ACTA
GROENINGE WETENSCHAPPELIJK TIJDSCHRIFT
Nº 27 � APR 2018
LAPAROSCOPISCHE LEVERCHIRURGIE
in az groeninge
Behandeling van MALIGNE MELANOOM
STEENBEHANDELINGEN
in de urologie
IN DIT NUMMER 04
DR. M. D’HONDT
Laparoscopische leverchirurgie in az groeninge
© 2016 K. DRUBBEL // FOS4.BE
12
18
Behandeling van maligne melanoom
Steenbehandeling in de urologie
22
Nieuwe artsen
26
Wetenschappelijke publicaties en presentaties 2
ACTAGROENINGE
27
Wetenschappelijke kalender
B
este lezer
Hoewel ik niet zoveel tv kijk, bleef ik recent bij het zappen hangen bij het programma “Topdokters”. Ik zag geëngageerde artsen uit diverse ziekenhuizen, die met passie werk van hoog niveau verrichten. Bij het doornemen van dit 27ste nummer van Acta Groeninge was de associatie snel gelegd. Er komen een aantal mooie voorbeelden van specialistische zorg op topniveau aan bod.
Het kernteam cutane oncologie brengt een ander mooi staaltje van multidisciplinaire samenwerking en netwerking. Dr. Michiel Bonny, dermatoloog in az groeninge, en dr. Veronique Buyse, oncoloog in het OLV van Lourdesziekenhuis Waregem, een E17netwerkpartner, geven een overzicht van de revolutie die de therapie van het maligne melanoom onderging sinds de eeuwwisseling. De laatste 5 tot 10 jaar deden behandelingen als targeted therapy en immunotherapie hun intrede met opmerkelijke resultaten.
‘Bij het doornemen van dit 27ste nummer van Acta Groeninge was de associatie met Topdokters snel gelegd.’
Dr. Mathieu D’Hondt, hepatobiliair chirurg, combineert met zijn bekende gedrevenheid al sinds zijn start in het ziekenhuis topchirurgie met wetenschappelijke publicaties van wereldniveau. De intussen lange reeks laparoscopische leverresecties wordt maar in weinig centra in Europa gehaald: een typisch voorbeeld van complexe pathologie waarvoor expertise nodig is die best geconcentreerd wordt, in goede samenwerking met ziekenhuizen in netwerkverband en zelfs in de ruime omgeving (supraregionaal).
In het derde deel geeft Ignace Billiet van de dienst urologie een overzicht van state-of-the-art behandeling van urolithiase. Alle moderne technieken zijn aanwezig in ons ziekenhuis, met onder meer de laatste generatie ESKL en behandeling met een Holmium-laser. Het zijn stuk voor stuk mooie voorbeelden van hoe az groeninge referentiefuncties ontwikkeld heeft als hub in een veranderend ziekenhuislandschap. Veel leesplezier.
DR. SERGE VANDERSCHUEREN MEDISCH DIRECTEUR AZ GROENINGE
COLOFON ACTA GROENINGE Dit tijdschrift verschijnt tweemaal per jaar en wil een overzicht geven van de medische, zorgverstrekkende en organisatorische activiteiten binnen az groeninge.
REDACTIECOMITÉ dr. Jeroen Ceuppens, dr. Kathleen Croes, dr. Wouter De Corte, dr. Marc Decupere, Guido Demaiter, Lore Ketelaars, dr. Dirk Peeters REDACTIEADRES dr. Dirk Peeters, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk; t. 056 63 34 20, dirk.peeters@azgroeninge.be GRAFISCH CONCEPT Stapel Magazinemakers FOTOGRAFIE met dank aan dr. Marleen Dezillie VU Inge Buyse, Pres. Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk, uitgegeven in opdracht van het wetenschappelijk comité van az groeninge Wenst u dit tijdschrift niet meer op papier te ontvangen of heeft u liever een digitale versie? Geef uw voorkeuren door via communicatie@azgroeninge.be.
DIT TIJDSCHRIFT IS OOK TE RAADPLEGEN VIA WWW.AZGROENINGE.BE > zorgverleners > publicaties www.azgroeninge.be www.twitter.com/azgroeninge www.facebook.be/azgroeningekortrijk
3
LAPAROSCOPISCHE LEVERCHIRURGIE
IN AZ GROENINGE evaluatie van de eerste 250 laparoscopische resecties.
MATHIEU D’HONDT CENTRUM ABDOMINALE HEELKUNDE
4
ACTAGROENINGE
CELINE DE MEYERE CENTRUM ABDOMINALE HEELKUNDE
ISABELLE PARMENTIER KANKERREGISTER
EDWARD WILLEMS CENTRUM ABDOMINALE HEELKUNDE
HANS POTTEL INTERDISCIPLINARY RESEARCH CENTER, KULAK
INLEIDING De intrede van de minimaal invasieve chirurgie of laparoscopie heeft het chirurgische landschap de voorbije decennia enorm veranderd. In vergelijking met de open chirurgie zorgt laparoscopie voor betere resultaten betreffende postoperatieve pijn, complicaties, hospitalisatieduur, esthetische resultaten alsook op gebied van kosteneffectiviteit. Dit werd reeds aangetoond in verschillende disciplines zoals de colorectale heelkunde, urologie, gynaecologie alsook thoraxchirurgie (1-4). De stap om van open naar laparoscopische leverresecties over te gaan bleek echter enorm groot. Sinds de intrede van de laparoscopische abdominale chirurgie in de jaren 80 was er vrij snelle diffusie in de verschillende subspecialiteiten (5). Het duurde echter tot 1992 alvorens de eerste laparoscopische leverresectie - een beperkte wigresectie - werd verricht voor focale nodulaire hyperplasie door Michel Gagner (6). Vier jaar later werd door Azagra de eerste anatomische leverresectie verricht (7). In 1997 werd de eerste majeure hepatectomie verricht en daaropvolgend werden verschillende case series en vergelijkende studies gepubliceerd die de voordelen van de laparoscopische leverchirurgie aantoonden (8-11). In 2008 werd de eerste consensusmeeting over laparoscopische leverchirurgie gehouden in Louisville, Kentucky (12). In 2014 werd de tweede internationale consensusmeeting gehouden in Morioka, Japan (13). Tenslotte werd in februari 2017 de ‘European Guidelines Meeting on Laparoscopic Liver Surgery (EGMLLS)’ georganiseerd. Tijdens deze meeting werden een 70-tal guidelines ontwikkeld die gevalideerd werden door een internationaal team van experten. De daaruit volgende ‘Southampton Guidelines on Laparoscopic Liver Surgery’ werden recent gepubliceerd in Annals of Surgery met als doel laparoscopische leverchirurgie op een veilige manier verder te laten ontwikkelen en implementeren (14) . De bedoeling van dit artikel is om de resultaten te evalueren van de eerste
reeks laparoscopische leverresecties die opgenomen werden in de leverdatabase van az groeninge sinds de opstart 6 jaar geleden. Hierbij worden de evolutie van het aandeel laparoscopische resecties, de indicaties, postoperatieve outcomes en de oncologische resultaten geanalyseerd.
METHODE Gedurende de voorbije 6 jaar (oktober 2011 tot en met november 2017) ondergingen 251 patiënten een laparoscopische leverresectie door één laparoscopische leverchirurg. Technische en anesthesiologische aspecten van de laparoscopische leverresecties zijn beschreven in voorgaande publicaties (15-17). Alle oncologische en perioperatieve data van deze patiënten werden opgenomen in een prospectieve database. Deze database werd retrospectief geëvalueerd met betrekking tot demografische data, indicatie voor leverresectie, peroperatieve data, postoperatieve morbiditeit en mortaliteit alsook oncologische outcome. Teneinde een evaluatie van de leercurve te kunnen verrichten, werden de patiënten ingedeeld in 5 consecutieve groepen van telkens 50 patiënten. Statistische analyse De data werden beschreven aan de hand van mean en standard deviation indien de data normaal verdeeld zijn en mediaan en interquartile range (IQR) indien de data niet normaal verdeeld zijn. Er werd gebruik gemaakt van de lineaire regressie-analyse om na te gaan of er een significante lineaire trend bestaat voor bepaalde variabelen over de jaren heen. Om survival curves te vergelijken tussen laparoscopische resecties en open resecties bij zowel de groep patiënten met HCC en CRLM werd gebruik gemaakt van de ‘Log-Rank Test’. Alle analyses werd uitgevoerd met Statistica 13, StatSoft Inc., Tulsa, OK, USA en/of SAS 9.3, SAS Institute Inc., Cary, NC, USA.
5
RESULTATEN 90
80,0% 73,8%
80 61,3%
70
69,2% 70,0%
79
66,2%
60,0% 55,4%
60
65 50,0%
45,0%
50
40,0%
45
40
30,0%
30
31 25
20 19 10
11
29
28 23
10,0%
12
9
0,0%
0 2012
2013
2014
2015
Open Percentage laparoscopic/conversion
FIG 1
20,0%
2016
2017 (t.e.m. 1 dec)
Laparoscopic/Conversion
Aantal open (O) en laparoscopische (L) leverresecties. Er waren in de weergegeven tijdsperiode 6 conversies.
34 13,55% 10 3,98% 48 19,12%
Colorectale metastasen Geen colorectale metastasen HCC Cholangiocarcinoom Benigne pathologie
136 54,18%
23 9,16%
FIG 2
Indicatie voor laparoscopische leverresectie. HCC: hepatocellulaire carcinomen.
Patiëntenkarakteristieken Leeftijd
128/123 6 (2.4%)
Operatietijd (min)
135 (IQR 90-180)
Bloedverlies (ml)
100 (50-250)
R status R0 R1 R1 vascular
1
6
64 (IQR: 54-73)
Conversie
Complicaties Mineure complicatie (graad I-II) Majeure complicatie (graad III-IV)
TABEL
Data N=251
Man/Vrouw
Perioperatieve transfusie
5 (2%) 35 (14.0%) 27 (10.8%) 8 (3.2%) 238 (94.8%) 9 (3.6%) 4 (1.6%)
Demografie, peroperatieve factoren en R-status (tumorvrije marge).
ACTAGROENINGE
Demografie, procedures en perioperatieve resultaten In de voorbije 6 jaar werden in totaal 379 leverresecties door één chirurg verricht waarvan 251 of 66% laparoscopisch. Het percentage laparoscopische resecties nam gradueel toe over de jaren van 45% in 2012 tot 69.2% in 2017 (evaluatie 2017 tot eind november). Ook het totaal aantal leverresecties door de betreffende chirurg uitgevoerd nam in deze tijdspanne toe van een 20-tal in 2012 naar een 100-tal per jaar (figuur 1). Van de 251 laparoscopische resecties bestond deze cohorte uit 123 vrouwen en 128 mannen met een mediane leeftijd van 64 jaar (IQR: 54-74 jaar). Bij 217 patiënten (86.8%) was de indicatie voor leverresectie maligniteit en bij 34 patiënten benigne pathologie (tabel 1 en figuur 2). In totaal werden 54% van de resecties verricht omwille van colorectale levermetastasering. Bij 32 patiënten (12.8%) werd een redo leverresectie verricht na reeds voorgaande open of laparoscopische leverresectie. Mediane hoeveelheid bloedverlies was 100 cc (IQR:50-250 cc). Bij 4 patiënten was er meer dan 1500cc bloedverlies. Perioperatieve transfusie was noodzakelijk bij 5 patiënten. De mediane operatietijd bedroeg 135 minuten (IQR: 90-180 minuten). Bij 6 patiënten (2.4%) diende geconverteerd te worden naar een open procedure. Bij 107 patiënten werd een complexe leverresectie (ter hoogte van de posterosuperieure segmenten of segment I) uitgevoerd en in 22 gevallen betrof de resectie een majeure hepatectomie (resectie >3 segmenten) (tabel 2). Bij 56 patiënten werd tijdens dezelfde ingreep meer dan één leverresectie uitgevoerd (30 patiënten met 2 resecties, 12 patiënten met 3 resecties, 12 patiënten met 4 resecties, één patiënt met 5 resecties en één patiënt met 6 resecties). Door meerdere resecties uit te voeren kon vaak een majeure resectie voorkomen worden. Bij 27 ingrepen werd de leverresectie gecombineerd met een bijkomende ingreep buiten de lever (laparoscopische colorectale resectie, laparoscopische transdiafragmatische resectie longmetastasen of laparoscopische pancreasresectie). Mediane hospitalisatieduur was 4 dagen (IQR: 3-6 dagen). Bij 2 patiënten was de hospitalisatieduur langer dan 1 maand: in één geval door een TIA en in een ander geval door een postoperatief gallek. Het majeure complicatieratio (Clavien Dindo complicatie > graad III) bedroeg 3.2% (8 patiënten). Bij 5 patiënten betrof het een gallek waarvoor ERCP werd verricht
Evaluatie van de opeenvolgende patiëntengroepen over de tijd : “ leercurve-effet” Tabel 3 geeft een vergelijking weer tussen de 1e, 2e, 3e, 4e en 5e consecutieve groep van 50 patiënten die een laparoscopische leverresectie onderging in de voorbije 6 jaar. Er is geen verschil in diffculty score tussen de groepen, wat betekent dat de complexiteit van de ingrepen niet varieert tussen de 5 groepen. Er is geen verschil in bloedverlies, operatieduur, postoperatief complicatieratio en aantal heropnames. We zien wel een significante daling in hospitalisatieduur tussen de tijdsperiodes. Initieel was de mediane ligduur 7 dagen, waarna deze daalde naar 4 dagen. Oncologische resultaten Van de 176 patiënten die een ingreep ondergingen voor colorectale levermetastasen werden 113 patiënten laparoscopisch geopereerd en 63 open. De gemiddelde follow-up bedraagt 22.8 maanden (SD: 17.4 maanden). De 5-jaarsoverleving van deze volledige groep patiënten (open en laparoscopische resecties) bedraagt 53%. Bij de laparoscopische resecties is de 5-jaarsoverleving 65% en bij de open
Aantal
Percentage
Rechter hemihepatectomie
TYPE RESECTIE (Brisbane classificatie)
12
4.8
Linker hemihepatectomie
7
2.8
Rechter anterieure sectionectomie
4
1.6
Rechter posterieure sectionectomie
15
6.0
Linker mediale sectionectomie
1
0.40
Linker laterale sectionectomie (linker lobectomie)
17
6.8
Anatomische segmentectomie
57
22.7
Bisegmentectomie
10
4.0
Trisegmentectomie
3
1.2
120
47.8
Nonanatomische resectie Multipele metastasectomies
5
2.0
REDO LEVERRESECTIE
32
12.8
AANTAL LEVERRESECTIES TIJDENS 1 INGREEP
TABEL
2
Eén resectie
195
77.7
Twee resecties
30
12.0
Drie resecties
12
4.8
Vier resecties
12
4.8
Vijf resecties
1
0.4
Zes resecties
1
0.4
LEVERRRESECTIES + EXTRAHEPATISCHE RESECTIE
27
10.8
Specificatie van uitgevoerde ingrepen
Periode 1 (30/9/’1112/9/’14) (N = 50)
Periode 3 (16/10/’1513/7/’16) (N = 50)
Periode 4 (15/7/’1622/2/’17) (N = 50)
Periode 5 (22/2/171/12/’17) (N = 50)
18/32
30/20
22/28
31/19
26/24
Leeftijd*, jr
63 (53-70)
61.5 (56-74)
64 (50-71)
67.5 (60-73)
65 (57-77)
Maligniteit, n (%)
P-waarde
41 (82)
45 (90)
41 (82)
42 (84)
47 (94)
Difficulty Score
5.5 (4-8)
6 (3-9)
5 (4-7)
6 (4-8)
5 (3-8)
0.57
Conversie, n (%)
3 (6)
1 (2)
0
2 (4)
0
0.19
Redo resectie, n (%)
3 (6)
10 (20)
4 (8)
7 (14)
7 (14)
0.54
Operatietijd* (min)
100 (75-175)
140 (95-180)
130 (95-180)
140 (80-180)
150 (90-180)
0.19
Postoperatieve Complicatie Mineur-Clavien I-II (%) Majeur-Clavien III-IV (%)
11(22) 1 (2)
8 (16) 2 (4)
2 (4) 0
3 (6) 4 (8)
3 (6) 1 (2)
0.50
Hospitalisatie* (dagen)
4 (3-6)
7 (5-8)
4 (3-6)
3 (2-4)
4 (3-6)
< 0.001
TABEL
3
Periode 2 (29/9/’1414/10/’15) (N = 50)
Man/Vrouw
Vergelijking van 5 consecutieve groepen van 50 patiënten die een laparoscopische leverresectie ondergingen. *mediaan (IQR). O v e r a ll S u r v iv a l a ft e r liv e r r e s e c t io n - C R L M ( K a p la n - M e ie r ) C o m p le t e C e n s o re d
C um ulativ e P roportion S urv iv ing
met stenting, bij één patiënt betrof het een aspiratiepneumonie waarvoor herintubatie noodzakelijk was, bij één patiënt ging het om een pleurauitstorting die aangeprikt werd en er was één geval van graad B leverfalen. Er was geen 30-dagen mortaliteit. Van de ganse reeks van 251 laparoscopisch verrichte leverresecties was er wel één palliatieve resectie die in urgentie werd verricht omwille van intra-abdominale bloeding ter hoogte van een volumineuze levermetastase van diffuus gemetastaseerd leiomyosarcoma. Dit letsel kon niet geëmboliseerd worden waardoor in urgentie een palliatieve resectie werd verricht van deze bloedende tumor. De patiënt herstelde vrij vlot en kon binnen de week het ziekenhuis verlaten. De lever was echter contralateraal ook massief ingenomen door sarcoommetastasen met eveneens peritoneale metastasen. De patiënt overleed 40 dagen na de resectie omwille van massieve progressie. Bij 8 patiënten was er een heropname noodzakelijk.
1 ,0 0 ,9 0 ,8 0 ,7 0 ,6 0 ,5 0 ,4 0 ,3 0 ,2 0 ,1 0 ,0 0
1
2
3
4
5
6
7
T im e (y e a r s ) L a p a ro s c o p ic re s e c t io n (N = 1 1 3 ) L a p a ro s c o p ic a n d o p e n re s e c t io n (N = 1 7 6 ) O p e n re s e c t io n ( N = 6 3 )
FIG 3
Overleving na open of laparoscopische leverresectie voor colorectale levermetastasen.
7
resecties 44% (figuur 3). De ziektevrije overleving van de laparoscopische groep bedraagt op 1, 3 en 5 jaar respectievelijk 71%, 34% en 28%. Voor de ganse groep (laparoscopische en open resecties) is de ziektevrije overleving op 5 jaar 22%. Bij de 48 patiënten met een hepatocellulair carcinoma bedraagt de gemiddelde follow-up periode 17.7 maanden (SD: 13.9 maanden). Gezien de korte follow-up periode kan enkel de 1- en 3- jaarsoverleving worden gegeven, deze bedraagt 84% en 38% voor de ganse groep en 100% en 62% voor de laparoscopische groep.
DISCUSSIE Ter voorbereiding van de tweede internationale consensusmeeting in Morioka, Japan, werd de wereldwijde verspreiding van de laparoscopische leverchirurgie in 2014 in kaart gebracht en gepubliceerd onder vorm van de Installstudie (International Survey on Technical Aspects of Laparoscopic Liver Resection) (18). Uit de resultaten van deze rondvraag bleek dat in Europa slechts een 8-tal centra meer dan 100 laparoscopische leverresecties verricht hadden over de voorbije 5 jaar (periode 2009 tot en met 2013). Uit de Installstudie bleek ook dat slechts 5 van de Europese centra die deelnamen aan de studie meer dan 40% van hun leverresecties laparoscopisch verrichten. Hieruit blijkt duidelijk dat laparoscopische leverchirurgie beperkt blijft tot enkele referentiecentra. Dit valt te verklaren door de complexiteit van laparoscopische leverresecties die zowel een opleiding vereist in open hepatobiliaire chirurgie en eveneens een opleiding in geavanceerde laparoscopische chirurgie. Dit artikel evalueert de leercurve van de eerste 6 jaar laparoscopische leverchirurgie verricht door een laparoscopisch getrainde leverchirurg. Verschillende klassieke kwaliteitscriteria werden geanalyseerd: evolutie van laparoscopische ingrepen in de tijd, operatietijd, bloedverlies, conversieratio, complicatieratio alsook de oncologische resultaten voor de grootste subgroep (colorectale levermetastasen en hepatocellulaire carcinomen). Zowel het totale aantal als het aandeel laparoscopische resecties neemt toe. De daling van aantal laparoscopische resecties in 2017 8
ACTAGROENINGE
in vergelijking met 2016 (69.2% versus 73.8% respectievelijk) valt te verklaren door deelname van ons centrum aan de Orange II plus trial (NCT01441856). Dit is een Europese gerandomiseerde studie die functioneel herstel vergelijkt na laparoscopische en open hemihepatectomie. De resultaten van deze studie worden in 2018 verwacht. Door deelname aan deze gerandomiseerde trial zijn een deel van de leverresecties die in aanmerking kwamen voor een laparoscopische aanpak uiteraard open geopereerd. De operatietijd, difficulty score, het geschatte bloedverlies, complicatieratio blijven relatief constant bij evaluatie van vijf consecutieve groepen wat erop wijst dat het leercurve-effect beperkt is. Dit valt mogelijks te verklaren door de uitbouw van een vast team anesthesisten en verpleegkundigen, wat snel leidde tot standaardisatie van de ingrepen, maar ook door de trainingsachtergrond van de chirurg. De conversieratio van 2,4% ligt vrij laag en komt overeen met die van andere gepubliceerde grote reeksen die een conversieratio beschrijven tussen 2,4% en 17,2%. De studie van Goh et al. toonde aan dat zowel hospitaalvolume als volume per chirurg belangrijk zijn om de conversieratio laag te houden tijdens de implementatiefase maar dat voornamelijk het volume ingrepen per chirurg predictief is voor lage conversiekans (19). Eind 2012 werd beslist om alle leverresecties en pancreasresecties preferentieel door 1 hepatobiliair chirurg te laten verrichten. Op die manier kon de minimaal invasieve lever-en pancreas-chirurgie veilig geïmplementeerd worden en werd eveneens de leercurve van laparoscopische whipple procedures sneller doorlopen door één chirurg. Hierbij is immers ook aangetoond dat 40 laparoscopische whipple procedures hiervoor noodzakelijk zijn (20). Om de complexiteit van de leverresecties te beoordelen werd de gevalideerde difficulty score voor laparoscopische leverresecties gebruikt (21, 22). Deze gevalideerde difficulty score houdt rekening met 5 factoren: localisatie van de tumor (segment), type van resectie, nabijheid van grote bloedvaten ten opzichte van de tumor, diameter van de tumor en al of niet aanwezigheid van levercirrhose. Evaluatie van de leercurve door 5 opeenvolgende tijdsintervallen te
vergelijken waarin telkens 50 patiënten werden geopereerd toont geen verschil in difficulty score, complicatieratio, hoeveelheid bloedverlies of morbiditeit. Er is echter wel een significante daling van hospitalisatieverblijf wat te verklaren valt door implementatie van een klinisch pad leverchirurgie (23). Tabel 4 toont de details van de andere gepubliceerde single center reeksen die meer dan 150 laparoscopische leverresecties bevatten. Opmerkelijk is dat er een significante heterogeniteit is in karakteristieken van de studiegroep, indicaties voor heelkunde en operatietechnieken in de verschillende reeksen. Vaak zijn een groot deel van de laparoscopische resecties hand-assisted procedures en bij veel reeksen zijn ook laparoscopische ablaties opgenomen. Wat ook zeer opmerkelijk is, is dat de meeste grote reeksen van laparoscopische leverresecties een zeer lange studieperiode evalueren. Dit maakt vergelijking tussen de reeksen onderling zeer moeilijk. In onze studieperiode werden er 251 laparoscopische leverresecties verricht op een duur van 73 maanden. De studieperiode in vele andere grote reeksen is vaak zeer lang. Bij 7 van de 9 andere reeksen is de studieperiode 8 jaar of langer.
Referentie
Studieperiode (maanden)
% Conversies
Operatietijd Minute (mediaan)
Bloedverlies ml (mediaan) 100
Koffron 2007
241*
65
8.3%
95
Buell 2008
253
88
2.4%
162
222
Vigano 2009
174
152
9.7%
180
233
Bryant 2009
150*
140
9.6%
180
200
Troisi 2014
265
96
6.4%
254
172
Postriganova 2014
351
165
3.2%°
152°
250°
Cai 2014
365
169
17.2%
150
371
Teo 2015
197
108
15%
230
449
Shehta 2016
232
120
10%
250
460
AZ Groeninge
251
73
2.4%
135
100
TABEL
4
Aantal laparoscopische reseties
Gepubliceerde reeksen van > 150 laparoscopische leverresecties. *In deze reeksen werden de hybride procedures en hand-assisted procedures weggelaten, het betreft enkel de puur laparoscopsiche resecties. °Deze cijfers gaan alleen over de 155 laparoscopische resecties van colorectale matastasen in deze reeks (reeks bevat veel ablaties).
Laparoscopische leverresecties in de posterosuperieure segmenten (segment 4A, segment 7, segment 8 en craniaal deel segment 6) worden als complex aanzien omdat deze segmenten laparoscopisch moeilijk te bereiken zijn. Op basis van de eerste en tweede consensusmeeting wordt aanvaard dat letsels in de anterolaterale segmenten (segment 2, 3, 4B, 5 en 6) zonder vrij veel risico laparoscopisch kunnen worden verricht, terwijl letsels in de posterosuperieure segmenten (segment 7, 8 en 4A) enkel kunnen worden uitgevoerd door ervaren laparoscopische leverchirurgen. Dit geldt ook voor majeure hepatectomies (hemihepatectomie of trisegmentectomie) . Slechts een beperkt aantal reeksen werden gepubliceerd omtrent deze laparoscopische resecties in de posterosuperieure segmenten. Zelf publiceerden we recent de resultaten van een studie die laparoscopische resecties in de complexe posterosuperieure segmenten (verricht in az groeninge) vergelijkt met met identieke leverresecties uitgevoerd via laparotomie (verricht in Montréal, Canada) (17). Daaruit bleek dat deze resecties laparoscopisch kunnen worden verricht met minder bloedverlies en sneller hervatten van adjuvante chemotherapie. In totaal werden 42.6 % (107 gevallen) van alle laparoscopische leverresecties verricht in de posterosuperieure segmenten. Het hoge percentage laparoscopische resecties in deze moeilijk te bereiken segmenten volgt eigenlijk uit een aangepaste installatie van de patiënt. De patiënt wordt hierbij in halve buiklig of semiprone positie
geplaatst waardoor de posterosuperieure segmenten van de lever vlotter bereikbaar zijn via laparoscopie. De initiële resultaten van onze laparoscopische resecties in semiprone positie voor resectie van tumoren in de posterosuperieure segmenten werden gepubliceerd in 2016 (15). De studie van dergelijke laparoscopische resecties in vergelijking met identieke open resecties (Montréal) werd recent gepubliceerd (17). Opvallend is dat de incidentie van majeure hepatectomies of hemihepatectomies in onze laparoscopische reeks vrij laag is. Vooreerst is een deel van deze majeure resecties niet geschikt voor laparoscopische aanpak wanneer tumoren ter hoogte van de transsectielijn aanwezig zijn of tegenaan de grote bloedvaten. Verder is het zo dat op heden een parenchymsparende aanpak de voorkeur heeft boven een majeure hepatectomie waardoor wereldwijd de incidentie van majeure resecties daalt. Dit blijkt ook uit het feit dat bij ongeveer 1 op de vijf patiënten (56 gevallen) meerdere (2 tot 6) leverresecties werden verricht tijdens dezelfde ingreep. De parenchymsparende aanpak heeft meerdere voordelen. Vooreerst is een parenchymsparende resectie geassocieerd met lagere morbiditeit en mortaliteit in vergelijking met majeure leverresecties (24, 25) . Daarnaast zorgt het behoud van zo veel mogelijk gezond leverweefsel ervoor dat er een betere oncologische outcome is bij patiënten die een resectie ondergaan voor colorectale levermetastasen (24-27). Bij patiënten die parenchymsparend zijn gereseceerd kan men vaak nog een tweede
of soms derde resectie verrichten op later tijdstip wanneer zij in de toekomst nieuwe metastasen ontwikkelen. Recent werd in Annals of Surgery de Oslo-CoMet Study gepubliceerd, dit is de allereerste gerandomiseerde studie die open parenchymsparende leverresecties vergelijkt met laparoscopiche parenchymsparende leverresecties voor colorectale levermetastasen (28). Hierbij werden 280 patiënten gerandomiseerd. Deze nu reeds historische studie toont aan dat het postoperatieve complicatieratio significant lager is bij laparoscopische resecties ten opzichte van open leverresecties (19 versus 31% respectievelijk). Het ziekenhuisverblijf was ook significant korter in de laparoscopische groep (53 uren vs 96 uren in de open groep). Er was geen verschil in bloedverlies, operatietijd, resectiemarges of 90-dagen mortaliteit. Een ander voordeel van laparoscopische leverresecties is dat laparoscopische resecties minder adhesievorming geven wat ook een redo leverresectie makkelijker maakt wanneer er op later tijdstip nieuwe metastasen optreden (29, 30) . Het belang van redo leverresecties is niet gering gezien het vaak gaat om patiënten met metastasische ziekte of hepatocellulaire carcinomen waarbij een heringreep omwille van recidiverende ziekte niet zeldzaam is. In deze reeks waren 32 redo leverresecties na voorgaande open of laparoscopische leverresectie, het vaakst omwille van nieuw ontstane colorectale levermetastasen. Wat de oncologische resultaten betreft van laparoscopische leverresecties zijn er op heden geen gerandomiseerde studies. Er zijn wel verschillende vergelijkende reeksen gepubliceerd en in geen enkele reeks - zowel voor colorectale levermetastasen als voor hepatocellulair carcinomen - wordt een verschil aangetoond in overleving op lange termijn wanneer men de open groep vergelijkt met de laparoscopische groep (tabel 5). Laparoscopische leverchirurgie is dan ook op oncologisch vlak een verantwoorde ingreep. De overlevingscijfers van onze reeks 9
liggen in lijn met andere gepubliceerde reeksen met een globale 5-jaarsoverleving van 53% en een 5-jaarsoverleving van 65% voor laparoscopische resecties van colorectale metastasen. Bij open resecties voor colorectale metastasen is de 5-jaarsoverleving in onze reeks 44%. Dit lagere percentage in de open reeks is uiteraard te verklaren door het feit dat we hier geen gematchte analyse hebben van open versus laparoscopische resecties zoals in de andere gepubliceerde reeksen. Patiënten in de open groep hadden vaker een hogere tumorload en daardoor ook een uitgebreidere complexe open resectie (extreem verregaande parenchymsparende resecties of majeure hepatectomies). De cijfers betreffende ziektevrije overleving na resectie van colorectale metastasen van deze reeks komen eveneens overeen met deze van verschillende recent gepubliceerde reeksen waar de ziektevrije overleving op 5 jaar schommelt tussen de 22 en 27% (31-33).
# patients LLR/OLR
Year
Castain et al
60/60
2009
France
Ann Surg
64
56
5
NS
Topal et al
20/20
2012
Belgium
Surg Endosc
48
46
5
NS
Cannon et al
35/140
2012
USA
Surgery
36
42
5
NS
21/21
2013
France
Surg Endosc
42
51
5
NS
Reference
Iwahashi et al. Montalti et al. Hasegawa et al. Lin et al. Cipriani et al.
TABEL
5
Country
Journal
Overall survival% LLR OLR
Years
p
57/57
2014
Belgium
E J Surg Oncol
60
65
5
NS
102/69
2015
Japan
Surgery
57
49
5
NS
36/36
2015
China
Int J Colorectal Dis
51
55
5
NS
133/133
2016
England
Br J Surg
64
63
5
NS
Vergelijkende studies van laparoscopische verus open leverresecties voor colorectale metastasen. NS: niet significant. Deze studies zijn ‘gematchte’ reeksen.
REFERENTIES Cherqui D, Husson E, Hammoud R, et al. Laparoscopic liver resections: a feasibility study in 30 patients. Ann Surg 2000;232: 753–762. (1)
(2) Buell JF, Thomas MJ, Doty TC, et al. An initial experience and evolution of laparoscopic hepatic resectional surgery. Surgery 2004; 136:804–811.
Flowers JL, Lefor AT, Steers J, et al. Laparoscopic splenectomy in patients with hematologic diseases. Ann Surg 1996;224:19–28.
Belli G, Limongelli P, Fantini C, et al. Laparoscopic and open treatment of hepatocellular carcinoma in patients with cirrhosis. Br J Surg 2009;96:1041e1048.
(9)
(10) Cherqui D, Husson E, Hammoud R, et al. Laparoscopic liver resections: a feasibility study in 30 patients. Ann Surg 2000; 232:753e762.
(3)
BEDANKING Bij deze zou ik het verplegend personeel van de afdeling, van de operatiezaal en intensieve zorgen alsook de kinesisten en de collega’s artsen willen danken voor de dagelijkse inzet bij de zorg voor de patiënten die deze ingrepen dienen te ondergaan. Verder wil ik ook de verwijzende artsen van andere centra danken voor het vertrouwen alsook de directie van az groeninge voor de ondersteuning in de uitbouw van de leverchirurgie. Ten allerlaatse wil ik in het bijzonder Mevr. Isabelle Parmentier (Kankerregister) bedanken voor het beheer van de database en de statistische analyses, Prof. Hans Pottel voor de hulp bij de statistische analyses en Mevr. Celine De Meyere (studynurse) voor haar inzet en enthousiasme bij onze deelname aan verschillende studies.
(4) Clinical Outcomes of Surgical Therapy Study Group. A comparison of laparoscopically assisted and open colectomy for colon cancer. N Engl J Med 2004;350:2050–2059.
Dubois F, Berthelot G, Levard H. Laparoscopic cholecystectomy: historic perspective and personal experience. Surg Laparosc Endosc. 1991;1:52–57.
(5)
Gagner M, Rheault M, Dubuc J. Laparoscopic partial hepatectomy for liver tumor (abstract). Surg Endosc. 1992;6:99.
(6)
Azagra JS, Goergen M, Gilbart E, Jacobs D. Laparoscopic anatomical leftlateral segmentectomy-technical aspects. Surg Endosc. 1996;10:758–761.
(7)
(8) Huscher CG, Napolitano C, Chiodini S, et al. Hepatic resections through the laparoscopic approach. Ann Ital Chir 1997; 68:791e797.
10
ACTAGROENINGE
Descottes B, Lachachi F, Sodji M, et al. Early experience with laparoscopic approach for solid liver tumors: initial 16 cases. Ann Surg 2000;232:641e645
(11)
Buell JF, Cherqui D, Geller DA et al. The International Position on Laparoscopic Liver Surgery The Louisville Statement, 2008; Ann Surg 2009; 250(5):825-30
(12)
Wakabayashi G, Cherqui D, Geller DA, et al. Recommendations for laparoscopic liver resection: a report from the second international consensus conference held in Morioka. Ann Surg 261:619–629
(13)
Abu Hilal M, Aldrighetti L, Dagher I, et al. The Southampton consensus guidelines for laparoscopic liver surgery. Ann Surg 2017; Oct 23. doi: 10.1097/SLA.0000000000002524. [Epub ahead of print] (14)
D’Hondt M, Yoshihara E, Vansteenkiste F, et al. Laparoscopic parenchymal preserving hepatic resections in semiprone position for tumors located in the posterosuperior segments. Langenbecks Arch Surg 2016 401:255–262
(15)
Ryckx A, Christiaens C, Clarysse M, Vansteenkiste F, Steelant PJ, Sergeant G, Parmentier I, Pottel H, D’Hondt M. Central Venous Pressure Drop After Hypovolemic Phlebotomy is a Strong Independent Predictor of Intraoperative Blood Loss During Liver Resection. Ann Surg Oncol. 2017 Jan 4. doi: 10.1245/s10434-016-5737-7
(16)
D’Hondt M, Tamby E et al. Laparoscopic versus open parenchymal preserving liver resections in the posterosuperior segments: a case-matched study. Surg Endosc. 2017 Sep 15. doi: 10.1007/s00464017-5835-z. [Epub ahead of print] (17)
Hibi T, Cherqui D, Geller DA et al. International Survey on Technical Aspects of Laparoscopic Liver resection: a web-based study on the global diffusion of laparoscopic liver surgery prior to the 2nd International Consensus Conference on Laparoscopic Liver Resection in Iwate, Japan. J Hepatobiliary Pancreat Sci 2014; 21:737–744
(23)
Ovaere S, Boscart I, Parmentier I, Steelant PJ et al. The Effectiveness of a Clinical Pathway in Liver Surgery: a Case-Control Study. J Gastrointest Surg. 2017 Dec 22. doi: 10.1007/s11605-017-3653-1
(32)
(24) Gold et al. Increased use of parenchymal-sparing surgery for bilateral liver metastases from colorectal cancer is associated with improved mortality without change in oncologic outcome: trends in treatment over time in 440 patients. Ann Surg. 2008;247(1):109-17.
(33)
von Heesen et al. Parenchyma-preserving hepatic resection for colorectal liver metastases. Langenbecks Arch Surg. 2012;397(3):383-95.
(25)
Cannon RM, Scoggins CR, Callender GG, McMasters KM, Martin RCG. Laparoscopic versus open resection of hepatic colorectal metastases. Surgery 2012; 152: 567-574.
Beppu T, Sakamoto Y, Hasegawa K, Honda G, Tanaka K, Kotera Y et al. A nomogram predicting disease-free survival in patients with colorectal liver metastases treated with hepatic resection: multicenter data collection as a Project Study for Hepatic Surgery of the Japanese Society of Hepato-Biliary-Pancreatic Surgery. J Hepatobiliary Pancreat Sci. 2012;19(1):72-84.
(26) Yoshirio et al. Parenchymal-sparing Hepatectomy in Colorectal Liver Metastasis Improves Salvageability and Survival Ann Surg 2016;263(1):146-152.
(18)
Goh BK, Chan CY, Wong JS, Lee SY, Lee VT, Cheow PC, et al. Factors associated with and outcomes of open conversion after laparoscopic minor hepatectomy: initial experience at a single institution. Surgical endoscopy. 2015;29(9):2636-42. (19)
Montalti et al. Impact of surgical margins on overall and recurrence-free survival in parenchymal-sparing laparoscopic liver resections of colorectal metastases. Surg Endosc. 2015;29(9):2736-47. (27)
Fretland ÅA, Dagenborg VJ, Bjørnelv GMW et al. Laparoscopic Versus Open Resection for Colorectal Liver Metastases The OSLO-COMET Randomized Controlled Trial Ann Surg. 2017 Jun 27. doi: 10.1097/ SLA.0000000000002353. [Epub ahead of print]
(28)
(20)
Shelat VG, Serin K, Samim M, Besselink MG, Al Saati H, Gioia PD, et al. Outcomes of repeat laparoscopic liver resection compared to the primary resection. World journal of surgery. 2014;38(12):3175-80.
Ban D, Tanabe M, Ito H, Otsuka Y, et al. A novel difficulty scoring system for laparoscopic liver resection. J Hepato-biliary-pancreat Sci 2014; 21:745–753
(30) Belli G, Cioffi L, Fantini C, D’Agostino A, Russo G, Limongelli P, et al. Laparoscopic redo surgery for recurrent hepatocellular carcinoma in cirrhotic patients: feasibility, safety, and results. Surgical endoscopy. 2009;23(8):1807-11.
Wang M, Meng L, Cai Y et al. Learning Curve for Laparoscopic Pancreaticoduodenectomy: a CUSUM Analysis. Gastrointest Surg (2016) 20:924–935 (21)
Tanaka S, Kubo S, Kanazawa A et al. Validation of a Difficulty Scoring System for Laparoscopic Liver Resection: A Multicenter Analysis by the Endoscopic Liver Surgery Study Group in Japan. J Am Coll Surg. 2017 Aug;225(2):249-258.e1
(29)
(22)
(31) Castaing D, Vibert E, Ricca L, Azoulay D, Adam R, Gayet B. Oncologic results of laparoscopic versus open hepatectomy for colorectal liver metastases in two specialized centers. Ann Surg 2009; 250: 849-855.
11
INLEIDING De behandeling van een gemetastaseerd maligne melanoom (MM) onderging de laatste 5 tot 10 jaar een ware revolutie. Getuige hiervan zijn de talrijke publicaties in toonaangevende tijdschriften zoals The New England Journal of Medicine, Lancet Oncology en andere. Deze revolutie vloeide voort uit de afwezigheid van een performante therapie gedurende meerdere decennia eens een MM stadium IV bereikt had. Deze nood werd des te nijpender gezien de alsmaar stijgende incidentie van melanoom (figuur 1). Bij mannen is het MM volgens de meest recente gegevens van het Belgisch kankerregister van 2014 de 6de frequente maligniteit, bij vrouwen staat het zelfs op plaats 4 (figuur 2). Deze stijgende incidentie wordt slechts deels verklaard door het toegenomen bewustzijn, vaker vroegtijdige diagnose en mogelijks ook frequentere pathologische (over?)diagnose om medicolegale redenen. Omwille van de nog steeds onvoldoende beschermde UV-blootstelling en vooral het periodisch intense zonnebaden is er ook een reĂŤle stijging in de incidentie van MM, alle sensibiliseringscampagnes van de afgelopen jaren ten spijt. Het leidt geen twijfel dat diagnose in een vroeg stadium van primordiaal belang is voor de overleving. Gelukkig wordt de meerderheid van de melanomen in een vroeg stadium ontdekt (figuur 3). Het is voornamelijk bij mannen dat de diagnose soms pas laat wordt gesteld.
CHIRURGIE De behandeling van stadium I-III melanoom is vooral chirurgisch. Figuur 4 toont het stroomdiagram zoals het in az groeninge wordt toegepast. De sentinelklierbiopsie is standaard geworden bij MM >1mm Breslowdikte. Toch staat ze nog steeds ter discussie, alhoewel het een nuttige stagingsprocedure is gebleken. Het eindrapport van de MSLT-I-studie heeft voor de strategie die gebruik maakt van de sentinelklierbiopsie zelfs een melanoom-specifiek overlevingsvoordeel 12
ACTAGROENINGE
getoond voor melanomen van intermediaire dikte met microscopisch positieve klieren (1). Tot op heden volgt na een positieve sentinelklier een volledig klierevidement. Dit leidt echter enkel tot een betere locoregionale controle en geeft prognostische informatie, maar biedt geen melanoom-specifiek overlevingsvoordeel, zoals blijkt uit de MSLT-2-studie (2). Bovendien tonen recente gegevens aan dat wanneer de micrometastasen in de sentinelklier 1mm of kleiner zijn, er geen verschil in overleving is tussen een volledig klierevidement en observatie (3).
MEDISCHE THERAPIE Tot het begin van de 21ste eeuw was er voor stadium IV MM weinig doeltreffende therapie voorhanden (dacarbazine, IL-2,â&#x20AC;Ś). De doelgerichte therapie en immunotherapie hebben dit landschap in een naar medische normen razendsnel tempo veranderd. Een kort overzicht wordt getoond in figuur 5. In de toekomst zal moleculaire diagnostiek een gepaste therapie kunnen bepalen voor bepaalde melanomen. Het verhaal begon met de ontdekking dat ongeveer de helft van de melanomen een mutatie draagt op positie V600 van het BRAF-gen. Sindsdien zijn talrijke mutaties ontdekt, sommige met een mogelijk therapeutisch aanknopingspunt (figuur 6). De eerste commercieel beschikbare BRAF V600E inhibitor, vemurafenib, liet tot dan toe nooit geziene resultaten optekenen. Ten opzichte van dacarbazine (de toen geldende standaard) was er zowel significant betere progressievrije overleving als totale overleving. De totale overleving op 6 maand steeg van 64% in de dacarbazine-arm naar 84% in de vemurafenib-arm. Ook de respons rate was veel hoger voor vemurafenib (48% versus 5% voor dacarbazine) (4). Al snel bleek zich op een termijn van een 6-tal maanden resistentie te ontwikkelen tegen BRAF-inhibitie. Door toevoegen van een MEK-inhibitor probeerde men deze resistentie te omzeilen, met nog betere
BEHANDELING VAN MALIGNE MELANOOM,
PARADIGMA VOOR REVOLUTIE IN DE ONCOLOGIE.
DR. MICHIEL BONNY DERMATOLOOG DR. VERONIQUE BUYSE MEDISCH ONCOLOOG
13
14
FIG 1
Incidentie maligne melanoom in België. Bron: Belgisch kankerregister.
FIG 2
Tumorfrequentie per geslacht in België. Bron: Belgisch kankerregister.
ACTAGROENINGE
resultaten wat betreft progressie vrije overleving, totale overleving en respons rate tot gevolg (5). Uit de opvolging van deze cohorte is gebleken dat er na 3 jaar bij ongeveer 25% van de patiënten een blijvende respons behouden blijft onder deze combinatietherapie. Er zijn momenteel 3 BRAF/MEK-inhibitorcombinaties ter beschikking: vemurafenib/cobimetinib, dabrafenib/trametinib en encorafenib/ binimetinib. Ongeveer gelijktijdig met de introductie van deze doelgerichte therapie verscheen de immunotherapie ten tonele. MM mag zonder valse bescheidenheid een pionier genoemd worden in de onco-immunotherapie, die steeds verder terrein wint, ook in andere orgaan stelsels (long, nier, hoofd-hals…). Wat MM betreft, zijn er 2 grote groepen: de CTLA-4 inhibitoren en de PD-1/PD-L1 inhibitoren. Deze worden de ‘checkpoint’ inhibitoren genoemd (figuur 7). CTLA-4 en PD-1/PD-L1 spelen in fysiologische condities namelijk een controlerende rol bij de activatie van het immuunsysteem zodat er geen ongebreidelde activatie van het immuunsysteem of auto-immuniteit ontstaat. Sterk immunogene tumoren zoals een MM maken van dit mechanisme gebruik om aan het immuunsysteem te ontsnappen. Door de rem op het immuunsysteem op te heffen, betracht men een immuungemedieerde tumorrespons te bekomen. Opmerkelijk aan deze producten is dat, indien respons wordt bekomen, deze vaak langdurig (tot soms definitief?) blijkt te zijn. Studies met ipilimumab, een CTLA-4 inhibitor, toonden ten opzichte van dacarbazine zowel een betere progressievrije als totale overleving (6). Echter, de respons rate voor ipilimumab is laag, ongeveer 11%. Nivolumab en pembrolizumab zijn de 2 terugbetaalde PD-1 inhibitoren in de behandeling van MM. Respons rate met deze therapieën bedraagt 30-40%. Het bijwerkingenprofiel is gunstiger dan dat van ipilimumab met 10-15% ernstige bijwerkingen (7,8). Intussen is voor gemetastaseerd melanoom ook de combinatie van ipilimumab + nivolumab beschikbaar, met superieure resultaten. De responsgraad bedraagt 60%. De prijs die hiervoor betaald wordt, is echter het optreden van een graad 3-4 bijwerking bij 55% van de patiënten. Na 3 jaar behandeling is nog 58% van de
patiënten in de combinatiegroep in leven, tegenover 52% in de nivolumab-monotherapiegroep en 34% in de ipilimumabgroep (9). Momenteel wordt aan dit succesverhaal verder geschreven. Dezelfde moleculen die bij stadium IV gebruikt worden, zijn volop in onderzoek in adjuvante setting. De eerste resultaten hebben ons reeds bereikt en zijn bemoedigend. Ipilimumab adjuvant na complete resectie van hoog risico stadium III melanoma toonde na 5 jaar follow-up een relapsvrije overleving van 40,8% versus 30,3% in de placebo-arm (hazard ratio 0.76; 95% CI, 0.64-0.89; p<0.001). De totale overleving na 5 jaar bedroeg 65.4% in de ipilimumabgroep versus 54.4% in de placebogroep (hazard ratio, 0.72; 95.1% CI, 0.58-0.88; p=0.001) (10). De meerderheid van de patiënten kreeg echter niet het vooropgestelde schema toegediend als gevolg van toxiciteit. Er werd één procent toxische doden opgetekend. Mede hierdoor wordt in België geen terugbetalingsdossier ingediend.
FIG 4
FIG 3
TNM stadium bij diagnose. Bron: Belgisch kankerregister.
Flowchart aanpak melanoom. Bron: www.oncozuidwest.be.
15
Met de combinatie dabrafenib/trametinib is de relapsvrije overleving na 3 jaar beduidend beter ten opzichte van placebo bij patiënten met stadium III BRAF gemuteerd melanoom na volledige resectie (58% versus 39%; hazard ratio voor herval of overlijden, 0.47; 95% CI, 0.39-0.58; p<0.001) (11). Dit wordt wellicht een nieuwe standaardtherapie in deze patiëntengroep. Tot slot zijn de 1-jaarsresultaten van nivolumab in adjuvante setting gekend. De relapsvrije overleving bedraagt 70.5% met nivolumab en 60.8% met ipilimumab (hazard ratio voor herval of overlijden, 0.65; 97.56% CI, 0.51-0.83; p<0.001). De graad 3-4 toxiciteit is beduidend lager met nivolumab dan met ipilimumab (14.4% versus 45.9%) (12).
FIG 5
16
Al deze therapieën gaan gepaard met een eigen, nieuw scala van bijwerkingen. Combinaties zijn meestal meer toxisch dan monotherapie. Typisch voor de immuuntherapieën is het induceren van immuungemedieerde neveneffecten zoals meerdere immuungedreven huidaandoeningen, hepatitis, colitis en hypofysitis, om de meest belangrijke te noemen. Een belangrijke voetnoot bij dit alles is hoe deze (r)evolutie betaalbaar kan gehouden worden in het huidige gezondheidszorgsysteem. Er wordt momenteel onderzocht of het wel nodig is immuuntherapie langdurig te blijven geven, dan wel of een cyclus van 6 maanden zou volstaan. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor zowel arts, overheid als farmaceutische industrie.
tijdslijn van ‘targeted’ en immunotherapie in melanoom. Bron: Luke J, Flaherty K, Ribas A and Long G. Targeted agents and immunotherapie: optimizing outcomes in melanoma. Nature Reviews Clinical Oncology. 2017;14:463-482.
ACTAGROENINGE
Kernteam cutane oncologie: • Dermatologie: Dr Michiel Bonny, Dr Erwin Suys • Anatomopathologie: Dr Glenn Vanneste • Plastische Chirurgie: Dr Pieter Luyten • Medische Oncologie: Dr Veronique Buyse
FIG 6
FIG 7
Mutaties in melanoom. Bron: Zhenyu Ji Affiliations • Wellman Center for Photomedicine, Massachusetts General Hospital, 55 Fruit Street, Boston, MA 02114, USA • Department of Dermatology, Harvard Medical School, Edwards 211, 55 Fruit Street, Boston, MA 02114, USA, Keith T. Flaherty Affiliations • MGH Cancer Center, Massachusetts General Hospital, 55 Fruit Street, Boston, MA 02114, USA, Tsao H. Targeting the RAS pathway in melanoma. Trends Mol Med. 2012 Jan;18(1):27-35.
Checkpoint molecules en inhibitoren. Bron: AACR.
REFERENTIES Morton D, Thompson J, Cochran A et al. Final trial report of sentinel-node biopsy versus nodal observation in melanoma. N Engl J Med. 2014 Feb 13; 370(7):599–609. (1)
Faries M, Thompson J, Cochran A et al. Completion Dissection or Observation for Sentinel-Node Metastasis in Melanoma. N Engl J Med. 2017 Jun 8;376(23):22112222. (2)
Leiter U, Stadler R, Mauch C et al. Complete lymph node dissection versus no dissection in patients with sentinel lymph node biopsy positive melanoma (DeCOGSLT): a multicentre, randomised, phase 3 trial. Lancet Oncol. 2016 Jun;17(6):757767.
(3)
(4) Chapman P, Hauschild A, Robert C et al. Improved survival with vemurafenib in
melanoma with BRAF V600E mutation. N Engl J Med. 2011 Jun 30;364(26):2507-16. Robert C, Karaszewska B, Schachter J et al. Improved Overall Survival in Melanoma with Combined Dabrafenib and Trametinib. N Engl J Med 2015 Jan 1; 372:30-39.
(5)
Robert C, Thomas L, Bondarenko I et al. Ipilimumab plus dacarbazine for previously untreated metastatic melanoma. N Engl J Med. 2011 Jun 30;364(26):2517-26.
(6)
Robert C, Schachter J, Long G et al. Pembrolizumab versus Ipilimumab in Advanced Melanoma. N Engl J Med 2015 Jun 25; 372:2521-2532.
(7)
Larkin J, Chiarion-Sileni V, Gonzalez R et al. Combined Nivolumab and Ipilimumab or Monotherapy in Untreated Melanoma. N Engl J Med 2015 Jun 2; 373:23-34. (8)
Wolchok J, Chiarion-Sileni V, Gonzalez R et al. Overall Survival with Combined Nivolumab and Ipilimumab in Advanced Melanoma. N Engl J Med 2017 Oct 5; 377:1345-1356.
(9)
(10) Eggermont A, Chiarion-Sileni V, Grob JJ et al. Prolonged Survival in Stage III Melanoma with Ipilimumab Adjuvant Therapy. N Engl J Med. 2016 Nov 10;375(19):18451855.
Long G, Hauschild A, Santinami M et al. Adjuvant Dabrafenib plus Trametinib in Stage III BRAF-Mutated Melanoma. ePub September 10, 2017, at NEJM.org.
(11)
Weber K, Mandala M, Del Vecchio M et al. Adjuvant Nivolumab versus Ipilimumab in Resected Stage III or IV Melanoma. ePub September 10, 2017, at NEJM.org.
(12)
17
DR. IGNACE BILLIET UROLOGIE
STEENBEHANDELINGEN IN DE UROLOGIE:
STATE OF THE ART 2018 IN AZ GROENINGE KORTRIJK
centrum urologie, v.l.n.r. dr Ignace Billiet, dr. Karl Lesage, dr. Siska Van Bruwaene, dr. Pieter Verleyen, dr. Patrick Werbrouck, dr. Peter Vossaert
Bij de inhuizing in de nieuwe campus Kennedylaan in april 2017 werd op de dienst Urologie alles in het werk gesteld om de meest geavanceerde technieken voor behandeling van nier- en ureterstenen aan te schaffen. Steenvorming in de urinewegen is een ziekte die sinds jaar en dag bestaat. De belangrijkste oorzaken zijn genetische afwijkingen, aangeboren stoornissen in het metabolisme, structurele afwijkingen van de urinewegen, infecties, voedingsgewoontes, uitdroging,… De aandoening komt voor op elke leeftijd. Bij genetische of metabole stoornissen kan ze zelfs bij zeer jonge kinderen voorkomen. Eens iemand steenlijden heeft vertoond, is de kans op nieuwe stenen in de loop van de komende 5 jaar 50%. Het systematisch verrichten van steenanalyse zal de toekomstige behandeling sturen. Profylaxe met voldoende vochtinname, dieetanalyse, gevarieerde, zoutarme en eiwitarme voeding is van ontegensprekelijk belang. Medicamenteuze profylaxe wordt eveneens voorgesteld. De diagnose wordt meestal vermoed naar aanleiding van een nierkoliek, of bloedverlies in de urine. Beeldvorming is essentieel: een echografie of CT-scan (low dose X-Ray) gebeurt bij
18
ACTAGROENINGE
FOTO
opname op spoedgevallen. Ook bij routine beeldvorming voor andere ziektetoestanden worden dikwijls nier- of ureterstenen vastgesteld. De behandeling van de acute pathologie gebeurt in az groeninge zo goed als onmiddellijk en meestal kan de patiënt dezelfde dag nog het ziekenhuis verlaten. De behandeling verschilt naar gelang de ernst van de pijnklachten, de plaats en de afmeting van de stenen en of er al dan niet infectie of koorts mee gemoeid is. De patiënt beslist zelf mee welke behandeling hij wenst. Voor uiterst kleine steentjes kan soms de natuurlijke evacuatie afgewacht worden, mits aangepaste pijnstilling. Bij koorts of infectie wordt de obstructie door de steen zo snel mogelijk opgeheven met minimale manipulaties. • Ofwel wordt er onder verdoving een inwendige kleine, dunne katheter via de natuurlijke weg langs de steen geschoven tot in de nier ( DJ – of dubbel J-stent genoemd). • Alternatief daarvoor is een uitwendige katheter onder plaatselijke verdoving rechtstreeks door de huid in de nier te brengen (nefrostomie).
Bij afwezigheid van een infectie kan de steen onmiddellijk behandeld worden. Stenen in de urineleider of in de nier worden met de steenverbrijzelaar meestal eerst vergruisd. De nieuwe steenverbrijzelaar-lithotriptor Storz Modulith SLK vervangt de vorige die 14 jaar dienst heeft gehad. Met de Storz Modulith SLK kunnen we zonder verdoving en zonder intraveneuze leiding (enkel een pijnstiller langs de mond en verdovende zalf op de huid) elke behandeling ambulant verrichten. De patiënt stapt na de sessie van de behandelingstafel en mag zo goed als onmiddellijk zelf naar huis rijden. Deze quasi pijnloze behandeling wordt mogelijk gemaakt door het nieuwe design van de therapiebron met een brede toegang ter hoogte van de huid (minder energie/cm).
De steen wordt in focus gebracht van de schokgolven met hulp van röntgenstraling of echografie en tijdens de behandeling kan de positie voortdurend gecontroleerd worden. De schokgolven worden elektromagnetisch opgewekt door vibratie van een metalen membraan. Deze golven worden door een ellips gebundeld op een vaste focus waarin de arts de steen moet positioneren. Het toestel heeft ook de grootste dieptepenetratie, namelijk van 180 mm.
FIG 3
Thv pijlen 2 kleine steenfragmenten in de linkernier.
Power and dynamic
FIG 1
FIG 2
The shock wave source delivers energy doses between 11 mJ to 154 mJ to the 12 mm reference area. The corresponding peak pressures range between 5 MPa and 150 MPa. The acoustic output can be adjusted by 26 levels within these ranges. This shock wave source represents the most dynamic and most powerful therapy source which is available in the market giving the user the freedom to adapt to all therapeutic needs.
Lithotriptor Storz Modulith SLX met model
FIG 4
Voorstelling van akoestische schokgolf
FIG 5
Schokgolfbron. Visualisatie van gefocuste schokgolf via ellipsoïde, met afbeelding van focuszone 14mm lang
Eerste patiënt enthousiast op onze Lithotriptor
Een behandeling voorziet gemiddeld 3000 schokgolven (gedurende ongeveer 1uur). Bij een hoger aantal kunnen nevenwerkingen en/of verwikkelingen optreden (zoals bloeding). Grotere of hardere stenen kunnen meerdere sessies vereisen. Wel moet de patiënt de gruisfragmenten, dikwijls slechts zandkorrelgrootte, nog uitplassen. Meestal verloopt dit pijnloos.
19
Inline localization The cylindrical coil in the pioneering therapy source of STORZ MEDICAL combines shock wave generation and inline localization by design. This geometry allows inline imaging to be carried out by ultrasound or X-ray fluoroscopy in the most convenient manner.
Cilindrische metalen coil onder intervalstroom produceert magnetisch veld waardoor metalen membraan gaat vibreren: het ontstaan van de schokgolf.
FIG 6
De patiënt blijft in ruglig op een speciaal behandelingszeil dat gevuld is met enkele centimeters water. De schokgolfbron kan aldus zowel onder als boven de patiënt gepositioneerd worden.
Grote nierstenen (>1.5cm) worden dan weer best met laserlicht verbrijzeld doorheen een hol buisje, dat rechtstreeks via de rugspieren in de nier is ingebracht. Dit heet percutane steenextractie. Alhoewel deze techniek meer dan 30 jaar bestaat, is deze pas nu volledig geüpdatet door miniaturisatie van het instrumentarium, dat van 1cm naar 3mm diameter werd verkleind. In expertcentra wordt deze behandeling in ruglig uitgevoerd, wat vroeger in buiklig gebeurde. Deze ingrepen vereisen wel aangepaste, grotere operatiezalen door de verschillende toestellen die simultaan gebruikt worden: abdominale echografie, C-boog-röntgentoestel, endoscopiemateriaal, lichtbron en endoscopische camera, lasertoestel, enzovoort.
Een steen in het laatste/onderste derde van de urineleider, dichtbij de blaas, kan dikwijls ook onmiddellijk verwijderd worden onder narcose langs de natuurlijke weg mits verbrijzeling met Holmium 40 Watt-laserlicht en het achterlaten van een DJ-stent. Deze stent verhindert pijn door zwelling van de ureter, laat onmiddellijk ontslag toe en wordt op raadpleging verwijderd na 1 à 2 weken. Hoge ureterstenen of kleinere nierstenen kunnen via de natuurlijke weg met een flexibele uretero-nefroscoop met laserlicht vergruisd worden. Soms gebeurt dit in 2 tijden, na eerst een DJ stent te plaatsen. FIG 7
20
ACTAGROENINGE
Beeld van uretersteen, gevangen in “dormianetje”(0.6mm), met groene veiligheidsvoerdraad (1mm) en blauwe laserfiber (270micron)
FIG 8
Opstelling in operatiezaal voor percutane steenverwijdering: patiënt in ruglig, endoscopietafel met miniperc, röntgenapparaat, video-endoscopietoren, echografietoestel, Holmium lasertoestel.
FIG 9
Inbrengen miniperc-instrument via opening doorheen huid, rugspieren en nier tot in het nierbekken. Diameter 4mm.
FIG 10
Percutane steenverwijdering uit verschillende nierkelken. Bemerk voerdraad in de ureter, bredere toegangspoort van 1cm en flexibele nefroscoop in bovenpoolskelk.
FIG 13
Steen in het linkernierbekken, voor en na laserdesintegratie.
FIG 11
Schema buiklig van percutane steenverwijdering. Het metalen instrument - de MiniPerc - meet 3mm, de toegangspoort 4mm. Buiklig is heden volledig verlaten.
FIG 12
Grote nierbekkensteen linkernier.
FIG 14
2 grote blaasstenen, waarvoor heelkundige wegname beter is dan mini-invasieve technieken.
21
NIEUWE ARTSEN Ze maakte in het AZ Sint-Jan in Brugge en het Imelda ziekenhuis in Bonheiden ook kennis met de urgentiegeneeskunde. Na haar opleiding tot anesthesist volgde ze dan ook een bijkomende opleiding urgentiegeneeskunde in het ZOL in Genk. Tijdens die bijkomende opleiding behaalde ze het diploma ‘European Board Examination in Emergency Medicine’.
DR. MARIE DE LEEUW ANESTHESIE
SINDS 1 NOVEMBER 2017 werkt dr. Marie De Leeuw als anesthesist in az groeninge. Daarnaast is ze ook werkzaam op de dienst spoedgevallen. dr. De Leeuw volgde haar opleiding geneeskunde aan de KU Leuven waar ze promoveerde tot arts in 2011. Daarna specialiseerde ze zich verder in de anesthesie en reanimatie, waarbij ze als assistent werkzaam was in het UZ Leuven en het AZ Sint-Jan te Brugge.
“Wat mij aanspreekt in de anesthesie is het monitoren van de vitale functies tijdens de operatie en zorgen voor het comfort van de patiënt tijdens het hele perioperatieve verloop. Urgentiegeneeskunde boeit mij door de diversiteit aan pathologie en het contact met patiënten van alle leeftijdscategorieën. Een job in az groeninge biedt mij de mogelijkheid om zowel anesthesie als urgentiegeneeskunde te beoefenen en zo optimaal te kunnen zorgen voor de opvang van de acute patiënt. Ik kijk er naar uit om te starten in een dynamisch en ambitieus ziekenhuis en mee te werken aan een verdere uitbouw van kwalitatieve zorg zowel in het operatiekwartier als op spoedgevallen.”
multidisciplinaire teams spreekt me aan en een ziekenhuis zoals az groeninge biedt veel kansen tot overleg tussen meerdere disciplines.”
DR. KRISTOF VERMEERSCH FYSISCHE GENEESKUNDE EN REVALIDATIE
SINDS 1 DECEMBER 2017 versterkt dr. Kristof Vermeersch het centrum fysische geneeskunde van az groeninge. “Ik koos voor fysische geneeskunde door mijn interesse in de functionele locomotorische anatomie, de bewegingsleer en de pijnproblematiek. De brede pathologie heeft raakvlakken met andere disciplines zoals reumatologie, neurologie en orthopedie; het werken in 22
ACTAGROENINGE
Dr. Vermeersch studeerde aan de KU Leuven waar hij zich ook specialiseerde in fysische geneeskunde. Tijdens deze specialisatie liep hij twee jaar stage in UZ Leuven op de ambulante dienst niet-traumatische axiale klachten en de sportraadpleging. Later was hij ook assistant in UZ Pellenberg, met name voor de multidisciplinaire revalidatie op de dwarslaesieafdeling, en in het Heilig-Hartziekenhuis in Leuven en in az groeninge. Hij was van 2014 t.e.m. 2016 deeltijds werkzaam in az groeninge binnen het centrum fysische geneeskunde. Tijdens zijn opleidingsjaren verdiepte dr. Vermeersch zich verder in de manuele geneeskunde en volgde onder andere opleidingen bij dr. G. Vyncke in Leuven en aan de Duitse manuele school DGMSM in Boppard. “Ik wil binnen de dienst de manuele geneeskunde en de electromyografie verder uitbouwen, twee deelgebieden waarin ik bijzonder geïnteresseerd ben.”
In 2012 studeerde dr. Anne Oomen af als arts aan de Universiteit Gent. Vervolgens startte ze de specialisatie fysische geneeskunde en revalidatie. Ze liep stage in het UZ Gent en het AZ Nikolaas en volgde verschillende opleidingen zoals manuele therapie, musculoskeletale echografie en sportgeneeskunde. “Ik koos voor de specialisatie fysische geneeskunde en revalidatie omdat het musculoskeletale stelsel me van in het begin enorm interesseerde. Het is een veelzijdig specialisme en multidisciplinair werken staat centraal. DR. ANNE OOMEN FYSISCHE GENEESKUNDE EN REVALIDATIE
SINDS 18 DECEMBER 2017 versterkt dr. Anne Oomen het centrum fysische geneeskunde en revalidatie bij az groeninge.
Op het centrum fysische geneeskunde zal ik net als mijn collega’s consultaties houden. Daarnaast wil ik me ook graag focussen op neurorevalidatie binnen het ziekenhuis. Ik kijk er enorm naar uit het team te vervoegen en in een multidisciplinaire setting de dienst verder uit te bouwen.”
ze haar internationaal diploma in de echo-endoscopie haalde. “Ik koos voor az groeninge omdat ik graag wil werken in een dynamische omgeving. Door de centralisering van de diensten op één campus, is er een optimale samenwerking mogelijk. Ik krijg hier ook de mogelijkheid om de algemene gastro-enterologie te combineren met mijn subspecialisatie invasieve endoscopie. Bovendien behandelen de gastro-enterologen in az groeninge vaak ook de algemeen internistische pathologie, wat ik een mooie uitdaging vind. DR. KIM MOUBAX GASTRO-ENTEROLOGIE
SINDS 1 JANUARI 2018 vervoegt dr. Kim Moubax het centrum gastro-enterologie van az groeninge. In 2009 studeerde dr. Moubax af als arts aan de KU Leuven. Haar 3-jarige opleiding van algemeen interne geneeskunde volgde ze deels in het UZ Leuven en deels in az groeninge. De laatste drie specialisatiejaren tot gastro-enteroloog deed ze in het UZ Brussel. Hier vervolgde zij haar opleiding met een twee jaar durend fellowship met vooral verdere opleiding in echo-endoscopie, ERCP en invasieve endoscopie bij prof. Mana, prof. Reynaert en prof. Urbain. In 2016-2017 volgde ze ook een opleiding endo-echo bij prof. Barthet in Marseille, waar
Omwille van de toenemende complexiteit van de gastro-enterologische pathologie is frequent overleg en goede samenwerking met de andere diensten essentieel. Ik zal dan ook trachten om een belangrijk steentje bij te dragen aan de multidisciplinaire zorg binnen het az groeninge. Mijn voornaamste uitdaging wordt om een zeer technische discipline zoals de gastro-enterologie te combineren met een warme aanpak, waarbij de patiënt zich geen nummer voelt en partner wordt binnen zijn eigen zorgproces.”
23
Rotterdam in 2009 met als onderwerp cardiale computer tomografie. Na deze studies ging dr. Van Mieghem aan de slag als cardioloog in het OLV Ziekenhuis Aalst. In dat centrum was hij leidinggevende op de Coronary Care Unit en medische beeldvorming (cardiale CT en cardiale MRI) en werkzaam als interventiecardioloog.
DR. CARLOS VAN MIEGHEM HARTCENTRUM
SINDS 1 JANUARI 2018 vervoegt dr. Carlos van Mieghem het hartcentrum van az groeninge. Dr. Carlos van Mieghem studeerde Geneeskunde aan de KU Leuven. In 2002 beëindigde hij zijn specialisatie in de cardiologie en in 2003 de specialisatie intensieve zorgen. Hij bekwaamde zich in de periode 2003 tot 2009 tot interventiecardioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Maasstad Ziekenhuis Rotterdam te Nederland. Hij doctoreerde aan de Erasmus Universiteit
“Mijn keuze voor cardiologie hangt samen met het zeer brede karakter van deze discipline en de mogelijkheden tot variatie in praktijkvoering: van algemene klinische cardiologie naar deelgebieden zoals interventiecardiologie, beeldvorming maar ook preventie.” Tussen 2005 en 2008 gaf dr. Van Mieghem les in de faculteit geneeskunde van de Universiteit Hasselt. Sinds 2010 is hij actief als lesgever in de studierichting medische beeldvorming aan de Hogeschool-Universiteit Brussel. “Ik werd gecharmeerd door de ondernemingszin en de warmte die het team cardiologie uitstraalt. az groeninge is een sterk supraregionaal centrum met een modern en dynamisch kader dat mij de mogelijkheid biedt om kwaliteitsvolle klinische zorg aan te bieden.”
dienst muscoloskeletale radiologie. Na de internationale ervaringen volbracht ze nog 2 jaar als assistent radiologie in het Universitair Ziekenhuis in Gent om in januari 2018 haar erkenning als radioloog te behalen.
DR. TINEKE DE CONINCK MEDISCHE BEELDVORMING
SINDS 1 FEBRUARI 2018 versterkt dr. Tineke De Coninck het centrum medische beeldvorming bij az groeninge. In 2012 studeerde dr. De Coninck af in de Geneeskunde aan de Universiteit van Gent. Van 2012 tot 2014 had ze haar eerste ervaring met az groeninge als assistent bij de dienst medische beeldvorming. Daarna trok ze naar Leiden waar ze 6 maanden als assistent werkte bij het Leids Universitair Medisch Centrum en waar ze een opleiding volgde in de musculoskeletale radiologie, met bijzondere aandacht voor bot- en weke delen tumoren. Tijdens haar assistentschap doctoreerde dr. De Coninck in de Gezondheidswetenschappen. In 2016 verbleef ze 3 maanden aan de University of California San Diego bij de 24
ACTAGROENINGE
“Als radioloog kom je met verschillende pathologieën en patiënten van alle leeftijden in aanraking, wat het tot een zeer gevarieerde discipline maakt. Beeldvorming is vaak onmisbaar in urgente situaties, zodat je als radioloog je steentje kan bijdragen bij de zorg voor acuut zieke patiënten. Op technisch vlak is radiologie in continue evolutie en hebben we nog lang niet alle mogelijkheden bereikt, wat een uitdaging biedt naar de toekomst toe. Mijn bijzondere interesse gaat uit naar de beeldvorming van het bewegingsstelsel: de uitgebreide osteoarticulaire anatomie en pathologie in combinatie met meer technische handelingen vind ik zeer boeiend. Ik werkte reeds twee jaar als assistent in az groeninge, wat een zeer aangename ervaring was. az groeninge is een groot ziekenhuis met een brede waaier aan pathologie en een positieve werksfeer. Ik ben blij dat ik deel mag uitmaken van het dynamische team radiologen en dat ik samen met dr. Frederik Vanrietvelde en dr. Stijn Van Damme de musculoskeletale radiologie verder mag uitbouwen.”
bachelorjaren. In 2011 behaalde ze de master Geneeskunde aan de UGent. Na haar opleiding Geneeskunde specialiseerde ze zich aan het UZ Gent in de reumatologie. Ze slaagde in 2017 voor het Eular-examen (European League Against Rheumatism) en ontvangt in 2018 de erkenning voor haar specialisatie in reumatologie.
DR. INGE VANASSCHE REUMATOLOGIE
VANAF 1 MEI 2018 vervoegt dr. Inge Vanassche het centrum reumatologie bij az groeninge. Inge Vanassche studeerde Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit Gent. Ze miste het patiëntencontact en vervolgde haar studietraject met een opleiding Geneeskunde aan de VUB. Ze combineerde daarbij de drie
Dr. Vanassche focust voornamelijk op inflammatoire gewrichtspathologie en systeemziekten. “Reumatologie sprak me al tijdens mijn opleiding sterk aan, omwille van de brede kijk op patiënten, waarbij zowel vanuit internistisch als locomotorisch perspectief wordt gedacht. Daarnaast is er de laatste jaren ook een enorme evolutie in de therapeutische opties, waarbij er voor de patiënten een grote vooruitgang werd geboekt.” “Ik koos voor az groeninge omwille van de grote omvang en de brede waaier aan pathologieën. Daarnaast spelen ook andere factoren een rol zoals de positieve sfeer, de vooruitstrevende ideeën en de mogelijkheid om er een gedreven en bloeiende reumatologische dienst mee te mogen uitbouwen.”
MET PENSIOEN Het einde van het jaar 2017 viel samen met het vertrek van enkele artsen met een lange loopbaan in az groeninge: • dr. André Boel, centrum anesthesie • dr. Lieven Dermauw, hartcentrum • dr. Antoon Weyne, hartcentrum • dr. Koen Deconinck, centrum medische beeldvorming • dr. Jan Friberg, centrum medische beeldvorming We zien hen met spijt in het hart vertrekken maar wensen hen allen een heerlijk pensioen met tijd voor familie, hobby’s en welverdiende rust.
DR. ANDRÉ BOEL ANESTHESIE
DR. LIEVEN DERMAUW HARTCENTRUM
DR. ANTOON WEYNE HARTCENTRUM
DR. KOEN DECONINCK DR. JAN FRIBERG MEDISCHE BEELDVORMING MEDISCHE BEELDVORMING
25
WETENSCHAPPELIJKE PUBLICATIES PUBLICATIES D’Hondt M, Tamby E, Boscart I, Turcotte S, Parmentier I, Pottel H, Lapointe R, Ovaere S, Vansteenkiste F, Vandenbroucke-Menu F. Laparoscopic versus open parenchymal preserving liver resections in the posterosuperior segments: a case-matched study. Surg Endosc. 15 Sep 2017. doi: 10.1007/s00464-017-5835-z. [Epub ahead of print] Halls MC, Cherqui D, Taylor MA, Primrose JN, D’Hondt M, Abu Hilal M. Are the current difficulty scores for laparoscopic liver surgery telling the whole story? An international survey and recommendations for the future. Collaborators of The Difficulty of Laparoscopic Liver Surgery Survey. HPB (Oxford). 29 Sep 2017. pii: S1365-182X(17)30926-7. doi: 10.1016/j. hpb.2017.08.028. [Epub ahead of print] Abu Hilal M, Aldrighetti L, Dagher I, Edwin B, Troisi RI, Alikhanov R, Aroori S, Belli G, Besselink M, Briceno J, Gayet B, D’Hondt M, Lesurtel M, Menon K, Lodge P, Rotellar F, Santoyo J, Scatton O, Soubrane O, Sutcliffe R, Van Dam R, White S, Halls MC, Cipriani F, Van der Poel M, Ciria R, Barkhatov L, Gomez-Luque Y, Ocana-Garcia S, Cook A, Buell J, Clavien PA, Dervenis C, Fusai G, Geller D, Lang H, Primrose J, Taylor M, Van Gulik T, Wakabayashi G, Asbun H, Cherqui D. The Southampton Consensus Guidelines for Laparoscopic Liver Surgery: From Indication to Implementation. Ann Surg. 23 Oct 2017. doi: 10.1097/SLA.0000000000002524. [Epub ahead of print] Siddiqi NN, Abuawwad M, Halls M, Rawashdeh A, Giovinazzo F, Aljaiuossi A, Wicherts D, D’Hondt M, Hilal MA. Laparoscopic right posterior sectionectomy (LRPS): surgical techniques and clinical outcomes. Surg Endosc. 3 Nov 2017. doi: 10.1007/s00464-017-5958-2. [Epub ahead of print] D’Hondt M, Ververken F, Nuytens F. Laparoscopic parenchymal preserving liver resections for colorectal liver metastases in the era of highly effective systemic therapy and selective internal radiation therapy can often prevent a hemihepatectomy. (With video). Surg Oncol. 2017 Dec;26(4):345-346. doi: 10.1016/j.suronc.2017.07.009. Epub 22 Jul 2017 Ovaere S, Boscart I, Parmentier I, Steelant PJ, Gabriel T, Allewaert J, Pottel H, Vansteenkiste F, D’Hondt M. The Effectiveness of a Clinical Pathway in Liver Surgery: a Case-Control Study. J Gastrointest Surg. 22 Dec 2017. doi: 10.1007/s11605 Halls MC, Cipriani F, Berardi G, Barkhatov L, Lainas P, D’Hondt M, Rotellar F, Dagher I, Aldrighetti L, Troisi RI, Edwin B, Hilal MA. Response: “Conversion During Laparoscopic Liver
26
ACTAGROENINGE
Resections: a Step Forward”. Ann Surg. 2018 Feb 2. doi: 10.1097/SLA.0000000000002690. [Epub ahead of print]
Pulmonary Nodule: Pulmonary Amyloidosis. Journal of the Belgian Society of Radiology. 2018; 102 (1): 20
Lorenzon L, Biondi A, Carus T, Dziki A, Espin E, Figueiredo N, Ruiz MG, Mersich T, Montroni I, Tanis PJ; MISiCOL Task Force, Benz SR, Bianchi PP, Biebl M, Broeders I, De Luca R, Delrio P, D’Hondt M, Fürst A, Grosek J, Guimaraes Videira JF, Herbst F, Jayne D, Lázár G, Miskovic D, Muratore A, Helmer Sjo O, Scheinin T, Tomazic A, Türler A, Van de Velde C, Wexner SD, Wullstein C, Zegarski W, D’Ugo D. Achieving high quality standards in laparoscopic colon resection for cancer: A Delphi consensus-based position paper. Eur J Surg Oncol. 2018 Feb 5. pii: S0748-7983(18)30128-8. doi: 10.1016/j. ejso.2018.01.091. [Epub ahead of print]
Yperzeele L, Vanacker P. Stroke: vroegtijdige identificatie en zorgprotocollen. Jaarboek voor de intensievezorgenverpleegkundige. 2017; 1: 1
Van Mol P, Verbist C, Verstraete L, Vansteenkiste F, D’Hondt M. State of the art: Laparoscopische leverchirurgie voor hepatocellulaire carcinomen en colorectale levermetastasen. Tijdschr. voor Geneeskunde, 74, nr. 3, 2018 doi: 10.2143/TVG.74.03.2002517
Ghysen K, Leys M. A 64-year-old woman with interstitial lung disease and positive antibodies against aminoacyl-transfer RNA synthetases in the absence of myositis: presentation of an anti-PL-12 positive antisynthetase syndrome. Acta clinica belgica. 27 nov 2017; 1-4 Behets GJ, Viaene L, Meijers B et al. Circulating levels of sclerostin but not DKK1 associate with laboratory parameters of CKD-MBD. Plos One. 2017; 12: 5 Evenepoel P, Behets GJ, Viaene L, et al. Bone histomorphometry in de novo renal transplant recipients indicates a further decline in bone resorption 1 year posttransplantation. Kidney Int. 2017; 91: 469-476
Heylen O, Messiaen AS, De Sloovere M, Claus PE, Vercammen M, Van Hoovels L, et al. Performance Evaluation of Serum Free Light Chain Analysis. Nephelometry vs Turbidimetry, Monoclonal vs Polyclonal Reagents. American Journal of Clinical Pathology. 2017; 147: 611-622
Easton JD, Aunes M, Albers GW, Vanacker P, et al. Risk for Major Bleeding in Patients Receiving Ticagrelor Compared With Aspirin After Transient Ischemic Attack or Acute Ischemic Stroke in the SOCRATES Study (Acute Stroke or Transient Ischemic Attack Treated With Aspirin or Ticagrelor and Patient Outcomes). Circulation. 2017; 136: 907-916
Van den bosch D, Van Belleghem V, Van Ooteghem B, Croes K, Heylen O, et al. Onverklaarbaar bewustzijnsverlies bij kinderen: denk ook aan intoxicatie. Tijdschrift voor geneeskunde. 2017; 73 nr 13: 849-852
Huisman MV, Rothman KJ, Paquette M, Vanacker P, et al. The Changing Landscape for Stroke Prevention in AF: Findings From the GLORIA-AF Registry Phase 2. J Am Coll Cardiol. 2017; 69: 777-785
Vandecasteele T, Schauvliege S, van Loon G, Boussy T, Van Langenhove G. A preliminary study of pulmonary vein implant applicability and safety as a potential ablation platform in a follow-up study in pigs. Pacing Clin Electrophysiol. 8 jan 2018; 10.1111/pace.13272 Geerts P, Titeca K, Lemmens MD G, De Fruyt J. Acute ingrijpmedicatie bij de geagiteerde patiënt met intoxicatie met psychostimulantia. Tijdschrift voor Psychiatrie. 2017; 59 6: 360-365. Carlier L, Van Belleghem V, Croes K, Hooft F, Desmet M, et al. Gamma-hydroxybutyrate (GHB), an unusual cause of high anion gap metabolic acidosis. Canadian Journal of Emergency Medicine. 2017; 1-4 Dekeyzer S, Nikoubashman O, Lutin B, De Groote J, Vancaester E et al - Distinction between contrast staining and hemorrhage after endovascular stroke treatment: one CT is not enough. - Journal of neurointerventional surgery. 2017; 9 (4): 394-398 Merckx W, Lecot W, Titeca K. Psychose bij een patient met het syndroom van Prader-Willi. Gevalsbeschrijving. Tijdschrift voor Psychiatrie. 2017; 59: 784-787 Standaert C, Herpels V, Seynaeve P. A Solitary
Vanneste B, Van de Velde M, Struys M, Rex S. Acute and life-threatening remifentanil overdose resulting from misuse of a syringe pump. Acta Anaesthesiologica Belgica. 2017; 68: 87-89 De Bono J, Chowdhury S, Feyerabend S, Elliot T, Werbrouck P et al. Efficacy and safety of enzalutamide (ENZA) in patients with metastatic castration-resistant prostate cancer (mCRPC) previously treated with abiraterone acetate (Abi): A multicenter, single-arm, open-label study. Journal of Clinical Oncology. 2017; 35, 6: 165-165 Tombal B, Borre M, Rathenborg P, Werbrouck P, Van Poppel H, et al. Long-term efficacy and safety of enzalutamide (ENZ) monotherapy in hormone-naïve prostate cancer (HNPC): 3-year, open-label, follow-up results. Journal of Clinical Oncology. 2017; 35, 6: 220-220 Van Praet C, Rottey S, Van Hende F, Pelgrims G, Werbrouck P et al. Which Factors Predict Overall Survival in Patients With Metastatic Castration-Resistant Prostate Cancer Treated With Abiraterone Acetate Post-Docetaxel? Clinical Genitourinary Cancer. 2017; 15(4): 502-508 Vergote V, Janssens A, André M, Bonnet C, Van Hende V, Van Den Neste E, Van Eygen K,
Maerevoet M, Pranger D, Schroyens W, Debussche S, Maertens V, Beel K, Lemmens J, Caron C, Delrieu V, Van Den Broeck I, Vanstraelen G, Jacquy C, Schauvlieghe L, De Samblanx H, Madoe V, Meers S, Boulet D, Verhoef G, Van Hoof A. Results from the Belgian mantle cell lymphoma registry. Acta Clinica Belga. 2017; 72, 3: 172-178 Thieblemont C, Tilly H, Gomes da Silva M, Casasnovas RO, Fruchart C, Morschhauser F, Haioun C, Lazarovici J, Grosicka A, Perrot A, Trotman J, Sebban C, Caballero D, Greil R, Van Eygen K, Cohen AM, Gonzalez H, Bouabdallah R, Oberic L, Corront B, Choufi B, Lopez-Guillermo A, Catalano J, Van Hoof A, Briere J, Cabeçadas J, Salles G, Gaulard P, Bosly A, Coiffier B. Lenalidomide Maintenance Compared With Placebo in Responding Elderly Patients With Diffuse Large B-Cell Lymphoma Treated With First-Line Rituximab Plus Cyclophosphamide, Doxorubicin, Vincristine, and Prednisone. Journal of clinical oncology. 2017; 35, 22: 2473-2481 Devos T, Beguin Y, Noens L, Van Eygen K, Zachée P, Mineur P, Knoops L, Doyen C, Theunissen K, Benghiat FS, Reusens M, Pluymers W. Disease and treatment characteristics of polycythaemia vera patients in Belgium: results from a scientific survey. European Journal of Hematology. 29 Dec 2017. doi: 10.1111/ejh.13022 [Epub ahead of print] Carlier L, Van Belleghem V, Croes K, Hooft F, Desmet M et al. Gamma-hydroxybutyrate (GHB), an unusual cause of high anion gap metabolic acidosis. Canadian Journal of Emergency Medicine. 2 May 2017: 1-4 Desmet M, Vermeylen K, Van Herreweghe I, Carlier L, Soetens F, Lambrecht S, Croes K, Pottel H, and Van de Velde M. A Longitudinal Supra-Inguinal Fascia Iliaca Compartment Block Reduces Morphine Consumption After Total Hip Arthroplasty. Regional Anesthesia and Pain Medicine. 2017; 42 (3): 327-333 De Keukeleire S, Mathys V, Van den Wijngaert S, Van De Vyvere M, Jonckheere S, De Beenhouwer H, De Bel A, et al. Nontuberculous mycobacteria among pulmonary tuberculosis patients: a retrospective Belgian multicenter study. Acta Clinica Belgica. 2017; 72, 1: 45-48 Lycke M, Debruyne PR, Lefebvre T, Martens E, Ketelaars L, Pottel H, Van Eygen K, Derijcke S, Werbrouck P, Vergauwe P, Stellamans K, Clarysse P, Dhooge I, Schofield P, Boterberg T. The use of uHear™ to screen for hearing loss in older patients with cancer as part of a comprehensive geriatric assessment. Acta Clin Belg. 24 Oct 2017: 1-7 Ghysen K, Leys M. A 64-year-old woman with interstitial lung disease and positive antibodies against aminoacyl-transfer RNA synthetases in the absence of myositis: presentation of an anti-PL-12 positive antisynthetase syndrome. Acta Clinica Belgica. 27 Nov 2017. doi: 10.1080/17843286.2017.1403133 [Epub ahead of print]
PRESENTATIES Platteeuw L. Laparoscopic Training on Sheep as a Teaching Model. ISPP annual congress, Hasselt, Belgium, 27-28 september 2017 Platteeuw L. Update on laparoscopic myomectomy from A-Z practical recommendations. ESGE 26th annual congress , Antalya, Turkey 17-20 oktober 2017 De Prycker S, Veys R, Seynaeve P, Werbrouck P, Billiet I, Lesage K, Vanneste A, Van Bruwaene S. The use of MRI after the PROMIS trial. SIU, Lisbon, 20 oktober 2017 Veys R, Joniau S, De Coster G, Roumeguère T, Dekuyper P, Van Cleynenbreugel B, Quackels T, Van Damme N, Van Eycken E, Ameye F, Van Bruwaene S. Implementatie van Active Surveillance voor laag risico prostaatkanker in België tussen 2010 en 2015. Elautprijs 2018, Leuven, 20 januari 2018 De Jonghe PJ. Implementation of BacT/ALERT® (BioMérieux) culture bottles in a hospital pharmacy production unit for the sterility testing of chemotherapeutic batches. EAHP, Cannes, 22 tot 24 maart 2017 Van Laer E. The effect of the presence of a clinical pharmacist on the nutritional policy in an intensive care unit of a general hospital. – ESPEN, Den Haag, 9 tot 12 september 2017
WETENSCHAPPELIJKE KALENDER 19.04.2018 Lipiden (symposium LMN) HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
28.04.2018 Dagsymposium: sondes en catheters, EKG, enkeltrauma’s HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
17.05.2018 De laatste levensdagen HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
21.06.2018 Huisarts en praktijkmanagement HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW
8.11.2018 Update minimaal invasieve chirurgie HET NOTENHOF, CAMPUS KENNEDYLAAN HZW, CHIRURGEN EN GASTRO-ENTEROLOGEN
Van Geluwe B. Fecale incontinentie: Welke diagnostiek bij welke patiënt? 21e Nederlands-Vlaams IGO(Infertiliteit, Gynaecologie, Obstetrie)-Doelencongres, Rotterdam Nederland, 6 april 2017 Van Geluwe B, Wolthuis A, D’Hoore A, Vanbeckevoort D. Trainee session: How to interpret a defaecography. European Society of Coloproctology, Berlijn, 21 september 2017 Van Geluwe B. The rationale of transanal TME for rectal cancer. 2nd BGES taTME workshop, Gent, 9 november 2017
Locatie
Afdeling
27
KOM IN EEN GEMOEDELIJKE SFEER MEE WANDELEN OF LOPEN TEGEN KANKER!
FAMILIE VAN WIJLEN DOKTER JEAN-MARIE BERGEN ORGANISEERT VOOR DE 3E KEER EEN 24-URENLOOP.
Een van de zaken die papa zelf niet wou toen we spraken over zijn begrafenis waren bloemen of kransen. We glimlachten, we waren niet verrast. Wat hij wel wou? Zijn antwoord: “het zou mij zoveel plezier doen mocht je geld inzamelen voor mijn lotgenoten die het financieel zwaar hebben”. Zo gezegd, zo gedaan. We bundelden alle krachten en de eerste editie in 2015 van onze Sigarun was een schot in de roos. De VZW Dokter Jean-Marie Bergen slaagde erin om 20.000 euro op te halen. De tweede editie in 2016 bracht maar liefst 22.500 euro op. De opbrengst van beide edities ging integraal naar az groeninge voor de aankoop van twee hoofdhuidkoelsystemen. Deze toestellen kunnen haaruitval verminderen of zelfs voorkomen bij bepaalde chemotherapiebehandelingen. De behandeling kan gratis worden aangeboden aan personen die hiervoor in aanmerking komen. De hoofdhuidkoelsystemen worden heel vaak gebruikt en het feit dat ze gratis kunnen worden aangeboden dankzij alle deelnemers aan en sponsors van ons evenement, motiveert ons nog meer om verder ons steentje bij te dragen en een derde editie te organiseren.
Praktisch De opzet is simpel: als jullie zin hebben om even te komen wandelen of lopen of om gewoon een glaasje te komen drinken, kom dan zeker langs tijdens het weekend van zaterdag 21 april vanaf 14u tot en met zondag 22 april 14u. Wij zorgen samen met jullie voor entertainment! Alle special acts worden ook aangekondigd via onze Facebookpagina Sigarun 2018. Kidsrun Hebben jullie kindjes in de familie? Breng ze dan zeker mee om deel te nemen aan de kidsrun die doorgaat op zaterdag 21 april van 15u tot 18u. Plezier gegarandeerd en alle kids krijgen een leuke attentie. Deelname - Kidsrun: € 5 (≤ 12 jaar) - Volwassenen: € 7 - Toeschouwers en nieuwsgierigen: gratis natuurlijk Iedereen kan individueel, als team of als bedrijf deelnemen en inschrijven via www.sigarun.be of ter plaatse in Zwevegem-Knokke!
Tot dan! Familie Bergen
UN R A
P LOO 28
ACTAGROENINGE
24U
SIG
Kort voor het overlijden van onze papa, dokter Jean-Marie Bergen, waren we met de familie papa’s afscheid aan het voorbereiden. Al weet iedereen dat je je als familielid hierop nooit echt kan voorbereiden.