ACTA
Nº 33 � JULI 2021
GROENINGE WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT VAN AZ GROENINGE
IN DIT NUMMER
21 10 03
Parkinson Revalidatie: blijf bewegen!
Zomer reset Voorwoord Dr. Jeroen Ceuppens 23
4
Behandeling van prostaatkanker met 177Lu-PSMA
Een ouderenvriendelijk ziekenhuisbeleid: Multidisciplinair, duurzaam en innovatief.
27
az groeninge en Sint-Jozefskliniek Izegem: we staan er samen 8
Een halve eeuw nierdialyse in Kortrijk
De verpleegkundig specialist: een opportuniteit binnen de snel evoluerende oncologische zorg 2
ACTAGROENINGE
28
Wetenschappelijke publicaties
16 32
Column: Achterwerk is meesterwerk Dr. Dirk Peeters
Zomer reset Beste lezer 21 juni 2021. Een nieuwe zomer, een nieuw geluid. Het
ouderenvriendelijk ziekenhuisbeleid. We komen terug
heeft er alle schijn van dat we ons vaccin-kundig naar de
op het luik revalidatie bij de Parkinson-patiënt.
uitgang van deze pandemie hebben geprikt. De maskers mogen nog niet helemaal vallen, maar contact is geen
Onze privileged partner Izegem onderstreept het
vies woord meer. Mekaar en het leven terug omarmen
‘samen’-verhaal. Collega Defoort verwoordt hoe de
doet goed. De zonde is terug deugd geworden.
blikken gestaag in dezelfde richting kijken en zal dit in de komende Acta-nummers blijven doen, telkens vanuit een andere specialistische hoek.
Zelfbeschikking is een hoog goed. Volgzaam als het echt moet, vrije keuzes als het even terug kan. Elk kwaad heb zen goed, zei Johan Cruijff. Zullen de Corona-bladzijden dan toch de geschiedenis halen als een ongeziene serendipiteit?
“Mekaar en het leven omarmen doet goed. De zonde is terug deugd geworden.”
Wetenschappelijke output als perpetuum mobile blijft een zekerheid beyond Corona. Nieuwe ambassadeurs van het AZ Groeninge-project stellen zich opnieuw graag aan u voor.
Een reset is hoedanook meer Het (uit)einde van de gastro-intestinale tractus fungeert
dan welkom.
meteen als slotstuk van deze Acta Groeninge, waarmee Je moet plannen maken alsof het leven eeuwig
we eens te meer de analen ‘aambei-eren’.
is… Het mag terug. Als leesvoer op één van uw vakantie-bestemmingen bieden we u graag dit Acta-
Recent mocht ik het genoegen smaken om PCR-proof
zomernummer aan. We staan even stil bij het verleden
naar niet-continentaal Spanje te vliegen. Terug van even
en blikken graag vooruit naar het meer dan ooit
weggeweest. Een meer dan welgenoten vlucht. En weet u,
uitdagende morgen.
boven de wolken is er altijd zon.
Laus Lutetiae (sic). We zijn fier de lof te mogen zingen over een vruchtbare collaboratie tussen de diensten
Uw dienaar,
nucleaire geneeskunde en urologie die uitmondde in
Dr. Jeroen Ceuppens
Lutetium-PSMA als veelbelovende therapie voor
177
Hoofdredacteur
gemetastaseerd prostaatcarcinoma. We belichten het pionierswerk dat de collega’s nefrologen 50 jaar geleden verrichtten en onder de charmante leiding van collega Peter Doubel onverstoorbaar blijven waarmaken. Het nursing departement biedt oncologische subspecialisatie. Multidisciplinariteit staat centraal in een
COLOFON ACTA GROENINGE Dit tijdschrift
verschijnt tweemaal per jaar en wil een overzicht geven van de medische, zorgverstrekkende en organisatorische activiteiten binnen az groeninge.
REDACTIECOMITÉ dr. Jeroen Ceuppens, dr. Kathleen Croes, dr. Wouter De Corte, dr. Marc Decupere, Guido Demaiter, Maïté Roesbeke, dr. Tom Moerman, dr. Hans Detienne, dr. Eline Depuydt, Stefaan Lammertyn (coördinatie) REDACTIEADRES dr. Jeroen Ceuppens, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk; t. 056 63 34 20, jeroen.ceuppens@azgroeninge.be OPMAAK SIX creative agency FOTOGRAFIE Marc Wallican - Ruben De Mesmaeker VU Inge Buyse, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk az groeninge is lid van het E17-ziekenhuisnetwerk Uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité van az groeninge
DIT TIJDSCHRIFT IS OOK TE RAADPLEGEN VIA WWW.AZGROENINGE.BE Volg az groeninge op de sociale media: www.twitter.com/azgroeninge www.facebook.be/azgroeningekortrijk www.linkedin.com/company/azgroeninge www.instagram.com/azgroeninge
3
VEELBELOVENDE PROSTAATKANKERBEHANDELING MET 177 LU-PSMA SINDS 1 JUNI TERUGBETAALD Sinds begin 2020 is behandeling met 177Lu-PSMA voor gemetastaseerd prostaatcarcinoom beschikbaar in AZ Groeninge. 177Lu-PSMA therapie vernietigt doelgericht prostaatkankercellen door middel van radioactieve straling met minimale schade aan de omliggende, gezonde cellen. De geschiedenis van de PSMA-tracer in AZ Groeninge begon in 2017, toen AZ Groeninge als eerste niet-universitair ziekenhuis in België 68Ga-PSMA PET/CT als innovatieve diagnostische techniek bij prostaatkanker toepaste. Dit dankzij investering door het PET centrum West-Vlaanderen (samenwerking met AZ Delta en AZ St Jan) in een “Gallium hotlab” binnen de muren van AZ Groeninge, dat het mogelijk maakt zowel 68Ga-PSMA als andere radioactieve PET-tracers met Gallium (bijvoorbeeld 68Ga-DOTATATE voor diagnose van neuroendocriene tumoren) te synthetiseren. Twee jaar later wordt dit hotlab eveneens gebruikt om, in samenwerking met de dienst urologie, 177LuPSMA therapie aan patiënten met gemetastaseerde castratie-resistent prostaatkanker (mCRPC) aan te bieden, als eerste ziekenhuis in België naast Institut Jules Bordet.
DR. S. ÜSTMERT, DR. S. VAN BRUWAENE, PROF. C. DR. VAN DE WIELE, APR. P. DE JONGHE, DR. L. BEELS, F. LAVENT, PROF. DR. A. MAES
4
ACTAGROENINGE
THERANOSTICS Prostaattumorcellen hebben een specifieke structuur op de oppervlakte van de cel. Deze structuur is gekend als ‘prostaat specifiek membraan antigen’ (PSMA). PSMA komt voor in verschillende weefsels, maar de concentratie van PSMA is bijzonder hoog in cellen van prostaattumoren. Enerzijds heeft dit applicaties in de diagnostiek van prostaatkanker (voornamelijk bij recidief na initiële behandeling) waarbij de PSMA-tracer (met isotopen Gallium-68 of Fluor-18) gebruikt wordt in PET/ CT beeldvorming. Dit heeft reeds bewezen een hogere accuraatheid te behalen dan de conventionele beeldvorming (CT scan en botscintigrafie).
Anderzijds kunnen we van de hoge concentratie van PSMA in prostaattumoren gebruik maken om deze te behandelen door PSMA te koppelen met een therapeutisch radioactief element, Lutetium-177. 177Lu vervalt vooral door het uitzenden bèta stralen (β-), wat betekent dat het weefsels kan bestralen door elektronen uit te zenden. 177Lu-PSMA wordt na injectie geïnternaliseerd in prostaatcarcinoom cellen. Het verval van 177Lutetium door het uitzenden van een elektron (β-) vernietigt de cel uiteindelijk door ioniserende straling met een gemiddelde maximale weefselpenetratie van minder dan 1 mm (0.7 mm). Deze korte weefselpenetratie zorgt er dus voor dat er niet veel schade aan omliggende weefsels wordt veroorzaakt. Beeldvorming gekoppeld aan therapie wordt ook wel ‘theranostics’ genoemd, een samenvoeging van de woorden ‘therapy’ en ‘diagnosis’. Bij theranostics gebeurt eerst beeldvorming met PET : dezelfde molecule die we gebruiken voor de therapie, in geval van prostaatcarcinoom PSMA, wordt gekoppeld aan een diagnostische tracer (Gallium of Fluor) om te achterhalen of alle maligne letsels daadwerkelijk de gewenste straling zullen ontvangen. In een tweede tijd wordt PSMA, ditmaal gekoppeld aan een therapeutische tracer (177Lu), toegediend. Naast koppeling van PSMA aan 177Lu, wordt momenteel ook research met 225Actinium-PSMA verricht. Dit is een α-straler waardoor nog meer schade aan de tumor wordt aangericht op nog kortere afstand in vergelijking met 177Lu-PSMA. KLINISCHE SETTING De beslissing om 177Lu -PSMA therapie op te starten gebeurt in overleg met de clinicus (urologie, oncologie). Op basis van de bestaande wetenschappelijke evidentie worden op heden in AZ Groeninge enkel patiënten behandeld die reeds hormoontherapie en eerstelijns chemotherapie hebben gehad. Nadat de indicatie gesteld is voor 177Lu-PSMA, dienen een aantal onderzoeken uitgevoerd te worden op de dienst nucleaire geneeskunde.
De essentiële vereiste is dat er op de PSMA-PET/CT tracercaptatie is van de metastatische haarden. Daarnaast wordt er ook een 18FDG-PET/ CT verricht. Dit heeft als doel om ‘mismatch’ letsels te detecteren: letsel die geen of weinig PSMA-expressie vertonen maar wel FDG-captatie; dit zijn haarden die immers niet behandeld/bestraald worden indien we 177Lu -PSMA toedienen. De overall survival bij het observeren van mismatch letsels is minder goed gezien de zwak PSMA-capterende maligne haarden minder stralingsdosis ontvangen en dus grotendeels ontsnappen aan de therapie. Verder wordt ook door middel van een MAG3-scintigrafie de, te verwachten, stralingsdosis van de nieren ingeschat, gezien de excretie van de overtollige radioactiviteit via het urinair systeem. Een biochemische vereiste is dat het aantal witte bloedcellen (> 2.5 × 109/L) en bloedplaatjes (75 × 109 /L) voldoende is en de nierfunctie nog redelijk is (GFR >30ml/min). De levensverwachting dient ook meer dan 6 maanden te zijn. Nadat deze onderzoeken voltooid zijn, wordt op het multidisciplinair oncologisch consult (MOC) besloten om al dan niet over te gaan tot de therapie, deze kan binnen de 2 weken na goedkeuring door de MOC toegediend worden. RZIZV terugbetaling van 177Lu -PSMA werd ondertussen definitief goedgekeurd door de Minister van Volksgezondheid en wordt op korte termijn gepubliceerd in het Staatsblad. Deze goedkeuring is ziekenhuis specifiek en werd als eerste in België verkregen door AZ Groeninge en Institut Jules Bordet. WETENSCHAPPELIJKE EVIDENTIE De resultaten van de therapie in deze setting (3de lijns behandeling mCRPC) zijn veelbelovend: er wordt een PSA-respons gezien bij een groot deel van de patiënten en we mogen binnenkort de eerste resultaten verwachten die voordeel aantonen op overleving in vergelijking met de huidige behandelingsmodaliteiten.
FIG 1
Fig. 1 / Beeldvorming bij een 67-jarige man met mCRPC, progressief na chemotherapie met Docetaxel. Linkszijdig de baseline 68Ga-PSMA PET/CT met de visualisatie van meerdere sterk PSMA-capterende botmetastasen en adenopathieën. Rechtszijdig werd een 68Ga-PSMA PET/CT verricht na de voltooiing van 4 cycli 177Lu-PSMA met een vrij zwakke residuele PSMA-captatie in enkele restletsels en aldus een uitstekende therapierespons met biochemisch ook een significante daling van het PSA.
5
Initiële studies met 177Lu-PSMA werden uitgevoerd door de Universiteit van Heidelberg. In de eerste grotere (retrospectieve) studie bij een 30-tal patiënten, behandeld met 1 tot 3 cycli, was er een PSA-respons bij de meerderheid van de patiënten. Nog belangrijker in deze studie was het veiligheids- en nevenwerkingsprofiel dat aanzette tot meer onderzoek : acute hemato-toxiciteit was mild; droge mond, nausea en vermoeidheid trad slechts sporadisch op en de niet-tumor gebonden tracer verliet het lichaam binnen de 48 uur door renale excretie. De stralingsdosis op de maligne letsels was zeer hoog met een relatief lage dosis op de andere gezonde organen. Sindsdien zijn er talloze studies verschenen die het veiligheidsprofiel bevestigen. Een grote prospectieve klinische studie, waarop de introductie van Lu-PSMA gebaseerd is in AZ Groeninge, is de TheraP trial. De TheraP trial is een multicentrische gerandomiseerde fase 2 studie bij mCRPC patënten. De studiepopulatie bestaat uit patiënten waarbij de volgende behandelingsstap chemotherapie met Cabazitaxel is. Na inclusie (positieve PSMA-PET/CT en geen ‘mismatch’ op 18F-FDGPET/CT) werden de patiënten gerandomiseerd voor één van de twee behandelingsopties, Cabazitaxel versus 177Lu -PSMA. Na behandeling werd er een PSA-respons (daling van meer dan 50%) gezien bij 66% van de patiënten die 177Lu -PSMA gekregen versus 37% bij de Cabazitaxel groep. Ook graad 3-4 toxiciteit was in voordeel van de radionuclidentherapie (33% bij 177Lu -PSMA versus 53% bij Cabazitaxel). De overall-survival analyse van deze studie wordt verwacht in de nabije toekomst. 177
te worden met de individuele karakteristieken van de patiënt en de levensverwachting om de eventuele lange termijn neveneffecten te kaderen. De dosimetrie in AZ Groeninge gebeurt onder supervisie van een erkend stralingsfysicus en wordt voor elke patiënt afzonderlijk klinisch geïnterpreteerd (cfr. dosislimieten) door de arts na iedere toediening. De nevenwerkingen van de therapie op hematologische vlak zijn het gevolg van de verdeling van de PSMA-tracer in het lichaam. Eén van de nevenwerkingen op korte termijn, is de daling van het aantal bloedcellen (vooral witte bloedcellen en bloedplaatjes). Dit vormt vooral een gevaar wanneer er uitgebreide botmetastasen zijn waardoor ook het ‘gezonde’ skelet een belangrijke dosis ioniserende straling ontvangt. Dit is meestal van voorbijgaande aard, optredend 2 à 3 weken na toediening van de therapie, maar kan er voor zorgen dat de therapie tijdelijk uitgesteld moet worden. De waarden worden nauwgezet opgevolgd met een tussentijdse labo controle, 2 à 3 weken na elke toediening van 177Lu-PSMA. Van alle gezonde organen, ontvangen de speekselklieren de hoogste dosis. Desondanks blijft graad 3-4 toxiciteit ook in de speekselklieren laag (minder dan 5%). De risico op dysfunctie neemt toe naarmate er meer cycli (cumulatieve dosis) gegeven worden en is meer uitgesproken bij het gebruik van Actinium (α-straler).
Een andere prospectieve studie (VISION-trial) is lopende om de algehele overleving (OS) te vergelijken bij patiënten met progressieve PSMApositieve mCRPC die 177Lu-PSMA krijgen naast de beste ondersteunende/ beste zorgstandaard versus patiënten die worden behandeld met enkel de beste ondersteunende/beste zorgstandaard. In deze studie zijn reeds de primaire eindpunten van een verbetering van overall survival (OS) en radiologische progression-free survival (rPFS) bereikt (communicatie Novartis). De resultaten worden binnenkort gepubliceerd.
FIG 1
NEVENWERKINGEN Een van de grote voordelen van deze therapie, is het weinig uitgesproken nevenwerkingsprofiel in vergelijking met andere beschikbare behandelingen. Zoals reeds gezegd wordt de bestraling intern toegediend, vooral aan cellen met PSMA-expressie, die deze tracer vervolgens internaliseren met minimale weefselpenetratie van de omliggende gezonde weefsels. De tracer wordt eveneens opgenomen in de speekselklieren en uitgescheiden via de nieren waardoor deze organen nevenwerkingen kunnen ervaren. Er zijn verscheidene dosimetrie studies verricht met 177Lu-PSMA om de stralingsdosis op de nieren te achterhalen. De nieren krijgen, op voorwaarde dat er een normale nierfunctie en urine afloop is, op basis van huidige literatuur een dosis van variërend van 0.39 tot 0.88Gy/GBq. Algemeen wordt voor radionucliden therapie, op basis van studies met 177 Lu-DOTATATE, een maximale nierdosis van 40 Gy als limiet ingesteld om nierschade te beperken. Bij patiënten met risicofactoren wordt de limiet vastgelegd op 28 Gy. Dit wil zeggen dat bij een standaardschema van 4 cycli aan 7,4 GBq 177Lu-PSMA, de eventuele nadelige effecten op de nieren minimaal zijn. Er is een grotere studie beschikbaar waarbij er zelfs geen enkele graad 3 of 4 toxiciteit van de nieren werd waargenomen met minstens 3 cycli 177Lu -PSMA. Er dient altijd rekening gehouden 6
ACTAGROENINGE
Foto 1 (v.l.n.r.) Prof. Dr. Alex Maes, Dr. Siska Van Bruwaene, Dr. Sezgin Üstmert en Apr. Pieter-Jan De Jonghe voor de QC-appartuur van de 177 Lu-PSMA op de dienst nucleaire geneeskunde
177
LU-PSMA TOEDIENING & RADIOPROTECTIE
De eigenlijke toediening van 177Lu-PSMA gebeurt in één van de twee voor radioactieve straling afgeschermde therapiekamers van de dienst nucleaire geneeskunde. Het standaardschema bestaat uit 4 cycli (injecties), van telkens 7,4 GBq (200mCi) 177Lu-PSMA met een interval van 6-8 weken. Na 2 cycli gebeurt een evaluatie op basis van beeldvorming, de PSA-waarde en de klinische toestand van de patiënt. Op de dag van de behandeling wordt 177Lu -PSMA aangemaakt onder supervisie van een erkend radiofarmaceut. 177Lu wordt daags voordien geleverd vanuit Duitsland en in AZ Groeninge gekoppeld aan PSMA. Enkel na uitgebreide kwaliteitscontroles wordt het product vrijgegeven voor toediening aan de patiënt. De toediening van 177Lu-PSMA gebeurt via een perifere intraveneuze toegang over verloop van 5 à 10 minuten. Direct na de toediening zijn er geen neveneffecten te verwachten. Sporadisch treedt er misselijkheid op, die snel verholpen wordt met anti-emetica. De halfwaardetijd van 177 Lu bedraagt 6.7 dagen waardoor de therapie weken na toediening effect blijft uitoefenen met uiteraard de hoogste bestralingsdosis in de eerste week. Tijdens de bereiding, bij het transport en bij de eigenlijke toediening, dienen beschermende maatregelen genomen te worden op vlak van radioprotectie, vooral voor de manipulator. Naast β-verval komen er in de vervalcyclus immers ook γ-stralen vrij die op grotere afstand schade kunnen aanrichten. Patiënten worden tijdelijk opgenomen om het risico voor derden te minimaliseren. De therapiekamers in AZ Groeninge zijn specifiek gebouwd om γ-stralen tegen te houden. Tevens is er in deze kamers een gescheiden afvoer van stoelgang en urine, zodat het overtollig 177Lu-PSMA, voornamelijk uitgescheiden door de nieren, veilig opgeslagen kan worden. Pas na verval van de radioactiviteit zal deze urine in de algemene riolering geloosd worden. Zodra de straling die de patiënt afgeeft een veilige dosislimiet bereikt (<20µSv/uur op 1 meter afstand of <10µSv/uur bij aanwezigheid van kinderen) wordt de patiënt uit het ziekenhuis ontslagen. Soms is dat dezelfde avond, meestal de dag na de toediening. Na ontslag krijgt de patiënt leefregels mee, vooral bestaande uit tijdelijk afstand houden en het beperken van contacttijd met andere personen. BESLUIT
REFERENTIES Kratochwil C, Fendler WP, Eiber M, et al. EANM procedure guidelines for radionuclide therapy with 177Lu-labelled PSMA-ligands (177LuPSMA-RLT). Eur J Nucl Med Mol Imaging. 2019;46(12):2536-2544. doi:10.1007/s00259-019-04485-3 Kratochwil C, Giesel FL, Stefanova M, et al. PSMA-Targeted Radionuclide Therapy of Metastatic Castration-Resistant Prostate Cancer with 177 Lu-Labeled PSMA-617. J Nucl Med. 2016;57(8):1170-1176. doi:10.2967/jnumed.115.171397 Hofman MS, Emmett L, Sandhu S, et al. [177Lu]Lu-PSMA-617 versus cabazitaxel in patients with metastatic castration-resistant prostate cancer (TheraP): a randomised, open-label, phase 2 trial. Lancet. 2021;397(10276):797-804. doi:10.1016/S0140-6736(21)00237-3 Yordanova A, Becker A, Eppard E, et al. The impact of repeated cycles of radioligand therapy using [177Lu]Lu-PSMA-617 on renal function in patients with hormone refractory metastatic prostate cancer. Eur J Nucl Med Mol Imaging. 2017;44(9):1473-1479. doi:10.1007/s00259-017-3681-9 Michalski K, Ruf J, Goetz C, et al. Prognostic implications of dual tracer PET/CT: PSMA ligand and [18F]FDG PET/CT in patients undergoing [177Lu]PSMA radioligand therapy [published online ahead of print, 2020 Dec 18]. Eur J Nucl Med Mol Imaging. 2020;10.1007/s00259-02005160-8. doi:10.1007/s00259-020-05160-8 Bodei, Lisa et al. “Long-term evaluation of renal toxicity after peptide receptor radionuclide therapy with 90Y-DOTATOC and 177LuDOTATATE: the role of associated risk factors.” European journal of nuclear medicine and molecular imaging vol. 35,10 (2008): 1847-56. doi:10.1007/s00259-008-0778-1
Fase III VISION studie resultaten Op het ASCO congres in juni 2021, werden de resultaten van de VISION trial (177Lu-PSMA-617, Novartis) bekend gemaakt : Beide primaire eindpunten werden bereikt : in vergelijking met best standard of care (SOC) wordt er met 177Lu-PSMA + SOC een mediaan overlevingsvoordeel van 4 maanden bekomen, en is er een reductie van 60% wat betreft radiografische ziekteprogressie ten opzichte van SOC alleen [*].
Lu-PSMA is een veelbelovende therapie voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerd prostaatcarcinoom. Lopende multicentrische studies tonen een significant grotere PSA daling en een lager toxiciteitsprofiel in vergelijking met Cabazitaxel. Het effect op progression free survival (PSF) en overal survival (OS) worden binnenkort verwacht. Nieuwe multicentrische gerandomiseerde studies zijn ondertussen opgestart om het nut van 177Lu -PSMA vroeger in de behandeling van gemetastaseerd prostaatcarcinoom te evalueren. AZ Groeninge heeft samen met Institut Jules Bordet als eerste ziekenhuis in België RIZIV terugbetaling voor deze nieuwe behandeling verkregen. 177
*2021 ASCO Annual Meeting
7
1971 – 2021: EEN HALVE EEUW DIALYSE IN KORTRIJK DR. GERT MEEUS Op 5 mei 1971 voerde dr. Vincent Bosteels, bijgestaan door zijn verpleegkundigen Rita Callewaert en Luc Degroote, de eerste dialyse uit in kliniek Maria’s Voorzienigheid. Hiermee was Maria’s Voorzienigheid het allereerste ziekenhuis in West-Vlaanderen waar behandeling met dialyse mogelijk was. 50 jaar later ligt het ziekenhuis aan de Loofstraat onherroepelijk tegen de vlakte, maar de dialyse-afdeling staat nog altijd stevig overeind. Een ideaal moment dus voor een terugblik.
De ontwikkeling van dialyse is allerminst van een leien dakje verlopen. Het was een pijnlijk proces van vallen en weer opstaan, waarbij de vooruitgang vaak jarenlang stokte en het tientallen jaren geduurd heeft voor de techniek min of meer op punt stond. Het is enkel door het doorzettingsvermogen van een aantal koppige wetenschappers dat de dialyse zoals we ze nu kennen er uiteindelijk toch is gekomen.
Het was de Nederlander Willem Kolff die het onderzoek naar dialyse nieuw leven inblies. Tijdens de oorlogsjaren kon hij in het Nederlandse plaatsje Kampen, ver weg van de academische milieus, vrij ongestoord aan zijn dialysetoestel knutselen. De eerste prototypes werden gemaakt met behulp van een badkuip, wat hout en 20 meter lange cellofaantubes die indertijd vooral gebruikt werden voor de fabricatie van worst. Het nodige metaal haalde hij clandestien van de brokstukken van een neergestorte bommenwerper, omdat het overige metaal opgeëist was voor de oorlogsindustrie. Zijn eerste poging tot dialyse dateert van 1943, maar de patiënt overleefde de therapie niet. De volgende 15 kandidaten was hetzelfde lot beschoren, maar bij de zeventiende poging had hij meer succes : Op 11 september 1945 werd bij Sofia Schafstad, een 67-jarige krijgsgevangene, met dialyse gestart omwille van acuut nierfalen na een gecompliceerde cholecystitis. Haar nierfunctie herstelde en Sofia Schafstad werd zo een begrip in de nefrologie. Na die succesvolle eerste dialyse leefde ze nog 7 jaar, voor ze uiteindelijk in 1952 overleed. Tot op de dag van vandaag is er wel nog discussie of mevrouw Schafstad het ook zonder dialyse niet zou gered hebben...
De Schot Thomas Graham wordt algemeen beschouwd als de vader van van dialyse. Het principe van het scheiden van vloeistoffen door een halfdoorlatend vlies werd reeds door hem beschreven in 1861. Het duurde nog 50 jaar voor de allereerste dialyses op proefdieren werden uitgevoerd door Abel, Rowntree en Turner. Zij noemden hun procédé ‘vividiffusion’, maar de term die zou voortleven kwam van een anonieme journalist, die na een demonstratie van de techniek op een hond in Londen op 11 augustus 1913 neerpende dat hij een ‘artificial kidney’ aan het werk had gezien. Vreemd genoeg legden de ontdekkers van de techniek zelf niet de link met het behandelen van nierfalen: zij zagen het meer als een manier om intoxicaties te behandelen en als een manier om ‘kunstmatige urine’ te produceren, die dan later kon geanalyseerd worden. Het initiële enthousiasme bekoelde echter al snel. Er traden
Hoewel de doorbraak grote weerklank kreeg duurde het nog jaren voor hemodialyse min of meer aanvaard zou worden als therapie. Veel artsen van die tijd keken neer op de pioniers die dialyse ontwikkelden en beschouwden het bouwen van een kunstnier als ‘gepruts in de kelder’ dat weinig met wetenschap te maken had. Kolff en andere pioniers als de Zweed Niels Alwall deden hun uiterste best om de techniek ingang te doen vinden, maar stuitten op grote weerstand. In Alwall’s Karolinska Institutet werd al spottend de term ‘Alwalliseren’ gebruikt als weer eens een patiënt de behandeling niet had overleefd. Kolff verliet Nederland in 1949 na een aanhoudend conflict met collega’s die van mening waren dat dialyse een onaanvaardbaar experiment was en dat nierinsufficiëntie best volgens de geldende richtlijnen werd behandeld, die bestonden uit een dieet van pudding op basis van glucosesiroop. Na een korte periode
Anno 2021 lijkt het bestaan van dialyse iets vanzelfsprekend, maar dat is het eigenlijk allerminst. ‘To boldly go where no man has gone before’ was het motto van captain Kirk in Star Trek, maar het was net zo goed van toepassing op de briljante geesten die dialyse mogelijk gemaakt hebben. Tot op de dag van vandaag is de nier het enige orgaan waarvan de functie langdurig kan worden overgenomen door een machine als het orgaan het begeeft. Met recht en reden wordt de ontwikkeling van dialyse als een van de meest spectaculaire medische doorbraken van de twintigste eeuw beschouwd.
8
immers zeer veel complicaties op, vooral omdat men hirudine gebruikte als anticoagulans. Dit was moeilijk verkrijgbaar en veroorzaakte zware en vaak dodelijke allergische reacties. Het ‘artificial kidney’- project werd dan ook na 2 jaar stopgezet en wat volgde was dertig jaar stilstand, op enkele schuchtere pogingen van de Duitser Georg Haas na in de jaren ‘20.
ACTAGROENINGE
dr. Vincent Bosteels, pionier van de dialyse in West-Vlaanderen, 1992
van enthousiasme lag, mede onder druk van die critici, de ontwikkeling van dialyse in vele landen in de jaren ‘50 zo goed als stil. Die kritiek kan nu enigszins lachwekkend overkomen, maar was in die tijd zeker begrijpelijk. De initiële resultaten van dialyse waren verre van schitterend en echte succesverhalen schaars. Voor de eerste grote klinische successen van dialyse was het wachten op de Koreaanse oorlog: tijdens deze oorlog had men vastgesteld dat de mortaliteit van zwaargekwetste soldaten mèt nierfalen 85% was, tegenover slechts 5% bij soldaten die geen nierfalen ontwikkelden. In juni 1952 werd een dialyse-afdeling opgestart in een veldhospitaal en daar slaagde men erin om de sterfte van soldaten met nierfalen terug te brengen tot een meer aanvaardbare 38%. Dialyse vond zo geleidelijk ingang als tijdelijke overbrugging van een voorbijgaand nierfalen, maar het was nog steeds geen behandeling voor de lange termijn. Omdat nog geen sprake was van katheters of fistels moest bij elke nieuwe dialyse moest een nieuw bloedvat worden aangeprikt. Na de dialyse werd dit bloedvat opgeofferd. Onvermijdelijk was er na verloop van tijd geen bruikbaar bloedvat meer over en als de nierfunctie niet herstelde was de patiënt ten dode opgeschreven. Vele centra gaven hun pogingen tot chronische dialyse dan ook na verloop van tijd op, omdat alle patiënten bij wie de nierfunctie niet herstelde na maximaal enkele maanden overleden. Het duurde tot 1960 voor hier een oplossing voor werd gevonden door dr. Belding Scribner in Seattle. Hij ontwikkelde de Scribner shunt,
een apparaatje uit het nieuwe materiaal PTFE dat een rechtstreekse connectie maakte tussen arterie en vene, makkelijk kon aangeprikt worden en maandenlang ter plaatse kon blijven. Dankzij deze simpele maar geniale uitvinding werd langdurige dialyse mogelijk. Na Sofia Schafstad werd een jonge mechanicien bij Boeing, Clyde Shields genaamd, de tweede iconische patiënt in de geschiedenis van dialyse: hij werd in 1960 de eerste chronische dialysepatiënt. Elf jaar lang overleefde hij aan dialyse en vervulde hij met verve zijn rol als wandelende reclame voor de nieuwe therapie. Uiteindelijk zou hij in 1971 aan een myocardinfarct overlijden. Nu chronische dialyse mogelijk werd openden zich nieuwe perspectieven en ook in België nam de belangstelling voor de nieuwe techniek toe. De eerste (acute) dialyse te UZ Leuven werd uitgevoerd op 6 november 1963. Onder impuls van professor Michielsen werden vanaf dan ook in België jonge artsen opgeleid tot nefroloog. Een van deze artsen van het eerste uur was dr. Vincent Bosteels. In kliniek Maria’s Voorzienigheid werkte dr. Luc Baert als uroloog. Tijdens zijn verblijf in Parijs (waar hij onder meer assisteerde bij de prostaatoperatie van president Charles De Gaulle) had hij kennis gemaakt met de nieuwe techniek. Het is op zijn vraag dat dr. Bosteels zijn Kempense roots achter zich liet en naar Kortrijk kwam om hier de dialyse-afdeling op te starten.
9
DIALYSE IN KORTRIJK: DE BEGINJAREN Aldus arriveerde dr. Vincent Bosteels op 1 mei 1971 vanuit het lieflijke dorpje Veerle in de Antwerpese Kempen in het verre Kortrijk. Het is de officiële start van de dienst nefrologie in kliniek Maria’s Voorzienigheid. Bijgestaan door twee verpleegkundigen, Rita Callewaert en Luc Degroote voerde hij op 5 mei 1971 de eerste twee dialyses uit. Het zijn niet alleen de eerste dialyses in Kortrijk, maar ook in de ganse provincie WestVlaanderen. Het nieuws dat dialyse nu ook in Kortrijk kan worden uitgevoerd verspreidde zich en al snel kwamen er 4 patiënten bij, die tot dan telkens naar Gent of Leuven moesten reizen om gedialyseerd te worden. Tegen het einde van 1971 waren er 10 patiënten in behandeling. Het kan moeilijk genoeg benadrukt worden wat voor een heroïsche ondernemingen die eerste dialyses waren: wereldwijd waren er in 1970 amper 5000 dialysepatiënten en de technologie stond nog in zijn kinderschoenen. Het opstarten van een dialyse-afdeling was dus een stap in het onbekende en de beschikbare middelen waren vanuit een 21-eeuws perspectief bekeken aandoenlijk primitief. Dat maakt de verdienste van dokter Bosteels en het team medewerkers er alleen maar indrukwekkender op. De kunstnier die werd gebruikt was indertijd niet veel meer dan een opgerolde buis uit cellofaanfolie, een materiaal dat beter bekend is als
Toestel voor hemodialyse, jaren ’70. Linksboven een ‘coil’-kunstnier
10
ACTAGROENINGE
het omhulsel van salami. De folie was erg broos en in meer dan 30% van de gevallen scheurde de kunstnier tijdens de behandeling, met massief bloedverlies tot gevolg. De vloeistof waarmee werd gedialyseerd moest manueel worden klaargemaakt in een speciaal daartoe voorziene badkuip. Het prepareren ervan was het werk van de ‘badmeester’, die elke dag uren zoet was met het desinfecteren, schrobben en drogen van de badkuip. Het bad werd vervolgens gevuld met gedeïoniseerd water, waarna al roerend met een reusachtige houten lepel de zakjes elektrolyten toegevoegd tot de juiste samenstelling was bekomen. Het dialysetoestel zelf werd nog niet door een medische firma op industriële schaal geproduceerd, maar in het ziekenhuis zelf in elkaar geknutseld. Een verwarmingselement, een pomp van de firma Bellco, een geleidbaarheidsmeter van eigen fabricaat en een primitieve luchtdetector waren de enige hulpmiddelen. Het is dan ook weinig verwonderlijk dat de dialysesessies een mijnenveld waren vol potentieel levensbedreigende complicaties. Ultrafiltratie moest worden geregeld met een schroefje dat op goed geluk een beetje meer of minder werd aangespannen op de veneuze bloedlijn. Vaak leidde dit tot grote afwijkingen die met liters infusen moesten worden gecorrigeerd. Ook moest men voortdurend alert zijn op het ontstaan van potentieel fatale luchtlekken in het dialysecircuit. In deze pionierstijden bleek dat dialyse niet alleen uremie behandelde maar ook een keerzijde had onder vorm van een aantal ernstige en voorheen onbestaande ziektebeelden. Naast luchtembolie maakte de kleine nefrologische gemeenschap kennis met nieuwe aandoeningen als dialyse-amyloidose, extreme calcifiërende mediasclerose,
Badkuip voor het klaarmaken van dialysaat, jaren ’70-‘80
dialyse-disequilibrium, hardwatersyndroom, osteïtis fibrosa en aluminiumintoxicatie (die tot snel progressieve dementie leidde). Als klap op de vuurpijl werden zowel de patiënten als het verzorgend personeel via bloedcontact getroffen door epidemieën van hepatitis B en C. Het leek wel alsof de 7 plagen van Egypte neergedaald waren over de vermetele artsen die het waagden met een artificieel orgaan de dood uit te dagen.
Het is dan ook geen wonder dat er vaak een bijzondere vriendschapsband ontstond tussen de patiënt, arts en verpleegkundige, die reikte tot buiten de muren van het ziekenhuis. Dit is een onderdeel van de aparte sfeer op dialyse dat met de schaalvergroting en technologische vooruitgang langzaam maar zeker is verdwenen, al blijft de band tussen patiënten en personeel tot op de dag van vandaag sterker dan op de meeste andere diensten.
Het was in die beginjaren dus een serieuze uitdaging om een patiënt heelhuids door een dialysesessie te loodsen. Enkel jonge mensen zonder veel andere gezondheidsproblemen konden de behandeling doorstaan. Voor mensen ouder dan 50 jaar, of patiënten met andere gezondheidsproblemen zoals diabetes was de behandeling te gevaarlijk. In die tijd moest daarom streng geselecteerd worden wie in aanmerking kwam voor dialyse en wie niet, wat vaak tot bijzonder moeilijke ethische beslissingen leidde. Deze morele dilemma’s lagen aan de basis van het onstaan van ethische commissies wereldwijd.
“HET IS NIET OVERDREVEN TE ZEGGEN DAT DE PATIËNTEN BIJ ELKE DIALYSESESSIE HUN LEVEN IN HANDEN VAN HET VERZORGEND TEAM LEGDEN.”
Van EPO was nog geen sprake en dus leden alle patiënten aan zware bloedarmoede, waarvoor ze vele bloedtransfusies moesten krijgen op een ogenblik dat hepatitis B en C nog niet opspoorbaar waren. Het is niet overdreven te zeggen dat de patiënten bij elke dialysesessie hun leven in handen van het verzorgend team legden. De verpleegkundigen weken dan ook geen ogenblik van de zijde van de patiënt tijdens de behandeling, die in de beginjaren telkens 8 uur duurde. Door het gevaar voor hepatitis liepen ook de artsen en verpleegkundigen grote persoonlijke risico’s, en dat wisten de patiënten maar al te goed.
De dialyse-afdeling werd zo een aparte microkosmos, afgescheiden van de rest van het ziekenhuis. Voor de rest van het ziekenhuis was wat er op dialyse gebeurde gehuld in een waas van mysterie: een nieuwe onbekende behandeling met vervaarlijk uitziende toestellen, weggestopt in de kelder van het ziekenhuis en hermetisch afgesloten voor buitenstaanders. Het arbeidsintensieve en risicovolle aspect van dialyse dat de volledige aandacht van artsen en verpleegkundigen opslorpte, in combinatie met het feit dat dr. Bosteels er alleen voor stond maakte dat de dienst nefrologie lange tijd vrij afgescheiden functioneerde van de rest van het ziekenhuis. Bovendien zagen de dialysepatiënten er door hun
Hemodialysezaal in de kelder van ziekenhuis Maria’s Voorzienigheid, jaren ’70
11
Hemodialysezaal op de 2e verdieping van ziekenhuis Maria’s Voorzienigheid, jaren ‘90
de dienst Nefrologie eindelijk bovengronds, in een gloednieuwe vleugel van het ziekenhuis. De afdeling werd te groot voor één arts en na een zorgvuldig selectieproces vervoegde dr. Louis Janssens de dienst. Dr. Janssens onderscheidde zich door zijn buitengewoon intellect, expertise betreffende ureumkinetiek en ‘urea kinetic modeling’ en kennis van informatica. Hij ontwikkelde op eigen houtje een reeks computerprogramma’s die de werking op dialyse naar een hoger niveau tilden. Een aantal van deze programma’s is tot op de dag van vandaag onvervangbaar gebleken. In tandem zorgden beide artsen de volgende 20 jaar voor de uitbouw van de dienst nefrologie tot een alom gerespecteerd instituut in het ziekenhuis. Ook wereldwijd ontgroeide dialyse zijn kinderschoenen. De ontwikkeling van de dialysetechniek verschoof meer en meer van de nefroloog naar de medische industrie. De ‘doe-het-zelf’ dialyseopstellingen van de eerste jaren maakten plaats voor professionele dialysetoestellen, met een resem ingebouwde veiligheidssystemen en een steeds verder gaande automatisatie. De aanmaak van de dialysevloeistof diende ook niet meer manueel te gebeuren, hetgeen een enorme tijdsbesparing betekende. Hierdoor werd de dialyse een pak veiliger, gebruiksvriendelijker en beter verdragen door de patiënt.
Dialyse-access via ‘Scribner’-shunt, jaren ‘70
bloedarmoede en zeer strenge dieet vaak bijzonder ziek uit. Dit droeg er mee toe bij dat dialyse tot op de dag van vandaag in het collectief bewustzijn beleefd wordt als een onaangename en angstaanjagende behandeling. Het afgesloten imago van de dialyse was echter grotendeels door noodzaak ingegeven: de dialyse nam zeer veel tijd in beslag, waardoor er weinig ruimte was voor andere activiteiten. Bovendien was het therapeutisch arsenaal voor de behandeling van chronisch nierlijden erg beperkt. Met de uitbreiding van de dienst, de verbetering van de dialysetechnologie en de medische vooruitgang in de nefrologie zou hier geleidelijk aan verandering in komen.
DE JAREN VAN GROEI EN VOORUITGANG Onder impuls van dr. Bosteels en zijn team kende de dialyse een gestadige groei. Eind 1976 was het aantal patiënten tot 36 aangegroeid. Hierdoor barstte de kleine afdeling, die zich nog steeds in de kelderverdieping bevond, stilaan uit zijn voegen. Vanaf 1980 opereerde
12
ACTAGROENINGE
Naast de inbreng van de medische industrie speelden in de jaren ’80 twee andere medische doorbraken een cruciale rol. De ontdekking van het hepatitis B-vaccin maakte een einde aan de plaag van hepatitis B-infectie onder patiënten en personeel. Voor de patiënten was de ontdekking van EPO wellicht de grootste revolutie. Waar zij voordien afhankelijk waren van bloedtransfusies en desondanks vaak extreem moe waren door zware bloedarmoede, kon die bloedarmoede vanaf eind jaren ’80 eenvoudig worden behandeld. De levenskwaliteit van de patiënten nam hierdoor spectaculair toe en al snel keek men er niet meer van op dat dialysepatiënten met de racefiets naar hun behandeling kwamen gereden... Dialyse werd hierdoor ook een haalbare behandelingsoptie voor oudere en meer chronisch zieke mensen. Dit wordt geïllustreerd door het feit dat de oudste patiënt die in ons centrum met dialyse werd behandeld startte op 98-jarige leeftijd en uiteindelijk 103 jaar oud werd. Aldus groeide het aantal dialysepatiënten in Kortrijk aan van 2 op 5 mei 1971 tot meer dan 200 dit jaar. In 2020 werden wereldwijd meer dan 5,6 miljoen mensen met dialyse behandeld. De dialyse is een goed geoliede machine geworden, een ‘ziekenhuis binnen het ziekenhuis’ met een ruime omkadering. In 1971 bestond het dialyseteam uit 1 arts, 1 technicus en 2 verpleegkundigen. Nu staat een uitgebreide en toegewijde multidisciplinaire equipe van 5 artsen, 69 verpleegkundigen, 3 secretaressen, 2 sociaal assistenten, een psycholoog, 2 diëtisten, 3 dialysetechnici en 6 logistieke medewerkers ter beschikking van onze patiënten. Gaandeweg heeft het werkterrein van de nefrologie zich ook uitgebreid. Uiteraard ligt er nog steeds een belangrijke focus op
nierfunctievervangende therapie. Nieuwe vormen van nierfunctievervangende therapie, zoals peritoneale dialyse, nachtdialyse en thuishemodialyse laten toe de behandeling steeds meer aan te bieden op maat van de patiënt. Daarnaast komt meer en meer de nadruk te liggen op de meer vroegtijdige behandeling van nierpatiënten met als doel dialyse te kunnen vermijden. De multidisciplinaire samenwerking met collega’s van andere disciplines, maar ook verpleegkundigen, diëtisten, sociaal assistenten en psychologen heeft de zorg voor de patiënt met chronisch nierlijden naar een hoger niveau getild. Dankzij de jarenlange inzet van velen is de dialyse-afdeling nu uitgegroeid tot een architectonisch prachtig geheel dat een volledige ziekenhuisvleugel vult en die, afgaande op enquêtes bij patiënten en evaluaties door collega’s, een zeer goede reputatie heeft.
NIERFUNCTIEVERVANGENDE THERAPIE IN DE TOEKOMST Doordat de technische expertise en organisatie van de dialyse inmiddels zeer goed op punt staat zou het bedrieglijke beeld kunnen ontstaan dat het doel bereikt is. Niets is echter minder waar. De afgelopen 20 jaar is de dialyse enigszins in een impasse beland. De jaren 1990 mogen door de technologische innovatie, de ontdekking van EPO en de expansie van dialyse als de gouden jaren van de nefrologie worden beschouwd. Er heerste aan de vooravond van het jaar 2000 een algemeen optimisme dat er via innovatie verder flinke vooruitgang zou worden geboekt. In navolging van de successen in andere disciplines zoals cardiologie werden, met de steun van de farmaceutische industrie, grootschalige
studies opgestart om te bewijzen dat nieuwe behandelingsmethodes de vooruitzichten voor de dialysepatiënt verder zouden verbeteren. Wat volgde was een grote ontnuchtering. Studies met nieuwe dialysetechnieken, nieuwe fosforbinders, cholesterolverlagers en zelfs EPO faalden één voor één in hun opzet en konden geen voordeel aantonen voor de dialysepatiënt. Door deze opeenvolging van teleurstellende resultaten daalde het enthousiasme om nieuwe onderzoeken te doen tot onder het vriespunt. Aldus dateert de laatste grote doorbraak in de behandeling van dialysepatiënten van meer dan dertig jaar geleden. Een aantal harde cijfers illustreert dat de prognose van dialysepatiënten nog steeds verre van rooskleurig is. In België heeft een 75-jarige een betere levensverwachting dan een 20-jarige dialysepatiënt en de prognose bij start van dialyse is niet beter dan de prognose bij gemetastaseerd coloncarcinoma. Jammer genoeg moet vastgesteld worden dat die slechte cijfers de laatste 20 jaar amper zijn verbeterd. Dialyse blijft ook een therapie met zeer zware impact op de levenskwaliteit van de patiënt en zijn omgeving. Drie maal per week naar dialyse komen is niet alleen lichamelijk belastend, maar belemmert ook de bewegingsvrijheid en heeft een negatieve invloed op het sociaal leven, ook in niet-coronatijden. Tenslotte blijft de maatschappelijke kost van dialyse immens hoog. Hoewel in ons land per duizend inwoners minder dan één persoon dialyse nodig heeft, gaat van elke 60 euro die de overheid aan gezondheidszorg uitgeeft 1 euro naar de financiering van dialyse. Mede door de progressieve toename van het aantal patiënten ligt de dialyse continu onder vuur wanneer er in de gezondheidszorg besparingen nodig zijn. Het schrikbeeld, waarbij een strenge selectie moet gebeuren van patiënten die recht hebben
dr. Louis Janssens (links) en dr. Vincent Bosteels (rechts), bij het afscheid van dr. Janssens in 2015
13
op dialyse, komt opnieuw dichterbij. Nefrologie en dialyse zijn dus niet langer de innovatieve pioniers-discipline die ze tot de jaren ‘90 waren. Het lijkt erop dat we in een toestand van vastgeroeste status quo zijn terechtgekomen. We hebben weliswaar veiligere procedures, meer performante dialysetoestellen en mooiere dialysezalen, maar verder wordt er maar weinig vooruitgang meer geboekt. Dit ontlokte een spreker op het congres van de American Society of Nephrology van 2019 de lichtjes wanhopige uitspraak dat de grootste verbetering voor de dialysepatiënt in de laatste 20 jaar de invoering van de flatscreen TV is geweest. De prachtige nieuwe dialyse-afdeling waar we zo trots op zijn kan inderdaad niet verdoezelen dat er aan de dialysebehandeling zelf, met zijn ietwat logge bed-side apparatuur en gemeenschappelijke beddenzalen onvermijdelijk een twintigste-eeuws sfeertje is blijven kleven. Dit is een bijzondere pijnlijke vaststelling, zeker omdat in de afgelopen jaren op tal van andere gebieden wél grote medische doorbraken zijn gerealiseerd. Het feit dat de behandeling nu geïnstitutionaliseerd is en in een mooie setting plaatsvindt mag ons niet afleiden van het uiteindelijke doel: dat dialyse op termijn overbodig wordt door betere preventie en behandeling van nierfalen in een vroeg stadium. Van die wensdroom zijn we anno 2021 evenwel nog erg ver verwijderd. Transplantatie is enkel voor de iets jongeren een optie en die vormen momenteel een minderheid van de patiënten. Andere technieken zoals peritoneale dialyse en thuishemodialyse zijn interessant, maar voor vele patiënten niet haalbaar. Afgaande op de stagnatie van de laatste 20 jaar is het op dit moment helemaal niet onrealistisch te denken dat er in 2071 een acta groeninge zal verschijnen om het honderdjarig bestaan van de dialyse te vieren
Toestel voor hemodialyse, 2021. Rechts van het toestel een hedendaagse ‘fiber’-kunstnier
14
ACTAGROENINGE
en het is niet ondenkbaar dat dialyse niet alleen de campus in Maria’s Voorzienigheid maar ook campus Kennedylaan zal overleven: best wel een onthutsende gedachte. Het goede nieuws is dat er recent opnieuw interessante ontwikkelingen zijn die ons toelaten om op een meer optimistische manier naar de toekomst te kijken. In vergelijking met andere onderzoeksdomeinen zoals HIV en kanker ging traditioneel erg weinig geld naar het onderzoek naar nierziekten. De laatste paar jaar lijkt hier gelukkig eindelijk verandering in te komen. In de Verenigde Staten tekende de toenmalige Amerikaanse president
“NEFROLOGIE EN DIALYSE ZIJN DUS NIET LANGER DE INNOVATIEVE PIONIERSDISCIPLINE DIE ZE TOT DE JAREN ‘90 WAREN.” Donald Trump in juli 2019 een presidentieel besluit met als doel het onderzoek naar nieuwe behandelingen voor nierpatiënten te stimuleren. In samenspraak met de American Society of Nephrology worden miljarden dollars gespendeerd aan het ‘KidneyX’-programma, dat de ontwikkeling van geneesmiddelen voor nierproblemen en van nieuwe behandelingsmethoden zoals draagbare en implanteerbare kunstnieren wil ondersteunen. Nu zijn verhalen over mirakeloplossingen met een hoog deus-ex-machina gehalte zo oud als de dialyse zelf: orgaantransplantatie met nieren van varkens, draagbare kunstnieren (die bij nader inzien 35 kilogram blijken te wegen), het kweken van bionische nieren in incubatoren enzovoort, worden al sedert de jaren
Opstelling voor hemodialyse, campus Kennedylaan, anno 2021. Elk bed beschikt over een PC met toegang tot het elektronisch patiëntendossier en een televisie
‘90 met veel bombarie aangekondigd. Tot nu toe zijn het stuk voor stuk luchtkastelen gebleken. Momenteel zijn deze oplossingen dus nog eerder als science-fiction te beschouwen, maar de hoop leeft toch dat ‘KidneyX’ en andere initiatieven (onder meer in Nederland) een medische doorbraak dichterbij kunnen brengen. Hoe dan ook zal het nog een hele tijd duren voor deze nieuwe technologieën hun weg vinden naar de dagelijkse klinische praktijk. Het ultieme doel van de nefrologie is echter niet zozeer om dialyse zo performant mogelijk te maken, maar om eerder om ervoor te zorgen dat behandeling met dialyse zoveel mogelijk overbodig wordt. Preventie van het ontstaan van nierfalen is daarom enorm belangrijk en zal in de toekomst nog belangrijker worden. Wellicht staan we hier veel dichter bij een doorbraak dan op het gebied van bionische nieren of draagbare dialyse-apparaten in pocketformaat. Dat is onder meer te danken aan de introductie van de SGLT2inhibitoren. Enkele jaren geleden veroorzaakte de lancering ervan weinig ophef binnen de nefrologie. Deze klasse geneesmiddelen, die de proximale tubulaire reabsorptie van glucose blokkeren, was immers enkel aangewezen bij diabetespatiënten met een normale nierfunctie en waren volgens de bijsluiter zelfs bij lichte nierfunctiebeperking tegenaangewezen. Intussen is echter uit de EMPA-REG, CREDENCE en DAPA-CKD trials gebleken dat deze geneesmiddelen een krachtig nefroprotectief effect hebben, ook bij mensen met nierfalen en zelfs bij niet-diabetici. Zo rapporteerde DAPA-CKD een reductie van evolutie naar eindstadium nierfalen met maar liefst 44%, zowel bij diabetici als nietdiabetici. Volgens predictieve modellen zou met SGLT2-inhibitie de start van dialyse tot 15 jaar uitgesteld kunnen worden. Het valt af te wachten of deze resultaten worden bevestigd in de praktijk, maar de hoop dat
we na 25 jaar stilstand eindelijk een nieuw krachtig wapen hebben in de strijd tegen nierfalen is alleszins flink opgelaaid. Het is -this is Belgiumwel nog minstens een jaar wachten tot er terugbetaling wordt toegekend in deze indicatie… Willem Kolff, de man die de eerste succesvolle dialyse uitvoerde heeft zelf nog meegemaakt hoe zijn eenzaam experiment leidde tot een succesvolle behandelingsstrategie die in 2021 wereldwijd meer dan 5 miljoen mensen in leven houdt. Met de aankondiging van het project ‘KidneyX’ en het nieuwe tijdperk van krachtige nefroprotectieve medicatie is het een prikkelende vraag of de huidige generatie nefrologen en dialyseverpleegkundigen ooit de dag zal meemaken dat dialysebehandeling overbodig is geworden. Als dat lukt, zal het niet gebeuren dank zij een magische silver bullet die in onze schoot komt te vallen. De weg naar die oplossing zal met horten en stoten verlopen, en mislukkingen onderweg staan in de sterren geschreven. De nefrologische gemeenschap kan hopelijk inspiratie putten uit de koppige en ondernemende spirit van de eerste nefrologen, die zich door dergelijke mislukkingen niet lieten ontmoedigen en zo toch het onmogelijk gewaande hebben gerealiseerd met veel beperktere middelen dan degene die we nu ter beschikking hebben. Zoals de oude Deens wijsheid zegt : ‘Voorspellingen zijn lastig, vooral dan die over de toekomst’. Of het zal lukken om ter gelegenheid van het 100-jarig jubileum van het pionierswerk van dr. Bosteels in 2071 te kunnen melden dat dialyse dank zij de medische vooruitgang overbodig is geworden is dus hoogst onzeker. Maar het is hoopgevend te zien dat de wetenschap een nieuw elan heeft gevonden om deze nu nog verre droom in de komende 50 jaar waar te maken.
