9 minute read

Spannend moment in de struiken van Bándabou

Jowella huppelt door de waterplas

‘Heerlijk, helder, regen op mijn hoofd!’ roept ze naar wie het horen wil.

‘Planten, bloemen, grassprietjes en bomen, drink maar wat je kan en fleur je kleuren op!’

Aiden is een opruimheld, hij is geen jogger, maar een plogger: met een afvalzak rent hij van plek naar plek en neemt overal alle rommel mee. Zo blijft de natuur groen en Aiden fit!

Yuna houdt van dieren en helpt vaak in het asiel. Want ook de honden en de katten hebben recht op aandacht en liefde van een baasje zonder zorgen.

Joshua bevrijdt de pelikanen, uit een heel groot visnet, touwtje voor touwtje losgemaakt, om met ze te kunnen dansen op de mooie klanken van de tambú.

Shanna droomt van een schone aarde waar hoge bomen stevig staan met kwetterende parkietjes op de takken.

Uit de boom klinkt groot kabaal, een feest van groene veren! Jeroen

‘Papa!! Wat voor plant is dit?’

‘Dat is senna. Dat legden moeders in het peuterbedje als hun kindje koorts had.’

Mama, papa, Jerry en Terry zijn vroeg van huis vertrokken om blaadjes te zoeken voor een schoolproject. Ze zitten in groep 8 en moeten blaadjes zoeken van vijf planten die zeldzaam zijn geworden. In het dichte struikgewas staan veel grote bomen en mooie hoge planten. Het is wel raar dat aan weerszijden van het bochtige pad, waar ze op lopen, de struiken zijn platgetrapt of door een brede auto platgereden. Toen de juf de opdracht had gegeven, had Terry in de klas gevraagd: ‘Mag dat wel, juf, planten uit de natuur meenemen naar huis?’

‘Nee, je rukt natuurlijk niet een hele plant uit de aarde,’ had ze geantwoord, ‘maar een of twee blaadjes voor een schoolproject mag wel.’

De broertjes van twaalf houden van dit soort opdrachten, omdat mama en papa hun uiterste best doen hen te helpen aan een mooi cijfer.

‘Wat hebben we al?’ vraagt Jerry. ‘Wilde salie, trommelstok en senna,’ antwoordt Terry.

‘Geweldig,’ vindt papa. ‘Wilde salie werd gebruik om er de afwas mee te doen, een bezem te maken om de stoep te vegen en het werd in brand gestoken om met de rook muggen te verdrijven.’

‘De afwas ermee te doen?’ vraagt Jerry.

‘Ja, je weet toch dat arme mensen geen afwaszeep hadden, toch?’

‘En trommelstok?’ vraagt mama.

‘Vrouwen wreven de blaadjes in hun handen fijn en smeerden het vocht dat vrijkwam op hun gezicht. Als dat opgedroogd was, spoelden ze het met water weg. Trommelstok loste alle vlekjes en puistjes op.’

Terry: ‘Omdat ze geen gezichtscrème konden kopen?’

‘Inderdaad,’ reageert papa. En zegt meteen daarna: ‘Pas op, dat is een bringamosa, een soort brandnetel. Raak hem niet aan want je krijgt er overal jeuk van net als Kompa

Nanzi in het verhaal van de bonte koe. Jij hebt zeker wel een tissue bij je, hè, mama?’ vraagt hij.

Mama geeft hem een zakdoekje en papa plukt er heel voorzichtig twee blaadjes van de struik mee af en wikkelt ze in het papier. Deze buit verdwijnt ook in de bruine zak die Terry bij zich heeft.

‘Een olijfstruik!’ roept mama verheugd uit.

‘Olijven voor in de salade?’ vraagt Jerry.

‘Nee, deze vruchtjes kun je niet eten.’

‘Waarom niet?’ wil Jerry weten.

‘Omdat oma me geleerd heeft dat je iets niet kan eten als je ziet dat geiten er niet aankomen, anders word je er ziek van.’

‘Waar werden deze olijfjes dan voor gebruikt?’ wil Jerry weten.

