
2 minute read
De Begijnse Column
‘De begijnse column’
De begijnse levensstijl hield een vanzelfsprekende bereidheid tot zorg voor elkaar in. Bij het ontkiemen van de begijnenbeweging gebeurde deze wederzijdse hulp op een informeel georganiseerde manier. De vrouwen ontleenden tevens steun en zorg aan de hen omringende stads- of dorpsbewoners via voedselbedeling, ziekenzorg en opvang van kinderen. Eénmaal in een begijnhoofse structuur geperst, fungeert de ‘Tafel van de heilige Geest’ als instelling die giften omzette in voedsel, kledij en warmtebronnen voor begijnen met beperkte middelen. Het uitdelen van broden, verzorgtaken verrichten en informele hulp verlenen aan bewoners, bleven taken van de begijnen. Het aanschouwen en/of ervaren van de invloed van armoede zal voor de begijnen geen abnormaliteit geweest zijn.
Advertisement
Heden staat ‘overleven in armoede’ op de jaarlijkse internationale agenda: de ‘Werelddag van het verzet tegen armoede’ zal doorgaan op zondag 17 oktober. Voor overlevers in financiële armoede is het echter elke dag ‘armoede-dag’…
(Ar)MOE(de)
‘Mijn leven is écht prachtig! Mijn wiskunde is er op vooruit gegaan, elke dag oefen ik – alle rekeningen, elke uitgave is een rekensom. Da’s toch een voordeel, hé?’ Ik laat het moment het moment zijn en zwijg. ‘Oh, en druk dat ik het heb, ik loop de deuren plat bij hulpverleners, die zien mij graag komen, ja, ja, ik mag dikwijls langsgaan. Ik heb ondertussen een harnas rond me om de vele betuttelende opmerkingen te weerkaatsen. Een ridder zou er jaloers op zijn, op mijn onzichtbare uitrusting. En het is nog eens goed voor mijn lijn, zo af en toe geen eten kunnen kopen. Om nog maar te zwijgen van het wooncomfort dat ik heb: ik hoor alle conversaties tot diep in de nacht. De povere isolatie zorgt ervoor dat ik niet naar een praatprogramma op de radio moet luisteren, ik heb dat altijd ter beschikking. En als het regent, ruik ik het vocht dat via de muren doorsijpelt. Dan weet ik onmiddellijk dat een paraplu nodig is, toch gemakkelijk…’
Haar sarcasme en bittere ironie zijn haar bondgenoten geworden, merk ik. De opgebouwde frustratie na het vernemen van de zoveelste afwijsbrief op een sollicitatie, het mentaal uitputtende drie keer omdraaien van elke eurocent, de blijvende gebreken in haar woning ondanks haar herhaaldelijk schrijven laten zich samenvatten in twee woorden: ‘onmacht’ en ‘onrechtvaardigheid’. Het licht in haar ogen is slechts miniem. Overleven vormt de kern van haar bestaan. De ideologieën in onze maatschappij trachten haar lijden onzichtbaar te maken, haar schuld- en schaamtegevoelens op te dringen onder het motto ‘alles is voor iedereen bereikbaar als je maar wil’. Meedogenloos pakt Armoede haar haar levensenergie af en geeft teleurstellingen en kleineringen in de plaats. Haar honger naar waardigheid en menselijkheid vertaalt zich in een schreeuw van uitputting. Hoeveel leed kan een mens dragen?
Ook in mij woedt onmacht, zij het om weerloos te zijn in wat ik voor haar kan doen. De momenten dat ik een toverstaf wilde bovenhalen om een menselijk bestaan tevoorschijn te zwaaien, zijn ontelbaar. Ze laat toe dat ik haar draag: haar verhaal, haar bedenkingen, haar lijden. Tegelijkertijd ben ik bang, bang voor het moment dat alle lichtpunten uit haar zijn geperst… bang voor het moment dat ze, verdoofd door de vele tegenslagen, zichzelf opgeeft…
Enkel wie geld heeft mag zich laten gelden…

Debby Van Linden
draagt, als deskundige begijnengeschiedenis, het erfgoed van de begijnen uit in Vlaanderen. Voor ‘Ons begijnhof’ schrijft ze driemaal per jaar een column, steeds ‘met begijnse slag’.