Archis #1 2001
ISSN 1568-2730
Archis c%%%%%%%%%%%% Dutch magazine for c%%%%%%%%%%%% Architecture c%%%%%%%%%%%% City c%%%%%%%%%%%% Visual Culture c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% #1 2001 c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% Per issue c%%%%%%%%%%%% Nlg 32.50 c%%%%%%%%%%%% = C 15 c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%% c%%%%%%%%%%%%
e normaal gesproken niet aantreffen in kleinere mediadomeinen als computerbeeldschermen, tijdschriften of websites. Het maken van dit onderscheid stelt ons in staat om een bruikbare analyse te maken - en niet louter een ongenuanceerde bevestiging - van de manieren waarop architectonische ruimten fungeren als consumptiemedia. De in dit project gemaakte diagrammen registreren bijvoorbeeld de gebruiksintensiteiten, bewegingssnelheden en bezoekersaantallen; zulke kerncijfers, die normaal worden gebruikt in conventioneel media- en publieksonderzoek, worden hier opgeroepen le instrumenten met het vermogen de BrandSpace-locaties letterlijk ‘naar buiten te persen’ als complexe, responsieve oppervlakken waarvan het potentieel nog niet werd gerealiseerd. In dit project wordt geprobeerd het potentieel van een specifieke ‘locatie’ als een merk-producerende interface te isoleren en te optimaliseren - een bewuste bevestiging van de locatie als een soort architectonisch ‘project’ of ‘ruimte’ die geheel is ingesteld op de mediaproducten van een bedrijf als AOL-CNN Time Warner. Epiloog Brand–Name Space ‘Het schouwspel is geen verzameling beelden, het is een so ssen mensen, bemiddeld door beelden.’ Guy Debord, De spektakelmaatschappij De benaderingen die in elk van deze voorbeelden zijn aangegeven werden niet gekozen als manieren om de reeds bestaande typologieën van de ontplooiing van de media in de stad (via reclameborden, lichtbakken of thema-omgevingen) te bevestigen, maar om de aandacht te concentreren op iets veel minder tastbaars: nieuwe modi of modellen die bruikbaar zijn om de patronen van gebruik/interface/bezetting/beweging te beschrijven via welke de ervaring van de stad begrepen kan worden als wezenlijk conti ediaproducten of interfaces. Terwijl de meest extreme hedendaagse voorbeelden van gemedieerde architectonische ruimte, productie of discours maar al te velen het idee geven dat we momenteel worden geconfronteerd met radicaal nieuwe 'aanslagen' op de veronderstelde autonomie van een discipline als de architectuur, is het belangrijk eraan te herinneren dat de werkelijkheid misschien omgekeerd ligt: de bizarre logica van ‘personality’, product en media ligt reeds lang diep ingebed in datgene dat we moderne architectuur noemen. Geconfronteerd met de extreme voorbeelden van on eldigend gemedieerde visuele omgeving moeten we eraan herinneren dat de opkomst van de moderne architectuur gedurende de twintigste eeuw werd voortgestuwd - en in veel gevallen direct werd bevorderd - niet door de ontdekking van nieuwe materialen, producten of constructietechnieken (zoals Le Corbusier het ons bijna een eeuw geleden wilde doen geloven), maar door wat daar rechtstreeks mee samenhing: massamarketing, image-opbouw en product-identiteit. Maar al te vaak worden de meest agressieve aandacht trekkende varianten van BrandSpace opgevat als de uitingsvorm l op sentimentele noties rond een zogenaamde ‘openbare ruimte’ die zou zijn nagelaten door eenvoudigere, minder ‘commerciële’ tijden. We moeten eraan herinneren dat het omgekeerde feitelijk het geval is: de ‘komst’ van de moderne architectuur viel samen met die van slechts één andere bij uitstek moderne bedrijfstak: de reclame. De moderne reclame en de moderne architectuur (tegelijkertijd even onontkoombaar commercieel als onmiskenbaar cultureel) zijn altijd onontwarbaar verstrengeld geweest – en zullen dat blijven.Het is hier niet mogelijk een uitgebreider overzicht te presente anier om verder te kijken dan het schokeffect van de meest extreme voorbeelden van BrandSpace™ in de