Land van Ravenstein
Land van Ravenstein is een productie van Brabants Dagblad
● Serie over Land van Ravenstein
Historie regio lag op bodem Duits kanaal Tot 200 jaar geleden was het gebied tussen Ravenstein en Boekel een soeverein staatje. BD duikt in vergeten én verloren verleden. door Peter van Erp
E
r was eens een land, kleiner dan de huidige gemeente Oss, met een piepklein stadje als belangrijkste kern. Deze zin is niet het begin van een sprookje, het is een introductie van het Land van Ravenstein, een min of meer soeverein staatje dat tot tweehonderd jaar geleden bestond. Over de geschiedenis van dit staatje is algemeen weinig bekend. Het gebied hoorde lange tijd bij het Duitse hertogdom Kleef en de archieven die meer inzicht geven in het reilen en zeilen binnen het Land van Ravenstein liggen in Düsseldorf. Die archieven zijn niet toegankelijk. Het bestaat uit dikke pakken verweekt papier die ter conservering in een vriesveem zijn gelegd. De archieven werden na de
Tweede Wereldoorlog lange tijd als verloren beschouwd. De stukken werden in 1944 per schip over het Mittellandkanal getransporteerd, juist met het doel om ze in veiligheid te brengen. Het schip werd echter doelwit van een geallieerde luchtaanval en zonk naar de bodem van het kanaal. Toen het schip werd geborgen was van de vracht weinig over. Er is echter een vriesdroogmethode ontwikkeld waarmee de stukken kunnen worden veiliggesteld. „Helaas hebben de archieven van het Land van Ravenstein geen prioriteit”, weet oud-archivaris Henk Buijks. De vraag blijft derhalve wanneer het verdronken archief zijn kennis prijsgeeft.
Het Brabants Dagblad start vandaag op pagina 5 met een serie artikelen over het Land van Ravenstein, dat tweehonderd jaar geleden bij het koninkrijk Nederland werd gevoegd.
HET LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Buitenland begon na Oss DE CHRONIQUEUR
LAND VAN RAVENSTEIN Nijmegen
Megen Wijchen Ravenstein
Graafschap Megen
A50
Oss Schaijk Rosmalen
A59
Reek
Grave
A73
Heesch Nistelrode
Zeeland
A50
Uden
Volkel el
N279
Schijndel
Begrenzing van het Land van Ravenstein rond 1800
Veghel Boekel A50 infographic WB | cartografie Maps4News
Geschiedenis van soevereine Land van Ravenstein wordt steeds verder blootgelegd. Nu de erkenning nog. door Peter van Erp
H
oe kan het dat stedelijke kernen als Uden en Veghel geen stadsrechten hebben en de verstilde plaatsjes Megen en Ravenstein wel? Hoe is het überhaupt mogelijk dat er zich drie ‘steden’ bevinden binnen de gemeente Oss? Waarom wemelt het van de kloosters en kapellen in deze van oudsher dunbevolkte en geïsoleerde streek? De antwoorden op deze vragen kunnen worden gevonden in de geschiedenisboeken. Niet in het reguliere lesmateriaal, dat zich vooral richt op de glorie van Holland en in een bijzin op het hertogdom Brabant. Nee, deze regio heeft een heel eigen geschiedenis. Een verhaal dat draait om relatief kleine gebieden die tot de negentiende eeuw in een zeker isolement verkeren. Ministaatjes met eigen regels en wetten, met eigen belastin-
‘Philips van Kleef komt dezelfde status toe als Willem van Oranje. Hij is onze eigen held’ Joost Vlemmix
gen en rechtspraak, met eigen kerkelijk en wereldlijk gezag. Staatjes met imposante namen als het Land van Ravenstein, het graafschap Megen, de commanderij van Gemert en de heerlijkheid Boxmeer. Terwijl katholiek Brabant vanaf 1648 zucht onder de repressie van de protestantse Staten-Generaal, behouden voornoemde gebieden hun katholieke signatuur. Het gevolg is dat de ene na de andere kloosterorde zijn toevlucht zoekt tot de vrije heerlijkheden. De Franciscanen strijken in 1645 neer in Megen, de kruisheren trekken in 1652 naar Uden. Aan de oostrand van Staats Brabant wordt een snoer van kloosters geregen. Het gebied wordt vanuit Rome beschouwd als het meest noordelijke katholieke bastion, een springplank voor de gewenste contra-reformatie. Hier kunnen katholieken in alle openheid hun geloof belijden en van hieruit wordt missiewerk over de grenzen bedreven. Niet zonder gevaar voor lijf en leden overigens. Op de grenzen worden kapellen gebouwd en daaromheen ontstaan nieuwe kernen: Koolwijk, Huize Padua. „Toen ik hier in 1993 vanuit Oss kwam wonen was ik direct geïntrigeerd over deze bijzondere geschiedenis”, vertelt Joost Vlemmix, edelsmid in het hartje van Ravenstein. „Ik las alles wat ik hierover te pakken kon krijgen, maar een chronologisch overzicht ontbrak. De informatie was versnipperd.” Vlemmix zette alle vergaarde informatie op een rijtje. Een proces van jaren, dat in 2011 uitmondde in een alomvattend boek: ‘De Geschiedenis van het Land van Ravenstein’. Inmiddels is er een tweede druk van het boek, waarin opnieuw een aantal
Joost Vlemmix voor de Maaspoort van Ravenstein, met op de achtergrond de Marktstraat. Hij schreef het boek ‘De geschiedenis van het Land van Ravenstein’. foto Jeroen Appels/ Van Assendelft
vermeende ontwikkelingen als zekerheden wordt vastgesteld. „Het woord ‘waarschijnlijk’ komt in dit boek nog een stuk minder voor”, weet de auteur.
Held Het boekstaven van het Land van Ravenstein is voor Vlemmix uitgegroeid tot een drang naar erkenning. Niet voor zichzelf, maar voor de bijzondere rol die de soevereine gebieden gespeeld hebben en met name voor Philips van Kleef (1459-1528), heer van Ravenstein. „De importantie van wat deze man heeft gedaan voor Brabant, Limburg en Vlaanderen blijft volledig onderbelicht. Op school is alles gericht op de geschiedenis van Holland en op Willem van Oranje. Maar dat hij zijn militaire tactiek gekopieerd heeft van Philips van Kleef, dat wordt nergens vermeld, zoals de hele geschiedenis van Bourgondisch Brabant onderbelicht blijft. Zonder de guerrillatactiek van Van Kleef was Willem van
Oranje nooit zo succesvol geweest in zijn opstand tegen de Spaanse koning. Hij is uitgegroeid tot een icoon van Holland, maar wij hebben hier onze eigen held. Alleen weet bijna niemand dat. Tot op de dag van vandaag staan in Brussel en Gent monumentale gebouwen die de naam Ravenstein of Ravesteyn dragen. Dat is met name aan hem en de dynastie Van Kleef te danken.” Het Land van Ravenstein is een verhaal over eigenwijze landheren, die opvallend vaak kinderloos stierven, waarna een strijd over de erfenis losbarstte. Over politieke intrige en strijd. Over grote belangen en de kleine inwoners die slachtoffer werden van uitbuiting, plundering en moord. Over een totaal andere wereld dan wij nu kennen. Een wereld waarin plaatsjes als Ravenstein en Megen nog hoofdstad waren van hun eigen kleine rijk. De komende weken wordt dit verhaal in het Brabants Dagblad belicht.
