DSM voor dummy's Omdat veel mensen in het huidige klimaat in de GGZ van meedenken, behandelplannen ondertekenen, etc te maken krijgen met de term DSM (-VI TR), maar ook omdat er beroepsgroepen zijn die niet persee opgeleid zijn in het gebruik van het DSM-systeem, heb ik deze DSM voor dummy's geschreven. Eén die in principe begrijpelijk is voor een ieder die met deze term te maken krijgt. DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. De DSM is een classificatiesysteem om de psychische klachten van de cliënt en het psychisch ziektebeeld een naam te kunnen geven. Je zou het kunnen vergelijken met een vogelboek, waarin je aan een groene kleur of een bepaald gepiep kunt zien (=determineert) welke vogel er in je tuin zit. Dit classificatiesystem wordt om de zoveel jaar, na groots psychiatrisch overleg in Amerika, ververst, vernieuwd. Dit omdat er lopende de jaren door o.a. onderzoek, altijd nieuwe inzichten ontstaan over ziektebeelden. De versie waar nu mee wordt gewerkt heet DSM-IV TR en stamt uit 2001. Op dit moment wordt aan een nieuwe versie, de DSM V, gewerkt.
Omdat alle professionals, met behulp van de DSM dezelfde taal spreken, is het relatief makkelijk om met meerdere beroepsgroepen en/of organisaties met/voor een cliënt bezig te zijn. Tevens biedt het een beslisboom, eenkapstok; welke behandeling ga ik aanbieden o.b.v. wat ik heb gescoord? Alle conclusies (in het begin bij de intake, tijdens de behandeling en bij uitschrijving) worden in een DSM diagnose gescoord en geregistreerd, als dat in de instelling verplicht is. Naast de DSM-diagnose, blijft altijd een beschrijvende diagnose bestaan/belangrijk. Dat is dé diagnose die je kunt delen met de cliënt in het behandelplan. Deze diagnose is gesteld in duidelijke taal, zodat er wederzijdse overeenstemming over het behandelplan kan zijn. De DSM is zoals gezegd een soort beslisboom waardoor je de aanmeldklacht in ernst en meebepalende omstandigheden neer kunt zetten, kunt kijken welke factoren nog meer van invloed zijn op de klacht. Afhankelijk van mate en ernst kan dan bepaald worden of je hulp gaat verlenen en zo ja, welke afdeling/discipline dat dan het beste zou kunnen doen. De DSM is een momentopname. Hij dient ingevuld te worden op het moment van de aanmelding (of enig ander tussentijds evaluatiemoment). Stel dat iemand met depressieve klachten komt en ooit in het verleden kanker had, dan mag die kanker alleen op de derde As gescoord worden, als het op dit moment nog te maken heeft met de reden dat cliënt zich nu meldt. Omdat het een momentopname betreft, kun je ook niet in het nu, werken met een DSM die bijv. vorig jaar ergens eens is opgemaakt. Stel dat er toen depressieve klachten zijn gescoord, dan is niet gezegd dat dat nu nog steeds zo is. Voor een goede beoordeling met klinische blik, zul je dan een nieuwe DSM moeten maken, waarbij je op de vijfde As aan kunt geven in hoeverre het dagelijks functioneren er nu onder lijdt, in vergelijking met het vorige DSM-
moment. De vijfde As is dé as waarin je het verschil met de vorige DSM kunt laten zien. Dus kunt laten zien dat iemand is opgeknapt, beter functioneert in zijn dagelijks leven, dat de aangeboden hulp helpt.
NB; de DSM is pertinent GEEN persoonlijkheidsplaatje…een psychisch profiel o.b.v. codes. Het is een classificatiesysteem rondom een aanmeldingsklacht van een persoon op het moment dat iemand zich meldt, ma.w. een momentopname.
Korte uitleg wat op de vijf assen van de DSM wordt gescoord door professionals in de GGZ: As I: op deze as staan de klachten en stoornissen genoemd die iedereen op een dag zou kunnen overkomen; van rouw tot relatieproblemen of een depressie. Het betreft de klachten van DIT moment. As II: op deze as staat vermeldt welke persoonlijkheidsproblemen iemand heeft; bijv. een antisociaal iemand, of iemand die vanuit zijn aard heel veel dwanghandeling en gedachten heeft. Deze as zegt dus iets over iemands aard. Deze wordt alleen ingevuld als de persoonlijkheidsstoornis DIRECT te maken heeft met de aanmelding van de cliënt, als aan de problemen die de persoonlijkheid aangaan, gewerkt gaat worden d.m.v. behandeling. Als dat niet het geval is, wordt deze As leeg gelaten. As III: op deze as staan lichamelijke klachten, ziektes en mankementen genoemd, als ze te maken (zouden kunnen) hebben met de huidige aanmelding. Dit is dus persee geen opsomming van allerlei aandoeningen en operaties uit het verleden. As IV: hierop kunnen bijzonderheden in leefomstandigheden gescoord worden, bijv. of iemand een zwak systeem rondom zich of werkproblemen heeft. Dat zijn dus problemen buiten de patiënt om, die de mate van de aanmeldklacht beïnvloeden. Ook op deze as wordt alleen gescoord als het betrekking heeft op de heersende aanmeldklacht. As V: op deze as worden getallen gescoord van ongeveer 40 t/m 100. Dit getal heet de GAF en is de inschatting van de professional hoe de cliënt functioneert ondanks zijn klachten. Het is dus een soort rapportcijfer. Hoe hoger het getal, hoe beter iemand functioneert. Je zou zelfs kunnen zeggen dat als iemand op alle assen wat heeft, maar een GAF heeft van 100, hij eigenlijk niet behandeld hoeft te worden.
Er is een V-gaf (voorafgaande periode); de inschatting hoe iemand functioneerde voordat de klachten ontstonden (of in geval van een vervolg DSM, hoe iemand de afgelopen periode heeft gefunctioneerd) Er is een H-gaf (huidige periode); dat is de inschatting hoe iemand nu op dit moment scoort. Hoofddiagnose: dat is de aandoening waarop de behandeling zich gaat richten. De hoofddiagnose is altijd een keuze tussen As I of As II.
Annelies de Sain, ing coach persoonlijke- en functionele affectiviteit auteur van instructie en teksten september 2009