Inleiding en verantwoording
Het gesprek over de kerkgang is lange tijd een nogal gevoelig thema geweest. Veel ouders die zelf nog ‘geleden’ hebben onder gedwongen kerkgang – dikwijls gevolgd door een zondagsrust die saaier dan saai was – wilden hun kinderen daar niet te veel mee lastigvallen. Ze (of we!) hoopten lange tijd dat ze vanzelf wel bleven meekomen, juist omdat er niet over gezeurd werd en het bovendien in de kerk veel ‘leuker’ was dan vroeger. In het pastoraat gold lange tijd dat predikanten en ouderlingen – door Maarten ’t Hart-achtige taferelen gewaarschuwd – het nauwelijks waagden om mensen direct aan te spreken op hun zondagse tijdsbesteding. Maar volgens mij valt er tegenwoordig weer gemakkelijker over te praten. En ik dacht: dat gesprek zouden we als ‘blijvers’ om te beginnen eens met elkaar moeten voeren. Waarom ben ik eigenlijk gebleven? Waarom jij? Wat antwoorden wij als anderen vragen waarom wij naar de kerk gaan? En (her)kennen we in onszelf misschien af en toe ook de tegenwerpingen, de onwil, de neiging om het te laten versloffen?