Lang geleden leefde er een man die Noach heette. ‘Ik ga een grote watervloed sturen,’ zei God tegen hem. ‘Hoe kan ik mijn gezin redden?’ vroeg Noach.
‘Bouw een hele grote boot,’ zei God. ‘Groot genoeg voor jou, je vrouw, je drie zoons en hun vrouwen – en voor heel veel dieren.’
Noach en zijn gezin begonnen de ark te bouwen. Ze hakten bomen om. Ze zaagden er planken van. ‘Tok - tok - tok,’ zei de hamer.
‘Verzamel twee dieren van elke soort,’ zei God. Noach en zijn zoons gingen de dieren zoeken.
Toen de ark klaar was, werd de lucht helemaal grijs. ‘Er komt een storm aan!’ zei Noach. ‘We moeten opschieten.’ Hij stuurde alle dieren naar binnen. God deed de deur dicht.
Het begon te waaien en te onweren. Het regende en regende. Al snel stond alles onder water. De ark ging drijven!
Het regende veertig dagen en veertig nachten. Maar Noach en zijn gezin waren veilig in de grote boot. Ze waren druk met het voeren van alle dieren.
Eindelijk stopte de regen. Langzaam zakte het water. Plotseling stond de ark stil, met een krak en een kraak. Ze waren tegen een berg aan gevaren.
‘Ik zal een raaf op pad sturen,’ zei Noach. De raaf vloog weg, maar kwam niet meer terug. Hij bleef rondvliegen om droog land te zoeken.
Toen stuurde Noach een duif op pad. Al snel kwam de duif terug met een blaadje. Nu kwamen de bomen boven het water uit!