De conclusie van Matthéüs in een nieuwe Joods-Christelijke herkomst door Prof. Dr. David Flusser
Het slot van het Evangelie van Matthéüs 28:18b-20 bevat de laatste woorden van de opgestane Jezus tot Zijn discipelen. Overeenkomstig alle bestaande en voorhanden zijnde manuscripten, zou Jezus hen bevolen hebben om alle volken te dopen ,,in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest''. F. C. Conybeare heeft echter reeds aangetoond dat dit bevel om in de drieëenheidsformule te dopen, ontbreekt in de door Eusebius geschreven citaten van deze passage, opgesteld voor het Concilie van Nicea; maar vanaf die tijd verwijst hij slechts naar de bestaande tekst. Dit is vanzelfsprekend niet slechts vanwege de autoriteit van het Concilie, maar ook omdat het verdacht was dat de opinie van Eusebius omtrent de heilige Drie-eenheid niet orthodox was. De drieëenheidsformule in de woorden van de opgestane Jezus vindt geen bevestiging voor de Gnostic Theodotus (leer dat 'kennis' tot zaligheid leidt en niet het 'geloof'). In andere woorden: Niet voor de tweede helft van de tweede eeuw. De tekst van Eusebius betreffende Matthéüs 28:19 luidde als volgt: ,,Ga heen, maak alle volken discipelen in Mijn Naam, lerende hen onderhouden alles wat Ik u heb geboden”. Eusebius schijnt deze vorm van de tekst van deze schriftelijke vastlegging te hebben gevonden in de vermaarde Christen bibliotheek in Caesarea. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom 1
de langere trinitarische formule, inclusief het bevel om alle volken te dopen, in alle bestaande manuscripten heeft kunnen kruipen. Een godvruchtig schriftgeleerde, kennis nemende van de kortere vorm in het manuscript van Eusebius, maar eveneens kennis hebbende van de langere tekst, zou zakelijkerwijs gekozen hebben voor de langere vorm. Dit was gemeenzaam met zijn geestelijk onderscheiden, aangezien de kortere vorm hem blijkbaar slechts een verkorte corruptie toescheen. Hij kende niet het principe, verkregen door moderne tekstbouwkritiek, dat van twee alternatieve leeswijzen, degene die het meest gemakkelijk tot het oorspronkelijke kan worden gerekend, de ander meer lijkt op het rechte. Het is daarom vreemd dat de werkelijke en zelfregelende waarde van de Eusebische tekst van Matth. 28:19 slechts in recente jaren werd herkend door H. Kosmala. De oorsprong van de langere versie in zichzelf is niet moeilijk te verklaren. Haar anonieme auteur heeft blijkbaar kennis gehad van de traditie die gereflecteerd wordt in de nagebootste afsluiting van Markus 16:15-16, overeenstemmend als zou de Opgestane Jezus de Christelijke doop reeds hebben geïnstalleerd. De auteur van de vergrote formule schijnt te hebben gedacht dat deze traditie zinspeelde op de woorden: "Ga heen en maak alle volken discipelen in Mijn Naam''. Uit de woorden: “in Mijn Naam” begreep hij een verwijzing te mogen verstaan naar de trinitarische formule en 'corrigeerde' zijn tekst door te schrijven: ,,Ga heen, maak alle volken tot mijn discipelen, hen dopende in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.''
Dit is slechts een deel van de brochure, die in het Engels is uitgegeven en tevens verwijzingen bevat van naslagwerken.
2