R4 Rotterdam
nrc
ZATERDAG�4 MEI�& ZONDAG�5 MEI�2�0�19
Rotterdam R5
nrc
ZATERDAG�4 MEI�& ZONDAG�5 MEI�2�0�19
Oma�Cocky�Sanders,�met�haar�kleinzoon,�de�auteur�Michael�Barzilaij,�als b�a�by.
Duitsers�bombarderen�Rotterdam�op�14�mei�1940�(foto�boven).�Vrachtwagen�met�puin, mei/juni�1940�(foto�linksonder).�James�Keeffe�(foto re�c�h�t�s�o�n�d�e�r�)
P�R�I�V��FOTO.
FOTO'S�BOIJMANS-COLLECTIE/ STADSARCHIEF�ROTTERDAM/KEEFFE�ARCHIVES
M�a�a�t�p�a�k�ke�n Kleermakerij�Anton�Sanders In�de�jaren�na�de�oorlog�zou�de�kleermakerij�van�Anton�Sanders�aan�de�Mauritsweg�53a�in�zwaar�weer�terecht�komen. De�vraag�naar�dure�maatpakken�neemt niet�alleen�af�na�de�oorlog,�materialen zijn�ook�steeds�schaarser.�Anton�rept�in een�brief�aan�Jim�over�het�gebrek�aan grondstoffen�en�vraagt�zich�af�of�James geen�kwaliteitsstoffen�uit�de�VS�kan�sturen.�„Niet�dat�kunstmatig�zijde,�maar�Oxford�weefsel,�waaraan�zachte�afgesneden�kragen�bevestigd�zitten,�met�dubbele�manchetten.�Wil�je�me�de�prijzen s�t�u�re�n�?�” Tegen�de�tijd�dat�de�vraag�naar�dure maatpakken�afneemt�en�het�modebeeld kantelt�zal�zijn�kleermakerij�steeds�meer versloffen.�Anton�Sanders�zal�zich�in�de jaren�’50�steeds�vaker�te�buiten�gaan�in het�Rotterdamse�uitgaanscircuit.�Terwijl hij�Cocky�die�inmiddels�met�twee�kinderen�thuiszit�nauwelijks�onderhoudt. Wanneer�Cocky�in�1960�in�de�kleermakerij�tientallen�liefdesbrieven�van�vreemde vrouwen�vindt,�verlaat�ze�hem�voor�een ander.�Halverwege�de�jaren�zestig�houdt kleermakerij�Anton�Sanders�op�te�bestaan.
B�i�o�g�ra�f�i�e Cocky�Sanders Cornelia�Jacoba�van�Houte (Co�c�ky�) Geboren:�18�april�1913 Te�:�Ro�t�t�e�rd�a�m Gehuwd:�11�februari�1941 Met:�Anthonius�Adrianus�Maria�Sanders Gescheiden:�20�januari�1960 K�i�n�d�e�re�n�:�Monique�en�Paul Sa�n�d�e�r�s Kleinkinderen:�Raymond�en Michael�Barzilay We�r�k�:�Eigen�banketbakkerij aan�het�Grote�Visserijplein 1935�-1941 Bijenkorf�1958�– 19�62 O�ve�r�l�e�d�e�n�:�24�december 19�9�1
FAMILIEGESCHIEDENIS�TWEEDE�WERELDOORLOG
Oma Cocky en de Amerikaanse luitenant Wanneer vijfentwintig jaar na mijn oma’s overlijden ineens een schat aan informatie over haar oorlogsjaren opduikt, zijn wij nazaten met stomheid geslagen. Oma Cocky bleek veel dieper in het verzet te hebben gezeten dan wij wisten. Door�Michael�Barzilay
A�d�ve�r�t�e�n�t�i�e
I
n het voorjaar van 2014 zie ik een televisiereportage over een Amerikaanse piloot die in de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam ondergedoken had gezeten. Zijn zoon had de memoires van zijn vader gebundeld in het boek Two gold coins and a prayer en was naar Rotterdam afgereisd om de onderduikadressen van zijn vader met eigen ogen te zien. Ik veer op wanneer ik de Amerikaan in een huis aan de Breitnerstraat verhalen zie vertellen over zijn vader James Keeffe én mijn grootouders Cocky en Anton Sanders. De reportage eindigt met: „De familie Sanders is uiteindelijk verraden. Hoe het hen is vergaan, is onbekend.” Onmiddellijk pak ik de telefoon en weet ik een afspraak te maken met de zoon van de Amerikaanse piloot die nog in Nederland blijkt te zijn.
De memoires Dat mijn grootouders gedurende de Tweede Wereldoorlog de Amerikaanse piloot „Jimmy” als onderduiker hadden gehad, was bij de meeste familieleden wel bekend. Maar meer wisten we eigenlijk niet. Aan opa Anton Sanders heb ik het nooit kunnen vragen, want die was al uit beeld toen ik geboren werd. En oma Cocky dweepte niet graag met oorlogsverhalen. Als je even alleen met haar was, kon ze kleurrijk vertellen over de tijd voor de oorlog. Over de drukte rond de Rotterdamse kades, het uitgaanscircuit op de Coolsingel, de allure van danspaleis Pschorr. En hoe alles in een nachtmerrie verandert, als de lucht zwart ziet van ‘duizenden’ Duitse parachutisten en Cocky daags erna vanaf de Aelbrechtskade het stadshart in vlammen ziet opgaan.
Met verhalen over de bezettingsjaren was ze karig. Als ze er al iets over losliet, waren dat wat anekdotes. Dat ze in 1941 trouwde met de knappe en welgestelde meester-kleermaker Anton Sanders en in de Breitnerstraat ging wonen. Dat het echtpaar in de hongerwinter op de zwarte markt voedselbonnen ritselden voor arme gezinnen en dat ze dus maandenlang een onderduiker over de vloer hadden gehad. Toen ze eind jaren tachtig mentaal zwakker werd, was dit zo’n beetje haar canon aan oorlogsmemoires.
De onderduiker Als ik Jim Keeffe ontmoet, de zoon van de ondergedoken Amerikaanse piloot, krijgen die oorlogsherinneringen een nieuwe dimensie. Hij is mateloos gefascineerd door de oorlogsavonturen van zijn vader, spendeerde veel tijd aan archieven doorspitten en aantekeningen maken en schreef er een prachtig boek over. Wanneer hij uit een doos stapels brieven, documenten en oude foto’s haalt van mijn grootouders, volgt de ene onthulling na de andere. In zijn memoires beschrijft luitenant James Keeffe de onderduikperiode aan de Breitnerstraat met oog voor detail. Over het dagelijkse leven onder het juk van de Duitse agressor, over vriendschappen binnen het verzet en over zijn schuilplaats op de vierde verdieping van Breitnerstraat 60b. „De brandladder op het balkon naar het dak was mijn ontsnappingsroute. Als de Duitsers kwamen, zou ik het dak opklimmen en ongeveer driekwart blok verder naar beneden klimmen, naar het appartement van Anton Sanders’ moeder.”
Dat mijn grootouders „Jimmy” lieten onderduiken, getuigde van een moedig soort gastvrijheid. „De Sanders waarschuwden me onmiddellijk voor de Duitse Sicherheitsdienst-officier die naast hen woonde op 62b,” schrijft James. „Aan het begin van de oorlog waren de Joodse buren (familie Waisvisz) uit hun woning gesleurd en was hij er komen wonen.” Ik maak kopieën van documenten, brieven en foto’s, wissel contactgegevens met Jim uit en krijg een exemplaar van het boek. Mijn moeder, Monique Sanders, reist terug in de tijd wanneer we een dag later de woning aan de Breitnerstraat 60b bezoeken. Ze is er in 1947 geboren en was er sinds de scheiding van Cocky en Anton in 1961 niet meer geweest. Haar slaapkamer, Jimmy’s ‘geheime achterkamertje’, op de bovenste verdieping treft ze nog in de oude staat. De huidige bewoners hadden vanuit historisch oogpunt het kamertje intact gelaten. Ook de geheime schuilruimte achter een ingebouwde kledingkast is onaangetast. Cocky en Anton verstopten er volgens piloot Jimmy niet alleen de illegale radio, drank en andere zwarte marktspullen, maar in geval van nood, ook zichzelf. Hoe meer ik over Cocky en Anton in bezettingstijd te weten kom, hoe meer onderzoek ik wil doen. Ik besluit iedereen binnen de familie die nog iets relevants over hun verzetsjaren zou kunnen zeggen, te interviewen.
een formatie van geallieerde bommenwerpers terug naar Engeland na een succesvolle maar gevaarlijke missie boven Berlijn. Onderweg waren ze beschoten door de Duitse luchtmacht en dat had schade opgeleverd. De bemanning moet boven Papendrecht de B-24 per parachute verlaten. Jim weet als enige uit handen te blijven van de Duitse Sicherheitsdienst en komt via diverse schuiladressen op 18 mei 1944 bij Cocky en Anton terecht aan de Breitnerstraat 60b. Daar zal hij tot 15 juli 1944 blijven. In een brief die Cocky en Anton Sanders kort na de oorlog, aan James Keeffe sturen, blijkt hoeveel gevaar ze liepen. „Het moet rond 3 uur zijn geweest dat tien Gestapo-mannen naar de Breitnerstraat kwamen. Jij was net naar België vertrokken. Ik kwam uit de stad van kerstcadeaus kopen voor Cocky en ik zag dat ze de deur forceerden. Ik rende de hoek om en bekeek alle commotie vanachter het hek. Bij het balkon zag ik ze voor het raam met hun pistolen zwaaien. Ze namen mijn radio mee, al mijn gin en cognac, ongeveer 36 flessen, en dozen sigaren en wat erger was Cocky’s en mijn vlucht-bagage. Onbegrijpelijk dat ze Cocky niet meenamen. Ze hebben ons huis niet eens verzegeld, zoals bij Alberts. De volgende dag zijn Cocky en ik samen ‘gedoken’ en we hebben de hongertijden goed doorstaan (…).”
De Gestapo
Begin dit jaar mailt Jim transcripties van interviews met zijn vader over de Sanders die hij in zijn archieven had gevonden en die niet in het boek zijn opgenomen.
Two gold coins and a prayer leest als een jongensboek. Op 8 maart 1944 vliegt luitenant James Keeffe en zijn bemanning in
De ondergrondse
Piloot James�Keeffe James�Keeffe�keert�in juni�1945�terug�in�zijn woonplaats�Seattle. Hij�weet�dan�niet�of Cocky�en�Anton nog leven.�Thuis�vindt�hij een�brief�van�de�Sanders.�Hij�schrijft�terug:�„Het�is�overbodig�om�te�zeggen�dat ik�extatisch�was!�Ik voelde�me�constant beroerd�van�schuldgevoelens�en�was erg�bezorgd�over�wat er�mogelijk�met�mijn vrienden�in�Nederland�was�gebeurd.” In�1959�ontmoet�hij Cocky�en�Anton�in Rotterdam.�Cocky en�Anton�hebben dan�al�huwelijksproblemen,�maar�ze�ondernemen�met�James�en�hun�kinderen�Monique�en�Paul een�uitstapje�langs alle�locaties�waar�James�was�geweest tijdens�de�oorlog.
Daarin wordt de naam Lamoen genoemd, een persoon die een faciliterende rol speelde bij overvallen op overheidsgebouwen. Lamoen blijkt Joop Lamoen te zijn, de zwager van Anton Sanders en een vriend van De Beer. Dat moet Peter de Beer zijn (verzetsnaam Witte Piet), tot 25 augustus 1944 leider van de Landelijke Knokploegen (LKP) in het westen, die met auto’s vol LKP-mannen overvallen pleegde om rantsoenbonnen en identiteitsbewijzen buit te maken. Vaak waren dat nepovervallen; de veelal Nederlandse ambtenaren speelden het spelletje mee. Ik probeer in de brieven uit te vinden wat echte namen zijn en wat verzetsnamen. Cocky en Anton Sanders schrijven dat „Kees inmiddels veilig is”. Dat blijkt om Kees van de Engel te gaan (verzetsnaam Cock), oprichter van de firma Coco, de vervalsingscentrale van het Rotter-
damse verzet aan de Mathenesserweg. „Kees werd betrapt en naar Vught gebracht. Hij zag Jo Berlijn voor de laatste keer. Jo is geëxecuteerd.” Jo Berlijn (verzetsnaam ‘Van Keulen’) blijkt een kopstuk binnen de LO te zijn (Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers), verzorgde persoonsbewijzen in Zeeland en Zuid-Holland en wist dankzij zijn kennis van scheikunde de gehate „J” uit Joodse persoonsbewijzen te verwijderen. Cocky en Anton schrijven dat ook dr. J.A. op 18 februari 1945 is neergeschoten. Dr. Jappe Alberts hielp Joden aan onderduikadressen en werd met negen anderen gefusilleerd als represaille voor de aanslag op een NSB-kringleider. De lijst met namen en initialen gaat maar door. „Heb je enig idee wie onze
Lees�verder�op pagina�R6
»
A�d�ve�r�t�e�n�t�i�e�s