De Collectie Het hart van het museum
Collectieplan 2004 Amsterdams Historisch Museum Gusta Reichwein
1
Inhoudsopgave De collectie: het hart van het museum
4
Waarom een collectieplan
6
Afzonderlijke plannen Basis Bronnen Structuur Vorm
Acquisitie Oud stadsbezit Legaten Schenkingen Bruiklenen Aankopen Stand van zaken 2003 2004-2008 Biografisch verzamelen Een rijk bezit
Registratie en Documentatie De vroegste registratie Kunstinventaris Collectieregistratie en bestandscatalogi ADLIB Stand van zaken 2003 ADLIB in de afdeling Collectie 2004-2008 Van collectieregistratie naar publieksinformatie Wegwerken van achterstanden Wetenschappelijke bewerking van deelcollecties
Standplaats Huisvesting van de collectie in het verleden Stand van zaken 2003 Standplaatscontrole Expositie en opslag
6 6 8 8 8
9 10 11 12 13 14 16 17 18 18
19 19 20 21 23 23 24 24 25 26 26
28 28 29 29 30
2
Fysieke omvang van de collectie De depots in het AHM De depots in Willet De depots in het Centraal Buiten Depot Het depot in Hoogwoud Passieve conservering 2004-2008 Een nieuw depot
Conservering De geschiedenis van de conservering van de collectie Stand van zaken 2003 2004-2008 Kennis en ervaring Actieve en passieve conservering Conservering en restauratie van deelcollecties
32 33 33 34 34 35 35 36
38 39 40 41 41 42 43
2004-2008
44
Noten
45
Bijlagen (ter inzage in het museum) 1 Overzicht tabellen en grafieken 2 Aankopen met steun van de Vereniging Rembrandt 3 Overzicht tijdelijke tentoonstellingen 1926-2004 4 Ontsluitingsdichtheid 5 Overzicht ontbrekende voorwerpen
3
De collectie: het hart van het museum Het materiële verleden van Amsterdam ligt besloten in de historische verzameling van de stad. De collectie, die in de loop van eeuwen is uitgegroeid tot een gevarieerde en buitengewoon waardevolle verzameling van circa 50.000 voorwerpen, wordt bewaard en tentoongesteld in het Amsterdams Historisch Museum (AHM). Om dit culturele erfgoed over te kunnen dragen aan volgende generaties moet het zorgvuldig worden beheerd en aan het publiek gepresenteerd. Alle activiteiten in het museum spelen zich rond de verzameling af of zoals het in het beleidsplan 2001-2004 is geformuleerd: “Het AHM stelt zich ten doel om de historische verzameling van de stad Amsterdam te beheren, te behouden, selectief uit te breiden en voor een zo breed mogelijk publiek te ontsluiten en te presenteren. Het museum wil tevens inzicht geven in het functioneren van de hedendaagse samenleving, waartoe kennis van het verleden noodzakelijk is.” 1 In de doelstelling van het museum wordt onderscheid gemaakt tussen het beheer en behoud van de collectie en de ontsluiting en presentatie voor het publiek. Traditioneel wordt de ene rol als introvert en de andere als extravert bestempeld. Een – gechargeerd – voorbeeld: restauratoren willen de collectie het liefst in een donker, goed geklimatiseerd depot veilig voor de eeuwigheid bewaren. Daarentegen willen marketingmedewerkers niets liever dan het publiek de sensatie laten ondergaan van een historische maaltijd tegen de achtergrond van originele zeventiende-eeuwse schuttersstukken. Hoewel er ongetwijfeld veel pittige anekdotes opgetekend kunnen worden die beide standpunten naar waarheid illustreren ben ik van mening dat hier sprake is van een paradox en het benadrukken van deze schijnbare tegenstelling tussen enerzijds beheer en behoud en anderzijds presentatie doet het museum geen goed. Behalve dat de voorwerpen zorgvuldig moeten worden gehanteerd en onder optimale omstandigheden worden bewaard is het even zo belangrijk is dat de Amsterdamse gemeenschap kennis neemt van de historische collectie. Dat men trots is op de schatten die zich in het AHM en in het Museum Willet-Holthuysen bevinden en in andere gemeentelijke openbare gebouwen. Daarom is het van vitaal belang dat de collectie goed is ontsloten en dat er voortdurend op een creatieve manier wordt gewerkt aan de presentatie van het materiële verleden. Alleen dan zal de stad zich kosten en moeite willen getroosten om die verzameling te beheren en behouden om zo de duurzaamheid van het culturele erfgoed te waarborgen. Beheer, behoud, ontsluiting en presentatie zijn in die zin gelijkwaardig en bewaken gezamenlijk het hart van het museum. Het collectieplan is tot stand gekomen met hulp van alle medewerkers van de afdeling Collectie en enkele tijdelijke medewerkers. Judith van Gent heeft de conversie gerealiseerd en mij enorm geholpen bij het genereren van betrouwbare data. Hans Dekker, in 2002 interim applicatiebeheerder, heeft allerlei zoekopdrachten gerealiseerd. Zijn opvolger, Joost Weemhoff, heeft bijgedragen aan de stroomlijning van ADLIB. Nel Klaversma, Gonnie Tuinhout en Frans Oehlen hebben bronmateriaal aangedragen en Nel heeft geholpen bij de redactie van de tekst. Maarten Jansen heeft alle data omgezet in tabellen en grafieken. Cindy Zalm heeft veel werk verzet bij het opschonen van het collectieregistratiesysteem en samen met Arie Zeiss en Berna Copray de standplaatscontrole uitgevoerd. Marianne Jonker heeft de bruikleenmodule in gebruik genomen en alle problemen die daarbij hoorden doorstaan en gegevens met betrekking tot de collectiemobiliteit aangeleverd.
4
De restauratoren, Paul Born, Jaap Boonstra, Michel Milinkowitsch, Marijke van de Weerdt en Liesbeth Abraham hebben gegevens over de conditie van de collectie verstrekt. Als tijdelijke medewerkers hebben Karlijn Berends en Leonoor van Oosterzee hulp verleend bij het exporteren van gegevens uit ADLIB naar Excel en Iris van Breda heeft gegevens ingevoerd over de restauraties van de schilderijen. Al deze medewerkers dank ik heel hartelijk voor hun inzet.
Gusta Reichwein Hoofd Collectie Amsterdams Historisch Museum
5
Waarom een collectieplan Het collectieplan geeft inzicht in de aard, omvang, conditie en ontsluiting 2 van de collectie van het AHM. In het verleden is aandacht besteed aan deelcollecties in tentoonstellingen en catalogi en sommige afzonderlijke stukken zijn onderwerp van studie geweest, maar een overzicht van de gehele collectie is niet eerder gegeven. Er is één uitzondering: bij de splitsing van de gemeentelijke collectie in de jaren tachtig heeft Ton Krielaart, hoofd van de afdeling Kunstinventaris, een nota geproduceerd waarin hij het toenmalige beleid ten aanzien van het beheer van de collectie op papier heeft gezet. 3 Het collectieplan is geschreven om de gemeente inzicht te geven in de collectie van de stad en om museummedewerkers de mogelijkheid te bieden overzichtelijke informatie over de collectie onder handbereik te hebben. Tevens vormt het plan de basis voor de paragraaf over de Collectie in het beleidsplan voor de komende vier jaar dat eind 2003 door het Managementteam is vastgesteld. De collectie is ‘doorgelicht’, de uitkomsten zijn geanalyseerd en bieden een richtlijn voor toekomstig verzamelbeleid, voor de inrichting van een nieuw depot en voor de conservering van en informatievoorziening over de collectie in de komende jaren. Afzonderlijke plannen De historische verzameling telt een groot aantal voorwerpen, dat zich in (semi) openbare ruimten bevindt, bijvoorbeeld in het stadhuis, de Beurs van Berlage, de Stadsschouwburg. Deze (kunst)historische objecten, die buiten de muren van het museum staan opgesteld en wel worden aangeduid als de ‘Buitencollectie’, zijn meegeteld in de totaaloverzichten. Vanwege het specifieke karakter en de grote omvang wordt aan de Buitencollectie speciaal aandacht besteed in een afzonderlijk plan. Het Museum Willet–Holthuysen aan de Herengracht 605 maakt deel uit van het AHM. De voorwerpen, die staan opgesteld in het historische interieur en die worden bewaard in de depots aan de Herengracht, maken deel uit van de historische collectie en zijn meegeteld in de totaaloverzichten. Maar de geschiedenis en de aard en omvang van Museum WilletHolthuysen vragen om een andere benadering en zullen later in een afzonderlijke notitie worden beschreven. De vondsten uit de Amsterdamse bodem worden officieel beheerd door het AHM, ze zijn momenteel opgeslagen in een depot in Wormer waar eveneens de archeologische collectie van de Provincie Noord Holland wordt bewaard. Ze worden geregistreerd door de medewerkers van de archeologische dienst, sinds vorig jaar onderdeel van Bureau Monumenten en Archeologie. Onlangs is een kopie van het databestand met betrekking tot de archeologische voorwerpen, die in de vaste opstelling van het AHM worden tentoongesteld, overgedragen aan de sectie Documentatie van het AHM. Binnenkort zullen deze gegevens worden geconverteerd naar ADLIB. De cijfers in dit collectieplan zijn dus exclusief de archeologische collectie. Mede om die reden maar ook omdat de bodemvondsten een heel eigen problematiek kennen dient hier apart aandacht aan te worden gewijd. Basis ADLIB, het huidige collectieregistratiesysteem van het AHM, is het fundament onder het collectieplan. Na de conversie van het oude systeem TINman naar ADLIB in het voorjaar van 2002 is het veel eenvoudiger geworden om systematische overzichten van gegevens over de gehele collectie en over deelcollecties te genereren.
6
ADLIB telt ruim 300 velden die in de applicatie die wij momenteel gebruiken verdeeld zijn over 24 rubrieken, op het scherm zichtbaar als tabbladen. Gegevens met betrekking tot de identificatie van het object, de fysieke kenmerken, de standplaats, de reproductie en de verwerving zijn tussen 90 en 100% ingevuld. De ‘ontsluitingsdichtheid’, dat wil zeggen het percentage van de records dat is gevuld met informatie, is in deze rubrieken hoog. In de overige rubrieken loopt de ontsluitingsdichtheid per objectcategorie sterk uiteen. De thesaurus is nog in ontwikkeling, voor sommige objectcategorieën zijn grote vorderingen gemaakt (glas, zilver) en bijvoorbeeld de rubriek personen en instellingen is goed op orde. Op dit moment levert het zoeken via willekeurige trefwoorden echter onbetrouwbare resultaten op.
schilderijen 2.526 textiel 5.670 tekeningen 4.278
meubels 2.870
prenten 4.262 keramiek 2.229 documenten 202 edelmetaal 1.948 glas 907
foto's 328 boeken 1.780 beelden 817
penningen 5.907 kunstnijverheid diverse 10.423
Nu, in 2003, zijn er circa 45.000 objecten in het collectieregistratiesysteem opgenomen. Het systeem is dynamisch: dagelijks vinden allerlei mutaties plaats. Om het collectieplan te kunnen schrijven hebben we april 2003 als peildatum genomen. Er is een ‘stand-alone’ versie van ADLIB gecreëerd en alle gegevens zijn uit deze versie gegenereerd. Ten behoeve van het collectieplan zijn de objectcategorieën goed opgeschoond, dat wil zeggen dat alle objecten consequent een specifieke objectcategorie toegekend hebben gekregen zodat op basis daarvan de deelcollecties duidelijk van elkaar onderscheiden kunnen worden. Vervolgens zijn per objectcategorie de data geëxporteerd uit de rubrieken die een hoge ontsluitingsdichtheid hebben. Vervolgens zijn de resultaten in een matrix gezet en zijn er tabellen en grafieken geproduceerd. Bijlage 1 geeft een overzicht van alle tabellen en grafieken. Tijdens het schrijven van het collectieplan is een aantal fouten in het collectieregistratiesysteem naar voren gekomen. Het inzicht in de onvolkomenheden die in het systeem zijn geslopen - bij de invoer van gegevens of bij de conversie naar ADLIB - is belangrijk omdat het richting geeft aan de ‘opschoonacties’. Een deel van deze opschoonacties heeft inmiddels plaatsgevonden door medewerkers van de sectie Beheer en Documentatie maar er is ook nog veel te doen. Bovendien is voor het corrigeren van inhoudelijk onjuiste informatie - bijvoorbeeld dateringen of toeschrijvingen - en het toekennen van trefwoorden de inzet van de conservatoren noodzakelijk. Dit is een nauwkeurig en tijdrovend werk dat niet binnen het kader van dit collectieplan te realiseren is.
7
Waar nodig worden bij de presentatie van grafieken en tabellen kanttekeningen geplaatst bij de interpretatie van de cijfers. Bronnen Behalve uit het collectieregistratiesysteem is er uit andere bronnen geput: de bestandscatalogi 4, het jubileumboek verschenen ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het AHM 5, scripties, jaarverslagen, beleidsnota’s, interne notities, documentatie en archiefmateriaal. De richtlijn voor het opstellen van een collectieplan van het ICN 6 heeft hulp geboden en het collectieplan van het Centraal Museum in Utrecht heeft als inspirerend voorbeeld gediend 7. Alle documenten en literatuur zijn aanwezig in het AHM.
Structuur Het collectieplan bestaat uit een overzicht van de gehele collectie en is onderverdeeld in de volgende hoofdstukken: Acquisitie Registratie en documentatie Standplaats Conservering Beleid 2004-2008 In elk hoofdstuk wordt de geschiedenis kort geschetst, de huidige stand van zaken wordt uitvoerig beschreven en ten slotte worden beleidsvoorstellen voor de komende jaren geformuleerd. In het laatste hoofdstuk worden de beleidsvoorstellen samengevat en wordt uiteengezet hoe in de toekomst verder gewerkt zal worden aan plannen met betrekking tot de collectie. Vorm De collectie is voortdurend aan verandering onderhevig en een collectieplan is geen statisch stuk. In 2003 is het plan geschreven en op 13 november is het besproken door het Managementteam, in februari 2004 zijn de redactionele puntjes op de i gezet en heeft de tekst een definitieve vorm gekregen. Alle hoofdstukken en de bijlagen zijn geprint. De integrale tekst, de afbeeldingen en de grafieken zijn digitaal opgeslagen evenals de ‘stand-alone’ versie van ADLIB waar het hele plan op is gebaseerd.
8
Acquisitie Het collectieregistratiesysteem is in de jaren vijftig van de vorige eeuw opgezet; sindsdien worden alle aanwinsten nauwkeurig geregistreerd, tegenwoordig met digitale hulpmiddelen. De geschiedenis van de collectie gaat verder terug: de vroegste aanwinsten dateren uit de late middeleeuwen, bijvoorbeeld de zogenaamde gravenbeelden die in het laatste kwart van de 15de eeuw in opdracht van het stadsbestuur werden vervaardigd voor de vierschaar van het stadhuis op de Dam (BA 2536, -2537, -2538, -2539). 8 Een groot aantal objecten dat van oudsher in gemeentelijk bezit is werd bij ‘binnenkomst’ niet geïnventariseerd. Dat verklaart waarom van circa 9000 voorwerpen de herkomst onbekend is. In retrospectief is de herkomst van bepaalde voorwerpen gedocumenteerd, meestal in het kader van de totstandkoming van een tentoonstelling, een bestandscatalogus of een andere publicatie.
17.000 16.000 15.000 14.000 13.000 12.000
aantal obj.
11.000 10.000 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 2.000 1.000 0 1600-1649
1650-1699
aankoop
1700-1749
bruikleen
1750-1799
1800-1849
legaat
1850-1899
1900-1949
schenking
1950-1999
diverse
2000-2003 verwervingsdatum onbekend
onb./n.i.
Gegevens met betrekking tot de methode, de datum, de waarde, de vorige eigenaar worden sinds een halve eeuw vastgelegd met verwijzingen naar relevante documenten (correspondentie, verwervingsbonnen e.d.). Deze documenten of kopieën ervan worden bewaard in het semi-statisch archief van het museum. De jaarverslagen van de Dienst Gemeente Musea en later van de Dienst Historische Musea bevatten ook informatie over de uitbreiding van de historische collectie. 9 Voor het collectieplan is vooral geput uit de gegevens die in ADLIB zijn opgenomen, archiefstukken en jaarverslagen zijn incidenteel geraadpleegd. Verder zijn de bestandscatalogi een belangrijke bron van informatie geweest evenals de bundel die bij het 75-jarig bestaan van het AHM is verschenen. 10 De rubriek verwervingsmethode in ADLIB telt 42 termen, dit komt doordat er enige vervuiling voorkomt in de toegekende trefwoorden. In de grafieken en tabellen in het collectieplan is onderscheid gemaakt tussen: aankoop, schenking, legaat, bruikleen, diverse en onbekend. Onder diverse zijn oud stadsbezit, ruil, overdracht en opdracht samengebracht.
9
Oud stadsbezit In 1652 ging het stadhuis op de Dam in vlammen op. Enkele kostbaarheden werden uit de vlammen gered, waaronder de gravenbeelden en het “Gezicht in vogelvlucht op Amsterdam” in 1539 door Cornelis Anthonisz vervaardigd (SA 3009). Dit zijn de stukken die het langst deel uitmaken van de stedelijke collectie. Voor het nieuwe stadhuis, waarvan de bouw in 1648 van start ging, werd een grote reeks kunstwerken vervaardigd, zoals het model van het stadhuis, de terracotta studies uit het atelier van Artus Quellinus. 11 Een zilveren lampetstel werd door Johannes Lutma vervaardigd ter gelegenheid van de plechtige inwijding van het nieuwe stadhuis op de Dam op 29 juli 1655 (KA 13981). Deze bijzonder waardevolle kunstschat bleef eigendom van de gemeente toen het stadhuis in 1808 paleis werd en vormt tot op de dag van vandaag de kern van de vaste opstelling in het AHM.
Door een ingrijpende reorganisatie van de schutterijen in het laatste kwart van de 17de eeuw werd de stedelijke verzameling op spectaculaire wijze uitgebreid met de 16de-eeuwse zilverschat van de drie Amsterdamse schuttersgilden, bestaande uit drinkhoorns, schuttersketens en een scepter. Ook de schuttersstukken uit de Kloveniers- en Handboogdoelen, waaronder Rembrandts “Nachtwacht” (SA 7392), werden overgebracht naar het stadhuis.
aankopen onbekend
bruiklenen
diverse legaten
schenkingen
10
Aan het einde van de 18de eeuw werden de gilden afgeschaft en in de volgende decennia werden tal van stedelijke instellingen opgeheven of danig gereorganiseerd. Kunstbezittingen van deze oude instituten werden meestal overgedragen aan het stadsbestuur. Het betrof veelal portretten van regenten, schutters en gildenleden en voorwerpen voor speciale gelegenheden vervaardigd en geïnspireerd op de functie van de betreffende instelling. Deze kunstschatten werden overgebracht naar het stadhuis, vanaf 1808 gevestigd in het Prinsenhof, het gebouw van de voormalige Admiraliteit aan de Oudezijds Voorburgwal. Amsterdam mocht dan gedegradeerd zijn van een wereldcentrum tot hoofdstad van een klein land, het gemeentelijk kunstbezit werd steeds rijker. 12 Van het oude stadsbezit is de precieze herkomst of verwervingsmethode niet altijd goed gedocumenteerd. Daarom levert een zoekopdracht naar “oud stadsbezit” geen volledig beeld op, veel van de oude stadscollectie is verscholen in de rubriek “onbekend” en “overdracht”. Legaten Waren het tot de 19de eeuw vooral hoogwaardigheidsbekleders die kunstcollecties bijeen brachten, met de toenemende welvaart en macht van de burgerij gingen steeds meer particulieren kunst verzamelen. In Amsterdam ontstonden aanzienlijke kunstcollecties. Een aantal welgestelde inwoners legateerden hun kunstbezittingen aan de stad.
In 1854 liet de bankier Adriaan van der Hoop zijn topcollectie 17de- en 19de-eeuwse meesters aan de stad na in 1861 gevolgd door het legaat van Carel Joseph Fodor, bestaande uit Franse en Nederlandse contemporaine schilderijen en een superieure tekeningenverzameling. De dames Bicker, Lopez Suasso-de Bruijn en Willet-Holthuysen legateerden grote collecties schilderijen en kunstnijverheid. Daniel Franken, de executeur testamentair van mevrouw Willet-Holthuysen en degene die haar plan voor een particulier museum realiseerde, liet zelf bij zijn overlijden een grote verzameling tekeningen na aan de stad. 13 Deze acquisities, destijds vastgelegd in testamenten en inventarislijsten, zijn goed geregistreerd in het collectieregistratiesysteem. Legaten Van der Hoop Fodor Bicker Lopez Suasso-de Bruijn Willet-Holthuysen Franken
1854 1861 1878 1890 1895 1898
222 2.412 44 1.961 1.715 320
11
Bovengenoemde erflaters hebben zich aan het einde van de 19de eeuw beijverd voor het behoud van het culturele erfgoed. Zij waren samen met andere leden van de stedelijke elite de grondleggers van de eerste musea in Amsterdam. Museum Fodor opende in 1863 de deuren voor het publiek en het legaat Van der Hoop werd op verschillende plekken in de stad tentoongesteld totdat in 1885 het Rijksmuseum werd geopend. Het stadsbestuur leverde een belangrijke bijdrage aan het nationale museum door een groot bruikleen ter beschikking te stellen, waaronder de Nachtwacht en de collectie Van der Hoop. 14 Een jaar later werd het Stedelijk Museum opgericht en in 1926 werd de rij gesloten met de vestiging van het AHM in de Waag op de Nieuwmarkt. Daarmee kreeg de historische stadscollectie voor het eerst een eigen museale behuizing. 15 Schenkingen Eenderde van de gehele verzameling bestaat uit objecten die door particulieren zijn afgestaan. In de loop van de laatste anderhalve eeuw zijn duizenden voorwerpen toegevoegd aan het openbare (kunst)historische bezit van de stad. Veel kunstwerken vertegenwoordigen hoge materiële, artistieke en historische waarde, bovendien zijn ze veelal verbonden met persoonlijke geschiedenissen. Leden van opeenvolgende generaties van de Amsterdamse familie Van Eeghen hebben diverse schenkingen gedaan, de eerste dateert uit 1889, de laatste uit 1985. De grootste en meest belangrijke was de collectie prenten, tekeningen en boekwerken vervaardigd doorJan en Caspar Luyken, die in 1907 door de kinderen van de verzamelaar Christiaan Pieter van Eeghen aan de stad werd geschonken. 16
Door burgerinitiatieven werd ook een aantal collecties ‘gered’. De serie portretten van het chirurgijnsgilde werd door een Commissie van kunstliefhebbers, geneeskundigen en kunstenaars uit een particuliere collectie gekocht en aan de stad ‘teruggegeven’. 17 Hetzelfde gold voor een serie historische voorstellingen die in opdracht van kunstverzamelaar Jacob de Vos was vervaardigd door Nederlandse kunstschilders. Deze ‘galerij van de vaderlandse geschiedenis’ werd na de dood van De Vos verkocht en in 1897 door de heren Franken en Langerhuizen uit buitenlands bezit gekocht en aan de stedelijke collectie toegevoegd. 18
Schenkingen Commissie van kunstliefhebbers, geneesheren etc. Familie van Eeghen Franken en Langerhuizen
1864 1889-1985 1897
15 1.268 248
12
Waren het eind 19de en begin 20ste eeuw grote clusters die door enkele personen werden weggegeven, later waren het vele donateurs die een of enkele stukken afstonden. De meeste van deze schenkingen zijn goed gedocumenteerd. Bruiklenen Naast de vele schenkingen is van 1900 tot op heden de collectie vooral uitgebreid met langdurige bruiklenen en aankopen. Langdurige bruiklenen Koninklijk Oudheidkundig Genootschap Rijksmuseum Instituut Collectie Nederland Joods Historisch Museum Stedelijk Museum Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel Backer Stichting Stichting Amsterdams Historisch Museum SaC Jeugdzorg Amstelstad (voormalig Burgerweeshuis) Diakonie der Hervormde Gemeente te Amsterdam Stichting Begijnhof
85 111 45 11 31 122 538 393 138 131 35
De vroegste bruiklenen dateren uit het begin van de 20ste eeuw, voor de inrichting van het historisch museum in de Waag stond het KOG enkele schilderijen en stukken kunstnijverheid af en het Rijksmuseum gaf een vijftal stadsgezichten in bruikleen. Behalve culturele instellingen, zoals de Dienst Verspreide Rijkscollecties (nu ICN) en het Joods Historisch Museum, waren het ook maatschappelijke instanties die in de loop van de vorige eeuw het belang van de stadscollectie onderstreepten met hun bruiklenen. De Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel stond een grote collectie textiel af en niet lang geleden nog gaf een diamantslijperij verschillende gereedschappen in bruikleen. Ook particulieren droegen bij, met als grootste bruikleen de familieportretten en gelegenheidsvoorwerpen uit de verzameling van de Backer Stichting. 19 Een belangrijk bruikleen wordt gevormd door de kunstwerken die zijn verworven door de Stichting AHM. Het bestuur van deze stichting bestond en bestaat uit een groep geestdriftige Amsterdammers die tot op de dag van vandaag het AHM actief ondersteunt. Deze stichting, in het leven geroepen onder de naam Stichting tot Bevordering van de Inrichting van een Nieuwe Historisch Museum, kocht in 1960 een groot aantal schilderijen en voorwerpen van kunstnijverheid uit de collectie van de Amsterdamse collectioneur Willem Dreesmann. Daarmee is de basis gelegd voor het museum zoals het sinds 1975 in het historische complex tussen de Kalverstraat en de Nieuwezijds Voorburgwal is gehuisvest. 20 Voor de inrichting van het nieuwe historische museum werd het bruikleen van het Rijksmuseum uitgebreid met een vijftigtal schilderijen en het Sociaalagogisch Centrum Jeugdzorg Amstelstad, het voormalig Burgerweeshuis, stond een groot deel van de eigen verzameling af. Ook de Diaconie der Hervormde Gemeente en de Stichting Begijnhof voorzagen met religieuze voorwerpen in een lacune in de stadscollectie, die voornamelijk profaan van karakter is. Tot op de dag van vandaag zijn bruiklenen een belangrijke methode voor acquisitie. Collectiemobiliteit is een actueel onderwerp van discussie in de museale wereld. Overheden zien er op toe dat collecties daar worden bewaard en gepresenteerd waar ze het meest tot hun recht komen. In Amsterdam is een overleg gaande tussen de grote musea om tot een
13
evenwichtige (her)schikking te komen, het AHM participeert in dit overleg. Bij de herinrichting van de permanente opstelling in 1999 zijn stukken uit de collectie van het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum geleend om de jongste geschiedenis van de stad te verbeelden. Bruiklenen worden altijd nauwkeurig vastgelegd in het collectieregistratiesysteem en in contracten die worden bewaard in het archief van het museum. Aankopen Al in de 17de eeuw gaf het stadsbestuur opdrachten aan kunstenaars om kunstwerken te vervaardigen ter decoratie van het stadhuis of voor ceremoniële doeleinden. De producten die hieruit voortkwamen zijn welbeschouwd de eerste aankopen. De volgende aankopen dateren uit de 19de eeuw. Tijdens het Franse bewind werd in 1813 het schilderij “Intocht van Napoleon te Amsterdam, 9 oktober 1811” gekocht, letterlijk een gigantisch historiestuk (410 x 580 cm) vervaardigd door Mattheus van Bree (SA 471). Later in de 19de eeuw werd men zich meer bewust van de historische waarde van het stedelijk erfgoed en werden gerichte aankopen gedaan om het stedelijk culturele erfgoed voor de stad te behouden. Zo redde stadsarchivaris Pieter Scheltema in 1862 de beeldengroep David, Goliath en de schilddrager uit de boedel van het Oude Doolhof toen deze pleziertuin op de hoek van de Looiers- en Prinsengracht werd ontruimd (BA 2435,-2435,-2437). 21 Misschien wel de allerbelangrijkste aankoop vond plaats in 1882, toen de gemeente “De anatomische les van Dr. Joan Deijman” kocht, door Rembrandt in 1656 in opdracht van het Chirurgijnsgilde vervaardigd (SA 7394). 22 Deze verwerving vond plaats tegen de achtergrond van een groeiende behoefte om de stadscollectie onder te brengen in een museum. Een ambitie die uiteindelijk werd gerealiseerd met de opening van het AHM in de Waag in 1926. Het museum ressorteerde sinds 1896 onder de directeur van het Stedelijk Museum, die aan het hoofd stond van de Dienst Gemeente Musea, bestaande uit het Stedelijk Museum, het AHM, Museum Willet-Holthuysen en Museum Fodor. In het Stedelijk waren destijds zeer uiteenlopende verzamelingen ondergebracht. Behalve de historische collectie van de stad was de grote verzameling van mevrouw Lopez Suasso sinds 1900 opgesteld in speciaal voor dat doel ingerichte stijlkamers. Deze interieurs waren afkomstig uit panden die omstreeks 1895 waren gesloopt onder andere vanwege de aanleg van de Raadhuisstraat. 23 Verder waren er de Historische Verzameling van de Amsterdamse Schutterij en de collectie munten en penningen van de gemeente. Daarnaast bood het Stedelijk onderdak aan onder andere het Bilderdijkmuseum, het Geschiedkundig Medisch Pharmaceutisch Museum en het Museum voor Tijdmeetkunde.
14
Kort na de huisvesting van het historisch museum in de Waag kwam er al kritiek op de krappe behuizing en de presentatie, die volgens menigeen te weinig recht deed aan de geschiedenis van de stad. Het museum groeide uit zijn voegen en al voor de Tweede Wereldoorlog, toen bekend werd dat het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat vrij zou komen, ontstonden ideeën om het museum hiernaar toe te verplaatsen. In 1962 kocht de gemeente het gebouw aan en in 1963 werd het Programma van Eisen op papier gezet 24. In hetzelfde jaar nam Willem Sandberg afscheid als directeur van de gemeentelijke musea en werd Simon Levie benoemd als eerste directeur van het AHM en Museum Willet-Holthuysen, Edy de Wilde nam de directie van het Stedelijk Museum en Museum Fodor op zich. Het Stedelijk Museum en Museum Fodor werden meer en meer platforms voor respectievelijk internationale en Nederlandse moderne kunst. Het AHM ontwikkelde zich tot een zelfstandig museum met een eigen staf van historici en kunsthistorici en een eigen acquisitiebeleid. Na de verhuizing van het AHM naar de Kalverstraat in 1975 werd de scheiding tussen het Stedelijk en het AHM verder geëffectueerd resulterend in de formele scheiding tussen de Dienst Historische Musea en De Dienst Musea voor Moderne Kunst in 1985. De collectie werd in tweeën gedeeld, bij de splitsing werd een scheidslijn geconstrueerd tussen de kunstwerken gedateerd voor 1900 en die er na. De voorwerpen werden daadwerkelijk overgebracht naar de Kalverstraat. Het Centrale Buiten Depot aan de Jan van Galenstraat bleef een gemeenschappelijk depot waar tot op de dag van vandaag een groot deel van de historische collectie wordt bewaard naast de collectie moderne kunst van het Stedelijk. Voor de permanente opstelling die in 1975 voor het publiek werd geopend werd de collectie aanzienlijk verrijkt met de bovengenoemde bruiklenen en schenkingen maar er werden ook vele aankopen gedaan, mogelijk gemaakt door de financiële steun van het gemeentebestuur en door bijdragen van de Vereniging Rembrandt.(Bijlage 2) Het acquisitiebeleid was tweeledig. Stukken die betrekking hadden op de geschiedenis van Amsterdam werden actief gezocht. Tegelijkertijd werden stukken verworven die het reeds bestaande kunsthistorische belang van deelcollecties versterkte, waarbij natuurlijk het Amsterdamse aspect altijd aantoonbaar was. Om enkele willekeurige voorbeelden te noemen: 1971 “Het gezicht op Amsterdam vanaf het bevroren IJ” door Arent Arentsz genaamdCabel (SA 36939), 1983 “Perspectief”, een gezicht op een Amsterdamse binnentuin ergens in de Pijp door Rob Mohlman (SA 38978), 1985 “Piëta” (BA 3968), 1992 Draaiorgel “Het Snotneusje” (KA 19279), 1993 “Zaagmolens bij Amsterdam door Jan Sluijters (SA 41036), 1998 portret van de Familie Hoppesack door Pieter de Hooch (SA 41337), 1999 “Love and Ecstacy” door Micha Klein (A 41379), 2001 foto van de Chinese tempel op de Zeedijk door Venus Veldhoen (FA 1204).
Een apart hoofdstuk is het verzamelbeleid ten aanzien van Museum Willet-Holthuysen. Sinds de jaren vijftig werd er naar gestreefd dit museum om te vormen van een huis van een 19de-
15
eeuwse verzamelaar naar een museum waar de bezoeker zich een idee zou kunnen vormen van het leven in een grachtenhuis van de 17de tot en met de 19de eeuw. Om dit beeld overtuigend te kunnen creëren werd de collectie kunstnijverheid uitgebreid met voorwerpen op het gebied van wooncultuur. 25 In het plan dat later aan Museum Willet-Holthuysen gewijd zal worden komt het acquisitiebeleid eveneens aan de orde. In 1973 kreeg de directeur van het AHM de verantwoordelijkheid over de archeologische bodemvondsten. Al vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw vonden er opgravingen plaats maar pas onder invloed van de aanleg van de metrolijn werd een stadsarcheologische dienst opgericht. Sindsdien heeft de archeologie deel uitgemaakt van de permanente opstelling en van tijdelijke exposities. De archeologische collectie groeit gestaag of liever gezegd met horten en stoten. Vermoedelijk zal er een grote hoeveelheid voorwerpen worden blootgelegd bij de aanleg van de Noord Zuid lijn. Dit zal nieuwe presentaties opleveren maar het zal ook nieuwe eisen stellen aan de opslagplaatsen voor archeologie. Stand van zaken 2003 Werd er bij de scheiding tussen de gemeentelijke musea nog van uitgegaan dat de het AHM zich vooral richt op de periode voor 1900 en het Stedelijk op de periode daarna, inmiddels is dat een achterhaald standpunt. Het Stedelijk is een internationaal museum voor moderne kunst, het historisch museum toont de geschiedenis van Amsterdam vanaf de twaalfde eeuw tot en met gisteren, in de permanente opstelling en in talrijke tijdelijke exposities. In Bijlage 3 wordt een overzicht gegeven van alle tijdelijke tentoonstellingen die tussen 1926 en 2004 zijn georganiseerd. Sinds de opening in 1975 hebben er wijzigingen plaats gevonden in de vaste opstelling, maar de chronologische volgorde bepaalt nog steeds de route van de bezoeker. Thema’s uit de stadsgeschiedenis worden gevisualiseerd met objecten uit de collectie voorzien van toelichtende teksten en audiovisuele presentaties. De buitengewoon waardevolle historische en kunsthistorische voorwerpen uit het oude stadsbezit vormen nog altijd de kern van de collectie. Vanaf halverwege jaren negentig zijn serieuze plannen gesmeed voor een nieuwe presentatie van de 19de en 20ste-eeuwse geschiedenis. Tijdens de voorbereiding bleek waar de zwaartepunten in de collectie lagen maar ook de lacunes in de collectie tekenden zich duidelijk af. Er was relatief veel oude kunst: artistieke producten van voor 1900. De grote legaten hebben een relatief omvangrijke collectie 19de-eeuwse kunst doen ontstaan, die in onderwerp en vervaardiging lang niet altijd typisch Amsterdams te noemen is, maar vanuit het oogpunt van verzamelgeschiedenis natuurlijk wel. Bovendien zijn het bijzonder waardevolle kunsthistorische deelcollecties, bijvoorbeeld de tekeningen uit de collectie Fodor en de foto’s uit de collectie Willet zijn verzamelingen van internationale allure. Bij het in beeld brengen van de stadsgeschiedenis ontbreken dikwijls de meer alledaagse resten van de materiële cultuur. De archeologie biedt uitkomst bij de verbeelding van het ‘verre’ verleden, maar de jongere geschiedenis laat zich moeilijker visualiseren. Mede om die reden is een nieuwe weg ingeslagen bij het verzamelen van voorwerpen die betrekking hebben op de jongste geschiedenis en die concretiseren hoe Amsterdammers wonen en werken. Bij dit eigentijds verzamelen is nadrukkelijk aandacht besteed aan de diversiteit van de huidige Amsterdamse bevolking. In het beleidsplan 2001-2004 is ten aanzien van dit onderwerp het volgende geformuleerd: “ De komende jaren zal in het beleid meer de nadruk worden gelegd op het proces van acculturatie […..] Dit zal gebeuren door middel van tijdelijke tentoonstellingen en collectievorming”. 26 De achterliggende gedachte bij dit
16
voornemen was dat het museum zich als taak stelt om de geschiedenis van ‘alle’ Amsterdammers te laten zien in tijdelijke en permanente presentaties. Een selectie van de objecten die hiervoor worden opgespoord zou bovendien in de collectie opgenomen moeten worden om er voor te zorgen dat deze materiële neerslag van het hedendaagse leven overgedragen kan worden aan volgende generaties. Al in de jaren negentig zijn een aantal experimenten gedaan: bij de tentoonstellingen “Dong Feng”, “Anatolië” en “Ik heb een tante in Marokko” zijn voorwerpen verzameld die betrekking hebben op het leven van respectievelijk Chinezen, Turken en Marokkanen in Amsterdam. Tegelijkertijd zijn enkele biografische projecten gerealiseerd dat wil zeggen dat een aantal personen is geïnterviewd. Met deze vraaggesprekken als uitgangspunt zijn voorwerpen verzameld die typerend zijn voor het leven, werken en wonen van deze personen in het hedendaagse Amsterdam. Op kleinere schaal zijn ook persoonlijke verhalen opgetekend bij voorwerpen die zijn gebruikt voor de herinrichting van de Nieuwe Zijde, de vitrines waarin de geschiedenissen van Amsterdamse kinderen en de carrousel waarin de verhalen van nieuwkomers worden gevisualiseerd zijn daar de tastbare resultaten van.
In het tentoonstellingsprogramma van de laatste jaren heeft zich hetzelfde probleem voorgedaan als bij de nieuwe presentatie van de 19de en 20ste-eeuwse geschiedenis. Terwijl men probeerde actuele thema’s over het voetlicht te brengen bleek dat de eigen collectie daar onvoldoende aanknopingspunten bood. Om die reden zijn naar aanleiding van recente tentoonstellingen diverse stukken aangekocht of in langdurig bruikleen gevraagd bij andere musea. Er zijn bijvoorbeeld een aantal moderne topografische voorstellingen aangekocht ter gelegenheid van de tentoonstelling “Stadsgezichten, Amsterdam vereeuwigd 1901-2001”. In datzelfde jaar zijn er verschillende moderne creaties van Amsterdamse couturiers verworven voor de tentoonstelling Couture Locale. Voor de expositie “ Liefde te koop” werd in 2002 het schilderij “Oudekerksplein” door Hans van Norden aangekocht. Voor “Kopstukken, Amsterdammers in beeld” werd een kinderportret geschilderd door Dirck van Santvoort in langdurig bruikleen verworven van het Instituut Collectie Nederland. 2004-2008 Belangrijke (kunst)historische aankopen vergen veel geld, onderzoek naar en documentatie van biografische verhalen is buitengewoon tijdrovend en de beperkte middelen zullen in de komende jaren eerder af dan toenemen. Zowel om inhoudelijke als praktische redenen zullen we weloverwogen te werk gaan en keuzes maken om zo een nieuw evenwicht te vinden tussen de klassieke vorm van verzamelen en de ontwikkeling van een nieuwe visie op het eigentijds en biografisch verzamelen.
17
Biografisch verzamelen In het beleidsplan voor de komende vier jaar staat dat wij de geschiedenis van Amsterdammers over het voetlicht willen brengen door objecten te bezielen met persoonlijke verhalen. We plaatsen de mens centraal in de presentaties van het AHM. Dat betekent voor het acquisitiebeleid dat we nog meer dan voorheen nadruk zullen leggen op het biografisch verzamelen. Zowel in het eigentijds verzamelen als bij de acquisitie van historische objecten zullen de ‘links’ met de personen die verbonden zijn met deze voorwerpen worden onderzocht en gedocumenteerd. In de collectie bevatten de oude legaten en schenkingen van representanten van de stedelijke elite een schat aan informatie over patriciërs met namen als Boissevain, Den Tex, Van Hoorn, Backer en Bicker. In de afgelopen jaren zijn projecten gerealiseerd om voorwerpen te bemachtigen van de zogenaamde ‘nieuwe’ Amsterdammers van buitenlandse afkomst, zo zijn nu ook de namen Wu, Ozdemir, Yildirim, Kurc, Kho vertegenwoordigd in de verzameling. We spannen ons extra in om voorwerpen die reeds aanwezig zijn in de collectie evenals nieuwe aanwinsten systematisch te ontsluiten en te documenteren op specifiek biografische aspecten. In de tentoonstelling “Oost. Amsterdamse buurt” die van oktober 2003 tot april 2004 te zien is in het AHM krijgt het acquisitiebeleid een nieuwe wending. Ter voorbereiding is vanaf 2001 contact gezocht met organisaties in de buurt. Deze contacten hebben geleid tot het verzamelen van verhalen en voorwerpen van bewoners van Oost, die verwerkt zijn in de tentoonstelling. Dit proces gaat door tijdens de tentoonstelling. Voor afloop van de expositie wordt besloten welke voorwerpen blijvend in de museumcollectie worden opgenomen. De contacten hebben ook geresulteerd in de website www.geheugenvanoost.nl gevuld met verhalen van bewoners van Oost, opgetekend door vrijwilligers die speciaal voor dit doel zijn geworven en opgeleid. In de komende jaren zullen we deze manier van collectievorming verder ontwikkelen in samenwerking met mensen in Amsterdamse buurten en met organisaties buiten het museum. We zullen steeds opnieuw definiëren wat cultureel erfgoed is en daarbij ook opnieuw bedenken waar en hoe we het niet-tastbare erfgoed (verhalen, muziek, bewegende beelden) een plaats willen geven. Voor het eigentijds en biografisch verzamelen zullen we methodes ontwikkelen, zodat het niet alleen brokstukken van persoonlijke geschiedenissen zijn die in de collectie worden opgenomen maar dat de materiële cultuur van de zeer diverse Amsterdamse samenleving aan het begin van de 21ste eeuw erin wordt weerspiegeld. Een rijk bezit Het rijke stadsbezit dat in de loop van dat in zeven eeuwen is uitgegroeid tot een unieke en buitengewoon waardevolle (kunst)historische verzameling zullen we blijven completeren met historische en kunsthistorische stukken die het geheel versterken. Om de bestaande collectie kwalitatief op peil te houden is het noodzakelijk om per deelcollectie de sterke en zwakke punten aan te geven. In 1993 is bijvoorbeeld een notitie geschreven waarin de kwaliteit van de collectie sculptuur is geanalyseerd en aanbevelingen worden gedaan voor selectieve uitbreidingen. 27 Hetzelfde zullen conservatoren voor de andere objectcategorieën doen, zodat we met de schaarse middelen een selectief en gericht acquisitiebeleid kunnen voeren.
18
Registratie en Documentatie Nu, in 2003, telt de historische collectie van de stad Amsterdam 45.000 geregistreerde objecten. De ontsluiting van de informatie over deze objecten is van vitaal belang. De koppeling tussen objecten en objectnummers en een goede standplaatsregistratie zijn onontbeerlijk. Aan de objectnummers kunnen vervolgens alle gegevens ‘vastgehaakt’ worden met betrekking tot identificatie, vervaardiging, waarde, conservering, reproductie, enz. Waren het vroeger handgeschreven lijsten tegenwoordig zijn het digitale databestanden waarin alle informatie over de collectie is opgeslagen. De vroegste registratie Jan van Dijk, die in 1748 door het stadsbestuur als beheerder van de kunstcollectie werd aangesteld, stelde in 1758 een lijst op van de 121 schilderijen die in het stadhuis aanwezig waren. 28 In de periode tussen 1769 en 1808, toen de Stadstekenacademie in het stadhuis was gehuisvest, voerden de directeuren van de academie het beheer over de collectie. Eén van hen, Cornelis Ploos van Amstel, beschreef in 1769 de beeldhouwwerken die in de kunstkamer stonden opgesteld. 29 In notulen en andere archiefstukken zijn gegevens te vinden over afzonderlijke kunstvoorwerpen of delen van de collectie maar de lijsten van Van Dijk en Ploos van Amstel kunnen beschouwd worden als de eerste systematische overzichten van de stadsverzameling. Fokke Simonsz., de beheerder ten tijde van de verhuizing van de collectie naar het Prinsenhof, beschreef de collectie in 1808 maar gaf geen totaal overzicht. 30 Van de “Schilderijen en zeldzaamheden op het Stadhuis te Amsterdam” vervaardigde Jeronimo de Vries in 1841 een gedrukte lijst 31; in 1843 verscheen een iets uitgebreidere editie 32. Pieter Scheltema, die als stadsarchivaris door het stadsbestuur met het beheer van de collectie was belast, gaf in 1864 een summiere 33 en in 1879 een meer uitgebreide beschrijving van de collectie 34 uit. Aan het einde van de negentiende eeuw veranderde de status van de stadscollectie: men verlangde een museum als huisvesting voor de historische verzameling. Dit kwam onder andere tot uiting in de Historische Tentoonstelling van Amsterdam die in 1876 in het Oude Mannenhuis te bezichtigen was. Deze ging vergezeld van een boekwerk, met beschrijvingen en foto’s van de tentoongestelde werken, dat aangemerkt kan worden als de eerste tentoonstellingscatalogus 35. Inmiddels was de stadscollectie uitgebreid met een aantal grote legaten van Amsterdamse collectioneurs, vastgelegd in testamenten en inventarislijsten. De collectie van Van der Hoop, Fodor en Willet-Holthuysen werden in afzonderlijke musea tentoongesteld en ontsloten door middel van catalogi 36, waarin – selecties van - de werken kort werden beschreven. De collectie Van der Hoop en een deel van de historische verzameling werden in 1885 door het stadsbestuur in bruikleen gegeven aan het Rijksmuseum; dit werd vastgelegd in een bruikleencontract. 37 Museum Willet-Holthuysen en Museum Fodor kwamen onder directie van het Stedelijk Museum dat in 1895 aan de Paulus Potterstraat werd geopend. Daar werd naast de verzameling van hedendaagse kunst de historische collectie ondergebracht en een aantal zeer uiteenlopende collecties. 38 Het niet aflatende streven naar een zelfstandig museum voor de eeuwenoude stadsverzameling resulteerde in 1926 in de oprichting van het AHM, gehuisvest in het oude Waaggebouw aan de Nieuwmarkt en onder directie van het Stedelijk Museum. Zo ontstond er aan het begin van de twintigste eeuw een conglomeraat van zeer gevarieerde verzamelingen bijeengebracht onder de directie van de Dienst Gemeente Musea. De ontsluiting van het gemeentelijk (kunst)historisch bezit vond in de eerste decennia van de vorige eeuw vooral plaats door middel van summiere beschrijvingen van deelcollecties die in
19
druk verschenen, al dan niet voorzien van fotografische reproducties. Zo produceerde de eerste conservator van Museum Willet-Holthuysen verschillende catalogi waarin de kunstverzameling en de bibliotheek van het echtpaar Willet openbaar werden gemaakt. 39 Ter verantwoording aan het gemeentebestuur werden allerlei feiten over afzonderlijke kunstvoorwerpen of delen van de collectie in notulen, correspondentie, ambtelijke nota’s en jaarverslagen zwart op wit gezet door de directie van de Dienst Gemeente Musea. Deze stukken worden nu bewaard in het Gemeentearchief en in de dynamische en semi-statische archieven van het Stedelijk Museum en het AHM. Kunstinventaris Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een begin gemaakt met de systematische collectieregistratie. In opdracht van Willem Sandberg, van 1945 tot 1962 directeur van de Dienst Gemeente Musea, ontwierp Ton Krielaart, hoofd van de Kunstinventaris, een zeer effectief kaartsysteem. 40 Alle objecten werden voorzien van een uniek nummer, een vaste standplaats en een gedetailleerde omschrijving. Deze gegevens werden vastgelegd op objectkaarten en indien nodig werden daar een expositie- en een literatuurkaart aan toegevoegd. Zo veel mogelijk voorwerpen werden door de fotografen in dienst van het museum opgenomen en een zwart-wit afdruk werd op de fotokaart geplakt. Mutaties werden nauwkeurig bijgehouden met consequente verwijzingen naar reçu’s wanneer objecten werden verplaatst. Trefwoorden werden toegekend om het mogelijk te maken op allerlei manieren in het systeem te zoeken en verwijzingen naar literatuur en archiefstukken werden strikt genoteerd.
Dit collectieregistratiesysteem was uniek in Nederland. Het functioneerde als een instrument voor collectiemanagement lang voordat deze term zijn intrede deed in het museumbedrijf. De hele groep medewerkers van de Kunstinventaris heeft van het begin af aan alle gegevens goed bijgehouden. Joop Joosten, medewerker van het Stedelijk Museum die veel aan de documentatie van de historische collectie heeft gewerkt, heeft het kaartsysteem tot een rijke waardevolle bron gemaakt. Bovendien is het systeem een bijzonder goede basis gebleken voor de automatisering die vanaf 1990 in gang is gezet. In 1963 kwam het AHM onder een eigen directie: Simon Levie werd directeur van het AHM en Museum Willet-Holthuysen. Edy de Wilde werd directeur van het Stedelijk Museum en Museum Fodor. Beide musea kregen een eigen budget. Na de verhuizing van het AHM naar de Kalverstraat in 1975 werd de scheiding tussen het Stedelijk en het AHM verder geëffectueerd. De collectie werd in tweeën gedeeld en alle afdelingen werden gesplitst. Het fysieke beheer van de historische collectie werd voortaan vanuit het AHM gevoerd. De daadwerkelijke splitsing van de afdeling Kunstinventaris vond echter pas plaats in 1993. Nadat eerst de inventariskaarten waren gesorteerd in objecten ‘moderne kunst’ en objecten
20
‘historie’, werden de desbetreffende kaartenbakken samen met de dossierkasten met de bij de objecten behorende documentatiemappen naar het Amsterdams Historisch Museum getransporteerd. De nieuwe afdeling Collectieregistratie was een feit geworden. Zij kreeg het beheer over de registratie en documentatie van de museumcollectie. De bezetting was echter zeer klein wat betekende dat de meest noodzakelijke registratie van aanwinsten en bruiklenen werd gedaan maar het kaartsysteem werd niet meer inhoudelijk bijgewerkt. Ook de fotografie van de collectie, die al voor de Tweede Wereldoorlog was gestart, werd na de scheiding van de gemeentelijke musea door twee afzonderlijke afdelingen voortgezet. Eén fotograaf kwam in vaste dienst van het AHM en twee parttime medewerkers handelden de bestellingen af en de registratie van de negatieven en dia’s. Pas in 1994 is het negatievenbestand daadwerkelijk van elkaar gescheiden. Tot 1975 was de bibliotheek van de gemeentelijke musea gehuisvest in het Stedelijk. Ten behoeve van de eigen medewerkers werd literatuur verzameld over de historische en kunsthistorische vakgebieden. Bezoekers konden de bibliotheek raadplegen. Bij de verbouwing van het voormalige Burgerweeshuis was ruimte bestemd voor een eigen museumbibliotheek die de taak kreeg toebedeeld om de literatuurgegevens over alle museumobjecten bij te houden en te koppelen aan de objecten. Daarnaast was het een handbibliotheek ten behoeve van de eigen medewerkers en bezoekers konden er terecht met vragen over de geschiedenis van Amsterdam. Collectieregistratie en bestandscatalogi In 1992 werd begonnen met de automatisering van de collectieregistratie. Nel Klaversma, het hoofd van de bibliotheek, schreef in opdracht van de directie een nota waarin werd geadviseerd om te kiezen voor een geïntegreerd automatiseringssysteem voor bibliotheek, collectieregistratie en fotoregistratie. 41 Op basis van dit rapport werd de Tinman software aangeschaft: Tinreg, voor de collectieregistratie, Tinlib voor de bibliotheek. De fotoregistratie werd ondergebracht in Q&A, een eenvoudig databestand, met de bedoeling deze gegevens later vanuit Q&A over te zetten naar Tinreg.
Tinreg en Tinlib waren niet volledig geïntegreerd, maar de gegevens waren wel op een gemakkelijke manier uitwisselbaar. Een doorslaggevende overweging bij de keuze voor de TINman applicatie was, dat het programma door meerdere Nederlandse musea werd gebruikt. Van 1993 tot op 1997 is alleen projectmatig gewerkt aan de invoer van objectgegevens dat wil zeggen dat bij de totstandkoming van catalogi van deelcollecties de wetenschappelijk bewerking van deze objecten een digitale neerslag vond in het geautomatiseerde collectieregistratiesysteem.
21
Catalogi deelcollecties Beelden Schilderijen uit de collectie Fodor Schilderijen uit de Historische Galerij Glas Jan en Caspar Luyken, boekencollectie Van Eeghen Zilver Selectie van portretten tot 1800
1994 1995 1996 1997 1999 2002 2002
Behalve in bestandcatalogi is er in tentoonstellingscatalogi veel informatie over delen van de collectie en over afzonderlijke objecten gepubliceerd. In Bijlage 3 wordt een opsomming gegeven van alle exposities die in het AHM zijn georganiseerd en bij welke een publicatie is uitgebracht. De behoefte aan een automatisering van de gehele literatuur- en museumcollectie werd in 1998 in gang gezet met het rapport 'Van collectieregistratie naar publieksinformatie'. 42 Uitgaande van het bestaande kaartsysteem kon niet worden volstaan met een omzetting van beperkte gegevens naar de computer, de zogenaamde basisregistratie. Dan zou de informatiewaarde van het geautomatiseerd systeem lager liggen dan die van het handmatige systeem. Het geautomatiseerde collectieregistratiesysteem diende evenveel informatie te bevatten als het handmatige systeem, waarbij automatisering dimensies zou toevoegen in de zin van verbeterde toegankelijkheid (alle informatie is terug te vinden, dwars door de collectie heen), verbeterde presentatie (vele soorten lijsten en overzichten die automatisch ; aangemaakt kunnen worden) en van efficiëntere vastlegging van gegevens (minder overschrijven). Volledige invoer van de collectiegegevens zou op de eerste plaats het collectiebeheer moeten verbeteren. Op de tweede plaats zouden alle museummedewerkers toegang moeten krijgen tot het collectieregistratiesysteem om alle nodige informatie over de collectie makkelijk te kunnen vinden en het systeem te kunnen aanvullen. Ten slotte zou het geautomatiseerde systeem de basis moeten vormen van een te ontwikkelen publieksinformatiesysteem. 43 Het automatiseringsproject begon 1 januari 1999 en duurde twee jaar. Vanaf die datum werd de bibliotheek gesloten; alleen op afspraak werden bezoekers ontvangen en alleen vragen met betrekking tot de collectie werden behandeld. Dit gaf de bibliotheekmedewerkers de gelegenheid volop aan het automatiseringsproject te werken. Bovendien kon de studiezaal tijdelijk worden ingericht als 'kantoortuin' voor tijdelijke medewerkers aan dit project. Het eerste halfjaar werd besteed aan de voorsortering van de object- en literatuurkaarten van, waarvan de gegevens volgens van te voren vastgestelde richtlijnen door een data-entry bureau in de computer overgetikt en vervolgens naar TINreg en TINlib overgezet zouden worden. Na deze eerste invoer begon intern de opschoning van de gegevens. Een groot deel van de fotokaarten is in dezelfde periode gescand door hetzelfde bedrijf dat de data-entry voor ons heeft verzorgd. Het werd duidelijk dat 60 % van de totale collectie was gefotografeerd en dat er van een kleine 2000 voorwerpen kleurreproducties waren (grootbeeld dia’s). Het totaal aantal negatieven en grootbeelddia’s is groter, maar dat komt omdat er van sommige objecten meerdere foto’s bestaan, Bovendien is er een redelijk groot fotobestand dat betrekking heeft op gebeurtenissen, personen en andere onderwerpen die niet gekoppeld zijn aan een object. Beeldmateriaal Totaal aantal objecten Aantal objecten zwart-wit gefotografeerd Aantal objecten in kleur gefotografeerd (grootbeeld dia’s)
44.595 25.879 1.934
22
Aantal objecten met een afbeelding in ADLIB
21.319
De afdeling fotografie functioneert sinds de scheiding van de gemeentelijke musea als een zelfstandige afdeling. De interne en externe fotobestellingen worden hier afgehandeld en de negatieven en grootbeelddia’s worden geregistreerd in het geautomatiseerde collectieregistratiesysteem. ADLIB Reeds bij aanvang van de invoeroperatie in 1999 was duidelijk dat binnen afzienbare termijn een nieuw programma voor de collectieregistratie aangeschaft moest worden.Tinman werkte onder DOS en bood niet de mogelijkheid om literatuur- en objectgegevens op één scherm te tonen met daarbij een afbeelding van het object. Bovendien zou de software binnenkort niet meer ondersteund worden. In 2001 werd een voorstel voor de keuze van een nieuw softwareprogramma op papier gezet en na de keuze van ADLIB werd de conversie nauwkeurig voorbereid . 44 In het voorjaar van 2003 werd de conversie gerealiseerd. In ADLIB zijn bibliotheek en museummodule geïntegreerd, verder voldoet het systeem aan de standaards van de International Standard Book Description (ISBD) en de Museum Documentation Assocation (MDA). Wederom belangrijk bij de keuze voor ADLIB was, dat het programma door meerdere grote Nederlandse musea (Rijksmuseum, Stedelijk Museum, Gemeentemuseum Den Haag, Centraal Museum) wordt gebruikt. De verschillende handelingen met betrekking tot objecten uit de collectie worden door middel van modules in het systeem vastgelegd, het betreft: in- en uitgaande bruiklenen, transportformulieren, besteladministratie inkomende boeken en tijdschriften, besteladministratie uitgaande foto’s. Daarmee is ADLIB een belangrijk hulpmiddel geworden in de bedrijfsprocessen rondom de collectie. De logistiek rond de ´bewegingen´ van objecten wordt veelal gestuurd vanuit ADLIB. Stand van zaken 2003 Nu, in 2003, zijn er circa 45.000 objecten in het collectieregistratiesysteem opgenomen. Om precies te zijn: 44.595. Het is een dynamisch systeem; dagelijks vinden er allerlei mutaties plaats. Na de conversie van TINman naar ADLIB in het voorjaar van 2002 is het veel eenvoudiger geworden om overzichten van data over de gehele collectie en over deelcollecties te genereren. ADLIB applicaties
ADLIBdatabase
• ADLIB in het AHM – ADLIB Museum plus Museum Plus
– Registratie objecten – Bruikleenadministratie – Transportadministratie
collectie
bibliotheek
foto´s
– ADLIB Bibliotheek – – – –
Titelbeschrijving Besteladministratie Tijdschriftadministratie Uitleenadministratie
ADLIBdatabase Foto
Bibliotheek
bestellingen
uitleningen
bruiklenen
transporten
restauraties
bestellingen
– ADLIB Foto – Registratie foto’s – Besteladministratie foto’s tentoonstellingen
personen/instellingen
thesaurus
ADLIB telt ruim 300 velden die in de applicatie die wij momenteel gebruiken verdeeld zijn over 24 rubrieken, op het scherm zichtbaar als tabbladen. Gegevens met betrekking tot de identificatie van het object, de fysieke kenmerken, de standplaats, de reproductie en de
23
verwerving zijn tussen 90 en 100% ingevuld. In Bijlage 4 wordt een overzicht gegeven van de ontsluitingsdichtheid. De overige rubrieken kennen een ontsluitingsdichtheid, die per objectcategorie sterk uiteenloopt. De thesaurus is nog in ontwikkeling, voor sommige objectcategorieën zijn grote vorderingen gemaakt (glas, zilver) en bijvoorbeeld de rubriek personen en instellingen is goed op orde. Op dit moment levert het zoeken via willekeurige trefwoorden echter onbetrouwbare resultaten op. ADLIB in de afdeling Collectie In 2001 en 2002 zijn de afdelingen die betrokken zijn bij het beheer, het behoud en de documentatie van de collectie samengevoegd tot de afdeling Collectie. Een moderne bedrijfsvoering, waarbij de automatisering een belangrijke factor is, vraagt om een meer taakgerichte organisatie. In de sectie Beheer worden alle taken met betrekking tot het fysieke en administratieve beheer uitgevoerd (bruiklenen, verzekeringen, transporten, standplaatsregistratie). De werkzaamheden rond de standplaatsregistratie worden verder toegelicht in het volgende hoofdstuk. Tot 2001 heeft de bibliotheek als zelfstandige afdeling gefunctioneerd. Nu is deze opgegaan in de sectie Documentatie die nog steeds als taak heeft de literatuur over de collectie te ontsluiten maar daarnaast wordt de registratie en documentatie van alle objecten vastgelegd, aangevuld en up-to-date gehouden. Het applicatiebeheer van ADLIB is tot nu toe door tijdelijke medewerkers uitgevoerd onder leiding van de coördinator Documentatie. De medewerkers van de sectie beantwoorden vragen van medewerkers van het AHM en van het publiek; met name vragen met betrekking tot de collectie, mensen met algemene vragen over de geschiedenis van Amsterdam worden doorverwezen naar de bibliotheek van het Gemeentearchief die daar beter voor geëquipeerd. De informatiebalie van het AHM is dagelijks van 13.00 tot 15.00 uur geopend; de persoonlijke dienstverlening waarbij bezoekers - per telefoon, e-mail of in levende lijve - binnen 24 uur antwoord op hun vragen krijgen wordt bijzonder gewaardeerd. De restauratoren maken deel uit van de sectie Behoud, zij restaureren en conserveren en rapporteren over de conditie van de collectie. Alleen schilderijen worden structureel extern gerestaureerd en geconserveerd, de conditierapportage ten behoeve van bruiklenen van schilderijen worden sinds 2002 door een freelance restaurator verzorgd. Over de werkzaamheden van de restauratoren wordt meer informatie gegeven in het hoofdstuk Conservering. 2004-2008 De huidige structuur van de afdeling Collectie voldoet goed in de praktijk. Ondergetekende maakt als hoofd van de afdeling Collectie sinds 2001 deel uit van het Managementteam (MT) en heeft wekelijks overleg met de directeur. Kwesties rondom het collectiemanagement worden steeds beter afgestemd op de presentatietaken van het museum. De functies van de medewerkers van de sectie Beheer, Documentatie en Behoud zijn helder beschreven waardoor de taakverdeling van de medewerkers ten opzichte van elkaar duidelijker is dan voorheen. De coördinatoren Beheer en Documentatie leveren een goede bijdrage zowel wat betreft het afstemmen van de dagelijkse werkzaamheden op de werkvloer als in het meedenken over collectiemanagement. In 2004 zal de coördinator Beheer en Behoud ook de afstemming van de dagelijkse werkzaamheden van de restauratoren op zich nemen. De afdeling fotografie zal bij de afdeling Collectie worden gevoegd, voorlopig onder leiding van het Hoofd Collectie op termijn zal de
24
fotografie bij Documentatie worden gevoegd. Tevens is een structurele oplossing gevonden voor het applicatiebeheer van ADLIB. De implementatie van ADLIB is binnen de sectie Beheer en Documentatie goed verlopen. Het geautomatiseerde collectieregistratiesysteem ADLIB speelt een sleutelrol in het collectiemanagement. Het verloop van de diverse processen binnen de afdeling hangt samen met de structuur van de verschillende applicaties en modules, waardoor werkzaamheden worden gestroomlijnd (bruiklenen, transportformulieren, besteladministratie boeken en tijdschriften). In regelmatig overleg tussen de verschillende ADLIB gebruikers (o.a. Stedelijk Museum, Rijksmuseum) worden ervaringen uitgewisseld, waarbij is gebleken dat het AHM ver gevorderd is in de onderlinge afstemming tussen werkprocessen met behulp van ADLIB. Het vakmanschap, de ervaring en de motivatie van de medewerkers is groot, maar de procedures met betrekking tot alle handelingen die rondom de collectie plaatsvinden zijn nog te impliciet. Daarom werken we momenteel hard om de procedures rondom het fysieke en administratieve beheer vast te leggen en nog meer dan nu het geval is deze te koppelen aan de taakomschrijvingen van de medewerkers. De procedures in de sectie Beheer en de aanwinstenprocedure in de sectie Documentatie zijn vastgesteld. De andere procedures rond Documentatie worden in 2004 uitgewerkt en vastgelegd. Met het oog op een betere afhandeling van de interne en externe fotobestellingen en een goede implementatie van ADLIB met betrekking tot de fotografie worden het werkproces en de bijbehorende procedures voor deze medewerkers uitgewerkt, in het MT vastgesteld en daarna geïmplementeerd. Verder zal het afstemmen van werkzaamheden (planning en communicatie) tussen de afdeling Collectie en andere afdelingen in het museum worden verbeterd. De veranderingen in het projectmanagement die vanaf 1 januari 2004 worden ingevoerd dragen hier belangrijk toe bij. Van collectieregistratie naar publieksinformatie De belangrijkste taak voor de komende jaren is de letterlijke en figuurlijke uitbreiding van het ‘netwerk’ rondom de collectie. Nu wordt ADLIB geraadpleegd, aangevuld en gewijzigd door de medewerkers van de sectie Beheer en Documentatie door middel van een lokaal netwerk dat functioneert naast het ‘portale’ netwerk, dat sinds mei 2003 door alle museummedewerkers wordt gebruikt. Dit portale netwerk is als ‘pilot’ project in nauwe samenwerking met de gemeente gerealiseerd en er is gekozen voor het Smart Desktop Services (SDA) concept. Bij een SDS-oplossing worden de applicaties voor kantoorautomatisering geïnstalleerd op de server bij de hosting provider (PinkRoccade). De werkstations benaderen via een internetconnectie de applicaties en kunnen dus op afstand hiervan gebruik maken. Het AHM blijft in de toekomst op het gebied van de automatisering nauw aansluiten bij de ontwikkelingen binnen de gemeente wat ook gevolgen zal hebben voor de volgende fase van implementatie van ADLIB in relatie tot SDS. Begin 2004 zullen wij, hoofd Collectie en coördinator Documentatie, een plan presenteren op basis waarvan ADLIB op een gedifferentieerde manier toegankelijk gemaakt kan worden voor raadpleging door alle medewerkers en conservatoren in gespecificeerde velden de mogelijkheid wordt geboden om informatie toe te voegen. Onder het motto “niet alles tegelijk” wordt de volgende fasering voorgesteld: 1. De koppeling van de conditierapportage aan ADLIB, dat wil zeggen toegang tot het locale netwerk voor de restauratoren zodat zij gegevens over de toestand van objecten kunnen actualiseren in het geautomatiseerde systeem. De module hiervoor wordt momenteel intern ontwikkeld. 2. Implementatie van de ADLIB module voor de besteladministratie van foto’s (intern en extern).
