http://www.nieuwewijkvoorodijk.nl/pdf/091209-schetsboek

Page 1

Duurzaamheidsvisie en schetsboek duurzaamheid Odijk-west

1

DEC. 09


Inhoudsopgave Inleiding......................................................................................................3 Duurzaamheid Odijk-west........................................................................4 Speerpunten voor Odijk-west...................................................................5 Leeswijzer...................................................................................................6 Bodem.........................................................................................................8 Archeologie...............................................................................................10 Water........................................................................................................12 Ecologie.....................................................................................................16 Verkeer en mobiliteit ..............................................................................19 Energie......................................................................................................21 Afval en materiaalgebruik......................................................................23 Gezondheid en veiligheid........................................................................26 Identiteit en betrokkenheid....................................................................29 Milieukwaliteitsprofiel Odijk-west........................................................30 Doorkijk...................................................................................................31

2


Inleiding Aanleiding

Voor wie is de duurzaamheidsvisie bestemd?

In januari 2008 is het structuurplan Gemeente Bunnik 2007-2015 door de ge-

De ambities uit de duurzaamheidsvisie worden verwerkt in de (stedenbouwkun-

meenteraad vastgesteld. Dit structuurplan voorziet in de ontwikkeling van Odijk-

dige) Visie voor Odijk-west en vormen, na goedkeuring door de gemeenteraad,

west met 1.000 woningen en de omlegging van de provinciale weg N229 in de

de basis voor de verdere uitwerking richting bestemmingsplannen en bouwplan-

periferie van Odijk-west. Het structuurplan Gemeente Bunnik 2007-2015 dient

nen.

als onderlegger voor de uitwerking van Odijk-west in een bestemmingsplan en vervolgens in bouwplannen. In het Plan van Aanpak voor Odijk-west, dat in februari 2009 is vastgesteld, is benoemd dat de nieuwe wijk een landelijk-dorpse wijk wordt met een hoge ambitie in duurzaamheid. Om de duurzaamheidsambities voor Odijk-west verder te concretiseren, heeft de gemeente Bunnik CSO Adviesbureau gevraagd om haar te adviseren en te ondersteunen. Hoe is de duurzaamheidsvisie tot stand gekomen? De uitwerking van de duurzaamheidsambities heeft plaatsgevonden in goede samenwerking met verschillende disciplines binnen de gemeente Bunnik, de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Dit heeft geresulteerd in deze duurzaamheidsvisie. Wat staat er in de duurzaamheidsvisie? De duurzaamheidsvisie geeft de speerpunten voor duurzaamheid in Odijk-west weer en de ambities van de voor Odijk-west relevante duurzaamheidsthema's. De duurzaamheidsvisie geeft hiermee de ontwikkelingsrichting om te komen tot een duurzaam Odijk-west. 3


Duurzaamheid Odijk-west De gemeente Bunnik wil ten westen van de dorpskern Odijk maximaal 1.000

Lagenbenadering

woningen bouwen. De nieuwe wijk, Odijk-west, wordt een landelijk-dorpse wijk

Om voor Odijk-west invulling te geven aan

met een hoge ambitie in duurzaamheid.

het begrip duurzaamheid maken we gebruik van de zogenaamde lagenbenadering.

Definitie duurzaamheid

De lagenbenadering brengt de verschillende

Maar wat is nu duurzaamheid? De meest gebruikte definitie van duurzaamheid is

lagen (ondergrond-, netwerk- en occupatie-

die van de VN-commissie Brundtland uit 1987: duurzame ontwikkeling is de

laag), de mogelijkheden die ze bieden en de

ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen

onderlinge relaties helder in beeld.

van andere volkeren en toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voor-

Elke laag stelt voorwaarden aan de andere lagen. Dit betekent dat bij de ontwik-

zien in gevaar te brengen.

keling van Odijk-west rekening wordt gehouden met de karakteristieke en waar-

Uit deze definitie kunnen we afleiden dat een ontwikkeling pas duurzaam is als

devolle eigenschappen van het gebied en de potenties die daarin aanwezig zijn.

er sprake is van een balans tussen sociale kwaliteit, ecologische kwaliteit en economische kwaliteit, of korter gezegd tussen people, planet en profit.

Dit doen we door allereerst de bepalende eigenschappen vanuit de ondergrondlaag in beeld te brengen. Hoe is de ondergrond gevormd, welke cultuurhistorische en archeologische waarden bevat de ondergrond en op welke manier is de ondergrond bepalend geweest voor het ontstaan van landschappelijke en bebouwingsstructuren? Aan de hand van de kwaliteiten van de ondergrond kunnen we bepalen wat de kansen (en beperkingen) zijn op het gebied van energie, water, ecologie en verkeer (de netwerklaag). Dit geeft vervolgens weer mogelijkheden voor het ruimtegebruik voor wonen, recreatie e.d. (de occupatielaag).

4


Speerpunten voor Odijk-west In de lagenbenadering zijn per laag thema's benoemd. Aan de hand van deze the-

migratie van soorten. Odijk-west wordt op een zodanige manier in het ken-

ma's zijn voor Odijk-west de kansen en knelpunten in beeld gebracht. Ook is be-

merkende landschap ingepast dat ecologische kwaliteiten worden versterkt.

paald op welke onderdelen de thema's elkaar kunnen versterken. Dit resulteert in •

onderstaande speerpunten voor een duurzame ontwikkeling van Odijk-west.

Duurzame ontwikkeling betekent ook een een klimaatbestendige leefkwaliteit. Dit betekent een ontwikkeling gericht op het voorkomen van water-

De duurzame ontwikkeling van Odijk-west houdt in dat rekening wordt ge-

overlast en hittestress in de bebouwde omgeving. We zetten in op een hitte-

houden met de (kwetsbare) waarden. Dit betekent dat aandacht wordt be-

bestendige bouw en inrichting van Odijk-west. Dit kan door bijvoorbeeld be-

steedt aan de landschappelijke en cultuurhistorische (incl. archeologi-

planting functioneel in te zetten in de bebouwde omgeving en door middel

sche) waarden in het gebied en haar omgeving. Voorbeelden hierbij zijn het

van zonwering.

inpassen en visualiseren van archeologische vindplaatsen in het stedenbouw•

kundig ontwerp.

Duurzame ontwikkeling houdt in dat Odijk-west op zijn minst energieneutraal wordt. De uitdaging is om te kijken of (delen van) het plangebied ener-

Duurzame ontwikkeling betekent ook dat rekening wordt gehouden met de

gieleverend kan zijn. Dit doen we door zorgvuldig de warmte-, koude- en

klimaatverandering. Door de klimaatverandering wordt het warmer met meer

elektriciteitsvraag te beoordelen van zowel de gebouwde omgeving als de in-

en langere periodes van droogte, afgewisseld met zware regenbuien.

frastructuur. De mogelijkheid zit in mestvergisting, warmte/koude-opslag

Bij de ontwikkeling van Odijk-west wordt ingestoken op een robuust water-

(WKO) en de combinatie hiervan. Ook warmtewinning uit het asfalt van de

systeem. Dit watersysteem heeft voldoende ruimte om extreme pieken op te

N229 is een mogelijkheid.

vangen, heeft voldoende water beschikbaar in perioden van droogte en kan •

een ecologische waterkwaliteit duurzaam garanderen.

Tenslotte betekent duurzame ontwikkeling dat we moeten zorgen voor een gezonde, veilige, leefbare en kindvriendelijke wijk. De duurzame ontwikkeling

Duurzame ontwikkeling betekent dat de biodiversiteit in het plangebied ver-

van Odijk-west betekent een duurzame toekomst voor onze kinderen. Dat

groot wordt. Het streven is dat het ecologisch systeem bestand is tegen de

betekent een omgeving die aanzet tot duurzaam gedrag, onder meer door de

grillen van de klimaatverandering. Onderdeel hiervan is dat voldoende ruim

auto te gast te laten zijn in het plangebied, een fijnmazig netwerk voor lang-

te wordt gereserveerd en goede verbindingszones worden gemaakt voor de

zaam verkeer te ontwikkelen en een openbare ruimte die uitnodigt tot bewegen, spelen en ontmoeten.

5


Leeswijzer In dit rapport beschrijven we, aan de hand van bovengenoemde speerpunten, de ontwikkelingsrichtingen voor duurzaamheid in de planontwikkeling van Odijkwest. We doen dit beschrijvend in de duurzaamheidsvisie en schetsmatig en inspirerend in het schetsboek duurzaamheid. In de duurzaamheidsvisie worden de duurzaamheidsthema's behandeld aan de hand van: • de ambitie per thema; • de beschrijving van de huidige situaties en de daaruit volgende kansen; • de betekenis daarvan voor de planontwikkeling van Odijk-west. De thema’s bodem, archeologie, water, energie, geluid, lucht en externe veiligheid zijn daarnaast gedetailleerd beschreven in verschillende onderzoeksrapporten. Deze zijn gezamenlijk opgenomen in deel II, de rapportenbijlage. De duurzaamheidsvisie wordt afgesloten met een tabel, waarin voor de relevante milieuthema’s de gebiedsambities zijn benoemd in een zogenaamd milieukwaliteitsprofiel. Ook is een doorkijk opgenomen naar het vervolg van het planproces. Het schetsboek bevat ideeën en illustraties die voortkomen uit de duurzaameidsvisie. Het schetsboek is puur bedoeld ter inspiratie van de mensen die een bijdrage leveren aan de planontwikkeling van Odijk-west.

6


Duurzaamheidsvisie Odijk-west

De duurzaamheidsvisie Odijk-west beschrijft de ontwikkelingsrichting om te komen tot een duurzaam Odijk-west. Samen met de milieurandvoorwaarden van het Plan van Aanpak Odijk-west vormt de duurzaamheidsvisie het kader voor de uitwerking van duurzaamheid in de verdere planontwikkeling.

7


Bodem Houten heeft bij de ontwikkeling van Houten-Zuid hoge kosten moeten maken voor de afvoer van bestrijdingsmiddelen. Uit onderzoek blijkt dat ook in Odijk-west bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn. In een eerste bodemonderzoek zijn DDT en DDE boven de toetsingswaarde voor nader onderzoek aangetroffen. Omdat veel boomgaarden nog niet zijn onderzocht en de verontreiniging sterk onderling kan variĂŤren tussen boomgaarden is op dit moment nog niets te zeggen over de mate en omvang van de verontreiniging.

De kwaliteit van de bodem moet voldoen aan de eisen voor woningbouw en kwalitatief hoogwaardige water- en ecologische structuren. Bodemkwaliteit moet niet alleen vanuit de chemische toestand worden bekeken, maar ook vanuit civieltechnische en cultuurtechnische geschiktheid. Duurzaamheid van de bodem vertaalt zich niet alleen in de (toekomstige) kwaliteit, maar ook in de prijs die betaald moet worden om die kwaliteit te bereiken. Als om een optimale bodemkwaliteit te bereiken veel zand van ver moet worden aangevoerd, is deze vanuit het gebruik van primaire grondstoffen, energieverbruik en uitstoot van CO2 en fijn stof niet als duurzaam te beschouwen.

Asbest Een ander aandachtspunt is asbest. Asbest komt in agrarische gebieden veel voor en saneringskosten zijn relatief hoog als gevolg van extra veiligheidsmaatregelen en stortkosten. In het plangebied is een bovengrondse asbestinventarisatie uitgevoerd (zie Bijlage II). Op de verschillende bouwwerken is op diverse plaatsen asbest-verdachte dakbedekking in de vorm van golfplaten aangetroffen. Dit geeft in ieder geval een indicatie dat er asbest is gebruikt in het gebied. In hoeverre asbest in de bodem aanwezig is, is onbekend.

Een goede balans tussen bodemkwaliteit, hergebruik van grond en reductie van transport en graafwerkzaamheden op locatie leidt tot een duurzame inrichting.

Huidige situatie en kansen Civieltechnisch en cultuurtechnisch De bovengrond in het Krommerijngebied is vooral kleihoudend. Voor fundering van o.a. wegen moet rekening worden gehouden met aanvoer van zand. Ook moet rekening worden gehouden met zettingen. Cultuurtechnisch is de grond geschikt voor allerlei groenfuncties. Voor aanplant van bomen en aanleg van tuinen gelden speciale kwaliteitseisen aan de bodem.

Onderzoek De verontreinigingssituatie in Odijk-west is kenmerkend voor een landbouwgebied. Grote delen van het gebied zijn onverdacht. Volgens de indicatieve kaart van het gemeentelijk milieubeleidsplan wordt verwacht dat de chemische kwaliteit voldoet aan het beoogde gebruik. Lokaal zal de bodemkwaliteit niet voldoen. Dit is ter plaatse van erven (met erfverhardingen en olietanks), wegen, puinpaden en slootdempingen. Op dit moment is slechts een klein deel van de locatie onderzocht zodat nog niet bekend is wat de omvang van de verontreiniging is die niet voldoet aan het beoogde bodemgebruik.

Besluit bodemkwaliteit Het Besluit bodemkwaliteit biedt gemeenten de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid te voeren. Hierbij hebben de gemeenten veel beleidsruimte gekregen ten opzichte van Bouwstoffenbesluit. De gemeente Bunnik maakt deel uit van de regio Zuid-oost Utrecht die gezamenlijk werkt aan de invoering van het Besluit Bodemkwaliteit. Momenteel wordt overwogen om in de regio een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart op te stellen. Ook wordt gekeken naar mogelijke knelpunten die gebiedsgericht kunnen worden opgelost. Hieronder vallen ook de met bestrijdingsmiddelen verontreinigde boomgaarden.

Boomgaarden In het plangebied zijn vooral voormalige boomgaarden belangrijk. Dit komt doordat het verontreinigd oppervlak relatief groot is ten opzichte van bovengenoemde lokale verontreinigingen. In het algemeen is bekend dat vooral in de 50er en 60-er jaren veel organochloor-bestrijdingsmiddelen in boomgaarden zijn gebruikt, waardoor grote gebieden verontreinigd zijn. De naburige gemeente 8


Voor de verdere planontwikkeling van Odijk-west gelden de volgende aandachtspunten: 1. Breng tijdig de kwaliteit van de bodem in kaart door bodemonderzoek zo vroeg mogelijk uit te voeren en zo mogelijk de kwaliteit vast te leggen in een bodeminformatiesysteem. 2. Neem de belangen van Odijk-west mee in de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit. Vraag voldoende aandacht voor de boomgaardenproblematiek en werk zo nodig zelf gebiedsgericht beleid uit als regionaal beleid onvoldoende (her)gebruiksmogelijkheden biedt voor met bestrijdingsmiddelen verontreinigde boomgaarden. 3. Neem bodemkwaliteit (chemisch, civieltechnisch en cultuurtechnisch) verder mee in het planproces. 4. Stel een grondbalans en grondstromenplan voor de locatie op. 5. Kijk naar alternatieve vormen van inrichting en aanbesteding, waarmee een reductie van primaire grondstoffen, energieverbruik en de uitstoot van CO2 en fijn stof wordt gerealiseerd.

Wat betekent dit voor Odijk-west? Benutten van de bodemkwaliteit is afhankelijk van de toekomstige functie. Grondverzet en afvoer van grond kan worden tegengegaan door bij het ontwerp rekening te houden met de bodemkwaliteit. Hierop kan alleen goed worden ingespeeld als de bodemkwaliteit in vroeg stadium bekend is en bij het ontwerp wordt rekening gehouden met de bodemkwaliteit. Binnen het gebied komt vooral rivierklei voor. Mogelijk is nog wel zand aanwezig onder bestaande wegen dat nuttig kan worden hergebruikt. De kleihoudende deklaag in het gebied is relatief dun. In combinatie met het ontwerp van het plan kan nader onderzoek aangegeven of er mogelijk in het gebied zelf zand kan worden gewonnen. Hierbij kan worden gedacht aan de combinatie van zandwinning met aan te leggen oppervlaktewater. Als verondieping nodig is kan bagger of klei worden teruggebracht. In veel gevallen draagt een gesloten grondbalans bij aan een duurzame inrichting van het gebied. Als over een breder perspectief dan de locatie wordt gekeken is een gesloten grondbalans niet altijd de meest milieuvriendelijke variant. Bovendien moet er worden uitgegaan dat, door ontbreken van zand in de bovengrond, een volledige gesloten grondbalans waarschijnlijk niet mogelijk is op de locatie. Regionale uitwisseling van grondstromen kan bijdragen aan een verlaging van transport op een hoger schaalniveau. Momenteel wordt gewerkt aan methoden om duurzaam gebieden in te richten. Recentelijk heeft de Grondbank Rotterdam een methode ontwikkeld en toegepast, waarbij uitstoot van CO2 en fijn stof (milieukosten) worden meegenomen in de gunning aan aannemers voor het realiseren van grondverzet.

9


Archeologie Duurzame ontwikkeling van Odijk-west betekent dat aandacht wordt besteedt aan de historie van het gebied. Archeologische waarden kunnen zichtbaar worden gemaakt in het plangebied en vormen een inspiratiebron bij het ontwerp van het gebied. Bijzondere waarden en/of kwaliteiten kunnen op verschillende manieren terugkomen in de ruimtelijke uitleg, de architectuur of bijvoorbeeld in de beplanting. Archeologie biedt mogelijkheden meer over de geschiedenis van het landschap en zijn bewoners te leren en heeft betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving.

Huidige situatie en kansen In opdracht van de gemeente Bunnik is door Vestigia een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er voor Odijk-West een hoge tot gematigde verwachting is op het aantreffen van archeologische sporen. Een klein gedeelte in het zuiden van het plangebied ligt in een zone met een lage verwachting. Wel kruist één van de mogelijke tracés van de Romeinse Limesweg dit gebied (zie figuur 1). Binnen het plangebied liggen ook een aantal terreinen van hoge tot zeer hoge archeologische waarde. Het gaat om een terrein met bewoning vanaf de Late IJzertijd/Romeinse tijd en een mogelijke locatie van een middeleeuws versterkt huis dat in verband kan worden gebracht met de latere hofstede Vinkenburgh of Terborg. Daarnaast is het mogelijk dat de Romeinse limes binnen het plangebied in de ondergrond aanwezig is. Aanvullend veldonderzoek moet meer helderheid geven over de archeologische waarden in het plangebied. In Deel II, het bijlagenrapport, is het archeologisch bureauonderzoek opgenomen. In dit onderzoek wordt eveneens beschreven wat het aanvullend archeologisch onderzoek inhoudt.

Figuur 1: Limesroute (bron: Vestigia, V09/1638, 2009) 10


Wat betekent dit voor Odijk-west? Uitkomsten van het door Vestigia aanbevolen veldonderzoek bieden waarschijnlijk aanknopingspunten voor een historische reconstructie en de landschappelijke setting van het plangebied, en kunnen als inspiratie dienen voor de nieuwe inrichting van het gebied. Hierbij kan worden gedacht aan het inpassen en fysiek beschermen van archeologische en historisch-geografische terreinen en structuren bij het stedenbouwkundig ontwerp. Deze historische elementen kunnen worden gebruikt voor het benoemen en uitwerken van de gebiedseigen identiteit. Aanknopingspunten liggen in: • het terug laten komen van de natuurlijke ondergrond met de wisselwerking tussen hogere fossiele riviermeanders, kronkelwaardgeulen en oeverwallen en lagere komgebieden en restgeulen, • het inpassen en accentueren van het patroon van historische wegen, paden en de verkavelingstructuur, • het visualiseren van de Romeinse en middeleeuwse nederzettingsterreinen, • het opnemen van archeologische elementen in de speelomgeving. De Romeinse skate-tempel van de gemeente Sluis is hiervan een voorbeeld.

11


Water Het klimaat verandert. We krijgen te maken met extreme weersomstandigheden zoals zware regenbuien, maar ook met meer en langere perioden van grote droogte. De visie is daarom voor Odijk West een klimaatbestendig watersysteem te ontwikkelen dat ook bij toekomstige klimaatveranderingen goed functioneert. Water is immers kostbaar en we moeten er zorgvuldig mee omgaan. Om tot een hoog kwaliteitsniveau te komen, houden we (schoon) regenwater zo veel mogelijk vast.

Huidige situatie en kansen Historie Odijk ligt op een stroomrug. Ook door het plangebied Odijk-west lijkt een oude stroomrug te lopen. Stroomruggen ontstaan door materiaal dat sedimenteert tijdens een overstroming als een rivier buiten zijn oevers treedt. Het ontstaan van een stroomrug is weergegeven in onderstaande figuur.

Daarnaast wordt bij de inrichting van het watersysteem gestreefd naar meer variëteit in flora en fauna en een ecologische waterkwaliteit. Recreatie en beleving zijn tevens belangrijk in een woonwijk. Uitgangspunt voor de toekomstige veranderingen in de natuurlijke randvoorwaarden als gevolg van de verwachte klimaatverandering zijn de klimaatscenario’s die in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) zijn beschreven. Het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden (HDSR) stelt voor dit uitgangspunt uit het NBW-actueel ook voor Odijk West aan te houden en te kiezen van Klimaatscenario G+ als ondergrens vanwege aanzienlijke financiële, ruimtelijke of andere maatschappelijke gevolgen. Figuur 2: Het ontstaan van stroomruggen

Code

Naam

Toelichting

G+

Gematigd + 1ºC temperatuurstijging op aarde in 2050t.a.v. 1990, winters zachter en natter door meer westenwind, zomers warmer en droger door meer oostenwind. Toename van dagneerslag in 2050: winter 6%, in zomer 5%.

De Vlowijkerwetering is een zeer oude wetering, die ook op kaarten van begin 1900 is terug te vinden. Het plangebied heeft op deze historische kaart weinig tot geen sloten. De reden is dat het gebied ten opzichte van de omgeving relatief hoog ligt. Langs de slootkanten was vroeger sprake van Elzenopslag.

12


Oppervlaktewater De Kromme Rijn is de belangrijkste aan- en afvoerader van water in het gebied. De afwatering van het gebied vindt onder vrij verval plaats via gegraven weteringen. Het plangebied Odijk-west valt binnen vier peilgebieden. De waterpeilen zijn het hoogste in het noorden en lager in het zuiden. Aanvoer van water vindt plaats met behulp van gemalen. Het plangebied vormt een verbindende schakel tussen de Kromme Rijn en het achterliggende agrarisch gebied voor zowel de wateraanvoer als de waterafvoer. De waterkwaliteit in Odijk West is matig tot redelijk goed. Dit wordt grotendeels bepaald door de inlaat van gebiedsvreemd water vanuit de Kromme Rijn, die wordt gevoed vanuit de Lek, de effecten van riooloverstorten en het effluent van rioolwaterzuiveringsinstallaties en de uitspoeling van chemische bestrijdingsmiddelen en (kunst)mest in de landbouw.

Wat betekent dit voor Odijk-west? Om tot een klimaatbestendig watersysteem te komen, staan de volgende uitwerkingen centraal: • realiseren van open water, door aan te sluiten bij het bestaande watersysteem met eventuele verbreding of verdieping van watergangen • aanleg natuurvriendelijke oevers • maken van één waterpeil • hergebruik van regenwater en infiltratie van hemelwater in de bodem • toepassen van helofytenfilters voor waterzuivering in de wijk • aandacht voor beleving en educatie van water In navolgende tekst worden bovenstaande punten kort toegelicht. Voor een meer uitgebreide toelichting wordt verwezen naar Deel II.

Grondwater De bovengrond van het plangebied bestaat vooral uit kleigronden. Daaronder komt variabel zand of klei voor. Het pleistocene zand begint op circa 3-4 m-mv1. In het plangebied is de infiltratie 0 tot 1 mm/dag. De gemiddelde grondwaterstand ligt in het westen tussen 60 en 100 cm-mv en in het oosten tussen 100 en 200 cm-mv. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt in het grootste deel van het plangebied tussen 20 en 60 cm-mv. In het oosten en zuiden ligt de GHG dieper op 60-100 cm-mv. Lokaal komt een GHG kleiner dan 20 cm-mv voor. De diepe grondwaterstroming is van oost naar west gericht. Het diepe grondwater is een bron voor drinkwater (onttrekking Vitens) en industrie (Vrumona). Het plangebied Odijk-west ligt grotendeels buiten de invloedssfeer van de grondwateronttrekkingen. Alleen het meest noordelijke deel van het plangebied ligt binnen de 100-jaars zone van de drinkwaterwinning. In deze zone gelden geen extra regels voor inrichtingen. Wel ziet de gemeente er op toe dat bedrijven goede bodembeschermende maatregelen treffen.

Realiseren van open water, door aan te sluiten bij het bestaande watersysteem De functie die het gebied heeft voor de aan- en afvoer uit het naastgelegen agrarisch gebied wordt behouden en waar mogelijk versterkt. Het watersysteem in de nieuwe wijk sluit aan bij het bestaande systeem, zodat de huidige aan- en afvoerroutes behouden blijven. Waar de doorvoercapaciteit naar het agrarisch gebied te beperkt is kunnen watergangen verbreed of verdiept worden. Door de noord-zuid georiënteerde watergang in het zuidelijk deel van het plangebied iets op te schuiven richting een laagte die van oudsher in het plangebied aanwezig is, wordt de afvoer verbeterd. Aanleg natuurvriendelijke oevers Natuurvriendelijke oevers bieden plek aan allerlei planten. Dit is erg belangrijk voor de waterkwaliteit. Riet en onderwaterplanten halen voedingsstoffen uit het water, die dan niet meer beschikbaar zijn voor algen.

1 m-mv betekent meter beneden maaiveldniveau 13


Hemelwater dat niet wordt hergebruikt, wordt bij voorkeur vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater of geïnfiltreerd in de bodem. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van vegetatiedaken en wadi's. De mogelijkheden voor infiltreren van hemelwater worden bepaald door de doorlatendheid van de bodem en door de gemiddeld hoogste waterstand (GHG) in verschillende delen van het plangebied. Daar waar de bodem uit zand bestaat, en de GHG minimaal 80 cm onder het maaiveld staat, is infiltratie mogelijk. Op basis van de huidige gegevens is infiltratie slechts in een klein deel aan de noordoostzijde van het plangebied mogelijk. Het minimaliseren van het verhard oppervlak en toepassing van doorlatende verharding vergroten de infiltarienmogelijkheden. Toepassen helofytenfilter voor waterzuivering in de wijk Regenwater kan gezuiverd worden in de wijk. Hiervoor kan een helofytenfilter worden toegepast. Dit draagt bij aan een goede waterkwaliteit en aan de beleving van water.

Figuur 3: Voorbeeld natuurvriendelijke oevers (bron: www.hunzenaas.nl)

Waterpeil In Odijk-west wordt (zo mogelijk) één peilgebied gemaakt. Dit vereenvoudigt het watersysteem van de wijk en de afvoer van hemelwater. Het waterpeil sluit aan bij de huidige situatie om effecten op de grondwaterstanden in de omgeving te voorkomen. Belangrijk is dat geen effecten optreden in de achterliggende agrarische gebieden en het Raaphofse bosje, een verdrogingsgevoelig natuurgebied. In het zuidelijk deel van het plangebied bevindt zich een ecologisch waardevol nat-dras gebied, dat speciale aandacht vraagt in de verdere planontwikkeling. Hergebruik van regenwater en infiltratie van regenwater in de bodem Om wateroverlast te voorkomen zoeken we naar maatregelen in de trits van vasthouden-bergen-afvoeren. Schoon hemelwater wordt zo veel mogelijk in de wijk gebruikt, bij voorbeeld in huis.

Figuur 4: Voorbeeld helofytenfilter Eva Lanxmeer

14


Aandacht voor beleving en educatie Water is een belangrijke kwaliteit in het plangebied. Deze kwaliteit kan zichtbaar worden gemaakt door hemelwater bovengronds af te voeren (bijvoorbeeld in molgoten en/of wadi's), in de wijk te zuiveren ĂŠn hierover ook uitleg te geven. Ook kunnen bewoners bewust gemaakt worden van het belang van schoon water door bijvoorbeeld het aanleggen van een centrale autowasplaats waar afvalwater direct naar het riool wordt afgevoerd. Infiltratie naar de bodem of lozing op het oppervlaktewater wordt op die manier vermeden. Speelse elementen die gebruikt kunnen worden bij het zichtbaar maken van water in de wijk, zijn bijvoorbeeld de zogenaamde bedriegertjes (waterfonteintjes die onverwachts omhoog schieten).

Figuur 5: Spelen bij het water (bron: www.water-in-beeld.nl)

15


Ecologie Lange termijn doelstelling is een netwerk van ecologische structuren in en om het bebouwd gebied dat bestand is tegen de grillen van de klimaatverandering. We passen de ecologische waarden in, zorgen voor voldoende ruimte en versterken de samenhang tussen flora en fauna. We leveren hiermee een bijdrage aan het versterken van de biodiversiteit . Een goede inpassing van het plangebied in de omgeving betekent ook een versterking van de landschappelijke waarden. Een belangrijk aspect van de groene uitstraling van de wijk is de beleving ervan. De fruitboomgaardenin het plangebied kunnen hierin een belangrijke rol spelen.

Huidige situatie en kansen Het gebied ten westen van de Kromme Rijn en rond de forten behoort voor een groot deel tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Ecologische Verbindingszones (EVZ). Odijk-west ligt niet in de EHS of EVZ. Het plangebied wordt door weidevogels gebruikt als broed- en foerageergebied.

Figuur 6: ligging van de EHS, EVZ en Staatsnatuurmonument het Raaphofse bosje (bron: www.provincie-utrecht.nl)

Ten westen van Odijk ligt het Raaphofse bosje. Dit Staatsnatuurmonument wordt beschermd via de Natuurbeschermingswet 1998. Het bestaat voornamelijk uit essenhakhout met sleedoorn en meidoorn. Tevens kent het natuurmonument een rijke mossenvegetatie op oude essenstobben. In faunistisch opzicht is het gebied van betekenis voor broedvogels als ransuil, steenuil, torenvalk en diverse zangvogels (bron: Ministerie van Landbouw en Visserij, 1982; aanwijzingsbesluit). Odijk-west ligt op een stroomrug. Op de stroomrug bevinden zich fruitboomgaarden. De karakteristieke rijen laagstambomen zijn bepalend voor de identiteit van het plangebied. Figuur 7: fruitteelt in Odijk-west

16


Wat betekent dit voor Odijk-west? Beschermen De plannen voor Odijk-west moeten worden getoetst aan de Flora- en faunawet en de geldende regelgeving in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. In dit kader moet flora- en fauna onderzoek worden verricht en is het noodzakelijk om vooraf te toetsen of de ruimtelijke ingrepen en andere activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Bestaande ecologische waarden in het plangebied worden beschermd en ingepast in het plangebied Voor het Raaphofse bosje geldt dat de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied niet mogen aangetast worden, tenzij deze voldoende worden gemitigeerd. Indien er wel kans is op een negatief effect, maar geen significant effect, dan moet een ontheffing te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Versterken en uitbreiden De lagere woningdichtheden in een natuurlijke omgeving maken van Odijk-west een aantrekkelijk gebied. Dit kan worden versterkt door meer gevarieerde beplanting, in combinatie met water. Kenmerkende elementen en structuren kunnen in het plangebied een toegevoegde waarde hebben. Landgoed Het Burgje en de laanstructuren zijn hier voorbeelden van. De voor het gebied kenmerkende fruitboomgaarden kunnen worden benut om de identiteit van het plangebied te versterken. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van boomgaardwoningen, waarbij de bewoners van de woningen gebruik maken van een gezamenlijke tuin met (bestaande) fruitbomen. Ook kunnen in (de openbare ruimte van) het plangebied streekeigen fruitbomen worden geplaatst. In de volgende planfase kan overwogen worden om het thema eetbare wijk verder uit te werken. In het hoofdstuk Bodem is al benoemd dat er mogelijke hoge kosten zijn gemoeid met het saneren van de bodem van de boomgaarden. Behoud van de boomgaarden in het plangebied betekent dat er geen of beperkte saneringskosten zijn.

Figuur 8: Spelen tussen de fruitbomen (bron: www.degroenegeer.nl)

17


De inpassing van de N229 vraagt speciale aandacht, omdat deze een barrière vormt in het landschap. Aandachtspunten bij de inpassing zijn onder meer: • De oversteekbaarheid: deze kan verbeterd worden door eventuele faunapassages en het aanleggen van doorlopende oevers bij bruggen en duikers. Nader onderzoek moet aantonen of, en zo ja waar, aanpassingen moeten worden gemaakt om de oversteekbaarheid voor fauna te verbeteren. • De verlichting: vanuit de ecologie bezien moet de nacht zo donker mogelijk zijn. Hiermee kan rekening worden gehouden door verlichting beperkt te houden, gericht af te stellen en geen strooilicht te veroorzaken (geen masten, maar LED’s). Uiteraard is het van belang om dit te bezien in relatie tot verkeersveiligheid.

Figuur 9: Voorbeeld van een vegetatiedak (bron: www.duurzaamthuis.nl)

Het versterken en uitbreiden van ecologische kwaliteiten in Odijk-west kan onder meer door: • de aanleg van natuurvriendelijke oevers; • de aanleg van natuurspeelplaatsen. In de natuur is veel te beleven, kinderen hebben soms alleen een zetje of spannend avontuur nodig om de natuur en haar mogelijkheden te ontdekken; • langzaam verkeerroutes te voorzien van beplanting met nestgelegenheid en verblijfsruimte voor kleine zoogdieren en vogels; • gebruik te maken van vegetatiedaken (zie figuur 10); • gebruik te maken van natuurlijke erfafscheidingen (die functioneren als ecologische verbindingszones). Figuur 10: LED-verlichting openbare weg (bron: sync.nl/led-langs-snelweg-redt-levens)

18


Verkeer en mobiliteit Het streven is om Odijk-west zodanig te ontwikkelen dat het een wijk wordt die aanzet tot duurzaam gedrag, onder meer door een fijnmazig netwerk van langzaam verkeer, dat uitnodigt tot spelen en ontmoeten. De auto wordt in het project gezien als gast: de pleintjes/leefstraten/erven worden echte verblijfsruimten. De pleinen/leefstraten kunnen een spel worden van verhard, onverhard met spelelementen, een aantal banken, bloeirijke bomen etcetera.

Wat betekent dit voor Odijk-west? Het streven is dat in Odijk-west het langzaam verkeer voorrang heeft op het autoverkeer. De auto is “te gast” in het plangebied.

Huidige situatie en kansen Om te voorkomen dat de bestaande dorpskern Odijk en het nieuw te ontwikkelen Odijk-west van elkaar gescheiden blijven, heeft de gemeenteraad de omlegging van de N229 als voorwaarde gesteld voor de realisatie van Odijk-west. Het doorgaand verkeer wordt hiermee om Odijk heen geleid en langzaam verkeer tussen beide gebieden (bestaand en nieuw) wordt gestimuleerd. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan: • het optimaliseren van de leefbaarheid; • het beperken van de milieudruk; • het scheiden van de verkeersstromen, wat de verkeersveiligheid van de wijk ten goede komt.

Figuur 11: Doorgaande fietsroutes (bron: www.samenbouwenwedestad.nl)

Voor het langzame verkeer gelden de volgende aandachtspunten: • Maak Odijk-west intern en extern zo optimaal mogelijk bereikbaar voor fietser/voetganger met aansluiting op bestaande langzaam-verkeersnetwerken. • Besteedt aandacht aan de doorgaande langzaam verkeersroute van en naar Odijk-dorp. • Zorg voor een veilige oversteekbaarheid (bijvoorbeeld door middel van een tunnel) van de N229. 19


Om de verkeersveiligheid te vergroten en doorgaande langzaamverkeer-routes aantrekkelijk te maken, kan gebruik worden gemaakt van “kindlinten”. Dit zijn routes waarlangs kinderen zelfstandig, veilig en prettig naar allerlei opvang-, onderwijs- en vrijetijdsvoorzieningen kunnen lopen en/of fietsen. Kinderen van alle leeftijden kunnen al spelend van de ene plek naar de andere. Kindlinten kunnen op verschillende manieren herkenbaar worden gemaakt, onder meer door maat en materiaalgebruik. Overwogen kan worden om kindlinten samen met de (vertegenwoordigers van) toekomstige gebruikers te ontwerpen. Openbaar vervoer Om het autoverkeer zo veel mogelijk te beperken (en daarmee onder meer de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken) is het belangrijk om de bewoners van Odijk-west te stimuleren gebruik te maken van het openbaar vervoer. Dit kan onder meer door de maximale loopafstand van woning naar (bus)halte te beperken tot circa 300 meter. Dit komt overeen met twee haltes aan de N229. De ligging van de OV-haltes vraagt om goede afstemming met de ligging van de langzaam verkeerroutes. Autoverkeer Door het gebruik van de auto in Odijk-west te beperken kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de leefbaarheid, de veiligheid en de gezondheid van de wijk. Aanbevolen wordt om in het hele plangebied de auto “te gast” te beschouwen en de wegen in te richten als 30 kilometer-zones die voldoen aan de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Door de ontsluiting van de wijk voor het autoverkeer op de N229 te beperken tot twee aansluitpunten wordt het gebruik van de auto voor met name kortere afstanden (bijvoorbeeld richting Odijk-dorp) minder aantrekkelijk gemaakt.

Figuur 12: Eva Lanxmeer, Culemborg

Parkeren Het streven is om de auto zo veel mogelijk uit het straatbeeld van Odijk-west te weren. Bij voorkeur gebeurt dit middels gebundeld parkeren. In deelgebieden waar gebundeld parkeren niet mogelijk is, is parkeren op eigen terrein - het liefst (half) verdiept - de ambitie.

20


Energie

Energieprestatie wijk Om de ambities voor de energieprestatie van Odijk-west weer te geven, wordt gebruik gemaakt van het instrument EPL.

De gemeente Bunnik wil in 2050 klimaatneutraal zijn. De ambitie is dat Odijk-west hieraan bijdraagt door (delen van) het plangebied energieleverend te laten zijn of minimaal zelfvoorzienend te maken in energieopwekking. Voor het bepalen van deze ambities is het belangrijk niet enkel te kijken naar de gebouwde omgeving, maar ook naar de infrastructuur.

Energie Prestatie op Locatie (EPL) EPL is een maat, waarmee het berekende verbruik aan fossiele brandstoffen van een wijk wordt aangegeven in relatie tot een referentiegebruik. Een EPL kan zowel voor nieuwbouw- als voor bestaande wijken worden berekend. De EPL wordt uitgedrukt in een (rapport)cijfer van 1 tot 10. De hoogte van de EPL-score wordt bepaald door drie factoren: • het verbruik op gebouwniveau; • de keuze van de energiedrager (gas, elektriciteit of warmte); • de wijze van productie van de energiedrager (efficiëntie van de energievoorziening). Een EPL-score van 10 geeft aan dat in een wijk netto geen fossiele brandstoffen worden gebruikt. Dit kan bereikt worden door een efficiënte energievoorziening, een hoge mate van isolatie van de gebouwen en/of het gebruik van veel duurzame energie. Vanaf het jaar 2006 moet tenminste een EPL van 6,6 worden gerealiseerd. Dit cijfer 6,6 is al haalbaar wanneer woningen worden gebouwd met een EPC van 0,8 conform het Bouwbesluit.

Huidige situatie en kansen In het milieubeleidsplan 2008-2012 van de gemeente Bunnik zijn de volgende lange termijndoelstellingen vastgelegd: • Bunnik klimaatneutraal in 2050. • In 2020 30% minder uitstoot van broeikasgassen, 2% energiebesparing per jaar en 20% duurzame energie. • In 2030 spreken we dan over een opgave van 50% duurzame energie en 50% energiebesparing. Om voor Odijk-west de kansen voor energiebesparing en een duurzame energievoorziening inzichtelijk te maken, is een energievisie opgesteld (Ecofys, oktober 2009, zie deel II). In de energievisie zijn de (milieu-)technische, financiële en organisatorische randvoorwaarden voor een aantal energieconcepten benoemd. Daarnaast zijn in de visie de kenmerken van de energieconcepten en de gevolgen voor de bewoners (ruimtebeslag, bouwkundige consequenties, onderhoud) inzichtelijk gemaakt.

Energieprestatie woning Met betrekking tot woninggebonden maatregelen is de Trias Energetica het uitgangspunt. Dit is een drie-stappen-plan om stap voor stap klimaatneutraal te worden. De drie stappen zijn: 1. Terugdringen van onnodig energieverbruik, bijvoorbeeld energiebesparing in de vorm van goed warmte-isolatie. 2. Voor de resterende behoefte zoveel mogelijk duurzame energie inzetten, bijvoorbeeld wind, zon, biomassa of aardwarmte. 3. Zuinig en efficiënt gebruik maken van fossiele bronnen, als duurzame energie niet volstaat. Bijvoorbeeld door optimaal gebruik te maken van de CO2arme elektriciteit van een afvalverbrandingsinstallatie.

De ambitie is om Odijk West op een duurzame wijze te realiseren. Het gaat hier niet alleen om duurzaamheid op het gebied van woningbouw, maar ook op wijkniveau. Voor de woning en voor de wijk is de ambitiekwaliteit: • EPL van 9 tot 10; • EPC van -25% • GPR van 8 – 8,5.

21


Het resultaat laat zien dat voor het plangebied drie kansrijke concepten zijn, namelijk: 1. warmte/koude (WKO) opslag in aquifers met gebruik warmtepompen; 2. mest (co-)vergisting voor de productie van duurzame warmte en elektriciteit; hierbij wordt gebruik gemaakt van mest uit de omgeving; 3. Een combinatie van bovenstaande technieken. De Energievisie geeft aan dat mest (co-)vergisting de meest duurzame variant voor Odijk-west is. Energie uit infrastructuur De N229 wordt ten behoeve van Odijk-west en de aansluiting van de nieuwe wijk op het bestaande Odijk-dorp verlegd. Dit biedt de volgende mogelijkheden op energiegebied: • Warmtewinning uit asfalt: In de zomer wordt asfalt erg warm, deze warmte kan worden onttrokken door een vloeistof door het asfalt te pompen. De warmte kan vervolgens worden opgeslagen om in de winter het wegdek op te warmen of kan worden gebruikt voor de verwarming van huizen en kantoren. • “Zonnebermen en -taluds”: wegbermen en taluds kunnen worden gebruikt voor zonnecellen, waarmee energie kan worden opgewekt.

Door goede invulling te geven aan deze drie stappen wordt Odijk-west zelfvoorzienend in energieopwekking. De energieprestatie van de te realiseren woningen in Odijk-west worden weergegeven in een EPC-waarde. EPC staat voor Energie Prestatie Coëfficiënt en is een maat voor de energie-efficiënte van de woning. Hoe kleiner deze coëfficiënt, hoe lager het energiegebruik in de woning. De energieprestatie-eisen volgen uit het Bouwbesluit. Momenteel geldt voor woningen een EPC van 0,8.

Energie en spelen De combinatie energie en spelen biedt tal van mogelijkheden die in de volgende planfase verder kunnen worden uitgewerkt. Interessante mogelijkheden zijn een energieleverende speeltuin of energieleverende speeltoestellen met zonnepanelen, zodat kinderen op speelse manier en al spelende in aanraking komen met het energievraagstuk.

Wat betekent dit voor Odijk-west? De plannen voor Odijk-west zijn om 2011/2012 te starten met de bouw. De EPC voor woningbouw wordt in 2011 aangescherpt van 0,8 naar 0,6. De verwachting is dat de EPC in 2015 verder wordt aangescherpt tot 0,4. Aangezien een groot deel van de woningen van Odijk-west naar verwachting na 2015 wordt gebouwd, moet bij de keuze voor een energieconcept met deze toenemende eisen rekening worden gehouden. Duurzame energietechnieken In de Energievisie is beschreven en berekend welke duurzame energietechnieken kansrijk zijn voor Odijk-west, uitgaande van een EPL score van minimaal 7,2 en een EPC van 0,6 of lager. 22


Afval en materiaalgebruik

De wijk Odijk-west wordt duurzaam, mede door het gebruik van zoveel mogelijk duurzame vernieuwbare materialen en producten die geen uitlogende stoffen bevatten. Het goed beheersen en beheren van de afvalstoffenstromen zal een grote invloed hebben op de kwaliteit van de leefomgeving. De toepassing van het principe ‘Cradle to cradle’ kan een goed uitgangspunt zijn voor de nieuwe wijk.

Door alle recyclingstromen blijft een kleine resterende vraag naar energie, water en materialen over. Daarmee wordt het een stuk haalbaarder om ze duurzaam in te vullen. Tegelijk met deze restvraag komt er veel minder afval vrij. Als hiervoor het Cradle to Cradle principe "afval = voedsel" geldt, dan is een volledig schone kringloop gecreëerd, die op een iets grotere schaal dan het gebouw zelf volledig gesloten is.

Huidige situatie en kansen Door het steeds schaarser worden van grondstoffen, wordt er de laatste jaren steeds bewuster met deze stoffen omgegaan. Dit leidt onder meer tot een afname van de hoeveelheid afval. Hoewel dit natuurlijk beter is dan voorheen, ontstaan er nog steeds enorme hoeveelheden afval. Dit afval wordt wel verwerkt, maar valt vooral onder de kwalificatie “downcycling”. Volgens het principe van Cradle to Cradle kan dit voorkomen worden door te ontwerpen met gesloten kringlopen. De essentie van Cradle to Cradle is dat alle materialen volledig afbreekbaar of herbruikbaar zijn. Dit kan op de volgende manier worden ingevuld: • Bij elke afzonderlijk energie-, water- of materiaalstroom vindt recycling plaats in het gebouw en in de stedenbouwkundige omgeving. Een voorbeeld is de warmteterugwinning in het gebouw en afvalwaterzuivering buiten het gebouw. • Elke stroom wordt verknoopt voor meer complexe recyclingprocessen. Afval bij de ene stroom voedt een andere stroom: energie voedt water en materialen, water voedt energie en materialen, materialen voeden energie en water. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van biogas uit afvalvergisting en restwarmte voor materiaalproductie.

Figuur 13: Cradle to cradle-principe (bron: www.duurzaamgebouwd.nl)

23


Wat betekent dit voor Odijk-west? Materiaalgebruik De Cradle to cradle gedachte leidt tot een nieuwe visie op duurzaam bouwen en een herziening van de Trias Ecologica. Het streven is daarom om duurzame (bouw)materialen in Odijk-west toe te passen volgens een nieuwe stappentheorie:

0.

De niet duurzame uitgangssituatie

1.

Verminder de vraag

Zowel oplossingen op gebouwniveau als stedenbouwkundige maatregelen, zoals rekening houden met klimaat, landschap en ondergrond;

2.

Hergebruik reststromen

Optimaal gebruik maken van alle reststromen, zowel binnen de oorspronkelijke stroom als in andere stromen, binnen en buiten het gebouw;

3a.

Vul de resterende vraag duurzaam

Duurzame bronnen zijn vernieuwbaar of (relatief) oneindig.

3b.

Afval = Voedsel

Alle producten zijn schoon en niet-toxisch.

Een mogelijke uitwerking van bovengenoemde stappentheorie tot en met stap 3b is het concept van het ‘0-materiaalgebouw'. In analogie met een 0-energiegebouw is een 0-materiaalgebouw een gebouw dat op materiaalgebied geen milieubelasting veroorzaakt. Volgens prof.dr.ir. Michiel Haas, TU Delft worden dan nagroeibare materialen gebruikt, zoals hout, riet, schapenwol en dergelijke. Omdat van die materialen alleen geen gebouw kunt maken zijn meer materialen nodig zoals bijvoorbeeld bioplastics uit agromaterialen, gegroeide en geoogste materialen. Figuur 14: Herziene trias ecologica (bron: www.duurzaamgebouwd.nl)

24


Tot slot blijven er nog materialen over die niet door nagroeibare materialen zijn te vervangen. Deze materialen kunnen volgens Haas gecompenseerd worden door te denken aan gevelbegroeiing die weer geoogst kan worden tot nieuwe bouwmaterialen.

Figuur 15: Bron: The vertical garden, Patrick Blanc

Afvalscheiding huishoudens Afval heeft een relatie tot het ruimtelijk ontwerp van Odijk-west voor wat betreft de inzameling ervan. Dit betekent goed bereikbare (max. 75 meter van de woning) inzamelpunten voor het scheiden van afval (gescheiden fracties) en voldoende afvalbakken in de openbare ruimte om zwerfvuil tegen te gaan. Een aanvullende optie is een compostbak in de tuin.

25


Gezondheid en veiligheid De duurzame ontwikkeling van Odijk-west houdt in dat we insteken op een gezonde, veilige en daarmee leefbare wijk. De negatieve effecten op gezondheid en veiligheid proberen we zoveel mogelijk te beperken.

Huidige situatie en kansen Een prettig woon- en leefmilieu voor de bewoners en gebruikers van Odijk-west kenmerkt zich door een gezonde en veilige kwaliteit van het milieu en de ruimte. Dit bereiken we door: • aandacht te besteden aan de geluid- en luchtkwaliteit; • het risico op ongevallen met gevaarlijke stoffen (externe veiligheid) zo veel mogelijk te voorkomen; • rekening te houden met de veiligheidszones van hoogspanningslijnen.

Wat betekent dit voor Odijk-west? De geluidsbelasting van het gebied wordt met name bepaald door het verkeer over de A12 en de verlegde N229. Deze wegen zijn ook bepalend voor de luchtkwaliteit in het plangebied. De externe veiligheidssituatie in Odijk-west wordt bepaald door het transport van gevaarlijke stoffen over beide wegen en door de hogedruk aardgasleidingen die het plangebied kruisen. De hoogspanningslijn in het plangebied brengt een veiligheidszone met zich mee. Geluid Uitgangspunt voor Odijk-west is dat er geen woningen mogen worden gebouwd in dat deel van het plangebied waar een hogere geluidsbelasting is dan de voorkeursgrenswaarde van 48dB. Dit betekent dat er in Odijk-west enkel woningen mogen worden gebouwd als er geen aanvullende akoestische maatregelen moeten worden genomen. Door Grontmij is een akoestische verkenning uitgevoerd. Deze verkenning is opgenomen in Deel II.

Figuur 16: resultaat akoestische verkenning 25.000 mvt/hr en 1,5 meter waarneemhoogte, de grens tussen de gele en groene vlakken is de 48 dB-contour (bron: Akoestische verkenning, Grontmij, 2009)

26


Externe veiligheid Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

Om binnen het plangebied een goed leefklimaat te realiseren kan bij de verdere uitwerking overwogen worden om bij de aanleg van de nieuwe N229 stil asfalt toe te passen.

Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt “vertaald” als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen.

Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen vastgelegd. Deze zijn: Grenswaarden

Stof NO2

PM10

Type norm

Van kracht vanaf

Concentrati e (µg/m3)

Max. overschr. per jaar

Jaargemiddelde

2010

40

Uurgemiddelde

2010

200

Jaargemiddelde

2005

40

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

50

De uitgangspunten voor Odijk-west zijn voor het plaatsgebonden risico 10-7- 10-6 en voor het Groepsrisico 0.1 - 0.3 x OW.

24uursgemiddelde

2005

18

35

Transport gevaarlijke stoffen Uit het Milieuadvies van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht blijkt dat de afstand tot de A12 ten minste 200 meter bedraagt. Uit de ‘Eindrapportage voorstel basisnet weg’ (Arcadis, februari 2009) blijkt dat langs de A12 geen veiligheidszone in acht genomen hoeft te worden. Wel is sprake van een plasbrandaandachts-gebied, dit is een strook van 30 meter gerekend van de rechterrand van de meest rechter rijstrook, waarbinnen geen bebouwing is toegestaan. De contour voor het plaatsgebonden risico van 10-7 per jaar ligt op 104 meter vanaf de wegas. De conclusie van het Milieuadvies is dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A12 geen belemmering voor het plangebied vormt.

Tabel 1: Grenswaarden luchtkwaliteitseisen hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer Om van Odijk-west een gezonde, veilige en leefbare woonomgeving stellen we voor de in te steken op een hoger ambitieniveau dan de wettelijke eisen.. Voor stikstofdioxide (NO2) betekent dat de concentraties in het plangebied 30 µg/m3 of minder zijn. Voor fijn stof (PM10) zijn de concentraties 28 µg/m3 of minder. In het Milieuadvies Odijk-west heeft de Milieudienst Zuidoost-Utrecht verkennende luchtkwaliteitsberekeningen uitgevoerd (zie deel II). De conclusies van de verkenning zijn dat binnen het plangebied de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijn stof niet overschreden. Hierbij moet nadrukkelijk de opmerking worden geplaatst dat de door de Milieudienst gehanteerde plangrens niet de juiste is en dat de gehanteerde verkeersgegevens niet dezelfde zijn als die van het door het BRU gehanteerde VRU-model 2.1. 27


De provinciale weg N229 is bij Raadsbesluit aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De omvang van dit vervoer is van zodanig beperkte omvang dat geen sprake is van een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De verwachting is dat de intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de verlegde N229 van vergelijkbare omvang blijft, waardoor geen plaatsgebonden risico of groepsrisico zal ontstaan. Wel moet te zijner tijd het eerder genoemde Raadsbesluit worden aangepast aan deze verlegging. In het plangebied liggen twee hogedruk aardgasleidingen. Het betreft een hoofdleiding die het zuidelijk deel van het plangebied in oost-west richting doorkruist, en een regionale leiding langs de huidige N229. Aan de beide aardgasleidingen is een contour voor het plaatsgebonden risico verbonden. De geprojecteerde woningbouw in het plangebied is ook aanleiding voor het ontstaan van een groepsrisico binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen. Dat betekent dat rekening gehouden moet worden met beperkingen voor bebouwing in een strook langs de hogedruk aardgasleidingen. Door de Gasunie wordt hiertoe momenteel een risicoanalyse uitgevoerd. Hoogspanningslijnen Het noorden van het plangebied wordt doorsneden door een 150 kV hoogspanningslijn. Voor nieuwbouw in de omgeving van de hoogspanningslijn moet een indicatieve veiligheidszone van 80 meter aan weerszijden van de hoogspanningslijn in acht genomen worden.

Figuur 17: risicokaart Odijk-west (bron: Milieuadvies Milieudienst Zuidoost-Utrecht)

28


Identiteit en betrokkenheid Identiteit, betrokkenheid en duurzaamheid hangen sterk (cyclisch) met elkaar samen. Een duidelijke eigen identiteit van Odijk-west wordt ‘beleefd’ en zorgt voor betrokkenheid. Een sterke betrokkenheid maakt dat de inwoners van Odijk-west de wijk duurzaam in stand willen houden. Duurzame instandhouding zorgt vervolgens weer voor een blijvende, herkenbare eigen identiteit.

Huidige situatie en kansen Een belangrijke schakel bij de identiteit en betrokkenheid van Odijk-west is de verbinding met het verleden, met de geschiedenis van het gebied zoals beschreven in het hoofdstuk Archeologie. Die verbinding kan een bijdrage leveren aan de herkenbaarheid. Ook de voor het gebied kenmerkende fruitboomgaarden kunnen bijdrage aan de identiteit van het gebied. Wanneer bewoners zich kunnen identificeren met Odijk-west, zijn ze eerder geneigd de wijk (gezamenlijk) te onderhouden en (waar nodig) te verbeteren.

Figuur 18: Samen doen (bron: www.greenstonedesign.co.uk)

Wat betekent dit voor Odijk-west?

Het gevoel van verbondenheid en verantwoordelijkheid kan ook worden versterkt door een bespeelbare (veilige) woonomgeving. Een dergelijke woonomgeving, die is ingericht met het oog op gebruik door kinderen en jongeren, draagt ook bij aan een prettige woonomgeving voor volwassenen.

De rol van de toekomstige bewoners in de duurzame ontwikkeling van Odijkwest is enorm belangrijk. Wanneer zij zich kunnen identificeren met het gebied, ontstaat er een gevoel van verantwoordelijkheid. Dit verantwoordelijkheidsgevoel kan worden gestimuleerd door de toekomstige bewoners nadrukkelijk te betrekken bij het ontwerp en de inrichting van het gebied. De gezamenlijke aanleg en het gezamenlijk onderhoud van delen van de wijk (bijvoorbeeld in de vorm van een gezamenlijke tuin bij boomgaardwoningen) kunnen ervoor zorgen dat de wijk duurzaam in stand wordt gehouden. Het concept van de zogenaamde eetbare wijk kan hiertoe ook een bijdrage leveren. Leidende elementen in de eetbare wijk kunnen (streekeigen) fruitbomen zijn, die gezamenlijk worden onderhouden.

Voor de herkenbaarheid en identiteit van de wijk bij kinderen en jongeren, is het van belang voorzieningen te creëren voor alle leeftijdsgroepen, van dreumesen van 2 jaar oud tot pubers en jong volwassenen van 17 jaar. Gebiedskenmerkende en unieke elementen in de wijk maken dat zij zich kunnen herkennen in de wijk en er trots op zijn. Hierbij kan worden gedacht aan een energieleverende speeltuin, sport- en spelelementen die pas werken als de gebruiker ze zelf van energie heeft voorzien en uitdagend ingerichte natuurspeelplekken.

29


Milieukwaliteitsprofiel Odijk-west In het Handboek stedenbouwkundige ontwikkeling Bunnik (Milieudienst Zuidoost Utrecht en gemeente Bunnik, 2008) heeft de gemeente haar duurzaamheidsambities voor verschillende gebiedstypen vastgelegd in zogenoemde kwaliteitsprofielen. In dit handboek is ook een kwaliteitsprofiel opgesteld voor het gebiedstype Wonen. Aan de hand van dit kwaliteitsprofiel en de ontwikkelingsrichtingen uit deze duurzaamheidsvisie levert dat voor Odijk-west de volgende gebiedsambities op. Kwaliteit

Indicator

Geluidskwaliteit Luchtkwaliteit

Geluidsbelasting in dB Concentratie NO2 op de gevel Concentratie PM10 op de gevel

Externe veiligheid

Plaatsgebonden risico Groepsrisico

Langzaam verkeer Autoverkeer

Openbaar vervoer Klimaat en energie

Duurzaam bouwen Groen en ecologie Waterkwaliteit Waterkwantiteit Bodem

Gebiedsambitie Wegverkeer: 44 - 48 dB Bedrijven: kleiner of gelijk aan 45 dB(A) 25 - 30 µg/m3 26 - 28 µg/m3 10-7– 10-6

0.1 – 0.3 x OW (Oriënterende Waarde) Redelijk fijnmazig: ontsluiting hoofdfietsroute op 300m en aanvullende fietsroute op 150m Dichtheid fietsnetwerk Parkeerregime 75% in aangelegde parkeervoorzieningen, 25% openbare wegen en/of eigen terrein Binnen bebouwde kom: Erftoegangswegen 30 km/u Snelheidsregime Gebiedsontsluitingswegen 50 km/u Bushalte op max. 300m 2 x per uur naar Utrecht Centrum/ Wijk bij Duurstede, 1 x per uur naar omliggende Halteafstand en frequentie kernen. NS-station binnen de gemeente, 4/uur een trein. EPL 9-10 CO2-reductie 80-100% Energieprestatie wijk (EPL) 25% verscherpte EPC Energieprestatie woning (EPC) CO2-reductie minimaal 25% Energieprestatie gemeentelijke bouw (EPC)Energieneutraal Woningen: 8 - 8.5 Winkels en kantoren: 7.5 - 8 GPR Gebouw® Groen dat leeft. Ecologische waarde Ruimte voor gebruiks- en ecologisch groen, gezoneerd, veel doelsoorten. Water dat leeft: kwaliteit rond verwaarloosbaar risico, passend bij specifieke ecologische functie Belevingswaarde Natuurvriendelijke oevers > 50% % afgekoppeld oppervlak > 60% Bodemkwaliteit Klasse wonen 30


Doorkijk Een ander instrument waarmee het mogelijk wordt gemaakt om duurzaamheid te meten en af te wegen vanuit zowel de sociale, de economische als de natuurlijke invalshoek is DPL. DPL staat voor Duurzaamheidsprofiel van een Locatie. De combinatie van DPL met een digitale tekentafel maakt het mogelijk het ontwerp van Odijk-west zo duurzaam mogelijk te maken. Deze combinatie is bijvoorbeeld (succesvol) toegepast bij de ontwikkeling van de nieuwe wijk Rijnenburg in de gemeente Utrecht.

In dit stadium is de duurzaamheidsvisie geformuleerd op basis van kennis van vernieuwende ideeën en concepten en op basis van onderzoek naar de thema’s bodem, archeologie, water, energie, geluid, lucht en externe veiligheid. Het resultaat is een overzicht van de gebiedsambities en duurzaamheidsthema’s die uitgewerkt dienen te worden in een plan voor een duurzame nieuwe woonwijk. Concretisering In het proces dat volgt zal de duurzaamheidsvisie geconcretiseerd worden in verschillende plannen en worden uitwerkingen getoetst op haalbaarheid. Meer en meer zal een voorstelling wordt gemaakt van toepassingen van duurzaamheid in de nieuwe woonwijk. Ook het bundelen van de duurzaamheidsvisie en stedenbouwkundige visie zal inspirerend werken voor het komende proces.