wereld van vandaag is zich de verborgen episodes voor de geest te halen waarin blijkt dat de moderne architectuur reeds lange tijd een diepgaand gemedieerde, en mediërende, onderneming is geweest. Vanuit wat wij vandaag weten, kunnen wij ons een architect als Mies evengoed herinneren om zijn uitvinding van PhotoShop als om zijn glas-en-staalgebouwen, net zoals architecten als Max Bill of Charles Eames nu voor ons van belang worden om de graagte waarmee ze naast archi ed grafische ruimten ontwierpen (denk aan Bills geweldige ontwerp van het derde deel van Le Corbusiers Oeuvre Complete, of Eames’ gelijktijdige ontwerp van bedrijfsidentiteiten en bijbehorende fysieke ruimten, naast mediaproducten als films en publicaties) Je bladert door een tijdschrift van een vliegtuigmaatschappij en je ziet hoe daar een achteloze vergelijking wordt getrokken tussen de prestaties van Le Corbusier en een anoniem, totaal nietszeggend bedrijfsinterieur, en je herinnert je dat de architect zelf zijn moderne manifesten ooit aan de man bracht, gelardeerd met de krantenk d toegeëigend uit de reclamefolders van zijn, eveneens door en door commerciële, tijd. De BrandSpace™ van vandaag, samengebracht in tijdschriften zoals dit, of in de straten van de hedendaagse, onmiskenbaar kunstmatige medialandschappen, toont ons niet zozeer de buitenissige ‘andere kant’ van overigens vertrouwde architectnische producten, persoonlijkheden of plekken, maar voert ons op een uiterst verrassende manier terug naar de oorsprong van wat nog altijd een van de grootste uitvindingen op het gebied van product-positionering is: de ruimte van de moderne architectuur.T ereld waarin stijlen en bewegingen opzij zijn geschoven door fusies en overnames, stelt de continue escalatie in de reclame- en publiciteitswapenwedloop de ontwerpers overal ter wereld misschien wel voor grotere en moeilijker op te lossen problemen dan het probleem dat wij hebben als we hun felgekleurde opschriften en logo-bombardementen willen negeren. Uiteindelijk is, zoals Andy Warhol eens opmerkte, kopen moderner dan denken. Als wij een bewuste poging willen doen het heden te ontdoen van zijn nieuwigheid, moeten wij onszelf toch op de eerste plaats realiseren hoezeer d n onze huidige 24-bits kleurenwereld van Starbucks, GAP, de Absolut Cities en holografische reclameborden fundamenteel hetzelfde zijn als de verbleekte zwart-witfoto's die moeten doorgaan voor de wereld van Le Corbusier, Mies, het Bauhaus en hun nakomelingen. Aan ons de taak te bedenken hoe we aan, en niet alleen ín deze meervoudige realiteiten kunnen werken. ‘De reclame, die in de negentiende eeuw om niets meer ging dan het bekendheid geven aan een product, alvorens ze in de twintigste een industrie van de opwekking van verlangen werd, zal in de eenentwintigste eeuw worden. Dit vergt de ontplooiing van een reclameruimte die reikt tot de zichtbaarheidshorizon van de planeet.’ Paul Virilio, The Information Bomb, New York 2000 Reclame is het meest perfecte ononderbroken oppervlak ter wereld. Starbucks™ is de ultieme Miesiaanse ruimte. BrandSpace™ is de naam van een twee jaar durende serie werkgroepen en seminars in het AADRL (het Design Research Lab van de Architectural Association in Londen), waarin onderzoek wordt verricht naar de extreme consequenties van de merkgebonden architectuur en stedebouw van vandaag. Het doel is het alyseren, zo niet toe-eigenen en vervormen, van beelden van een buitenissige, maar toch in toenemende mate vertrouwd rakende wereld van synthetische producten, plaatsen en persoonlijkheden; een verzadigde media-omgeving waarin alle architectonische ruimte eerst en bovenal fungeert als het verlengstuk van de grootste uitvinding van de reclame: de merkidentiteit. In de hedendaagse markt van geproduceerde identiteiten is het woord ‘architectuur’ beschermd door auteursrechten die in handen zijn van een Nederlands conglomeraat. Het is de eigenaar van een in Amerika geproduce dschrift, dat het