25
3. Toegang verschaffen voor alle museummedewerkers zodat zij de gegevens over objecten en literatuur over de objecten kunnen raadplegen. 4. De mogelijkheid creëren om medewerkers in de afdeling Presentatie aanvullingen te laten doen in bepaalde velden in ADLIB. 5. Ontwikkeling van de informatievoorziening om informatie over de collectie via het Internet toegankelijk te maken. In samenwerking met de afdeling presentatie en PR zal een plan worden opgesteld. 6. Als onderdeel van dit plan dient te worden onderzocht op welke manier (delen van) de collectie van digitaal beeldmateriaal voorzien kunnen worden. 7. Belangrijk is dat leden van de sectie Documentatie in samenwerking met conservatoren werken aan thesaurusbouw en toekenning van trefwoorden. Dit zal de mogelijkheden om succesvol op allerlei manieren te zoeken in de collectiegegevens voor medewerkers en uiteindelijk het publiek enorm verbeteren. In het kader van het biografisch verzamelen zal prioriteit worden gegeven aan het verder optimaliseren van persoonsgegevens. 8. De informatiebalie die sinds twee jaar functioneert zal verder uitgebouwd worden als centrum van waaruit antwoord wordt gegeven op vragen over de collectie van medewerkers en bezoekers van het museum. Digitale hulpmiddelen worden hiervoor ingezet maar het persoonlijke contact moet onderdeel blijven van de service. Wegwerken van achterstanden Behalve de verdere ontwikkeling van de informatievoorziening werken we door om enkele objectcategorieën, die onvoldoende geregistreerd zijn, goed te inventariseren. Het betreft: prenten, foto’s, boeken en penningen. Er is een aantal prenten al lang in bezit van het museum dat niet is geïnventariseerd. Voordat deze bladen worden geregistreerd zal eerst worden onderzocht of de prenten niet beter op hun plaats zijn in het Gemeentearchief. In 2001 is een selectie van de foto’s uit de collectie van Abraham Willet geëxposeerd in Museum Willet-Holthuysen. 45 Deze circa honderd foto’s zijn goed gedocumenteerd maar de overige ruim duizend foto’s moeten nog worden beschreven, gefotografeerd en ingevoerd in ADLIB. De titelbeschrijvingen van de oude boeken zijn niet allemaal opgenomen in ADLIB. De conservator oude boeken zal daar de komende tijd aan werken. De collectie penningen is in het verleden uitgebreid beschreven maar de gegevens laten zich niet eenvoudig digitaliseren, omdat ze in verschillende kaartsystemen en op verschillende manieren zijn genoteerd. Momenteel worden alle penningen – en munten – digitaal gefotografeerd zodat in ieder geval deze deelcollectie goed te raadplegen is door middel van afbeeldingen. De digitalisering en bewerking van de oude gegevens zal projectmatig aangepakt moeten worden. Wetenschappelijke bewerking van deelcollecties De goede reputatie die het AHM heeft opgebouwd op het gebied van de wetenschappelijke ontsluiting van de collectie door middel van bestandcatalogi zullen we hoog houden. Projecten waarin deelcollecties ‘onder handen’ worden genomen zijn bijzonder succesvol gebleken. Daar komen registratie, fotografie, documentatie en passieve en actieve conservering bij elkaar en wordt de betreffende deelcollectie in een optimale conditie gebracht en aan het publiek gepresenteerd. In de komende vijf jaren zal intensief aan de volgende deelcollecties worden gewerkt: de schilderijen, de collectie boeken, prenten en
26
tekeningen vervaardigd door Jan Luyken en de textielcollectie. Voor deze deelcollecties worden op afzienbare termijn gespecificeerde plannen opgesteld. Voor de wetenschappelijke bewerking van de collectie tekeningen ligt reeds een voorstel klaar . 46 Het is echter de vraag of er financiĂŤle middelen tot onze beschikking zullen staan om dit project in de komende jaren te realiseren. We zullen in ieder geval proberen externe fondsen te vinden voor de verdere ontsluiting van dit belangrijke onderdeel van de collectie. Bert Vreeken, conservator kunstnijverheid, werkt aan een dissertatie over Abraham Willet. Deze studie, die zal leiden tot een nieuwe publicatie over Willet, zal mede richting geven aan een nieuwe visie op de presentatie in Museum Willet-Holthuysen.
Collectie Hoofd afdeling (36)
Beheer Coordinator (36)
Documentatie Coordinator (24)
Behoud
Registrator bruiklenen (32) Depotbeheerders (36/24)
Registrator aanwinsten (32) Documentalisten (32/24) Documentalist/conservator oude boeken (36) Applicatiebeheerder (16)
Restauratoren ambachtelijke kunst (36 /36) Restaurator papier (36) Restaurator textiel (32) Restaurator schilderijen (4)
27
Standplaats De collectie van de stad Amsterdam is een rijk bezit, het is ook een omvangrijk bezit. De fysieke ruimte die nodig is om de schatten goed te bewaren moet bovendien aan allerlei eisen voldoen. In de zorg voor het materiële erfgoed is de passieve conservering van essentieel belang dat wil zeggen: het gaat niet alleen om vierkante meters maar ook het klimaat (luchtvochtigheid, temperatuur, kwaliteit van de lucht), het licht, de hygiëne, de beveiliging en de logistieke situatie zijn factoren die bepalend zijn voor het behoud van de collectie. Huisvesting van de collectie in het verleden De collectie en het stadhuis zijn eeuwenlang één geheel geweest. Sinds de late middeleeuwen heeft het stadsbestuur opdrachten gegeven aan kunstenaars om voorwerpen te maken ter decoratie van het stadhuis of om ceremoniële gebeurtenissen op te luisteren. Toen het stadhuis in 1808 een koninklijk paleis werd verhuisde de collectie mee naar het Prinsenhof, waar het stadsbestuur in het voormalige kantoor van de Admiraliteit werd ondergebracht. In het laatste kwart van de 19de eeuw groeide de stadscollectie naar een museale status toe; delen van de verzameling werden tijdelijk op verschillende plaatsen ondergebracht. De particuliere musea, Fodor en Willet-Holthuysen, en het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum werden in die periode geopend. Tenslotte werd de historische collectie gehuisvest in het Waaggebouw aan de Nieuwmarkt.
Behalve in de museumzalen werd de stadscollectie opgeborgen in depots in het Stedelijk Museum, in de Waag, in Museum Fodor en Museum Willet-Holthuysen. In de loop van de twintigste eeuw groeide de collectie gestaag en de behoefte aan opslagruimte navenant. Nadat het AHM was gevestigd in het voormalige Burgerweeshuis kreeg het de beschikking over eigen depots. Samen met het Stedelijk Museum bleef het AHM het Centrale Buitendepot aan de Jan van Galenstraat delen. Tot op de dag van vandaag is deze situatie ongewijzigd, behalve dat er sinds 1995 extra depotruimte wordt gehuurd in Hoogwoud.
28
Het beheer van de archeologische collectie valt sinds 1973 onder verantwoordelijkheid van het AHM. Tot eind jaren negentig werden de bodemvondsten bewaard in de kelder van het Wibauthuis. Daarna werd een nieuw depot gevonden in gebouw Mercurius in Wormer, waar ook de archeologische collectie van de provincie Noord Holland wordt bewaard. Stand van zaken 2003 Toen in 1998 werd besloten om de gegevens vanuit het handmatige collectieregistratiesysteem in te voeren in de computer wilden we deze gelegenheid benutten om van alle objecten de standplaats te controleren. De standplaatsen werden ingevoerd vanuit het kaartsysteem. In de voorafgaande decennia waren de standplaatsen nauwkeurig bijgehouden in een kaartsysteem. Bovendien werden alle bewegingen van objecten vanuit en naar het museumgebouw of de externe depots geregistreerd door middel van reçu’s. Dit was een waterdicht systeem, dat nu soms nog zijn diensten bewijst. Als er iets opgezocht moet worden over bijvoorbeeld een bruikleentransport uit 1978 dan kunnen we dat goed terugvinden in de bewaarde reçu’s. Om zeker te zijn van de juistheid van de handmatige standplaatsregistratie is een langdurige operatie in gang gezet om alle voorwerpen langs te lopen op alle locaties in het museum, de externe depots en de langdurige bruiklenen bij instellingen in Amsterdam. Daarbij werden allerlei constateringen gedaan. In het algemeen bleek de standplaatsregistratie goed op orde te zijn. Toch zijn ook een aantal vermissingen vastgesteld. Standplaatscontrole De deadline van het collectieplan, najaar 2003, is niet helemaal gehaald: van een aantal objecten vermoeden we dat de standplaats nog achterhaald wordt maar op dit moment is dat nog niet definitief bepaald. In andere gevallen zijn we er zeker van geworden dat vermissingen definitief moeten worden geconfirmeerd, zoals dat in het verleden al is gebeurd in het geval van een aantal diefstallen. Helaas zijn er in het verleden voorwerpen gestolen, meestal betrof het afzonderlijke objecten die tijdens een tentoonstelling zijn ontvreemd en in enkele gevallen ging het om grotere inbraken. In 1972 heeft er een omvangrijke diefstal plaatsgevonden in een buitendepot van de Dienst Gemeente Musea aan de Haarlemmer Houttuinen waarbij een groot aantal schilderijen verloren is gegaan. 47 Er zijn ook voorwerpen verdwenen die zich elders in bruikleen bevonden. Zo is vorig jaar tijdens een tentoonstelling over diamanten in het Museon in Den Haag een aantal juwelen uit de collectie Lopez Suasso gestolen. 48 De stukken die zich in niet-museale instellingen in Amsterdam bevinden vormen een kwetsbare groep, een aantal objecten is vanuit gemeentelijke gebouwen ontvreemd. Uit de stadsschouwburg is bijvoorbeeld een masker vervaardigd door Hildo Krop gestolen. 49 Ontbrekende voorwerpen april 2003 Ontvreemd Vermist Standplaats nog niet bepaald Retour eigenaar / vervallen Afgestoten
119 280 70 258 5
In Bijlage 5 wordt een overzicht gegeven van de ontbrekende voorwerpen. In het geval van de vermissingen is niet feitelijk vastgesteld op welke manier het voorwerp is verdwenen en van
29
de voorwerpen waarvan de standplaats nog niet is bepaald moet nog een finale controle worden gedaan. Omdat de hele collectieregistratie is gebaseerd op de unieke objectnummers kan het voorkomen dat stukken per abuis worden opgenomen in het systeem (bijvoorbeeld een acquisitie die uiteindelijk niet wordt gerealiseerd). Het nummer is dan toegekend en kan niet meer worden verwijderd. Zo is in de loop van de tijd een rubriek met vervallen nummers ontstaan. Iets soortgelijks geldt voor de nummers die zijn toegekend aan langdurige bruiklenen. Als deze na verloop van tijd worden geretourneerd aan de eigenaar dan blijven de nummers achter in het systeem. De vijf behangselschilderingen, die zijn afgestoten, behoeven enige toelichting. Het AHM heeft zich altijd uitgesproken tegen het afstoten van stukken uit collectie. De stedelijke verzameling is voor een zo belangrijk deel totstandgekomen door schenkingen en legaten dat het van weinig respect zou getuigen om afstand te doen van voorwerpen die zo zijn verkregen. Bovendien bestaat onze collectie uit zeer belangrijke kunsthistorische en kostbare stukken maar ook uit unieke gebruiksvoorwerpen. Deze vaak onaanzienlijke voorwerpen vertegenwoordigen geen grote geldelijke waarde maar ze zijn wel nauw verbonden met persoonlijke geschiedenissen die door hun uniciteit onvervangbaar zijn. Toch heeft het AHM in 2002 gemeend een uitzondering te moeten maken. Sinds 1976 bevond zich een serie behangselschilderingen in de collectie. Ze waren verwijderd uit een pand aan de Prins Hendrikkade omdat de toenmalige eigenaar geen geld had om ze te restaureren. Door bemiddeling van diverse deskundigen werd als een soort laatste reddingsmiddel voorgesteld om de schilderingen af te nemen, op te rollen en op te slaan in het depot van het Amsterdams Historisch Museum. De huidige eigenaar van het pand heeft enkele jaren geleden gevraagd of hij de schilderingen mocht terugplaatsen. Toen na verloop van enige tijd bleek dat het plan technisch en financieel haalbaar was en ook Monumentenzorg zich achter het voorstel schaarde, heeft het museum toegestemd in het ´om niet´ afstaan van deze behangselschilderingen. Met monumentenzorg zijn goede afspraken gemaakt over de toekomstige beschermde status van het interieur dat deel uit maakt van een Rijksmonument, zodat in de toekomst bij eventuele verandering van eigendom van het huis de schilderingen onlosmakelijk verbonden blijven aan het pand. 50 Expositie en opslag Op dit moment is 14 % van de collectie te bezichtigen in de expositieruimten in het AHM en Museum Willet-Holthuysen, in (semi) openbare ruimten elders in de stad en in andere musea in binnen- en buitenland.
De vaste opstelling van het AHM toont in een chronologische volgorde de geschiedenis van Amsterdam, van de twaalfde eeuw tot en met gisteren. De zalen aan de Nieuwe Zijde (1,2, 3
30
en 13 t/m 23) zijn in 1999 opnieuw ingericht en de overige zalen (4 t/m 12) hebben in 2001 een face lift ondergaan. In de permanente expositieruimte zijn ruim 1700 objecten opgesteld. In het zogenaamde gebouw A worden tijdelijke tentoonstellingen gehouden, gemiddeld drie tot vier per jaar. Vaste opstelling en depots AHM vaste opstelling AHM depots Museum Willet-Holthuysen Museum Willet-Holthuysen depots Centraal Buiten Depot Hoogwoud depot
1.726 26.950 1.142 1.096 8.607 335
In Museum Willet-Holthuysen worden ruim 1100 voorwerpen permanent tentoongesteld en in de zalen op de eerste verdieping worden tijdelijke tentoonstellingen, minimaal een per jaar, afgewisseld met de uitstalling van de collectie kunstnijverheid uit de collectie van het echtpaar Willet. In de tijdelijke tentoonstellingen in het AHM en in Museum Willet-Holthuysen wordt rijkelijk geput uit de eigen collectie. In de afgelopen tien jaar zijn er verschillende collectietentoonstellingen georganiseerd, meestal gecombineerd met de verschijning van een bestandscatalogus. Andere exposities brengen zeer diverse historische onderwerpen in beeld, waarbij ook het streven is om zo veel mogelijk objecten uit de eigen collectie te tonen. Daarnaast worden bruiklenen uit andere museale en particuliere collecties toegevoegd; van het Gemeentearchief Amsterdam, de instelling die de ‘papieren’ Collectie Amsterdam beheert, wordt verre weg het meest geleend. De inkomende bruiklenen worden van oudsher zorgvuldig geadministreerd. Sinds twee jaar worden de inkomende bruiklenen afgehandeld met behulp van ADLIB, in 2004 ging het om 914 objecten en in 2003 om 947. Een relatief groot deel van de collectie, ruim zeven procent, is te zien in (semi) openbare ruimten elders in Amsterdam en Nederland. Het betreft hier de langdurige uitgaande bruiklenen (UBL) populair aangeduid als de Buitencollectie. Deze is onder te verdelen in bruiklenen aan andere musea - waarbij het grootste cluster bestaat uit de objecten die sinds 1885 door de stad Amsterdam in bruikleen zijn gegeven aan het Rijksmuseum - en bruiklenen aan gemeentelijke en andere instellingen binnen en buiten Amsterdam. Uitgaande Bruiklenen Lang Bruikleen van de stad aan het Rijksmuseum Bruiklenen aan musea Bruiklenen aan gemeentelijke en andere instellingen in Amsterdam Bruiklenen aan gemeentelijke en andere instellingen buiten Amsterdam
1269 478 1693 14
Vanwege de specifieke problemen wordt over de Buitencollectie, met name het kunstbezit dat in diverse Amsterdamse instellingen is opgesteld, een afzonderlijk rapport geschreven. Ook voor tijdelijke tentoonstellingen is het AHM een genereuze bruikleengever. Als aan alle voorwaarden op het gebied van conservering en beveiliging wordt voldaan en als het niet gaat om objecten uit de permanente opstelling dan worden bruikleenaanvragen in principe altijd gehonoreerd. Dit leidt er toe dat jaarlijks honderden voorwerpen uit de historische collectie van de stad figureren in historische en kunsthistorische tentoonstellingen in Nederland en over de grens.
31
Het bruikleenverkeer wordt van oudsher nauwkeurig schriftelijk vastgelegd in correspondentie en contracten. Sinds enkele jaren worden de kortstondige uitgaande bruiklenen afgehandeld met behulp van het collectieregistratiesysteem. Uitgaande bruiklenen kort 2001 2002 2003
bruikleennemers 38 49 33
objecten 127 250 252
Fysieke omvang van de collectie De omvang van de collectie is een relatief begrip. De categorieën prenten en tekeningen tellen respectievelijk 4.262, 4.278 bladen, wat betreft het aantal objecten ongeveer 20% van de totale collectie. Deze deelcollecties nemen in het depot zo’n 100 m2 vloeroppervlak in beslag, dat is betrekkelijk weinig in aanmerking genomen dat het AHM momenteel 2100 m2 depotruimte in gebruik heeft. Omgekeerd nemen de 335 geregistreerde voorwerpen in het depot in Hoogwoud veel ruimte in beslag: niet zo vreemd omdat het hier de interieuronderdelen van de zogenaamde Lopez Suasso stijlkamers betreft. In het museumgebouw aan de Kalverstraat bevinden zich vier depots in de kelder, de bibliotheek bevindt zich aan de Nieuwe Zijde op de eerste verdieping en daar boven ligt het Prentenkabinet. In Museum Willet-Holthuysen zijn twee depots: een kleine ruimte tussen de bel-etage en de eerste verdieping en op de tweede verdieping.
Het Centraal Buiten Depot, een voormalige opslagloods voor levensmiddelen, wordt door het Stedelijk Museum gehuurd van het Marktwezen en het AHM is onderhuurder van een deel van de begane grond, de derde verdieping en een deel van de vierde verdieping. Omdat het Stedelijk Museum in 1995 dringend meer ruimte nodig had heeft het AHM een deel van de collectie verhuisd naar een loods in Hoogwoud. Deze loods wordt gehuurd van het Zuiderzeemuseum. AHM depot 1 AHM depot 2 AHM depot 3 AHM depot 4 AHM prentenkabinet AHM bibliotheek AHM totaal MWH depot 1 MWH depot 2 MWH totaal CBD begane grond CBD 3de verdieping CBD 4de verdieping CBD totaal Hoogwoud Totaal alle depots
Schilderijen Edel metaal, glas en een deel van de diverse kunstnijverheid Edel metaal, glas en een deel van de diverse kunstnijverheid Textiel Prenten, tekeningen en foto’s Oude boeken Schilderijen Kunstnijverheid en boeken uit de collectie Willet Schilderijen (grote formaten) Kunstnijverheid Schilderijen Kunstnijverheid (grote formaten)
150 m2 75 m2 75 m2 150 m2 100 m2 100 m2 650 m2 25 m2 75 m2 100 m2 100 m2 800 m2 100 m2 1000m2 350 m2 2100 m2
32
De depots in het AHM De depots (inclusief de bibliotheek en het prentenkabinet) in het AHM zijn uit het oogpunt van beveiliging en klimaat voldoende. Het belangrijkste algemene probleem in het museumgebouw is het gebrek aan ruimte. De diverse activiteiten en functies wringen met elkaar. De logistieke situatie in en om het museumgebouw aan de Kalverstraat laat veel te wensen over. De aan- en afvoer van objecten vereist soms kunst- en vliegwerk dat onverantwoord is gezien de buitengewone waarde van de betreffende kunstwerken. De laad- en losmogelijkheden zijn ontoereikend. Vrachtwagens kunnen alleen aan de Nieuwezijds Voorburgwal laden en lossen. Waar bijzonder veel moeite en geld wordt besteed aan deskundig transport van kunstwerken door gespecialiseerde transportbedrijven zijn het dikwijls de eerste en laatste 100 meter die het meeste risico opleveren. Binnen het gebouw liggen de depots niet op goed bereikbare plekken. Er moeten dikwijls omzichtige routes worden afgelegd om voorwerpen van A naar B te brengen. Bovendien zijn de depots zo vol dat er te weinig manoeuvreerruimte is. Er is geen aparte ruimte voor emballage en de voorzieningen voor quarantaine zijn onvoldoende. Hoewel er twee goede en redelijk ruime liften in het gebouw aanwezig zijn, komt het nogal eens voor dat veel creativiteit en inspanning vereist wordt om grote en/of kwetsbare stukken te verplaatsen. In geval van calamiteiten zijn de depots niet gemakkelijk te benaderen. Bij de verbouwing van het voormalige burgerweeshuis tot museum zijn waterleidingen zo aangelegd dat ze door de depots lopen, dat is een risicoverhogende factor.
De depots in Willet De depots in Museum Willet-Holthuysen zijn uit het oogpunt van beveiliging voldoende, maar er ontbreken klimatologische voorzieningen. Ook hier is een belangrijk algemeen probleem het gebrek aan ruimte. De diverse activiteiten en functies wringen met elkaar. De logistieke situatie in en om Museum Willet-Holtyhuysen is lastig. De aan- en afvoer van objecten gaat via de voorzijde aan de Herengracht. Er is geen lift in het gebouw dus alles gaat over de trap of met een tegen de buitengevel geplaatste lift. De laad- en losmogelijkheden zijn matig en vereisen een speciaal aangevraagde vergunning. Binnen het gebouw liggen de depots tussen de bel-etage en de eerste verdieping en op de tweede verdieping. Beide depots zijn vol; het een met uitschuifbare rekken waarop schilderijen hangen, het andere met stellingen met plexiglas schuifdeuren waarin kunstnijverheid en een groot deel van de Willet bibliotheek staat. Er is weinig manoeuvreerruimte is, er is geen aparte ruimte voor emballage en er zijn geen voorzieningen voor quarantaine. In geval van calamiteiten zijn de depots niet gemakkelijk te benaderen.
33
De depots in het Centraal Buiten Depot (CBD) De situatie op het terrein van de Centrale Markt is uit het oogpunt van bereikbaarheid en logistiek redelijk goed. De oude loods, die vroeger voor de koele opslag van levensmiddelen is gebruikt, is ruim en heeft een goede laad- en losmogelijkheid. Er is weliswaar geen intern loading-dock maar vrachtwagens kunnen met de laadklep tegen het gebouw worden geparkeerd. Het beheer van het CBD valt onder het Stedelijk Museum. De beveiliging is voldoende. Het gebouw wordt alleen voor de opslag van de collectie van het Stedelijk Museum en het AHM gebruikt. In de dagelijkse afstemming van procedures in het beheer van het gebouw en de afhandeling van transporten botsen de bedrijfsculturen van de beide musea nogal eens. Binnen het gebouw liggen de depots op goed bereikbare plekken. Er is redelijk veel manoeuvreerruimte, alhoewel het depot op de derde verdieping overvol raakt. Hoewel de dikke muren van het gebouw temperatuurwisselingen vertragen is de klimatologische situatie onvoldoende. Het klimaat kan niet worden geregeld en de verwarming van het gebouw kent een wispelturig verloop. Er is geen aparte ruimte voor emballage en de voorzieningen voor quarantaine zijn onvoldoende. Er is een goede en redelijk ruime lift aanwezig, als deze niet functioneert zijn de trappen onvoldoende ruim om collectie te kunnen aan- of afvoeren. In geval van calamiteiten zijn de depots niet gemakkelijk te benaderen.
Het depot in Hoogwoud De loodsen in Hoogwoud zijn gebouwd als opslagplaatsen voor de Dienst Bescherming Bevolking. Na opheffing van deze dienst zijn de loodsen door de rijksoverheid verhuurd aan het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. Het Zuiderzeemuseum heeft ĂŠĂŠn van de loodsen onderverhuurd aan het AHM.
34
Hoogwoud ligt circa 60 km ten noorden van Amsterdam, het is goed bereikbaar en de logistieke situatie op het terrein is overzichtelijk en er zijn goede laad- en losmogelijkheden. Er is geen echt loading-dock maar vrachtwagens kunnen tegen en zelfs in het gebouw worden geparkeerd. De loods is gelijkvloers. Er staan stellingen waarin bouwfragmenten zijn opgeborgen en er staat vrij in de ruimte een grote hoeveelheid kratten waarin de stijlkamers die in 1976 uit het Stedelijk Museum zijn verwijderd, de zogenaamde Lopez Suasso stijlkamers, zijn opgeslagen. Verder wordt er tentoonstellingsmateriaal bewaard. Het beheer van het depot in Hoogwoud valt onder het Zuiderzeemuseum. De beveiliging is voldoende; de depotmedewerkers van het AHM hebben zelfstandig toegang tot het depot. In de dagelijkse afstemming van procedures in het beheer van het gebouw en de afhandeling van transporten werken Zuiderzeemuseum en AHM goed samen. Er is redelijk veel manoeuvreerruimte, alhoewel het depot vol raakt. Hoewel de dikke muren van het gebouw temperatuurwisselingen vertragen is de klimatologische situatie onvoldoende. Het klimaat kan niet worden geregeld. Er is geen aparte ruimte voor emballage en de voorzieningen voor quarantaine zijn onvoldoende. In geval van calamiteiten zijn de depots gemakkelijk te benaderen. Passieve conservering De basisregistratie van de collectie is goed op orde. De digitale ontsluiting van de gegevens vergemakkelijkt en verzekert het beheer van de collectie in belangrijke mate. Op dit gebied is er in de afgelopen jaren een belangrijke stap voorwaarts gezet. Wat echter een serieus probleem is bij het beheer en behoud van de collectie is de fysieke situatie in en om de depots. De kwaliteit van de omgeving waarin de objecten zich bevinden is buitengewoon belangrijk bij de passieve conservering van de collectie. Het klimaat (luchtvochtigheid, temperatuur, kwaliteit van de lucht), het licht, de hygiëne, de beveiliging en de logistieke situatie zijn factoren die bepalend zijn voor het behoud van de collectie. Op de eerste plaats is de kwaliteit van de depots zeer wisselend en op alle locaties zijn aanwijsbare problemen. Op de tweede plaats is het lastig en inefficiënt dat de depots zich op zo veel verschillende en ver van elkaar verwijderde locaties bevinden. Dit heeft veel transporten tot gevolg en het is bekend dat het hanteren, verpakken, verplaatsen van voorwerpen de meeste risico’s met zich meebrengt. Ten slotte is de collectie in de loop van de jaren gegroeid en de opslagruimte is te klein geworden. Acquisities stuiten op opslagproblemen en het manoeuvreren met objecten ten behoeve van bruiklenen en interne presentaties wordt steeds moeilijker. Soms moeten tijdelijk bij transporteurs in opslag worden gegeven. Tijdelijke opslag en verplaatsingen hebben een kostenverhogend effect. In 2001 is er onderzoek gedaan naar de collectiemobiliteit: alle transporten van 1999, 2000 en 2001 zijn op een rij gezet. 51 De belangrijkste uitkomst was dat de verplaatsingen van de collectie op een inefficiënte en relatief kostbare manier werden uitgevoerd en dat met name de logistiek van de aan- en afvoer van kunstvoorwerpen in het AHM gebrekkig verloopt. 2004-2008 Het geautomatiseerde collectieregistratiesysteem ADLIB speelt in het fysieke en administratieve beheer een sleutelrol. Het verloop van de diverse processen binnen de afdeling hangt samen met de structuur van de verschillende modules, waardoor werkzaamheden worden gestroomlijnd (bruiklenen, transportformulieren).
35
De medewerkers van de sectie Beheer raadplegen en wijzigen gegevens door middel van het lokale netwerk dat functioneert naast het portale netwerk, dat sinds kort door alle museummedewerkers wordt gebruikt. In de depots wordt voorlopig met laptops gewerkt. De procedures rondom het fysieke en administratieve beheer worden zijn vastgelegd. De moderne digitale middelen kunnen nog verder worden benut in het beheer van de collectie. Zo kan in de komende jaren een digitale standplaatsregistratie de beveiliging versterken en de hantering en verplaatsing van voorwerpen vergemakkelijken. Een nieuw depot Uit de beschrijving van de huidige situatie in en om de depots blijkt duidelijk dat de situatie onvoldoende is om een verantwoorde passieve conservering van de collectie te garanderen. In de afgelopen jaren zijn diverse plannen bij het gemeentebestuur ingediend voor de bouw van een nieuw depot. 52 Om uiteenlopende redenen zijn deze plannen tot nu toe op niets uitgelopen. De restauratieateliers, het prentenkabinet en de bibliotheek zijn goed gehuisvest in het museumgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam. Dit geldt in mindere mate voor de depots in het souterrain van het AHM, logistiek is de situatie niet optimaal en de depots zijn te vol. Om die reden zouden de depots die op dit moment in de kelder van het museumgebouw zijn gehuisvest naar een centraal depot moeten verhuizen. Hetzelfde geldt voor de voorwerpen die momenteel in het CBD en in het depot in Hoogwoud zijn ondergebracht. De collectie archeologie is ondergebracht in een depot in Wormer, deze ruimte wordt voor een beperkt aantal jaren gehuurd van de Provincie Noord Holland. Ook voor de archeologische voorwerpen moeten nieuwe voorzieningen getroffen worden in het toekomstige centrale depot. De aanleg van de Noord Zuid lijn en de te verwachten bodemvondsten maken een nieuwe huisvesting voor de archeologische collectie eens te meer noodzakelijk. Voor de duurzaamheid van de collectie is het van levensbelang dat er op korte termijn een nieuw depot wordt gecreëerd. Het werk van de depotbeheerders en de restauratoren zal in de komende jaren in het teken staan van de voorbereiding en uitvoering van deze gecompliceerde herhuisvesting. Om die reden is in de afgelopen tijd gewerkt aan een Programma Van Eisen, de uitgangspunten luiden als volgt: •
•
•
Het AHM streeft naar een zo groot mogelijke veiligheid gezien de onvervangbaarheid en de niet in geld uit te drukken waarde van de collectie. Het gebouw zal voor een optimale beveiliging in zones worden uitgevoerd, die met behulp van een toegangscontrolesysteem. Iedere persoon die in het depot werkt of bezoekt wordt geautoriseerd voor de toegang tot bepaalde zones. Het gebouw moet zo weinig mogelijk in- en uitgangen hebben. Op de noodzakelijke in- en uitgangen moet zowel overdag als ’s nachts toezicht gehouden kunnen worden. Het gebouw moet zo goed mogelijk tegen brand beveiligd zijn. Dit dient tot uiting te komen in de realisatie van optimale brand-beveiligings- en brandbestrijdingsvoorzieningen. Deze aspecten zullen worden beschreven in een afzonderlijke notitie Bouwtechnische eisen en het Technisch Programma van Eisen. In de depots worden verschillende collecties bewaard. Voor de conservering van deze collecties zijn verschillende klimaatomstandigheden nodig. De depots worden in drie verschillende klimaatcategorieën uitgevoerd. In het Technisch Programma van Eisen wordt nader ingegaan op de klimatologische eisen.
36
Omvang en klimaat nieuw depot Ruimte Schilderijen Kunstnijverheid exclusief Metalen voorwerpen Metalen voorwerpen Beelden Fotografisch materiaal Archeologie exclusief metalen en leren voorwerpen Archeologie metalen en leren voorwerpen Groei (25% in 25 jaar) Technische en facilitaire ruimten • • •
• • •
Vloeroppervlak m2 1.000 1.500
Klimaatcategorie I I
100 200 100 900
II I III I
100
II
1.000 700
Gewenste vloeroppervlak depot 5000 m2 (exclusief depot prenten, tekeningen en oude boeken, omdat deze depots in het AHM gehandhaafd blijven) Het gebouw dient te voldoen aan de eisen die worden gesteld door de Arbeidsinspectie op grond van het VeiligheidBesluit Restgroepen (VBR) (ARBO-wet). Een efficiënte exploitatie van het gebouw vraagt om goede facilitaire voorzieningen en om een goede beheersorganisatie. Mocht het onvermijdelijk zijn om de locatie met andere organisaties te delen dan is het noodzakelijk dat de ruimte van het AHM apart te beheren is. Procedures over beveiliging, toegang, transporten, laden en lossen, interne verplaatsingen, standplaatsregistratie, quarantaine en emballage moeten door de directie van het AHM zijn vastgesteld. De logistiek in en rondom het gebouw stelt hoge eisen aan de fysieke omvang, de indeling van het gebouw en de procedures die worden gevolgd. Een laad- en losruimte binnen in het gebouw is noodzakelijk. Behalve depotruimte is er behoefte aan: o Laad en losruimte o Overslagruimte o Quarantaine depot o Emballageruimte o Kantoor o Ruimte om collectie te raadplegen o Multifunctionele ruimte o Restauratieatelier o Fotostudio
Een kostenraming voor een nieuw depot is eind 2003 door het AHM voorgelegd aan het gemeentebestuur. Er is een offerte gemaakt voor de verhuizing en er wordt gewerkt aan plannen en begrotingen voor de inrichting van het nieuwe depot. Depotbeheerders en restauratoren zijn gezamenlijk bezig deelcollecties te conserveren en opslagmethoden te verbeteren, zodat we vooruitlopend op de verhuizing de collectie zo veel mogelijk op orde brengen en in een stabiele conditie.
37
Conservering Op het portret dat Jan ten Compe in 1754 vervaardigde van Jan van Dijk is deze afgebeeld wijzend naar een schilderij, waarvan voor een deel het vernis is verwijderd. Van Dijk was de eerste door het stadsbestuur benoemde beheerder van de stedelijke kunstcollectie. Het is bekend dat hij schilderijen restaureerde maar we weten niet welke. 53 Aan veel van de objecten uit de stedelijke collectie is af te zien dat ze gerestaureerd zijn, maar niet altijd is duidelijk wanneer dat is gebeurd, door wie en op welke manier. Een groot deel van de 2500 schilderijen zijn in de loop van de tijd bedoekt, dat wil zeggen dat het oorspronkelijke doek wordt verstevigd met een tweede doek. Ook de schilderijlijsten zijn vanwege hun kwetsbaarheid dikwijls meerdere malen onder handen genomen. De vroegste gegevens over restauraties betreffen de schilderijenverzameling 54, er zullen zeker ook reparaties zijn verricht aan werken op papier en aan objecten uit de collectie kunstnijverheid, maar deze zijn voor 1960 niet of nauwelijks gedocumenteerd. De geschiedenis van de conservering van de collectie Tot begin 19de eeuw was de collectie ondergebracht in het stadhuis en voerde een of meerdere door het stadsbestuur benoemde personen het beheer. In 1848 kwam de collectie onder verantwoordelijkheid van de stadsarchivaris; sommige stukken werden bewaard in het archief, andere in het stadhuis, in het Trippenhuis en later werden kunstwerken overgebracht naar het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum. Incidenteel werd er besloten om restauraties uit te laten voeren door kunstenaars die daartoe opdracht kregen van de stadsarchivaris. De eerste specifieke gegevens over restauraties van schilderijen uit de stadscollectie dateren uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Het stadsbestuur maakte zich toen zorgen over de toestand van de schilderijen, die destijds veel werden versleept en soms op ondeugdelijke plaatsen werden opgeslagen. Zo lag het grote portret van de regenten van het Aalmoezieniersweeshuis, geschilderd door Cornelis Troost, opgerold op de zolder van het Gemeentearchief en verkeerde in erbarmelijke staat (SA 7413). In 1878 werd een Commissie van Toezicht in het leven geroepen die toezicht hield op de stedelijke schilderijenverzameling en die Burgemeester en Wethouders adviseerde over noodzakelijke restauraties. 55 De commissie werd voorgezeten door de burgemeester en telde ten hoogste elf leden, vooraanstaande Amsterdamse burgers die sterk waren begaan met het culturele erfgoed van de stad. Allereerst werd de gehele verzameling opnieuw ge誰nventariseerd, men registreerde de locaties waar de stukken verbleven en de conditie van de afzonderlijke stukken werd genoteerd. Het regentenportret door Troost werd als eerste gerestaureerd door restaurator Willem Hopman. Voor het eerst was er sprake van een ge誰nstitutionaliseerd en gestructureerd restauratie- en conserveringsbeleid in Amsterdam. Jaarlijks controleerde de Commissie de schilderijen en formuleerde adviezen voor restauraties, die steeds werden overgenomen door B&W. Restauratoren en kunstschilders kregen opdracht de restauraties uit te voeren en er werden adviezen gegeven hoe schade voorkomen kon worden. In de gemeentelijke jaarverslagen werd consequent melding gemaakt van de verrichte restauraties. Sinds het eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw nam de Dienst Gemeente Musea restauratoren in vaste dienst en werden er in het Stedelijk Museum restauratieateliers voor verschillende disciplines ingericht. De Commissie van Toezicht bleef tot 1973 in functie. Toen besloot B&W dat de musea voldoende geoutilleerd waren om zelfstandig de collectie te beheren en te behouden. Onder directie van Willem Sandberg werden de restauratieateliers ingericht en ongeveer tegelijkertijd kreeg de afdeling Kunstinventaris gestalte. Verwijzingen naar de
38
restauratieverslagen werden opgenomen in het collectieregistratiesysteem, het kaartsysteem ontwikkeld door Ton Krielaart, en de rapporten werden systematisch geordend en opgeborgen. De restauratoren werkten voor de beide gemeentelijke musea. Vanaf de vestiging van het AHM in het voormalig Burgerweeshuis werden ateliers ingericht voor vier tot vijf restauratoren kunstnijverheid (meubels, klokken, beelden en textiel). Schilderijen, prenten en tekeningen en lijsten werden behandeld door restauratoren die in de ateliers in het Stedelijk of Museum Fodor werkzaam waren. Halverwege de jaren tachtig toen de gemeentelijke musea organisatorisch van elkaar werden gescheiden kwamen er een restaurator lijsten en papierrestaurator van het Stedelijk naar het AHM. Helaas ontbeert de historische collectie sindsdien een structurele functie voor een schilderijrestaurator; restauraties van schilderijen zijn vanaf die tijd uitgevoerd door externe restauratoren. Het fysieke en administratieve beheer werd door de medewerkers voortgezet in het AHM zoals men dat gewoon was voor de scheiding van de musea. De restauratoren werkten aan de conservering en restauratie van de collectie en de gegevens hieromtrent werden toegevoegd aan het kaartsysteem. Stand van zaken 2003 Op dit moment zijn er vier restauratoren in vaste dienst van het AHM voor de disciplines: hout, metaal, textiel en papier. Een free lance schilderijrestaurator verzorgt de conditierapportage van uitgaande en binnenkomende bruiklenen. Het atelier van de restauratoren kunstnijverheid is een zeer gewilde stageplaats, in de afgelopen tien jaar hebben daar vele stagiaires uit binnen- en buitenland een deel van hun opleiding genoten.
De restauratoren hebben als taak de collectie te behouden, te conserveren. Dat wil zeggen zorgen dat de conditie zo veel mogelijk stabiel blijft zodat het voorwerp de tand van de tijd kan doorstaan. Dat brengt enerzijds onderhoudswerkzaamheden met zich mee die vaak in samenwerking met de depotbeheerders worden uitgevoerd. Anderzijds voeren ze restauraties uit in overleg met conservatoren van het AHM en zo nodig met hulp van externe deskundigen. Bovendien leveren ze een bijdrage aan de verantwoorde presentatie van voorwerpen waarbij ze samenwerken met tentoonstellingsmakers en vormgevers en geven ze advies over verpakking, transport en opslag van objecten. In de afgelopen jaren is diverse malen projectmatig aan de conservering van deelcollecties gewerkt. Bij het verschijnen van de bestandscatalogi is er telkens naar gestreefd om de objecten uit de betreffende collectie systematisch te conserveren en zo nodig te restaureren. In het geval van de schilderijenprojecten betekende het dat de schilderijen die in de respectievelijke tentoonstellingen “Helden van het vaderland”, “Levende meesters” en “Kopstukken” werden geëxposeerd zijn geconserveerd en zo nodig gerestaureerd. In het geval van de beelden, het glas en het zilver zijn alle objecten uit die deelcollecties door de handen
39
van restauratoren gegaan. Daarmee zijn die collecties niet alleen volledig gedocumenteerd maar ook optimaal geconserveerd. Conserveringsprojecten Schilderijen uit de Historische Galerij Beelden Schilderijen uit de collectie Fodor Glas Sieraden uit de collectie Lopez Suasso Zilver Selectie van portretten tot 1800
1986 1994 1995 1997 2000 2002 2002
De sieraden van mevrouw Lopez Suasso-de Bruijn zijn niet door middel van een catalogus ontsloten. Zoals vermeld zijn veel van de werkzaamheden van de restauratoren gericht op de presentatie van de eigen collectie. Er is onderhoud, in de zin van schoonmaken, controleren, repareren van objecten in de permanente opstelling en in het depot. Daarnaast worden voorwerpen vaak naar aanleiding van geplande tentoonstellingen onder handen genomen. Soms wordt alleen de conditie gecontroleerd en beschreven in een rapport. Dit is sinds enige jaren een standaardprocedure bij uitgaande bruiklenen. Bovendien adviseren de restauratoren welke voorzieningen te treffen om het voorwerp op een verantwoorde manier tentoon te stellen en dikwijls installeren zij zelf de objecten, zowel bij interne presentaties als bij de installatie van voorwerpen in tentoonstellingen buiten het AHM of Museum Willet-Holthuysen. Presentaties vormen ook dikwijls aanleiding voor ingrijpende en omvangrijke restauraties. Voor de herinrichting van de vaste opstelling in 1999 en 2001 zijn enkele omvangrijke restauraties uitgevoerd, een voorbeeld daarvan was het model van de Oosterdoksluis (KA 8708) 56 dat in de nieuwe opstelling over de 19de en 20ste-eeuwse geschiedenis een prominente plaats inneemt. Dit grote model was in slechte staat en er is ongeveer een jaar aan gewerkt om het te restaureren. Hetzelfde geldt voor het consolebeeld, afkomstig uit de vierring van de Nieuwe Kerk, in 2000 verworven en vervolgens volledig geconserveerd (BA 4157) 57. Daarna heeft het plaats gekregen in zaal 10 waar het onderwerp religie centraal staat.
Het systeem van registratie van restauraties bestaat tot op de dag van vandaag, de restauratoren houden in een register bij welke restauraties zij uitvoeren. De onderhoudswerkzaamheden in de vaste opstelling en activiteiten die betrekking hebben op de voorbereiding en inrichting van tentoonstellingen zijn als zodanig niet geregistreerd. Bij de invoeroperatie zijn in 1999 en 2000 de verwijzingen niet massaal ingevoerd, omdat Tinreg hiervoor onvoldoende mogelijkheden bood. In ADLIB bestaat die mogelijkheid wel. De afgelopen tijd is er veel aandacht besteed aan het systematiseren en automatiseren van
40
gegevens met betrekking tot de conditie van de collectie. Op de eerste plaats zijn er formulieren voor conditierapportage in ontwikkeling, zodat deze aan ADLIB kunnen worden ‘vastgehaakt’ zodat ze automatisch deel uitmaken van de bruikleenprocedure. Er is een proef gedaan met een groep tekeningen die vorig jaar in bruikleen zijn gegeven aan een museum in West Australië. Daarnaast wordt hard gewerkt aan beschrijvingen van de toestand van deelcollecties. Het doel daarvan is inzicht te krijgen in de conserveringsbehoefte dat wil zeggen: hoeveel mensen, middelen, kennis zijn nodig om de conditie van een deelcollectie te optimaliseren en/of te stabiliseren. In dit kader is onlangs een kleine verzameling hoofddeksels beschreven. De restauratieverslagen worden in de computer (Word) gemaakt, de verwijzingen naar de verslagen zijn nog niet opgenomen in ADLIB. De rapporten worden in de ateliers systematisch opgeborgen, gesorteerd op objectnummer. Voor de schilderijen ligt de situatie anders: de restauratiedossiers worden opgeborgen op het kantoor van de sectie Beheer. Het betreft hier de rapporten van de schilderijrestauratoren in dienst van de stad, zoals die tot de scheiding van de gemeentelijke musea zijn bijgehouden. Daarna zijn bijna alle verslagen van externe schilderijrestauratoren toegevoegd. In de afgelopen jaren is projectmatig gewerkt aan de invoer van de restauratiegegevens van de schilderijen in ADLIB. 58 Tegelijkertijd is begonnen met het systematisch in kaart brengen van de toestand van de gehele schilderijencollectie. De Stichting Kollektief Restauratieatelier Amsterdam (SKRA) heeft hier een methode voor ontwikkeld, die aanvankelijk is toegepast op enkele deelcollecties (Backer Stichting, Stadsschouwburg, Buitencollectie) en in de afgelopen twee jaar is de toestand van de totale collectie beschreven. Alle werken zijn bekeken en de conditie ervan is systematisch genoteerd in een database die door de SKRA en het AHM is ontwikkeld. Met urgentiecodes wordt aangegeven hoe noodzakelijk behandeling is en hoeveel arbeidstijd deze behandeling in beslag zal nemen, waarbij vier categorieën worden onderscheiden (inlijsting, de lijst, conservering, restauratie). Het eindrapport van de SKRA is in oktober 2003 afgerond. 59 Kort samengevat komt het er op neer dat de collectie schilderijen in een redelijk goede conditie is, dat wil zeggen grootscheepse restauraties van afzonderlijke stukken vragen niet de meeste inspanning. Er is echter wel sprake van achterstallig onderhoud met name op het gebied van de inlijsting en de bescherming van de achterkant van de schilderijen en de conservering. 2004-2008 De conservering van kunstvoorwerpen heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Was er in het premuseale tijdperk vooral sprake van incidentele restauraties, sinds het einde van de 19de eeuw wordt er op een meer structurele manier gewerkt aan het beheer en behoud van collecties. En waren het vroeger kunstenaars en ambachtslieden die aan de voorwerpen werkten, vanaf de jaren zeventig bestaan er ook in Nederland professionele restauratieopleidingen. Men beschikt over meer kennis op natuurwetenschappelijk, chemisch en biologisch gebied en er wordt samengewerkt met universiteiten en andere instituten. Tegelijkertijd wordt het edele handwerk niet veronachtzaamd. Kennis en ervaring Het AHM sluit nauw aan bij de huidige ontwikkelingen in het vakgebied, dit blijkt onder andere uit de vele stagiaires uit binnen en buitenland die zich aanmelden op het atelier van de restauratoren kunstnijverheid. De kennis die daar in de loop van de jaren is opgebouwd wordt gedeeld met jonge leerlingen en er wordt regelmatig gepubliceerd over restauraties die in de ateliers van het AHM worden uitgevoerd. 60 Er zijn veel contacten met collega´s in musea en
41
andere instellingen, nationaal en internationaal en er wordt actief bijgedragen aan vakverenigingen, symposia en andere uitwisselingsprojecten. 61 De goede reputatie die het AHM op dit gebied heeft zullen we hoog houden. Bij het behoud van de collectie wordt de geautomatiseerde collectieregistratie een steeds belangrijker hulpmiddel. Digitale fotografie draagt bijvoorbeeld enorm bij aan de conditierapportage ten behoeve van het bruikleenverkeer en conditierapporten en restauratieverslagen kunnen tegenwoordig betrekkelijk eenvoudig aan het collectieregistratiesysteem gekoppeld worden. De beschikbaarheid van gegevens over in het verleden verrichte restauraties is van groot belang voor de geschiedenis van de stadscollectie. Op korte termijn zullen de verwijzingen naar ålle restauratieverslagen retrospectief worden ingevoerd en zodra de restauratoren toegang hebben tot ADLIB kunnen zij zelf deze gegevens actualiseren. De documentatie van het werk van restauratoren geeft richting aan volgende behandelingen maar vormt ook een belangrijke bijdrage aan het (kunst)historisch onderzoek naar de collectie. Actieve en passieve conservering Het meest urgente probleem met betrekking tot de collectie wordt momenteel gevormd door de slechte omstandigheden in de depots. In het vorige hoofdstuk is daar al uitvoerig op ingegaan maar het is belangrijk om te benadrukken dat het niet alleen gaat om een uitbreiding van de fysieke ruimte. Het gaat ook om de kwaliteit van de opslagruimte, de inrichting en het beheer. Goede en constante bewaaromstandigheden vragen in de nabije toekomst om een grote investering in nieuwe depotruimte maar het zal op de lange termijn de kosten van conservering en restauratie binnen de perken houden. Anders gezegd: passieve conservering is de beste waarborg voor de duurzaamheid van de historische collectie. De restauratoren zullen hier in de komende jaren nog meer dan voorheen een belangrijke bijdrage aan leveren; de nadruk zal liggen op de conservering van de gehele collectie in plaats van afzonderlijke restauraties. Er zal meer energie besteed worden aan behoudswerkzaamheden aan grotere clusters voorwerpen. Samen met de depotbeheerders zal veel werk verzet moeten worden om de verhuizing naar een nieuw depot voor te bereiden en het depot op de nieuwe locatie goed in te richten. Op dit moment wordt gewerkt aan een conserveringsproject van de tapijten. Deze worden ingevroren, gereinigd, gefotografeerd, en gedocumenteerd en daarna op – gedeeltelijk – nieuwe rekken opgeborgen. Dit collectieonderdeel is dan klaar voor de verhuizing naar het nieuwe depot. Zo zullen we in de komende jaren vooruitlopend op de nieuwe huisvesting verschillende clusters planmatig aanpakken.
42
Conservering en restauratie van deelcollecties In het hoofdstuk Documentatie is al vermeld dat in de volgende vier jaren gewerkt zal worden aan de wetenschappelijke bewerking van de deelcollecties schilderijen, prenten en tekeningen door Jan en Caspar Luyken en de textielcollectie. De conservering en zo nodig restauratie van de objecten uit deze deelcollecties vormen een belangrijk onderdeel van deze projecten. Voordat begonnen wordt zullen afzonderlijke plannen worden opgesteld zodat hier fondsen voor geworven kunnen worden. Zoals gezegd ligt er voor de schilderijencollectie reeds een rapportage van de conditie van alle afzonderlijke schilderijen. 62 Het is duidelijk hoeveel tijd, geld en vakmanschap er nodig is om dit belangrijke en buitengewoon waardevolle deel van de historische verzameling in optimale vorm te brengen en in de toekomst structureel te onderhouden. De textielrestaurator en de conservator kunstnijverheid, die zich met de textielcollectie bezighoudt, zijn een plan aan het voorbereiden voor de conservering, restauratie, expositie en publicatie van delen van de textielcollectie. De conservator oude boeken zal in samenwerking met de conservator tekeningen en de papierrestaurator een plan opstellen voor de conservering, restauratie, expositie en publicatie van de Luyken collectie.
43
2004-2008 Onlangs werd ik uitgenodigd om iets te vertellen over verzamelen aan leerlingen van een Amsterdamse basisschool, als educatief onderdeel in het Schooltelevisieprogramma Basta van de lokale zender AT5. Ik had enkele voorwerpen meegenomen uit de collectie om te illustreren dat de geschiedenis van Amsterdam te vinden is in oude, kostbare kunstvoorwerpen maar ook in een speelgoedauto door een vader zelf gemaakt en op een Sinterklaasfeest tijdens de Tweede Wereldoorlog aan zijn zoon gegeven. Op mijn verzoek hadden de leerlingen ook een voorwerp meegenomen waar ze aan gehecht waren. Het was ontroerend om hen te horen vertellen over een geboortelepel, een halssieraad van een overleden oma, en een fossiel gevonden tijdens een vakantie in Frankrijk. Ze koesterden deze kleinoden als persoonlijke schatten. Op de vraag van de regisseuse of zij hun voorwerp misschien aan het museum af wilden staan antwoordden ze zonder uitzondering:”nee”.
Het maakte mij weer eens duidelijk hoezeer mensen gehecht kunnen zijn aan hun persoonlijke bezittingen, zeker als deze verbonden zijn met bijzondere gebeurtenissen of als ze zijn geërfd van familie of vrienden. Om de herinnering levend te houden spannen zij zich in om dierbare voorwerpen te behouden, tegen de tand van de tijd te beschermen en door te geven aan een volgende generatie. De collectie van de stad Amsterdam beschouw ik als een eeuwenoude erfenis. In de museale presentatie van het materiële verleden houden wij de herinnering aan vele generaties Amsterdammers en talrijke betekenisvolle gebeurtenissen levend. Om te zorgen dat ook volgende generaties kennis kunnen nemen en kunnen genieten van de geschiedenis van de stad spannen wij ons in om de collectie te behouden, te beheren en te documenteren. Anno 2004 heb ik de geschiedenis en de huidige stand van zaken van de collectie vastgelegd in dit collectieplan. De belangrijkste lijnen die zijn uitgezet voor de komende vier tot vijf jaar betreffen de huisvesting van de collectie in een nieuw depot, de uitbreiding van het digitale netwerk rondom de collectie, de ontwikkeling van een nieuw verzamelbeleid en de realisering van vier projecten met betrekking tot onderzoek, documentatie, conservering en restauratie van deelcollecties. Het collectieplan vormt de basis voor de paragraaf over de Collectie in het Beleidsplan 2005-2008 van het AHM, dat in het najaar van 2003 is vastgesteld. Dit beleidsplan vormt weer een van de bouwstenen voor de Cultuurnota 2005-2008 die in 2004 door de gemeente Amsterdam wordt opgesteld. Gusta Reichwein Hoofd Collectie Amsterdams Historisch Museum Februari 2004
44
Noten De collectie: het hart van het museum 1
Beleidsplan 2001-2004, Amsterdam, 2000, p. 8 (interne notitie AHM).
Waarom een collectieplan 2
Onder ontsluiting wordt in dit collectieplan verstaan: het geheel van maatregelen dat genomen wordt om uit een grote hoeveelheid objecten selecties te kunnen maken met als doel: het kunnen vinden, identificeren, raadplegen en verifiëren. 3 T. Krielaart, Handboek kunstinventaris : registratie en beheer van de collecties van het Amsterdams Historisch Museum en het Stedelijk Museum, Amsterdam ca. 1985 (interne notitie AHM en Stedelijk Museum). 4 Bestandscatalogi verschenen tussen 1976 en 2003: Tekeningen B. Koevoets, Italië, 15e - 18e eeuw, - Amsterdam 1976. M. Schapelhouman, Tekeningen van Noord- en Zuidnederlandse kunstenaars geboren vóór 1600, Amsterdam 1979. Ben Broos, Rembrandt en tekenaars uit zijn omgeving, Amsterdam 1981. Wiepke Loos, The Fodor Collection : nineteenth-century French drawings and watercolors from Amsterdams Historisch Museum, Hamilton (NY) / Amsterdam 1985. Ben Broos en Marijn Schapelhouman, Nederlandse tekenaars geboren tussen 1600 en 1660, Zwolle 1993. Ingrid Oud en Leonoor van Oosterzee, Nederlandse tekenaars geboren tussen 1660 en 1745, Zwolle 1999. Boeken Nel Klaversma, Kiki Hannema, Jan en Casper Luyken te boek gesteld : catalogus van de boekencollectie Van Eeghen in het Amsterdams Historisch Museum, Hilversum 1999. Schilderijen A. Blankert, Amsterdams Historisch Museum : schilderijen daterend van voor 1800, Amsterdam 1979. Dedalo Carasso (red.), Helden van het Vaderland : onze geschiedenis in 19de-eeuwse taferelen verbeeld : de historische galerij van Jacob de Vos Jacobszoon 1850-1863, Amsterdam 1991. Gusta Reichwein, Ellinoor Bergvelt, Frouke Wieringa, Levende meesters : de schilderijenverzameling van C.J. Fodor (1801-1860), Amsterdam 1995. Norbert Middelkoop (red.), Kopstukken : Amsterdammers geportretteerd 1600-1800, Bussum 2002. Kunstnijverheid M. Jonker, H. Vreeken, J. Baart, In beeld gebracht : beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, Zwolle 1995. H.ubert Vreeken, Glas in het Amsterdams Historisch Museum en Museum Willet-Holthuysen, Zwolle 1998. Hubert Vreeken, Annemarie den Dekker, Goud en zilver met Amsterdamse keuren. De verzameling van het Amsterdams Historisch Museum, Zwolle 2003. Archeologie J. Baart, W. Krook, A. Lagerweij, Opgravingen in Amsterdam : 20 jaar stadskernonderzoek, Bussum 1977. 5 Remmelt Daalder, Renée Kistemaker, Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001. 6 Tessa Luger, Annelies Jordens, Handreiking voor het schrijven van een collectieplan, Stichting Landelijk Contact voor Museumconsulenten / Instituut Collectie Nederland, Tilburg 2003. 7 Errol van de Werdt, Collectieplan Centraal Museum. Een begin zonder einde, Utrecht 2002 (interne notitie Centraal Museum). Acquisitie 8
Hubert Vreeken, “De gravenbeelden uit de vierschaar van het laat-middeleeuwse stadhuis”, in: In beeld gebracht : beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, Zwolle 1995, p. 29-38. 9 Sinds de opening van het Stedelijk Museum in 1895 is er jaarlijks door de directie gerapporteerd aan het gemeentebestuur. Sinds 1896 wordt apart melding gemaakt van Museum Willet-Holthuysen en
45
hetzelfde geldt voor het AHM vanaf 1926. Bezoekcijfers, tentoonstellingen, aanwinsten, restauraties en verbouwingen worden vermeld. De originele verslagen worden bewaard in het Gemeentearchief Amsterdam. In het AHM zijn de jaarverslagen ook aanwezig, de meeste in originele uitgave en een aantal in kopie. 10 Zie noot 4 en 5. 11 Hinke J. Wiggers, “De stad Amstedam en haar vroegste beeldencollectie”, in: In beeld gebracht : beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, Zwolle 1995, p.60-76. 12 Hinke J. Wiggers, Een verzameling met een geschiedenis: de stad Amsterdam en haar vroegste kunst- en rariteitencollectie, Amsterdam 1994 (ongepubliceerde scriptie). 13 Over de verzamelaar Adriaan van der Hoop zie: Almut Pollmer, Die sichtbare Börse : die Sammlung Adriaan van der Hoop zwischen privater und kultureller Wahrnehmung, Leiden 2003 (ongepubliceerde scriptie). Over de verzameling van Carel Joseph Fodor zie: Gusta Reichwein, Ellinoor Bergvelt, Frouke Wieringa, Levende meesters : de schilderijenverzameling van C.J. Fodor (1801-1860), Amsterdam 1995. Over de verzameling van mevrouw Lopez Suasso-de Bruijn zie: Hester Wandel, Verzamelwoede of verzamelbeleid? De geschiedenis van of de waardering voor de verzameling van het echtpaar Lopez Suasso, Amsterdam 1996 (ongepubliceerde scriptie). Over Museum Willet-Holthuysen zie: Renée Duinker, Museum Willet-Holthuysen. Van woonhuis tot museum, Amsterdam 1986. M.Jonker, “Abraham Willet (1825-1888), verzamelaar in Amsterdam”; W.F.Loos, “Abraham Willet en zijn schilderijenverzameling”; R.J. Duinker, “Het woonhuis van Abraham Willet, inrichting, boedel en verzameling”; R.Baarsen, “De edelsmeedkunst”, J.T.Liefkes, “De glascollectie”; M.Jonker, “Het Museum Willet-Holthuysen”; W.F.Loos, “Bronnen en literatuur met betrekking tot Willet-Holthuysen” in: Antiek 23 1988. Gusta Reichwein en Hubert Vreeken, “Wonen aan de gracht. 100 Jaar Museum Willet-Holthuysen”, in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.177-195. Bert Vreeken, conservator kunstnijverheid in het AHM, is bezig met een promotieonderzoek naar Abraham Willet als verzamelaar van kunstnijverheid. 14 Norbert Middelkoop, “Schilderijen voor het nieuwe Amsterdams Historisch Museum. De bijdrage van het Rijksmuseum” in: Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.63-91. 15 De omzwervingen van de stedelijke collectie vanaf het moment dat het stadhuis op de Dam een koninklijk paleis werd, zijn door Renée Kistemaker beschreven in het inleidende hoofdstuk in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.11-28. 16 Nel Klaversma, Kiki Hannema, Jan en Casper Luyken te boek gesteld : catalogus van de boekencollectie Van Eeghen in het Amsterdams Historisch Museum, Hilversum 1999. Nel Klaversma, “’Bewijzen van verknochtheid’. De familie Van Eeghen en de collectie van het Amsterdams Historisch Museum”, in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.33-45. 17 Norbert Middelkoop, De anatomische les van Dr.Deijman, Amsterdam 1994. 18 Dedalo Carasso (red.), Helden van het Vaderland : onze geschiedenis in 19de-eeuwse taferelen verbeeld : de historische galerij van Jacob de Vos Jacobszoon 1850-1863, Amsterdam 1991. 19 S.A.C.Dudok van Heel, “De familie Backer” in Kopstukken : Amsterdammers geportretteerd 16001800, Bussum 2002, p.254-272. 20 Hubert Vreeken, “Applaus voor een bordenkast. De Gemeente Amsterdam, de Stichting tot bevordering van de Inrichting van een Nieuw Historisch Museum en de veiling Dreesmann”, in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.45-63. 21 Marianne Eisma, “Bewegende en geklede beelden in het Amsterdams Historisch Museum”, in: In beeld gebracht : beeldhouwkunst uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum, Zwolle 1995, p.76-89. 22 Zie noot 14. 23 Richard Harmanni:, “Overwegend achttiende-eeuwse betimmeringen in de collectie van het Amsterdams Historisch Museum”, Leiden 1990 (ongepubliceerde scriptie). 24 Programma van eisen voor het Amsterdams Historisch Museum onder te brengen in het voormalige Burgerweeshuis, Amsterdam 1965 (interne notitie AHM).
46
25
Gusta Reichwein en Hubert Vreeken, “Wonen aan de gracht. 100 Jaar Museum Willet-Holthuysen”, in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam(Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.177-195. 26 Beleidsplan 2001-2004, Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum, 2000, p. 8 27 Frans van Burkom, Collectieadvies beeldhouwkunst 1880-1965, Amsterdam 1999 (interne notitie AHM). Registratie en documentatie 28
Jan van Dyk, Kunst- en historie-kundige beschryving van alle de schilderyen op het stadhuis van Amsterdam, met beoordeelingen en aanmerkingen over de stukken en korte levensbeschryvingen van derzelver schilders, Amsterdam 1790. 29 [C. Ploos van Amstel], Notitie van boetseersels enpleisterbeelden enz, bewaard wordende op de kunstkamer van het stadhuis, z.j.[1769] (manuscript). 30 A. Fokke Simonsz, Aanteekeningen betreffende de voornaamste Oudheden der stad Amsterdam. Op den 18e februarij 1808 overgebragt van het Stadhuis op den Dam naar het Nieuwe Stadhuis of gewezen Prinsenhof de navolgende kostbaarheden, rariteiten en Boeken welke zich bevonden hebben op de Diplomatieke Bibliotheek of Rariteiten dezer stad, Amsterdam 20 februari 1808 (manuscript). 31 [Jeronimo de Vries], Beschrijving der schilderijen en zeldzaamheden op het stadhuis der stad Amsterdam aanwezig, Amsterdam 1841. 32 [Jeronimo de Vries], Beschrijving der Schilderijen, Beelden en Zeldzaamheden op het Stadhuis der Stad Amsterdam aanwezig, Amsterdam 1843. 33 [P. Scheltema], Aanwijzing der schilderijen, oudheden, modellen enz. zich bevindende op het raadhuis der stad Amsterdam, Amsterdam 1864. 34 P. Scheltema, Historische beschrijving der schilderijen van het stadhuis te Amsterdam, Amsterdam 1879. 35 Historische tentoonstelling van Amsterdam gehouden in den Zomer van 1876, en Historische Tentoonstelling van Amsterdam. Tweede stuk. Nagekomen en nader beschreven Bijdragen 2 dl., Amsterdam 1876. 36 Description des tableaux du Musée Van der Hoop, 5me éd., Amsterdam 1883; Beschrijving der schilderijen en teekeningen in het Museum Fodor te Amsterdam, Amsterdam 1873. 37 Karlijn Berends, Bruiklenen tussen stad en staat, Amsterdam 2002 (ongepubliceerde scriptie). 38 Zie noot 14. 39 F. Coenen, Catalogus der bibliotheek van het Museum Willet-Holthuysen, met voorw. [in het Frans] door D. Franken Dz., Amsterdam 1896; F.Coenen, Catalogus van kunstvoorwerpen der verzameling Willet-Holthuysen, Amsterdam 1901; F. Coenen, Catalogue d'objets d'art de la collection WilletHolthuysen, Amsterdam 1907. 40 Zie noot 3. 41 Nel Klaversma, Een geïntegreerd automatiseringssysteem voor bibliotheek en collectieregistratie van de Dienst Historische Musea te Amsterdam, Amsterdam 1992 (interne notitie AHM). Wanda Saabeel, Onderzoek naar de automatisering van de collectieregsitratie van het Amsterdams Historsch Museum, Amsterdam 1993 (ongepubliceerde scriptie). 42 Gusta Reichwein i.s.m. Jeanne Hogenboom, Nel Klaversma, Van collectieregistratie naar publieksinformatie, Amsterdam 1998 (interne notitie AHM). 43 Gusta Reichwein en Annemarie den Dekker, “Glashelder : een publieksinformatiesysteem in het Amsterdams Historisch Museum”, in: Nieuwe media in musea. Dl. 3. Van collectieregistratie tot website : ervaringen van museummedewerkers, Den Haag 1998, p. 55-63. 44 Judith van Gent, Programma van eisen voor een nieuw beheerssysteem voor collectieregistratie en bibliotheek, Amsterdam 2001 (interne notitie AHM). 45 Hans Rooseboom, “De stad uit: vroege reisfotografie uit de collectie van Abraham Willet (18251888)”, Maandblad Amstelodamum, Amsterdam 88 (2001) 5, p.1-29. 46 Leonoor van Oosterzee, Tekeningen van het Amsterdams Historisch Museum, voorstel voor volgende bestandscatalogi, Amsterdam 2002 (interne notitie AHM). Standplaats 47
[Lijst ontvreemde schilderijen uit de collectie Fodor], bijlage bij Antiek 6 (1971/'72) 7.
47
48
Het betreft de volgende inventarisnummers: KA 3333, -3339, -3372, -3408, -3409, -3503, -3569, 3628, -3641, -3661. 49 Het betreft het volgende inventarisnummer:DA 418. 50 Claas Hulshoff, Kathrin Kirsch, Coert Krabbe, GR, “Van depot naar zaal: over het terugplaatsen van behangselschilderijen in het huis Prins Hendrikkade 125”, in: Monumenten 24 (2003) 4, p 18-19. 51 Onderzoek naar de logistieke processen welke bij het Amsterdams Historisch museum plaatsvinden, Den Haag 2002 (rapport door transport Hizkia van Kralingen International Museum Logistics in opdracht van het AHM; interne notitie AHM en Stedelijk Museum). 52 Regionaal Depot Gemeentelijke Musea Amsterdam, Alphen aan de Rijn 2000 (rapport door Helicon Conservation Support in opdracht van het AHM en het Stedelijk Museum; interne notitie AHM). Programmatisch Onderzoek Collectiecentrum Amsterdam, Projectmanagementbureau van de Gemeente Amsterdam 2001 (interne notitie AHM en Stedelijk Museum). Conservering 53
Mireille te Marvelde, Jan van Dijk een achttiende-eeuwse kunstschilder en schilderijenrestaurator, Amsterdam 1989 (ongepubliceerde scriptie). Mireille te Marvelde, Jan van Dijk, “An 18th-century th restorer of paintings”, in: Preprints of the 11 triennial meeting of the ICOM Committee for Conservation 1 (1996), 182-186. 54 Johan Bos, Capitaele stucken: de lotgevallen van zeven belangrijke schilderijen uit het bezit van de stad, Amsterdam 1994 (ongepubliceerde scriptie). 55 Femke Hameetman, “De instelling van een ‘Commissie van Toezicht en Advies op de schilderijen der gemeente Amsterdam’ in 1878”, in: Care 1 (2000), p. 20-28. 56 Lodewijk Wagenaar, “De sluizen van het Oosterdok. Een model van een spectaculaire ondernemening”, in Museumstukken: 75 jaar Amsterdams Historisch Museum, Amsterdam (Jaarboek Amstelodamum) 2001, p.131-143. 57 Jaap Boonstra, Martijn de Ruiter, "Dat is geen hout meer, dat is stof: het vieringbeeld ‘Dik Jantje’ gerestaureerd", in: Cr 4 (2003) 1, p.33-44 58 Iris van Breda, Behandeling digitaal : standaard voor museale informatieverzorging ten behoeve van conservering en restauratie, Amsterdam 2003 (ongepubliceerde scripte). 59 Eindrapport van de conditieopname van de schilderijen van het Amsterdams Historisch Museum door de Stichting Kollektief Restauratieatelier Amsterdam, Amsterdam 2003 (rapport door de Stichting Kollektief Restauratieatelier Amsterdam in opdracht van het AHM; interne notitie AHM). 60 Jaap Boonstra, “De David- en Goliathgroep in het AMsterdams Historisch Museum: een beeldverslag van de mechanische aspecten”, in: Maandblad Amstelodamum, Amsterdam 87 (2000) p.76-82. Marijke van de Weerdt, “De bevestigingsmethode van de wandtapijten in Museum WilletHolthuysen”, in: Metaaldraad textieldag gehouden op 17 april 1997 in het Rijksmuseum Catharijneconvent Utrecht. Textiel op de wand: textieldag gehouden op 17 november 1997 in de Industriële Club te Amsterdam, Amsterdam 1998, p. 146-151. 61 Marijke van de Weerdt is bestuurslid van de vakvereniging Textielrestauratoren Overleg Nederland (TRON), Jaap Boonstra is lid van het comité dat jaarlijks een meubelsymposium organiseert. 62 Zie noot 59.
48