Je bent welkom

Page 1

INHOUD

Inleiding

9

1. 2. 3. 4. 5. 6.

Een hartelijk welkom‌ Aan wie opstandig is Open armen Kom thuis Helder licht in een donkere nacht Ik zal je niet verlaten De gouden beker Dichterbij dan je durfde te dromen

13 19 23 25 35 43

7. 8. 9. 10. 11.

Aan wie door schuld geplaagd wordt Twee grafstenen De stem uit de emmer Schuld of genade Op het allerlaatste moment Onvolmaakte mensen

57 69 77 81 87

12. 13. 14. 15.

Aan wie trots is Het koninkrijk van het onwaarschijnlijke Bekleed met zijn gerechtigheid Waar mensen zwijgen De genadeslag voor je reputatie

95 101 105 109


16. 17. 18. 19. 20. 21.

Aan wie zich steeds opnieuw vergist De tederheid van God Puppy’s, vlinders en een Verlosser Onschuldig De klank van geloof Als genade diep gaat Wat we echt willen weten

121 123 129 135 137 139

22. 23. 24. 25.

Aan geloof dat wankelt Het evangelie van de tweede kans Weet je nog Ruimte voor het wonder Geloof en ontvang

143 147 155 159

26. 27. 28. 29. 30.

Aan wie ons pijn gedaan heeft De kracht van vergeving Bedankt voor het brood Als je aan de dijk gezet wordt Knettergek van krekels De Vader in de vijand

165 167 173 175 183

Noten Bronnen

187 188


INLEIDING

W

ij mensen hebben een bijzonder talent voor mislukkingen, of niet soms? We zijn experts in het verprutsen, verknoeien en verrotzooien van ons leven. Ken je dat, dat je vanuit een diepe kuil omhoog kijkt en niet anders kunt dan de conclusie trekken dat je ’m zelf hebt gegraven; dat je zo diep gevallen bent dat je je afvraagt of er nog hoop voor je is? Misschien lijk je op Mozes, verscheurd door spijt over een verleden dat je niet kunt veranderen. De schaduw van de zonde verduistert je toekomst en je vraagt: ‘Zou God nog iets kunnen met iemand die zulke afschuwelijke fouten gemaakt heeft als ik?’ Of misschien ben je meer zoals Petrus. Je had alles op een rijtje. Je hield van God en stond klaar om ten strijde te trekken voor je Verlosser. Maar voor de haan kraaide en de zon opkwam begaf je geloof het en nu zit je vast een moeras van verdriet en ellende. Of misschien ben jij degene die verraden is. Bedrogen, vertrapt, genegeerd of vergeten. Hoe kun je ontsnappen uit de gevangenis van bitterheid? Als je verdrinkt in spijt, je schaamt voor je wandaden of het je maar niet lukt om mensen die je gekwetst hebben te vergeven, dan hoop ik dat je deze bladzijde omslaat. En ik bid dat je iets in deze verhalen herkent, dat ze aansluiten bij jouw ervaringen. Laat ze tot je doordringen, zodat je opnieuw beseft dat er vergeving is voor fouten uit het verleden en hoop voor de toekomst. Dat er een God is die gespecialiseerd is in tweede kansen.

9



••

Voor wie opstandig is Dit zegt de heer: Als je bij mij terugkeert en ik je aanneem, zul je mij weer dienen. Jeremia 15:19



1 OPEN ARMEN

Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader 13


je bent welkom zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.’ Lucas 15:11-24

D

e jongen staarde naar zijn spiegelbeeld in de modderige poel. Hij vroeg zich af of het zijn gezicht eigenlijk wel was. Hij leek er niet

op. Het vuur in zijn ogen was gedoofd. De spottende grijns was verdwenen. De onverschillige houding had plaatsgemaakt voor nederigheid. Hij was finaal onderuit gegaan en plat op zijn gezicht geland. Dat hij geen vrienden meer had, was niet genoeg. Dat hij blut was, was niet genoeg. Dat hij zijn ring, zijn jas en zelfs zijn schoenen had moeten verkopen was niet genoeg. De lange uren die hij op straat had doorgebracht, doelloos rondslenterend, hadden hem niet gebroken. Je zou denken dat de nachten in een tochtige, smerige barak hem de ogen zouden hebben geopend, of anders het sjouwen met varkensvoer wel. Maar dat was niet zo. Trots is zo hard als steen. Een stevige dreun veroorzaakt misschien een barstje, maar om het echt te breken is de sloophamer van de realiteit nodig. Hij was bijna zover. Zijn eerste dagen in armoede en eenzaamheid stonden waarschijnlijk in het teken van bitterheid en wrok. Hij was woedend op iedereen. Het was de schuld van iedereen. Zijn vrienden hadden hem niet in de steek moeten laten. Zijn broer moest komen om hem vrij te kopen. Zijn baas moest hem beter te eten geven en zijn vader had hem gewoon helemaal nooit moeten laten gaan. Hij vernoemde een varken naar ieder van hen… Hij had kunnen doen wat miljoenen andere mensen doen. Hij had 14


open armen de rest van zijn leven in die varkensstal kunnen doorbrengen en doen alsof het een paleis was. Maar dat deed hij niet. Iets zei hem dat dit het moment van – en voor – de waarheid was. Hij keek in het water. Het gezicht dat hij zag was niet erg aantrekkelijk. Smerig en gezwollen. Hij keek de andere kant op. ‘Maak je niet zo druk. Je bent er niet slechter aan toe dan de meeste anderen. Morgen ziet het er vast beter uit.’ Leugens die tot nog toe altijd in vruchtbare grond gevallen waren. ‘Deze keer niet,’ mompelde hij. En hij staarde naar zijn spiegelbeeld. ‘Wat ben ik diep gezonken.’ Zijn eerste woorden van waarheid. Hij keek in zijn eigen ogen. Hij dacht aan zijn vader. ‘Ze zeiden altijd dat ik uw ogen had.’ Hij zag de gekwetste uitdrukking op het gezicht van zijn vader nog voor zich, toen hij hem vertelde dat hij weg zou gaan. ‘Wat zal ik u veel verdriet gedaan hebben.’ Een scheur liep dwars door het hart van de jongen. Er viel een traan in het vijvertje. Al snel gevolgd door een tweede. En toen nog een. De dam brak. Hij begroef zijn smerige gezicht in zijn handen, terwijl de tranen deden waar tranen zo goed in zijn; ze gaven zijn ziel een wasbeurt. Zijn gezicht was nog nat terwijl hij naast het vijvertje ging zitten. Voor het eerst in lange tijd dacht hij aan thuis. De herinneringen verwarmden zijn hart. Herinneringen aan gezellige maaltijden, vol plezier. Herinneringen aan een warm bed. Herinneringen aan avonden op de veranda, samen met zijn vader, luisterend naar het hypnotiserende getjirp van de krekels. ‘Vader.’ Hij zei het hardop, terwijl hij naar zichzelf keek. ‘Ze zeiden altijd dat ik op u leek. Maar nu zou u me niet eens herkennen. Lieve help, wat heb ik er een puinhoop van gemaakt.’ Hij stond op en begon te lopen. De weg naar huis was langer dan hij zich herinnerde. De vorige keer dat hij hier gelopen had, hadden de mensen hem nagekeken, vol bewondering voor zijn elegantie. Als ze hem nu nakeken, dan was het om15


je bent welkom dat hij zo stonk. Zijn kleren waren gescheurd, zijn haar smerig en geklit en zijn voeten zwart van het vuil. Maar daar maakte hij zich niet druk om, want voor het eerst sinds jaren – jaren vol onrecht en egoïsme – was zijn geweten schoon. Hij ging naar huis. Hij ging naar huis als een veranderd mens. Hij eiste niet langer dat ze hem zouden geven waar hij recht op had, hij was blij met alles wat hij kon krijgen. ‘Geef me’ had plaatsgemaakt voor ‘help me’ en zijn opstandigheid was vervangen door berouw. Hij kwam vragen om alles, zonder in ruil daarvoor ook maar iets aan te kunnen bieden. Hij had geen geld. Hij had geen enkel excuus. En hij had geen idee hoe vreselijk zijn vader hem gemist had. Hij wist niet hoe vaak zijn vader tussen het werk door naar het hek gelopen was om uit te kijken naar zijn zoon. De jongen had geen idee van het aantal keer dat zijn vader wakker geworden was uit een onrustige slaap, naar de kamer van zijn zoon was gelopen en op het bed van de jongen had gezeten. En als je de jongen verteld zou hebben hoe vaak de vader op de veranda gezeten had, naast de lege schommelstoel, turend in het donker en wensend dat hij dat bekende silhouet zou zien, dat loopje, dat gezicht… dan zou hij je niet geloofd hebben. Terwijl de jongen bij de laatste bocht aankwam, de weg die naar het huis leidde, oefende hij zijn toespraakje nog één keer. ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u.’ Hij kwam bij het hek en legde zijn hand op de grendel. Hij wilde de lat optillen, maar hij verstijfde. Zijn plan om naar huis te gaan leek opeens nogal dom. ‘Wat heeft het voor zin?’ vroeg hij zich hardop af. ‘Hoeveel kans heb ik?’ Hij boog zijn hoofd, draaide zich om en begon weg te lopen. Toen hoorde hij de voetstappen. Hij hoorde het klepperen van sandalen. Iemand rende op hem af. Hij keek niet om. Dat is vast een bediende om me weg te jagen, of mijn grote broer die wil weten wat ik hier thuis te zoeken heb. Hij liep verder.

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.