3 minute read
Marc
Schotland is de “thuis” van buurman Marc
Whisky en andere schatten
Advertisement
Een volgestouwd mini-museum? Of beter nog een grot van Ali Baba? Daaraan dacht ik toen ik ontvangen werd in het huisje waar Marc Bockstaele (samen met Annemie) leeft.
Eerst een beetje bekomen en dan Marc aan het woord laten.
“Alles begon met de film Brigadoon die ik zag toen ik 5 jaar was. Ik keek en wist toen “dat is mijn thuis”. De Amerikaanse musical was niet in Schotland gedraaid maar het ging wel over Schotland in de 18 de eeuw. Veel meer dan dat kan Marc zich niet herinneren, maar zijn fascinatie voor Schotland was geboren.
Vanaf dat ogenblik kwam “Schotland” in vele gedaantes in Marc’s leven. ‘Een Schots meisje op vakantie dat ik ontmoette toen ik 14 was, en helemaal mijn belangstelling voor haar land niet kon begrijpen”. Eind de jaren ‘70 werd in Gent de Vlaams Caledonische Society (VCS) opgericht en het spreekt vanzelf dat Marc er ook lid van werd. Toch duurde het tot 1985 voor hij ook naar zijn “droomland” trok. “Met mijn ouders ging ik vooral naar Italië en Spanje, maar nu werd Schotland écht mijn ‘thuis’ In Glasgow kreeg ik zelfs een déjà vu- gevoel”.
Met de VCS kwam natuurlijk ook de whisky, of Schotse godendrank in zijn leven.
Het kon niet anders dat Marc die een tijdlang in de horeca werkte (had verscheidene cafés), helemaal niet op zijn mondje is gevallen en aandacht trekt door zijn opvallende verschijning, een schitterende whisky bepleiter én verkoper is. “Eerst verkocht ik op de jaarlijkse Schotse beurs zogenaamde Schotse honing van Loch christi, en het verkocht!“. Daarna verkocht hij whisky.
De kleine living wordt bijna helemaal gevuld met whiskyflessen en whiskyparafernalia. Ik leer dat er al een tijdje Vlaamse whisky bestaat, dat er flessen
bestaan van meerdere duizenden euro’s, dat er flessen bestaan met Marc’s naam en ... dat hij al heel veel whisky geproefd en gedronken heeft.
Alsof de whiskyflessen niet volstaan hangen de wanden vol met degens, zwaarden en andere wapens. “Dat komt omdat ik – naast Schot – ook altijd ridder wilde zijn”, zegt Marc. En waar vindt hij dat allemaal? “Op marktjes die we – samen met Annemie- afstruinen. Op die manier kan ik mij in een kasteel wanen”. In die grot van Ali Baba zie ik nog meer merkwaardige objecten. “Juist, dat zijn rituele objecten van de vrijmetselaars en van de Tempeliers”. Natuurlijk speelt Schotland een belangrijke rol in de vrijmetselarij en vandaar naar de Tempeliers is de stap niet zo groot. “Ja, ik ben ridder bij een commanderij van de Tempeliers en met onze groep komen we in (niet-Corona-tijden) maandelijks bijeen om een lezing te aanhoren, we verzamelen ook geld voor een goed doel”. Waar Marc, die in de dienst Mobiliteit van de stad Gent werkt, tijd haalt om ook nog aan ‘diamant painting’ te doen weet ik niet. Hij toont mij fier zijn soort puzzel die samengesteld wordt met piepkleine stukjes gekleurd plastiek. “Het werk toont een kruisvaarder met het tempelierskruis dat ik beleg met echte granaat- en robijn stukjes”.
Het wordt tijd om de Schotse en Keltische toestanden te verlaten en terug te keren naar Gent. Hoezo? In de gang zijn de muren immers vol gehangen met tekeningen, schilderijen en foto’s van onze stad. Aan een kant herinnert alles aan begijnhoven, de andere zijde ademt nostalgie uit naar allerlei Gentse uitzichten. In de keuken, paradijs van Annemie zie ik naast de Leuvense stoof en moderne huishoudapparaten, schappen vol met Engelse theepotten. “Juist, dat is (een deel) van haar collectie. We zijn inderdaad aan elkaar gewaagd als het op verzamelen aankomt”.
De overige kamers van de woning zag ik (nog) niet. Maar Marc wil me graag zijn paradijs verder laten ontdekken, een andere keer. “Er is nog zoveel waar ik kan over vertellen”, zegt hij. “En alle dagen droom ik weg bij een voorwerp omdat het me altijd aan een of andere gebeurtenis doet denken”.
En wie dat allemaal afstoft? “Marc wijst naar zijn middenrif.