2 minute read
Tom Hemelaer
Impressies van een nieuwkomer… Al 40 jaar woon ik in Gent, en zoals iedere Gentenaar kende ik het klein Begijnhof.
Want iedere Gentenaar is er ooit al eens geweest als je ze tenminste zou geloven, die rebelse stroppendragers. Maar bij mij was dat net ietsje meer, want overdag passeerde ik hier af en toe, ja zelfs regelmatig om te verpozen en te genieten van de rust, meestal op de terugweg van werk naar huis.
Advertisement
Met daarbij de steeds weerkerende gedachte, “tja, moest ik hier ooit kunnen wonen, ze zouden het mij toch geen twee keer moeten vragen, hoor”.
Nu, om een lang verhaal toch kort te houden, sinds augustus 2019 was ik al enige tijd op voorzichtig zoek naar een andere woning. Maar niks kon mij helemaal bekoren, er was altijd wel iets dat niet goed was, te modern, te weinig plaats, geen fetsenstalling, te weinig licht, te veel lawaai, te ver, te dicht…. Het was een maandenlange zoektocht en die werd stilaan langer en hopelozer.
Gelukkig, in november 2019 kreeg ik ineens wél de gelegenheid een appartement te huren, en wel hier in het Begijnhof. Het appartement van Agnes Van Steenbeke, de vorige oudste bewoonster die uiteindelijk dan toch naar een rusthuis in het centrum had moeten verhuizen. Er werd mij de raad gegeven snel te zijn en niet te veel te aarzelen, want er waren wel wat gegadigden. Dat laatste bleek inderdaad zo zijn redenen te hebben. Een vrij ruim appartement op het gelijkvloers, dat voldeed aan bijna alle verwachtingen. Ongeveer alles wat je nodig hebt en bovendien in de gang ook nog eens plaats om je fets in te stallen… hmmmm, zou dit het eindelijk zijn?
Dus, kordaat toegehapt en medio december verhuisde ik, om een oude droom werkelijkheid te zien worden. Ik ging in het Begijnhof gaan wonen. Klassieke vriendenreactie, “Gij, Tom, een Begarde, zotteke, pipo…is dat om te lachen”. Wacht maar, dacht ik, we zullen wel zien.
Want wat mij onmiddellijk opviel, net zoals altijd vroeger, werd nog maar eens bevestigd. De ontiegelijk grote en groene rust die deze omgeving uitstraalde. Dat gevoel is er niet zomaar eventjes, het blijft voortdurend aanwezig en het begint onmiddellijk. Je komt gereden vanuit de Stad, heel erg druk en veel lawaai. Stadslui zijn er zodanig aan gewoon aan dat ze het na al die jaren bijna niet meer merken. Maar bij het binnenkomen van het Begijnhof, op de kasseien, is het altijd dat gevoel van “oef zeg, eindelijk rust, het bestaat toch nog”. Je komt ineens toch een andere wereld binnengereden, meer nog, je wóónt daar, stel je voor!
De binnenweide, die meteen dat geweldige gevoel van ruimte geeft. Geen auto’s, het is dus wel nog mogelijk? Die kerk, als een eeuwenoud baken van standvastigheid, die staat daar, onverzettelijk. De klokken, die ons op de achtergrond bescheiden herinneren aan de traag voortschrijdende tijd, waaraan je toch nooit ontsnapt. De kasseien, waar je de klompen nog horen kan als je ernaar wil luisteren. De witgekalkte muren, een zeldzaamheid. Ach, ik stop mijn beschrijving liever hier. En neen, ik doe dat niet omdat er niets meer