MENS 38 - Vrouwen in de wetenschap

Page 1


Inhoud Voorwoord: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 Dossier: “Vrouwen en wetenschap” • Geschiedenis vrouw en wetenschap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 • De universiteit als modern mannenklooster . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 • Waarom bereiken vrouwen zo zelden de top van de wetenschappelijke ladder? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 • De mythe van de supervrouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 • Du changement en vue... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 • Enseignement et émancipation . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Enseignants en tant que guidés . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16

Vo o r w o o r d Tegen de stroom in… Elke generatie van jonge vrouwen gelooft, aan het begin van hun carrière, dat ‘gender’discriminatie iets uit het verleden is, opgelost in de vorige generatie en hen dus niet zal treffen… Onderzoek wijst uit dat studenten vrijwel nooit ongelijke kansen ervaren tijdens hun studententijd. Het is pas bij de voortgang van een loopbaan dat de genderthematiek voor meerdere mensen voelbaar wordt. Vrouwen zijn o.a. ondervertegenwoordigd in het vaste wetenschappelijke kader op universiteiten. We wisten dit al lang, maar nu zijn er ook cijfers. Minder dan 6% van de professoren in de EU zijn vrouwen. Op elke trap van de hiërarchische ladder ziet men dat vrouwen verdwijnen. Ook buiten de universiteiten is de situatie bedroevend. Nochtans zijn er enkele goede redenen om de ongelijke verdeling weg te werken: • democratie en rechtvaardigheid: waarom zou slechts 50% van de maatschappij in het bezit zijn van beschikbare jobs? • kwaliteit: slechts de helft van het beschikbare talent wordt gebruikt • diversiteit: beide seksen hebben vaak verschillende benaderingen en visies, die elkaar kunnen complementeren en waardoor nieuwe vraagstellingen kunnen rijzen • economische verkwisting: waarom investeren in opleiding van meisjes en er daarna niet tenvolle gebruik van maken? • wetenschappelijke deficit: de ouderwordende generatie en het tekort aan goed opgeleide wetenschappers zorgt nu reeds voor problemen In dit dossier gaan we op zoek naar antwoorden. Wat is de positie van vrouwen in de wetenschap. Hoe is de ongelijke verdeling tot stand gekomen en vooral: hoe komt het dat ze nog steeds blijft bestaan. En wat kan hierin verandering brengen? Doorheen de geschiedenis zijn er steeds vrouwen geweest die tegen de stroom in, zich toch een plaats wisten te veroveren binnen de wetenschap. Enkele schitterende verhalen uit het verleden vindt u terug in dit dossier. Deze korte anekdoten vullen we aan met verhalen van vrouwelijke wetenschappers anno 2000. Wij spraken met enkele van hen, of selecteerde uit reeds bestaande interviews, en hebben voor u de markantste, opmerkelijkste, grappigste, interessantste, …uitspraken neergezet doorheen dit dossier.

2

Veel leesplezier, De redactie

© Alle rechten voorbehouden MENS 2000 Algemene informatie en coördinatie: Prof. Dr R. Caubergs, A. Van der Auweraert RUCA, Groenenborgerlaan, 171 - 2020 Antwerpen Tel.: 03/218.04.21 Fax: 03/218.04.17 e-mail: mens@ua.ac.be Onder de auspiciën van: - Vlaamse Vereniging voor Biologie (V.V.B.) - Belgisch Werk tegen Kanker en Vlaamse Kankerliga - Koninklijke Vlaamse Chemische Vereniging (K.V.C.V.) - Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (KVIV) - Vereniging Leraars Wetenschappen (VeLeWe) - Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie (V.O.B.) - Vereniging Leraars Aardrijkskunde (V.L.A.) - Vlaamse Ingenieurskamer (V.I.K.) - Water - Energie - Leefmilieu (WEL) - Centrum voor Milieusanering, U. Gent - Verbond der Vlaamse Academici (V.V.A.) - Nederlands Instituut voor Biologen (NIBI) - Natuur & Wetenschap - Provinciaal Instituut voor Milieu-Educatie (PIME) - Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen (KMDA) - Zoo Antwerpen en dierenpark Planckendael - Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) - Koninklijk Instituut voor het duurzaam beheer van de Natuurlijke rijkdommen en de bevordering van de schone Technologie (K.I.N.T.) Kernredactie: R. Caubergs A. De Ron C. Thoen A. Van der Auweraert Redactionele coördinatie: A. Van der Auweraert, R. Caubergs Met dank voor illustraties: Vrouwennetwerk Utrecht Archiefmuseum vrouwengeschiedenis Amazone Topic and fund raising: Sonja De Nollin, Te Boelaarlei 23, 2140 Antwerpen Tel.: 03 322 74 69, Fax 03 321 02 77 e-mail: denollin@uia.ua.ac.be Jaarabonnement door storting op naam van: Prof. Dr R. Caubergs, “Tijdschrift MENS”: België: 700 BF op 220-0851525-95 educatief abonnement: 350 BF Verantwoordelijke uitgever: Prof. Dr R. Valcke (Vlaamse Vereniging voor Biologie) Reimenhof 30, B-3530 Houthalen


Vrouwen en wetenschap Samengesteld door: Ann Van der Auweraert Met medewerking van: Marjolein Breda, Sonja De Nollin, Ann De Ron, Josée Desmet-Goethals, Els Flour, Prof. Dr Magda Michielsens, Monika Triest, Kristien Vercoutere, Els Vleenis, Nina Vleugels

Een groep studenten farmaceutische wetenschappen rond Prof. Léon Harlant (1910). Bron: archief ULB

Er beweegt momenteel heel wat rond het thema vrouw en wetenschap. Honderd jaar geleden werd vrouw en wetenschap als een bijna onmogelijke combinatie gezien. Vrouwen hoorden niet te studeren en een wetenschappelijke carrière was al helemaal taboe. Anno 2000 is er in dit opzicht veel veranderd, maar toch…

Taboe voor vrouwen

De KONINKLIJKE VLAAMSE ACADEMIE VAN BELGIE VOOR WETENSCHAPPEN EN KUNSTEN telt onder haar 150 leden slechts 10 vrouwen, of 6,6% (anno 2000) !

Wetenschappelijke vennootschappen als de Royal Society in Engeland en de Académie Française onderhielden informele contacten met wetenschapsters, maar duldden hen niet als lid. De enige vrouw binnen de Society was - tot 1945! - een skelet dat behoorde tot de anatomische verzameling. De Académie Française weigerde in 1911 Marie Curie als lid. Ze had toen al de Nobelprijs gewonnen. De eerste vrouw trad toe in 1979.

Hoewel er evenveel of zelfs meer meisjes afstuderen aan universiteiten (en met betere resultaten), vinden we hen maar bedroevend weinig terug in topfuncties. En de hoop dat dit met een beetje geduld vanzelf de goede kant opgaat, blijkt ongegrond. Diverse verklaringen wijzen op factoren die enerzijds te maken hebben met de traditionele vrouwenrol en anderzijds met de wetenschappelijke cultuur zelf. Verbergt de zogenaamde objectiviteit van de wetenschap nog steeds emotionele vooroordelen?

Eeuwenlang was de verhouding tussen vrouw en wetenschap in de Westerse wereld er een waarin vrouwen weliswaar een studieobject van de wetenschap waren, maar zelf bijna volledig uitgesloten bleven van wetenschappelijk onderzoek.

Aan de basis lag een min of meer duidelijk onderscheid tussen sociaal aanvaarde vrouwen- en mannenrollen. Meisjesscholen legden sterk de klemtoon op godsdienst en huishouden, en voor de rijksten de ‘arts d’agrément’ (dansen, musiceren, converseren). De klassieke talen, wiskunde en filosofie die jongens uit een welgesteld milieu kregen, werden nauwelijks of niet aan meisjes gegeven, tenzij in de zeldzame gevallen waarin de ouders die vakken thuis aan hun dochters lieten onderwijzen. Deze patriarchale achtergrond bepaalde de gangbare visies op de intellectuele opvoeding van vrouwen en dus op het meisjesonderwijs. Marie Curie Slechts 11 van de 457 uitgereikte Nobelprijzen wetenschap gingen naar vrouwen.

"Iedereen die een nogal zwak verstand heeft is niet geschikt voor beoefening van wetenschap. En vrouwen hebben een nogal zwak verstand. Dus." Met deze algemeen aanvaarde stelling was Anna Maria Von Schurman (16071678), de eerste vrouwelijke studente in Nederland, het niet eens. “Wie een aangeboren verlangen naar wetenschappen en kunsten heeft, is geschikt voor wetenschappen en kunsten. Vrouwen hebben een aangeboren verlangen naar wetenschappen en kunsten.” Anna Maria Von Schurman windt er in haar "Dissertatio" (verhandeling) in 1641 geen doekjes om: ook vrouwen hebben aanleg voor wetenschap en recht op onderwijs. Spijts deze en andere proto-feministische stemmen zouden de 16de-17de eeuwse discussies weinig veranderen aan de gangbare praktijk over het meisjesonderwijs. In België bleef het onderscheid in de leerplannen tot ver in de 19de eeuw bestaan. De staat investeerde in eerste instantie niet in middelbaar meisjesonderwijs, en liet dit over aan het katholieke initiatief, waar de speciale roeping van de vrouw buiten kijf stond. Bovendien waren vrouwen zowat overal uitgesloten van universitair onderwijs. Alleen in Italië kende men in de 18de eeuw vrouwelijke hoogleraren.