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd van de nalatenschap.
Stadje geboren uit dorp WAPEN VAN KLEEF In de kerk van Herpen werd tijdens een renovatie in 1907 een afgedekte schildering ontdekt boven het priesterkoor. Het bleek een geschenk van Philips van Kleef uit 1521. Het familiewapen is duidelijk herkenbaar.
SLOTJE VAN HERPEN
DE VERZAMELAAR
Herpen heeft geen visuele herinnering aan kasteel Aldesteijn, dat in 1360 werd gesloopt. Alleen de voorburcht bleef nog 500 jaar staan. Deze tekening uit de zeventiende eeuw geeft een beeld van ‘t Slotje.
Stenen uit Ravensteinse stadsmuur duiken op in Herpen. Of kwamen ze daar oorspronkelijk vandaan? door Peter van Erp
D
it verhaal draait om een anekdote. Over hoe eeuwenoude stenen uit de Ravensteinse stadswal onder het oog van de politie door Herpenaren werden meegetorst naar hun dorp. Maar om dit verhaal ten volle te begrijpen is een stukje historische kennis vereist. We moeten terug naar 1360, als het Land van Ravenstein wordt geboren. Datzelfde jaar geldt als sterfdatum voor het Land van Herpen. Tot 1360 is Herpen de belangrijkste plaats in de wijde omtrek. Dit is het rijk van de heren van Herpen, die er zetelen in een trots kasteel. Maar in 1360 laat Walraven van Valkenburg een nieuw kasteel bouwen aan de Maas, tussen Neer- en Overlangel in. Belangrijkste reden voor de nieuwbouw is het voornemen van de landheer om tol te heffen op de rivier. De
bouw van het nieuwe kasteel gaat gepaard met de sloop van het oude in Herpen. Tot zover de geschiedenis. Wie heden ten dage in Herpen doolt, ziet weinig terug van de hoofdstedelijke functie die het dorp ooit had voor een gebied dat zich achthonderd jaar geleden al uitstrekte tot Boekel. De Boekelaren eren Rutger van Herpen nog steeds als grondvester. Er staat een standbeeld en er is een belangrijke straat naar hem vernoemd. In Herpen zelf zijn ook allerlei verwijzingen naar het roemruchte verleden. De Aldesteijnstraat verwijst naar het kasteel, net als de Burchtstraat. Het gemeenschaphuis heet ‘t Slotje, naar de voorburcht die nog bijna vijfhonderd jaar bleef staan na het vertrek van de heersers. Maar de fysieke erfenis ontbreekt. Mogelijk komt die nog eens aan de oppervlakte als er archeologisch onderzoek wordt gedaan onder een trapveldje aan de Burchtstraat.
Zeeanemoon
‘Een buurtbewoonster had de politie gebeld. Die dacht: „Al da Herps volk hier in Ravenstein da kan nie kloppe”’
Jan van Berkel hoopt het nog mee te maken. Hij is al van jongsaf geboeid door de geschiedenis van zijn geboortedorp. Dat gaat overigens veel verder dan de periode van het Land van Herpen. „Kijk eens naar deze steen. Heb ik gevonden aan de wetering. Ziet er bijzonder uit, toch?” Het ronde steentje heeft inderdaad een opmerkelijk ‘bloemetjespatroon’. „Ik heb het laten onderzoeken. Het blijkt een versteende zeeanemoon te zijn. Datering: tussen de 359 en 444 miljoen jaar oud.” Van Berkel is een zeer bezige bij. Als lid van de archeologische werkgroep van heemkundekring Land van Ravenstein heeft hij behoorlijk wat bijzondere vondsten
De tuin van Jan van Berkel in Herpen herbergt een verzameling bodemschatten met een verhaal. Zoals de zeshoekige ‘pegelsteen’ en blokken uit eerste stadsmuur van Ravenstein. foto Jeroen Appels/Van Assendelft
gedaan. Zijn tuin ligt ermee bezaaid. Een eeuwenoude pegelsteen van basalt bijvoorbeeld. „Die komt uit een oude sluis bij het Hamelspoel. Ik vond hem toen ze er met een kraan aan het graven waren. Zie je dat witte steentje dat ze erin gewerkt hebben. Dat was het gewenste peil in de sluis.” Er liggen ook twee bijna vierkante blokken mergelsteen. „Die komen uit de eerste stadsmuur van Ravenstein”, geeft Van Berkel zonder blikken of blozen toe. Dat brengt ons op de anekdote. Er zijn twee versies van. De versie van Leon van Liebergen uit Huisseling: „Ik werd begin jaren negentig gebeld door de burgemeester van Ravenstein. Ze waren bij graafwerk gestuit op een oude muur. De vraag was of ik die wilde opmeten en fotograferen voor de Rijksdienst, zoals wettelijk vereist. Ter plekke bleek het grondwater opgekomen. Ik kon niks uitrichten. Eerst moest dat water weg. De burgemeester schakelde de brandweer in. Die van Raven-
stein wilde niet komen, die van Herpen wel. Niet veel later kreeg ik het sein dat de put droog stond en dat ik aan de slag kon. Tot mijn verbijstering was toen een aantal stenen verdwenen. Die lui uit Herpen hadden gedacht: die stenen zijn vast en zeker afkomstig van ons gesloopte kasteel. Die nemen we mee.” Van Berkel lacht. „Zo is het niet gegaan. Wij hadden toestemming om die stenen weg te halen. Op die plek werd een ouderencomplex gebouwd en die oude muur zat in de weg. We hebben de mergelstenen met een kettingzaag in hanteerbare brokken gezaagd. Intussen had een buurtbewoonster de politie gebeld. Die dacht: ‘Al da Herps volk hier in Ravenstein, da kan nie kloppe’. Toen de agenten kwamen, hebben we ze verteld hoe het zat en zijn ze weer vertrokken. We hebben uiteindelijk drie aanhangers stenen meegenomen. Of ze oorspronkelijk Herps zijn? Zou zomaar kunnen.”
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Prof legt historie bloot DE BLOOTLEGGER
VESTING RAVENSTEIN ROND 1630 gracht ravelijn bastion hoornwerk ’Strang’
MAAS Schepen werden gedwongen door de Strang te varen, waarna tol betaald moest worden op basis van de getransporteerde goederen. infographic WB | bron BHIC
Hij moest het ‘bodemarchief’ in zijn tuin laten rusten. Van Mourik groef door tot ’t jaar 1509 en oogst nu lof. door Peter van Erp
H
ij is geboren en getogen in Ravenstein. Kent naar eigen zeggen elke steen in het stadje. Maar niet de stenen waar hij in 1988 op stuitte bij de bouw van een tuinhuis in zijn achtertuin. Een paar steken onder het gazon zat een muur. De graafmachine werd naar huis gestuurd en Martin Jan van Mourik groef voorzichtig verder met de schop. Er bleek een compleet bouwwerk onder de grond te zitten. Maanden later – „ik werkte overdag en had alleen ’s avonds tijd” – zat Van Mourik vier meter onder het maaiveld en had hij een gewelfde toegang tot een nog grotere structuur blootgelegd. Trots belde hij met de autoriteiten om ze uit te nodigen zijn vondst te bestuderen. De reactie was teleurstellend. „Ik moest er foto’s van maken en het daarna weer afdekken.
Van Mourik verliest een groot stuk tuin, maar zit daar niet mee. ‘Ik hou genoeg over, en laat dit graag aan mijn stad na’
De dingen die ik had gevonden behoorden tot het nationale bodemarchief en moesten onberoerd blijven.” Van Mourik stak zijn verbazing niet onder stoelen of banken. „Ik zei: ‘En kan ik dat archief dan op zaterdag gewoon bezoeken?’ Nee toch? Wat heb je eraan om dingen onder de grond te laten zitten?” Met tegenzin gaf hij gehoor aan de opdracht, voorlopig althans. „Ik dacht toen al: ooit komt de dag dat ik uitvogel wat ik heb gevonden.”
Kelder In 2012 ging de Ravensteinse hoogleraar notarieel- en privaatrecht met pensioen en kon hij zijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. „Ze kunnen de pot op met hun bodemarchief, dacht ik.” De schop werd uit het vet gehaald en de mouwen opgestroopt. Hij groef zich een weg naar een ondergrondse kelder, een grote banaanvormige ruimte die aan het linkeruiteinde eindigt in een halfronde opening. „Het andere uiteinde moet ergens onder m’n tuinhuis zitten. Dat laat ik maar zo.” Met z’n jongste bevindingen stapte Van Mourik opnieuw naar de autoriteiten. „Ze zeiden: ‘We weten allang wat daar zit. Dat is het bastion Famars. Niks nieuws.’ Maar ze vergisten zich. Dit was veel ouder dan dat bastion. Ik heb dendrochronologisch onderzoek (datering op basis van jaarringen, red.) laten uitvoeren op een boomstam uit de fundering. Die stam is in 1509 hier in de buurt gekapt en direct verwerkt. Daarmee is bewezen dat dit hele verdedigingswerk uit die tijd stamt.” De belangstelling van de autoriteiten was alsnog gewekt. Van Mourik kreeg allerlei deskundigen over de vloer. Die kwamen tot de
Martin Jan van Mourik legde een middeleeuws vestingwerk in zijn achtertuin bloot. De eerste op Italiaanse leest geschoeide verdedigingswerken van dit land blijven in het zicht. foto Jeroen Appels/ Van Assendelft
conclusie dat in de tuin van de professor een bijzonder stuk vestingwerk was blootgelegd. Het oudste verdedigingswerk dat volgens de Italiaanse school is gebouwd. Opmerkelijk dat deze vermaarde techniek zo vroeg in het nietige Ravenstein is toegepast. Opmerkelijk, maar verklaarbaar, weet Van Mourik. In het tuinhuis waar het hele avontuur mee begon, tovert hij het bewijs op tafel. „In die tijd was Philips van Kleef heer van Ravenstein. Hij had half Europa doorgereisd en was onder meer een paar jaar onderkoning van Genua geweest. Genua! Italië! Hij keerde in 1506 terug naar dit land en heeft in die tijd opdracht gegeven tot het versterken van de vesting Ravenstein. Het kan niet anders of hij heeft zijn kennis van de Italiaanse verdedigingswerken hier toegepast.” Het is inmiddels formeel bevestigd. Van Mourik heeft niet het latere bastion Famars blootgelegd, maar een veel ouder vestingwerk dat tot Philips van Kleefbol-
werck is gedoopt. Een bijzondere vondst die bij voorkeur niet aan het oog onttrokken mag worden, vindt ook de vinder zelf. En dus is er een heel team gevormd van mensen die dit stuk Ravensteinse historie ‘herkenbaar en beleefbaar’ gaat maken. Om te beginnen wordt er opnieuw een aarden wal aangelegd dwars door de tuin van Van Mourik. Zo’n wal moet er vanaf 1509 ook hebben gelegen om de verdedigers van Ravenstein dekking te geven. Anno 2015 is de wal nuttig om de privacy van de familie Van Mourik te borgen. Aan de andere kant van de wal wordt 1.800 kubieke meter grond weggegraven, zodat het schootsveld vanuit de halfronde opening weer deels wordt hersteld. Vanuit deze nis konden bestormers van de Ravensteinse wal uit het water worden geschoten. Van Mourik verliest een groot stuk tuin, maar zit daar niet mee. „Ik hou genoeg over en ben eigenlijk best trots dat ik dit aan mijn stad mag nalaten.”
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Asiel voor monnik en non SKYLINE MEGEN Het stadsbeeld van Megen is grotendeels gevormd in de zeventiende en achttiende eeuw. De verbannen broeders franciscanen en de zusters clarissen streken ten tijde van het graafschap Megen in dit stadje neer.
PROTESTANTS
DE CONSERVATOR
Midden in het katholieke bastion Ravenstein werd in 1641 het eerste protestantse kerkje van Brabant gebouwd. Het gebedshuis kwam er ten behoeve van een Hollands garnizoen dat hier gelegerd was.
Als iets typerend is voor het huidige Oost-Brabant, dan zijn het de vele kloosters. „In feite werelderfgoed.” door Peter van Erp
D
rie kloosters is het kleine Velp bij Grave rijk. De oudste is van de minderbroeders kapucijnen. Volgens Leon van Liebergen, voormalig conservator van het Museum voor Religieuze Kunst in Uden, is dit het mooiste klooster van het land. Gebouwd in een tijd dat monniken uit de rest van NoordBrabant werden verjaagd. De barokke (Duitse) inrichting was in feite een uitgestoken tong richting de protestantse machthebbers in Grave en de rest van de Republiek der Nederlanden. Van Liebergen: „Het was de Hollanders een doorn in het oog, maar ze durfden er toch echt niet aan om die kleine katholieke enclaves te annexeren.” Om de situatie te begrijpen moeten we terug naar het midden van de zeventiende eeuw. De
De katholieke enclaves waren een doorn in het oog van de Hollanders. Maar ze durfden ze echt niet te annexeren
Tachtigjarige Oorlog loopt op z’n eind en het een na het andere katholieke bolwerk valt in handen van de Oranjes. Na de val van Den Bosch (1629) wordt het openlijk belijden van het katholieke geloof in Brabant verboden. Waar de roomse bevolking haar toevlucht nam tot schuurkerken en heimelijke rituelen, daar werden de kruisheren, kapucijnen, franciscanen en alle andere broeders zonder pardon op straat gezet. Vrouwelijke kloosterordes werden iets coulanter behandeld, zij mochten alleen geen nieuwe zusters toelaten en werden dus geacht uit te sterven.
Tandenknarsend Onder dit gesternte werden de vrije heerlijkheden aan de oostkant van Brabant herontdekt. Relatief kleine gebiedjes die van oudsher een bijzondere status genoten, want persoonlijk eigendom van machtige, adelijke families. „Duitse keurvorsten en meer van dat spul. Mensen waar je echt geen ruzie mee wilt krijgen”, gniffelt Van Liebergen. „Zeker niet als piepjonge republiek.” En dus legden de Hollanders zich al snel neer bij het gegeven van de katholieke enclaves. Ook als ze later tandenknarsend zien hoe de verjaagde franciscanen hun klooster in Megen herbouwen, de kruisheren in Uden neerstrijken en de kapucijnen Velp als uitvalsbasis kiezen. Als later de repressie richting de zusters toeneemt, volgen in Megen de clarissen, in Deursen de augustinessen en in Uden de birgittinessen. Er ontstaat een grote concentratie van kloosters langs de grenzen van de Meierij van Den Bosch. Niet toevallig, weet Van Liebergen, die in 1987 een boek schreef over dit fenomeen. „Voor
Leon van Liebergen in de kapel van het klooster der kapucijnen in Velp. Deze barokke overdaad is in Nederland alleen in de vrije heerlijkheden als het Land van Ravenstein terug te vinden. foto Jeroen Appel/Van Assendelft
Rome waren dit de noordelijkste gebieden waar ze zeggenschap hadden. Dit werd een springplank voor de contra-reformatie, bedoeld om het gezag van de paus te herstellen.” Des te opmerkelijker dat juist in het katholieke bastion Ravenstein de eerste hervormde kerk van Brabant werd gebouwd. De kerk diende als gebedshuis voor een compleet Hollands garnizoen, dat van de Duitse heerser toestemming had gekregen om in Ravenstein te legeren. „Dat was gewoon een geldkwestie. De Staten Generaal zagen het strategische belang van dit gebied en de Duitse eigenaar zat om geld verlegen.” In alle andere plaatsen waar het protestantse leger zich vestigde, confisqueerde het de parochiekerken. Maar dat kon dus niet in Ravenstein, dat officieel in handen bleef van het katholieke huis Palts-Neuburg. In 1641 werd de protestantse kerk in Ravenstein opgeleverd. „Heel apart, al was het maar vanwege de verschij-
ningsvorm”, vindt Van Liebergen. „Het heeft alle kenmerken van een katholieke kerk. Niet gek: ze hadden een plaatselijke timmerman opdracht gegeven voor de bouw en die goede man kende alleen katholieke kapellen en kerken.” Uiteindelijk heeft de geloofstrijd het Land van Ravenstein en het graafschap Megen sterk gevormd. De snoer van grenskapellen verdween grotendeels weer, maar de kloosters bestaan tot op de dag van vandaag. Of ze ook voor latere generaties blijven behouden, is de vraag. Kloosterordes zonder aanwas sterven vierhonderd jaar na de repressie alsnog uit. Van Liebergen maakt zich zorgen, vooral ook over het klooster van de kapucijnen in Velp, waar de laatste minderbroeder het veld heeft geruimd. „Eigenlijk horen deze kloosters op de werelderfgoedlijst van UNESCO thuis. Ze zijn niet alleen monumentaal, ze vertellen een verhaal over de bijzondere geschiedenis van dit gebied.”
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Helft van land was Uden GRENSKAPEL Dit monument bij Mariaheide markeert de plek waar eens een grenskapel stond. Veghelaren stichtten het in 1649 op Udense grond, nadat katholieke geloofsbeleving in Veghel was verboden.
WAPEN VAN KLEEF
DE VERTELLER
De meest duidelijke verwijzing naar het Land van Ravenstein is terug te vinden in het wapen van de gemeente Uden. Dit symbool was met rode achtergrond het wapen van het hertogdom Kleef.
Het Land van Ravenstein bestond feitelijk uit twee delen: Maasland en Heikant, nattigheid en schraalheid. door Peter van Erp
A
driaan Sanders deed onlangs nog een grappige ontdekking. „De nieuwe parochie Uden, waar ook Zeeland en Boekel onder vallen, beslaat precies het gebied dat vroeger de karspel Uden werd genoemd. Dat was de Heikant binnen het Land van Ravenstein.” De associatie van Uden met Ravenstein ligt niet erg voor de hand. Uden heeft altijd op de arme zandgronden gelegen, Ravenstein is onderdeel van het Maasland en maakt sinds 2003 deel uit van de gemeente Oss. Hoe de twee regio’s ooit samengevoegd zijn tot één territorium is niet helemaal duidelijk. In ieder geval gebeurde het al lang geleden, in de twaalfde eeuw, toen het Land van Herpen werd gevormd als afsplitsing van het Land van Cuijk. De Heikant kreeg van meet af aan
‘Ik zeg altijd maar: als de Fransen niet waren binnengevallen, waren we hier nog steeds Duitsers geweest’
een relatief zelfstandige positie in de heerlijkheid. Dat moest ook wel, want besturen vanuit Herpen en later Ravenstein viel in de praktijk niet mee. Tegenwoordig loopt er een provinciale weg rechtstreeks naar Zeeland en Uden, maar indertijd waren het smalle ruiterpaden en karrensporen die een groot deel van het jaar niet begaanbaar waren door het water van de Beerse Maas (hierover volgende week meer). Uden kreeg dus een eigen Schepenbank, zeg maar de gemeenteraad van voor 1800. Ook mocht er in Uden recht gesproken worden, zij het dat de doodstraf alleen opgelegd mocht worden in de ‘hoofdstad’ Ravenstein. In Uden hebben de naamgevers van straten niet nagelaten om het bijzondere verleden te benadrukken. Er is een Land van Ravensteinstraat, maar ook een Herpenstraat, een Schepenhoek, een Brandenburgstraat, een Drossaard, een Alardstraat en een Kleefsestraat. Allemaal verwijzingen naar het soevereine gebied dat tweehonderd jaar geleden definitief verloren ging. „Ik zeg altijd maar zo: als de Fransen hier aan het eind van de achttiende eeuw niet waren binnengevallen, waren wij nou allemaal nog steeds Duitsers geweest”, chargeert Sanders. Maar de Fransen kwamen wel en ze hadden geen enkel respect voor de oeroude feodale scheidslijnen in Oost-Brabant. Toen Napoleon tenslotte was verslagen en de huidige staatsvorm werd aangenomen, werd Uden een gemeente als zovele. Maar waar andere plaatsen een patroonheilige in hun gemeentewapen kozen, greep Uden terug op het wapen van de heren van Kleef. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Adriaan Sanders op de voormalige grens van het Land van Ravenstein bij Slabroek. De grenssloot met doorgang is hier deels gereconstrueerd, nadat sporen opdoken bij een opgraving. foto Jeroen Appels/Van Assendelft
Sanders heeft het idee dat de soevereine geest tot op de dag van vandaag voortleeft. „Er is een duidelijk verschil in volksaard met bijvoorbeeld de Veghelaar. Voor mijn gevoel is Veghel een vrij gesloten gemeenschap, je komt er als buitenstaander niet snel tussen. In Uden is het juist omgekeerd.” Sanders herleidt deze cultuur naar de langdurige situatie waarin de Veghelse bevolking niet vrij was om het katholieke geloof te belijden en door de gezagsdragers als tweederangs burgers werd behandeld. In diezelfde periode leefden de Udenaren in relatieve vrijheid. De Veghelaren bouwden in 1649 een grenskapel op Udense grond om erediensten in bij te wonen. Op deze plek staat nu nog een monument dat aan deze kapel en de situatie herinnert. In een steen staat gebeiteld: Gezegend zij de grond waar ’t bedehuis eens stond Uit vroom besef van plicht door ’t Veghels volk gesticht
in bangen tijd van nood toen men hun tempel sloot en ’t kerk gaan slechts toeliet op Udens grondgebied Sanders weet dat er in de zeventiende eeuw een snoer van grenskapellen was. „Er stond er een bij Bedaf, gesticht door de inwoners van Vorstenbosch, twee op Duifhuis en sinds kort weten we dat er ook een stond op Slabroek, betaald door de katholieke inwoners van Heesch.” De kapellen raken in verval als de protestantse heersers schuurkerken toestaan in Staats Brabant. Maar de onderdrukking van de katholieken buiten het Land van Ravenstein heeft nog lang nageijld, weet Sanders. „Tot de Tweede Wereldoorlog werden er in Veghel geen processies op de openbare weg gehouden, hoewel er toen al lang officieel geen verbod meer op was. Ze deden het alleen in eigen kring en op eigen terrein. In Uden en omgeving werd het gevierd met alle toeters en bellen.”
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Kanon luidde ’t water in DE ARCHIVARIS
de overlaat
BEERSE OVERLAAT EIND 19e EEUW In rood is aangegeven welk gebied overstroomde tijdens de hoge waterstand in maart 1876.
Waarom zijn de stadjes aan de Maas nooit uitgegroeid tot steden? De Beerse Overlaat was veelbepalend. door Peter van Erp
D
e Groenedijk ademt rust en vrede. Vlinders fladderen van bloem tot bloem en in de verte maalt een serie kleine windmolens het water geruisloos van de slootjes naar de wetering. Moeilijk voor te stellen dat deze plek de gemoederen eeuwenlang hoog deed oplopen. Met rieken en zelfs geweren gingen de dorpelingen aan weerszijden van de kleine dijk elkaar te lijf. De aanleiding: wateroverlast. De inwoners van Deursen, Dennenburg en Demen kampten met het water van de Beerse Maas. De Harenaren hielden droge voeten achter de Groenedijk, die de grens van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen markeerde. Om van het hoge water af te komen staken de Ravensteiners de dijk met regelmaat door. Tot woede van de Harena-
ren. Die beklaagden zich bij het gezag in Megen en stelden – bij gebrek aan kordaat optreden van hogerhand – zelf dijkbewaking in. In 2002 werd een kunstwerk van Joep van Lieshout geplaatst op de plek waar het graafschap en de heerlijkheid elkaar ontmoetten. Aan de ene kant van de Dorpenweg een os met raaf op zijn rug, als heldere verwijzing naar de gemeenten Oss en Ravenstein, die in 2003 samengingen. Aan de andere kant twee dansende figuren, waarvan er één met een mes zwaait. Een duidelijke verwijzing naar de Osse messentrekker, dacht menigeen. Niet dus. Het mes verwijst naar de strijd om de Groenedijk. Die dijk is na de Tweede Wereldoorlog afgegraven om de nieuw aan te leggen Dorpenweg op hoogte te brengen. Deze belangrijke ontsluitingsweg voor het Maasland kon eerder niet worden aangelegd, omdat de Overlaat pas in 1942 werd gedicht. Daarvoor zou deze weg grote delen van het jaar onder water zijn verdwenen. Het poldergebied tussen Oss en de dorpen op de Maasdijk was wat we nu een overloopgebied zouden noemen.
Groene rivier
In de zomermaanden werden er hutten gebouwd. Daar kennen we nu nog de Wildse en Macharense Hut van
Oud-archivaris Henk Buijks is ervan overtuigd dat de Beerse Maas een grote rol heeft gespeeld in de gebrekkige economische ontwikkeling van Noordoost-Brabant. „Het grote probleem van de Maas is altijd geweest dat deze rivier geen eigen afvoer had. Bij Heerewaarden kwam de Maas samen met de Waal en als die rivier hoog stond, dan steeg het Maaswater razendsnel.” Om rampzalige overstromingen in dichtbevolkte gebieden te voorkomen werd derhalve besloten om de Maasdijk bij Beers
Henk Buijks op de voormalige grens van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen, tussen Haren en Deursen. De eeuwenlange belangenstrijd is hier verbeeld in een kunstwerk. foto Jeroen Appels/Van Assendelft
(tussen Grave en Cuijk) verlaagd te houden. „In 1549 wordt voor het eerst melding gemaakt van overlast door het Berzewater”, weet Buijks. In de praktijk betekende het dat het water vanaf het Land van Cuijk langzaam richting Den Bosch stroomde. Deze stad was met de Aa en Dommel de afvoerput van Brabant. „In de wintermaanden was het Maasland nauwelijks toegankelijk. Er was geen sprake van een kolkende rivier, maar van een grote plas water die het onmogelijk maakte om op enige schaal akkerbouw te bedrijven. Er groeide vooral gras en riet. Misschien dat de Beerse Maas daarom ook wel de Groene rivier werd genoemd. Boeren lieten er hun vee grazen, maar er permanent wonen was onmogelijk. In de zomermaanden werden her en der hutten gebouwd, tijdelijke herbergen waar boeren, arbeiders en reizigers konden eten en drinken. In de winter werden die hutten weer afgebroken en meegenomen naar hoger gele-
gen grond. Tot het water wegbleef. Daar zijn de Macharense, Oijense, Wildse en Kesselse Hut nog van overgebleven.” Ook in de lente en de vroege zomer hielden de boeren het in de bedding van de Beerse Maas niet droog. Als het water onverwacht over de Beerse dijk gutste, werd bij Grave een kanon afgevuurd als waarschuwing voor het achterland. „De boeren in Herpen hadden dan nog ruim de tijd om hun vee in veiligheid te brengen. Meestal merkten ze in Herpen pas na een dag dat de grond drassig werd.” Buijks beaamt slechts ten dele dat de Hollandse suprematie over Brabant de reden was dat de Beerse Overlaat als laatste van alle overlaten werd gesloten. „De Beerse Maas had nog lang een strategisch belang. In oorlogstijd was het een tweede waterlinie om oprukkende troepen uit het zuiden tegen te houden.” Deze militaire functie werd pas na de Eerste Wereldoorlog niet langer van belang geacht.
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgeheven. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Land van orgelbouwers DEVOTIE Waar in de rest van Brabant de openlijke aanbidding van Roomse heiligen werd verboden, bleven de devotievieringen in het Land van Ravenstein door de eeuwen bestaan. De Rochusprocessie trekt hier door de Laagstraat in Deursen.
SMITSHUIS
ERFGOEDHOEDER
In Reek wordt de orgelbouwersfamilie Smits nog steeds in ere gehouden bij de woning en werkplaats aan de Monseigneur Borretstraat. Hier staat een standbeeld met gedenkplaat. In het bovenlicht boven de voordeur prijkt een orgel.
Enclaves brachten geen componisten of schilders van faam voort. Wel orgelbouwers en edelsmeden. door Peter van Erp
H
oewel de inwoners van het voormalige Land van Ravenstein en het graafschap Megen eeuwen in afzondering van de rest van Brabant leefden, is er heden ten dage nauwelijks iets te merken van een cultuurverschil. Er zijn uiteraard ook alweer tweehonderd jaren verstreken. Jaren waarin veel verwaterd is van wat eens typisch was voor de Megenaar of Ravensteiner. Toch zijn ze er nog. Je moet alleen het verband zien. Neem nou de devotiefeesten in Zeeland (Corneliusbedevaart), Uden (hoogfeest van Onze Lieve Vrouw Ter Linde), Deursen (Sint-Rochus), Koolwijk (Sint-Annaverering), Neerlangel (Sint-Jansfeest) en Reek (SintDonatus). Niet toevallig vinden deze devotiebijeenkomsten allemaal plaats in dorpen die vroeger tot het Land van Ravenstein behoorden. In de Meierij van Den
Katholieken konden geloof alleen heimelijk belijden. Protestanten mochten in geen geval orgelmuziek horen
Bosch werden deze openbare uitingen van katholicisme na de vrede van Munster (1648) uitgebannen. De traditie werd in het Land van Ravenstein en de andere vrije heerlijkheden voortgezet.
Armoedig Ondanks de relatieve vrijheid waarin de bewoners van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen leefden, is er nooit sprake geweest van uitbundige bloei van de kunsten. Dat zegt Richard de Beer, conservator oud-katholiek erfgoed bij Museum Catharijneconvent in Utrecht en inwoner van Macharen. Hij snapt wel waarom er geen culturele bloeiperiode plaatsvond. De streek was dunbevolkt en armoedig en de stadjes Megen en Ravenstein bereikten nooit de omvang van culturele broedplaatsen als Den Bosch en Breda. „Bekende schilders heeft deze regio niet voortgebracht. Oude schilderijen die we terugvinden in de kloosters en kerken zijn geïmporteerd uit Antwerpen en Vlaanderen. Ze zijn vaak ook nog van matige kwaliteit. Lauw loene.” Ook op muzikaal vlak werd weinig nagelaten aan het nageslacht. „Er zijn wat liturgische werken bewaard gebleven van enkele onbekende monniken. Niks wat heden ten dage nog beklijft.” Als er al enige kunstzinnigheid school in de Ravensteiners en Megenaren uit de zeventiende en achttiende eeuw, dan manifesteerde die zich in het ambachtswerk. Zo stonden de edelsmeden in de vrije heerlijkheden hoog aangeschreven, weet De Beer. „Daarnaast was deze streek vooral bekend om z’n orgelbouwers.” De Beer legt uit dat de orgelbouw voor de Nederlanden zich tot 1629 in Den Bosch en omgeving concentreerde. Toen de Brabantse
Richard de Beer bij het Smits-orgel in het kerkje van Neerloon. De orgelbouwtechniek werd na de reformatie in het katholieke Land van Ravenstein voortgezet en overleefde. foto Jeroen Appels/ Van Assendelft
hoofdstad in 1629 werd veroverd door stadhouder Frederik Hendrik, was het snel gedaan met deze bedrijvigheid. De protestanten waren in Brabant te klein in getal om nieuwe orgels in hun kerken aan te schaffen. De katholieken konden hun geloof alleen heimelijk belijden. Orgelklanken gelden in zo’n geval als een paapse alarmschel. Het ambacht en de kennis van orgelbouw zou verloren zijn gegaan, ware het niet dat er in de vrije heerlijkheden aan de oostrand van Brabant nog bedrijfjes zaten die zich toelegden op de bouw van het kerkelijke instrument bij uitstek. Matthijs Verhofstadt bouwde in de achttiende eeuw een grote naam op vanuit de Commanderij van Gemert. Zijn leerling Matthijs van Deventer zette het ambacht voort. Hun orgels zijn nergens in originele staat te bewonderen. De meeste orgels zijn in de negentiende en twintigste eeuw vervangen of verbouwd, met name door
de grootste en bekendste orgelbouwersdynastie van Nederland: de familie Smits uit Reek. De Smits-orgels zijn tot op de dag van vandaag te vinden in tal van kerken, met name ook binnen de voormalige grenzen van het Land van Ravenstein en het graafschap Megen. Het grootste is te vinden in de Luciakerk in Ravenstein. De orgelkring F.C. Smits zet zich sinds 1971 in om de orgels te behouden voor latere generaties. Richard de Beer is secretaris van de Orgelkring. „Als een orgel nooit wordt bespeeld, raakt het in verval. Elders opslaan heeft ook weinig zin. Kerkorgels werden door Smits specifiek gebouwd op de ruimte waarin ze stonden. Op een andere plek klinkt het nooit meer zoals het bedoeld was.” De uitdaging van de Orgelkring is in feite de uitdaging voor de maatschappij als geheel: hoe bereiken we dat erfgoed dat in brede kring als waardevol wordt beschouwd behouden blijft.
INGEZONDEN BRIEF
Land van orgelbouwers Wat een mooi, informatief stuk in de Osse editie het Brabants Dagblad van 3 september jongstleden. De titel LAND VAN ORGELBOUWERS belooft meer dan de bewieroking van slechts de orgelmakers Smits uit Reek. Volkomen terecht wordt hun de lof toegezwaaid die zij verdienen! Deze kunstenaars, die zich het vak van orgelbouwer zelf hebben eigen gemaakt, hadden nooit tot deze hoogten kunnen groeien als zij niet de orgels hadden gekend die zij in hun directe omgeving, het Maasland, kregen te bespelen. Deze orgels, die hier al in de achttiende eeuw geplaatst zijn door Matthijs Verhofstadt (Gemert 1677-1731) en Matthijs van Deventer (Velp 1687-Nijmegen). Hun orgels die volgens Richard de Beer als “paapse alarmbel” golden, waren ook echt als zodanig bedoeld. Een van de niet nader genoemde onbekende monniken was de Karmeliet Benedictus Buns (1641-1716), die vanuit het klooster in de vrijheerlijkheid Boxmeer zowel kerkelijke als wereldse muziek componeerde en menig katholieke organist opleidde en bewerkstelligde dat er ook werkelijk orgels kwamen die bespeeld en gehoord konden worden als luid contrareformatorisch signaal naar de protestantse overheersers. Dat kon Buns alleen gedaan krijgen met de financiële steun van de Duitse Ridders in Gemert, een kloosterorde die ontstaan was ten tijde van de kruistochten en ten doel had gewonde kruisvaarders te verzorgen. In de 18de eeuw was hun hulp niet erg actueel meer, en het verjagen van de ketters werd een aanvaardbaar nieuwe bestemming. De priesters in het Maasland werden al geleverd door deze Gemertse orde. Een van de weinige Brabantse of Zuid-Nederlandse actieve orgelmakers was Matthijs Verhofstadt in Gemert. Zijn vermoedelijke leermeester Jan van Dijck had het vak geleerd in Mechelen en zo kreeg het Maasland van Verhofstadt en Vasn Deventer een heel aantal orgels die gebouwd waren naar oer-Brabantse principes. Ik noem Megen (vóór 1711), Haren (1716), Teeffelen (1734), Macharen (1736), Ravenstein (1738) en Velp (1854, thans te Schaijk). Deze orgels waren de leermeesters en inspirators van de Smitsen uit Reek, en gelukkig was hun conditie van dien aard dat we de meeste van deze instrumenten nog kunnen horen. Aan wie is dat te danken? Deze vraag dringt zich natuurlijk op, maar die wordt in dit artikel niet beantwoord. Welnu, Rond 1800 vestigde de orgelmaker Leonard van Eijsdonck zich met zijn neef Paulus van Nistelrooy in Oss. Van Eijsdonck was organist, orgelmaker en klokkenist in Helmond en zijn vader Paulus orgelmaker in Gemert. We mogen aannemen dat dat bij Jan van Dijck was. Met de komst van deze twee orgelmakers was het onderhoud van de orgels in het Maasland vanuit het roemruchte pand Hooghuisstraat 7 in Oss gewaarborgd, want ook vader en zoon Van Nistelrooy bleven de Brabantse orgelbouwtraditie trouw, getuige het in 1868 door Naat van Nistelrooij verbouwde Van Dijck-orgel in Handel bij Gemert en het Van Deventer-orgel in Teeffelen. De laatste orgelbouwer in deze traditie was Janus Kuijte, van wie het orgel in Vorstenbosch bewaard gebleven is. Helaas was deze orgelmakerij niet meer in staat om het nieuwe orgel voor de Oss Grote Kerk te bouwen, een opdracht die in 1897 aan de Duitse firma Walcker werd toevertrouwd. Wout van Kuilenburg, Boxmeer
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Boterbriefje nekt bisschop DE GELAUWERDE Henricus van der Velden uit Boekel maakte als priester een bliksemcarrière binnen de kerk. Hij zou de eerste bisschop van het bisdom OostBrabant worden. Hij wordt echter slachtoffer van een politieke intrige.
DE STURENDE
DE GERAAKTE
Koning Willem I bemoeide zich persoonlijk met de bisdomvorming in Brabant. Hij liet een hoge ambtelijke functionaris druk uitoefenen voor samenvoeging van het vicariaat Ravenstein/Megen met Den Bosch.
Een apart bisdom voor Oost-Brabant was de inzet van een machtsstrijd. Het werd beslecht met vuil spel. door Peter van Erp
M
ocht het de lokale bestuurders in het voormalige Land van Ravenstein na 1815 nog niet duidelijk zijn dat ze zich moesten schikken in hun ondergeschikte rol, dan toch in ieder geval vanaf 1818. In dat jaar werd het kasteel van Ravenstein, symbool van de eeuwenlange soevereiniteit tot de grond toe afgebroken. De boodschap was helder: voor graafschappen, heerlijkheden en baronies was geen plaats meer in het Koninkrijk der Nederlanden. Iedereen moest zich schikken naar de nieuwe hiërarchie. De rol van de drost van Ravenstein en zijn schepenen was uitgespeeld. Of het bevel tot sloop van het kasteel van Ravenstein inderdaad een reactie was van een getart rijksgezag, is nooit vast komen te staan. Wel waren er indertijd fric-
Van der Velden was een ‘onecht kind’. Bij zijn priesterwijding werd er geen punt van gemaakt, bij de bisdomstrijd wel
ties tussen rijksambtenaren en lokale bestuurders die hun eigen koers bleven varen. Uiteindelijk schikte iedereen zich in de structuur van Rijk, provincies en gemeenten. Resteerde een herstructurering van het kerkelijk gezag. Het Land van Ravenstein, het graafschap Megen en andere vrije heerlijkheden waren steeds katholiek gebleven, terwijl het Roomse gezag in de zeventiende eeuw uit de rest van Brabant verbannen was. De heerlijkheden waren daarom ingedeeld bij het bisdom van Luik. In de Nederlandse enclaves was de apostolisch vicaris de plaatsvervanger van de bisschop en dus de leider van de kerk.
Belachelijk Tot 1830 had niemand een probleem met deze situatie, maar dat was voor de opstand van de Belgen. Nadat de zuidelijke Nederlanden zich los hadden gemaakt van de noordelijke, moesten alle banden met het Belgische zo snel mogelijk worden verbroken. Koning Willem I drong er persoonlijk op aan dat dit ook gold voor het bisdom Luik. Samenvoeging van de voormalige heerlijkheden bij het opnieuw te vormen bisdom Den Bosch lag voor de hand. Maar in Rome dachten ze daar anders over. De oude katholieke bastions Megen en Land van Ravenstein kwamen in aanmerking voor een eigen bisdom. Belachelijk, zo reageerden de tegenstanders. Megen en Ravenstein waren veel te klein voor een eigen bisdom. Piet van Antwerpen uit Boekel denkt dat persoonlijke voorkeuren een belangrijke rol speelden in de machtsstrijd die ontbrandde. Hij publiceerde in 2005 een boekje over de gebeurtenissen. In het Land van Ravenstein was de in
Piet van Antwerpen uit Boekel tekende het verhaal op van plaatsgenoot Henricus van der Velden. Deze onfortuinlijke figuur gaf ooit les in het klooster van de Birgittinessen in Uden op de achtergrond. foto Jeroen Appels/Van Assendelft
Boekel geboren Henricus van der Velden een rijzende ster in de kerkelijke pikorde. Deze Boekelaar had als twintiger al een hele carrière als docent aan de Theologische Hoogeschool in Huisseling en de Latijnse school van de Kruisheren in Uden achter de rug en mocht zich derhalve professor noemen. Als hij op 18 mei 1839 door de paus tot apostolisch vicaris van Ravenstein en Megen wordt benoemd, wordt in de betreffende regio met grote instemming gereageerd. Van Antwerpen: „Uit correspondentie blijkt dat Van der Velden in die tijd op handen werd gedragen.” Als Van der Velden vervolgens ook nog het apostolisch vicariaat van Grave krijgt toegewezen, is het argument van de te kleine omvang voor een eigen bisdom ondervangen. Tot het vicariaat Grave behoorde ook Nijmegen en daarmee zou het bisdom van Van der Velden meer katholieken herbergen dan het bisdom Breda. De bisschopswijding van Van der Vel-
den was al in voorbereiding toen de beerput werd opengetrokken. Er dook een brief op waarin werd gewezen op het feit dat Van der Velden als ‘onecht kind’ was geboren. Zijn vader was niet getrouwd met zijn moeder en hij werd ook niet door enige verwekker erkend. De hoge heren in Rome schrokken zich een hoedje. Een schandaal moest ten koste van alles worden voorkomen. Van der Velden werd geen bisschop en kreeg in plaats daarvan een brief waarin hem gesommeerd werd ontslag te vragen als apostolisch vicaris. Van der Velden zag de hopeloosheid in van zijn situatie en gehoorzaamde. Het aanbod om in Limburg pastoor te worden van een rijke parochie sloeg hij af. Hij smeekte: ‘Laat me alsjeblieft in mijn vaderland blijven.’ Daarmee bedoelde hij volgens Van Antwerpen het Land van Ravenstein. Van de Velden trok zich terug in het klooster en stierf in 1857 als teleurgesteld man in het Belgische Sint-Truiden.
LAND VAN RAVENSTEIN 200 jaar geleden werden de ministaatjes Megen en Land van Ravenstein opgedoekt. Het gebied is vandaag de dag nog doordesemd met de nalatenschap.
Opkomst van het zuiden DE VOORUITGANG
LAND VAN RAVENSTEIN Nijmegen
Megen Wijchen Ravenstein
Graafschap Megen
A50
Oss Schaijk Rosmalen
A59
Reek
Grave
A73
Heesch Nistelrode
Zeeland
A50
Uden
V ol kee l
N279
Schijndel
Begrenzing van het Land van Ravenstein rond 1800
Veghel Boekel A50 infographic WB | cartografie Maps4News
Uit totaal versplinterde erfenis van Land van Ravenstein groeide alleen Uden uit tot stedelijke kern. door Peter van Erp
M
et leedwezen heeft Z.M. zich overtuigd, dat in het kwartier Ravenstein het geheel bestuur zich in eenen toestand bevindt verre beneden het overige van het rijk. Lodewijk Napoleon werd in 1809 niet vrolijk van de toer door de zuidelijke helft van zijn koninkrijk. Pure armoede teisterde de bevolking en het lokale bestuur was een lachertje. De situatie was ronduit dramatisch. Geen wonder dat duizenden Brabanders in de eeuw die volgde hun heil zochten in emigratie naar Amerika of Canada. Alleen al vanuit Uden en omgeving vertrokken honderden inwoners voorgoed naar de Amerikaanse staat Wisconsin. In de omgeving van het plaatsje Little Chute wemelt het tot op de dag van vandaag van de Brabantse achternamen.
‘Gemeente Ravenstein is te kwetsbaar, de inwoners zijn gebaat bij een grotere gemeente’ Walter Elemans, bij zijn afscheid als wethouder in 1999
De oude ‘hoofdstad’ Ravenstein was binnen het koninkrijk Nederland gedecimeerd tot een minuscule gemeente die niet meer omvatte dan de voormalige vesting, zo’n 30 hectare groot. Het stadje werd omringd door gemeenten die qua inwonertal nog kleiner waren: Dieden, Demen en Langel, Deursen en Dennenburg en Huisseling en Neerloon. Toen deze vier gemeenten in 1923 tot één werden gesmeed kreeg Ravenstein voor het eerst weer zeggenschap over kernen buiten de stadspoorten. Met de toevoeging van Herpen (en Overlangel) in 1941 begon de gemeente Ravenstein wéér iets meer te lijken op het voormalige Land van Ravenstein. Die laatste annexatie bleek echter geen onverdeeld genoegen. Herpen was een veel forser en zelfbewuster dorp dan de gehuchten die eerder aan Ravenstein waren toegevoegd. De fusiepartners werden rivalen en deze rivaliteit speelde het bestuur van de gemeente de rest van haar bestaan parten. Het was Walter Elemans die bij zijn afscheid als wethouder van de tobbende gemeente Ravenstein de knuppel in het hoenderhok gooide. Hij bepleitte in 1999 publiekelijk aansluiting bij een grotere gemeente. „Of ik daarmee een sneeuwbal aan het rollen bracht? Dat lijkt me wat veel eer. Het was wel voor het eerst dat een bestuurder dit hardop uitsprak en dat was not done.” Een enkele romanticus in de toenmalige gemeente Ravenstein droomde daarna van fusie met Landerd en zelfs Uden, zodat het Land van Ravenstein als bestuurlijke eenheid zou herrijzen. De gemeente Oss lag buiten deze historische kaders veel meer voor de hand en de ratio gaf de doorslag.
In Uden dateert het klooster van de zusters Birgittinessen nog uit de tijd van het Land van Ravenstein. De hoge flats op de achtergrond zijn uiteraard van veel later datum. foto Ferry van Zandvoort
Uden likte in die tijd zijn wonden na een mislukt fusieproces met Veghel en Boekel. Met Ravenstein was daar niemand bezig. Uden was uitgegroeid tot een stedelijke kern met een bloeiend winkelcentrum en grote bedrijventerreinen. De groei werd vooral na de Tweede Wereldoorlog ingezet, toen Uden tot regionale groeikern werd bestempeld, tot frustratie van Veghel, dat deze status eveneens ambieerde. Uden haalde met steun van het Rijk grote bedrijven als Philips binnen. Het ‘kersendorp’ werd een moderne stad. Ook de andere kernen in de ‘Heikant’, met name Zeeland en Boekel, groeiden veel harder dan de dorpjes aan de Maas. De uitvinding van kunstmest leverde daaraan een belangrijke bijdrage. Daarmee werd de schrale grond vruchtbaar. In het voormalige Land van Ravenstein is anno 2015 geen museum dat over de bijzondere geschiedenis van dit gebied verhaalt. In 2010 was er nog een ambitieus ini-
tiatief: Expeditie Land van Ravenstein. 150.000 euro werd gestoken in een bezoekerscentrum bij de Ravensteinse molen en er werden interactieve fiets- en wandeltochten uitgezet, ook vanaf het Museum voor Religieuze Kunst (MRK) in Uden. De opwinding onder bestuurders en historici was groot. Met moderne technieken werd het verleden tot leven gewekt over gemeentegrenzen heen. „De gemeenten uit de regio laten zo hun smoel zien”, juichte MRK-conservator Leon van Liebergen. „Dit gebied is de moeite van het bezoeken waard.” Na een flitsende start en veel publiciteit stierf Expeditie Land van Ravenstein na twee jaar al een stille dood. De ambities waren te groot, het aantal vrijwilligers te klein. En zo blijft het Land van Ravenstein voor de grote massa een sprookjesachtig begrip. Er was eens een land, niet veel groter dan de huidige gemeente Oss, met een minuscule kern als hoofdstad...