Betrokkenheid De duurzame ontwikkeling van Odijk-west komt het best tot uiting door de verschillende duurzaamheidsthema's integraal en met verschillende betrokkenen uit te werken. Tot de betrokkenen behoren in ieder geval vertegenwoordigers van de verschillende disciplines binnen de gemeente Bunnik, ontwerpers, technici, planeconomen en (vertegenwoordigers van) toekomstige bewoners. Ook kan worden gedacht aan het betrekken van leerlingen van een ROC of studenten aan een HBO/WO-opleiding bij het ontwerpen en integreren van duurzaamheid in de belevingswereld van 12 tot 17-jarigen.

De vernieuwing in duurzame initiatieven is zeer actueel en zal het komende planproces zeker gaan beïnvloeden. In de duurzaamheidsvisie is in de vorm van een schetsboek een begin gemaakt om nieuwe ideeën en initiatieven te stimuleren. Bij de verdere concretisering van duurzaamheid van Odijk-west, zijn nadere en aanvullende onderzoeken nodig. Het gaat hier onder meer om het opstellen van een MER (Milieu Effect Rapport), onderzoek naar de beoogde waterhuishouding, verscheidene bodemonderzoeken, studies naar toepassing van innovatieve bouwwijzen en duurzame energieconcepten. Ook worden een aantal verkennende onderzoeken aan de hand van verdere detaillering van het plan nauwkeuriger uitgewerkt. Dit geldt in ieder geval voor onderzoeken naar de lucht- en geluidskwaliteit. Hulpmiddelen Om de duurzame ontwikkeling van Odijk-west te kunnen bepalen en beoordelen, kan gebruik worden gemaakt van verschillende hulpmiddelen. De gemeente Bunnik maakt bij nieuwbouwprojecten al enige tijd gebruik van het instrument GPR Gebouw. Met dit instrument kunnen duurzaamheidsprestaties op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde worden benoemd en vastgelegd. 31


Schetsboek duurzaamheid Odijk-west

Dit schetsboek is het resultaat van een interne brainstormsessies bij CSO Adviesbureau. De schetsen uit de brainstormsessies zijn letterlijk overgenomen en bedoeld ter inspiratie voor mensen die meewerken aan dit project. De schetsen worden niet uitvoerig toegelicht, waardoor ze vragen kunnen oproepen. Hiervoor verwijzen wij naar de visie aan het begin van deze rapportage. De beelden zijn illustrerend voor deze visie. Het schetsboek start met een korte toelichting op een aantal kenmerken van de duurzame woonwijk Odijk-west.


Schetsboek duurzaamheid Odijk-west November 2009

Het schetsboek duurzaamheid voor Odijk-west hebben we gemaakt door creatief na te denken over milieuonderzoeksresultaten en gekozen duurzaamheidsdoelstellingen. Bij de vorming van deze gebiedsvisie is gekozen voor een “lagenbenadering”. Ideeën over water, woonmilieus, spelen, wandelroutes en parkeren zijn soms letterlijk in lagen (schetsen) over elkaar heen gelegd. Verschillende keren pasten de schetsen op elkaar en kwamen de tekeningen tot leven in de ervaring van een duurzame woonwijk. Bijvoorbeeld het onderwerp water. De onderzoeksresultaten over de bodemopbouw tonen aan dat in het noordoostelijke deel van het plangebied zandgronden aanwezig zijn met goede infiltratiemogelijkheden. Dit betekent dat hier hemelwater kan worden geïnfiltreerd in de bodem. Er is in principe geen ruimte nodig voor oppervlaktewater. Op basis van de bodemopbouw en de grondwaterstanden ligt het meer voor de hand om in het overige deel van het plangebied wel te kiezen voor oppervlaktewater, dat immers een woonkwaliteit is. Hier wordt in water- en ecologische structuren aansluiting gezocht met het landelijk gebied. Het woonmilieu is hier ruimer opgezet in een lagere dichtheid.

Het openbaar gebied is voor spelende kinderen, wandelaars en recreanten. De auto is te gast en er zijn geen doorgaande routes door de wijk voor het gemotoriseerd verkeer. Het parkeren wordt zo veel mogelijk in de openbare ruimte beperkt. Het onderwerp spelen kan goed gecombineerd worden met routes, wonen, groen- en waterstructuren. In het middengebied is plaats voor gezinnen met jonge kinderen. Voor het spelen zijn de speelplekken gericht op de kinderen van 0-4 jaar. De wijk is ingericht om langzamerhand steeds meer te ontdekken langs een speelroute die dwars door de wijk loopt. Richting zuidzijde richt het spelen zich op het buitenspelen; het steeds meer avontuur voor de kinderen van 8-14 jaar. Richting noordzijde richt het spelen zich op het buiten- en binnenspelen van 8-14 jaar. Hier bevinden zich een voetbal- en basketbalveldje, het educatief spelen in de boomgaarden en het muziek maken in een muziekcentrum. De speelroute sluit goed aan op de groenen waterstructuur van de wijk.


In het structuurplan 2007 – 2015 is een raamwerk van groen-, water- en verkeersstructuren vastgelegd voor een duurzame nieuwe woonwijk. Dit raamwerk wordt gebruikt als uitgangspunt voor nieuwe duurzaamheidsinitiatieven.

Uit: Structuurplan gemeente Bunnik 2007-2015


Ander uitgangspunt zijn landschappelijke en stedelijke patronen van de bestaande situatie. Onderzocht wordt wat de waarden van deze historisch gevormde patronen zijn voor de verre toekomst en de aansluiting met de omgeving van de wijk.

Omgeving plangebied


Een lagenbenadering van dit project betekent dat deskundigen het gebied in lagen afpellen, vervolgens initiatieven bedenken en uiteindelijk bedenken of initiatieven van verschillende lagen te combineren zijn. Bij het afpellen van de laag water is de bestaande stroomrichting van belang. Via watergangen door het gebied stroomt het water van de Kromme Rijn naar het lager gelegen landelijk gebied. Deze stroomrichting en niveauverschillen zijn van belang voor initiatieven en ontwerpkeuzes in het volgende stadium.

Infiltratie op zandlaag

Voorbeeld hiervan is de situering van oppervlaktewater als extra woonkwaliteit. Ook van belang voor verdere initiatieven zijn de infiltratiemogelijkheden op de zandlaag aan de noordoostzijde van het gebied.

water


Laag OV en fietsroutes De omlegging van de N229 biedt mogelijkheden voor een recreatieve fietsroute door Odijk. Door de centrale ligging in Odijk en de directe verbinding met de omgeving kan dit het fietsgebruik van bewoners stimuleren. Extra stimulans ontstaat als deze route loopt door een aantrekkelijk openbaar gebied met bijvoorbeeld parkachtige, waterrijke plekken. De keuze van de OV haltes is bepalend voor de belangrijkste voetgangersroutes.

OV halte

OV halte

OV en fietsroutes


Laag Parkeren Het openbaar gebied is voor wandelaars, fietsers, recreanten en spelende kinderen. Gezocht wordt naar oplossingen waarbij het parkeren van auto’s de kwaliteit van het openbaar gebied niet verstoord. Een mogelijkheid is het combineren van parkeerplaatsen in al dan niet gebouwde parkeergebouwen. Van belang is dat deze parkeervelden op een logische wijze worden ontsloten bijvoorbeeld door een centrale weg door de wijk. Langs de aansluitingen aan de N229 kunnen woningen worden gesitueerd waarbij op eigen terrein kan worden geparkeerd. P P

P

P

P P

parkeren


Combineren van lagen Het combineren van lagen levert een aantal initiatieven op die interessant zijn voor de verdere planvorming. • Stromend water naar oppervlaktewater in het zuidelijk deel. • Infiltratie van hemelwaterafvoer voor bebouwing in het noordelijk deel. • Recreatieve groene fiets- en wandelroutes met mogelijkheden voor flora en fauna. • Eerste ideeën voor een speelroute ingedeeld naar leeftijden en interesses van kinderen.

Lagen water groen routes spelen


Combineren van lagen

speelr

oute

spelen binnen buiten 8-14 jaar

e sp

ute o r el

Initiatief voor de speelroute is dat kinderen naar mate ze ouder worden in de wijk steeds meer en steeds verder van huis kunnen ontdekken. Bij dit idee is het midden van de wijk voor het spelen van 4 tot 8 jaar. Het noordelijk deel bij de boomgaarden is meer gericht op educatief spelen van 8-14 jaar zowel binnen als buiten (bijvoorbeeld sport en muziek). Het zuidelijk deel is aansluitend op het buitengebied meer voor de kinderen van 8-14 jaar die meer avontuur in het buitenspelen zoeken.

oute speelr

spelen buiten 4 tot 8 jaar

spelenbuiten buiten spelen 8-14jaar jaar 8-14

Lagen water groen routes spelen



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.