3 minute read

Zo was het vroeger

Next Article
Zitbank

Zitbank

Zo was het vroeger, zo is het nu

Dat Virginie Loveling graag naar ons Begijnhof kwam, is al eerder beschreven.

Advertisement

Nog een andere schrijver/dichter/ toneelauteur wil er graag iets aan toevoegen.

Zo schrijft hij: “... ik ging graag mee want de heilige doch snoeplustige vrouwen overstelpten mij met suikergoed en chocolade. Het is bekend dat de begijntjes (sic) geen enkele gelofte afleggen (ook sic), in hun eigen verblijf of huisje wonen, enkel voor de nacht huiswaarts moeten keren, zich schikken in een herroepbaar celibaat en kledij dragen die tot de 13de eeuw teruggaat. Zij vervaardigen kantwerk en linnengoed, en genieten van een bescheiden welstand die hen toelaat op zondag gestoofde kip of crème caramel te eten zoals in familiepensions. (...)

Roddels ook toen

Vol respect en overgave (...) verwachtte ik van hen iets te horen over de goede god, de heilige maagd, de engelen of de hemelse zaligheden. Daar was nooit sprake van. Alle gesprekken gingen zonder uitzondering over de zwakke kanten van de aalmoezenier die graag witte wijn lustte, de pretenties van de grootjuffer of moeder-overste, de gierigheid van zuster Aglaë, de onbetamelijke uitstapjes van zuster Euphémie, de intriges van zuster Philomène, de bittere opmerkingen van zuster Anastasia en de pietluttige diefstalletjes van zuster-portierster. Ze zijn gelukkig zei mijn moeder; ze hebben alles wat ze maar kunnen wensen en God op de koop toe; ze leven tussen de blanke kant en de wierookgeuren, te midden van de orgelmuziek, de bloemen en de vogels in hun tuintjes – wat hebben ze nog meer nodig? Maar wat voor een god? Hoe dan ook , hoeveel groter hij ook mocht zijn dan hun geest ooit kon bevatten, ze waren er tevreden mee. (...) Ik had zo mijn twijfels. Dat er zich achter hen een paradijs uitstrekte, groter dan het grasperk waar hun drie geiten (???) op graasden, klopte wel, maar ze leken er niet mee begaan. De onbeweeglijkheid van hun bestaan verzekerde hun gelukzaligheid. Ze hadden een overtuiging die ongeveer evenveel waard was als die van ons die nog niet bestond. Maar elke overtuiging, hoe klein ook - zelfs al ziet of hoort men er niets van, zelfs al raakt ze kant noch wal -, volstaat toch om een beetje geluk te bestendigen”.

Benieuwd wie deze bedenkingen noteerde? Niet de eerste de beste maar wel “onze” enige Nobelprijswinnaar, Maurice Maeterlinck. Het moet zowat rond de jaren 1870 (hij werd geboren in 1862) zijn geweest dat hij met zijn vrome moeder “die zowel in het Groot als het Klein Begijnhof verwanten en bekenden had”, wekelijks die bezoekjes bracht. De beschrijving daarvan vond ik in het boek “Bulles Bleues” Souvenirs Heureux (of vertaald Herinneringen van geluk).

Lak aan ceremonies

Maeterlinck die beter gekend is als auteur van De Blauwe Vogel, van symbolistische gedichten schreef zijn herinneringen als 80-jarige. De Bulles (bubbels?) verschenen in Monaco in 1948, een jaar voor zijn dood, met de Gentse torens veelzeggend op de cover. In zijn vermakelijke herinneringen komen we terecht in de Franstalige burgerij op het eind van de negentiende eeuw, bij de nonnen van de Nouveau Bois, het institut Calamus, het St.Barbaracollege, de perzikbomen en bijenkorven van zijn vader in Oostakker... Dat Maurice Maeterlinck nogal lak had aan ceremonieën kon al blijken uit de Bulles Bleues. Zo komt het ook dat hij zich ziek meldde voor het ophalen van zijn Nobelprijs in 1911 en toen hij in 1932 door koning Albert I in de adelstand werd opgenomen met de titel graaf, bracht hij niet de inspanning op, om het diploma te lichten door het registreren van de ‘open brieven’ die deze benoeming rechtsgeldig maakten, zodat ze zonder uitwerking bleef.

This article is from: