7 minute read
DOBBERVISSEN OP ZEELT
DE LIFTMETHODE
DOBBERVISSEN OP ZEELT
Advertisement
Het is nog heel vroeg in de ochtend als ik aankom bij het water. Nog in het half donker loop ik naar mijn voorgevoerde stek. De damp komt van het water en mijn aangevoerde plekje lijkt wel te koken. Overal kleine belletjes en plompenblad dat heen en weer wiegt in het water. De zeelten hebben mijn voer overduidelijk gevonden...
De antenne komt uit het water… een zeelt heeft het aas opgepakt.
In alle rust maak ik mijn materiaal klaar en zet mijn stoel neer. De diepte weet ik al; de avond ervoor heb ik gepeild. Voorzichtig laat ik mijn dobber zakken tussen de volop azende zeelten. Het is wel duidelijk dat er meerdere vissen liggen, de dobber beweegt de hele tijd omdat de zeelten tegen mijn lijn aanzwemmen. Plots steek mijn dobber omhoog om vervolgens plat op het water te gaan liggen. Meteen zet ik de haak! Onder water schieten de azende zeelten alle kanten op, een enorm bellenspoor achterlatend. De vis die ik heb gehaakt probeert uit alle macht de veiligheid van de plompen te bereiken. Wat een kracht! Mijn hengel kraakt in zijn voegen en de lijn zingt. Ik kan geen centimeter lijn geven anders zwemt ze zich volledig vast. Gelukkig ziet ze in dat dit niet werkt en probeert naar het diepere, open water te vluchten. Ik laat mijn duim iets van de spoel af zodat de vis lijn kan nemen en mijn centrepin laat zingen. Na een paar runs heb ik de vis eindelijk onder controle en kan ik haar scheppen. Wat een mooie vis uit dit heldere, plantenrijke water. Diep groen en de kleine rode oogjes kijken me verwonderd aan. Voorzichtig onthaak ik haar en na een foto mag ze weer terug in haar element.
RUSTIG & RUIG
De mooiste manier van zeeltvissen is toch wel met de dobber. Niet zo
effectief als de method of de heli-rig, maar het plezier en voldoening is des te groter. Het liefst vis ik met de liftmethode. Dat is een techniek waarbij de dobber bij een aanbeet omhoog komt en zelfs plat gaat liggen. Een aanbeet is zo gemakkelijk te onderscheiden van lijnzwemmers en zo sla je zelden mis. Ook is het mooi om zeelt aan licht materiaal te vangen en te kijken naar een dobber die tussen de zeeltbelletjes staat. Magisch! Ik gebruik twee soorten montages voor mijn liftmethode. Een lichte montage voor als er weinig wind staat en ik dichtbij de oever vis en een montage voor wat ruigere
Prachtige, sterke vis die mij alle hoeken van de sloot liet zien. Rechts mijn wat lichtere dobbers,de twee meest linker zijn zwaardere voor ruigere omstandigheden of verder uit de kant.
De dobber staat op scherp…
omstandigheden. Het grote verschil in de montage is de dobber die ik hiervoor gebruik. Voor de lichte montage gebruik ik een Drennan loaded crystal waggler met een drijfvermogen van 1,25 tot 1,75 gram. Het lood knijp ik op hoofdflijn, op ongeveer 10 cm afstand van de haak. De zware montage bestaat uit een langere, zwaardere waggler die ruim 3 gram lood kan dragen. Je begrijpt misschien wel dat als je zo’n loodgewicht op de hoofdlijn zet, vlak voor de haak, dat zeelt teveel weerstand zal voelen en het aas zal loslaten. Om dit te voorkomen monteer ik boven mijn onderlijn – die met een wartel is verbonden aan de hoofdlijn – een klein warteltje dat vrij over mijn hoofdlijn schuift. Aan de wartel monteer ik een stukje nylon van enkele centimeters waarop ik het lood knijp. Hierdoor voelt de zeelt nauwelijks weerstand en zal het aas goed opnemen. Voor deze montage gebruik ik een iets langere onderlijn van circa 15 cm.
HENGEL EN MOLEN
Qua hengel gebruik ik het liefste de Drennan Tench & Specimen Float.
DE LIFTMETHODE
De liftmethode is eigenlijk heel simpel. Op de hoofdlijn schuif je een stoppertje, daarna een speldwartel of connector waar je dobber in komt te hangen, gevolgd door nog een stoppertje. Tot slot monteer je het loodgewicht net boven de 10 tot 15 cm lange onderlijn. Het is belangrijk dat de dobber het loodgewicht niet kan dragen. De dobber moet dus zinken op de loodgewichtjes! Je stelt de dobber vervolgens 10 tot 30 cm dieper af dan de diepte op de stek. Als je inwerpt, dan zal je zien dat de dobber plat ligt. De bedoeling is dat je de hengel in een steun legt – wijzend naar je dobber – en langzaam de lijn strak trekt. Je zult zien dat de dobber nu gaat staan. Je blijft de lijn strak trekken tot er nog een klein puntje van de dobberantenne boven water steekt. Bij een aanbeet zal een zeelt de spanning van de lijn halen en daardoor komt de dobber weer naar boven (opsteker) en zal zelfs plat komen te liggen wanneer de zeelt het ‘ankerloodje’ optilt.
Mijn favoriete set-up voor zeelt.
Deze 13 ft (3.90 meter) is speciaal gemaakt voor deze visserij en voldoet enorm goed. De hengel is gevoelig, maar toch krachtig. De maximale lijnsterkte voor deze hengel bedraagt 6 lb, dat komt neer op ongeveer 23/00 nylon. Ook andere fabrikanten hebben soortgelijke dobberhengels in hun assortiment. Als molen gebruik ik heel graag een zogenaamde centrepin, maar een normale molen is natuurlijk ook prima. Op de spoel komt 20 tot 25/00 nylon en als onderlijnmateriaal dun gevlochten materiaal of nylon dat iets minder sterk is dan je hoofdlijn. Zo zal je bij een vastzwemmer alleen je onderlijn breken en zwemt de vis dus niet met een heel stuk nylon met toeters en bellen rond. Als haak gebruik ik een haak in maat 8 tot 12. Dit moet een sterke haak zijn zoals de Drennan Super Specialist. Op de kleine haak komt namelijk heel veel druk te staan. Een zeelt is sterk en het water waar ze graag voorkomen ligt vaak vol met obstakels zoals plompenblad, riet, wier, takken en dergelijke.
Typische zeeltstek: plompen, overhangende takken en een samenkomst van meerdere sloten.
Hengel in de steunen en de lijn ‘op spanning’ naar de dobber – een delicaat evenwicht wat hopelijk verstoord wordt door een azende zeelt.
AANHARKEN
Als voorbereiding hark ik mijn stek meestal. Waarom? Op de bodem ligt vaak een laag blad en er staan waterplanten. Als je deze weg harkt ligt je aas dus altijd op een (redelijk) schoon stukje bodem. Omdat je de bodem omwoelt trek je ook de zeelten aan, die komen massaal af op al het voedsel dat door het harken vrijkomt uit de bodem. Je moet niet raar opkijken als de zeelten na een paar minuten al op je stek zijn gearriveerd!
Je moet niet raar opkijken als de zeelten al een paar minuten na het ‘harken’ al op je stek zijn gearriveerd!
De eerste zeelten lagen al op de voerplek en deze mocht al snel even boven water kijken.
Als haakaas gebruik ik meestal mais, wormen en maden. Natuurlijk kunnen zoete mini-boilies en pellets ook worden gebruikt, maar natuurlijk aas heeft mijn voorkeur. Als voer gebruik ik ook graag een zoet voertje, waarin ik wat aas meng en ook wat hennepzaad. Dit houdt de zeelten lekker bezig en daardoor blijven ze langer op de stek hangen. Naast zeelt vang je natuurlijk ook andere soorten, zoals brasem en karper. Voor mij is dit geen probleem en ik kan zo’n grote, oude brasem uit het heldere water zeker waarderen! De beste tijd om zeelt te vissen is het voorjaar en zomer. De zeelten zijn dan het meest actief. De ochtend- en avonduren zijn over het algemeen het meest effectief. Zeelten komen voor in helder plantenrijk water. Dit type water komt vrijwel overal voor in Nederland. Vraag eens aan wedstrijd- en karpervissers of ze wel eens ‘last’ hebben van zeelten. Dit levert vaak veel nuttige informatie op! Heel veel plezier en behandel elke zeelt natuurlijk met veel respect.