Om de mannelijke studenten in de zaal geen aanstoot te geven, mocht Anna Maria Von Schurman in de zeventiende eeuw alleen college volgen vanuit een speciaal kamertje met gaatjes in de wand. Ondanks alle uitsluiting die haar als vrouw ten deel viel, werd zij een bekend geleerde. Ze was taalkundige, dichter en beeldend kunstenaar.

3


In de 6de eeuw v.C. op het eiland Krotoon bij de Griekse kust verbleef een streng religieuze gemeenschap van wiskundigen onder leiding van Pythagoras. Wiskunde was de studie van de ziel en de goden. In hun filosofie was alle materie vrouwelijk; de ziel en het bovenzinnelijke mannelijk. Het lag dus in de aard van de man aan wiskunde te doen. De vrouw werd in staat geacht bijdragen te leveren, maar moest daarvoor haar vrouwelijkheid opgeven. Dezelfde filosofie vinden we terug bij Plato, die vrouwen toeliet aan zijn vermaarde academie. Het kwam tot een breuk tussen de seksen vanaf het moment dat Aristoteles de toon zette. Hij beschouwde de vrouw als 'minder dan menselijk'. Het Pythagoriaanse beeld verdween, maar kende een laatste bloei in Alexandrië, met de vrouw Hypathia (4de eeuw n.C.) Als klein meisje werd ze door haar vader Theon onderwezen. Deze vader-dochter kennisoverdracht zal tot ver in de 19de eeuw de redding zijn van vele vrouwen. Hypathia was een briljante geest. Ze schreef commentaren op oude wiskundige teksten, gaf les aan zowat iedereen en ontwierp meetinstrumenten. Maar ook in Alexandrië sloeg de Aristoteliaanse vrouwenhaat toe... Hypathia werd op een dag uit haar koets gesleurd, gevild, gevierendeeld en verbrand. Over vrouwenhaat gesproken...

Vader-dochterkennisoverdracht Ondanks de ongelijkheid in het onderwijs, zijn vrouwelijke wetenschappers nooit helemaal van het toneel afwezig geweest. Tot het einde van de 19de eeuw was het voor een vrouw mogelijk om in ‘familiekring’ aan wetenschap te doen, waarbij ze haar vader, echtgenoot of broer mocht assisteren. Aangezien het wetenschappelijk onderzoek minder dan in onze tijd exclusief in wetenschappelijke instellingen werd bedreven, konden deze vrouwen hun passie voor de wetenschap als liefhebberij beoefenen. De universiteit van Bologna liet zelfs met enige regelmaat vrouwen toe tot het onderwijzend corps. Enkele bekende vrouwen zijn o.a. Hypathia , wiskundige en astronome uit de 4de-5de eeuw, Herrade de Landsberg en Hildegard van Binghen, abdissen uit de 12de eeuw, en de rechtskundigen Bettina en Novella Andreae, Jeanne Bianchetti en Madeleine Buonsignori. Andere namen zijn die van de arts/vroedvrouw Loyse Bourgeois (1563-1636) en de wiskundigen Sophie Germain en Marie-Gaëtane Agnese (18de eeuw).

Gesloten voor vrouwen!

4

De negentiende eeuw is de eeuw van de bloei van de wetenschappen, met bijvoorbeeld het darwinisme, de ontwikkelingen in de geneeskunde,… Maar voor vrouwen met belangstelling voor wetenschap was het moeilijker dan ooit. Misschien is de kloof tussen vrouw en wetenschap wel nooit zo groot geweest als in deze eeuw. Wetenschap vestigde zich namelijk definitief in universiteiten en wetenschappelijke instellingen, en deze lieten lang geen vrouwen toe. Tegelijkertijd werden

universitaire studie en onderzoek meer en meer een vereiste voor een wetenschappelijke loopbaan. Uitgesloten van laboratoria en wetenschappelijke genootschappen, konden vrouwen zelf dus nooit aan onderzoek doen. Het gevolg was dat ze bijna helemaal van het wetenschappelijke toneel verdwenen. Voor wiskunde is echter geen laboratorium nodig, vandaar dat er in de 19de eeuw wel enkele befaamde vrouwelijke wiskundigen naar voren kwamen. Maar ook zij kregen nauwelijks erkenning.

De moeder van de informatica? In 1843 vertaalt Ada Lovelace, moeder van drie kleine kinderen, het artikel met de resultaten van Charles Babbage voor de ontwikkeling van de analytische machine (de voorloper van de computer), vanuit het Italiaans naar het Engels. Ze voorspelt dat deze analytische machine zal kunnen dienen om complexe muziekstukken te componeren, grafische tekeningen te ontwerpen, en voor zowel praktische als wetenschappelijke doeleinden. Haar suggestie aan Babbage om een plan uit te schrijven hoe de analytische machine Bernouilli-getallen zou kunnen berekenen, wordt nu beschouwd als het eerste computerprogramma aller tijden. Een programmeertaal ontwikkeld door het Amerikaanse departement voor Defensie werd ter ere van haar met de naam ADA bedacht.

Ada Lovelace

‘Teveel wetenschap maakt vrouwen onvrouwelijk en ongeschikt voor moederschap.’ Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw (in België vanaf 1882) openden de eerste universiteiten hun deuren voor vrouwen en kregen vrouwen een kans in het wetenschappelijk onderzoek, maar de historisch gegroeide achterstand zou niet vlug worden overbrugd. Om vrouwen te ontmoedigen, gooide men allerlei 19de eeuwse biologische theorieën in de strijd. Geleerden stelden dat vrouwen minder hersenen hadden dan mannen. Daarom bleven ze wat achter, zodat ze niet in staat waren om rationeel te denken. Door de evolutie waren hun huishoudelijke kwaliteiten beter ontwikkeld; teveel wetenschap maakte vrouwen onvrouwelijk en ongeschikt voor het moederschap. Lukte het een vrouw om toch toegelaten te worden aan een universiteit, dan moest ze vaak de neerbuigende houding van haar mannelijke professoren verduren. Biografisch onderzoek naar vrouwelijke wetenschappers die het tot de internationale top van hun vakgebied brachten, toont inderdaad dat discriminaties in loopbaanplanning en officiële erkenning legio waren. Soms werden vrouwen weggeschreven uit het wetenschappelijk onderzoek en ‘vergeten’ bij de toekenning van Nobelprijzen: Lise Meitner bijvoorbeeld, die de splijting van uranium hielp mogelijk maken, of Rosalind Franklin, nauw betrokken bij de ontdekking van DNA. Iconen als Marie Curie (1867-1934) en


Emmy Noether (1882-1935) hebben nooit de kansen gekregen die een man met dezelfde capaciteiten wél zou hebben gehad. Ware het niet door een tussenkomst van haar man, had Marie Curie in 1903 die eerste Nobelprijs niet gekregen. Emmy Noether, die o.a. Einstein Emmy Noether hielp met de ontwikkeling van de relativiteitstheorie (informeel, zonder salaris en zonder baan) en belangrijke bijdragen leverde tot de abstracte wiskunde, was onmiskenbaar een genie. Ze kreeg in 1918 een vaste benoeming aan de universiteit van Göttingen, maar zonder salaris! Pas in 1935 werd ze door de academische wereld postuum erkend als een groot wiskundige. In België kreeg de eerste vrouwelijke hoogleraar aan de KULeuven, Marguerite Lefèvre, een geologe met internationale faam, haar benoeming slechts enkele jaren voor haar emeritaat.

Vanaf de 3de eeuw werd het christendom een belangrijke stroming in het Westen en 'verdween' de Griekse kennis. Tot de 7de eeuw waren de christelijke intellectuele centra (de kloosters) nog gemengd. In Kildare (Ierland) stond zelfs een vrouw aan het hoofd van zo’n klooster : St. Brigitta. Met Karel De Grote (8ste eeuw) veranderde het klimaat. In de kloosters werden geen vrouwen meer toegelaten. Paus Gregorius trok de lijn door in de 11de eeuw: kathedrale scholen werden gesloten voor vrouwen en nonnenkloosters werden onderworpen aan strenge controles. Toch slaagden enkele nonnen erin bijdragen te leveren tot de wetenschap. De bekendste is de Duitse non Hildegard Von Bingen (1098-1179), die bekend staat als de eerste vrouwelijke arts. Deze geniale vrouw beschouwde zichzelf als onontwikkeld en beweerde haar kennis van God zelf te hebben verkregen. Dat vrouwen een andere bron aanduidde voor hun intelligentie was standaard in die tijd. Het was immers ondenkbaar dat een vrouw die eigenschappen bezat. Ze werden anders niet aanvaard en als ‘gek’ opgesloten of bestempeld als ‘heks’.

"the most important individual decision any woman makes throughout her career is actually the choice of whom she marries" Leena Peltonen, professor medical genetics, University of Helsinki

De wetenschap over de vrouw Hoe sterk de mannelijke wetenschappers, zeker in de 19de eeuw, hun objectiviteit ook beklemtoonden, hun studies van "de sekse" en van de sekseverhoudingen waren sterk gekleurd door hun eigen man-zijn. De wetenschap beschouwde vrouwen als anders dan mannen. Ze zag vrouwen als door hun biologie en dus door de natuur gedetermineerde wezens, die tot op zekere hoogte ondoorgrondelijk en onvoorspelbaar waren. De encyclopedieën die vanaf de Verlichting tot stand kwamen, spraken probleemloos in termen van wij (de wetenschappersmannen) en zij (de bestudeerde vrouwen), en bevestigden, ondanks enkele pogingen om socialiseringsprocessen in rekening te brengen, eeuwenoude vooroordelen over vrouwen.

Hysterie werd in het begin van de twintigste eeuw gezien als een typische vrouwenziekte. Net als zijn tijdgenoten zag de zenuwarts J.M. Charcot, leermeester van Freud, de vrouw als één groot medisch vraagstuk. Hij en zijn collegae brachten de verschijningsvormen van hysterie (o.a. stuiptrekkingen, ongevoeligheid van linkse ledematen) nauwgezet in beeld. De betreffende vrouwen werden vervolgens in het gesticht aan hun lot overgelaten. Over de oorzaak van hysterie bestond er onenigheid tussen de dokters, maar ze waren het er allemaal over eens dat het in ieder geval samenhangt met de vrouwelijke geslachtsorganen!

In de 19de eeuw leidde het streven naar objectievere onderzoeksmethodes tot een sterke vooruitgang en een toenemend prestige van vooral de "positieve" wetenschappen. Toch duurde het even vooraleer wetenschappers inzagen dat de resultaten van hun onderzoek hun hypotheses niet bevestigden en ze hun conclusies bijstuurden. Maar allerlei veronderstellingen over de vrouwelijke biologie en psyche, en daaruit afgeleide visies op haar sociale functie, bleven nog lang overeind. Dit "mannelijke" gezichtspunt speelt de wetenschap nog steeds af en toe parten. Recent onderzoek leerde bijvoorbeeld dat medicijnen tegen hartkwalen minder goed werken bij vrouwen of er heel andere nevenverschijnselen oproepen dan bij mannen. Vele medicijnen en therapieën werden gewoon niet op vrouwen getest, omdat het mannenlichaam nog steeds als ‘standaard’ mensenlichaam gold.

5


De "affaire Popelin" Feminisme en wetenschap in interactie Vanaf de jaren zeventig groeide, in het kielzog van de tweede feministische golf, de feministische kritiek op de wetenschap. Dit zorgde op verschillende niveaus voor veranderingen. De feministische reflectie op de wetenschap maakte mede een einde aan het aureool van objectiviteit, dat in het bijzonder de ‘positieve’ wetenschappen lang behielden. De grotere instroom van vrouwen zorgde voor een verruiming van de onderzoeksterreinen. Om enkele voorbeelden te geven: de studie van primaten focust zich niet langer op de dominante mannetjes en bestudeert meer primatensoorten dan voorheen, aan bacteriën wordt geen sekse meer toegekend, in de archeologie leidt de toegenomen aandacht voor gebruiksvoorwerpen die niet met de jacht te maken hebben tot nieuwe inzichten, (kunst)historici en literatuurwetenschappers ontdekken vrouwen, en de geneeskunde ziet in dat haar kennis van het vrouwenlichaam zich te zeer beperkt tot gynaecologie en verloskunde. Opvallend is ook dat vrouwen gemakkelijker over het muurtje heen kijken en het interdisciplinair onderzoek vaak stimuleren. Ik combineer een fulltime job met een fulltime gezin, en dat kan alleen omdat ik -het geluk heb dat mijn partner thuis volop meedraait. Mijn zwangerschap is natuurlijk moeilijk te combineren met het werk, maar benadeeld heb ik me als vrouwelijke wetenschapper tot hiertoe nooit gevoeld. Ik heb wel het gevoel dat vrouwen misschien een ander soort wetenschapper zijn dan mannen. Vrouwen werken meer intuïtief, zelfs in het onderzoek. Dr Nele Horemans, postdoctoraal FWO-onderzoeker plantenfysiologie, UA

6

Op zevenendertigjarige leeftijd besluit Marie Popelin rechten te gaan studeren aan de Université Libre de Bruxelles, die ondertussen als eerste haar deuren openstelde voor vrouwelijke studenten. Wanneer ze in 1888 met onderscheiding het diploma van doctor in de rechten haalt, wil ze daarmee in de advocatuur stappen. Omdat ze vrouw is, weigert het Hof van Beroep evenwel om haar de eed af te nemen. In november 1889 verwerpt ook het Hof van Cassatie haar verzoek. De ‘affaire Popelin’ wordt uitgebreid bekommentarieerd in de binnen- en buitenlandse pers, en sensibliseert de Belgische pers tot op zekere hoogte voor het vraagstuk van de vrouwenemancipatie. Marie Popelin zelf wijdt de rest van haar leven aan de feministische zaak.Ze richt in 1892 de eerste Belgische feministische vereniging op, samen met Louis Frank, haar raadsman tijdens haar strijd om advocate te mogen worden. De ‘Ligue Belge du Droit des Femmes’ ijvert voor economische, burgerlijke en politieke gelijkheid van vrouwen en mannen en voor de toegang van vrouwen tot alle beroepen.

Halfslachtige wetenschap! Niet alleen de zogenaamde sekseneutraliteit van de wetenschappers kwam onder vuur te liggen, ook die van het kader waarin ze werkten: de universiteiten en andere onderzoeksinstellingen. Naarmate meer jonge vrouwen universitaire studies begonnen, werd het kleine (en stagnerende) aantal vrouwelijke professoren meer en meer als een probleem gezien. Universiteiten blijken allesbehalve sekseneutrale instellingen te zijn: mannen hebben er beduidend betere carrièremogelijkheden dan vrouwen, al bleek het moeilijk de achterliggende mechanismen bloot te leggen en de instellingen in kwestie te overtuigen van het belang van sekse-evenwicht. Verder in dit dossier gaan we hier dieper op in.

Over, voor en door vrouwen… De ontwikkeling van vrouwenstudies (feministische studies, genderstudies) weerspiegelt de bekommernis van een aantal (vrouwelijke) wetenschappers om het bestaande wetenschappelijke kader niet enkel kritisch te belichten, maar tot een feministische wetenschap te komen. Niet zonder succes, zoals o.a.blijkt uit het wijdverspreide gebruik van de term ‘gender’ i.p.v. ‘sekse’.Het gebruik van ‘gender’ maakt het mogelijk zogenaamd mannelijke en vrouwelijke gedragingen los te koppelen van biologie, en ze te kaderen in historisch en/of cultureel bepaalde, en dus aan verandering onderhevige, normen. Ook de inrichting van

vakken of volwaardige richtingen ‘genderstudies’ aan vele universiteiten(sinds 1994 bestaat er een volwaardige academische opleiding vrouwenstudies aan de Universiteit Antwerpen, in samenwerking met verschillende andere Vlaamse universiteiten), de groeiende mogelijkheid om onderzoeksprojecten rond het thema gefinancierd te krijgen en het bestaan van een reeks gezaghebbende tijdschriften, wijzen erop dat genderstudies zich een plaats verwerft in de wetenschap.

Sekse en gender ? Gender verwijst naar het feit dat mannelijkheid en vrouwelijkheid niet aangeboren zijn maar sociale constructies. Je wordt niet als vrouw (of man) geboren maar tot vrouw (of man) gemaakt", schreef Simone de Beauvoir in 1949. De centrale idee in het discours is de overtuiging dat de ideeën over de ‘door de natuur bepaalde’ vrouwelijkheid ten grondslag liggen aan onderdrukking. Fysieke verschillen mogen en kunnen geen grond zijn voor discriminatie. Vrouwen en mannen verschillen biologisch en anatomisch maar dit rechtvaardigt niet dat vrouwen geen maatschappelijke rechten hebben, anders behandeld worden of enkel geschikt zouden zijn voor bepaalde (als vrouwelijk gedefinieerde) taken. Het onderscheid met het begrip ‘sekse’ werd voor het eerst geïntroduceerd in 1972 door de Britse sociologe Ann Oakley. Sekse verwijst naar het biologische geslacht en gender naar de socio-culturele bewerkingen van dit verschil.


100 90 80

De universiteit als modern mannenklooster

70 % aandeel

60

Hoewel vervrouwelijking van de universiteiten al lang is ingezet op het niveau studenten (er studeren zelfs gemiddeld meer vrouwen af dan mannen), en vrouwelijke studenten vaak beter presteren, dringen ze minder vaak door tot wetenschappelijk onderzoek, en nog minder tot het hoogleraarschap. Bij elke stap op de academische ladder, vallen vrouwen af.

50

Mannen Vrouwen

40 30 20 10 0 student

assistent dr. assistent

Aantal diploma’s uitgereikt op het einde van het academiejaar 1997-1998. Academische Doctoraat opleiding Wijsbegeerte en moraalwetenschappen Godsdienstwet. en kerkelijk recht Taal- en letterkunde Geschiedenis Archeologie en kunstwetenschappen Rechten, notariaat en crimin. wet. Psychologische en pedagogische wet. Economische en toegepaste econ. wet. Politieke en sociale wetenschappen Sociale gezondheidswetenschappen Lichamelijke opvoeding MOREKI* Wetenschappen Toegepaste wetenschappen Geneeskunde Tandheelkunde Diergeneeskunde Farmaceutische wetenschappen Gecombineerde studiegebieden

M 83 67 201 130 59 551 147 710 262 46 152 449 557 344 37 51 75 58

V 33 38 402 141 106 596 502 367 283 189 210 345 121 436 67 77 196 154

T 116 105 603 271 165 1147 649 1077 545 235 362 794 678 782 104 128 271 212

M 8 17 7 6 4 6 11 4 6 2 7 136 97 78 1 2 15 3

V 2 2 15 3 9 8 7 3 1 5 79 11 32 1 5 16 2

T 10 19 22 6 7 15 19 11 9 3 12 215 108 110 2 7 31 5

* MOREKI: motorische revalidatie en kinesitherapie Hoewel het aantal vrouwelijke universiteitsstudenten de afgelopen jaren steeds is toegenomen tot ongeveer de helft van de totale studentenpopulatie, blijkt dat in de periode 1992-1998 gemiddeld slechts 33% van de doctoraten werd behaald door een vrouw. Bron: Vlaamse Interuniversitaire raad

In opdracht van de Vlaamse overheid bekeek Prof. Dr Mieke Van Haegendoren (LUC ) de situatie aan alle Vlaamse universiteiten. Vijf van de zeven Vlaamse universiteiten halen een vertegenwoordiging van 40% vrouwen. Bij het hogere academisch personeel zakt dat cijfer naar elf procent. Bij hoogleraren is dat nog 5%. Wallonië scoort iets beter met een 6,5% vrouwelijke hoogleraren. Een vrouwelijke gewoon hoogleraar (het hoogste niveau) in de wetenschappen is nog zeldzamer.

Deze cijfers zijn niet uitzonderlijk als we ze vergelijken met de situatie in de ons omringende landen. In Europa varieert het percentage vrouwelijke professoren tussen vier (Oostenrijk) en achttien (Finland). Ook wanneer we buiten de academische wereld kijken, is de situatie bedroevend. Het aandeel vrouwen aan de top van onderzoeksinstellingen is vergelijkbaar of lager. Een ruwe schatting van de proportie vrouwen in topposities in de industrie van de EU ligt rond drie procent. Het is echter extreem moeilijk om hierover juiste cijfers te krijgen.

docent hoofddocent hoogleraar

gewoon buitengewoon hoogleraar hoogleraar

Het aantal vrouwen zakt dramatisch naarmate men klimt op de carrièreladder. De absolute aantallen in hogere functies blijven extreem laag, niettegenstaande er in de meeste Europese landen 50% of meer meisjes afstuderen in de wetenschappen. Bron cijfermateriaal: Vlaamse Interuniversitaire raad.

Percentage voltijds werkende vrouwelijke wetenschappers aan universiteiten: vergelijking tussen een aantal landen. Land Australië België Denemarken Duitsland Finland Frankrijk Ierland IJsland Italië Nederland Nieuw-Zeeland Noorwegen Spanje Turkije Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Zweden Zwitserland

Voltijds 1996/97 4 5-7 6 5-1 12,8 13,2 4,9 8 10,1 4,6 9,1 10 10 21,5 7,3 17,9 8 5,7

Er is een sterke variatie tussen de Europese l anden van 4% in Oostenrijk tot 21,5% in Turkije. Merk ook het Noord-Zuid verschil op: een lager percentage in de economisch sterkontwikkelde Noordelijke landen tegenover de Zuidelijke landen. Bron: Women and science, proceedings of the conference, Brussels, april 1998

7


Waarom bereiken vrouwen zo zelden de top van de wetenschappelijke ladder ? Het antwoord op deze vraag is eerder complex en er zijn meerdere opvattingen. De discriminatie gebeurt vaak onzichtbaar. Men spreekt daarom van het ‘glazen plafond’. Met het risico van onvolledig te zijn, waagt dit dossier toch een poging.

Discriminatie – emancipatie - gelijke kansen – positieve actie - mainstreaming? In de loop der jaren groeide het arsenaal aan termen om de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen en de inspanningen om deze weg te werken, aan te duiden. ‘Emancipatie’ is een nogal oude term, die eerst voor andere groepen werd gebruikt (zwarten, arbeiders). Het impliceert een wenselijke en mogelijke vooruitgang in de maatschappelijke positie van een groep. Het erkent dat er groepen zijn die het minder goed hebben en/of afhankelijk zijn van anderen. Spreken in termen van ‘discriminatie’ geeft aan dat de ‘dominerende’ groep in de fout gaat. Bewijzen dat je als vrouw gediscrimineerd wordt, is echter een moeilijke opdracht. ‘Gelijke kansen’ houdt in dat vrouwen en mannen in een bepaalde situatie op gelijkwaardige wijze worden behandeld. Vaak wordt gelijkwaardig gegeneraliseerd naar identiek en hier schuilt het gevaar dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met verschillen tussen mannen en vrouwen. ‘Positieve actie’ gaat een stapje verder: het is mogelijk om vrouwen bij gelijke kwalificatie voorrang te geven. Het is een zinnig instrument om op korte termijn de historische kloof te dichten, maar het verandert niets aan de kenmerken van het systeem zelf. Op lange termijn moet ‘mainstreaming’ het meeste heil brengen. Dit richt zich op de systematische integratie van gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de hele cultuur van organisaties, op alle niveaus. Mainstreaming wil het genderbewustzijn als elementaire houding bij iedereen bewerkstelligen. Mainstreaming streeft ook naar ‘gendersensitief’ te werk gaan ipv. genderblind. Gendersensitiviteit gaat veel verder dan bewaken omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen vrouwen en mannen. Meestal komt het er juist op neer dat een gelijke behandeling van mannen en vrouwen juist ongelijkheden in het leven roept en houdt. Eenzelfde maatregel heeft namelijk vaak verschillende effecten naargelang het om vrouwen of mannen gaat.

8

Een klassiek voorbeeld: vrouwen worden nu net als mannen geacht 45 jaar te hebben gewerkt voor een volledig pensioen - vroeger was dat bij vrouwen 40. Vrouwen hebben natuurlijk vaak een loopbaan die veel korter is dan die van mannen doordat hun beroepslevens onderbroken werden door bv. zwangerschappen, zorg voor kinderen/ouderen/... , inactiviteit (thuisblijven), werkloosheid (vrouwonvriendelijke arbeidsmarkt), deeltijdse jobs, nepstatuten, vrijwilligerswerk. Hun pensioenen zijn door die ingevoerde 45-sten breuk heel wat lager dan die van mannen (reële dreiging armoede/afhankelijkheid).

Historische en culturele ontwikkelingen hebben alvast een duidelijke invloed. In de vroegere communistische landen was de situatie significant beter dan bij ons. Katholieke landen zijn over het algemeen vriendelijker voor vrouwelijke wetenschappers dan de Noordelijke protestantse landen. (Nederland scoort bijvoorbeeld zeer slecht met zijn 4% hoogleraren, alleen Botswana doet het nog slechter!). In fundamentalistische islamitische landen is het over het algemeen slecht gesteld met de educatie van vrouwen, en dat geldt eveneens voor vrouwen die aan wetenschap willen doen. Een opmerkelijk gegeven is de hoge aanwezigheid van vrouwelijke professoren in Portugal na 1990, terwijl er voordien praktisch geen vrouwen aan de top waren. Deze uitzonderlijke situatie is mede het gevolg van een oproep, in de jaren 60 en 70, van postuniversitaire mannen om deel te nemen aan de oorlog in Afrika. Hierdoor ontstond er een tekort aan mannelijke wetenschappers. Samen met een beleid van slechte lonen en ontoereikende infrastructuur aan de universiteiten, waardoor mannen systematisch kozen voor betere jobs, heeft dit vrouwen de mogelijkheid gegeven deze vrijkomende niche te bevolken.

Levi-Montalcini Rita (1901- ), een Italiaanse biologe, won in 1986 de Nobelprijs, samen met een Amerikaanse biochemicus Stanley Cohen. Zij werden genomineerd voor hun werk over de rol van groeifactoren in de menselijke ontwikkeling.


Enkele (stereotiepe) antwoorden onder de loupe Er bestaan tal van populaire antwoorden op de vraag waarom vrouwen zo zelden de top van de wetenschappelijke ladder bereiken. Niet allemaal zijn ze echter even gegrond. We nemen enkele mogelijke verklaringen onder de loupe. • De cijfers zijn logisch want vrouwen kiezen nog niet zo lang in grote getale voor een wetenschappelijke carrière. Het is een kwestie van afwachten tot vrouwen ook zullen doordringen tot hogere wetenschapsfuncties, meer niet. Deze verklaring is ronduit fout. Het sekseverschil bestaat ook in de jonge leeftijdsgroepen. Zelfs bij een gelijk startpunt, maken mannen twee tot drie keer meer kans op promotie dan vrouwen. Dat blijkt onder meer uit een studie bij meer dan duizend Italiaanse wetenschappers die in 1988 een aanstelling als 'senior researcher' kregen. Na tien jaar was 26 % van de mannen en slechts 13 % van de vrouwen doorgedrongen tot het hoogste niveau, dat van

Percentage vrouwelijke wetenschappers aan universiteiten in het Verenigd Koninkrijk, naar discipline en niveau, tijdens het academiejaar 1996-1997. Bron: het ETAN rapport

70

onderzoeksleider. Dat vandaag zoveel meer meisjes dan vroeger kiezen voor een wetenschappelijke opleiding, is onvoldoende om de balans in evenwicht te brengen.

• Vrouwen maken andere keuzen dan mannen. Ze willen kinderen krijgen en ervoor zorgen, bijvoorbeeld. En dit gaat niet samen met een wetenschappelijke carrière.

Als wetenschapper heb ik mij volledig kunnen ontplooien en evenveel kansen gehad als een man, maar om door te dringen in beleidsfuncties aan de universiteit is het als vrouw niet altijd even evident. Daarnaast vind ik het tijdens drukke perioden op de universiteit soms stresserend om ook nog het huishouden te beredderen. Want zelfs als iemand anders het huishouden op zich neemt, moet ik nog altijd blijven denken aan wat er allemaal dient te gebeuren.

Ik heb wel meegemaakt dat mannelijke collega's bij het voorbereiden van een vacature steevast over 'hij' spraken: 'hij zal dit moeten kunnen, hij zal die achtergrond moeten hebben.' Aan een vrouw dachten ze gewoon niet. En op een vorige werkplek kreeg ik eens te horen dat een andere - mannelijke collega bij een leuke opdracht vóór ging op mij, 'want hij was kostwinner'. Strikt genomen was ik ook kostwinner, want mijn man had toen nog een baan als assistent, maar men nam blijkbaar automatisch aan dat mijn werk een nevenactiviteit van ons huishouden was.

Prof. dr Martine De Clercq, hoogleraar Europese en Engelse literatuur K.U.Brussel

Prof. dr Vera Hoorens, professor sociale psychologie, K.U.Leuven

Hoewel de aloude medischbiologisch gefundeerde idee van de natuurlijke bestemming van vrouwen allang achterhaald is, leeft dit nog steeds voort in psychologische en sociale theorieën over sekseverschillen. Dat het biologische argument in kringen van wetenschappers nog steeds op een ruime acceptatie kan rekenen, blijkt eveneens uit een recente uitspraak van Rector Oosterlinck van de KULeuven. "Het is duidelijk dat kinderen daar een rol in spelen. Je merkt dat de houding van vrouwen verandert nadat ze bevallen zijn. Dat kind is uit de moederschoot gekomen en eist een biologisch gestuurde aandacht op."

Biologie Geneeskunde Chemie Wiskunde Informatica Fysica Ingenieur

60 50 40 30 20 10 0 student

professor

Zelfs in studierichtingen waar er veel vrouwelijke studenten zijn (biologie, geneeskunde ) zie je in de staf toch bijna alleen mannen. De ondervertegenwoordiging van vrouwen is dus niet alleen een probleem van aantallen beschikbare vrouwen en dus van geduld; er speelt meer.

De uitspraak van de rector ging niet onopgemerkt voorbij. Vrouwen van verschillende universiteiten reageerden terstond met een open brief aan de rector en deden een oproep aan alle universitaire overheden om het probleem van de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de wetenschap ten gronde aan te pakken. We citeren uit de open brief: "Er is geen rechtstreekse band tussen kinderen hebben en je functioneren op

9


2.9

mannen

2.8

• Vrouwen publiceren minder en maken dus minder kans op promoties. Mijn wetenschappelijke passie is de analyse van hedendaagse Engelstalige romans. Een deeltijdse opdracht als docent en lesopdrachten in de kandidaturen maken het mij onmogelijk om die passie ten volle te ontplooien. Om te komen waar ik nu sta, heb ik een gedisciplineerd en monomaan leven moeten leiden, en bovendien gezin en kinderen moeten uitstellen tot de gezegende leeftijd van 37 jaar. Dr Hilde Staels, Docent Engelse literatuur aan de KULeuven, Campus Kortrijk

10

Onderzoek bevestigt dat vrouwen als groep, minder publiceren dan mannen. Maar de zoektocht naar de oorzaak bracht aan het licht dat er wel wat schort aan de productiviteitsmeting. In de eerste plaats werken vrouwen vaker deeltijds. In de tweede plaats zijn ze in de exacte hoek en vooral in hogere posities nog sterk ondervertegenwoordigd. En hoogleraren worden - terecht overigens vaak als co-auteur vermeld. Die liften dus mee. Ten derde stelt men vast dat om veel te publiceren het belangrijk is geen bijkomende taken te krijgen, zoals lesgeven of de zorg voor patiënten. Vrouwen worden over het algemeen meer met deze taken belast. Tenslotte is er een studie die wijst op het fenomeen dat vrouwen minder snel publiceren maar meer informatie verwerken in hun publicatie. Als er voor al die factoren wordt gecorrigeerd, dan blijft er van het verschil in aantal publicaties niks over. Bovendien is de kwaliteit van de door vrouwen gepubliceerde artikelen over het algemeen hoger. In een aantal wetenschapsgebieden worden vrouwen gemiddeld vaker geciteerd dan mannen, terwijl ze minder publiceren. Kwantiteit is dus niet het enige criterium. Zelfs wanneer vrouwen dezelfde opleiding hebben gevolgd, even oud zijn, evenveel publiceren en fulltime werken, hebben zij minder kans op verbetering van hun positie dan mannen. De oorzaak van de ongelijke verdeling is dus elders te zoeken. Misschien wel bij de wetenschap zelf. • Aanstelling en beoordeling gebeuren niet altijd eerlijk. Voor vrouwen worden er in de wetenschap geen cadeaus uitgereikt. Voor mannen evenmin, maar als vrouw heb je het misschien toch net iets moeilijker. Twintig jaar geleden voelde ik dat ik als vrouw toch liefst iets beter moest zijn dan mijn mannelijke collega's. Nu speelt geslacht geen rol meer bij de uiteindelijke selectie. Maar vrouwen dragen nog steeds net iets meer van de zorg voor de kinderen, hoe goed georganiseerd ze ook zijn, en komen moeilijker tot in die selectie. Prof. dr Marjan Vandersteen, hoofddocent geneeskunde (anatomie), LUC

2.7 bekwaamheidsscore

het werk; er zijn genoeg internationale studies verschenen die bewijzen aanvoeren dat vrouwen met kinderen minstens even goede academici/werknemers zijn als vrouwen zonder. Of mannen met of zonder. Wat wél speelt zijn de verwachtingen van werkgevers. Gaan zij ervan uit dat het mogelijk is goede prestaties te leveren binnen normale werkuren of helpen zij de mythe in stand houden dat het wetenschappelijk genie op kruissnelheid komt in de vroege uurtjes? Ligt de nadruk op kwaliteit of op kwantiteit? Zolang de (vaak onuitgesproken) verwachtingen van een werkgever geen rekening houden met de combinatie werk/familie zullen vrouwen (en meer en meer mannen) afhaken. Kinderen vragen inderdaad biologisch gestuurde aandacht: ze worden nu eenmaal allesbehalve zelfredzaam geboren en eisen tijd en aandacht van vaders zowel als van moeders, van wie verondersteld mag worden dat ze die tijd er ook graag in investeren. Als dat hen niet gegund wordt, moeten er keuzes gemaakt worden. En die hebben zeer weinig met biologische roepingen te maken maar alles met loopbaanperspectieven, financiële en sociale overwegingen en met diepgewortelde, cultureel-bepaalde vooroordelen. In het licht daarvan is het vaak ‘rationeel’ dat de vrouw een redelijker job zoekt. Of ze daar zo blij mee is, is een andere zaak. Waarmee we weer uitkomen bij structurele problemen en niet bij biologisch determinisme."

2.6 2.5

vrouwen

2.4 2.3 2.2 2.1 2.0

0- 20- 40- 60- >99 19 39 59 99 aantal publicaties

Gemiddelde bekwaamheidscores gegeven aan mannen en vrouwen door de Zweedse Medical Research Council. Bron: Etan-rapport

Wat velen reeds lang vermoeden, is nu ook bewezen, althans voor Zweden: vrouwen hebben minder kans op een aanstelling, gewoon omdat ze vrouw zijn. Twee vrouwelijke wetenschappers, Wenneras en Wold, bestudeerden het evaluatieproces van de Zweedse Medical Research Council om op te helderen waarom mannen meer kans op het verkrijgen van een beurs hadden dan vrouwen. Waren mannen dan toch bekwamer? In de studie bleek dat er drie onafhankelijke factoren waren om een hoge score te halen op 'wetenschappelijke bekwaamheid’: wetenschappelijke productiviteit (aantal publicaties in vooraanstaande vakbladen), eventuele banden met de leden van de beoordelingscommissie en "man" zijn. Blijkbaar paste de magische eigenschap ‘wetenschappelijke bekwaamheid’ niet bij vrouwen. In hun onderzoek konden de wetenschappers statistisch aantonen dat een vrouw 2,5 keer zo veel moest publiceren als een man om evenveel kansen te krijgen. Het zweedse onderzoek werd in 1997 gepubliceerd in het vooraanstaande wetenschappelijke tijdschrift Nature en heeft sindsdien heel wat stof doen opwaaien. Na publicatie van deze studie verbeterde men het beoordelingssysteem in Zweden. Vanaf nu krijgen aanvragers hun scores en is de identiteit van de beoordelaars bekend. Hoe het zit in andere landen is moeilijker op te sporen omdat de beoordeling niet altijd zoals in Zweden enkel afhankelijk is van scores. Maar dat vooroordelen tegen vrouwen een rol spelen in beoordelingen, zal geen exclusiviteit voor Zweden zijn. Verschillende studies uit de voorbije decennia bewijzen trouwens dat het wetenschappelijk werk van mannen


hoger gewaardeerd wordt dan dat van vrouwen wanneer het geslacht van de auteur gekend is, terwijl dit minder het geval is indien het onbekend is. Bovendien blijkt dat vrouwelijke wetenschappers vaker uitgesloten zijn van de informele netwerken die van groot belang zijn bij de overdracht van informatie, loopbaanbegeleiding en bij positieverdeling.

De genderbril ! Bij het toekennen van promoties en beurzen zijn het veelal mannen (van middelbare leeftijd) die moeten selecteren en beslissen. In de literatuur spreekt men van het ‘old boys network’ En het spijtige aan de zaak is, dat veel van hen enkel briljante "mannen" herkennen. Bewustmaking is hier nodig: het is mogelijk "geen man" te zijn en toch briljant.

De cumulatie van vele kleine beslissingen met elk op zich een geringe gender-bias (onderscheid naar sekse), heeft grote gevolgen voor de positie van vrouwelijke wetenschappers op lange termijn. Deze ongelijkheid wegwerken is volgens sommigen een opdracht voor de wetenschappelijke instellingen zelf maar echter ook voor de overheid.

De mythe van de supervrouw Voor vrouwen is carrière maken nog steeds niet evident. Ik heb zelf ondervonden hoe mannen een vergadering plannen op woensdagmiddag of om vijf uur, als ik mijn kinderen moest opvangen. Daar komt nog bij dat een vrouw die kinderen wil, een vijftal jaar niet zo sterk in haar loopbaan kan investeren als een man. Ik kan goed organiseren en heb als het ware tussendoor kinderen gekregen, maar ik wens dat andere mensen niet toe. Prof. dr Christine Van Broeckhoven,

hoogleraar moleculaire genetica, UA

Laat de wetenschappelijke cultuur het toe om researcher te zijn en tegelijkertijd een zorgende moeder (of vader)? Studies tonen aan dat vrouwelijke wetenschappers met kinderen meer publicaties halen dan hun vrouwelijke collega’s die kinderloos zijn. Het moederschap blijkt dus geen invloed te hebben op motivatie en prestatie. Het kan dus. Maar als we kijken naar de statistieken, is het antwoord duidelijk NEEN. De meeste vrouwen in

topfuncties hebben geen kinderen. Niet iedereen kan een gemiddelde van een 60-urenweek combineren met de zorg voor kinderen. En de enkeling die erin slaagt de twee toch te combineren, is hoogstwaarschijnlijk een genie in het organiseren, heeft goede kinderopvang en is een vat vol energie. Er zijn ook redenen om aan te nemen dat ook de jongere generatie mannen niet langer bereid is – of in staat is, gezien de steeds meer voorkomende atypische gezinsvormen – het privéleven zondermeer op te offeren voor een academische loopbaan. Afgezien van de vraag of het gewenst is dat alleen de vrouwen de primaire zorg voor kinderen moeten dragen, levert de combinatie werk en zorg voor de kinderen (of ouderen) dus moeilijkheden op. Succesverhalen kunnen laten zien dat het kan, maar kunnen ook de moed ontnemen, in de zin van ‘hoe spelen ze het klaar, ik zou dit niet kunnen’. In ieder geval is de huidige wetenschappelijke cultuur niet goed voor de participatie van ‘moeders’ in de wetenschap. Het cruciale breekpunt in de carrière van veel vrouwen blijkt te liggen in hun dertiger jaren wanneer zij kiezen voor het hebben van één of meerdere kinderen. In de tijd dat ze met bevallings- en ouderschapsverlof zijn, staat hun wetenschappelijke productie stil en ze hebben geen mogelijkheid om in de publicatierace hun mannelijke collega’s nog in te halen. Daarom pleiten sommigen om niet de kwantiteit

van publicaties te laten meetellen in promoties en beurzen, maar eerder de kwaliteit. Het is vreemd dat het stereotiepe beeld van de vrouw die trouwt en zwanger wordt, en dus minder kan presteren, zo hardnekkig blijft bestaan. Vrouwen worden niet allemaal zwanger (dalende nataliteit) en zijn dit ook niet permanent! Tijdelijke maatregelen kunnen veel aan de problemen verhelpen. Zo kan er bij het toekennen van promoties of beurzen rekening gehouden worden met de realiteit van het oplopen van vertraging ten gevolge van zorgtaken. Men gebruikt dan de academische leeftijd, de effectieve tijd aan onderzoek besteed, ipv. de biologische leeftijd. De mogelijkheid van ‘retraining’ is ook een oplossing. Maar hier hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan vast en dit is dikwijls een cruciale factor. Er bestaan wel enkele initiatieven ten voordele van vrouwen in het algemeen, en meer specifiek voor vrouwen in de wetenschap zoals o.a. het European Social Fund (europa.eu.int/comm/ dg05/esf/en/index-htm), of de Marie Curie fondsen, om tijdelijk aan een aantal problemen een oplossing te bieden. Nochtans moeten instanties ervoor opletten de sekseverschillen in studie- en loopbaanverloop niet enkel en alleen toe te schrijven aan de effecten van zorgtaken en moederschap. Daar teveel nadruk opleggen doet immers afbreuk aan het feit dat de wetenschap zelf obstakels in de weg legt.

11


Diversiteit = kwaliteit Ik heb toevallig pas zeer laat kinderen gekregen. Dat tijdstip was toevallig, niet bewust, maar het heeft wel voordelen: je kan je carrière volledig uitwerken, bent welvarender om goede hulp in huis te nemen en kan meer concessies doen omdat je de job beter kent en alles sneller kan afhandelen. Ik heb flexibele werkuren en kan thuis werken. Ik heb nooit ervaren dat ik als vrouw meer inspanningen moest doen dan een man. Ik heb wel ervaren dat het goed is vrouwen en mannen samen in een team te hebben: ze vullen elkaar aan. Veerle Wuyts, County Manager Belgium, Microsoft

Zoals ondertussen duidelijk is geworden, biedt de factor sekse geen rationele verklaring voor het lage aantal vrouwen in hogere functies. Mannelijke en vrouwelijke wetenschappers verschillen nauwelijks in hun houding, gedrag en expertise. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de kwaliteit van de wetenschap achteruit zou gaan als er meer vrouwelijke onderzoekers zouden werken. Diversiteit geeft juist kwaliteit en vergroot de kans op vernieuwende onderzoeksvraagstellingen en –benaderingen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat homogene groepen vaker fouten maken. Een nieuwe term die opduikt in de literatuur is ‘Management by diversity’. Hiermee bedoelt men dat een bedrijf of instelling zijn personeelsbeleid moet voeren zonder onderscheid in geslacht, ras en leeftijd.

Mag het ook een ietsje anders?

12

Diversiteit stimuleren betekent ook ruimte laten voor ‘andere’ benaderingen en hier wringt het schoentje. Algemeen aanvaarde waarden, normen en doelstellingen worden nog altijd uitgetekend langs mannelijke parameters. Vrouwen missen nog steeds een gevestigde traditie, een uitgebouwde cultuur en de nodige voorbeeldfuncties (weinig vrouwen in topfuncties) om een tegengewicht te vormen tegenover de mannelijk gedefinieerde normen.

Toen ik dertig jaar geleden begon, was er voor vrouwelijke wetenschappers een groot gebrek aan modelfiguren. Onbewust was dat toch wel belangrijk; we kregen weinig stimulering. Sommige van mijn vrouwelijke collega’s kregen zelfs ronduit tegenkanting. Ik heb geluk gehad met mijn mannelijke professoren. Toch was er de occasionele schampere opmerking, zoals de keer dat ik een dienst wilde leiden en werd gevraagd wat mijn medewerkers wel zouden zeggen als ik opeens zou beginnen huilen. De laatste tien jaar is de situatie fel verbeterd. Toch moet een vrouw die in de wetenschap carrière wil maken nog altijd een extra duwtje in de rug krijgen en zelf wat extra moeite doen.

Prof. dr Myriam Van Moffaert, hoogleraar psychiatrie, RUG

Verspilling van talent Persoonlijk heb ik mij als vrouw nooit benadeeld gevoeld. Ik ben er wel van overtuigd dat de maatschappij middelen moet zoeken om het potentieel dat vrouwen vormen, niet verloren te laten gaan. Ik heb gekozen voor wat ik graag deed, de geschiedenis, en heb geen kinderen. Maar ik heb grote bewondering voor iemand die gezin en carrière combineert. Prof. dr Els Witte, hoogleraar geschiedenis en rector VUB

De ondervertegenwoordiging van vrouwen is een echte verspilling. Enerzijds wordt een enorm potentieel, namelijk de helft van alle ‘hersenen, onbenut gelaten. Anderzijds is de huidige situatie omwille van economische redenen dringend aan herziening toe. De maatschappij investeert in de

opleiding van een groot aantal meisjes en vrouwen zonder de mogelijkheden te scheppen om hen in de wetenschap verder te laten functioneren. Van een verkwisting gesproken!

Wetenschappelijk deficiet Ook voor de wetenschapsinstellingen zelf, ontstaat er een wezenlijk probleem. Universiteiten kampen nu reeds met een intellectueel deficiet. Wetenschappers verlaten de universiteit (richting industrie) voor beter betaalde jobs en meer werkzekerheid. De vergrijzing van de bevolking, waardoor er steeds minder jongeren staan tegenover een verdubbeling van de oudere generatie, zorgt voor een extra problematiek. Een reëel tekort aan actieve wetenschappers is niet veraf meer. De maatschappij zal het zich niet meer kunnen permitteren om vrouwen uit de boot te laten vallen. Kansen voor vrouwen om uit deze onrechtvaardige situatie te geraken? Ik heb altijd geleefd voor mijn wetenschap, lange uren geklopt. Ik had daar zelf nood aan en omdat de druk om te presteren heel hoog ligt, zeker in de biotechnologie, kon het ook niet anders. Onlangs ben ik uit het onderzoek gestapt, naar een rustiger en vaste job die gelukkig ook nog met wetenschap te maken heeft. De belangrijkste reden voor die beslissing is dat ik moeder ben geworden, enkele weken nadat ik mijn doctoraat had gehaald. Ik heb verscheidene keren moeten horen dat die zwangerschap toch slecht was getimed, en dat kwam hard aan. Ik kon een postdoc aanvragen en wou dat in eerste instantie ook wel, maar vond dat ik zowel tegenover mijn kind als tegenover het onderzoek tekortschoot. In de wetenschap zit je bovendien altijd met tijdelijke contracten en wordt het moeilijk aanvaard dat je door een zwangerschap maanden uit roulatie bent, een situatie waar in de toekomst toch verandering zou in moeten komen. Nu ik een kind heb, wordt het toch wel tijd voor wat meer zekerheid. Dr Elke Boone, voormalig FWO-onderzoeker moleculaire biologie, RUG, en nu als doctor werkzaam in het Heilig Hart Ziekenhuis te Roeselare.


Onderbetaald… In de meeste Europese landen is er een verschil in salaris, werkruimte, toegang tot wetenschappelijke bronnen en verantwoordelijkheden tussen vrouwelijke en mannelijke wetenschappers. Vergelijkbare cijfers tussen de verschillende landen ontbreken echter. Maar er bestaat wel degelijk shockerend cijfermateriaal. In Groot Brittanië is vastgesteld dat de academische salarissen van vrouwen in alle graden binnen de universiteit lager is dan die van hun mannelijke collega’s van gelijk niveau.

Er beweegt wat … De Zweedse ‘ontdekking’, die aantoonde dat vrouwen 2,5 keer beter moesten zijn dan mannen om evenveel kansen te maken op een promotie, was de druppel die de emmer deed overlopen. Er volgden tal van onderzoeks- en beleidsinitiatieven op het gebied van vrouwen en wetenschap. Eén daarvan is de conferentie ‘Vrouwen en wetenschap’ die de Europese Commissie in 1998 inrichtte. Om de dialoog tussen de lidstaten te bevorderen, stelde de Commissie een werkgroep van twaalf - vrouwelijke - topwetenschappers uit diverse Europese landen aan. Zij brachten in november 1999 verslag uit aan de Europese commissaris voor wetenschapsbeleid, Philippe Busquin. Hun bevindingen zijn gebundeld in het ‘ETAN rapport’ dat ze in april 2000 op de tweede conferentie voorstelden. Bij het verzamelen van de gegevens voor dit rapport ondervonden de leden hoe moeilijk zulke informatie momenteel beschikbaar en harmoniseerbaar is. Nochtans is ze onmisbaar om het effect van maatregelen op te volgen. Als reactie op het rapport stelde elke lidstaat een ‘Civil Servant’ aan, een man of vrouw die lokaal gegevens verzamelt en erover rapporteert. . "more justice for women and more science for the world", Women and Science, proceedings of the conference, Brussels, april 1998, pagina 48

Waarom zijn er zo weinig vrouwen in de wetenschap? Het Europees rapport "Women and Science" somt een aantal antwoorden op: • De selectiecriteria in de wetenschappelijke wereld elimineren meer vrouwelijke dan mannelijke kandidaten; • Vrouwen worden in wetenschappelijke projecten vaak toegewezen aan mannelijke projectleiders, waarbij ze taken met weinig ruimte tot creativiteit krijgen toegewezen; • Vrouwen hebben een voorkeur voor onderzoekswerk in teamverband waardoor hun resultaten weinig geïndividualiseerd tot uiting komen; • Vrouwen worden vaak geconfronteerd met het dilemma om werk, carrière, zorgtaken en familierelaties met elkaar te verzoenen. Gevolg : ze reizen minder en wonen minder seminaries en/of congressen bij; • Vrouwen stoten moeilijker door naar hogere functies en worden minder genomineerd voor wetenschappelijke prijzen.

Naast een indrukwekkende hoeveelheid cijfermateriaal bevat het rapport een scala aan concrete maatregelen. Om te beginnen pleit het voor een reeks wettelijke maatregelen, waaronder een nieuwe Europese Richtlijn die organisaties verplicht om systematische en betrouwbare gegevens te publiceren die opgesplitst zijn naar sekse. Het rapport beveelt verder nationale wetten aan die het man/vrouw- evenwicht in publieke instellingen verzekeren en die de toekenningsprocedure van beurzen en aanstellingen transparant en controleerbaar maken. Dat laatste moet vriendjespolitiek en seksediscriminatie voorkomen. Het Europees programma dat onderzoeksbeurzen uitreikt, moet nog sterker op mainstreaming letten. Het moet vrouwen ook steunen op sleutelmomenten in hun carrière - zoals momenten waar ze er uit stappen. Dat kan door financiële steun voor wetenschappers die onafhankelijke groepen willen opzetten, eenmalige beurzen voor vrouwen die terug willen komen naar het wetenschappelijk onderzoek of voor korte tijd naar het buitenland willen, de financiering van netwerken die de communicatie tussen vrouwelijke wetenschappers onderling en met mannelijke

collega's bevorderen of de oprichting van een Europese prijs voor een uitstekende vrouwelijke wetenschapper. Een laatste reeks voorstellen richt zich op de lidstaten en de afzonderlijke instellingen. Zij moeten zelf hun gegevens over man/vrouw-verhoudingen evalueren en werknemervriendelijke werkomstandigheden ontwikkelen. Op hun beurt kunnen ze positieve acties financieren. Het meest effectieve van alle voorstellen, zo meldt een van de medewerksters aan het rapport, is om individuen en organisaties die geen aandacht schenken aan het onevenwicht tussen mannen en vrouwen niet te financieren. Organisaties die er wel op letten, verdienen juist een beloning. Een ‘E-quality’ label?

Mainstreaming en universiteit Verschillende hogescholen en universiteiten onderzoeken momenteel op welke wijze ze respectievelijk met hun mannelijke en vrouwelijke personeelsleden en studenten omgaan, en leveren inspanningen om de verdoken discriminaties in hun rekrutering- en bevorderingssysteem op te heffen. Nochtans zijn universiteiten daartoe niet wettelijk verplicht. Sinds meer dan 10 jaar bestaat in België wel een wetgeving rond het voeren van een gelijke-kansenbeleid binnen arbeidsorganisaties. Maar universiteiten vormen hierop een uitzondering en vallen buiten het toepassingsgebied van deze wetgeving. De KULeuven heeft het voortouw genomen met haar pilootproject ‘Gelijke-kansenbeleid en Universiteit. Naar een Mainstreaming-benadering’. Aan de hand van een analyse van een aantal objectieve bronnen komt men ook in Leuven tot de vaststelling dat ‘mannen’ de universiteit besturen, terwijl de helft van de studenten en van het personeel vrouwen zijn. Hoe hoger op de carrièreladder, hoe minder vrouwen er te vinden zijn. Naast deze stand van zaken diept het rapport een aantal knelpunten in de loopbaan van mannen en vrouwen aan de universiteit verder uit: • een te hoge subjectieve werkdruk • ondoorzichtigheid van de functieprofielen en –criteria. • het bestaan van een ‘old boys network’ • erfenissen uit het verleden • verschillende communicatiepatronen en leiderschapsstijlen van mannen en vrouwen

13


Op 15 juli 1997 werd een decreet goedgekeurd met bepalingen voor een evenwichtigere vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in adviesorganen. Uit het evaluatieverslag van eind 1998 blijkt dat slechts 25 % van de Vlaamse adviesraden aan die bepalingen beantwoordt, en dit ondanks de sanctie dat het adviesorgaan in kwestie geen rechtsgeldig advies kan formuleren indien haar samenstelling niet in regel is met het decreet.

Onderwijs en emancipatie Meer meisjes moeten exact kiezen en er moeten meer vrouwen in topfuncties komen. Hierover is iedereen het wel eens. Maar hoe staat het met ons onderwijs en de emancipatie? Is emancipatie in het onderwijs geslaagd? Meisjes en jongens hebben sinds 1983 gelijke toegang tot alle vormen en studierichtingen van het onderwijs. Gemengd onderwijs is praktisch veralgemeend. Maar meisjes en jongens maken zeer onevenwichtig gebruik van de studierichtingen. Zo kiezen meisjes nog steeds minder voor de ‘harde’ studierichtingen zoals fysica, architectuur en informatica. De verschillen in studiekeuze waren tot voor kort terug te vinden in de hogere werkloosheidscijfers van vrouwelijke schoolverlaters. Door de groei van de dienstensector en de economische hoogconjunctuur zijn de recentste globale cijfers over de inschakeling van m/vr schoolverlaters in tewerkstelling voor het eerst gelijk. Wel zijn er grote verschillen in de mate waarin hun tewerkstelling aansluit bij de gevolgde studierichtingen, en in de arbeidsregimes en -voorwaarden van de sectoren waarin mannen en vrouwen hun werk vinden. Hoewel het onderwijs sterk vervrouwelijkt, zijn ook hier de vrouwelijke leerkrachten sterk ondervertegenwoordigd in bestuurs- en directiefuncties, op alle niveaus van de onderwijssector en het onderwijsbeleid.

14

En wat de handboeken betreft, daar is ook nog werk aan de winkel. Een recent onderzoek van de Nederlandstalige Vrouwenraad (NVR) toonde aan dat vrouwen opvallend veel minder dan mannen aan bod komen in historische en maatschappelijke thema’s en in lessen over beroeps- en sportactiviteiten.

opleidingen ‘vaardigheden om met gender om te gaan’ zouden opnemen in hun programma.

Vrouwen en media

Gemengd onderwijs biedt op zich geen waarborg voor gelijke kansen m/vr. Maatschappelijke waarden en ‘vanzelfsprekendheden’ over en van mannen en vrouwen beïnvloeden zowel de leerkrachten als de leerlingen. Zo zijn de verschillen tussen het mannelijk en vrouwelijk onderwijzend personeel in bv. vakkenkeuze en hiërarchische posities een constant model van uitgesproken werkverdeling m/vr. Meerdere onderzoeken uit de jaren tachtig en negentig hebben blootgelegd hoe docenten en leerkrachten jongens en meisjes onbewust verschillend benaderen. Zo zouden bijvoorbeeld slechte prestaties van jongens meer toegeschreven worden aan een gebrek aan motivatie (het niet willen), terwijl bij meisjes vaker een gebrek aan capaciteiten wordt verondersteld (het niet kunnen). Vragen die men richt aan jongens berusten over het algemeen meer op kennis, terwijl aan meisjes eerder de vraag gesteld wordt of ze het wel hebben begrepen. Dit lage verwachtingspatroon naar meisjes toe, samen met de weinig stimulerende voorbeelden en het praktisch totale ontbreken van vrouwelijke wetenschappers, kunstenaars en technici in de handboeken en lessen … heeft wel degelijk invloed op zelfbeeld, studiekeuze en studieprestaties. Onderzoek in Ierland heeft aangetoond dat meisjes, niettegenstaande betere studieprestaties, minder zelfvertrouwen, een gevoel van minder controle over hun eigen leven, meer onzekerheid over hun uiterlijk en meer stress hebben dan jongens. Het samen opvoeden en opleiden van jongens en meisjes, is dus pas goed als leerkrachten en leerlingen zich ook bewust worden van de invloeden van traditionele patronen en er concreet mee leren omgaan, rekening houdend met verschillen. Door ze allemaal ‘neutraal’ te onderwijzen, wordt de ongelijkheid juist versterkt. Vrouwenstudies en -verenigingen dringen er al lang op aan dat leraren-

Beeldvorming wordt gezien als één van de elementen verantwoordelijk voor genderverschillen. Het werkt op twee niveaus: • de innerlijke beeldvorming. Eenieder van ons bouwt een abstract beeld (veelal stereotypen) op van mensen, dingen en processen. • De uiterlijke beeldvorming. Dit zijn concrete teksten en beelden die ons omringen. Regelmatigheden daarin leiden tot het innerlijke beeld. Nog steeds zijn de meeste wetenschapsmusea en universiteitsaula’s rijkelijk voorzien van portretten van mannelijke hoogleraren. Dit leidt tot een innerlijke beeldvorming waarbij wetenschap steeds aan mannen wordt verbonden. Op televisie zijn de meeste wetenschappelijke experten die in beeld komen, mannen. Vele symposia en conferenties hebben overwegend mannelijke sprekers. En ga zo maar door. Mannelijke wetenschappers worden als ‘vanzelfsprekend’ ervaren, maar als het gaat om de combinatie vrouwelijkheid en deskundigheid spelen de traditionele scheidingslijnen nog steeds mee. Het gebruik van het boekje ‘Zeg niet te gauw, d’er is geen vrouw’, dat de coördinaten bevat van vrouwen werkzaam in diverse domeinen van de samenleving, is spijtig genoeg nog steeds geen vanzelfsprekendheid.

Poster over het emancipatorisch uitgangspunt in de handboeken. Het praktisch totaal ontbreken van vrouwelijke wetenschappers in handboeken heeft invloed op zelfbeeld, studiekeuze en studieprestaties


0 - “Zeer flink jongens, goed meisjes” De Morgen - Vrijdag 1 september 200

Enkele suggesties die vanuit onderzoek naar beeldvorming naar voren komen zijn: • Maak vrouwen niet tot een uitzondering. Vb. Een aparte galerij voor vrouwelijke hoogleraren is geen goed voorbeeld voor de beeldvorming. Vrouwen moeten wel zichtbaar zijn, maar dan in een reguliere ‘normale’ positie. • Maak vrouwen zichtbaar. Vb. Ga voor de galerij op zoek naar vrouwen uit het verleden en hang ook van hen portretten op. • Gebruik invloedrijke posities om de beeldvorming te veranderen. Vb. Gebruik als vrouwelijke leerkracht je positie om leerlingen genderbewust te maken. • Zorg voor evenwichtige man-vrouw verhoudingen Vb. Indien er sprake is van een evenwichtig aantal vrouwen en mannen, zal de beeldvorming ook aanzienlijk minder stereotiep worden.

Gender en de computer Als ik mensen vertel dat mijn hobby’s onder andere chatten en webdesign zijn, krijg ik soms wel de reactie ‘Webdesign?! Maar jij bent een meisje!’ Ik denk dat ICT voor mij altijd heel belangrijk zal zijn, het is gewoon de toekomst, en waarschijnlijk zal het voor steeds meer mensen belangrijk worden. Volgens mij doet het er echt niet toe of je nu vrouw bent of man, als de interesse er is, kan het allemaal. Katrijn Denies, vierde jaar LatijnWiskunde, webmistress

Zoals in de media, is de nieuwe informatietechnologie nog heel sterk verbonden met stereotiepe rolpatronen van

mannen en vrouwen. Vandaag wordt alles wat met ‘computing’ te maken heeft nog steeds als een mannelijk territorium gezien. Op mijn niveau hoeven vrouwen niet meer inspanningen te leveren dan mannen, maar op het niveau van topmanagement wel. Toch zijn ook in de informaticasector, vrouwen even capabel als mannen. Ik ben ervan overtuigd dat ze ook in deze sector binnenkort meer hun 'mannetje' zullen staan. Marijke Schroos, European Marketing, Toshiba

Vrouwen hebben in principe toegang tot alle studierichtingen maar kiezen niet in grote getallen voor ICT-richtingen. En dit terwijl er een grote nood is aan goede informatici en vrouwen hier een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Meer onderzoek waarom vrouwen niet spontaan voor deze studierichtingen kiezen is nodig. Het stereotiepe beeld van de ‘eenzame’ programmeur achter zijn computer speelt hier misschien parten. Maar informatica is geen asociale bezigheid. Er is veel teamwerk en communicatie nodig om computerprogramma’s te maken.

Het Internet: genderneutraal? Op het internet ben je meestal niet zichtbaar, weet niemand of je man of vrouw bent. Daarom geloven sommigen dat de genderproblematiek hier niet speelt. Maar deze stelling houdt geen rekening met het subtiele verschil in stijl van communiceren tussen de verschillende geslachten dat volgens velen wel degelijk bestaat. Ook de

terminologie die gebruikt wordt in het wereldje van de informatica is erg mannelijk geïnspireerd, net als het soort informatie dat aangeboden wordt. Om het belang van deze nieuwe communicatie- en informatiemogelijkheden voor vrouwen en specifiek voor vrouwenstudies te onderzoeken en te bespreken, is er binnen het Europees netwerk ATHENA, een afzonderlijke werkgroep, opgericht. Prof. Dr Magda Michielsens van het Centrum voor vrouwenstudies in Antwerpen en Nijmegen is de coördinator. Zij is er alvast van overtuigd dat vrouwen deze boot niet mogen missen. Vrouwen gebruiken internet steeds meer. In de UK waren in 1999 reeds 43% van de gebruikers vrouwen en in Duitsland 37%. In Amerika zouden zelfs meer vrouwen dan mannen het Internet gebruiken. Vooral jonge meisjes en vrouwen spelen blijkbaar gretig in op de mogelijkheden van deze nieuwe manier van communicatie. Deze cijfers zeggen natuurlijk niet in hoeverre vrouwen het Internet voor andere doeleinden gebruiken dan mannen en er meer of minder tijd aan spenderen.

Vrouw en wetenschap: op gespannen voet Zoals uit dit dossier blijkt, is het tussen vrouw en wetenschap nog niet helemaal koek en ei. Het cliché van de allesopofferende, geniale (mannelijke) wetenschapper lijkt moeilijk te doorbreken. De toekomstige generatie wetenschappers, mannen en vrouwen, hebben er een opdracht bij. En soms lijkt het alsof er oude spoken boven komen, en vrouwen door de wetenschap opnieuw als fundamenteel anders dan de man (en dus misschien niet geschikt voor het wetenschappelijke bedrijf?) worden voorgesteld. De recente successen van de (gevulgariseerde) sociobiologie wekken in dit opzicht argwaan. Denken in termen van "gender" koppelde mannelijk en vrouwelijk gedrag los van de biologische verschillen, maar sociobiologen benadrukken juist weer het evolutionaire aspect: alles draait rond het overbrengen van de genen, waarbij mannen succesvol zijn indien ze zoveel mogelijk partners hebben, en vrouwen wanneer ze een zorgende man kunnen vinden om de kinderen mee groot te brengen. De prehistorische taakverdeling zou mannen en vrouwen diep ingeprent zijn, en geleid hebben tot aparte talenten en vaardigheden. Vrouw en wetenschap staan dus nog steeds op gespannen voet.

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.