woord gebruikt om zichzelf te promoten als het meest gelezen vakblad in de Verenigde Staten. Het paviljoen van Mies in Barcelona wordt verhuurd aan particuliere sponsors, voor bedrijfsfeestjes of als achtergrond voor autocommercials. Frank Lloyd Wright verkoopt comfortabele, goed gemaakte vrijetijdskledingen Norman Foster prijst horloges aan als was hij een filmster of bekende sportman. Credit cards geven toegang tot de wereld op een manier die gebouwen anders nooit bieden, terwijl onze meest beroemde theoretici loungen in geadverteerde meubels en het Gug n star appearance maakt in de actiescènes van James Bond-films. Rem Koolhaas’ Grote Boek, als rekwisiet gebruikt in makelaarsadvertenties (theorie als hoofdkussen), levert op zijn beurt weer pagina's in andere Grote Boeken op. Sinds kort is architectonische ruimte niet meer slechts een beter soort collector’s item. Als je de advertenties ziet, moet je het wel eens zijn met de tijdschriftlezers overal ter wereld: architectonische producten, persoonlijkheden en ruimten zijn zoiets als een nieuw soort Absolut ©. Voor de ontwerper van vandaag moet het wel heel moeilijk zijn om nog uit elkaa t product ophoudt en de positionering ervan begint. ‘Check this out, die jongens van het Bauhaus aan het stappen, plus een hele zwik andere zeldzame opnamen die buiten de gewijde kluizen van het Bauhaus Archiv in Duitsland nooit te zien zijn geweest.’ Advertentie in Wallpaper voor de Bauhaus-tentoonstelling in het Londense Design Museum, juni 2000. Vandaag wordt alle architectonische ruimte als een absoluut unicum ontworpen. Vandaar dat alles er hetzelfde uit begint te zien. Sinds kort zijn we bij het AADRL begonnen te werken aan enkele complicaties van deze tegenstelling, e anieren. Op de eerste plaats in het atelier, door het ontwikkelen van methoden om informatie (statistische, grafische en visuele) te verzamelen. Uit die diagrammatische registratie blijkt dat de architectonische ruimte (evenals de stad zelf) een wezenlijk gemedieerde ervaring of werkelijkheid is, waarin de categorieën van virtuele ‘informatie’ (zoals logo’s of andere merktekens) en fysiek ‘materiaal’ (zoals muren, borden en andere oppervlakken) louter de extremen vormen in het continuüm van een wereld die beide beschrijft en erdoor wordt beschreven. Daarnaast doen we in de vorm van sem richt op het her-schrijven van genealogieën van de hedendaagse consumentenwereld, op zoek naar voorbeelden van het werk van twintigste-eeuwse architecten waarin onthuld wordt hoezeer die mediërende krachten wezenlijk zijn geweest voor het bestaan en de verschijningen van de moderne architectuur. Hieronder zal ik in het bijzonder ingaan op de eerste van deze twee categorieën en drie voorbeelden presenteren van de onderzoeks- en ontwerpprojecten die we momenteel onder handen hebben in onze postademische Master-cursus architectuurtheorie en design. We zijn vorig jaar gonnen, kort nadat we getuige waren van de manier waarop CNN ter gelegenheid van het nieuwe millennium een simpele binaire datum (01.01.00) wist in te zetten in een wereldwijd marketing/merkpromotie-offensief, waarin duizend real-time videoreportages uit de grote steden van de wereld werden gebruikt om elk idee dat we nog van stedelijkheid mochten hebben, hoe sluimerend ook, om te zetten in één naadloos, wereldomspannend Photoshop-beeld van architectonische iconen, monumenten en bedrijfslogo’s. Om enkele van de benaderingen samen te vatten waarlangs wij de best n BrandSpace™ hebben verkend, zal ik kort drie projecten bespreken. Elk daarvan legt de nadruk op een ander aspect van de verstrengeling tussen de hedendaagse architectonische ruimte, stedelijkheid en andere mediaproducten. Het eerste project, ‘Fistula’, begon vorig jaar met een analyse van hoe de merknaam-media momenteel verspreid zijn in een stedelijke omgeving. Hierbij keken we zowel naar de historische stad (een vierkante kilometer in het Londense West End) als naar een van de meest