De medische staf van de dialyse-afdeling in 2015, v.l.n.r. dr. Gert Meeus, dr. Olivier Schockaert, dr. Louis Janssens, dr. Peter Doubel (diensthoofd), dr. Marc Decupere en dr. Liesbeth Viaene
BROCHURE INKIJKEN? http://bit.ly/dialyse50 15
DE VERPLEEGKUNDIG SPECIALIST: EEN OPPORTUNITEIT BINNEN DE SNEL EVOLUERENDE ONCOLOGISCHE ZORG ANNELIES COURTENS - INE DECADT
SAMENVATTING Oncologie is een specialisatiedomein in volle ontwikkeling. De toegenomen kankerincidentie, de langere overleving, de verschuiving van hospitalisaties naar ambulante zorg en het chronische karakter van de oncologische populatie zorgen voor vele uitdagingen. Ook binnen verpleegkunde zien we een evolutie in verpleegkundige rollen om tegemoet te komen aan de complexiteit van de (evidence-based) zorg, de vele noden van de zorgvragers en de snel evoluerende onderzoeks- en behandelingsmogelijkheden. Een vrij nieuwe – en op heden vaak nog onbekende – geavanceerde verpleegkundig functie is die van de verpleegkundig specialist (VS). De verpleegkundig specialist is een masteropgeleide verpleegkundige werkzaam binnen één specialisatiedomein (bv oncologie). De VS heeft een academische achtergrond en beschikt over relevante werkervaring en expertise; complexe besluitvormingsvaardigheden en klinische competenties. Aan de hand van hun wetenschappelijk onderbouwde klinische kennis en vaardigheden beogen zij innovatie binnen de oncologische zorg. Naast hun rol in de directe klinische praktijk, is de VS een sleutelfiguur in kwaliteitsbevordering, innovatie en implementatie van evidence-based (verpleegkundige) zorg. De verpleegkundig specialist werkt binnen een interprofessionele setting van verpleegkundige teams, hoofdverpleegkundigen, verpleegkundig consulenten, artsen, paramedische zorgprofessionals en beleidsmakers en dit zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten. De kerncompetenties van de verpleegkundig specialist zijn directe klinische patiëntenzorg; coaching; multidisciplinaire samenwerking; klinisch en professioneel leiderschap; onderzoeksvaardigheden; consultverlening en ethische besluitvorming. Sinds april 2019 is de functie van verpleegkundig specialist wettelijk verankerd de Belgische Wet op de uitvoering van de gezondheidszorgberoepen (WUG).
16
ACTAGROENINGE
INLEIDING De International Council of Nursing (ICN) definieert de ‘Advanced Practice Nurse’ (APN) als : ‘een geregistreerde verpleegkundige met een masterdiploma die beschikt over expert kennis, complexe besluitvormingsvaardigheden en klinische competenties voor een geavanceerde praktijk, waarvan de kenmerken worden bepaald door de context waarin hij/zij bevoegd is om het beroep uit te oefenen’ (ICN, 2020). APN is een internationale ‘paraplu-term’ die twee soorten geavanceerde verpleegkundige rollen omvat: de functie van ‘Clinical Nurse Specialist’ (CNS) en de functie van ‘Nurse Practitioner’ (NP). Beide functies hebben gemeenschappelijke eigenschappen, maar er is een fundamenteel verschil waarbij de CNS zich meer kenmerkt door het introduceren van innovatieve praktijkvoering in de zorg (care aspect en complementair), terwijl de NP zich kenmerkt door een meer doorgedreven klinische/ medische functie (cure aspect en substitutie) (Hamric, 2014). Hoewel er internationaal een verschil in definiëring is, wordt in België de term ‘verpleegkundig specialist’ (VS) gebruikt. Een VS is ‘een academisch opgeleide verpleegkundige expert met een functie binnen één specialisatiedomein en die beantwoordt aan de kenmerken van het Advanced Practice Nursing concept’ (BVVS, 2020). Verpleegkundig specialisten werden, ondanks een toenmalig gebrek aan een officieel wettelijk kader, al sinds de jaren 2000 in de Belgische gezondheidszorg ingezet, voornamelijk in de Vlaamse Universitaire Ziekenhuizen. In 2017 werd door de Federale Raad voor Verpleegkunde de rol van verpleegkundig specialist opgenomen in het ‘Functiemodel voor de verpleegkundige zorg van de toekomst’. In 2019 communiceerde toenmalig minister van volksgezondheid Maggie De Block het nieuws dat de functie van verpleegkundig specialist verankerd zou worden binnen de Wet op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen (WUG), waardoor de titel van ‘verpleegkundig specialist’/‘infirmier de pratique avancée’ officieel erkend werd. Deze wettelijke erkenning creëert sindsdien vele opportuniteiten op vlak van functiedifferentiatie binnen de klinische ladder van verpleegkunde. Desondanks deze laatste evoluties, ontbreken er op heden duidelijk omschreven erkenningsvoorwaarden, een competentieprofiel, de precieze taakomschrijving en ook het financieel kader. Voorwaarden die nog moeten worden uitgeschreven in uitvoeringsbesluiten en waar samen met de universiteiten, Federale Raad van verpleegkundigen, de Technische Commissie van verpleegkundigen, artsen-specialisten/ huisartsen, AUVB, beroepsorganisatie,… actief aan gewerkt wordt.
KERNCOMPETENTIES VAN DE VERPLEEGKUNDIG SPECIALIST TOEGEPAST BINNEN ONCOLOGIE De kerncompetenties van de VS vinden hun oorsprong in de ‘Integrative approach to Advanced Practice Nursing’ van Hamric en Hanson (Hamric & Hanson, 2014). Hun internationaal gevalideerd en gebruikt APN framework voor Advanced Practice Nursing wordt (samen met de CanMEDS-rollen) gebruikt om de kerncompetenties van de VS te definiëren. Er is de centrale rol van de directe klinische (specialistische) patiëntenzorg. Dit is zorg verlenen en coördineren binnen een specifieke populatie van zorgvragers, of een specifiek type interventies of methode met oog op verbetering van kwaliteit en uitkomsten van de zorg. Vanuit die centrale rol als ‘klinisch expert en behandelaar’ worden 6 kerncompetenties gevoed: 1. coachen van patiënten, hun naasten en zorgverleners (guidance and coaching) 2. coördineren in interdisciplinaire en interprofessionele samenwerking (collaboration) 3. uitoefenen van klinisch en professioneel leiderschap (leadership) 4. vertalen en toepassen van EBP tot het verrichten van verplegingswetenschappelijk onderzoek (research) 5. verlenen van expertadvies gebaseerd op wetenschappelijke evidentie (consultation) 6. bijdragen aan ethisch beleid en ethische besluitvorming in de zorg (ethical decision making) De VS wordt gezien als een rolmodel voor het team om zowel de eigen als de groepsdeskundigheid uit te diepen.
In België zijn momenteel een kleine honderd verpleegkundig specialisten actief (oncologische en niet oncologische setting). Vooral in universitaire ziekenhuizen, maar ook in de grote regionale ziekenhuizen en in de geestelijke gezondheidszorg. Op termijn kunnen zij ook ingeschakeld worden bij huisartsen en in woonzorgcentra. In tegenstelling tot Nederland, waar deze nieuwe gezondheidsgroep wel al wettelijk is geregeld en er 3.627 verpleegkundig specialisten actief zijn, wordt in België nu pas gewerkt aan de verdere invulling van het wettelijk kader.
kerncompetenties APN (Hamric et al, 2014)
17
In onderstaande tabel worden de 6 kerncom petenties van de verpleegkundig specialist beschreven met enkele voorbeelden die relevant zijn binnen het specialisatiedomein oncologie.
18
COMPETENTIE
BESCHRIJVING
CONCRETE VOORBEELDEN
Coaching: coachen van patiënten, naasten en zorgverleners
Aan de hand van evidence-based kennis en geavanceerd klinisch redeneren, biedt de VS deskundige coaching en begeleiding aan patiënten en hun naasten bij complexe klinische gebeurtenissen of problemen (bv. educatie, zelfmanagementondersteuning, counseling, complexe zorgplanning,... ). Tegelijkertijd biedt de VS ook coaching, educatie aan bed en begeleiding aan verpleegkundigen, artsen en oncocoachen. Op deze manier bevordert de VS de continue professionele ontwikkeling van de oncologische zorg. Dit vereist naast geavanceerde klinische expertise ook expertise in coaching en in het lesgeven.
• De VS voert ‘nurse-led’ consultaties uit op het dagziekenhuis oncologie bij een vast afgebakende groep van oncologische patiënten met specifieke noden in behandeling. • De VS schat de opleidingsnoden van verpleegkundigen en oncocoachen in die nodig zijn voor hun verdere professionele ontwikkeling en biedt aan hen gepaste opleidingsmomenten en coaching. • Samen met de oncocoach initieert en evalueert de VS een groepsessie rond informatie, coaching en zelfmanagement voor prostaatkankerpatiënten die een radicale prostatectomie ondergaan en hun partners.
Multidisciplinaire samenwerking: coördineren in interdisciplinaire en interprofessionele samenwerking
Effectieve communicatie en samenwerking tussen zorgprofessionals leidt tot betere patiëntenoutcomes en klinische resultaten. Interprofessionele samenwerking is essentieel om de kwaliteit en effectiviteit van zorg te verbeteren. De VS werkt stimulerend en constructief samen met individuen en met teams of groepen (van zowel patiënten als clinici), maar daarnaast werken ze ook samen op organisatorisch, nationaal en internationaal niveau. Hun klinische competentie en leiderschapsvaardigheden zijn cruciaal voor het aangaan van dergelijke samenwerkingsrelaties.
• De VS is actief lid van een interprofessionele werkgroep die nationale richtlijnen voor supportieve zorg binnen oncologie ontwikkelt. • De VS initieert en faciliteert een patiëntenadviesraad oncologie om het patiëntenperspectief te bewaken bij het ontwerpen van oncologische kwaliteitsverbeteringsprojecten. • De VS werkt actief samen in de BVVS (Belgische Vereniging voor Verpleegkundig Specialisten) om de beleidsvorming rond de academische opleiding van de VS en nieuwe regelgeving rond de uitvoeringsbesluiten van de VS te hervormen (bv. Herziening van KB 78 - WUG).
Klinisch en professioneel leiderschap: organisator van kwaliteitsvolle zorg en innovatieleider
Gedreven door klinische praktijk en door nieuwe evoluties in de oncologische zorg, observeert de VS problemen en ‘unmet needs’ voor kwaliteitsverbetering. De VS ontwikkelt en implementeert kwaliteitsverbeteringsprojecten in de zorg en het draagt bij het beroep van verpleegkunde verder te professionaliseren. Door het participeren in verpleegkundige en multidisciplinaire netwerken, draagt de VS bij aan het beleid zowel binnen als buiten de zorgorganisatie. Dit vereist vaardigheden op het gebied van verandermanagement. Tenslotte initieert, ontwerpt en evalueert de VS ook veranderingen op de werkvloer. De VS biedt klinisch leiderschap, begeleiding en empowerment van patiënten en personeel, en geeft professioneel leiderschap door deel te nemen aan lokale, nationale of internationale organisaties.
• De VS implementeert en evalueert een pilootproject ‘nurse-led care’ op het dagziekenhuis voor een geselecteerde groep van patiënten onder immunotherapie. • De VS werkt samen met hoofdverpleegkundigen van de oncologieafdelingen en met partners in de eerstelijnszorg om het ontslagbeheer van oncologische patiënten te optimaliseren. • De VS ontwikkelt en implementeert een evidence-based beslissingsboom voor artsen om een optimale vasculaire katheter (VAD) te selecteren.
Onderzoeksvaardigheden: toepassen van evidence-based practice tot het verrichten van verpleegwetenschappelijk onderzoek
De VS gebruikt onderzoeksresultaten bij klinische besluitvorming, zowel op individueel niveau als op macroniveau. De VS beoogt de implementatie van onderzoeksresultaten en het gebruik van de juiste op evidentie-gebaseerde richtlijnen in de patiëntenpopulatie of organisatie. Vervolgens faciliteert de VS (verpleegkundig of interdisciplinair) onderzoek of initieert deze. Gezien de klinische expertise en leiderschap speelt de VS een cruciale rol bij het identificeren van relevante klinische problemen of onderzoeksvragen en de interpretatie van gegevens. De VS werkt samen met hogescholen, universiteiten en beroepsorganisaties voor de opleiding van gezondheidszorgbeoefenaars (studenten begeleiden, opleidingen geven,…)
• De VS zet een kwantitatief onderzoek op om de actuele tevredenheid rond schriftelijke patiënteninformatie over de behandeling in kaart te brengen bij oncologische patiënten en bij zorgverleners. Op basis van de resultaten wordt een educatieproject over ontwikkeling van patiënteninformatie opgezet. Aan de hand van een pre-post design wordt na de implementatie van de patiënteninformatie de outcome gemeten. • Om de communicatie rond vruchtbaarheids- en seksualiteitsproblemen bij oncologische patiënten te verbeteren, initieert de VS een kwalitatief onderzoek om de barrières en facilitatoren om seksualiteit te bespreken bij verpleegkundigen te onderzoeken. • De VS initieert en superviseert een masterthesis omtrent de kenmerken en resultaten van ‘nurse-led clinics’ in oncologie.
Consultverlening: verlenen van expertadvies gebaseerd op wetenschappelijke evidentie
De VS biedt klinische expertise en advies. De VS kan worden geraadpleegd door verpleegkundigen en door zorgprofessionals van andere disciplines, zowel van binnen als buiten het ziekenhuis. De VS gebruikt zijn/haar grondige expertise, interpersoonlijke vaardigheden en kennis van het zorgsysteem om de resultaten bij de patiënt te verbeteren, maar vooral ook om de kennis, vaardigheden en competenties van de consultant (aanvrager) op te leiden en te ontwikkelen.
• Een oncologieverpleegkundige consulteert de VS bij een functionaliteitsprobleem van een centraal veneuze katheter. • Het management houdt rekening met adviezen van de VS bij de implementatie van een efficiënter zorgproces op de hospitalisatieafdeling oncologie, zodoende de kwaliteit van de zorg te optimaliseren. • Een oncoloog raadpleegt de VS over het gebruik van hoofdhuidkoeling om haaruitval door chemotherapie te voorkomen en om een idee te krijgen van het slagingspercentage bij een bepaalde indicatie.
Ethische besluitvorming: bijdragen aan ethisch beleid en ethische besluitvorming in de zorg
De VS integreert ethische principes in de klinische besluitvorming. Hij/zij is reflecterend en evalueert de ethische consequenties van beslissingen. Het in overweging nemen van ethische principes maakt integraal deel uit van de klinische praktijk van de VS en heeft voortdurend invloed op de prestaties op alle bovenbeschreven competenties.
• De VS houdt een gesprek met een palliatieve patiënt en verneemt dat hij de behandeling zinloos vindt. De VS uit die bezorgdheid van de patiënt en bespreekt ook deze afweging met de oncoloog. • Bij de ontwikkeling en de implementatie van een nieuw intern beleid inzake anti-emetica houdt de VS rekening met de huidige terugbetalingsmodaliteiten in België van de specifieke antiemetica. • De VS erkent morele problemen bij zichzelf of bij andere zorgverleners en neemt hiervoor de gepaste acties of initieert doorverwijzing zo nodig.
ACTAGROENINGE
De roluitvoering van de VS is voornamelijk resultaatsgericht. Samen met de stakeholders reflecteert de VS kritisch over de gewenste uitkomsten van de resultaten en dit zowel op patiënten niveau, intra/ interprofessioneel niveau en op institutioneel/organisatieniveau. Op heden bestaat er nog geen formele controle van de bekwaamheid van de VS aan de hand van bovenstaande competenties, maar in de toekomst zal de VS zijn/haar bekwaamheid en bevoegdheid binnen een specialisatiedomein moeten aantonen in een persoonlijk portfolio.
DE VERPLEEGKUNDIG SPECIALIST IN DE BELGISCHE ONCOLOGISCHE ZORG Niet alleen in België, maar ook internationaal werden afgelopen decennia verschillende klinische functies in de verpleegkunde geïmplementeerd. Anno 2021 zijn een 25-tal masteropgeleide verpleegkundigen werkzaam als verpleegkundig specialist in Vlaamse ziekenhuizen, specifiek binnen oncologie. De razendsnelle evoluties en complexe uitdagingen binnen de oncologische zorg, alsook de erkenning van de functie in de Belgische wetgeving in 2019, zorgen voor een toegenomen belang en belangrijke evolutie in het aanwerven of inzetten van verpleegkundig specialisten in oncologische centra. In sommige (grotere) ziekenhuizen worden verpleegkundig specialisten binnen oncologie onderverdeeld volgens klinisch domein zoals
bijvoorbeeld digestieve oncologie; hematologie; palliatieve zorg; katheterzorg; hemovigilantie; …. In andere ziekenhuizen worden de verpleegkundig specialisten meer algemeen ingezet (oncologiebreed). Logischerwijs zal de uitvoering van deze functies dan ook enigszins variëren, zoals werd aangetoond door internationaal onderzoek van Goemaes et al (2019). Goemaes concludeert dat de Vlaamse verpleegkundig specialisten het meest van hun tijd besteden aan de rol van klinisch expert, gevolgd door de rol van samenwerker en van educator/coach (Goemaes, 2019).
ROLVERWARRING MET ANDERE KLINISCHE VERPLEEGKUNDIGE FUNCTIES IN ONCOLOGIE Op heden heerst er vaak rolverwarring tussen de verpleegkundig specialist en andere functies zoals ‘oncocoach’, ‘verpleegkundig consulent’ of ‘oncologieverpleegkundige’. De brede implementatie van oncocoaches in België was een direct gevolg van het Nationaal Kankerplan van minister Laurette Onkelinx (2008), waarbij het plan de aanwerving van 1 oncocoach voorzag per 250 MOC’s (Multidisciplinaire Oncologisch Consulten), naast ook de aanstelling van één oncopsycholoog per 250 MOC’s en 1 sociaal assistent per 500 MOC’s. Echter had het Kankerplan géén criteria of competenties gedefinieerd voor de uitvoering van de functie van
Ine Decadt (l.) en Annelies Courtens
19
oncologieverpleegkunde/verpleegkundig consulent of oncocoach, waardoor vrije invulling van deze functies mogelijk was. In de meeste ziekenhuizen zijn oncocoaches bachelor verpleegkundigen met een bijkomende beroepstitel oncologie (in België gedefinieerd als ‘Bijzondere Beroepstitel – BBT’ / Titre Professionel Particulier – TPP’). De oncocoach of verpleegkundig consulent oncologie heeft een doorgedreven klinische kennis in een bepaald subdomein van oncologie (bv oncologische heelkunde of gynaecologische oncologie) en biedt aan oncologische patiënten en naasten een intensieve individuele begeleiding (vertrouwenspersoon), educatie en coaching binnen hun oncologisch zorgtraject. Gezien hun gedeelde interesses en overlappende praktijkvoering werken oncocoaches en verpleegkundig specialisten vaak nauw samen, zowel op ziekenhuisniveau als daarbuiten. Het verschil tussen oncocoachen/verpleegkundig consulenten met verpleegkundig specialisten uit zich in opleidingsniveau, alsook de focus van de VS op innovatie, implementatie van op evidentie gebaseerde richtlijnen en initiatie van wetenschappelijk onderzoek.
DE VERPLEEGKUNDIG SPECIALISTEN ONCOLOGIE IN AZ GROENINGE In az groeninge zijn twee verpleegkundig specialisten oncologie werkzaam: Annelies Courtens en Ine Decadt. Hun rechtstreeks leidinggevende is de zorgmanager oncologie, Melissa Defreyne. Naast hun dagelijkse werking op oncologie, zijn zij ook actief betrokken bij een aantal ziekenhuisbrede projecten, participeren binnen externe (inter-) nationale werkgroepen en nemen een actieve rol op binnen nationale organisaties en op beleidsniveau.
Dit artikel is een samenvatting van het gepubliceerd artikel van Decadt et al. in the Belgian Journal of Medical Oncology (2020;14(3):93-99) met als titel ‘The advanced practice nurse (APN) in oncology: an opportunity to meet the fast evolving needs in cancer care’. Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met collega verpleegkundig specialisten oncologie uit UZ Leuven en UZ Gent.
BRONNEN • BVVS, Belgische Vereniging voor Verpleegkundig Specialisten • Decadt et al. The advanced practice nurse (APN) in oncology: an opportunity to meet the fast evolving needs in cancer care. BJMO; 2020;14(3):93-99. • Federale Raad Verpleegkunde. Functiemodel voor de verpleegkundige zorg van de toekomst; 2017. • Gecoördineerde wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, aanpassing 2019, hoofdstuk 4: De uitoefening van de verpleegkunde. Sect. Art 46/1 (2015). • Goemaes R, Lernout E, Goossens S, et al. Time use of advanced practice nurses in hospitals: A cross-sectional study. Journal of Advanced Nursing 2019; Dec;75:3.588-601. • Hamric A, Hanson C, Tracy M, et al. Advanced practice nursing: an integrative approach. . Missouri: Elsevier Saunders; 2014. • Institute of Medicine. The Future of Nursing: Leading change, Advancing health. Washington DC; 2011. • International Council of Nurses. The scope of practice, Standards and competencies of the advanced practice nurse. Geneva; 2008. • Van Hecke A. et al. A legal framework on advanced practice nursing in Belgium what do we and don’t we know. Acta Clinica Belgica; 2020.
STAPJE VERDER MET AZ GROENINGE Wil jij een stapje verder zetten in je loopbaan? En werken in een vooraanstaand ziekenhuis in de streek? Bekijk onze vacatures en solliciteer meteen.
Jobs.azgroeninge.be
20
ACTAGROENINGE
v.l.n.r. Fien Florin, Dr. Jasmin Michels, Dr. Anne Oomen, Elle Deleu, Lisa Blauwblomme
PARKINSON REVALIDATIE: BLIJF BEWEGEN ! DR. JASMIN MICHELS - DR. ANNE OOMEN
De ziekte van Parkinson is een neurodegeneratieve aandoening waarbij o.a. dopamine-producerende zenuwcellen in de hersenen langzaam verdwijnen. De kans op de ziekte neemt toe met de leeftijd, maar de ziekte van Parkinson treft ook jonge mensen, soms zelfs onder de leeftijd van 40 jaar. De ziekte wordt gekenmerkt door een grote variëteit aan symptomen. Het betreft een combinatie van enerzijds motorische (bradykinesie, tremor, rigiditeit, posturale instabiliteit) en niet-motorische symptomen (autonome dysregulatie, vermoeidheid, cognitieve stoornissen, obstipatie, verminderde reuk en smaak, …). (1,2) Met de huidige behandelingstechnieken is genezing nog niet mogelijk. Het doel van de behandeling blijft tot op heden symptoomcontrole.
het alfa-synucleïne eiwit, de vermindering van inflammatie en oxidatieve stress in de hersenen, het upreguleren van de drain-derived neurotrophic factor (neuroprotectief effect) alsook een positieve invloed op de mitochondriale functie.(1) Er wordt door training de neurale plasticiteit een significante winst geboekt op zowel de motorische als niet-motorische symptomen.
WAAROM REVALIDATIE
2/Multidisciplinaire revalidatie
1/Oefentherapie Naast medicamenteuze en chirurgische behandeling wint oefentherapie steeds meer aan belang. Oefentherapie heeft een invloed op de moleculaire mechanismen, zijnde het verminderen van schadelijke accumulatie van
Specifieke doelstelling hierbij zijn: 1. optimalisatie van de fysieke capaciteit, mobiliteit, evenwicht en marche 2. reductie van niet-motorische symptomen: vermoeidheid, apathie, cognitieve en autonome symptomen
De hinder die patiënten ondervinden bij de dagdagelijkse activiteiten is niet enkel het gevolg van de ernst van de ziekte op zich. Belangrijk is ook de interactie met andere gezondheidsfactoren, persoonlijke factoren (vb coping strategie) als door contextuele factoren. Hierbij verwijzen we naar het biopsychosociale model van de Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren (ICF) van de WHO (Figuur 1).
21
Door multidisciplinaire revalidatie bestaande uit kinesitherapie, ergotherapie en psychotherapie wordt op deze verschillende factoren ingezet. Hierbij streven we naar toename aan zelfredzaamheid, participatie, actieve(re) levensstijl, aanleren van coping mechanismen…. Levenskwaliteit voor de patiënt en zijn omgeving staat hierbij centraal. Dit blijkt heel waardevol als aanvulling aan de doelstellingen van de oefentherapie. (3)
VOOR WIE? Parkinsonpatiënten met zelfstandige mobiliteit, zijnde fasen 1, 2 en 3 in classificatie volgens Hoehn en Yahr (Tabel 1) komen in aanmerking voor de groepssessies. Patiënten worden voorafgaand steeds gezien op consultatie door revalidatie artsen Dr. Michels of Dr. Oomen. Hiervoor kan een afspraak gemaakt worden op het secretariaat Fysische Geneeskunde en Revalidatie 056/63 32 00. Verdere opvolging gedurende het traject wordt voorzien.Naast de sessies in groep is er bij specifieke noden ook nog steeds mogelijkheid tot individuele multidisciplinaire revalidatie.
Figuur 1: ICF – Parkinson volgens WHO (3)
PRAKTISCH Tabel 1. Classificatie Ziekte van Parkinson volgens Hoehn en Yahr Op de dienst Fysische Geneeskunde van AZ Groeninge zijn we, naast de reeds individuele multidisciplinaire revalidatie trajecten, recent gestart met Parkinson groepssessies. Dit programma werd opgestart in samenwerking met de dienst neurologie. Tijdens deze sessies, gegeven door een kinesitherapeut en een ergotherapeut wordt de ziekte van Parkinson vanuit verschillende invalshoeken benaderd. Elke week komt een specifiek thema aan bod en wordt gewerkt rond een nieuwe uitdaging. De therapeuten bieden door hun specifieke expertise oefeningen en coping strategieën aan. Het doel is om samen met lotgenoten grenzen op te zoeken, te verleggen en plezier te beleven in ‘bewegen’. De dynamiek van het groepsgebeuren geeft voor velen een extra positieve boost. Aanvullend worden 2 psychologische sessies voorzien. Dit traject loopt gedurende 12 weken. Deze groepsessies gaan door 2x/week, op maandag en woensdag, telkens van 17u tot 18u. We werken in groepen van 4 tot 8 personen. Hierdoor blijft er binnen de groep steeds een individuele begeleiding mogelijk. We streven ook een vrij homogene groep na. Het persoonlijk aandeel bedraagt +/-7 euro per sessie (indien de patiënt aangesloten is bij een Belgisch ziekenfonds).
22
ACTAGROENINGE
REFERENTIES 1. Kouli A, Torsney KM, Kuan WL. Parkinson’s Disease: Etiology, Neuropathology, and Pathogenesis. In: Stoker TB, Greenland JC, editors. Parkinson’s Disease: Pathogenesis and Clinical Aspects [Internet]. Brisbane (AU): Codon Publications; 2018 Dec 21. 2. What and How Can Physical Activity Prevention Function on Parkinson’s Disease? Baozhu Fan, Riffat Jabeen, 1 Bing Bo, 1 , 2 Chunlei Guo, 1 Mengjie Han, 1 , 2 Hui Zhang, 2 Juan Cen, 1 Xinying Ji, 3 and Jianshe Wei Oxid Med Cell Longev. 2020; 2020: 4293071. 3. Physical therapy and occupational therapy in Parkinson’s disease. Int J Neurosci. 2017 Oct;127(10):930-943. doi: Tabel 1: Soh, SE., McGinley, J.L., Watts, J.J. et al. Determinants of health-related quality of life in people with Parkinson’s disease: a path analysis. Qual Life Res 22, 1543–1553 (2013). https://doi. org/10.1007/s11136-012-0289-1
EEN OUDERENVRIENDELIJK ZIEKENHUISBELEID “MULTIDISCIPLINAIR, DUURZAAM EN INNOVATIEF” Auteurs allen werkzaam in AZ Groeninge Kortrijk: - Bram Claeys, zorgmanager - Ludo Meersdom, coördinator zorgprogramma voor de geriatrische patiënt - Dave Allegaert, manager kwaliteit en innovatie - Hilde Desmet, diensthoofd ergotherapie - Ewout Vandersteene, diensthoofd kinesitherapie - Corry Deschamps, diensthoofd sociale dienst - Virginie Huys, stafmedewerker strategie en netwerking
INLEIDING De invoering van het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt (KB van 29 januari 2007 en de wijziging van het KB van 26 maart 2014) betekende een ommezwaai en een zeer belangrijke stap vooruit in de zorg voor de geriatrische patiënt. Het hoofddoel bestaat er in om via een pluridisciplinair, diagnostisch en therapeutisch proces te streven naar een optimaal herstel van de functionele performantie, een zo groot mogelijke zelfredzaamheid en levenskwaliteit van de oudere persoon. Op vandaag stellen we vast dat de (organisatie van) zorg in Belgische ziekenhuizen nog onvoldoende is afgestemd op het stijgend aantal ouderen en de veranderende complexe zorgbehoeften. Om de kwaliteit van zorg op niveau te houden, moet er een minimale kennisen vaardigheidsgarantie zijn, maar ook een organisatiecultuur met bijzondere aandacht voor ouderen. Een aantal ziekenhuizen namen reeds initiatieven om patiëntgerichte ouderenzorg te faciliteren. Hierbij houden ze rekening met het unieke profiel van de oudere. Er wordt veel aandacht besteed aan diverse topics als het bevorderen van de veerkracht, zelfstandigheid en levenskwaliteit, mededogen en respect, persoons- en relatiegerichte zorg etc. En dit allemaal op basis van wetenschappelijke evidentie. Al deze topics komen te weinig of niet aan bod in het huidige zorgprogramma. Het moet duidelijk zijn dat er nood is aan een update. Ook de hervorming van het zorglandschap en het oprichten van diverse locoregionale ziekenhuisnetwerken creëert andere behoeften en afspraken rond samenwerking.
Professionals uit 7 Vlaamse ziekenhuizen namen het voortouw om de hierboven vernoemde aandachtspunten verder uit te werken. Sinds 2018 wordt een draagvlak gecreëerd voor de ontwikkeling van een referentiekader voor ouderenvriendelijke zorg in België. Dit alles in samenwerking met diverse actoren zoals Expertisecentrum Dementie (ECD), Zorgnet ICURO, Belgische Vereniging voor Gerontologie en Geriatrie (BVGG), de Vlaamse Ouderenraad en het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg (VIKZ). In een eerste fase is het de bedoeling om een inspiratiebundel voor ziekenhuizen en teams te ontwikkelen om in tweede fase te streven naar een update van het zorgprogramma. Er is geen directe vraag tot extra audits maar wel een nieuwsgierigheid naar het formaliseren van kwaliteitsindicatoren. Ook binnen AZ Groeninge nemen we diverse initiatieven om te streven naar een kwaliteitsvol en ouderenvriendelijk ziekenhuisbeleid.
HET ZORGPROGRAMMA MOET EEN MULTIDISCIPLINAIR, DUURZAAM EN INNOVATIEF BELEID VOEREN De zorg voor de geriatrische patiënt beperkt zich niet enkel tot de verschillende verpleegeenheden geriatrie. Een eerste aspect van dit concept betekent dat de zorg multidisciplinair moet gedragen worden. Het is niet louter een verpleegkundige verantwoordelijkheid om deze zorg te organiseren. Disciplines als geriaters, paramedici, sociale dienst, zingeving en spiritualiteit dragen dagelijks hun steentje bij. Een 2e gegeven bestaat erin dat we ons niet enkel focussen op het verblijf van de patiënt, maar op het volledige traject van opname, ontslag en transmurale zorgcontinuïteit. De ziekenhuiszorg, in de brede zin van het woord, is slechts een schakel in de zorgorganisatie voor onze oudere patiënten. Om een gedragenheid te creëren blijven we binnen onze organisatie de werking van referentieverpleegkundigen geriatrie verder uitbouwen en ondersteunen. Zij vormen de verlengde arm van de verpleegkundige en bij uitbreiding multidisciplinaire geriatrische expertise op niet geriatrische verpleegeenheden. Het grootste deel van onze oudere patiënten verblijft nu éénmaal niet op een geriatrische verpleegeenheid. 23
HET ONTSLAG BEGINT BIJ OPNAME Een geslaagd ontslag en probleemloze periode na ontslag worden sterk beïnvloed door de voorbereiding op het ontslag.
Elke discipline maakte een visgraatanalyse op om uiteindelijk een geoptimaliseerde flow te bekomen van opname, over verblijf tot ontslag. Deze optimalisatie zorgt onlosmakelijk voor een verhoging van de kwaliteit van de intra- en transmurale zorgorganisatie.
Met betrekking tot het opname- en ontslagproces werd er enkele jaren geleden een minimale dataset opgesteld voor opname vanuit de thuisverpleging of woonzorgcentra. Vanuit de thuisverpleging is communicatie via de eHealth box mogelijk zodat het opnamedocument rechtstreeks in het EPD terecht komt. Vroege identificatie van de noden van de patiënt, signaleren van sociale problemen, vroegtijdige ontslagplanning etc. kunnen helpen om de verblijfsduur in te korten. Eveneens kunnen vroegtijdige interventies complicaties verminderen. Geriatrische patiënten zijn immers vatbaar voor complicaties als nosocomiale infecties, verslechterde functie, verwardheid etc. Deze complicaties kunnen tenslotte leiden tot een verlengde ligduur en tot een veranderde en/of verdere verzorging bij ontslag. Veranderende noden van de patiënt tijdens opname kunnen immers ook leiden tot een wijziging in of een toename van sociale en mantelzorgbehoeften. Figuur 1 Voorbeeld visgraatanalyse voor de verpleegkundige praktijk
Verzorging na ontslag is daarnaast een cruciale factor voor de verblijfsduur. Studies hebben het belang aangetoond van ontslagbestemming en adequaatheid van zorg door zorgverleners na ontslag bij het bepalen van deze verblijfsduur. Met name de beschikbaarheid van bijstand en ondersteuning door externe hulpverleners. We merken dat een sociaal vangnet voor de geriatrische patiënt vaak ontoereikend is wat dan weer een verlengde hospitalisatie met zich mee brengt. Betrokkenheid van patiënt/familie/mantelzorger bij beslissingen is essentieel in het kader van continuïteit van zorg. In deze optiek worden infosessie georganiseerd voor mantelzorgers en familie met diverse thema’s als dementie / hulpmiddelen / premies. Hoe meer betrokkenheid wordt ervaren, hoe beter de zorgrol wordt opgenomen en hoe minder gezondheidsproblemen later in de (vervangende) thuissituatie worden gemeld. Om de communicatie met de eerste lijn nog vlotter te laten verlopen, onderzoeken we momenteel wat de mogelijkheden zijn om eerstelijns zorgverstrekkers toegang te geven tot bepaalde delen van ons elektronisch patiëntendossier. Voor de huisartsen is dit reeds een feit via MyNexuzPro. Een proactief beheer van complicaties, vroegtijdige ontslagplanning met bijzondere aandacht voor de veranderde zorgbehoeften van de patiënt met repercussie voor de zorgverlener en mantelzorger zijn dus van cruciaal belang om een positieve invloed te hebben op de ligduur in het ziekenhuis en heropnames.
VAN THEORETISCH MODEL NAAR PRAKTIJKVOERING Om bovenstaande evidentie waar te maken hebben de geriatrische verpleegeenheden, onder impuls van zorgmanager Johan Van De Woestijne, gebruik gemaakt van een visgraatanalyse. Het visgraatmodel tracht de problemen en de mogelijke oorzaken/factoren te identificeren die aan de grondslag liggen van de problemen in verband met de ontslagplanning en problemen bij het beheren van zorg bij of na het ontslag.
24
ACTAGROENINGE
Figuur 2 Eenvoudige schematische voorstelling opname- en ontslagproces
“ZIJ EN IK” WORDT WIJ Zoals eerder aangegeven moet deze visie op geriatrische zorg ziekenhuisbreed gedragen worden en niet enkel op de geriatrische verpleegeenheden. Dat betekent dat we idealiter projecten of initiatieven opzetten die de ziekenhuisbrede organisatie ten goede komen. Algemeen werken therapeuten in een organisatiemodel dat ruimte biedt voor autonomie en waar verantwoordelijkheid dient opgenomen te worden. Er is een sterke vertegenwoordiging van ergotherapie binnen het zorgprogramma. Naast de dagdagelijkse inhoud nemen de ergotherapeuten een extra verantwoordelijkheid op waardoor een expertise ontwikkeld wordt bv. valpreventie, dementie, cognitieve testing of mantelzorg. Naast de groep geriatrie behoren ook de ergotherapeuten vanuit het domein fysische revalidatie en de ergotherapeuten van de psychiatrische eenheden tot de dienst ergotherapie. De dienst wordt gecoacht door 1 overkoepelend diensthoofd ergotherapie waardoor een eenduidig beleid uitgezet wordt. Binnen de dienst kinesitherapie is dezelfde structuur opgezet met 1 overkoepelend diensthoofd kinesitherapie. De dienst kinesitherapie is georganiseerd in verschillende therapiezones op basis van verschillende
specialismen. Zij komen in elke therapiezone in contact met ouderen. Doorheen elke therapiezone is het kwaliteitsproject “LEUK” een rode draad. Hierbij zetten kinesitherapeuten doelstellingen uit per patiënt op vlak van Lenigheid / Evenwicht / Uithouding / Kracht. Directe interactie met verpleegkundigen, ergotherapeuten en artsen is hier aan de orde om de doelstelling kracht bij te zetten. Formele afspraken hierover worden gemaakt op het multidisciplinair overleg. Gesteld dat er meer fragiliteit is onder onze oudere patiënten, richten therapeuten zich de laatste jaren niet enkel meer op active aging maar ook op “passive” aging. Tijdens de belevingsgerichte activiteiten worden zintuigen geprikkeld en (op)gevangen in het hier en nu. Leuk. Het is ook de manier waarop we therapie tot bij de patiënt willen brengen. We zetten in op innovatieve toepassingen met aantoonbare meerwaarde. Zo laten we patiënten via het gebruik van beeldschermen en google maps fietsen door hun eigen straat. Spontaan ontstaan leuke conversaties tussen patiënten onderling en/of hun therapeuten. Door middel van projectie op een muur in de therapieruimte laten we patiënten fietsen door het bos, zoveel leuker. Nachtelijk verwarde patiënten brengen we tot rust onder een sterrenhemel door middel van plafondprojectie. Therapeuten zijn dusdanig georganiseerd dat zij moeten samen werken om continuïteit over de eenheden te bekomen. Daardoor worden alle neuzen in de zelfde richting geplaatst en de multidisciplinariteit verstevigt. Hierdoor wordt een sterke fundering gelegd om op te bouwen en wordt een ‘’zij en ik ‘’ een ‘’wij’’ -verhaal.
INSPELEN OP SPECIFIEKE NODEN PATHOLOGIE In mei 2012 zette het GST een frailtycampagne op. Tot op heden loopt deze campagne nog steeds. Het is de bedoeling om de zorg voor de kwetsbare oudere meer in de kijker te plaatsen, waardoor de nodige aandacht en attitude op de niet geriatrische afdelingen positief evolueert. Er werd geopteerd om een vaste affiche te ontwikkelen rond de zorg voor de kwetsbare oudere in AZ Groeninge. Maandelijks wordt een nieuwe cartoon met 1 van de 14 items in de kijker gezet. Daarnaast worden folders rond het behandelde item bijgevoegd. Sedert augustus 2012 is de frailtygids ook elektronisch raadpleegbaar. In het voorjaar 2016 werd een evaluatie gehouden om al dan niet verder te gaan met de frailtycampagne, zij het onder een andere vorm. We zijn er van overtuigd dat blijvend de aandacht richten op de kwetsbare oudere een noodzaak is. Daarom werken we sinds september 2017 ziekenhuisbreed met een maandelijkse boodschap via screensaver en een maandelijks artikel rond aandachtspunten frailty. Wanneer we ons verder richten op polyfarmacie bij onze geriatrische populatie trachten we via het project “ De Groene Enveloppe” een transmuraal beleid te voeren. “De Groene Enveloppe” Is een actie van het chronic care project De Brug in de regio dat monitort hoeveel medicatieschema’s vanuit het ziekenhuis de lokale huisapotheker bereiken.
Figuur 3 Voorbeeld maandelijkse screensaver i.k.v. de frailtycampagne
De enveloppe-actie is een pilootproject dat wordt gedragen door BAF, KOVAG, VAN in samenwerking met Zorgzaam Leuven en KU Leuven binnen het thema ‘transmurale zorg’ Bij ontslag na ziekenhuisopname wordt aan de patiënt een groene enveloppe meegegeven die zijn medicatieschema en voorschriften bevat. De patiënt wordt gestimuleerd dit mee te nemen naar zijn huisapotheker. Voor elk ziekenhuis wordt er met een specifieke CNK-code gewerkt, die als een digitale barcode op de enveloppes wordt gedrukt (www.farmalux.be) Preventief zetten we o.a. in op de preventie en behandeling van osteoporose door middel van onze “osteoporosekliniek”. Begin 2017 werd met steun van het medisch investeringsfonds een multidisciplinaire werkgroep fractuurpreventie opgericht met als doelstelling een maximale screening van osteoporose bij gehospitaliseerde patiënten met een fractuur. Dit moet resulteren in een blijvende behandeling van deze chronische aandoening, zodat nieuwe fracturen kunnen worden voorkomen. Uit dit multidisciplinair team ontstond de fractuurpreventiekliniek. De scope is gericht op de gehospitaliseerde patiënten tussen 50 en 90 jaar, die opgenomen zijn met een fractuur en die nog geen osteoporosebehandeling krijgen. De detectie van potentiële osteoporosepatiënten op de toegepaste afdelingen, gebeurt via KWS. Het verdere gesprek, eerste screening, registratie en opvolging verlopen door de fractuurpreventieverpleegkundige. M.b.v. de gestandaardiseerde FRAX-tool wordt het risico ingeschat. Bij een hoog-risico patiënt (Frax ≥10 of vertebrale fractuur of heupfractuur) wordt de patiënt door de fractuurpreventieverpleegkundige geïnformeerd en geadviseerd tot doorverwijzing naar de fysische geneesheer (indien leeftijd <70j) of naar de geriater (>70j). Hierbij wordt volgens de diagnose en behandelplan uitgewerkt in samenspraak met de patiënt. De huisarts wordt geïnformeerd over risico-inschatting en al dan niet ingestelde behandeling. Ook bij een laag-risico krijgt de patiënt van de fractuurpreventieverpleegkundige info en advies over gezonde leefstijl en valpreventie. Eveneens wordt de huisarts hierover geïnformeerd. De werking van onze fractuurpreventiekliniek is gebaseerd op de richtlijnen van de International Osteoporosis Foundation ‘Capture The Fracture’, een wereldwijde campagne voor secundaire fractuurpreventiezorg. Met ons project behaalden we reeds na 1 jaar een bronzen medaille in het
25
internationale programma. In het voorjaar 2020 dienden we een nieuwe aanvraag in, een herevaluatie wegens de evolutie in onze werking o.a. door uitbreiding naar ambulante patiënten. Begin juni kregen we positief nieuws met een ‘zilveren erkenning’, als eerste ziekenhuis in België. Fractuurpreventie proberen we ook toe te passen door het gebruik van innovatieve toepassingen. Bij vermoeden van nachtelijke onrust plaatsen we een kleine scanner rond het bed van de patiënt. Bij het detecteren van beweging/uit bed komen heeft die onmiddellijk een trigger aan de verpleegkundige om even een kijkje te gaan nemen. Vanuit de dienst logopedie zetten we in op duurzame maaltijdzorg. De oprichting van een multidisciplinaire werkgroep ligt aan de basis van een sterk ontwikkelde visie die op heden onder ziekenhuisbrede belangstelling staat. Lieselot Moerkerke (dienst logopedie) ontwikkelde in samenwerking met collega’s uit het werkveld GLOBAMIX. In GLOBAMIX gebruiken logopedisten een vorm van dynamisch assessment met als doel op zoek te gaan naar restmogelijkheden die een ingangspoort kunnen zijn voor de behandeling (onderzoekend behandelen). GLOBAMIX combineert evidence based practice (bv. richtlijnen over assessment en groot aantal wetenschappelijke referenties) met practice based evidence (bv. eigen klinische ervaring én input van verschillende experts in het werkveld).
“WE HAVE A DREAM” Een rondetafelconferentie met een evenwichtige vertegenwoordiging van ouderen en professionals moest op donderdag 19 maart 2020 een eerste aanzet vormen om de ontwikkeling van een referentiekader voor ouderenvriendelijke zorg in België te stimuleren. Door de huidige pandemie zijn de plannen bevroren, maar het moet duidelijk zijn dat zowel ouderen als professionals het dringend nodig achten dat er werk gemaakt wordt van een multidisciplinair, duurzaam en innovatief ouderenbeleid in de Belgische ziekenhuizen. Het volstaat niet meer om enkel in te zetten op louter geriatrische zorgverlening op geriatrische verpleegeenheden, maar een gedragen ziekenhuisbreed beleid moet “the way to go” zijn. Het gericht gaan inzetten op samenwerkingen met de partner in zorg en het organiseren van een brede multidisciplinaire organisatie moeten hierin een prominente rol vervullen. De initiatieven in dit artikel geven een beeld van hoe wij willen inzetten op dit beleid. Laat bovenstaande een inspiratie zijn voor andere organisaties om, net als ons, in te zetten op deze filosofie.
v.l.n.r. Ludo Meersdom, Virginie Huys, Ewout Vandersteene, Corry Deschamps, Bram Claeys
26
ACTAGROENINGE
AZ GROENINGE EN SINT-JOZEFSKLINIEK IZEGEM: WE STAAN ER SAMEN DR. SAARTJE DEFOORT
Beste lezer, Als orthopedisch chirurg in de Sint-Jozefskliniek Izegem (SJKI), lid van de medische raad sinds 2017 en aangemoedigd door collega Dr. Jeroen Ceuppens, jullie hoofdredacteur, neem ik in dit blad de samenwerking tussen az groeninge en SJKI graag even onder de loep. Het mag duidelijk zijn dat het erkend E17- ziekenhuisnetwerk in volle opmars is. Hierbij merken we dat er binnen het netwerk, bestaande uit 7 verschillende perifere ziekenhuizen, banden worden gesmeed en versmeltingen gebeuren, met het ultieme doel hoogstaande kwalitatieve zorg aan te bieden in alle ziekenhuizen. Zo hebben wij, SJKI met az groeninge onze partner gevonden. Misschien maak ik er dus beter een andere titel van:
“AZ GROENINGE & SJKI, WAAR STAAN WE SAMEN?” az groeninge staat bekend als supraregionaal fusieziekenhuis met hoge impact en een sterke reputatie. Als bevoorrechte partner zijn wij van mening dat statement ten volle te kunnen dragen en te ondersteunen, het waar te maken en te versterken. Wij zijn in vele opzichten gelijken te noemen, al verschillen we misschien van omvang. SJKI staat er nog steeds en is volledig klaar om kracht bij te zetten als bevoorrechte partner van az groeninge. az groeninge en SJKI zijn een toonvoorbeeld van een progressieve groeiende versmelting, maar met behoud van de identiteit van elk ziekenhuis. Een statement dat voor ons ziekenhuis geldt: “Het beste voor de patiënt: nabije topgeneeskunde op mensenmaat.”
OOGHEELKUNDE IN ‘DE KIJKER’ Dr. Daphné Thoma en Dr. Jannie Vercruyssen, oogartsen van az groeninge zijn actief in ons ziekenhuis sinds 2018. Zij werken samen met Dr. Carlier die hier sinds 1984 oogarts is. Zij verzorgen samen met Dr. Carlier de algemene consultaties. Dr. Carlier doet geen chirurgische ingrepen meer. Een meerwaarde van deze samenwerking is dat Dr. Thoma en Dr. Vercruyssen een bijkomende opleiding rond cataractchirurgie genoten, wat het mogelijk maakt om o.a. deze operatie terug uit te voeren in ons ziekenhuis. De ingrepen gebeuren in een volledig vernieuwde operatiezaal met de allernieuwste toestellen. Daarnaast hebben ze elk nog een subspecialisatie. Voor glaucoom bijvoorbeeld kan je bij Dr. Thoma terecht en voor een ooglidcorrectie bij Dr. Vercruyssen. Wat hen bijzonder opvalt, is het familiale karakter van SJKI. ‘Het is leuk werken in SJKI en wij zijn heel blij met deze vlotte samenwerking. ‘ Deze concrete samenwerking maakt het mogelijk om als ziekenhuis warme nabije zorg én hoogstaande technologische expertenzorg aan te bieden. Meer over onze andere samenwerkingen lees je in het volgend nummer van Acta Groeninge.
Een recente gemeenschappelijke vergadering van de beide medische raden bleek een waaier van mogelijkheden aan het licht te brengen. Hierbij werd duidelijk dat onze ziekenhuizen al enkele gesettelde samenwerkingen hebben verworven, nieuwe opportuniteiten aan het creëren zijn en knelpunten proberen weg te werken. In iedere nieuwe editie van dit blad, zal ik jullie als lezer, een duiding geven over de evoluties en samenwerkingen tussen onze beide ziekenhuizen in het groeiende en veranderende ziekenhuislandschap.
27
WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES D’Hondt, M; Cipriani, F; Alzoubi, M; Fuks, D et al. Pure laparoscopic versus open hemihepatectomy: a critical assessment and realistic expectations - a propensity score-based analysis of right and left hemihepatectomies from nine European tertiary referral centers.,journal of hepato-biliary-pancreatic sciences, 2020, 27(1), 3-15 D’Hondt, M; Mungroop, TH; Klompmaker, S; Wellner, UF et al. Updated Alternative Fistula Risk Score (ua-FRS) to Include Minimally Invasive Pancreatoduodenectomy: Pan-European Validation.,Annals of surgery, 2021, 273(2), 334-340 Taillieu, E; De Meyere, C; D’Hondt, M et al. The role of the laparoscopic approach in two-stage hepatectomy for colorectal liver metastases: a single-center experience, Surgical endoscopy, 2021, 3 D’Hondt, M; Benedetti Cacciaguerra, A; Görgec, B; Cipriani, F et al. Risk Factors of Positive Resection Margin in Laparoscopic and Open Liver Surgery for Colorectal Liver Metastases: A New Perspective in the Perioperative Assessment: A European Multicenter Study,Annals of surgery, 2020, 9 D’Hondt, M; Cappelle, M; Aghayan DL; van der Poel, MJ et al. A multicenter cohort analysis of laparoscopic hepatic caudate lobe resection,Langenbeck’s archives of surgery, 2020, 405(2), 181-189 Willems, E; D’Hondt, M; Reply to: Is there a place for microwave ablation under Pringle maneuver for perivascular colorectal liver metastases?: Response to « Laparoscopic liver resection for liver tumours in proximity to major vasculature: A single-center comparative study», European journal of surgical oncology, 2020, 46(9), 1768-1769 D’Hondt, M; Klompmaker, S; van Hilst, J et al. Outcomes After Minimally-invasive Versus Open Pancreatoduodenectomy: A Pan-European Propensity Score Matched Study,Annals of surgery, 2020, 271(2), 356-363 D’Hondt, M; Pironet, Z; Parmentier, I et al. One-stage laparoscopic parenchymal sparing liver resection for bilobar colorectal liver metastases: safety, recurrence patterns and oncologic outcomes., Surgical endoscopy, 2021, 8
D’Hondt, M; Willems, E; Smet, B et al. Foreign body granuloma reaction following SIRT mimicking peritoneal metastases: a word of caution., Acta chirurgica Belgica, 2020, 120(1), 47-49 D’Hondt, M; D’Souza M; Valdimarsson, V et al. Hepatopancreatoduodenectomy –a controversial treatment for bile duct and gallbladder cancer from a European perspective., The official journal of the International Hepato Pancreato Biliary Association, 2020, 22(9), 1339-1348 Nuytens,F; Voron,T; Piessen,G et al. Hybrid Minimally Invasive Esophagectomy to the Rescue: A Valid Alternative for Phased Dissemination of TMIE?, Journal of Clinical Oncology, 2021, 39(1), 91-92 D’Hondt,M; Martínez-Cecilia, D; Wicherts, DA et al. Impact of resection margins for colorectal liver metastases in laparoscopic and open liver resection: a propensity score analysis., Surgical endoscopy, 2021, 35(2), 809-818 D’Hondt, M; van der Poel, MJ; Fichtinger, RS et al. International multicenter propensity score matched study on laparoscopic versus open left lateral sectionectomy, The official journal of the International Hepato Pancreato Biliary Association, 2020, 7, S1365-182X(20)31149-7 D’Hondt, M; Willems, E; Parmentier, I et al. Laparoscopic liver resection for liver tumours in proximity to major vasculature: A single-center comparative study., European journal of surgical oncology, 2020, 46(4), 539-547 Desmet, M; Bindelle S; Breebaart MB et al. Guidelines for the safe clinical practice of peripheral nerve blocks in the adult patient, Acta Anaesthesiologica Belgica, 2020, 71, 151-161 Van Loo M; Desmet M; Missant M et al. Implementation of regional anesthesia guidelines in clinical practice, does it happen in real life?, European Journal of Anaesthesiology, 2020, 37, 114 Desmet M; Vandemoortele O; Helsloot D; Van Belleghem V et al. Incidence of iatrogenic pneumothorax after ultrasound guided supraclavicular nerve block for upper limb surgery: a single centre experience of 3641 blocks, European Journal of Anaesthesiology, 2020, 37, 113 Coucke, C; Desmet, M; Vermeylen K et al. Regional anesthesia of the hip joint : review of regional anesthesia techniques, Acta Anaesthesiologica Belgica, 2020, 71, 7-13 Piepers I; Desmet M; Van de Velde, M et al. Comparison of the analgesic effects of perineural and intravenous dexamethasone on peripheral nerve block : a systematic review, Acta Anaesthesiologica Belgica, 2020, 71, 37-44
Denglos, P; Nuytens, F; Piessen, G et al. Oesophageal-pericardial fistula: a rare complication of radiation-induced oesophagitis, European Journal of Cardio-Thoracic Surgery, 2020, 58(5), 1097-1099
Vanhauwaert, D; Couvreur, T; Vandebroek, A et al. Conscious Sedation Using Dexmedetomidine During Surgical Paddle Lead Placement Improves Outcome in Spinal Cord Stimulation: A Case Series of 25 Consecutive Patients, Neuromodulation, 2020, 10, 2020 Feb 19. doi: 10.1111/ner.13124
Nuytens, F; Dabakuyo-Yonli, TS; Meunier, B et al. Five-Year Survival Outcomes of Hybrid Minimally Invasive Esophagectomy in Esophageal Cancer: Results of the MIRO Randomized Clinical Trial., JAMA Surgery, 2021, e207081, Epub ahead of print. PMID: 33595631
Puype L; Desmet M; Van Belleghem, V. The use of peripheral nerve blocks for trauma patients: a survey in Belgian emergency departments, Acta Clinica Belgica, 2020, 75, 1-41
D’Hondt, M; Kirmizi, S; De Meyere, C; Parmentier, I et al. Resections for Tumors in the Posterosuperior Segments: A Single-center Experience of 174 Consecutive Cases., Surgical laparoscopy, endoscopy & percutaneous techniques, 2020, 30(6), 518-521
Vanneste, L; Vandael, E; Latour, K; et al. Point prevalence survey of antimicrobial use and healthcare-associated infections in Belgian acute care hospitals: results of the Global-PPS and ECDC-PPS 2017, Antimicrobial Resistance& Infection Control, 2020, 9 (13), 13756-7
D’Hondt, M; De Meyere, C; Nuytens, F; Parmentier, I et al. Five-year single center experience of sacral neuromodulation for isolated fecal incontinence or fecal incontinence combined with low anterior resection syndrome.,Techniques in coloproctology, 2020, 24(9), 947-958
Vereecke G; Defreyne J; Van Saen D. Characterisation of testicular function and spermatogenesis in transgender women, Human reproduction, 2021, 36, 1, 5–15
D’Hondt, M; van der Heijde, N; Ratti, F et al. Laparoscopic versus open
28
right posterior sectionectomy: an international, multicenter, propensity score-matched evaluation.,Surgical endoscopy, 2020, 2
ACTAGROENINGE
Deconinck, M; Denys, B; Myngheer, N et al. Primaire hyperparathyreoïdie, zich presenterend als hyperemesis gravidarum., Gunaikeia, 2020, 25 (5), 18-20
Myngheer, N; Minschart, C; Maes, T; De Block, C et al. Mobile-Based Lifestyle Intervention in Women with Glucose Intolerance after Gestational Diabetes Mellitus (MELINDA), A Multicenter Randomized Controlled Trial: Methodology and Design, Journal of Clinical Medicine, 2020, 9, 2635 Billiet, T; Holvoet, A; Decock, S et al. Endoscopic removal of an extraluminal, intrapancreatic dislocated common bile duct stone, Endoscopy, 2020, 52(2), E59-E60 Roels, D; Coorevits, L; Lagrou, K et al. Tintelnotia destructans as an emerging opportunistic pathogen: First case of T. destructans superinfection in herpetic keratitis, American journal of ophthalmology case reports, 2020, 19:100791, 1-4 Coorevits, L; Verougstraete, N; Verbeke, V et al. To pool or not to pool? Screening of Chlamydia trachomatis and Neisseria gonorrhoeae in female sex workers: pooled versus single-site testing, Sexually transmitted infections, 2020, 96(6), 417-421 Van Honacker, E; Coorevits, L; Boelens, J et al. Sensitivity and specificity of 14 SARS-CoV-2 serological assays and their diagnostic potential in RT-PCR negative COVID-19 infections, Acta clinica belgica, 2020, 22, 1-6 Croes, K; Lefever, S; Geerts, I et al. Non-lethal intoxication by ingestion of 50 castor beans: serial measurement of ricinine in blood, plasma and urine, Journal of analytical toxicology, 2020, 00(00), doi:10.1093/ jat/bkaa139 Verougstraete, N; Padalko, E; Coorevits, L Interpretation of EBV serology for human body material donors: Is there a need for early antigen IgG and heterophile antibodies testing?, Cell and tissue banking, 2020, 21(1), 167-169 Coorevits, L; Desmet, T; De Paepe, P et al. Combined oropharyngeal/ nasal swab is equivalent to nasopharyngeal sampling for SARS-CoV-2 diagnostic PCR, BMC Microbiology, 2021, 21(1):31, 1-4 Boudewijns M.; Echahidi F.; Peeters C.; De Bel A. et al. Burkholderia cepacia outbreak due to contaminated wash gloves, Réunion Interdisciplinaire de Chimiothérapie Anti-Infectieuse, 2020 Schiemsky, T; Vundelinckx, G; Croes, K. An unsconscious man with profound drug-induced hypoglycaemia, Biochemia Medica, 2020, 30(1), 010802 Coorevits, L; De Maertelaere, E; Vandendriessche, S et al. Evaluation of QuantiFERON-TB Gold Plus on Liaison XL in a Low-Tuberculosis-Incidence Setting, Journal of Clinical Microbiology, 2020, 58:e00159-20, 1-2 Coorevits, L; Heireman, L; Hamerlinck, H et al. Toilet drain water as a potential source of hospital room-to-room transmission of carbapenemase-producing Klebsiella pneumoniae, The journal of hospital infection, 2020, 106(2), 232-239 Leys, M; Ralkie, M; Serrien, A et al. Brown-Séquard Syndrome in a Desmoplastic Malignant Mesothelioma Patient: A Rare Complication, Clinical Lung Cancer, 2020, S1525-7304(20)30301-6. Jacobs, A; Schockaert, O; Maddens, S. Van parapneumonische effusie naar polyserositis, Tijdschrift voor Geneeskunde, 2020, 76, 16, 790-794 Verstraete, K; De Roo, B; Hoste, P et al. Belgian multicentre study on lumbar spine imaging: radiation dose and cost analysis: evaluation of compliance with recommendations for efficient use of medical imaging, European Journal of Radiology, 2020, 125 Staessens, S; Fitzgerald, S; Andersson, T. Histological stroke clot analysis after thrombectomy: Technical aspects and recommendations, International Journal of Stroke, 2020, 15 (5), 467-476 Andersson, T; Zaidat, O; Ribo, M et al. Health economic impact of first-
pass success among patients with acute ischemic stroke treated with mechanical thrombectomy: a United States and European perspective, Journal of Neurointerventional Surgery, 2020 Andersson, T; Yeo, L; Zaidat, O et al. Health Economic Impact of First Pass Success: An Asia-Pacific Cost Analysis of the ARISE II Study, Journal of Stroke, 2021, 23 (1), 139-143 Andersson, T; Stracke, CP; Fiehler, J et al. Emergency Intracranial Stenting in Acute Stroke: Predictors for Poor Outcome and for Complications, Journal of the American Heart Assosiation, 2020, 9 (5) Andersson, T; Staessens, S; François, O et al. Detailed histological analysis of a thrombectomy-resistant ischemic stroke thrombus: a case report, Thrombosis Journal, 2021, 19 (1), 11 Verstraete, K; De Tobel, J; Ottow, C et al. Dental and skeletal imaging in forensic age estimation: disparities in current approaches and the continuing search for optimization, Seminars in Musculoskeletal Radiology, 2020, 24 (05), 510-522 Andersson, T; De Havenon, A; Narata, A et al. Benefit of endovascular thrombectomy for M2 middle cerebral artery occlusion in the ARISE II study, Journal of neurointerventional Surgery, 2020, 016427 Andersson, T; Meyer, L; Fiehler, J G et al. Intracranial Stenting After Failed Thrombectomy in Patients With Moderately Severe Stroke: A Multicenter Cohort Study, Frontiers in neurology, 2020, 11:97 Verstraete, K; De Vulder, N; Chen, M et al. Case Series: Dual-Energy CT in Extra-Articular Manifestations of Gout, Journal of the Belgian Society of Radiology, 2020, 104 Verstraete, K; De Tobel, J; Hillewig, E et al. Staging Clavicular Development on MRI: Pitfalls and Suggestions for Age Estimation, Journal of Magnetic Resonance Imaging, 2020, 51 (2), 377-388 De Coninck, T; Shahabpour, M.; Vanhoenacker, F et al. Imaging of Sports Lesions in Soccer Players, Part of the Medical Radiology book series, 2021, NA, 1-28 Andersson, T; Meyer, L; Stracke, CP et al. Thrombectomy for Primary Distal Posterior Cerebral Artery Occlusion Stroke: The TOPMOST Study, JAMA Neurology, 2021, 78 (4), 434-444 Verstraete, K; De Tobel, J; Van Wijk, M et al. The influence of motion artefacts on magnetic resonance imaging of the clavicles for age estimation, International Journal of Legal Medicine, 2020, 134, 753-768 Verstraete, K; Seynaeve, P; Vanrietvelde, F et al. Subsynovial epidermal inclusion cyst of the knee, Skeletal Radiology, 2020, 49, 317-319 Andersson, T; Sanchez, S; Bailey, L et al. Preclinical evaluation of the ANCD thrombectomy device: safety and efficacy in a swine clot model, Journal of Neurointerventional Surgery, 2020, 12 (10), 1008-1013 Verstraete, K; De Tobel, J; Fieuws, S et al. Multi-factorial age estimation: A Bayesian approach combining dental and skeletal magnetic resonance imaging, Forensic Science International, 2020, 306 Andersson, T; Tan, B; Leow, A; et al. Left ventricular systolic dysfunction is associated with poor functional outcomes after endovascular thrombectomy, Journal of neurointerventional Surgery, 2020, 016216 Laloo, F; Jans, L; Verstraete, K et al. MR imaging of axial spondyloarthritis : signal changes within the sacroiliac joints and the intervertebral disc, Dissertation UGent, 2020 Andersson, T; Tomasello, A; Hernandez, D et al. Mechanical thrombectomy with a novel device: initial clinical experience with the ANA thrombectomy device, Journal of Neuroradiology, 2020, 20 Andersson, T et al. How are manual skills to reach excellence in microsurgery and endovascular technique best acquired, maintained, and developed with relation to unruptured aneurysm treatment: hybrid
29
neurosurgeons or team approach?, Acta Neurochirurgica, 2021 Verstraete, K; De Tobel, J; Bauwens, J et al. Magnetic resonance imaging for forensic age estimation in living children and young adults: a systematic review, Pediatric Radiology, 2020, 50, 1691-1708 Andersson, T; Fernandez-Sanchez, D; Garcia-Sabido, D et al. Suction force rather than aspiration flow correlates with recanalization in hard clots: an in vitro study model, Journal of Neurointerventional Surgery, 2021 Vanhoenacker, F; Verstraete, K et al. Magnetic Resonance Imaging, Measurements in musculoskeletal radiology (bookchapter), 2020, 55-74 Andersson, T; Janssen, H; François, O et al. Multicenter, retrospective analysis of endovascular treatment for acute ischemic stroke in nonagenarians, Journal of stroke and cerebrovascular diseases, 2020, 29 (8) D’Hondt S; Viaene L; Evenepoel P et al. Facial deformity in a patient with chronic secondary hyperparathyroidism, Kidney News, 2020, 1(5), 430-431 Vanacker, P; Jannsen, H; Francois, O et al. Multicenter, retrospective analysis of endovascular treatment for acute ischemic stroke in nonagenarians, Journal of Stroke Cerebrovascular Diseases, 2020, 29(8), 104817. Vanacker, P; Amarenco, P; Densison, H et al. Ticagrelor Added to Aspirin in Acute Ischemic Stroke or Transient Ischemic Attack in Prevention of Disabling Stroke: A Randomized Clinical Trial, JAMA Neurology, 2020, 7, 204396 Vanacker, P; Denorme, F; Francois, O et al. Structural analysis of ischemic stroke thrombi: histological indications for therapy resistance, Haematologica, 2020, 105(2), 498-507 Vanacker, P; Kamoen, O; Maqueda, V et al. Stroke coach: a pilot study of a personal digital coaching program for patients after ischemic stroke, Acta Neurologica Belgica, 2020, 120(1), 91-97 Vanacker, P; Frey, BM; Boutitie, F et al. Safety and efficacy of intravenous thrombolysis in stroke patients on prior antiplatelet therapy in the WAKE-UP trial, Neurol Res Practice, 2020, 2, 40 Vanacker, P; Amarenco, P; Denison, H et al. Ticagrelor Added to Aspirin in Acute Nonsevere Ischemic Stroke or Transient Ischemic Attack of Atherosclerotic Origin, Stroke, 2020, 51(12), 3504-3513 Bourgeois, P; Aldred, J; Kovacs, N et al. Improvements in Dyskinesia with Levodopa-Carbidopa Intestinal Gel in Advanced Parkinson’s Disease Patients in a ‘Real-World’ Study: Interim Results of the Multinational DUOGLOBE Study With up to 24 Months Follow-Up (1824), Neurology, 2020; 94 (15) Vanacker, P; Nannoni, S; Strambo, D et al. Eligibility for late endovascular treatment using DAWN, DEFUSE-3, and more liberal selection criteria in a stroke center, Journal Neurointerventional Surgery, 2020, 12(9), 842-847 Bourgeois, P; Aldred, F; Pontieri, L et al. Correlation Between Dyskinesia and Quality of Life at Baseline and After 12 months of Treatment with LCIG in Patients with Advanced Parkinson’s Disease, MDS Abstracts, 2020, 1025 Vanacker, P; Zuurbier, SM; Verschelde, HL et al. Be aware: COVID-19 the new stroke mimicker,Acta Neurologica Belgica, 2020, 16, 1-2. Aldred, J; Herschkovitsch, M; Bourgeois, P et al. Applicatoin of the ‘5-2-1’ screening criteria in advanced Parkinson’s disease: interim analysis of DUOGLOBEaldres, Neurodegener Dis Manag., 2020, Oct;10 (5), 309-323
30
ACTAGROENINGE
Vanacker, P; Thomalla, G; Boutitie, F; et al. Intravenous alteplase for stroke with unknown time of onset guided by advanced imaging: systematic review and meta-analysis of individual patient data, Lancet, 2020, 14;396(10262), 1574-1584 Wang, E; Tran, KL; D’heygere, E et al. Predicting the Premorbid Shape of a Diseased Mandible, The Laryngoscope, 2021, 131 (3), 781-786 Maes, A; Romanò, C; Petrosillo, N et al. The Role of Imaging Techniques to Define a Peri-Prosthetic Hip and Knee Joint Infection: Multidisciplinary Consensus Statements, Journal of clinical medicine, 2020, 9(8), 2548-2568 Van de Wiele, C; de Spiegeleer, A; Bronselaer, A et al. The Effects of ARBs, ACEis, and Statins on Clinical Outcomes of COVID-19 Infection Among Nursing Home Residents, Journal of the American medical directors association, 2020, 21(7), 909-914 Maes, A, Beels, L, Debruyne, P, Goethals, L et al. Quantification of 18F-fluorodeoxyglucose uptake to detect residual nodal disease in locally advanced head and neck squamous cell carcinoma after chemoradiotherapy: results from the ECLYPS study, European journal of nuclear medicine and molecular imaging, 2020, 47(5), 1075-1082 De Jonghe, P ,Debruyne, P, Borms, M, Beels, L, Maes, A et al. PSMA expression on neovasculature of solid tumors, Histology and histopathology, 2020, 35(9), 919-927 Maes, A, Van de Wiele, C; Sathekge, M et al. Predictors of Overall and Disease-Free Survival in Metastatic Castration-Resistant Prostate Cancer Patients Receiving 225 Ac-PSMA-617 Radioligand Therapy, Journal of nuclear medicine, 2020, 61(1), 62-69 Van de Wiele, C; Deleu, A; Maes, A et al. 68Ga-DOTA-TATE PET/CT imaging for differentiating a sarcoid-like reaction from progression following immunotherapy in a triple-negative breast carcinoma patient, European journal of nuclear medicine and molecular imaging, 2020, doi: 10.1007/s00259-020-04993-7 Van de Wiele, C; Deleu, A; Maes, A et al. Characterization of FDG PET Images Using Texture Analysis in Tumors of the Gastro-Intestinal Tract: A Review, Biomedicines, 2020, 8(9), 304 Debruyne, PR; Haaker, L; Tryssesoone, L et al. Bone metastasis is associated with poor prognosis in metastatic papillary renal cell carcinoma patients treated with first agent angiogenesis inhibitors, Urologic oncology, 2020, 38(8), 686.e1-686.e9 Debruyne, PR; Van de Wiele, C; Sathekge, M et al. PSMA expression on neovasculature of solid tumors, Histology and Histopathology, 2020, 35(9), 919-927 Debruyne, PR; Vanneste, L; Lefebvre, T; Tack, L et al. Pain medication adherence in patients with cancer: a pragmatic review, Pain Medicine, 2021, (online ahead of print) Debruyne, PR; Roussel, E; Kinget, L et al. C-reactive protein and neutrophil-lymphocyte ratio are prognostic in metastatic clear-cell renal cell carcinoma patients treated with nivolumab, Urologic oncology, 2021, 39(4), 239.e17-239.e25 Debruyne, PR; Lefebvre, T; Tack, L; Meersman, M et al. Developing and evaluating a participatory arts programme for cancer patients and their caregivers, Acta Clinica Belgica, 2020, doi: 10.1080/17843286.2020.1773653, 1-7 Casselman, L; Titeca, K; Geerts, PJ et al. Een delirium of een acute psychose na een cerebrovasculair accident rechts frontaal: een belangrijke differentiaaldiagnose, Tijdschrift voor Geneeskunde, 2020, 76 (7), 339-344 Boonen, I; Titeca, K; Geerts, PJ et al. Electroconvulsive Therapy in a Patient With Multiple Cerebral Cavernous Malformations, Journal of ECT, 2020, 36(3), e33-e34
Stellamans, K; King, MT; Link, EK et al. Quality of life after breast-conserving therapy and adjuvant radiotherapy for non-lowrisk ductal carcinoma in situ (BIG 3-07/TROG 07.01): 2-year results of a randomised, controlled, phase 3 trial, Lancet Oncology, 2020, May; 21(5), 685-698 Stellamans, K; Tack, L; Lefebvre, T; Lycke, M et al. Underrepresentation of vulnerable older patients with cancer in phase II and III oncology registration trials: A case-control study, J. Geriatr Oncol, 2020, 11(2), 320-326 Stellamans, K; Zilli, T; Liefhooghe, N et al. The Multicenter, Randomized, Phase 2 PEACE V-STORM Trial: Defining the Best Salvage Treatment for Oligorecurrent Nodal Prostate Cancer Metastases, Eur Urol Focus, 2021, 7(2), 241-244
LEES ONLINE
Nevens, D; Kindts, I; Defourny, N. The financial impact of SBRT for oligometastatic disease: A population-level analysis in Belgium, Radiotherapy Oncology, 2020, 145, 215-222 Goethals L; Helsen, N; Van den Wyngaert, T et al. Quantification of 18F-fluorodeoxyglucose uptake to detect residual nodal disease in locally advanced head and neck squamous cell carcinoma after chemoradiotherapy: results from the ECLYPS study, European Journal of Nuclear Medicine and Molecular Imaging, 2020, May;47(5), 1075-1082 Goethals L; Lefebvre, T; Tack L et al. Effectiveness of Adjunctive Analgesics in Head and Neck Cancer Patients Receiving Curative (Chemo-) Radiotherapy: A Systematic Review, Pain Medicine, 2021, Feb 4;22(1), 152-164. Stellamans, K; Lefebvre, T; Tack, L et al. Developing and evaluating a participatory arts programme for cancer patients and their caregivers, Acta Clinica Belg, 2020, 9, 1-7 Kindts, I; Lievens, Y; Guckenberger, M et al. Defining oligometastatic disease from a radiation oncology perspective: An ESTRO-ASTRO consensus document, Radiotherapy Oncology, 2020, 148, 157-166 Lambrecht A; Van Bos E; Dekuyper P et al. Small cell carcinoma of the prostate after low-dose-rate brachytherapy: a case report, Journal of Medical Case Reports, 2020, 14:203, 1-5 Veys, R; Verpoort, P; Van Haute, C et al. Thiel-embalmed cadavers as a novel training model for ultrasound-guided supine endoscopic combined intrarenal surgery, BJUI International, 2020, 125(4), 579-585 Van Compernolle, D; Veys, R; Elshout, PJ et al. Cost-efficiency analysis of reusable versus single-use flexible ureteroscopy and the development of a formula to evolve to a cost-efficient hybrid model., European Urology Open Science, 2020, 19(S2), e847
In deze editie vindt u een overzicht van de publicaties van het jaar 2020.
ABSTRACTBOEK 2020
ACHTERWERK IS MEESTERWERK AZ Groeninge telt een nieuwe litteraire aanwinst. Na o.a. Johan Mattelaer, klopt nu ook abdominaal chirirug Bart Van Geluwe aan de poort van het schrijverssucces. Bart heeft een zeer leesbaar boek geschreven over de epiloog van het menselijk lichaam : de anus. Tot nu toe bestonden er weinig of geen boeiende boeken over proctologie. Hij heeft hiermee een gat (what’s in a name) gevuld in de litteratuur over het menselijk lichaam. Vooral de pudeur van de patiënten over hun anale problemen vormde de aanleiding voor het schrijven van dit werk. Dit boek van meer dan 200 blz leest bijna als een roman. Dit komt door de vlotte en zeer begrijpelijke vertelstijl. Wetenschappelijke bevindingen worden voor het groot publiek eenvoudig maar correct gepresenteerd. Bart loodst ons gezwind door de anatomie en fysiologie van het laatste deel van het spijsverteringsstelsel en bespreekt uitgebreid de pathologie. Bovendien worden de ziektebeelden en de soms ingewikkelde behandelingen duidelijk en aanschouwelijk voorgesteld.
“VOORAL DE PUDEUR VAN DE PATIËNTEN OVER HUN ANALE PROBLEMEN VORMDE DE AANLEIDING VOOR HET SCHRIJVEN VAN DIT WERK. ” Deze wetenschappelijke items zijn doorspekt met anekdotes, die de interesse blijven wekken en ons doen verlangen naar meer. We kunnen ons niet alleen verkneukelen om de gênante momenten bij de (liefst beroemde) medemens; maar er zijn ook verrassende wetenswaardigheden. Zo blijkt er een verkeerde interpretatie te
32
ACTAGROENINGE
bestaan over de Bijbelse tekst over Sodoma. We vernemen hier hoe een delicate fisteloperatie bij Louis XIV aanleiding heeft gegeven tot de creatie van het Engels volkslied. De schrijver weet het misschien zelf niet, maar er bestaat in AZ Groeninge een filmversie over de anale perikelen van de Franse koning. De historische feiten hierover zijn juist en nauwkeurig beschreven in het boek, terwijl de dienst neurologie er indertijd onbewust een allegorische parodie over gemaakt heeft. Zo zijn er allerlei verassende feiten verspreid over het ganse boek, die het hierdoor zo onderhoudend maken. Ook anale seks wordt besproken en gekaderd.De lezer krijgt verder nuttige tips over de hygiëne en verzorging van de anale regio, inspectie van de stoelgang, dieetraadgevingen enz... Zo is dit boek niet alleen een aanrader voor mensen met problemen in de proctologische regio, maar voor ieder die zijn anus gezond en vlot functioneel wil houden. Bart laat met dit werk het laatste taboe van het menselijk lichaam sneuvelen. Goedele Liekens leerde ons de vagina kennen, Johan Mattelaer de penis en Bart Van Geluwe doet nu hetzelfde met de anus. Dit boek verdient het om opgenomen te worden in de annalen (what’s in a name) van de AZ Groeninge litteratuur. “Achterwerk” is uitgegeven bij Borgerhoff en Lamberigts en verkrijgbaar in de meeste boekhandels. Veel leesplezier. Dirk Peeters “Senior Writer”