2 minute read

Tweedeling

Next Article
Literatuurlijst

Literatuurlijst

Vooronderzoek

TWEEDELING Een groot gedeelte van de historische binnenstad van Arnhem komt na de slag om Arnhem in zwaar verval, met name de zuidelijke binnenstad is zwaar beschadigd. Na de oorlog ging men aan de slag met de wederopbouw. Op de kaart op pagina 20 is in kaart gebracht welke bebouwing vooroorlogs is en welke gebouwen naoorlogs zijn. Opmerkelijk is dat het koningsplein zich precies op de overgang van de historische en wederopbouw stad bevindt.

Na de oorlog begon de wederopbouw, het bouwen van een nieuwe stad. De gedachte dat een nieuw soort stad onvermijdelijk tot een ‘nieuwe mens’ en een betere samenleving zou leiden was binnen de modernistische avant-garde van de eerste helft van de twintigste eeuw niet ongebruikelijk. ‘Form follows function‘ vormt het principe in de moderne architectuur, dat inhoudt dat het ontwerp van een bouwwerk voortvloeit uit of gebaseerd wordt op de beoogde functie of het uiteindelijk gebruik.

Deze verandering van stedenbouw heeft ervoor gezorgd dat er een groot contrast is ontstaan in stedenbouw. In tegensteling tot de vooroorlogse binnenstad is er op individuele functie en gebouwniveau de stad ingevuld. De gebouwen werden vaak ruim uit elkaar gesitueerd volgens het principe licht, lucht en ruimte. “Wanneer we kijken naar vooroorlogse steden, zien we vaak aansprekende bebouwingstructuren. De gebouwen zijn dan zo gesitueerd dat er duidelijke begrensde openbare ruimtes zijn ontstaan. Niet alleen de inrichting van het openbare gebied valt op, ook de vormgeving van de openbare ruimte. Dan wordt gesproken over een “mooie” stad, waarmee in de eerste plaats niet wordt bedoeld de “schoonheid” van de individuele gebouwen, maar de stedenbouwkundige context. Daarbij zijn aspecten opgevallen als: zichtlijnen en assen, gevormd door bomenrijen en begeleidende bebouwing met soms een markante beëindiging. Op andere plekken vormen gebouwen en objecten samen één ruimtelijk geheel van avenues, lanen, pleinen e.d. In de meest tot de verbeelding sprekende steden lopen de openbare ruimtes harmonisch in elkaar over en/of komen ze samen op een hoofd- plein. Hier is sprake van ‘ruimtelijke ordening’, omdat de gebouwen zich hebben gevoegd in het totaalbeeld en als het ware de ‘wanden’ vormen van de openbare ruimtes. In steden die qua beeldkwaliteit hoog scoren is de vormgeving van de bebouwing vrijwel altijd een afgeleide van de beleving vanuit de openbare ruimte. Omdat die beleving de indeling en het gebruik van een bouwplan sterk kan beïnvloeden ontstaat daarover vaak discussie tussen de architect van het bouwplan en de stedenbouwkundige als kwaliteitsbewaker van de publieke ruimte.”

In bovenstaand citaat van stedenbouwkundige Ibbe H. Norbruis komt sterk naar voren dat historische steden als “mooie” steden worden ervaren. Een van argumenten die wordt genoemd is dat de bebouwing een afgeleide is van de beleving vanuit de openbare ruimte en dat gebouwen zich hebben gevoegd in het totaalbeeld en als het ware de ‘wanden’ vormen van de openbare ruimtes. Je zou de historische stad als pittoresk kunnen omschrijven met haar omsloten pleintjes met kronkelende straatjes. Dit staat in scheel contrast met de grote bouwblokken die vaak ruim uit elkaar gesitueerd zijn volgens het principe licht, lucht en ruimte, waardoor de ruimtes niet zijn ingekaderd en het lijkt of de ruimtes als het ware wegvloeien.

Arnhem binnenstad, 1927 bron: Beeldbank Gelders Archief Het politiebureau aan de Beekstraat te Arnhem, 2000, Marina Popova

This article is from: