3 minute read
Ed Prins & Margreet Pruijt, LIE FHE BBERS
Ed Prins & Margreet Pruijt, l iefhebbers
Het huis van Ed Prins en Margreet Pruijt ligt op een benijdenswaardige locatie in de duinen van Zuid-Kennemerland, omringd door natuur, met uitzicht over een voormalige zanderij. Samengevoegd uit twee voormalige dienstwoningen is het ruimtelijk en intiem tegelijk. Tien jaar geleden zijn ze er komen wonen ‘voor de natuur’, vooruitlopend op het afronden van hun beroepsbezigheden.
Buurtbuschauffeur Opgeleid als biologen kwamen ze in andere sectoren terecht. Ed hield zich in dienst van de provincie Noord-Holland bezig met bodemsanering, milieuregelgeving en geodata. Margreet werkte voor de gemeente Amsterdam in milieu- en organisatiezaken; had een eigen coaching bureau voor tijdmanagement en persoonlijke effectiviteit, en was jarenlang verbonden aan de Academie voor Bouwkunst.
Inmiddels laat hun agenda meer ruimte voor uiteenlopend vrijwilligerswerk - van buurtbuschauffeur tot natuurgids - ten bate van natuur en leefomgeving. En voor kunst is er nu, letterlijk en figuurlijk, volop plaats in hun leven, al was de liefde er altijd al.
André Volten Ed vond recentelijk tijd om zich grondig in de kunstgeschiedenis te verdiepen. Bij Margreet begon de passie al in haar jeugd. Haar vader, Barend Pruijt, voormalig hoogleraar economie, had een grote bewondering voor abstracte kunst en nam haar o.a. mee op atelierbezoek bij André Volten. De vriendschap van haar ouders met Theo en Lida Scholten (Theo promoveerde bij haar vader) vormt het begin van hun bijna erfelijke betrokkenheid bij museum Beelden aan Zee. Ze vinden – net als de Scholtens – ‘kunst iets wat je ook een ander gunt’. Dat verklaart waarom Margreet in Amsterdam met buurtgenoten fondsen wierf voor een ‘speelsbeeld’, de Hazentafel van Iris Le Rütte en waarom Ed zo’n grote vasthoudendheid aan de dag legde bij speuren naar een verdwenen Volten in Haarlem. Uit de kunst waarmee ze zich thuis omringen, spreekt de fascinatie van twee bevlogen natuurliefhebbers voor samenhang, ordening en structuur. Margreet heeft hiervoor een trefzekere naam gesmeed: ‘ordeningskunst’. Ze wijst op een subtiel werk van Berend Bodenkamp: een licht verspringend hangend koord, stekelig bezet met elkaar overlappende plaatjes kwartsiet. Het is de uiterste reductie van natuurobservaties, en voor Margreet ‘een werk om bij weg te zwijmelen’. Buiten belichaamt een robuust werk van Erik Van Spronsen voor Ed dezelfde fascinatie. Het is een organische stapeling van kubussen, die hem steeds weer iets nieuws laat ontdekken en ook met ontzag vervult voor het ambachtelijk proces. De roestkleur ervan, bij beiden favoriet, ‘het valt zo mooi weg’, verbindt het werk met andere objecten: een slingerende spiraal van Pieter Obels en een takkenstructuur van Sjoerd Buisman.
Schuiven en herschikken In eensgezindheid en met het hart kiezen ze hun - vaak ruimtelijke - kunstwerken: ze zijn LIEFHEBBERS, geen verzamelaars. Ontroering, niet uitgekeken raken, en gevoel voor structuren, die criteria scheppen de sterk voelbare verwevenheid in hun rijk gevarieerde collectie. Een enkel werk zoomt letterlijk in op organismen: naast elkaar hangen drie witte vierkante porseleinen ‘kussens’ van Heather Knight, dichtbegroeide structuren van mos, koraal en zwammetjes. Een metalen object van Jack Prins, een los geweven hekwerk van krassen, staande en dwarse halen, verwijst juist naar grotere verbanden, de compartimenten in het bollenlandschap. Met veel oog voor de zeggingskracht wordt door schuiven en herschikken voor elk object de ultieme plek gevonden. Zo voert een zeldzaam aangrijpend geschilderde vlieg van Arthur Kempenaar een dialoog met een toren van Annemiek van Kollenburg, keramiek met een hoekinzet van geschept papier. In dit huis ‘dat honkvast maakt’ raken zij niet uitgekeken. De bezoeker evenmin. Hun gastvrijheid reikt helemaal tot het station van Overveen: ik word precies op tijd voor mijn trein afgezet en geniet nog uren na.