3 minute read
Joepie! We gaan naar zee!
‘Ach, papa, je hebt al zo lang beloofd dat we naar het strand gaan. Kunnen we zondag dan wel?
Please, please, pleaeaeaease,’ smeekt Neisha. Vader kijkt haar nadenkend aan en knikt vervolgens met zijn hoofd.
‘Joepie joepie joepie!’ Neisha springt blij in het rond. Ze rent meteen naar haar broer om het te zeggen. Neisha is acht, Dylan tien. Allebei houden ze enorm van zwemmen. Hij heeft diploma A en B en is lid van een zwemclub. Zij heeft diploma A.
‘Yes yes yesssss,’ reageert Dylan. ‘Ik wil allang mijn nieuwe duikbril met snorkel uitproberen.’
Moeder hoort het allemaal aan: ‘Ik zal voor de aardappelsalade zorgen, brood, prik en sap.’
‘Dan zorg ik voor het vlees op de BBQ, chips en koekjes,’ lacht vader.
‘Naar welk strand gaan we?’ vraagt Dylan.
‘Ik wil naar een strand in het westen,’ zegt moeder. ‘Daar is de natuur mooi groen en zijn de stranden prachtig blauw.’
Vader denkt even na en zegt dan: ‘Ik weet het! We gaan naar het vissersstrand bij Westpunt. Daar kunnen jullie met schildpadden snorkelen.’
‘Schild-padden?’ vragen Dylan en Neisha verbaasd. ‘Echte schildpad pad pad padden, papa?’ vraagt Neisha blij.
‘Ja,’ antwoordt vader.
‘Yesssss!’ springen Dylan en Neisha van blijdschap en ze omhelzen hun vader. ‘Ik kan niet wachten tot zondag,’ zegt Neisha.
De grote dag is aangebroken. Vandaag is het zondag en de kinderen zijn opgestaan voordat de wekker is afgegaan. Het gezin is al vroeg op weg naar Westpunt. ‘Wat is de natuur toch prachtig,’ zegt mama.
‘We zijn er bijna,’ zingt papa.
‘Eindelijk,’ verzucht Dylan.
Bij de ingang van het vissersstrand zien ze een heleboel auto’s staan. ‘Nou! Vandaag zijn er wel heel veel mensen,’ merkt moeder op. Ze zien zelfs politieauto’s en wagens van radio- en televisiestations.
‘Zo-o? Wat is er hier aan de hand?’ vraagt vader zich hardop af. Hij parkeert vlug de auto en iedereen stapt uit om te zien wat er gaande is.
‘Wat?’ zegt moeder verbaasd.
‘Hèèè? Ik begrijp het niet!’ zegt vader.
Er zijn veel mensen bij het strand en ze kijken allemaal bezorgd. Ook Neisha en Dylan staan met open mond te kijken!
De zee is weg! De zee is verdwenen. Je ziet alleen nog het zand, de bodem, de pier en de vissersboten, die gestrand zijn.
‘Waar is wa-wa-water? Waar zijn de schildpadden en de vissen gebleven?’ vraagt Dylan bedroefd.
‘Ik weet het niet, lieverd,’ zegt zijn moeder.
De kinderen rennen naar de pier om het beter te begrijpen, terwijl de ouders aan de kant blijven praten. Opeens horen de kinderen een gesis.
‘Psssst, psssst.’ Ze kijken rond, Neisha kijkt fronsend naar Dylan die vragend naar zijn zusje kijkt.
‘Pssst, hier ben ik. Hier beneden, op het zand.’
De kinderen buigen zich voorover en kijken naar de bodem. Ze kunnen hun ogen niet geloven! ‘Kijk, Dylan. Een krab roept ons!’ zegt Neisha geschrokken.
‘Kom luisteren! Kom, kom vlug,’ zegt de krab. Achterdochtig klimmen de kinderen van de pier af en komen bij de krab staan.
‘Ik ben Meneer Krab! Je hoeft niet te schrikken, ik weet waarom de zee er niet meer is.’
‘Wa wa waarom is de zee er niet meer?’ vraagt Dylan nog steeds een beetje wantrouwend.
‘De zee is kwaad!’
‘Kwaad? Waarom?’ vraagt Neisha bezorgd.
‘Kom met me mee, dan zal ik het jullie uitleggen.’
Neisha en Dylan kijken elkaar niet begrijpend aan. Ze nemen elkaar bij de hand en lopen achter Meneer Krab aan.
‘Jullie, mensen, waarderen de natuur van Curaçao allang niet meer. Jullie houden niet meer van haar,’ zegt hij. ‘Kijk hier, hoeveel troep jullie in de mooie zee gooien waarin wij wonen en jullie zwemmen.’
Terwijl ze lopen, zien de kinderen autobanden, plastic bekers, borden en zakken, blikjes, flessen, chipszakken, vislijn en -netten, slippers en nog veel meer!
‘Al deze troep is funest voor de natuur!’ gaat Meneer Krab verder. ‘Gisteren nog heeft een bevriende schildpad een plastic zak opgegeten, omdat hij dacht dat het eetbaar was.
Hij kreeg er vreselijke buikpijn van. Moest naar de dokter. Zelf ben ik vaak in blikjes blijven steken.’
De kinderen worden verdrietig van wat ze allemaal zien en horen.
‘De zee heeft me gevraagd jullie bij hem te brengen. Kom mee!’ Na een hele poos lopen komen ze bij Zee. Ze staan versteld van de grote golf die ze zien.
‘Dag Neisha en Dylan. Ik ben Zee!’ De kinderen zijn met stomheid geslagen. ‘Ik ben heel kwaad op de Curaçaoënaars. Daarom ben ik weggegaan. Maar als jullie mij helpen, zal ik terugkomen.’
‘Hoe? Zee! Natuurlijk willen we helpen!’ zegt Neisha.
‘Lees deze brief voor zodat iedereen in Curaçao het hoort.’
Zodra Zee hun de brief heeft gegeven, rennen de kinderen terug naar de kant. Ze vertellen hun ouders over het plan. Vader heeft alle journalisten bij elkaar geroepen, zodat de boodschap door iedereen gehoord kan worden.
Moedig leest Dylan de brief van de zee voor. Daarna begint heel Curaçao de stranden schoon te maken, alle troep op te ruimen. Iedereen helpt mee en binnen de kortste tijd zijn alle stranden opgeruimd en netjes. De zee stroomt uit tevredenheid meteen terug naar de stranden van Curaçao.
Mooi zo! Iedereen viert het heugelijke feit dat de zee is teruggekeerd.
Vanaf die dag beseft iedereen hoe belangrijk het is om ons eiland opgeruimd en schoon te houden.