recente en meest kunstmatige uitbreidingsprojecten (het onlangs voltooide Bluewater Sho t grootste winkelcentrum van Europa), 30 km ten zuidwesten van Londen. Het tweede project, getiteld 'Transtasis', concentreerde zich op de dynamische globale en lokale bewegingspatronen naar en binnen Londen, om te laten zien hoe merken, ruimten en plekken voortdurend opnieuw langs bestaande trajecten worden geconfigureerd tot zowel stads- als productruimte. Het derde project, getiteld ‘TM’, registreert de operaties binnen een gebied in Londen genaamd de South Bank dat onlangs een re-branding heeft ondergaan; hier wordt de relatie verkend tussen virtuele mediaproducten euwe gigaconglomeraat AOL-Time Warner en de ‘werkelijke’ visuele ruimten van de stad, waarin zulke producten al blijken te bestaan. In elk van deze drie projecten ligt de nadruk enigszins anders, hetgeen ertoe heeft geleid dat zij elk andere noties hebben geformuleerd van wat locaties, programma’s of ontwerptechnieken zouden kunnen zijn die beantwoorden aan de eisen van de meest agressieve vormen van BrandSpace™ van vandaag. Fistula analyseert de overweldigende aanwezigheid van de media-artefacten, waaronder reclameborden en andere installaties die de hedendaagse sted volken. Om te beginnen registreerde elk lid van deze groep een bepaald specimen van de repetitieve structuren die we in de alledaagse ruimte van Londen voortdurend tegenkomen: micro-infrastructuren als de ATM geldautomaten, ‘seriële’ ruimten als die van de Starbucks-keten, meer traditionele reclamemedia als billboards, ‘ontsnappingsruimten’ als video-speelhallen en andere thema-omgevingen, en illegale, kleinschalige 'bombing'-installaties als de bekende ‘Andre the Giant’-posters die men in het Londen van vandaag (evenals in vele andere steden) aantreft. In elk van deze studies wo n de strategie van elk specifiek type product/medium afgeleide patronen van bezetting en activiteit geregistreerd en wordt getoond hoe de aanwezigheid ervan een breder stedelijk veld creëert met sterk repetitieve trekken en ruimten, vaak samengesteld uit een niet aflatende combinatie van identieke merknaam-elementen. De nietszeggende globale consistentie van de hedendaagse stedelijke ruimte (waar alles er overal, naar men zegt, ‘hetzelfde uitziet’) blijkt in deze studie niet te stroken met de klaarblijkelijk strategische installaties van specifieke mediaproducten en merknamen, die aan er een breder stedelijk veld. Het onderzoek werd toegespitst door een vergelijking te maken tussen de media in historische plaatsen als het West End en die in de nieuwere en agressievere commerciële domeinen als de recent geopende Bluewater mall. Hieruit bleek dat, ondanks de uiterlijke schijn, de verspreiding van merkgebonden reclameborden en mediaproducten diepgaande overeenkomsten tussen deze twee domeinen teweeg brengt. Als bijproduct van het onderzoek heeft dit project een tegenactie tegen de meest agressieve vormen van BrandSpace™ voortgebracht: de notie van e ankSpace’-actie gericht op een bewuste verstoring van bestaande visuele velden. Deze actie was erop gericht de bestaande ‘hyper-visuele’ oppervlakken, die gebonden zijn aan de meer conventionele toepassing van reclameborden (met tekst), logo's en beelden, bewust ‘uit te wissen’. Van hieruit ontwikkelde het project zich in de richting van een strikte omkadering van wat de belangrijkste locatie in de stad is: zijn verticale oppervlakken, die nu al dienst doen ten bate van de meest agressieve promotie en positionering van producten en identiteiten. Transtasis ‘Infrastructuren worden in to kaal en concurrerend, niet wederzijds versterkend en totaliserend: ze pretenderen niet langer dat ze functionerende gehelen scheppen maar vormen nu de commerciële voedingsbodem voor functionele entiteiten.’ Rem Koolhaas, The Generic City Transtasis neemt de nomadische, mobiele leefstijlen van vandaag als uitgangspunt. In dit onderzoek zijn de dynamische in- en uitgaande verbindingen van de stad, geregistreerd via de aankomstpatronen van bezoekers die gedurende een gemiddelde werkdag op de luchthaven Heathrow landen, in verband gebracht met een van de centrale infrast n Londen, Paddington Rail Station. Uit deze datastructuren komen sleutelmomenten van 'storing' naar voren, binnen wat door velen als ononderbroken verkeersstromen worden gezien. Zulke storingen zijn het resultaat van de vele opstoppingen en mislukkingen waarmee mensen worden geconfronteerd terwijl ze zich van het ene infrastructurele systeem (bussen, taxi's) naar het andere begeven. Door de bestaande infrastructurele trajecten door Londen in statistische modellen in te brengen wordt getoond hoe weinig soepel de toegang en beweging via deze systemen verloopt en hoe hier ke lokale niveaus, een categorie van 'locaties' ontstaat die beschikbaar is voor media/merkinstallaties die als functie hebben een naadloze stroom van stadsgebruikers te ‘ontwrichten’ (door de aandacht op te eisen). Door de bestaande grootschalige infrastructurele locaties te onderscheiden in vele kleinere clusters van ontwrichting (elk met een eigen, variabel niveau van verbindingen en interactie), worden de gebeurtenissen die zich hier afspelen in kaart gebracht als momenten in de tijd in het doorlopen van bewegingstrajecten, en dus niet meer als geïsoleerde geografische locaties in de obeert vervolgens gebruik te maken van deze momenten door het installeren van variabele, opzettelijk parasitaire gebeurtenisruimten en voorzieningen ten behoeve van de gebruikers, terwijl zij de reeds aanzienlijke wachttijden ondergaan die kenmerkend zijn voor het verkeer door de hedendaagse stad. In zijn dynamische aanpak van de kartering en statistische beschrijving verlegt de aandacht zich in dit project van de feitelijk bestaande mediaproducten die de stad bevolken (zoals reclameborden) naar de beleving van de stad, de manier waarop wij de stad ervaren tijdens onze continue b ke bezetting van alle plaatsen. Het gaat hierbij om manieren van zien die niet sterk verschillen van de kijkgewoonten die passen bij meer traditionele media-ervaringen, zoals het bladeren door een tijdschrift of het zappen langs tv-kanalen. TM ‘We zijn momenteel getuige van de uiteindelijke verdwijning van reclame – haar totale oplossing in alle aspecten van het leven.’ Jean Baudrillard, Le système des objets Het derde project, getiteld ‘TM’, verkent de mate waarin de stad een direct verlengstuk is van (en niet slechts een locatie voor) reeds vertrouwde mediaproducten en -ervaringen. Werke me Warner, stelt dit project een hypothetische vraag: hoe zou een onderneming als deze, die zelf opereert als een soort lopendeband-machine van merkproductie, de architectonische ruimte kunnen opvatten als een verlengstuk van haar kernproducten, haar eigen welbekende mediamerken? In de eerste fase van het onderzoek wordt informatie verzameld over de verschillende manieren waarop de ‘virtuele’ producten van dit soort ondernemingen reeds als fysieke installaties in de stad aanwezig zijn: in de schermen, interfaces, publicaties, reclameborden en andere mediaproducten die te ko boden en die we in onze gang door de stad regelmatig tegenkomen. Vervolgens concentreert het project zich op het onlangs ‘ge-her-merkte’deel van Londen dat bekend staat als de Southbank en dat momenteel sterk in de markt wordt gezet, in samenhang met een aantal van de nieuwste culturele/commerciële/toeristische-aanwinsten van Londen, zoals de London Eye en de Tate Modern. Ervan uitgaande dat de analyse van dit veld noodzakelijkerwijze verbonden moet worden met de producten van AOL-CNN Time Warner, heeft de werkgroep locatie/productplattegronden uitgewerkt die staande bedrijfssponsoring reeds strategisch is verspreid, opbrengsten genereert en bezettingspatronen vastlegt die de meer conventionele fysieke beschrijving van het gebied grof verstoren. Dit onderzoek spitst zich toe op de aanmerkelijke verschillen tussen de inkomsten die worden gegenereerd door de fysieke ‘ruimten’ die bepaalde locaties bezetten en hun meer in het oog springende externe oppervlakken. Vaak blijken de externe oppervlakken de cliënten veel meer inkomen op te leveren uit de verhuur voor reclamedoeleinden dan de bijbehorende ruimten uit de verhuur van vloeropp hter dit soort onderzoek is een voortdurende focus op de rol van strategische visuele interfaces: het is goed denkbaar dat ‘kijken’ de enige echte ‘activiteit’, het enige ‘programma’ is waardoor alle aspecten van de stad zich steeds meer gaan gedragen alsof het mediaproducten zijn. De bestaande visuele velden in de stad bezitten unieke dynamische aspecten die we normaal gesproken niet aantreffen in kleinere mediadomeinen als computerbeeldschermen, tijdschriften of websites. Het maken van dit onderscheid stelt ons in staat om een bruikbare analyse te maken - en niet louter een ong vestiging - van de manieren waarop architectonische ruimten fungeren als consumptiemedia. De in dit project gemaakte diagrammen registreren bijvoorbeeld de gebruiksintensiteiten, bewegingssnelheden en bezoekersaantallen; zulke kerncijfers, die normaal worden gebruikt in conventioneel media- en publieksonderzoek, worden hier opgeroepen als driedimensionale instrumenten met het vermogen de BrandSpace-locaties letterlijk ‘naar buiten te persen’ als complexe, responsieve oppervlakken waarvan het potentieel nog niet werd gerealiseerd. In dit project wordt geprobeerd het poten ieke ‘locatie’ als een merk-producerende interface te isoleren en te optimaliseren - een bewuste bevestiging van de locatie als een soort architectonisch ‘project’ of ‘ruimte’ die geheel is ingesteld op de mediaproducten van een bedrijf als AOL-CNN Time Warner. Epiloog Brand–Name Space ‘Het schouwspel is geen verzameling beelden, het is een sociale verhouding tussen mensen, bemiddeld door beelden.’ Guy Debord, De spektakelmaatschappij De benaderingen die in elk van deze voorbeelden zijn aangegeven werden niet gekozen als manieren om de reeds bestaande typologieën van de media in de stad (via reclameborden, lichtbakken of thema-omgevingen) te bevestigen, maar om de aandacht te concentreren op iets veel minder tastbaars: nieuwe modi of modellen die bruikbaar zijn om de patronen van gebruik/interface/bezetting/beweging te beschrijven via welke de ervaring van de stad begrepen kan worden als wezenlijk continu met andere mediaproducten of interfaces. Terwijl de meest extreme hedendaagse voorbeelden van gemedieerde architectonische ruimte, productie of discours maar al te velen het idee geven dat we momenteel worden geconfronteerd met r anslagen' op de veronderstelde autonomie van een discipline als de architectuur, is het belangrijk eraan te herinneren dat de werkelijkheid misschien omgekeerd ligt: de bizarre logica van ‘personality’, product en media ligt reeds lang diep ingebed in datgene dat we moderne architectuur noemen. Geconfronteerd met de extreme voorbeelden van onze huidige overweldigend gemedieerde visuele omgeving moeten we eraan herinneren dat de opkomst van de moderne architectuur gedurende de twintigste eeuw werd voortgestuwd - en in veel gevallen direct werd bevorderd - niet door de on euwe materialen, producten of constructietechnieken (zoals Le Corbusier het ons bijna een eeuw geleden wilde doen geloven), maar door wat daar rechtstreeks mee samenhing: massamarketing, image-opbouw en product-identiteit. Maar al te vaak worden de meest agressieve aandacht trekkende varianten van BrandSpace opgevat als de uitingsvormen van een aanval op sentimentele noties rond een zogenaamde ‘openbare ruimte’ die zou zijn nagelaten door eenvoudigere, minder ‘commerciële’ tijden.We moeten eraan herinneren dat het omgekeerde feitelijk het geval is: de ‘komst’ van d ctuur viel samen met die van slechts één andere bij uitstek moderne bedrijfstak: de reclame. De moderne reclame en de moderne architectuur (tegelijkertijd even onontkoombaar