‘Ze spoelden zwarte kleding in water met de blaadjes van de olijf om hun zwarte kleur te behouden. En van de bladeren werden ook bezems gemaakt om de stoep mee te vegen.’

Jerry plukt twee blaadjes en stopt die in de zak. Vlak voordat het pad linksaf slaat, vraagt Terry die achter papa loopt: ‘Wat is dat voor een geluid?’

Papa staat abrupt stil, de jongens botsen tegen hem aan en beginnen te grinniken.

‘Ssst,’ gebaart papa. Alsof hij op eieren loopt, zet hij enkele stappen vooruit, buigt zich voorover om door de bomen te loeren wat er verder in het struikgewas aan de hand is.

Mama strekt haar rug ook om te kijken wat er gebeurt, want ook zij heeft een raar geluid gehoord, als van een graafmachine. Fluisterend vraagt ze: ‘Wat maakt dat geluid, Kenneth?’

Papa keert zich om en gebaart dat ze moet zwijgen. Daarna zegt hij gejaagd: ‘Er graven een paar mensen planten uit die ze in een pick-up laden, laten we terugkeren voordat ze ons zien!’

Ze draaien zich allemaal meteen om, om naar hun auto terug te gaan.

Jerry, die dol is op alles waar een motor in zit, fluistert: ‘Er komt een truck aan!’ ‘Vlug, hierin!’ duwt papa de anderen een zijpad in.

Mama vraagt geschrokken: ‘Maar je zei dat we niet van het pad af mochten en nu doe je het zelf, Kenneth, wat …’ Ze blijft stil, want nu horen ze andere geluiden. Geschreeuw, en het geren van benen die hun richting op komen.

‘Kom, achter deze boom, snel,’ zegt papa. ‘Maak je klein en blijf doodstil.’

Het is een reusachtige boom, met wortels als hoge muren boven de grond. Ze verstoppen zich tegen elkaar aan gehurkt tussen die hoge wortels. Met het hart kloppend in de keel horen de kinderen voeten rennen over het pad waar ze zelf net nog liepen. Gelukkig verbergen de planten rond de boom hen, zodat mensen die over dat pad lopen hen niet zien.

‘Waarom verstoppen we ons?’ Jerry’s stem bibbert.

‘Omdat ik niet weet wat die gravende mensen van plan zijn,’ antwoordt papa. ‘Een ding snap ik niet: waarom graven ze die planten uit en laden ze die in een pick-up. Volgens mij is dat verboden!’

Nu horen ze een auto naderen. Maar deze auto rijdt niet door, hij blijft staan bij de boom waar zij zich verstoppen. De motor gaat uit. Wie zit er in die auto, vragen ze zich allemaal af. Het is ineens opvallend stil in de natuur.

Dan zegt iemand: ‘Komen jullie maar tevoorschijn!’

Papa herkent de stem en hij loert van onder de struiken. Hij ziet een man staan, met een groene broek en T-shirt aan. Het is Ivan, een goede bekende van hem. Een voor een komen ze tevoorschijn en papa groet Ivan: ‘Hoe is het, kerel, wat is er toch gebeurd?’

Ivan antwoordt: ‘Een paar mensen waren planten aan het uitgraven om ze mee te nemen. Ik heb de politie gebeld, die is onderweg. Maar de dieven zijn er al vandoor.’

Terry laat de zak zien die hij bij zich heeft en vraagt verschrikt: ‘Wij hebben ook planten gepakt, maar alleen een paar blaadjes voor school.’

Ivan moet lachen: ‘Geen probleem. Vertel op school maar van alle mooie struiken en planten die in de natuur groeien en zeg ook dat ze die niet mogen uitgraven of meenemen.’

Nieuwsgierig aagje Terry vraagt: ‘Bent u de eigenaar van deze bomen en planten?’

Ivan glimlacht: ‘Nee, ik ben een milieuagent, wij beschermen de natuur en de dieren.’

Hij neemt afscheid: ‘Ik ga de schade opnemen die de plantenboeven hebben aangericht.’

‘Oké, tot ziens,’ antwoordt papa. ‘Kom jongens, laten we naar huis gaan. Jullie hebben genoeg blaadjes verzameld en ik wil wat eten en drinken.’

De kinderen roepen tevreden: ‘Ja, laten we thuis pompoenpannenkoeken gaan eten, met chocolade, lekker joh!’

Waar is Nokkie?

Op een zaterdagmiddag in Suffisant, zitten twee zusjes in de koele schaduw onder een grote mangoboom als een van de twee, Debbie, van twaalf, een kreet slaakt: ‘Yes, gewonnen, én dubbelspel!’

Hard slaat ze haar laatste dominosteen op tafel, en laat zien dat die aan beide einden aansluit.

‘Hè nee, alweer?’ sputtert haar elfjarige zusje Caylah tegen. ‘Waarom win jij ál-tijd, ik speel nooit meer met je!’

Ilse

Boos staat ze op en gaat naar binnen. Debbie lacht en roept haar plagend na: ‘Word ik boos als ik verlies?’ Maar Caylah zwijgt.

Debbie lacht in zichzelf. Vrijwel zeker is Caylah naar haar moestuintje, want als ze boos is gaat ze altijd haar groenteplantjes verzorgen.

Debbie staat op en gaat naar de hoek in de tuin waar Caylah paprika, tomaat en kousenband heeft geplant. Maar haar zusje is er niet. Vlug zoekt Debbie in huis waar ze kan zijn. Nergens te vinden. Ze gaat weer naar buiten en ziet haar bij de kooi van de schildpad van tante Settie, waar ze op passen omdat de tante op vakantie is. De schildpad mag niet loslopen omdat de honden hem dan kunnen bijten.

Elke dag gaat Caylah of Debbie de kooi in om het dier te voeren en dan blijven ze er even zitten om, zoals Caylah het zegt, met Nokkie te babbelen zodat hij het gemis van tante Settie niet zo voelt.

Als Debbie Caylahs gezicht ziet, vraagt ze: ‘Huil je nog omdat je verloren hebt?’

Met betraande ogen antwoordt Caylah: ‘Nokkie is niet in zijn kooi.’

‘Dat kan niet, de kooi was toch dicht?’

Als Debbie Caylah aankijkt, vraagt ze verschrikt: ‘Heb je de deur dan niet dichtgedaan toen je hem vanochtend eten hebt gegeven?’

‘Iii… ik … weet het niet …’ snikt Caylah.

Debbie krijgt medelijden en zegt: ‘Kom, we gaan hem zoeken, hij moet er zijn.’

Samen kijken ze goed naar de kooi; de deur staat wagenwijd open met de drinkbak ernaast.

‘O, wat nu!’ huilt Caylah, ‘morgen komt tante terug.’

‘O jee,’ roept Debbie, ‘kijk hier!’

Caylah holt naar Debbie toe en haar mond valt open wanneer ze de kuil ziet die de honden hebben gegraven naast het tuinhek.

‘Daarom zat Toeties neus onder de aarde vanochtend!’ zegt Debbie.

‘Denk je dat Nokkie door dat gat is gekropen?’ vraagt Caylah met een iel stemmetje.

‘Dat weet ik niet, maar gelukkig staan er veel planten in de tuin van buurman Johnny, zodat iemand die langsloopt Nokkie niet gemakkelijk kan zien en misschien wel meeneemt.’

Caylah kijkt Debbie bezorgd aan: ‘Kunnen we niet over het hek klimmen om hem te zoeken?’

‘Neeee, mama en papa willen niet dat we zomaar weggaan en je weet hoe vervelend de buurman is. Elke keer klaagt hij over de bloemen van onze Spaanse karawara* die in zijn tuin vallen.’

Caylah begint weer te huilen: ‘Wat moet ik dan tegen tante zeggen?’

‘Huilen heeft geen zin, kom, mama bellen.’

De zussen rennen naar binnen en Debbie belt moeder op haar werk. De baas zegt dat mama vandaag vroeger naar huis is gegaan.

Oh, daar horen ze de auto al aankomen; snel rennen ze naar buiten. Zodra mama hun gezicht ziet, schrikt ze en vraagt wat er gebeurd is.

Caylah huilt: ‘Nokkie is ontsnapt.’

Debbie zegt: ‘De honden hebben een grote kuil gegraven bij het hek en misschien is Nokkie daar doorheen gekropen naar de tuin van Johnny.’

‘Nou,’ zegt mama, ‘dan gaan we hem zoeken.’

Mama zet haar tas binnen, doet de deur op slot en met zijn drieën gaan ze naar het huis van Johnny.

Mama mompelt: ‘Moet je die tuin zien.

Als Nokkie daar is, verdwaalt ie vast en zeker.’ En ze knipoogt naar Caylah die onbewust begint te lachen.

‘Goede middag Johnny,’ roept mama.

‘Goeie miiiddaaaag!’

Niemand antwoordt. Mama tikt met haar autosleutel op de brievenbus en roept opnieuw: ‘Johnny!’

Als ze weer wil roepen zien ze dat Johnny de deur opendoet en in zijn rolstoel de stoep oprijdt. Nors kijkt hij hen aan.

‘Hoe gaat het, Johnny,’ zegt mama. ‘Mogen de kinderen kijken of de schildpad van tante waar ze op passen in je tuin is?’

Johnny zucht verveeld en gebaart met zijn hand dat ze mogen.

Opgelucht rennen de kinderen de tuin in op zoek naar de schildpad. De tuin is niet groot, staat vol met groene struiken, vooral onkruid. Mama kijkt rond en na een poosje zegt ze tegen Johnny: ‘Je tuin is weer overwoekerd, ik heb in geen tijden je tuinman gezien.’

Nors antwoordt Johnny: ‘Hij is veel te duur, daarom.’

‘Oh,’ zegt mama. ‘Op kantoor hebben we een groep die ouderen helpt met klussen die ze zelf niet meer kunnen uitvoeren. Wil je dat ik ze stuur om je tuin te wieden? Ze doen het gratis.’

Met gebogen hoofd knikt Johnny dat het goed is.

‘Oké, ze komen in weekenden. Morgen laat ik je weten of ze komend weekend al kunnen.’

Na een poos roept Debbie: ‘We hebben hem!’

Ze komt aanrennen met Caylah achter haar aan, met de schildpad in haar armen.

‘Ah,’ verzucht mama. ‘Godzijdank. Dank je wel dat de kinderen de schildpad mochten zoeken, Johnny!

Je hoort morgen van me.’ Tevreden lopen ze naar huis.

De volgende dag geeft mama haar baas het adres van Johnny. Tante Settie komt Nokkie donderdagmiddag ophalen; ze moet erg lachen als ze hoort over de vlucht van haar schildpad. ‘Ai, wat erg, Nokkie is stout geweest, hè, Caylah? Kijk eens wat ik voor jullie heb meegebracht. Omdat jullie zo goed voor Nokkie hebben gezorgd.’

Ze krijgen allebei een tablet! Dolblij zijn ze!

Zaterdagochtend om acht uur komen er twee grote pick-ups met de collega’s van mama.

Ze hebben scheppen, schoffels, harken en grote vuilniszakken bij zich. Mama was al om zes uur opgestaan en heeft een enorme pan soep gemaakt. De collega’s hebben zelfgebakken biscuitbroodjes meegenomen, een koelbox, ijsblokjes en bekers, limonade en flessen water. Caylah, Debbie en papa helpen ook mee.

Voor ze beginnen wijst mama naar sommige struiken.

‘Die moet je laten staan, dit is oregano en dat citroengras, daar kunnen we limonade van maken. En in die hoek staat basilicum, dat is goed voor in de yambo**.’

Iedereen werkt hard door, ’s middags pauzeren ze met een kop soep en een pan será***. Als ze dorst hebben drinken ze water of limonade.

’s Middags staat de tuin er weer helemaal verzorgd bij. Iedereen helpt de vuilniszakken in de bak van de pick-up te tillen om naar de stortplaats te brengen.

En Johnny? Die is zielsblij!

This article is from: