5 minute read

Jurisprudentie

Next Article
Producten

Producten

RECENTE jurisprudentie

Waar gewerkt wordt gebeuren ongelukken, ontstaan conflicten en wordt verzuimd. Soms komt de rechter eraan te pas om te bepalen of iedereen wel volgens de regels heeft gehandeld. Een overzicht van recente rechterlijke uitspraken ten aanzien van arbeidsongevallen, conflicten, ziekteverzuim en re-integratie.

tekst Rob Poort

Een plaspauze, moet-ie zo nodig?

Wel of niet genoeg tijd voor een plaspauze? De ondernemingsraad vindt van niet, de werkgever vindt van wel. Na het nee van de OR zit er voor de werkgever niets anders op dan de nieuwe werktijdenregeling voor te leggen aan de kantonrechter. Wat zegt die ervan?

Busonderneming Keolis heeft een nieuwe werktijdenregeling voor de chauffeurs ingevoerd. Daarin worden per dienst de aankomst- en vertrektijden per bushalte bepaald. Ook de pauzes staan ingepland. Maar hoe zit het met plaspauzes? De ondernemingsraad stemt niet in met de regeling. Want de OR vindt dat de chauffeurs te weinig tijd krijgen voor een plaspauze. Daarop verzoekt Keolis de kantonrechter om toestemming om de werktijdenregeling in te voeren. De kantonrechter maakt daarbij de volgende overweging. Volgens artikel 19 van de cao Openbaar Vervoer is bij een werktijdenregeling de instemming van de OR nodig. Verder heeft de OR volgens artikel 27 lid 1 Wet op de ondernemingsraden (WOR) instemmingsrecht over (onder meer) een besluit tot invoering van een nieuwe werktijdenregeling. Vervangende toestemming is volgens artikel 27 lid 4 WOR alleen mogelijk als de beslissing van de or om geen instemming te verlenen, onredelijk is. Bij die afweging weegt de rechter de over en weer aangevoerde argumenten tegen elkaar af (de redelijkheidstoets). Wegen de argumenten even zwaar, dan volgt afwijzing van het verzoek. Uitzondering: als de ondernemer kan aantonen dat vervangende toestemming noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfsbelangen. De or heeft bij zijn besluit een maatstaf gehanteerd. Die komt erop neer dat chauffeurs iedere drie uur, vijf minuten aaneengesloten moeten kunnen pauzeren. Zulke ingeplande plaspauzes vinden plaats op een goedgekeurde pauzelocatie. Maar de rechter stelt vast dat deze interpretatie niet uit de cao-tekst blijkt. Die invulling is van de OR zelf. De OR verwijst daarbij naar zijn eigen beleidsvrijheid. De rechter vindt deze eigen invulling echter niet juist. Zeker omdat de werkgevers tijdens het landelijk cao-overleg niet bereid waren een vast aantal minuten op te nemen voor pauzes. Volgt de rechter hier de rede- natie van de OR? Dan zou de ondernemingsraad onder het mom van beleidsvrijheid afdwingen wat in landelijk overleg niet is gelukt. Feit is dat er een reële mogelijkheid moet zijn voor een onderbreking (bijvoorbeeld voor een plaspauze). Maar de rechter vindt dat de voorgestelde werktijdenregeling daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Keolis vindt gemiddeld vijf minuten voor een sanitaire stop niet nodig. Maar het bedrijf benadrukt dat de chauffeur altijd naar het toilet kan, onder het motto: “Als je moet, dan moet je gaan”. Een buschauffeur zal dan ook

(advertentie)

Arbo Actuaaiteitendag

In 1 dag up-to-date over aaae arbo onderwerpen 23 juni 2020 | BCN Utrecht

nooit het verwijt krijgen dat de bus te laat is door noodzakelijk toiletbezoek. Volgens de rechter heeft Keolis afdoende aangetoond dat de door de OR ‘afgekeurde’ diensten wel degelijk reële mogelijkheden bieden voor sanitaire stops. De totaal beschikbare tijd voor onderbrekingen hoeft ook niet te leiden tot ‘gejakker’ om de verloren tijd weer in te halen. Daarop verleent de kantonrechter toestemming om de werktijdenregeling in te voeren.

(Rechtbank Almere, 14 augustus 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:3813)

Werkgever in zin van de Arbowet?

Twee zelfstandigen doen samen een klus voor een bedrijf. Bij een ongeval komt één van hen om. De ander wordt daarvoor gerechtelijk vervolgd. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden: was die ander een werkgever in de zin van de Arbowet?

Begin april 2016 geeft bedrijf A opdracht aan bedrijf B voor het plaatsen en monteren van een afzuiginstallatie. Jansen, eigenaar van een eenmanszaak, krijgt de opdracht voor de uitvoering van het werk met een ploeg van twee man. Hij schakelt daarvoor een collega-zzp’er in, die eveneens een eenmanszaak heeft. Eind mei bespreken zij samen met de directies van A en B de opdracht en lopen een rondje door de bedrijfshal. Vervolgens gaan zij de nodige maten opmeten voor de ventilatie-unit op bijna vier meter hoogte. Zij gebruiken daarvoor een heftruck met op de lepels een draadstalen container. Die container is niet geborgd. Jansen bestuurt de heftruck, de zzp’er staat in de bak en roept de gegevens naar Jansen. Als die bezig is om een pijp op maat te maken, hoort hij een klap. De zzp’er is uit de bak gevallen doordat de ‘werkbak’ is gekanteld. Een getuige heeft gezien dat de zzp’er zich voorover boog, waardoor de werkbak kantelde. De zzp’er valt uit de bak en overlijdt ter plaatse. Jansen wordt vervolgd omdat hij als werkgever werkzaamheden heeft laten verrichten waarvan hij wist of had kunnen weten dat er levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van de werknemer was te verwachten (art. 32 Arbowet). En ook voor verkeerd gebruik van een arbeidsmiddel en de aanwezigheid van valgevaar zonder gebruik van een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer. Voor een bewezenverklaring, zo stelt de rechtbank, is de eerste eis dat Jansen aan te merken is als werkgever in de zin van de Arbowet. Jansen en de zzp’er waren beiden zelfstandige ondernemers. Er was geen sprake van een arbeidsovereenkomst of een situatie waarin de zzp’er aan Jansen ter beschikking was gesteld. Blijft over de vraag of de zzp’er onder gezag van Jansen werkte. Want dan zou Jansen op grond van artikel 1 lid 2 sub a onder 1 Arbowet als werkgever zijn aan te merken. Jansen was het aanspreekpunt voor de klant. Daarnaast was de zzp’er ingehuurd voor een lager tarief en moest hij aan Jansen factureren. Volgens de rechtbank kan dit op werkgeverschap van Jansen duiden. Maar daar staat tegenover dat er tijdens de uitvoering van de opdracht sprake was van gelijkwaardigheid. Bovendien waren de rollen van Jansen en de zzp’er nagenoeg inwisselbaar. Ze waren ook beiden vakbekwaam. Van een bepalende rol van Jansen was dus geen sprake. Daarom oordeelt de rechtbank dat geen sprake was van een gezagsverhouding tussen Jansen en de zzp’er. Om die reden is Jansen niet te kwalificeren als werkgever in de zin van de Arbowet. Daarop volgt vrijspraak.

(advertentie) (Rechtbank Zwolle, 29 juli 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:2646)

Rob Poort, jurist en veiligheidskundige, www.bureaupoort.nl.

This article is from: