5 minute read
Vlinders
Over voelsprieten, vuile hoekjes en roodgekleurde blauwtjes
Advertisement
Je ziet ze het hele jaar door, maar op het einde van de zomer vallen ze in mijn ogen nog meer op. Als het fruit valt en ligt te rotten op de grond, dan komen ze zich met hun roltong te goed doen aan het suikerfestijn. Jaja, ook de wespen, maar ik wil het hier over onze dagvlinders hebben. Het zijn vooral de Atalanta’s en de Dagpauwogen die dat gedrag vertonen, de twee grootste en meest in het oog springende dagvlinders die we in ons begijnhof kunnen observeren. Voor het fruit valt foerageren de volwassen vlinders op de grote diversiteit aan bloemen die we in onze tuinen staan hebben op zoek naar nectar. De vlinderstruik (Budlea) behoort tot één van hun favoriete bloemen. De rupsen van deze twee soorten daarentegen voeden zich met brandnetels. Het is dus niet alleen belangrijk om veel bloemen te voorzien, maar ook om hier en daar een verwaarloosd hoekje met brandnetels te laten staan. En van verwaarloosde hoekjes gesproken, akkerdistels en zeker speerdistels zijn dan weer een zeer goede bron van nectar. Kijk eens wat er soms aan vlinders, bijen, wespen en zweefvliegen op die bloemen zitten.
Een andere vlinder waarvan de rupsen op brandnetels zitten, is de gehakkelde aurelia. Van ver ziet hij er wat verfrommeld uit alsof iemand stukjes uit zijn vleugels geknipt heeft, maar van dichtbij is het een pareltje. Hij is diep oranjebruin van kleur, met een donkerbruine tekening en heeft een witte c op zijn ondervleugels staan.
De koolwitjes kent iedereen. Maar zeg niet zomaar koolwitje. We hebben zowaar drie soorten witjes hier in ‘t begijnhof. Het Klein en Groot Koolwitje en het Klein Geaderd Witje. Het zijn heel leuke vlindertjes, maar ze zijn niet zo geliefd bij de moestuiniers. De rupsen kunnen nogal wat schade aanrichten aan allerlei kolen die voor hen als waardplant dienen. Een dagvlinder die lijkt op een witje is het Oranjetipje. Dat is een typische voorjaarsvlinder, helemaal wit met twee fel oranje vlekken aan de vleugeltoppen. Een belangrijke waardplant voor deze soort zijn de Pinksterbloemen, waarvan we er heel wat staan hebben op het middenplein.
De zandoogjes zijn dan weer een familie van minder opvallende vlinders. Het Bont zandoogje bv., donkerbruin vol crême-witte stippen houdt zich meestal onder de bomen op. Vroeger dacht ik dat een vlinder maar wat rond fladderde zonder strak plan, maar niks is minder waar. Zo ‘n Bont zandoogje bv. heeft een echt territorium dat hij met hand en voelspriet verdedigt. Wandel je zijn territorium binnen, dan komt hij je onbevreesd verjagen.
Er zijn ook al vier blauwtjes waargenomen in het begijnhof. Het zeer algemene Icarusblauwtje (met allerlei klavertjes als waardplant), het Boomblauwtje (met o.a. Spork als waardplant) en het zeldzamere Bruin blauwtje (met allerlei ooievaarsbekken als waardplant). Het mooiste blauwtje, dat helemaal niet blauw is, dat hier voorkomt, is de Kleine vuurvlinder. Hij is diep rood-oranje vol met bruine stippen en zet zijn eitjes op Veld- en Schapenzuring.
De allermooiste onder de algemene dagvlinders heb ik al twee keer mogen waarnemen in mijn tuintje en dat is de Koninginnepage. Hij is groot, licht geel, met een zwartblauw-oranje tekening. De rupsen ervan vreten hun buikje vol met o.a. wortelloof en venkel. Zij weten daarentegen de moestuinier wel nog te charmeren doordat die rupsen misschien nog mooier zijn dan de volwassen vlinder zelf.
Een buitenbeentje dat we ook hier regelmatig kunnen waarnemen is de Distelvlinder. Wat hem zo speciaal maakt, is dat deze vlinder in het voorjaar uit Zuid-Europa komt aangevlogen. Dan plant die zich hier voort (heeft o.a. distel als waardplant) en een deel van de nieuwe generatie vliegt in het najaar zomaar weer terug naar het zuiden om daar te overwinteren. Dat is indrukwekkend voor een diertje dat nog geen halve gram weegt.
Ik verlies me hier een beetje in al die soorten en was zowaar de Citroenvlinder vergeten. Een knalgele schoonheid die iedereen ook wel kent. Net als het Boomblauwtje eten de rupsen blaadjes van de Spork.
Zoals je kan lezen hebben we toch een grote diversiteit aan vlinders hier midden in de stad. Misschien wel nog meer divers dan op de boerenbuiten waar soms amper nog een bloem te vinden is.
Volgende punten zijn van belang als je veel vlinders wil aantrekken in je tuin: • Nectar voor de vlinders onder de vorm van bloemen van in het vroege voorjaar tot in de late zomer. • De juiste waardplanten voor de rupsen. • Goede verstopplekjes om te overwinteren (hetzij als ei, als pop of als volwassen vlinder).
Dat zijn zaken waar jullie allemaal kunnen aan bijdragen. Laat die klavertjes maar staan in de pelouse, zorg dat er altijd iets staat te bloeien in je tuin, knijp een oogje dicht voor dat vuil hoekske en probeer niet elk kiertje dicht te plamuren (toch zinloos in onze wankele begijnenhuisjes)!