6
Interview
Vrijdag 21 september 2007
Notenkoning Jan Sch
‘De Markthof heeft dit gebie Met een imperium van pinda’s, noten en tutti frutti was Jan Schrier decennia lang de Notenkoning van Den Haag. Kroon op zijn werk is de vernieuwde Markthof, dat eind september haar veertigjarig jubileum viert. Als voorzitter van de Markthof heeft hij het marktgevoel naar het hart van het centrum weten te brengen. Toch is deze ‘koning’ nooit verwaand geworden. Integendeel. Gedreven, maar altijd bescheiden, is Schrier niet te betrappen op het geven van een eigen schouderklopje.
door
Miranda Fieret
Waar handel is, is Jan Schrier. Hij heeft zijn winkels verkocht en eigenlijk is hij op nu 62-jarige leeftijd ‘met pensioen’. Toch kan hij zijn beroep niet helemaal loslaten. Schrier’s thuis is de markthof, waar hij boven de winkelpanden een passend onderkomen heeft gevonden. Gaat het niet kriebelen wanneer je zo dichtbij de plek woont waar je jaren hebt gewerkt, het grootste gedeelte van je leven hebt doorgebracht? “Met al die wegopbrekingen en verbouwingen in
het centrum zou ik niet snel een zaak willen beginnen. Maar als alles weer mooi is… Dan is het natuurlijk anders. Soms voel ik het dan wel weer kriebelen. Maar daar blijft het bij hoor”, vult hij snel aan. “Ik ben te oud om iets nieuws te beginnen en soms even bijspringen in de Notenkoning, zal ik nooit doen. Ik heb de zaak zeven jaar geleden overgedragen en wil me er niet meer mee bemoeien. Je moet de nieuwe generatie gewoon hun gang laten gaan.
Ik wil niet zo nodig mijn stempel op de zaak blijven drukken”. Als jongen van twaalf jaar begon hij als manusje van alles voor de Notenspecialist op de Voorburgse markt. “Ik was best flink voor mijn leeftijd, dus ik kon al beginnen. Dat waren natuurlijk andere tijden hè”, zegt hij een beetje verontschuldigend. “Toen kon dat nog. En ik wilde wat geld verdienen om een fiets te kopen. Later werd dat een brommer”. Op zeventienjarige leeftijd
begon hij voor zichzelf als de Notenkoning en werd de brommer verruild voor een auto. “Ik reed elke ochtend naar markten. Toen nog zonder rijbewijs”. Een glimlach ontbloot zijn gouden tand. “Dat was best spannend allemaal. Wanneer ik door de politie werd aangehouden, zorgde ik er met een smoes voor dat ik in de avond naar het bureau mocht komen. De agent die mij in de ochtend had aangehouden, was dan al naar huis. Zo kon ik ongestoord
hrier:
ed smoel gegeven’ mijn vader met zijn rijbewijs naar het bureau sturen. Een mooie wisseltruc”.
Exotisch
De tijden zijn inmiddels wel veranderd, dat ziet Schrier maar al te goed in. “De markt is altijd een plek geweest voor ontmoetingen, waar bezoekers in verleiding worden gebracht. De geuren, de verhalen van de marktkoopman laten je nieuwe dingen ontdekken. Op de markt kon je primeurs krijgen, dingen die nergens anders te koop waren. Nu is dat anders. Exotische producten zijn in elke supermarkt verkrijgbaar”. Is er dan nog wel een toekomst voor de marktkoopman, of is het principe van de markt stervende? Schrier gaat even verzitten in zijn stoel. Pakt zijn glas cola en denkt zorgvuldig na over een antwoord. Twee slokken later vindt hij de woorden om de toekomst van de markt te schetsen. “Er komt een nieuwe generatie aan. Het gaat niet om een praatje, het gaat om het product. Supermarkten verkopen wel alles, maar kunnen bijvoorbeeld niet vertellen waar een product vandaan komt, hoe het moet ruiken, wanneer het rijp is. En die informatie is heus niet allemaal op het etiket te vinden. Dáárom blijft de markt bestaan. Het gaat om kwaliteit, een persoonlijke benadering en vertrouwen”. De zompige stukjes kaas met een vlaggetje in de supermarkt winnen het niet zo snel van de verse producten die op de markt worden aangeboden. “Er staat bijna nooit iemand bij als je in de supermarkt van zo’n bord kan proeven. Je weet niet hoeveel mensen er met hun handen aan hebben gezeten, erop hebben geniesd en hoe lang die stukjes kaas er überhaupt al liggen”. En op de markt weet Schrier dat alles alleen onder toeziend oog van de marktkoopman wordt aangeboden.
Regels
Met de kennis die hij in meer dan veertig jaar op de markt heeft opgedaan, zit Schrier nu in het bestuur van de Centrale Vereniging Ambulante Handel. Hij maakt zich sterk voor een heldere en betere regelgeving voor marktkooplieden in Den Haag. “Marktkooplieden maken langere dagen dan winkeliers. De wet bepaalt dat ze continu aanwezig moeten zijn op hun standplaats.
‘Marktkooplieden maken langere dagen dan winkeliers’
‘Een stad als Den Haag is groot. Het is moeilijk om regels te veranderen’
ook niet af te schaffen. Milieuwetten zijn immers ook al gelijkgetrokken”. Op de vraag of dat eigenlijk een vorm van discriminatie is, neemt Schrier zelf dat woord niet in zijn mond. “Het is meer ongelijkheid. Iedere gemeente bepaalt zijn eigen regels en dat maakt het onduidelijk. Het gelijktrekken van de regels zou een hoop opleveren. Marktkooplieden kunnen dan meer investeren en hun kennis overdragen op medewerkers. Het houdt de kwaliteit hoger. Maar een stad als Den Haag is groot. Het is moeilijk om regels te veranderen”. In de Markthof, een markt in het centrum, hebben marktkooplieden zich ontpopt tot winkelier. Dat is voor Jan Schrier ook de bevestiging dat de kleine ondernemer kan blijven bestaan naast multinationals als Albert Heijn, Hema of V&D. “We hebben elkaar nodig en versterken elkaar. De Markthof bestaat nu veertig jaar, dat zegt wel wat over onze positie in het centrum”. Inmiddels is de markthof volledig vernieuwd en een ware ‘foodcourt’ geworden. Alle winkels richten zich op versproducten. Of het ook wel eens zwaar is geweest om de Markthof onder de aandacht van klanten te houden, wijst hij van de hand. “Ik heb alleen maar de leuke dingen meegemaakt. Het is allemaal begonnen met een stukje braakliggende grond bij de Spuimarkt. Bekende namen als Simonis kwamen het proberen. Dat was heel anders dan de markt. Je bent elke dag open, staat op een vaste plaats. Het is een andere manier van werken. Nederland had nog nooit een overdekte markt gehad. We speelden in op de vraag naar meer luxe artikelen. Met effect. Zelfs mensen van de ambassades kwamen graag langs”. Al pratend loopt hij naar zijn kantoor en zoekt in een stapel papieren. Trots laat hij een affiche zien. “We vieren het veertigjarig bestaan met een klein festival. Het laatste weekend van september komen de beste marktkooplieden naar Den Haag toe en is er een standswerkersconcours. Zoals alleen op een markt dat kan, worden de producten aangeprezen en een jury beslist uiteindelijk wie de beste is”.
Tr a m h a l t e
Op twee markten staan waarbij één standplaats wordt bemand door een vaste medewerker, mag niet. Daarom moet inkoop en opslag allemaal voor en na de markttijden gebeuren. Winkeliers hebben vaak alleen personeel in de winkel staan terwijl zij intussen de andere klussen kunnen doen. Vroeger is dit verschil aangebracht omdat je als winkelier een middenstandsdiploma moest hebben. Maar nu deze is afgeschaft, zie ik geen reden om die regel
7
Varia
Vrijdag21 september 2007
Ondanks het romantische beeld dat Jan Schrier schetst, bestaat er ook nog een fase waarbij de Markthof een beetje ‘smoezelig’ aangezicht had en langzaam maar zeker werd weggedrukt uit het hart van het centrum. De veranderingen die de tramtunnel met zich meebrachten, was voor de voorzitter van de Markthof reden om te vechten voor vernieuwing. “Maar ik heb dat niet alleen gedaan. Dat doen we met z’n allen. Met de tramtunnel ontstond een vervelende situatie. Mensen werden uitgekocht en met alle verbouwingen was er ook het plan om de tramhalte aan het Spui te verplaatsen”. Weg van de Anton Philipszaal, Lucent Danstheater en natuurlijk ook weg van de Markthof. Voortaan was de halte bij discotheek Asta de dichtstbijzijnde plek om uit te
stappen. Schrier heeft bemiddeld en uiteindelijk zag de gemeente het gemis van de halte in. Maar er was geen geld om de halte weer te verplaatsen. Dat hij als voorzitter van de Markthof ervoor heeft gezorgd dat de halte er uiteindelijk tóch kwam, vindt hij teveel eer. “We hebben met alle winkels van de Markthof voor een bedrag van 10.000 euro gezorgd om de halte hier te krijgen. Daar ben ik echt niet alleen de oorzaak van”. Lang staat hij niet stil bij verworven wapenfeiten. Het volgende project dient zich al aan. “We zitten nog met de andere tramhalte. Ik hoop dat de gemeente inziet dat de halte bij het Mercure Hotel naar de Gedempte Gracht verplaatst moet worden. Ik heb het al verschillende keren aan de politiek voorgelegd. Ze vinden het wel wat, maar uiteindelijk moet het hele Stadsgewest Haaglanden beslissen”. Schrier snapt niet waarom de gemeente de tramhaltes weghaalt. “De Markthof heeft dit gebied juist smoel gegeven. En nu de eigenaar Henk Au alles heeft opgeknapt, heeft het weer een waardige uitstraling. We hebben een stoep van zes meter breed voor de deur. De
‘Ik hoop dat de gemeente inziet dat de halte bij het Mercure Hotel naar de Gedempte Gracht verplaatst moet worden’
capaciteit om de mensenstroom naar het centrum te leiden, is er”. Schrier loopt naar de vitrinekast aan de andere kant van de huiskamer. “Kijk”, met een glimmende miniatuurtram in zijn handen komt hij terug. “Deze heb ik van Bruno gekregen, voor mijn inzet om de tramhalte dichtbij de Markthof te houden”. Nauwkeurig zet hij hem weer neer op de kast, naast een beschilderd ei en zijn Stadspenning, de trofeeën die hij in de loop der tijd heeft verzameld. “De Stadspenning kwam als een grote verrassing”, vertelt hij opgetogen. “Ik kreeg hem uit handen van burgemeester Deetman. Heel leuk dat hij het zelf deed. Een lintje is natuurlijk ook leuk. Maar een Stadspenning, dat is het écht helemaal. Je krijgt het toch van jouw stad”. Het ei heeft helemaal een bijzondere herinnering voor Schrier. Hij draait het even rond in zijn hand terwijl hij de beschildering van een oud stadsgezicht nog even goed bekijkt. “Dit ei heb ik gekregen van een klant toen ik stopte op de markt. Ik heb toen vijftig vaste klanten uitgenodigd voor een dagje weg. Met de bus gingen we naar Noordwijk, de Keukenhof en vervolgens uit eten. Je bouwt in al die jaren toch een relatie op. Mensen kwamen wekelijks nootjes bij me halen en dan zou je er opeens niet zijn. Dat kan niet. Dat afscheid was voor mij een bedankje voor al die jaren dat de klanten mij boven een andere pindaboer verkozen”.
De hoedenkwestie En, heeft u het gezien? Het was weer een optocht, een parade, een kermis van hoeden en hoedjes op Prinsjesdag, waardoor iedereen thuis meteen begreep welke volksvertegenwoordigster van eenvoudige komaf en welke volksvertegenwoordigster van goede komaf was. Ik weet dat die verschillen officieel zijn opgeheven in ons democratische land, alleen niet in de werkelijkheid. U zag het zelf. Toch? Laat mij het uitleggen. Er zijn vrouwen die een hoed opzetten zoals ze thuis het deksel op de pan doen. Klonk! Dat zit vast, dat zit goed. Klaar. Zo gaan ze naar buiten waar de camera’s van het journaal zoemen. De ene vrouw heeft een vogelnestje tegen haar achterhoofd geplakt, de ander trok een groot uitgevallen eiwarmer tegen de wenkbrauwengrens en een derde, nou ja, die had zich vergist. Er is ook een vrouw als de Majesteit, die er met de vreemdste creaties koninklijk uitziet. Dat bedoel ik met standsverschil. De hoed verraadt het. Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe het moet, een hoed dragen. Inderdaad, nooit geleerd. Mijn vader was schoenmaker, mijn moeder huisvrouw, we hadden het niet breed, mooie hoeden droegen de
Vilan
anderen. Filmsterren, prinsessen en koninginnen. Op televisie zag ik ze, in mijn kamertje dacht ik na over hoeden. Of ze duur zijn. Waar je een hoed kunt dragen. En hoe. Het antwoord op die vragen ken ik nog steeds niet. Dat heeft dus te maken met mijn afkomst. Vorig jaar kocht ik een hoed in Maastricht. Een zwart flapgeval dat vast veel te duur was, 175 euro en ik heb het ding één keer gedragen toen ik anders-dan-anders op de foto wilde. Nu ligt de hoed in een doos op de berging, bij de andere verkleedkleren. Het doet een beetje pijn, omdat ik weet wat het betekent. Soms droom ik erover een hoed te dragen. Een lijst om mijn gezicht, dat opeens een lieve adeldom uitstraalt. De hoed waait nooit weg en ik weet elk moment waar ik ben en wat ik moet zeggen. Met deze droom en de wetenschap dat mijn hoed op de berging ligt, keek ik naar Prinsjesdag-tv. Verlangend, zoals mijn soort vrouwen kijkt, waarvan sommigen volksvertegenwoordigster zijn. Haar ouders zijn trots, wat doet ze het goed, je kunt in Nederland toch alles worden wat je wilt en dat is waar, maar zij weet wat ik weet: dat we nooit een hoed zullen dragen zoals die andere vrouwen het kunnen. Dat is standsverschil.
Vilan
van de
Loo
Den Haag viert Internationale Dag van de Vrede
Sander Dekker loopt met 1250 kinderen in optocht vanwege de Internationale Dag van de Vrede. Foto: PR Den Haag staat vrijdag 21 september volledig in het teken van vrede. Met een uitgebreid programma staan prominenten en burgers stil bij vrede en hoe vrede bevorderd kan worden. Met een ontbijt voor prominenten in het Vredespaleis, een optocht van 1250 kinderen en een filmprogramma op het Plein gaat de Internationale Dag van de Vrede niet onopgemerkt voorbij. Ambassadeurs, leden van het kabinet, de gemeente en vertegenwoordigers van internationale organisaties eten samen hun ontbijt in het Vredespaleis. De dag wordt passend gestart met een vredesboodschap van Al-Khasawneh, de vice-president van het Internationaal Gerechtshof. Niet alleen de hoogwaardigheidsbekleders staan stil bij deze dag. Wethouder Sander Dekker (Onderwijs, Jeugdzaken en Sport) heeft aan het begin van dit jaar basisscholen aangeschreven om mee te lopen in een vredesoptocht. “De opkomst is geweldig”, vertelt Louis Hueber, woordvoerder van Sander Dekker. “Er lopen 1250 kinderen
mee”. Dekker wil met deze tocht de vertaling maken naar de samenleving. “Niet alleen instellingen hoeven na te denken over wat vrijheid betekent en hoe je dat bevordert. Het moet ook onder de burgers gaan leven”. Dekker loopt vrijdag voorop in de tocht die vanaf het Vredespaleis begint en bij het Plein eindigt. “Het idee is om – net als honderd jaar geleden tijdens de tweede Vredesconferentie in Den Haag - een stoet met schoolkinderen door de Haagse straten te laten lopen, ter herinnering aan het leggen van de eerste steen van het Vredespaleis in 1907”. Verder brengt de gemeente de Internationale Dag van de Vrede naar het Plein. Met een driedaags filmprogramma in geïmproviseerde bioscopen is het Plein omgetoverd tot een vredesdorp. Donderdag 20 en vrijdag 21 september zijn er van 17.00 tot 22.00 uur films over mensenrechten, vrijheid en vrede. Dekker is blij met het uitgebreide programma dit jaar: “Ik hoop dat het een jaarlijkse traditie gaat worden om het zo groots te vieren”.