commercieel als onmiskenbaar cultureel) zijn altijd onontwarbaar verstrengeld geweest – en zullen dat blijven. Het is hier niet mogelijk een uitgebreider overzicht te presenteren. Echter, één manier om verder te kijken dan het schokeffect van de meest extreme voorbeelden van BrandSpace™ in de wereld van vandaag is zich deverborgen episodes voor de geest te halen waarin blijkt dat de moderne architectuur re epgaand gemedieerde, en mediërende, onderneming is geweest. Vanuit wat wij vandaag weten, kunnen wij ons een architect als Mies evengoed herinneren om zijn uitvinding van PhotoShop als om zijn glas-en-staalgebouwen, net zoals architecten als Max Bill of Charles Eames nu voor ons van belang worden om de graagte waarmee ze naast architectonische evengoed grafische ruimten ontwierpen (denk aan Bills geweldige ontwerp van het derde deel van Le Corbusiers Oeuvre Complete, of Eames’ gelijktijdige ontwerp van bedrijfsidentiteiten en bijbehorende fysieke ruimten, naast media ms en publicaties). Je bladert door een tijdschrift van een vliegtuigmaatschappij en je ziet hoe daar een achteloze vergelijking wordt getrokken tussen de prestaties van Le Corbusier en een anoniem, totaal nietszeggend bedrijfsinterieur, en je herinnert je dat de architect zelf zijn moderne manifesten ooit aan de man bracht, gelardeerd met de krantenknipsels die hij zich had toegeëigend uit de reclamefolders van zijn, eveneens door en door commerciële, tijd. De BrandSpace™ van vandaag, samengebracht in tijdschriften zoals dit, of in de straten van de hedendaagse, onmiskenbaar kunstma happen, toont ons niet zozeer de buitenissige ‘andere kant’ van overigens vertrouwde architectonische producten, persoonlijkheden of plekken, maar voert ons op een uiterst verrassende manier terug naar de oorsprong van wat nog altijd een van de grootste uitvindingen op het gebied van product-positionering is: de ruimte van de moderne architectuur.Toegegeven: in een wereld waarin stijlen en bewegingen opzij zijn geschoven door fusies en overnames, stelt de continue escalatie in de reclame- en publiciteitswapenwedloop de ontwerpers overal ter wereld misschien wel voor grotere e ssen problemen dan het probleem dat wij hebben als we hun felgekleurde opschriften en logo-bombardementen willen negeren. Uiteindelijk is, zoals Andy Warhol eens opmerkte, kopen moderner dan denken. Als wij een bewuste poging willen doen het heden te ontdoen van zijn nieuwigheid, moeten wij onszelf toch op de eerste plaats realiseren hoezeer de architecturen van onze huidige 24-bits kleurenwereld van Starbucks, GAP, de Absolut Cities en holografische reclameborden fundamenteel hetzelfde zijn als de verbleekte zwart-witfoto's die moeten doorgaan voor de wereld van Le C t Bauhaus en hun nakomelingen. Aan ons de taak te bedenken hoe we aan, en niet alleen ín deze meervoudige realiteiten kunnen werken. ‘De reclame, die in de negentiende eeuw om niets meer ging dan het bekendheid geven aan een product, alvorens ze in de twintigste een industrie van de opwekking van verlangen werd, zal in de eenentwintigste eeuw pure communicatie worden. Dit vergt de ontplooiing van een reclameruimte die reikt tot de zichtbaarheidshorizon van de planeet.’ Paul Virilio, The Information Bomb, New York 2000 Reclame is het meest perfecte ononderbroken oppe arbucks™ is de ultieme Miesiaanse ruimte. BrandSpace™ is de naam van een twee jaar durende serie werkgroepen en seminars in het AADRL (het Design Research Lab van de Architectural Association in Londen), waarin onderzoek wordt verricht naar de extreme consequenties van de merkgebonden architectuur en stedebouw van vandaag. Het doel is het vastleggen en analyseren, zo niet toe-eigenen en vervormen, van beelden van een buitenissige, maar toch in toenemende mate vertrouwd rakende wereld van synthetische producten, plaatsen en persoonlijkheden; een verzadigde media alle architectonische ruimte eerst en bovenal fungeert als het verlengstuk van de grootste uitvinding van de reclame: de merkidentiteit. In de hedendaagse markt van geproduceerde identiteiten is het woord ‘architectuur’ beschermd door auteursrechten die in handen zijn van een Nederlands conglomeraat. Het is de eigenaar van een in Amerika geproduceerd architectuurtijdschrift, dat het woord gebruikt om zichzelf te promoten als het meest gelezen vakblad in de Verenigde Staten. Het paviljoen van Mies in Barcelona wordt verhuurd aan particuliere sponsors, voor bedrijfsfeestjes of als a tocommercials. Frank Lloyd Wright verkoopt comfortabele, goed gemaakte vrijetijdskledingen Norman Foster prijst horloges aan als was hij een filmster of bekende sportman. Credit cards geven toegang tot de wereld op een manier die gebouwen anders nooit bieden, terwijl onze meest beroemde theoretici loungen in geadverteerde meubels en het Guggenheim museum een star appearance maakt in de actiescènes van James Bond-films. Rem Koolhaas’ Grote Boek, als rekwisiet gebruikt in makelaarsadvertenties (theorie als hoofdkussen), levert op zijn beurt weer pagina's in andere Grote nds kort is architectonische ruimte niet meer slechts een beter soort collector’s item. Als je de advertenties ziet, moet je het wel eens zijn met de tijdschriftlezers overal ter wereld: architectonische producten, persoonlijkheden en ruimten zijn zoiets als een nieuw soort Absolut ©. Voor de ontwerper van vandaag moet het wel heel moeilijk zijn om nog uit elkaar te houden waar het product ophoudt en de positionering ervan begint. ‘Check this out, die jongens van het Bauhaus aan het stappen, plus een hele zwik andere zeldzame opnamen die buiten de gewijde kluizen van het Bauhaus Arc oit te zien zijn geweest.’ Advertentie in Wallpaper voor de Bauhaus-tentoonstelling in het Londense Design Museum, juni 2000. Vandaag wordt alle architectonische ruimte als een absoluut unicum ontworpen. Vandaar dat alles er hetzelfde uit begint te zien. Sinds kort zijn we bij het AADRL begonnen te werken aan enkele complicaties van deze tegenstelling, en dat op twee manieren. Op de eerste plaats in het atelier, door het ontwikkelen van methoden om informatie (statistische, grafische en visuele) te verzamelen. Uit die diagrammatische registratie blijkt dat de architectonische ruimt lf) een wezenlijk gemedieerde ervaring of werkelijkheid is, waarin de categorieën van virtuele ‘informatie’ (zoals logo’s of andere merktekens) en fysiek ‘materiaal’ (zoals muren, borden en andere oppervlakken) louter de extremen vormen in het continuüm van een wereld die beide beschrijft en erdoor wordt beschreven. Daarnaast doen we in de vorm van seminars onderzoek gericht op het her-schrijven van genealogieën van de hedendaagse consumentenwereld, op zoek naar voorbeelden van het werk van twintigste-eeuwse architecten waarin onthuld wordt hoezeer die mediërende krach weest voor het bestaan en de verschijningen van de moderne architectuur. Hieronder zal ik in het bijzonder ingaan op de eerste van deze twee categorieën en drie voorbeelden presenteren van de onderzoeks- en ontwerpprojecten die we momenteel onder handen hebben in onze postademische Master-cursus architectuurtheorie en design. We zijn vorig jaar aan dit werk begonnen, kort nadat we getuige waren van de manier waarop CNN ter gelegenheid van het nieuwe millennium een simpele binaire datum (01.01.00) wist in te zetten in een wereldwijd marketing/merkpromotie-offensief, w al time videoreportages uit de grote steden van de wereld werden gebruikt om elk idee dat we nog van stedelijkheid mochten hebben hoe sluimerend ook om te zetten in één naadloos wereldomspannend Photoshop beeld van architectonische iconen monumenten en bedrijfslogo’s Om enkele van de benaderingen samen te vatten waarlangs wij de bestaande vormen van BrandSpace™ hebben verkend zal ik kort drie projecten bespreken Elk daarvan legt de nadruk op een ander aspect van de verstrengeling tussen de hedendaagse architectonische ruimte stedelijkheid en andere media
IS