2 minute read
Ballen in de lucht In memoriam Johanna Pas Orpheus
Het zou een stil romantisch plaatje kunnen zijn geweest, voer voor een negentiende-eeuws impressionistisch schilder.
Maar die tijd zijn we lang voorbij.
Advertisement
Er speelde iets anders op het plein.
Gemengde groepjes jongens zijn bezig op het plein. Driftig bezig.
Het ene groepje naast het andere, opgewonden en fanatiek. Er schieten ballen heen en weer. Elk groepje heeft zijn eigen bal. Geel, rood, wit om uit elkaar te houden. Ze krioelen als losgelaten jonge honden en demonstreren hun al of niet aanwezig voetbaltalent, zowel met als tegen elkaar. Ballen gaan de lucht in, ballen gaan ongecontroleerd over de afrastering heen, die blijkt deze keer niet hoog genoeg. Een keer, nog eens en nog een keer.
Je zit op een terras, drinkt een biertje, maakt een praatje… bal.
De ballen die over de afrastering doken, stuiterden het terras op. Niet een keer, een paar keer achtereen.
En de barman voelt dat hij de rust van zijn klanten moet verzekeren. Doet dat onverwijld en grijpt in.
Vermanend, dan verwijtend, tot hij die ballen ook afpakt.
Het jonge grut is ontdaan, verwonderd, weet zich geen raad.
Een scène die zich generatie op generatie opnieuw afspeelt in straten, buurten. De ondertoon is steeds dezelfde, de spanning ook, de wederzijdse spiraal van tegengas ook.
De grens van escalatie hangt dan in de lucht, ook hier.
Een van de jongetjes is duidelijk niet gewend om met autoriteit om te gaan en kookt: “Mijn bal pak je mij niet af! Die is alleen van mij.” Je ziet de frustratie bijna letterlijk naar zijn hoofd opstijgen. Hij windt zich onnoemelijk op en stevent het café binnen. Zijn bal wil hij terug. Anderen kijken verbaasd toe hoe hij zijn drift ventileert.
Hij stuift het café weer uit, zonder bal. De drift is woede geworden, scherp af te lezen uit de ogen van een twaalf, dertienjarige. Hij durft misschien niet thuis te komen zonder die bal die zijn moeder extra geld gekost heeft. Hij is in elk geval te wild geworden om zich nog in te houden, zoals dat in zijn persoon is gaan groeien. Hij wil ook niet afgaan in de ogen van zijn vriendengroep, van niemand eigenlijk. Hij wil zijn gelijk halen. Hij wil… Als hij de weg naar het plein weer oversteekt, loopt hij langs de stoelen waarvan hij er eentje driftig omgooit. Natrappen is dat in de ogen van de barman, zijn terechte furie uitwerken is het voor hemzelf. Verongelijkt, gekrenkt.
De barman heeft de politie gebeld, meen ik met een half oor te hebben opgevangen. Er gaat weer wat tijd voorbij, vliegt nog eens een bal over. Het is stil. Effectief, de politie komt voor rijden. Eerst demonstratief, denk ik. Zodat de jongens hebben gezien dat het menens is en ze dus wel zullen inbinden.
Maar na het ritje heen en weer komen twee politieagenten toch uit hun auto op de barman afgestapt: “U heeft ons gebeld.”
Ik vang verder hun gesprek niet meer op. Maar wellicht wordt er gepeild naar achtergrond en verwachting. Waar heeft dit relletje mee te maken?
Even later staan de agenten tussen de jongens. Ze smoren de wat kolkende sfeer, want jongens zijn hun ballen kwijt. Waarom kunnen ze niet met één bal spelen, en niet samen?
“Zo werkt dat niet meneer, we zijn verschillende groepjes, we spelen hier niet samen, we willen elk ons eigen spel, met onze eigen groep”.
“En dat leidt tot dit soort toestanden! Moet dat?”
“Ga excuses aanbieden!”
Bedremmeld sluipen er een paar het café binnen.
Wat later zie ik de barman met twee ballen terug het plein oplopen. En er wordt hier en daar op het terras becommentarieerd.
De tijd bleef voor mijn ogen even stilstaan. Behalve misschien dat de politie er toch wel heel snel is bijgehaald? Zou dit jaren geleden ook al het geval zijn geweest?
Wim VERZELEN
Was het de lier van Orpheus die ophield met zingen vlak voor de kust of waren het de roeispanen die omhoog stonden.
Het dodeneiland dat slecht slapen bezorgde naderde het nachtorkest dreef tot waanzin.
Op het strand vlak bij de poort die iedereen kent lag blinkend in de winterzon het lichaam van gisteren.
Ricardo ANEMAET