet’ aan elkaar verstrekt, met uitzondering van de kosten van transport, begeleiding en verzekering die altijd door de bruikleennemer worden betaald. Dit principe wordt – ook door het AM - gehuldigd omdat er een wederzijdse behoefte is om over bruiklenen uit andere musea te kunnen beschikken. De laatste jaren is de discussie over dit beleid onder druk komen te staan, want door bezuinigingen beschikken musea lang niet altijd over de vakmensen om bruikleenverkeer mogelijk te maken. De onbaatzuchtige opstelling van het museum met het kosteloos leveren van bruiklenen - gecombineerd met de hoge kwaliteit van Collectie Amsterdam - veroorzaakte afgelopen jaren een ‘negatieve’ balans op het gebied van bruikleenverkeer. Aanzienlijk meer stukken werden uitgeleend dan dat er
9
werd geleend voor producties in eigen huis. Toch is er in het museale veld schroom om bruikleenvergoedingen te vragen. Naast het reguliere bruikleenverkeer gaat het Amsterdam Museum zelf producties samenstellen die worden uitgeleend of verhuurd aan musea in de hele wereld. Exposities over thema’s die (inter)nationaal tot de verbeelding spreken, met objecten die veel publiek trekken. Deze reizende exposities dragen onder meer bij aan het actief uit de depots halen van deelcollecties. Een voorbeeld is de expositie in het Gemeentemuseum Den Haag van de zeldzame anatomische lessen uit de collectie van het Amsterdam Museum. Gelijktijdig worden vroege werken van Mondriaan uit de collectie van het Gemeentemuseum Den Haag geëxposeerd in het Amsterdam Museum. Een ander voorbeeld zijn de exposities met de beroemde schutterstukken en groepsportretten uit de 17de en 18de eeuw die in 2013 in zowel Sint Petersburg als Moskou als tentoonstelling te zien zijn. Naast financiële voordelen betekenen dit soort projecten tevens een ondersteuning van de citymarketing van Amsterdam én voortzetting van internationale banden die het Amsterdam Museum onderhoudt. Sommige van deze en andere projecten zullen met collega-instellingen en andere partners worden opgezet. Zo zijn er met enkele Europese collega-stadsmusea afspraken gemaakt over thema-exposities zoals ‘voetbalclubs en stedelijke identiteit’ (2014) en ‘creative cities’ (2016). 2.4 Buitencollectie Een relatief groot deel van de collectie is te zien in (semi) openbare ruimten elders in Amsterdam en Nederland. Het betreft hier de langdurige uitgaande bruiklenen (UBL) populair aangeduid als de Buitencollectie. Deze is onder te verdelen in bruiklenen aan andere musea - waarbij het grootste cluster bestaat uit de objecten die sinds 1885 door de stad Amsterdam in bruikleen zijn gegeven aan het Rijksmuseum - en bruiklenen aan gemeentelijke en andere instellingen binnen en buiten Amsterdam. Zorg en verantwoordelijkheid voor de bestaande buitencollectie berust bij het museum. Bij het uitzetten van collectie - zowel bij de reeds bestaande buitencollectie als de collectie die komende jaren wordt uitgezet – moet nagedacht worden over de consequenties hiervan voor behoud en beheer en de verantwoordelijkheden en taken voor een beperkte museumstaf. Gelijktijdig met het stimuleren van collectiemobiliteit worden de komende jaren de consequenties met betrekking tot zorg en verantwoordelijkheid rond buitencollecties in kaart gebracht, aangevuld met aanbevelingen hoe hier in de toekomst mee om te gaan. Op onderdelen kan een overdracht van taken en verantwoordelijkheden worden overwogen. Een aanzienlijk aantal objecten maakt deel uit van historische ensembles die zich van oudsher in Amsterdamse monumenten bevinden: Beurs van Berlage, Scheepvaarthuis (Hotel Amrath), voormalig stadhuis (Hotel The Grand), ambtswoning van de burgemeester, De Bazel (Stadsarchief), Stadsschouwburg. Sinds enkele jaren werkt het AM samen met het Bureau Monumenten en Archeologie (BMA) om de bescherming van de interieurs in deze gebouwen te verbeteren. Met het oog op het algemene streven naar vergroting van de zichtbaarheid van Amsterdams erfgoed behoeft het beheer en behoud van de roerende collecties in monumenten extra zorg en aandacht.
10
2.5 Collectiebeheersovereenkomst Rechtmatig eigenaar van de collectie Amsterdam is de gemeente Amsterdam. Het Amsterdam Museum beheert, behoudt en breidt deze collectie namens de gemeente uit. Een belangrijk punt van aandacht binnen het collectieplan 2013-2016 is de collectiebeheersovereenkomst tussen de Gemeente Amsterdam (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) en het Amsterdam Museum die in 2014 afloopt en in dat jaar wordt herzien. Actuele vraagstukken zoals collectie benutten ten behoeve van exploitatie, zichtbaarheid collectie, bruiklenen (samenwerking, fees, liability), registratie en documentatie, veiligheid en verzekeringen, inspectie, verwerving, beheer- en behoudtaken worden met de gemeente besproken en meegenomen in herziening van de bruikleenovereenkomst. 2.6 Verzamelen, acquisitie en herbestemming De collectie van de stad Amsterdam wordt selectief uitgebreid door middel van aankopen, schenkingen, legaten, overdrachten en bruiklenen. Het museum verzamelt niet om gaten in de collectie op te vullen, maar om lacunes in het verhaal van Amsterdam te dichten. Als vorm van ‘nieuw collectioneren’ wordt bijvoorbeeld overwogen De Digitale Stad in de collectie op te nemen als representatief voorbeeld van recente Amsterdamse geschiedenis. Publieksparticipatie is een middel om de relatie met het publiek te intensiveren en kan bijdragen aan de verbreding van de collectie. Voorwerpen die het museum van inwoners kreeg aangeboden (bijvoorbeeld in het kader van tentoonstelling als Buurtwinkels 2010) worden aan de collectie toegevoegd als het een wezenlijke verrijking is van het verhaal van Amsterdam. Bij de selectieve uitbreiding van de collectie wordt in de nabije toekomst steeds nauwkeuriger bekeken in hoeverre deze zich verhoudt tot de Collectie Nederland: wat bevindt zich reeds in overige Nederlandse museale collecties. Mede om die reden heeft het Amsterdam Museum meegewerkt aan het waarderingsmodel (uitgave RCE juni 2013). Op deelgebieden wordt er gestreefd naar optimale afstemming. Een voorbeeld van een deelcollectie waar inmiddels sprake is van goede afstemming is de mode- en kostuumcollectie. Samen met zes andere musea (Rijksmuseum Amsterdam, Gemeentemuseum den Haag, Centraal Museum Utrecht, Museum Rotterdam, Fries Museum, Paleis het Loo) zijn onderling afspraken gemaakt wie wat verzamelt. Het acquisitiebeleid is geheel op elkaar afgestemd, er wordt naar elkaar (door)verwezen en in een enkel geval worden er gezamenlijke aankopen gerealiseerd. Deze manier van afstemming en samenwerking wordt verder ontwikkeld en uitgebreid, indien mogelijk op andere deelcollecties. Het Amsterdam Museum heeft een reputatie als museum waar de mens (van vroeger en nu) en de samenleving centraal staan in de presentatie van de stad. Binnen het acquisitiebeleid richt het museum zich op het in kaart brengen van belangrijke aspecten van het (Amsterdamse) stadse leven en grootstedelijke ontwikkelingen. Het virtuele museum wordt gebruikt als platform om aanwinsten te tonen en informatie hierover uit te wisselen en aan te vullen.
11
Voor het acquisitiebeleid 2013-2016 zijn een aantal richtlijnen geformuleerd:. • Projectmatig verzamelen: tentoonstellings- , stadsgerichte en virtuele projecten (zoals Buurtwinkels 2010, Johan & ik 2013) aangrijpen om te verzamelen. • Biografisch verzamelen: met een biografische blik wordt (nieuwe) collectie bekeken en beschreven. Zowel hedendaagse voorwerpen als objecten uit vervlogen tijden worden tot leven gewekt door verhalen in en achter deze items te achterhalen. • Verzamelen met aandacht voor de stad in politieke, geografische, economische en sociale context. • Aandacht voor de geschiedenis en actualiteit van de 20ste en 21ste eeuw. Speerpunten acquisitiebeleid 2013-2016: • Verzamelen rond projecten en themajaren: o.a. gelovige stad (2014), opstandige stad (2015), creatieve stad (2016). • Schilderkunst: thema rafelranden van de stad / stad in verandering. • Mode/ kostuum: biografisch verzamelen, 20ste en 21ste eeuw. • Verzamelen rond thema’s waarmee Amsterdam verbonden is: Ajax/voetbal, drugs, homobeweging. Binnen de huidige kunstenplanperiode wordt het zaak binnen de beperkte budgettaire en ruimtelijke mogelijkheden hier prioriteiten in aan te brengen. Tevens zijn er een aantal aandachtspunten. Zo vergt het verzamelen van digitale collecties nieuwe kennis op gebied van behoud en beheer. Hierin zal naar samenwerking worden gezocht met andere erfgoedinstellingen om kennis te delen. In samenspraak met meerdere partijen, waaronder het Stadsarchief, het Stedelijk Museum en De Appel, zullen de mogelijkheden worden onderzocht om opdrachten te verstrekken aan hedendaagse Amsterdamse kunstenaars en hoe deze kunstwerken kunnen worden opgenomen in de stadsverzameling. Tevens wordt naar mogelijkheden gezocht om een zogenaamde gebruikscollectie samen te stellen die zal bestaan uit objecten met een aparte status, waarbij soepelere eisen en omgang op gebied van behoud en beheer kunnen gelden. In het verleden heeft het museum zich uitgesproken tegen afstoting. Het grootste deel van de collectie is geschonken door Amsterdamse burgers of gekocht met gemeenschapsgeld om die reden is terughoudendheid geboden bij ‘ontzameling’. De publieke opinie en de politieke standpunten ten aanzien van erfgoed en de zorg voor collecties zijn in de afgelopen jaren veranderd en het AM moet zich daar opnieuw toe verhouden. Naast selectieve uitbreiding wordt ook de huidige collectie kritisch bekeken. Op onderdelen, bijvoorbeeld de omvangrijke meubelcollectie, wordt onderzocht of er voorwerpen zijn die mogelijk in aanmerking komen voor toekomstige herbestemming als langdurig bruikleen of een definitieve overdracht naar een andere eigenaar en beheerder. Feitelijk zou dit kunnen betekenen dat voorwerpen uit de stadscollectie worden afgestoten. Het spreekt vanzelf dat hierbij de strenge richtlijnen worden gevolgd zoals door het RCE omschreven in de LAMO. In de collectiebeheersovereenkomst die in 2009 met de gemeente is afgesloten is een paragraaf opgenomen waarin de mogelijkheid tot afstoting is beschreven.
12
3. KENNISKNOOPPUNT 3.1 Inleiding Het Amsterdam Museum wil de kennis over de Amsterdamse geschiedenis en de collectie vergroten. Kennis wordt vergaard door zowel de eigen inhoudelijke staf van het museum als door externen. De komende jaren wordt promotieonderzoek naar onderdelen van de collectie en de ontstaansgeschiedenis ervan verricht door museummedewerkers Norbert Middelkoop en Renée Kistemaker. Sinds september 2012 is Kees Zandvliet vanuit het museum werkzaam als bijzonder hoogleraar Geschiedenis van Amsterdam aan de Universiteit van Amsterdam. Naast de ambitie om de kennis over de Amsterdamse geschiedenis en de collectie te vergroten heeft het Amsterdam Museum een even zo belangrijke taak geformuleerd: in samenwerking met uiteenlopende publieksgroepen kennis verzamelen én delen. Sinds 2010 is de volledige collectie van het Amsterdam Museum (als eerste Nederlands museum) online. Het ‘digitale museum’ heeft de afgelopen jaren een vlucht genomen en het museum bereikt hiermee een breder en ander publiek dan met het traditionele plaatsgebonden museale aanbod. Via online platforms voegt het publiek zijn eigen historische verhalen toe zodat objecten worden ‘geladen’ met persoonlijke kennis, verhalen en anekdotes van betrokken personen. Ook de komende jaren zal het Amsterdam Museum op deze ingeslagen weg doorgaan. Het museum zoekt naar daarnaast crossovers met verschillende disciplines buiten het museale veld. Zo is er met de tentoonstelling de Gouden Eeuw (2013) een gelijknamige televisieserie in samenwerking met de NTR en Hans Goedkoop ontwikkeld. Een succesvol voorbeeld van wederzijdse kruisbestuiving van kennis – ook op het gebied van collectie - en publieksbereik. De mogelijkheden voor soortgelijke samenwerking worden verder uitgewerkt en ontwikkeld. Hoewel inmiddels online toegankelijk, is het streven om de informatie over de ruim 90.000 objecten te verrijken. Gekozen is voor een gefaseerde aanpak waarbij per jaar een aantal deelcollecties wordt ontsloten in zogenaamde collectieprojecten, onder andere kostuums, accessoires, miniatuurzilver, penningen en fotografie uit de verzameling Abraham Willet. 3.2 Nieuwe vormen van ontsluiting via open data Het Amsterdam museum streeft ernaar om de collectie- informatie zoveel mogelijk vrij beschikbaar te stellen, via open data, om zo het (her)gebruik ervan te stimuleren. In dit kader wordt in samenwerking met onder meer de Vrije universiteit, Kennisland en Open Cultuur Data onderzoek gedaan naar nieuwe vormen van collectieontsluiting die het tonen van de collectie-informatie in een breder en voor het publiek relevanter verband mogelijk moeten maken. Tegelijkertijd worden mogelijkheden onderzocht om het gebruik van de data op nieuwe manieren te bevorderen. Drempels voor gebruik van de data worden verlaagd door in samenwerking met het erfgoedveld en de creatieve sector te zoeken naar mogelijkheden om kwesties rond het auteursrecht te regelen. 13
3.3 Digital born erfgoed Via het project DDS (De Digitale Stad), doet het museum , in samenwerking met een groot aantal wetenschappelijke- en erfgoedinstellingen, onderzoek naar de mogelijkheden en eisen die het beheer, behoud en de ontsluiting van digitaal erfgoed met zich meebrengt. Door het onderwerp De Digitale Stad, voor de Amsterdamse geschiedenis interessant en tot de verbeelding sprekend, als voorbeeld te nemen, proberen we aandacht te vragen voor het fenomeen dat digitaal erfgoed verloren dreigt te gaan omdat het ontbreekt aan voldoende aandacht voor dit onderwerp. 3.4 Onderzoek, documentatie, participatie Ondanks de huidige bezuinigingen blijven de ambities om de collectie aan een breed en divers publiek openbaar te maken overeind. Het museum heeft een alternatieve aanpak bedacht om ook de komende kunstenplanperiode 2013-2016 de collectie voor het voetlicht te brengen. In het verleden zijn meerdere deelcollecties ontsloten in de vorm van lijvige bestandscatalogi of publicaties in boekvorm. Nu wordt er enerzijds gewerkt aan het onderzoek naar en de feitelijke beschrijving van objecten, anderzijds betreft collectieontsluiting het toekennen van trefwoorden (tagging), bijvoorbeeld het toevoegen van een afgebeelde persoon of plek. De collectie zal niet alleen via de gebruikelijke - voornamelijk kunsthistorische classificatie - ontsloten worden. Objecten zullen ook binnen de context van nieuwe thema’s en verhalen getagged worden door museummedewerkers en leden van communities. Ontsluiting van de collectie vond tot nu voornamelijk plaats door de inhoudelijke staf van het museum, meer en meer zal er gebruik gemaakt worden van externe expertise. Die is niet per definitie afkomstig van academici, ook kunstenaars, publicisten, kunsthandelaren en verzamelaars of liefhebbers uit verschillende communities kunnen deze leveren. Doel van collectieontsluiting is de collectie meer bekendheid te geven bij en makkelijker en toegankelijker online doorzoekbaar te maken voor een groot publiek. Met de ontsluiting van (deel)collectie(s) worden verschillende doelgroepen bereikt. Zowel reguliere museumbezoekers als liefhebbers, specialisten, studenten en scholieren hebben toegang tot een goed beschreven en gefotografeerde collectie. Daarnaast is ontsluiting uiteraard ook van belang voor fysieke presentaties in of buiten het museum. De ontsluiting van de collectie wordt op twee manieren zichtbaar gemaakt: • via collectie online • via publicaties die online worden aangeboden (printing on demand), er staat een reeks op het programma van boekjes gewijd aan onder andere mode- en kostuum, miniatuurzilver, penningen, tekeningen en sieraden.
14
Urgentie van de collectieprojecten: • Het museum neemt een verhoogde belangstelling waar voor de collectie van de stad en wil het publiek graag op korte termijn ter wille zijn op dit gebied met de digitalisering van onderdelen van de rijke en diverse collectie (de verdieping daarvan); • Het nieuwe Collectiecentrum biedt mogelijkheden om de opgeslagen collectie een betere rol te geven bij de publieksfunctie van het museum.(uit: Ondernemingsplan 2013-2016) • De volledige digitalisering van de museumcollectie levert het museum een verplichtende voorhoedepositie op bij het ontwikkelen van innovatieve, alternatieve en interactieve methoden om collectie en verhaal aan het publiek aan te bieden (uit: Ondernemingsplan 2013-2016) • Het museum werkt nauw samen met vrijwilligers, verzamelaars en andere betrokkenen die bereid zijn gevonden om het museum te ondersteunen in het breed toegankelijk maken van de collectie. • Behoud en beheerplicht van het museum. 3.5 Participatie: betrekken van vrijwilligers Het Amsterdam Museum heeft zich ten doel gesteld om zich te verbinden met gemotiveerde groepen in de samenleving, de zogenaamd actieve volgers van het museum die het museum zich met raad en daad bijstaan, zich mede-eigenaar voelen en als co-creators functioneren. Per collectieproject benadert het museum (amateur) deskundigen (verzamelaars, leden kunstschouwen, studenten, geïnteresseerden) met diverse achtergronden en kennisgebieden om samen de collectie te ontsluiten (kennis uitwisseling, meten en het fotograferen van de objecten, invoer Adlib). Tijdens het project is het voor de vrijwilligers en betrokkenen mogelijk om ervaringen uit te wisselen op een apart onderdeel van de museale webomgeving “Het hart”. Hier heeft het team e-cultuur een mogelijkheid gecreëerd om vragen te stellen over objecten, objecten te presenteren en de vrijwilligers en andere geïnteresseerden bij elkaar brengen om digitaal kennis uit te wisselen en aan het Amsterdam Museum te binden. De digitalisering maakt het mogelijk om ook objecten te ontsluiten zonder dat de onderzoekers deze per se fysiek hoeven te hanteren. Het toekennen van trefwoorden kan heel goed digitaal gebeuren. Naast de meer zakelijke trefwoorden, willen we, zoals we dat al eerder deden bij verhalenwebsites, ook experimenteren met subjectieve trefwoorden zoals liefde, angst etc. 3.6 Koppeling kunstschouwen Om de kennis over de collectie te vergroten werkt het Amsterdam Museum nauw samen met de leden van het Genootschap van Verzamelaars (voluit Stichting Genootschap Amsterdams Historisch Museum). Het bestuur van deze stichting bestond en bestaat uit een groep geestdriftige Amsterdammers die sinds 1960 tot op de dag van vandaag het museum actief ondersteunt. De stichting, oorspronkelijk in het leven geroepen onder de naam Stichting tot Bevordering van de Inrichting van een Nieuwe Historisch Museum, kocht in 1960 een groot aantal schilderijen en voorwerpen van kunstnijverheid
15
uit de collectie van de Amsterdamse collectioneur Willem Dreesmann. Daarmee is de basis gelegd voor het museum zoals het sinds 1975 in het historische complex tussen de Kalverstraat en de Nieuwezijds Voorburgwal is gehuisvest. De collectie van de Stichting is in langdurig bruikleen bij het museum. De doelstelling van het Genootschap is sinds 2010 uitgebreid: er zijn verschillende groepen (tafels) samengesteld en met de deelnemers worden kunstbeschouwingen (schouwen) georganiseerd. Het Genootschap wil een kennis- en netwerkorganisatie zijn voor Nederlandse collectioneurs die actief zijn op de werkterreinen van het Amsterdam Museum. Een tafel bestaat uit een beperkt aantal leden, collectioneurs binnen een specifieke kunsthistorische discipline (zilver, penningen, tekeningen, kostuums, historische interieurs). Een kunstschouw wordt voorgezeten door een van de verzamelaars die optreedt als tafelheer- of dame en door een conservator van het Amsterdam Museum. De kunstschouwen vinden plaats in het Amsterdam Museum, het Collectiecentrum, in Museum Willet-Holthuysen of op een andere locatie. Onderwerpen en keuze van de deelcollecties binnen de collectieprojecten worden afgestemd op de kunstschouwen of andersom. Ook zal het voorkomen dat leden van de schouwen zich als vrijwilliger bezighouden met ontsluiting van deelcollecties, zoals het geval is bij het kostuumproject en bij het penningenproject. 3.7 Aansluiting opleidingsinstituten Van oudsher heeft het museum goede banden met verschillende opleidingsinstituten: stagiaires, scriptieschrijvers en postdocstudenten dragen bij aan diverse collectieprojecten. De prentencollectie wordt bestudeerd door studenten van de Vrije Universiteit en er wordt structureel samengewerkt met het Amsterdam Fashion Institute waarbij de textielcollectie veel aandacht krijgt. Ook studenten kunstgeschiedenis, museumstudies en cultuurwetenschappen laten zich informeren en inspireren door de objecten. Het betreft kleinere groepen die ontvangen worden, waarbij het bestuderen van de objecten uit de collectieprojecten onderdeel is van hun studie. 3.8 Financiers verbinden met en betrekken bij de collectie De collectie staat centraal in de samenwerkingsverbanden die het museum is aangegaan en aan gaat met sponsors en geldschieters. In bijeenkomsten als het Fundament (business club bedrijven en ondernemers), het Vergezicht (vermogende particulieren) en overige sponsorbijeenkomsten wordt geput uit lopende en geprogrammeerde collectieprojecten. Wederzijdse input is hierbij noodzakelijk. De bij de collectieprojecten te realiseren kleine publicaties komen in nauw overleg met sponsorwerving tot stand, zodat deze ingezet kunnen worden bij het werven van toekomstige financiers.
16
3.9 Organisatie De geschetste aanpak past in de huidige projectorganisatie van het Amsterdam Museum en in het huidige organisatie- en personeelsbeleid waar de volgende kernbegrippen van toepassing zijn: • effectief en efficiënt • teamwork • multidisciplinair • vraaggericht • flexibel • projectmatig In 2012 is een pilot gestart: het collectieproject 18de- en 19de-eeuwse kostuums. Onder leiding van een inhoudelijke projectleider en de conservator mode & kostuums is deze deelcollectie met een deskundig verzamelaar, een restaurator en een groep vrijwilligers onderzocht en (inmiddels online) ontsloten. Een publicatie verschijnt in het najaar van 2013. Onderzoek, ontsluiting en participatie gingen hand in hand en vragen om een vervolg. Zowel achter als voor de schermen zal er de komende jaren gewerkt worden aan collectieontsluiting. Doel is per jaar vier collectieprojecten te realiseren. Dit betekent zestien collectieprojecten in de kunstenplanperiode 2013-2016. Het betreft onder andere onderdelen uit de volgende collecties: mode- en kostuums, miniatuurzilver, penningen, tekeningen, sieraden en fotografie.
17
4. DUURZAAMHEID 4.1 Inleiding Sinds eind 2012 is de historische collectie van de stad Amsterdam, voor zover niet opgesteld in de musea, gehuisvest in een centraal depot onder optimale condities. Vanuit verschillende bewaarplaatsen binnen en buiten de stad zijn ruim 80.000 voorwerpen door de handen gegaan van museummedewerkers, verhuizers en vrijwilligers om vervolgens een plek te krijgen in het nieuwe Collectiecentrum in Amsterdam Noord. De objecten zijn goed toegankelijk mede doordat alle objecten digitaal zijn geregistreerd en ontsloten via de Collectie Online. Kernfunctie van het Collectiecentrum is en blijft het beheer, het behoud en de ontsluiting van het Amsterdamse cultuurhistorische erfgoed, daarnaast dient het centrum als veelzijdig platform voor samenwerking met andere musea, met publiek en met zakelijke partners. In de kunstenplanperiode 2013-2016 gaat het museum mogelijkheden ontwikkelen om bezoekers te ontvangen, met in acht neming van de geldende veiligheid- en behoudseisen. Collega-instellingen worden in de gelegenheid gesteld – voor zover de beschikbare ruimte dat toelaat - om depotruimte in het Collectiecentrum te huren. 4.2 Energiebesparing Samenwerking bevordert duurzaamheid in het beheren van erfgoed doordat efficiënt omgegaan wordt met kennis, ervaring, creativiteit, fysieke ruimte, technische voorzieningen en financiële middelen. Daarnaast is specifieke aandacht vereist voor het concrete vraagstuk van het energieverbruik in relatie tot de klimaatinstallaties zowel in het Collectiecentrum als in het Amsterdam Museum en in Museum Willet-Holthuysen. Onder invloed van de maatschappelijke discussie over milieu en de uitputting van de traditionele energiebronnen is het denken over de normering van temperatuur, luchtvochtigheid, circulatie en filtering in museumzalen en depots aan het veranderen. De nieuwe ideeën, die zich weerspiegelen in de toekomstplannen voor een nationaal duurzaam depot, verschillen van de ideeën die ten grondslag lagen aan het PVE voor het Collectiecentrum. Het PVE uit 2006 is gerealiseerd en we kunnen vaststellen dat de installatie naar behoren en volgens verwachting functioneert. Bij het inregelen van het klimaatsysteem wordt er aan gewerkt om de marges van de klimaateisen af te stemmen op het energieverbruik volgens de nieuwe richtlijnen die door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn geformuleerd. Het Amsterdam Museum is aangesloten bij het Klimaatplatform van het RCE om actuele ontwikkelingen op de voet te volgen. Met de firma Helicon worden de mogelijkheden verkend om een partnerschap aan te gaan op het gebied van preventieve conservering: klimaat en Collectie Hulpverlening (CHV) staan boven aan de agenda. Helicon doet sinds 2012 metingen in de depots op basis hiervan wordt het energieverbruik geanalyseerd en er wordt kritisch gekeken of bezuinigingen mogelijk zijn. Het plan is om de metingen uit te breiden naar meerdere locaties en ook metingen uit te voeren tijdens transport en verblijf elders. 18
De kennis en ervaring op dit gebied worden gedeeld met andere musea en met het RCE. In dat kader zullen ook de mogelijkheden onderzocht worden om deelcollecties te classificeren in relatie tot opslagbehoeften en klimaateisen. Op basis daarvan kan de opslagbehoefte beter worden, vervolgens kunnen keuzes gemaakt worden om objecten uit collecties van verschillende musea onder te brengen in diverse depots waaronder het Collectiecentrum. Met behulp van de resultaten zal ook het beleid verder ontwikkeld kunnen worden om collectie meer te laten reizen en op andere dan museale locaties te tonen. Behalve besparing is het ook nuttig om alternatieve vormen van energieopwekking te onderzoeken om in eigen energieverbruik te voorzien of energie te verkopen aan andere gebruikers. Het platte dak van het Collectiecentrum, dat 1000 m2 bestrijkt, nodigt uit tot het plaatsen van zonnepanelen. In overleg met het stadsdeel Noord en de centrale stad zal een plan worden opgesteld om zonnepanelen te plaatsen. De Warmte Koude Opslag (WKO) in het Collectiecentrum levert een vrijwel energie neutrale klimatisering van het gebouw. De installatie vraagt extra aandacht, omdat het een relatief nieuwe methode is om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem en daarmee energie te besparen. 4.3 Verhuur Ruim 80.000 voorwerpen werden in 2011 en 2012 verhuisd naar Amsterdam Noord, inclusief 2900 kratten met archeologische scherven die ruim 400 m² depotruimte in beslag namen en waarvoor niet per se hooggekwalificeerde depotruimte noodzakelijk was; een minder streng beveiligde ruimte en minder strenge klimatologische omstandigheden zouden voldoen. Hetzelfde gold voor de interieurfragmenten, die jarenlang opgeslagen zijn geweest in een loods in Hoogwoud en die ruim 500 m² in beslag nemen. Het museum kreeg verzoeken van collega-musea die tijdelijk kunstvoorwerpen in ons depot wilden onderbrengen. De optimale condities in het nieuwe Collectiecentrum bieden inmiddels een adequate oplossing voor de ruimteproblemen die zowel het Van Gogh Museum als Huis Marseille het hoofd moeten bieden. De transacties met het Van Gogh Museum en Huis Marseille dienen als pilots die in de periode 2012 t/m 2014 inkomsten opleveren en weinig risico met zich meebrengen. Op basis van de pilots zal een plan ontwikkeld worden voor verhuur van depotruimte op langere termijn eventueel met andere partijen en in combinatie met de ideeën die ontwikkeld worden over samenwerking met de Amsterdamse musea op het gebied van collectiebeheer. Het verhuurmodel hangt nauw samen met een aantal andere zaken: herbestemming (of zelfs afstoting) van collectieonderdelen Het verhuurmodel dient rekening te houden met vermindering (of stopzetting) van de verhuur op termijn als de depots voor het Amsterdam Museum zelf nodig zijn. Indien voor langere periode depotruimte beschikbaar moet blijven is het zaak kritisch naar bestaande én nieuwe collectieonderdelen te kijken. Dit betekent zoveel mogelijk objecten uit depot tonen aan publiek, een selectief acquisitiebeleid en onderzoek naar herbestemming en/of afstoting.
19
4.4 Samenwerking Goede zorg voor de collectie betekende tot voor kort: zo min mogelijk mensen in het depot toelaten om daarmee het risico op beschadiging of verlies uit te sluiten. Vanuit het belang van beheer en behoud was dat volkomen logisch, maar voor een openbare instelling is het een weinig comfortabel uitgangspunt. Stukken in de collectie zijn immers geschonken, in bruikleen gegeven, gelegateerd of met geld van de gemeenschap aangekocht en juist de laatste jaren groeit het besef dat de koesterende, conserverende rol van het museum weliswaar van groot belang is, maar dat de collectie toegankelijk moet zijn voor iedereen die geïnteresseerd is. Sinds 2011 staat de hele collectie van het Amsterdam Museum online. Deze virtuele ontsluiting van het bezit is een uitnodiging tot deelname en kan een tussenstap zijn naar het fysieke depot. Het nieuwe Collectiecentrum is toegankelijk voor ieder die daar met oprechte belangstelling onderzoek wil doen, binnen de grenzen van het mogelijke keert het depot zich steeds meer binnenstebuiten. Het activeert medewerkers, collega’s, vrijwilligers en andere liefhebbers tot interactie met de collectie. De openheid van het Collectiecentrum is wezenlijk voor de ontwikkeling van het museum omdat daardoor bij het publiek het gevoel gewekt wordt dat de collectie in wezen ieders collectie is. Onder het motto VAN ONS werd het gebouw eind 2011 feestelijk in gebruik genomen. Kunstenaar Ted Noten monteerde zesduizend zegelringen met het opschrift VAN ONS aan de wand in de multifunctionele ruimte. Als dank voor hun bijdrage aan het behoud van de collectie kunnen mensen met wie wij samenwerken een ring afnemen, als een vriendelijk virus zullen de zegelringen hun weg zoeken naar de feitelijke eigenaren van de museumcollectie: de Amsterdammers en alle liefhebbers van het Amsterdamse culturele erfgoed. Om de collectie van het Amsterdam Museum voor toekomstige generaties te waarborgen is en blijft behoud en beheer van groot belang. Deze taak beperkt zicht overigens niet alleen tot de objecten die het Amsterdam Museum beheert, maar geldt ook voor de gebouwen zelf, zoals het Burgerweeshuis waarin het museum gevestigd is en het grachtenhuis Museum Willet-Holthuysen. De ambitie om collectiemobiliteit te stimuleren vraagt een inhoudelijke koerswijziging en organisatorische aanpassingen. Nieuwe inzet van collectie vraagt andere deskundigheid, andere methoden en een daarop aangepaste mentaliteit. Binnen deze nieuwe kaders blijft de zorg voor de collectie een kerntaak. Voortvloeiend uit de wens om meer collectie – die momenteel nog in depots staat opgeslagen – te tonen aan publiek, zal een deel van deze voorwerpen eerst gerestaureerd of geconserveerd moeten worden alvorens ze te kunnen opstellen. Net als op andere terreinen zal het museum hierin samenwerkingsverbanden opzoeken en ontwikkelen om nieuwe problematiek gezamenlijk op te pakken. Te denken valt bijvoorbeeld aan het delen van expertise en capaciteit op het gebied van beheer en behoud met collega-instellingen. Ondanks verschillende vormen van samenwerking om efficiënter te kunnen werken zal de werkdruk op het team behoud en beheer toenemen.
20
In 2013 zijn gesprekken gevoerd met het Rijksmuseum, het Van Gogh Museum en het Stedelijk om de mogelijkheden te verkennen op het gebied van collectiebeheer kennis en werkkracht te delen. Inmiddels zijn alle partijen er van doordrongen dat samenwerking noodzakelijk is en is er een behoefte om de daad bij het woord te voegen mede naar aanleiding van het feit dat zowel de gemeente Amsterdam als het Rijk de bestaande collectebeheersovereenkomsten opnieuw willen vaststellen in 2014. In tweede instantie kunnen de kleinere instellingen aanhaken met name Museum Ons’ Lieve Heer op Solder en het Bijbels Museum, waar het Amsterdam Museum reeds banden mee heeft aangeknoopt. Het Amsterdam Museum is op het gebied van digitaal collectiebeheer toonaangevend in Nederland en deze kennis delen wij voortdurend met collega’s, studenten en andere geïnteresseerden. Daar is bekend wie we zijn en wat we kunnen maar in het algemeen kunnen we ons op dit gebied beter profileren. Het Amsterdam Museum heeft sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw een goed collectiebeheerssysteem en door succesvolle digitalisering in de afgelopen jaren is dit systeem geëvolueerd tot een goed instrument voor modern collectiemanagement. De interne workflow en de transacties met externe partijen (bruikleenverkeer, restauratie en conditiebepaling) verlopen via gestandaardiseerde procedures in Adlib en de digitale standplaatsregistratie is daar sinds de verhuizing aan toegevoegd. De komende jaren zullen mogelijkheden hiertoe onderzocht en geformuleerd worden, in overeenstemming met de gedachte van Collectie Nederland (een netwerk voor het delen van kennis, praktijkervaring en nieuws over conservering, restauratie, beheer en behoud van cultureel erfgoed). Zo worden met de firma Helicon de mogelijkheden verkend om een partnerschap aan te gaan, doelstelling is: het verbeteren van het rendement op het gebied van preventieve conservering . Een van de onderwerpen is Collectie Hulpverlening (CHV) samen met een aantal Amsterdamse musea worden de ideeën over CHV gedeeld. De Hermitage, het Joods Historisch Museum, Ons’ Lieve Heer op Solder, het Bijbels Museum en het Amsterdam Museum trekken samen op bij de ontwikkeling van CHV plannen, de implementatie en het oefenen. Het Joods Historisch Museum zal hiervoor financiële ondersteuning vragen bij de Mondriaan Stichting. Binnenkort zal de samenwerking worden geformaliseerd. Een voorbeeld van de inzet van participerend publiek zijn de vrijwilligers die bij de verhuizing van de collectie hebben geholpen. Een vaste groep van ongeveer vijfentwintig vrijwilligers assisteerde bij de inventarisatie, de beschrijving en het behoud van de collectie. Door hun toewijding en ervaring zijn zij heel belangrijk geworden voor het museum en de samenwerking maakt tastbaar hoe profijtelijk de wederzijdse uitwisseling is. Voor het museum levert het naast helpende handen nieuwe kennis op; voor de vrijwilligers zorgt de omgang met objecten voor identificatie met de collectie en met het museum. Zij voelen zich bevoorrecht dat zij achter de schermen mogen kijken en het erfgoed in hun handen mogen nemen.
21
Alle samenwerkingsverbanden worden in kaart gebracht, zo goed mogelijk op elkaar afgestemd en er wordt extra aandacht besteed aan de communicatie zowel intern als extern. Het bestaande boekingskantoor en de verschillende betrokkenen zullen een instrument ontwikkelen om kosten en baten van activiteiten in het Collectiecentrum in kaart te brengen en te beheersen.
1 Literatuur De collectie : het hart van het museum : collectieplan 2004 Amsterdams Historisch Museum / Gusta Reichwein. - Amsterdam : Amsterdams Historisch Museum, 2004. ISSUU http://issuu.com/amsterdammuseum/docs/collectieplan_feb_04_afb_2013 Ondernemingsplan Amsterdam Museum 2013-2016 / Paul Spies, Judikje Kiers. - Amsterdam : Amsterdam Museum, 2012. http://www.amsterdammuseum.nl/sites/default/files/Ondernemingsplan%20 Amsterdam%20Museum.pdf De stad en de kunst. Kunstenplan 2013-2016 / Carolien Gehrels. - Amsterdam, 2012 http://www.amsterdam.nl/publish/pages/471812/dmo_kunstenplan_20132016_25juli2013_v2.pdf
Raad voor Cultuur Slagen in Cultuur: http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/subsidieperiode%202013-2016/Slagen%20in%20 Cultuur.pdf
Musea voor morgen : advies commissie Asscher-Vonk / Irene Asscher-Vonk [et al.]. - Amsterdam : Nederlandse Museumvereniging, 2012. http://www.museumvereniging.nl/Portals/0/museavoormorgen-17okt.pdf Ontgrenzen en verbinden. Naar een nieuw museaal bestel, Raad voor Cultuur, 2013 http://www.cultuur.nl/Upload/Docs/2013/Ontgrenzen%20en%20Verbinden%20 21032013.pdf De vernieuwing van het Amsterdam Museum : jaarverslag 2011-2012 / Paul Spies [et al.]. - Amsterdam : Amsterdam Museum, 2013. http://issuu.com/amsterdammuseum/docs/am-jaarverslag_2011-12
22
23
amsterdammuseum.nl