Inleiding Belijdenis doen is een belangrijke mijlpaal op ons leven als christen. Als ik belijdenis doe dan bevestig ik de beloften die werden gedaan bij mijn doop. Voor de meesten van ons gaat het daarbij om beloften die voor ons werden gedaan toen we nog heel jong waren. Als ik belijdenis doe, wil dat zeggen dat ik heel bewust deze beloften voor mijn eigen rekening neem; ik verklaar in het bijzijn van anderen dat ik een volgeling van Jezus Christus ben. Ik zeg bovendien dat ik mijn prioriteiten en waarden wil laten vormen door wat Jezus van mij vraagt. Als ik belijdenis doe dan voltooi ik een inwijdingsproces; ik word een volwaardig lid van de kerk, waar ik al bij hoorde door mijn doop. Ik word een volwaardig lid van de universele Kerk (de Kerk van alle tijden en plaatsen in deze wereld), maar ook word ik lid van een specifieke kerk, mijn plaatselijke gemeente en het kerkverband waartoe deze gemeente behoort. Het kan betekenen dat ik nu voor het eerst deel kan nemen aan bepaalde gedeelten van het kerkelijk leven, en dat ik nieuwe verantwoordelijkheden op me mag nemen in de kerk. Belijdenis doen is te vergelijken met dienst nemen in een leger. De predikant legt mij de handen op en bidt of God zijn kracht op mij wil leggen, zodat ik sterk zal staan in het geloof en toegerust zal worden om in deze wereld voor God te leven. Maar niet voor iedereen is belijdenis doen een positieve ervaring. Een kerkleider vertelde me eens in vertrouwen dat hij zich zorgen maakte over de belijdenisgroepen, omdat het er weleens op leek dat de belijdenis voor jonge mensen een afscheidsceremonie was van de kerk. Zodra ze oud genoeg zijn, doen ze plichtmatig belijdenis en dan geloven ze het verder wel en zien nooit meer een kerk van binnen. Veel mensen hebben hun eigen belijdenis ervaren als een saai ritueel, dat nu eenmaal van hen werd verwacht door ouders en grootouders. Ook de belijdeniscatechisatie was verplichte kost. Er zijn mensen die belijdenis hebben gedaan omdat de opleiding waar zij van plan waren naar toe te gaan, eiste dat de leerlingen belijdenis hadden gedaan. Daarbij werd het niet belangrijk gevonden of ze daadwerkelijk een geloofskeuze hadden gemaakt. Dit zijn allemaal verkeerde redenen om belijdenis te doen. 8