7 minute read

Germaine Richier Mensbeeld-Mensbeest

Next Article
Editorial

Editorial

Germaine Richier MensbeeldMensbeest

De huidige presentatie in Beelden aan Zee is het eerste retrospectief dat in Nederland aan haar beeldhouwkunst wordt gewijd

Germaine Richier (1902-1959) was in de jaren direct na de Tweede Wereldoorlog een van de leidende figuren van de moderne Europese beeldhouwkunst. Tussen haar overwegend mannelijke collega’s manifesteerde zij zich even sterk als vanzelfsprekend. Samen met het werk van onder anderen Alberto Giacometti en Marino Marini vertolkten haar verontrustende sculpturen, half mens en half dier, volgens velen de voorgoed veranderde tijdgeest. Na haar vroege dood in 1959 raakte zij echter snel in de vergetelheid. Onterecht, want haar invloed laat zich tot op de dag van vandaag gelden. Meer dan een halve eeuw na hun ontstaan, hebben de beelden van Richier nog niets aan kracht ingeboet.

Bescheiden debuut Het Nederlandse publiek kon al in 1939 kennismaken met het werk van Germaine Richier op de tentoonstelling Rondom Rodin in het Stedelijk Museum Amsterdam. De tentoonstelling, een overzicht van honderd jaar Franse sculptuur, was samengesteld door museumdirecteur David Röell en beeldhouwer Han Wezelaar. Die laatste woonde tussen 1923 en 1934 in Parijs en kende Richier persoonlijk. Op Rondom Rodin was zij op een totaal van maar liefst 364 werken vertegenwoordigd met twee portretkoppen, waaruit zowel haar waardering voor Charles Despiau sprak als die voor haar leermeester Antoine Bourdelle. Daarmee sloot zij net als Wezelaar aan bij de classicistische trend in Frankrijk in de jaren dertig. Het was een bescheiden debuut, dat door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog pas veel later een vervolg kreeg. In de winter van 1948-’49 was zij een van de deelnemers aan de tentoonstelling 13 beeldhouwers in Parijs in hetzelfde museum, samengesteld door Willem Sandberg, de opvolger van Röell. Hier kreeg het publiek een heel andere Richier te zien.

Gedurende haar verblijf in Zwitserland in de periode 1939-‘46 wijzigde haar kunst zich drastisch. Haar mensbeeld was een mensbeest geworden. Sculpturen als L’homme-forêt (De bosmens, 1945), La mante (De bidsprinkhaan, 1946) en L’Orage (De stormman, 1947-‘48) stellen figuren voor die weliswaar menselijke trekken vertonen, maar die in de eerste plaats mysterieuze, haast sprookjesachtige natuurwezens zijn – dat wil zeggen: niet de feeën en de elfjes, maar de draken en de trollen.

Anti-klassiek Willem Sandberg was veruit de belangrijkste promotor van Richiers kunst in Nederland. Hij rekende de Française tot een selecte groep kunstenaars (in zijn optiek de enige echte kunstenaars) die na 1945 ‘met open oog op de uitkijk’ stonden, oftewel kunstenaars die de actuele maatschappelijke ontwikkelingen kritisch

volgden en daarop reageerden met hun werk, met als hoogste doel niets minder dan het voorkomen van een nieuwe oorlog. Richier onderscheidde zich van de vele andere Franse beeldhouwers die volgens hem juist achterom keken door de classicistische lijn van Aristide Maillol en Despiau te willen voortzetten.

‘Hun volgelingen hebben zich, door aan de stijl van hun leermeesters

vast te houden, bewust van het heden gedistancieerd’, luidde Sandbergs oordeel. ‘Slechts een kleine groep, waarvan de 13 kopstukken hier zijn vertegenwoordigd, heeft gemeend de blik niet te moeten wenden.’ Al vóór de oorlog, in 1938, liet Sandberg (toen nog conservator) met de expositie Abstracte Kunst zijn voorkeur blijken voor de anti-traditionele en anti-klassieke richting, die op Rondom Rodin grotendeels was genegeerd. Zijn eigen overzicht van de Franse beeldhouwkunst was dan ook

niet bedoeld als een vervolg op Röells tentoonstelling uit 1939, maar als een De tentoonstelling 13 beeldhouwers in Parijs, Stedelijk Museum Amsterdam

Links: L'homme-forêt, 1945-‘46, brons, 93 x 45 x 30 cm. Kunstmuseum Den Haag Rechts: Beelden van Germaine Richier op het terras van Musée Picasso in Antibes

correctie. In feite was hij net zo eenkennig als zijn voorganger, maar kiezen en stellingnemen zag hij als de plicht van een museumdirecteur. Kunstcriticus Jan Engelman zag het anders en hekelde deze ‘bewust partijdig samengestelde tentoonstelling van experimentele, abstracte, half-abstracte, nieuwe dimensies zoekende, gothiserende, skeletachtige, soms speelse, soms humoristische, soms sinistere plastiek’. Ook de Nederlandse Kring van Beeldhouwers achtte de tentoonstelling niet representatief en liet dit per brief aan Sandberg weten. Inspiratie en interpretatie De heibel rond 13 kunstenaars uit Parijs was kenmerkend voor het kunstklimaat in Nederland in die tijd. Sinds het succes van Rondom Rodin, die vele duizenden bezoekers had getrokken, was de beeldende kunst in hoge mate gepolitiseerd. Het voorheen zo gewilde classicisme raakte gedurende de Tweede Wereldoorlog besmet door de exclusieve inlijving van het klassieke ideaal door de nazi’s. Daarmee werd anti-klassieke kunst door Sandberg en andere invloedrijke personen in de kunstwereld bijna automatisch gezien als teken van verzet, ook wanneer kunstenaars zelf aangaven met heel andere zaken bezig te zijn geweest. Inspiratie bleek kortom wat anders dan interpretatie. Zo kon het gebeuren dat Giacometti’s ijle gestalten, die volgens hun maker voortkwamen uit een poging mensen in de verte weer te geven, door filosoof Jean-Paul Sartre in verband werden gebracht met uitgemergelde gevangenen in de concentratiekampen van nazi-Duitsland. Ook Sandberg was naar eigen zeggen voortdurend op zoek naar de weerslag van de oorlog in kunstwerken en vond die onder andere in de beelden van Richier. Precies om die reden kocht hij haar L’Orage voor het museum aan. Richier zelf daarentegen noemde desgevraagd altijd de flora en fauna van haar geliefde Provence, haar geboortestreek, als belangrijkste inspiratiebron. Ze had bewondering én ontzag voor de natuur, waarin schepping en vernietiging, leven en dood, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Als beeldhouwer was zij ongetwijfeld ook eerder geïnteresseerd in de vorm en expressie van haar onderwerpen dan in hun politieke of morele implicaties. En wie kent niet de schoonheid van verval? ‘Ik voel me meer aangetrokken tot een dode tak,’ verklaarde zij

ooit, ‘dan tot een uitbundig bloeiende appelboom.’ Pionierswerk Richiers ongepolijste, expressieve en soms ronduit angstaanjagende figuren (schilder Carel Willink omschreef ze als ‘uit het water opgehaalde kadavers’) maakten grote indruk op een aantal jongere Nederlandse beeldhouwers. In Amsterdam waren het met name Carel Kneulman, Wessel Couzijn en Pearl Perlmuter die zich in haar werk herkenden, net als Lotti van der Gaag in Den Haag. Terwijl de Amsterdammers de vormentaal van Richier expliciet verbonden aan maatschappelijke thema’s, zoals Sandberg het graag zag, omarmde Van der Gaag vooral de grillige fantasie van deze kunst. Maar bovenal inspireerde hen Richiers experimentele De huidige presentatie in Beelden aan Zee is het eerste retrospectief dat in Nederland aan haar beeldhouwkunst wordt gewijd

Meer dan dertig sculpturen, afkomstig uit Nederlandse, Belgische en Franse musea, kunsthandels en privécollecties, demonstreren de schier grenzeloze verbeeldingskracht van Richier op de toppen van haar kunnen

werkwijze. Veel sterker dan met haar ongewone onderwerpen of vermeende politieke bedoelingen was het de grote vrijheid die Richier zich veroorloofde ten aanzien van materialen en technieken waarmee zij uiting gaf aan de rusteloze vernieuwingsdrang van de naoorlogse generatie kunstenaars. Richier verwerkte takken en stenen in haar beelden, ze gebruikte schedels en zeeschuim, staaldraad en stukken glas, ze beschilderde haar figuren of vroeg anderen deze te beschilderen, ze bekraste hun oppervlak en maakte er gaten in. Voor de surrealistische schrijver André Pieyre de Mandiargues was die ongebreidelde experimenteerlust reden om Richier zélf een natuurkracht te noemen. Zoals het een experimenteel kunstenaar betaamt, liet zij zich door geen enkele traditie of conventie beperken en hield zij tijdens het werk alle mogelijkheden open. Door haar voortijdige overlijden aan kanker in 1959 is de voortrekkersrol die Richier op die manier speelde echter decennialang onderbelicht gebleven en zelfs onderschat. Haar invloed is namelijk nog altijd aanwijsbaar, ook in Nederland. De kunst van hedendaagse Nederlandse beeldhouwers als Arie Schippers, Karin Arink en Maartje Korstanje is zonder het pionierswerk van Germaine Richier eenvoudigweg ondenkbaar, ook al zijn zij zich dat misschien niet per se bewust.

Niet vergeten De tentoonstelling Germaine Richier. Mensbeeld-Mensbeest, die de komende maanden in de Grote Zaal van museum Beelden aan Zee is te zien, kwam tot stand in nauwe samenwerking met het Musée Picasso in Antibes, dat eind vorig en begin dit jaar het decor vormde voor Richiers beeldhouwkunst. Meer dan dertig sculpturen, afkomstig uit Nederlandse, Belgische en Franse musea, kunsthandels en privécollecties, demonstreren de schier grenzeloze verbeeldingskracht van Richier op de toppen van haar kunnen. Alle werken, op twee na, werden gemaakt in de slechts veertien levensjaren die haar na afloop van de Tweede Wereldoorlog waren gegund, een periode die kennelijk te kort was om haar reputatie voldoende te bestendigen. De huidige presentatie in Beelden aan Zee is het eerste retrospectief dat in Nederland aan haar beeldhouwkunst wordt gewijd. Behalve de beelden wordt er een uitgebreide selectie tekeningen en prenten geëxposeerd. De tentoonstelling is daarmee een waardig eerbetoon aan een kunstenares die zestig jaar na haar overlijden eindelijk weer haar rechtmatige plaats terugkrijgt tussen al die andere grootheden van de moderne Europese beeldhouwkunst, tussen Picasso en Zadkine, Giacometti en Marini, om enkele van haar meest verwante collega’s te noemen. Opdat zij niet opnieuw vergeten wordt.

This article is from: