Bkkc culturele atlas 2016

Page 1

culturele a tlas brabant

m

monitor professionele kunsten 2016



culturele a tlas brabant monitor professionele kunsten 2016

onderzoek, samenstelling en redactie Henk Vinken (Pyrrhula research consultants) Nathalie Jansen Jenneke Harings

in samenwerking met De Kunst van Brabant

uitgave bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur


2

culturele atlas brabant


inhoud voorwoord Nathalie Jansen

5

het speelveld

7-9

het onderzoek opzet en uitgangspunten typering subsidies inkomsten personeel scholing en professionalisering marketing en communicatie activiteiten bezoeken

11 - 51

bijlage

53

11 - 13 14 - 15 16 - 24 25 - 30 31 - 35 36 - 38 39 - 42 43 - 48 49 - 51


4

culturele atlas brabant


Nathalie Jansen

projectleider Culturele atlas Brabant, bkkc

voorwoord Om onderbouwde signalen te kunnen afgeven. Om verkeerde aannames uit de wereld te krijgen. Om de koppeling tussen politiek-bestuurlijke visies en de dagelijkse praktijk te kunnen bewaken. Om het gesprek te kunnen voeren op basis van dezelfde feiten. Verschillende argumenten waarom De Kunst van Brabant en bkkc het van belang achten dat er gegevens beschikbaar zijn over de professionele kunsten in Brabant. En dat daar onderzoek voor nodig is. Niet om de cijfers an sich, maar om bepaalde onderwerpen voor het voetlicht te brengen. Onderzoek, dicht bij de praktijk, met feitelijkheden, als aanleiding voor gesprek. Met elkaar, met culturele instellingen en makers, met de BrabantStad-partners. Een gesprek over waar het goed gaat in de sector en waar we ons zorgen over maken, over hoe overheden daar op kunnen anticiperen met hun beleidsinstrumenten en, met het oog op het centraal stellen van regionale cultuurplannen in het landelijk cultuurbeleid voor 2021-2024, over een gezamenlijke agenda voor cultuur in Brabant. Eind 2013 verscheen de Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2013 bij bkkc. Twee jaar na de eerste versie is in de loop van 2015 een nieuwe monitor opgezet, kortweg de Culturele atlas 2016. Een gezamenlijke inspanning van bkkc en De Kunst van Brabant, de vereniging van Brabantse makers en instellingen in de professionele kunsten. Uitganspunt is steeds geweest dat niet alleen beleidsmakers en politiek-bestuurders geholpen zijn met de monitor, maar dat vooral ook de culturele instellingen er zelf hun voordeel mee kunnen doen: zowel in de discussie die zij voeren met diverse partners, als voor inzichten in het eigen functioneren. Vanuit De Kunst van Brabant waren betrokken: Eric Japenga van Het Zuidelijk Toneel uit Tilburg, Marilyn Jongenelen van MOTI Breda, en Angelique Spaninks van MU en STRP uit Eindhoven. Met de atlas leveren we een bijdrage aan de ambitie van de provincie Noord-Brabant om een basis te leggen voor goede en beschikbare kennis over het Brabantse cultuursysteem (‘Werk in Uitvoering. Uitvoeringsprogramma cultuur 2016-2020’). Samen met onder meer PON, Telos en andere ontwikkelorganisaties denken De Kunst van Brabant en bkkc mee over de invulling van die kennisbasis en over meer samenhang in het aanbod van verschillende – nu nog vaak los van elkaar bestaande – onderzoeken. Op deze plaats willen we alle instellingen die met de Culturele atlas 2016 hebben meegedaan hartelijk bedanken voor hun onmisbare medewerking. Al hebben we kunnen aansluiten bij monitors die vele instellingen al in moeten vullen, we realiseren ons dat het invullen van de vragenlijst mogelijk extra energie heeft gekost. We gaan graag in gesprek over de uitkomsten en de waarde van deze monitor. culturele atlas brabant

5


6

culturele atlas brabant


het speelveld Op de volgende pagina’s staan alle organisaties en instellingen die eind 2015 hun gegevens beschikbaar hebben gesteld voor de analyses in deze monitor.

culturele atlas brabant

7


57

54 56 48

50

35

52

22

36

41

37

20

18 29

17

16

31 28 27

21

26 24 19

09

14 15 11 05

13

08

10 03

06

02

07 01

8

43

55

30

49

44 45

38

04

53

47 40

23

39

12

46

33

32 25

culturele atlas brabant

het speelveld

51

58

34

42


legenda producenten podiumkunsten

74 77

80

67

81

visuele kunsten

78

musea

76 71 68 70

65 63 62

73

59

82

podia

60

75

69

79

festivals

72

64

66

61

84

83

Breda 01. Breda Barst 02. Breda Jazz 03. Breda Photo 04. Chassé Theater 05. Club Solo 06. De Stilte • 07. Graphic Design Festival Breda • 08. Internationaal Stiltefestival 09. Mezz • 10. MOTI • 11. Playgrounds Festival 12. Podium Bloos • 13. Schippers&vanGught 14. Stichting Electron / Grafische werkplaats Raaf 15. Stichting KOP • Tilburg 16. Ambiance Tracks • 17. DansBrabant 18. De Kwekerij 19. Fablab 013 20. Het Zuidelijk Toneel • 21. Kunstpodium T • 22. Natuurmuseum Brabant 23. Paradox 24. PARK - Platform for visual arts 25. Popcentrum 013 • 26. Roadburn Festival 27. SEA foundation Tilburg 28. Stichting Alfa / International Gipsy Festival

29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39.

Stichting Incubate • Stichting Kostic voor Hedendaagse Kunst Stichting Mundial Foundation Stichting Sharp Stichting Vloeistof T.R.A.S.H. • TextielMuseum • Theater De NWE Vorst Theaters Tilburg • Tilt Woo Hah! Festival

‘s-Hertogenbosch 40. Cabaretfirma 41. Cappella Pratensis • 42. Circo Circolo • 43. Cor Unum Contemporary Ceramics 44. Festival Cement • 45. Internationaal Vocalisten Concours • 46. MATZER theaterproducties • 47. Museum Slager 48. Muziekcentrum de Toonzaal • 49. November Music • 50. Panama Pictures • 51. Stedelijk Museum 's-Hertogenbosch 52. Studio Gebroed 53. Sundaymorning@ekwc • 54. Theater Artemis • 55. Theaterfestival Boulevard • 56. Verkadefabriek • 57. W2 • 58. Wave of Tomorrow

Eindhoven 59. Afslag Eindhoven • 60. Axesjazzpower 61. Baltan Laboratories 62. Bio Art Laboratories 63. BROET 64. De Effenaar • 65. De Fabriek 66. Eindhoven Museum 67. GLOW 68. Grafisch Atelier Daglicht 69. Hetpaarddatvliegt • 70. MAD emergent art center 71. MU • 72. Muziekgebouw Eindhoven • 73. Muzieklab Brabant • 74. Parktheater • 75. Philharmonie Zuidnederland • 76. Stichting Beeldenstorm 77. Storioni Festival • 78. STRP • 79. TAC 80. Tromp Muziek Biënnale • 81. United Cowboys • 82. Van Abbemuseum • Helmond 83. De Cacaofabriek expo • 84. Gemeentemuseum Helmond • •

instellingen die ook gegevens leverden over 2011

het speelveld

culturele atlas brabant

9


10

culturele atlas brabant


het onderzoek

opzet en uitgangspunten Deze monitor legt net als de eerste keer nadruk op financiële en organisatorische data zoals subsidies van overheden en fondsen, de diverse inkomstenbronnen (publieksinkomsten, sponsoring, enzovoort), de personele bezetting, de lasten die daarmee gemoeid gaan en de inzet op scholing en professionalisering (nu uitgebreider dan in 2013). Daarnaast zijn er gegevens verzameld over marketing en communicatie, inclusief de zichtbaarheid in de sociale media (nieuw in deze monitor), en over (kernen neven)activiteiten en bezoeken aan deze activiteiten. Al deze vragen zijn in een online invulsysteem aan deelnemers aangeboden. Bij aanvang van de monitor zijn de deelnemers gevraagd zichzelf te typeren langs functie (productie, presentatie, ontwikkeling of combinaties hiervan), type (gezelschap, podium, festival, museum, enzovoort) en sector (theater, opera en muziektheater, beeldende kunst, film, letteren, enzovoort). Deze gegevens en zoveel mogelijk financiële data hebben we zo bevraagd dat deze aansluiten bij de landelijke monitoringssystematiek (bijvoorbeeld gebruikt voor de jaarlijkse OCW- publicatie Cultuur in Beeld). Ook hebben we deze gegevens, voor zover bronnen dat toestonden, al vooringevuld in het online systeem. Hiervoor hebben we gebruik kunnen maken van subsidiegegevens van de vijf grote gemeenten van Noord-Brabant. Dit geeft direct de beperking van deze monitor aan. Net als in 2013 gaat de monitor niet over alle culturele spelers in Noord-Brabant, maar met name om de vertegenwoordigers van de professionele kunsten die voornamelijk in de vijf grootste gemeenten Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch en Tilburg (de B5-steden), gevestigd zijn. culturele atlas brabant

11


De keuze voor de te benaderen instellingen is gebaseerd op verschillende uitgangspunten: 1. Een eerste eenvoudige criterium was deelname aan de vorige monitor. Aan de 2013-monitor deden 64 instellingen uit verschillende disciplines mee die veelal meerjarig ondersteund werden door de provincie Noord-Brabant; 2. Instellingen waarvan de begeleidingsgroep van deze monitor, inhoudelijke veldexperts van bkkc en cultuurambtenaren van de B5-steden en provincie vonden dat deze niet mochten ontbreken omdat deze een belangrijke bijdrage aan de (lokale) cultuur geven; 3. De instellingen die we hebben benaderd zijn onder te verdelen in een vijftal categorieën, namelijk: producenten podiumkunsten, visuele kunsten, festivals, musea en podia. Hierbij dient opgemerkt dat de categorieën niet bestaan uit een homogene groep instellingen. De instellingen hebben weliswaar eenzelfde functie, maar kunnen verschillend zijn in omvang, discipline en werkgebied. Tevens dient hierbij opgemerkt te worden dat de categorieën ieder een eigen dynamiek kennen. Zo werken presentatie-instellingen bijvoorbeeld vanuit een andere opdracht c.q. in een andere context dan producerende instellingen. Met de figuren waarin de cijfers voor de categorieën zijn uitgesplitst illustreren we deze gedifferentieerdheid van de sector. Waar cijfers aanleiding geven uitleg te geven, doen we dat. Anders dan in 2013 is dat we ons nu geheel baseren op afgesloten jaargangen met gerealiseerde cijfers. De 2016-monitor gaat over de jaren 2013 en 2014. Waar mogelijk en zinvol vergelijken we in deze rapportage met realisatiecijfers over 2011 uit de 2013-monitor. Dat doen we voor de 42 instellingen uit de 2013-monitor die cijfers over 2011 hebben geleverd en die ook over 2013 en/of 2014 hebben gerespondeerd. Op die manier hebben we een zuivere vergelijking tussen de jaren 2011, 2013 en 2014 kunnen maken.

respons De respons in de 2016-monitor is als volgt: 1. We hebben 112 instellingen benaderd, 84 hebben uiteindelijk meegedaan: een responspercentage van 75%. In de 2013-monitor was het responspercentage 78% met 64 van de 82 instellingen. Dit betekent dat we nu 20 instellingen meer in het onderzoek hebben kunnen meenemen. Echter, het is niet zo dat alle 64 respondenten uit 2013 ook in 2016 hebben meegedaan. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat sommige instellingen in de tussentijd zijn opgeheven. De samenstelling van de groep respondenten in 2013 en nu in 2016 is dus niet gelijk; in 2016 doen ook meerdere nieuwe instellingen mee. Er is wel een groep van 42 instellingen die in 2013 én in 2016 heeft gerespondeerd en voor wie we dus cijfers kunnen laten zien van 2011, 2013 en 2014. Welke 42 instellingen dat zijn, staat op pagina 8 en 9.

12

culturele atlas brabant

het onderzoek


2. In Eindhoven (24 van de 27 benaderde instellingen) en Breda (15 van 17) is meer dan gemiddeld, in Tilburg gemiddeld (24 van 32), maar in ’s-Hertogenbosch (19 van 30) en zeker in Helmond (2 van 6) minder dan gemiddeld gerespondeerd. 3. Binnen de categorieën zijn de responspercentages vergelijkbaar met de totale responspercentages (producenten podiumkunsten, 21 van de 29; visuele kunsten, 20 van de 27; festivals 21 van de 24; musea 8 van de 11 en podia 14 van de 21). Het bleek dat niet alle instellingen beide jaren, 2013 én 2014, hadden ingevuld. Er is vervolgens een aantal keer gemaild en nagebeld om alsnog een respons te krijgen of kon worden gebruikgemaakt van toegezonden jaarverslagen en jaarrekeningen om de opgaven te completeren. Ook als er onduidelijkheden waren is contact gezocht met de invullers, zijn verklaringen gegeven voor opvallende cijfers en zijn soms correcties doorgevoerd. Mede door deze inzet heeft de invulperiode geduurd van mid-oktober 2015 tot en met mid-januari 2016. Tot eind februari 2016 zijn er nog enkele details vanuit jaarverslagen aangevuld. De instellingen die hebben meegedaan aan de 2016-monitor staan op pagina 8 en 9.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten Festivals Musea Podia

0

5 ingevuld

10

15

20

25

30

niet ingevuld

Figuur 1 Respons Culturele atlas 2016 naar categorieën instellingen (aantal).

het onderzoek

culturele atlas brabant

13


typering functie In zowel 2013 als 2014 is 20% van de instellingen uitsluitend bezig met productie, 50% met alleen presentatie en 13% alleen met ontwikkeling. Het aantal instellingen dat zegt meerdere van deze functies te combineren neemt licht toe van 13% in 2013 naar 17% in 2014. Deze functiediversificatie zien we bij alle categorieën. De toename in 2014 is het meest pregnant bij de producenten podiumkunsten, visuele kunsten en musea.

type Er is aan de instellingen een scala van 12 typeringen gepresenteerd, variërend van gezelschap tot concours, van festival tot kennisinstituut, van museum of presentatie-instelling tot podium. Festivals, gezelschappen en presentatie-instellingen zijn goed vertegenwoordigd met steeds rond de 20-30% van de instellingen. De grootste groep, rond de 85% in beide jaren, houdt het op één typering. Tussen 2013 en 2014 neemt het percentage toe dat meerdere typeringen kiest. In 2013 kiest 15% tot maximaal 3 typeringen. In 2014 kiest 18% tot 5 typeringen maximaal.

sector De instellingen verdelen zich over 13 sectoren: theater, dans, muziek, opera, podiumkunsten/divers, beeldende kunst, nieuwe media, vormgeving/mode, architectuur, film, erfgoed, letteren en bovensectoraal. Ook nu is het aantal verschillende sectoren waarin instellingen zeggen te werken toegenomen: van maximaal 6 naar maximaal 7. Het werken op het vlak van meerdere sectoren lijken vooral festivals, podia en organisaties in de visuele kunsten te doen. Een even groot aandeel van alle instellingen kiest in beide jaren specifiek voor één sector (rond de tweederde). Als het gaat om de profilering van de professionele kunstinstellingen is er een beweging richting meer diversificatie, zowel qua functie, type organisatie als sector waarin deze werkzaam zijn.

14

culturele atlas brabant

het onderzoek


Marilyn Jongenelen (MOTI)

Angelique Spaninks (MU & STRP)

‘Dit heb ik eenduidig ingevuld. MOTI is

‘Het randprogramma is voor een presentatie-

een museum. Dat is de kern. De rol van

instelling enorm belangrijk: productie van

het museum verandert. Je ziet dat musea

nieuw werk, presentatie, talentontwikkeling,

soms opschuiven richting presentatie-

educatie, het ligt binnen een presentatie-

instellingen en programmering soms ook

instelling als MU allemaal in elkaars

een festivalachtig karakter krijgt. Overigens

verlengde. En dat was altijd al zo. Voor

gebeurt dat andersom niet: bijvoorbeeld,

festivals ligt dat nog wat anders, maar die zie

presentatie-instellingen nemen er niet ook

ik toch ook in heleboel gevallen steeds meer in

collectie- en erfgoedtaken bij. Maar het

die allesomvattende richting bewegen. Alleen

museum tussen vier muren is niet meer van

is voor hen de tijd beperkt: ze moeten pieken

deze tijd. Dat de manier van programmeren

op alle punten in de tien dagen of week die ze

verandert, betekent niet dat MOTI geen

duren. Performance, kennisdeling, educatie,

museum meer is.’

symposia, co-produceren van nieuw werk en het begeleiden van talenten, het hoort

Eric Japenga (HZT)

er allemaal bij. Festivals in Brabant worden

‘Ook ik heb eenduidig ingevuld. Een

steeds meer hybride, gedifferentieerder in

theaterproducent beweegt zich op allerlei

zowel disciplines als functies.’

vlakken: op de toneelvloer in het theater, maar ook daarbuiten. Dat past goed bij deze tijd. Deze tijd vraagt daar ook om. Het betekent dat de definitie van producent verandert, niet dat HZT ineens geen producent meer is.’

het onderzoek

culturele atlas brabant

15


subsidies We maken eerst een vergelijking tussen de jaren 2011, 2013 en 2014 en gaan vervolgens voor de laatste twee jaren meer in detail kijken naar de verschillen tussen categorieĂŤn instellingen. De cijfers laten de door de respondenten ontvangen subsidiebedragen zien, niet de beschikbare subsidiebudgetten bij de overheden.

2011-2013-2014 De volgende cijfers gaan over 42 instellingen die over 2011 ĂŠn 2013-2014 hebben gerespondeerd. Welke 42 dat zijn, staat op pagina 8 en 9.

overheden en fondsen Gemeenten, provincie en het Rijk ondersteunen de 42 Brabantse instellingen in 2011 met 45,6 miljoen euro subsidie. In 2013 is dat 45,7 miljoen euro en 2014 is het 45,3 miljoen euro. Er is ook nagevraagd of de instellingen subsidie ontvingen van de culturele rijksfondsen, zoals het Fonds Podiumkunsten, Mondriaan Fonds, Fonds Cultuurparticipatie, Nederlands Letterenfonds, Mediafonds, Nederlands Filmfonds, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie of andere niet-private fondsen zoals OP Zuid, Dutch Culture of rvo.nl. In 2011 is door deze fondsen ongeveer 3,1 miljoen euro subsidies verleend aan 32 instellingen. In 2013 is dat gestegen tot bijna 4,4 miljoen euro aan 30 instellingen. In 2014 zakt het naar een met 2011 vergelijkbaar bedrag van circa 3 miljoen euro voor ook 30Â instellingen.

16

culturele atlas brabant

het onderzoek


€ 60.000.000

aantal) € 50.000.000

€ 40.000.000

€ 30.000.000

€ 20.000.000

fondsen meerjarig fondsen eenmalig

€ 10.000.000

rijk meerjarig rijk eenmalig provincie meerjarig provincie eenmalig gemeente meerjarig gemeente eenmalig

€0 2011

2013

2014

Figuur 2 Subsidies overheden en rijksfondsen 2011-2013-2014 (€). Zie voor de cijfers ook de binnenkant van de achterflap. Het Van Abbemuseum in Eindhoven had in 2013 een grote Europese subsidie en geld van andere, niet nader gespecificeerde niet-private fondsen waardoor 2013 een uitzonderlijk ‘ fondsenjaar’ is. De provinciale meerjarige subsidie is inclusief de bijdrage van de provincie Limburg aan philharmonie zuidnederland.

het onderzoek

culturele atlas brabant

17


incidenteel en structureel De subsidies van de overheden en van de fondsen zijn bij elkaar opgeteld. Hierbij hebben we onderscheid gemaakt tussen eenmalige en meerjarige subsidies. Figuur 3 toont het resultaat. We vatten de eenmalige subsidies op als incidentele subsidies en de meerjarige als structurele subsidies. Met deze laatste soort subsidies berekenen we het percentage eigen inkomsten en de hoeveelheid subsidies per bezoek (zie pagina 30 en 51). In 2011 gaat er totaal 4,1 miljoen euro incidentele subsidies en 44,6 miljoen euro structurele subsidies naar de 42 cultuurinstellingen. In 2013 is dat respectievelijk 4 en 46 miljoen euro. In 2014 is het respectievelijk 3 miljoen en 45,4 miljoen respectievelijk. Het is evident dat het aandeel eenmalige subsidies afneemt op het totaalbedrag aan subsidies. Voor het totaal aan eenmalige en structurele subsidies laat de figuur zien dat, ondanks een toename in 2013, het niveau in 2014 iets onder dat van 2011 ligt.

€ 60.000.000

€ 50.000.000

€ 40.000.000

€ 30.000.000

€ 20.000.000

€ 10.000.000 structurele subsidies incidentele subsidies

€0 2011

2013

2014

Figuur 3 Incidentele en structurele subsidies overheden en fondsen 2011-2013-2014 (€).

18

culturele atlas brabant

het onderzoek


2013-2014 Nu zoomen we in op 84 instellingen die aan de nieuwe ronde van deze Culturele atlas hebben meegedaan. We doen nu ook uitspraken over de verschillen tussen categorieĂŤn instellingen. Ook hier geldt dat de cijfers de door de respondenten ontvangen subsidiebedragen laten zien, niet de beschikbare subsidiebudgetten bij de overheden.

overheden en fondsen Gemeenten, de provincie Noord-Brabant en het Rijk hebben in 2013 samen bijna 57 miljoen euro besteed aan de 84 culturele instellingen. In 2014 is dat licht gestegen tot 57,3 miljoen. In 2013 hebben 48 en in 2014 precies 50 instellingen geld ontvangen van de hierboven al eerder genoemde, niet-private cultuurfondsen. In 2013 totaal 5,1 miljoen euro en in 2014 totaal 4,5Â miljoen euro. Figuur 4 (zie volgende pagina) geeft de cijfers. We tonen hierbij tevens het onderscheid in eenmalige en meerjarige subsidies. Er zit een onderling strijdige dynamiek verstopt achter deze schijnbaar weinig veranderde hoeveelheid subsidie. We zien namelijk stijgende eenmalige subsidies van gemeenten en provincie enerzijds en afnemende rijkssubsidies (eenmalig en meerjarig) alsmede afnemende meerjarige subsidies van gemeenten en provincies anderzijds. Uit figuur 4 blijkt dat gemeenten, provincie en Rijk eerder meerjarige dan eenmalige ondersteuning geven en dat de fondsen dat eerder eenmalig dan meerjarig doen. Verreweg de grootste financier van de Brabantse kunstinstellingen zijn de gemeenten.

het onderzoek

culturele atlas brabant

19


€ 70.000.000

€ 60.000.000

€ 50.000.000

€ 40.000.000

€ 30.000.000

€ 20.000.000

fondsen meerjarig fondsen eenmalig rijk meerjarig

€ 10.000.000

rijk eenmalig provincie meerjarig provincie eenmalig gemeente meerjarig

€0

gemeente eenmalig

2013

2014

Figuur 4 Subsidies overheden en rijksfondsen 2013-2014 (€). Zie voor de cijfers ook de binnenkant van de achterflap. Het Van Abbemuseum in Eindhoven had in 2013 een grote Europese subsidie en geld van andere, niet nader gespecificeerde niet-private fondsen waardoor 2013 een uitzonderlijk ‘ fondsenjaar’ is. De provinciale meerjarige subsidie is inclusief de bijdrage van de provincie Limburg aan philharmonie zuidnederland.

20

culturele atlas brabant

het onderzoek


uitsplitsing naar categorie Die stijging van de gemeentelijke eenmalige subsidies is het meest pregnant bij de musea en podia en in mindere mate bij de visuele kunsten. De producenten podiumkunsten en festivals hebben juist minder eenmalige gemeentelijke subsidies gekregen. De stijging van de provinciale eenmalige subsidies komt hoofdzakelijk ten goede aan de festivals, maar ook de producenten podiumkunsten profiteren hiervan, zij het in mindere mate. De meerjarige gemeentelijke subsidies zijn afgenomen bij de visuele kunsten en musea, terwijl de festivals en producenten podiumkunsten er licht op vooruit gaan. Wat betreft de meerjarige provinciale subsidies zien we de sterkste afname bij de festivals, gevolgd door de producenten podiumkunsten. Figuur 5 laat dit zien. Er zit meer dynamiek onder de cijfers. Zo dalen de eenmalige fondssubsidies aan producenten podiumkunsten en aan de podia. Dat geldt in mindere mate ook voor de meerjarige fondssubsidies aan deze categorieën. Aan de andere kant stijgen de eenmalige fondssubsidies voor vooral de visuele kunsten (al blijft het bedrag vergeleken met andere categorieën bescheiden met ongeveer een kwart tot een vijfde van de bedragen die producenten podiumkunsten en de musea behalen) en ook voor de festivals. Vooral de meerjarige fondssubsidies aan de musea zijn in 2014 gestegen (al blijft ook hier het nominale bedrag bescheiden). Ook dit is te zien in figuur 5.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 5.000.000

€ 10.000.000

€ 15.000.000

€ 20.000.000

gemeente eenmalig

provincie eenmalig

rijk eenmalig

fondsen eenmalig

gemeente meerjarig

provincie meerjarig

rijk meerjarig

fondsen meerjarig

€ 25.000.000

Figuur 5 Subsidies overheden en fondsen 2013-2014 naar categorie instelling (€).

het onderzoek

culturele atlas brabant

21


Angelique Spaninks (MU)

Verder ben ik benieuwd hoe dat gaat als ook

‘We zien dat overheden wel naar elkaar kijken

de provincie daar weer bij komt, komen ze met

en met elkaar overleggen, maar systemen

een eigen systeem of lopen ze mee met Rijk

echt op elkaar afstemmen gebeurt nog

en gemeente. Uiteraard hoop ik het laatste.

maar zelden. De gemeente Eindhoven is een

Maar qua ICT blijft het blijkbaar toch moeilijk

uitzondering, zij werken al een paar jaar met

om dezelfde organisatie in één systeem voor

hetzelfde systeem als dat OCW gebruikt voor

twee verschillende bestuurslagen te kunnen

de landelijke Basis Infrastructuur-instellingen.

onderscheiden, laat staan voor drie. Een

Dit geldt zowel voor het aanvragen als het

luxeprobleem natuurlijk, maar toch hopen

verantwoorden van subsidies. Dat systeem is

we ook daar ooit nog een oplossing voor

op zich heel helder en MU kan in principe bijna

te vinden.’

dezelfde jaarrekening naar OCW als naar de gemeente sturen. Maar dan worden er toch

Eric Japenga (HZT)

weer verschillende extra’s gevraagd waarover

‘Het kost veel tijd, met verschillende

ze niet overleggen, en lukt het nog niet

broodheren in overleg zijn. Het is een

helemaal. Dat is jammer en niet zo efficiënt,

substantieel deel van mijn werk als zakelijk

maar ook wel weer begrijpelijk. Het vergt in

leider. Maar een structureel gefinancierd

ieder geval een toenemende hoeveelheid

gezelschap moet dat overleg ook voeren,

aandacht en tijd om constructief mee te blijven

het is onderdeel van zijn taak.’

denken en vooruitzien én aan alle voorwaarden te voldoen.

incidenteel en structureel Weer zijn de incidentele en structurele subsidies van de overheden en van de fondsen opgeteld. In 2013 zijn de incidentele subsidies samen 5,4 miljoen euro waard, in 2014 is dat 6,4 miljoen euro. In 2013 zijn er 56,7 miljoen euro aan structurele subsidies ontvangen tegen 55,3 miljoen in 2014. Zie figuur 6. Dat betekent dat er in 2013 in totaal 62,1 miljoen euro is ontvangen vanuit de overheden en de fondsen en in 2014 is dat in totaal 61,8 miljoen euro. Opnieuw zijn er verschillen naar categorie instelling. Zie figuur 7. De producenten podiumkunsten hebben vooral op de incidentele subsidies van overheden en fondsen ingeleverd. De andere, de visuele kunsten, festivals en podia, zijn er wat deze subsidies betreft op vooruit gegaan of, wat de musea betreft, zijn op hetzelfde niveau gebleven. Alleen de producenten podiumkunsten en de musea zijn er ook wat meerjarige subsidies betreft op achteruitgegaan. De andere zijn zo goed als op hetzelfde niveau gebleven. Figuur 7 ondersteunt deze conclusies met de cijfers. Voor het totaal aan eenmalige en meerjarige subsidies van zowel de overheden als de fondsen betekent dit dat 2014 ten opzichte van 2013 een lichte achteruitgang laat zien voor de producenten podiumkunsten en de musea, dat de visuele kunsten en festivals erop vooruit gaan en dat de situatie voor de podia nagenoeg gelijk blijft.

22

culturele atlas brabant

het onderzoek


€ 80.000.000 € 70.000.000 € 60.000.000 € 50.000.000 € 40.000.000 € 30.000.000 € 20.000.000 € 10.000.000 structurele subsidies incidentele subsidies

€0 2013

2014

Figuur 6 Incidentele en structurele subsidies overheden en fondsen 2013-2014 (€).

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 5.000.000 incidenteel

€ 10.000.000

€ 15.000.000

€ 20.000.000

€ 25.000.000

structureel

Figuur 7 Incidentele en structurele subsidies overheden en fondsen 2013-2014 naar categorie instelling (€).

het onderzoek

culturele atlas brabant

23


Marilyn Jongenelen (MOTI)

Angelique Spaninks (MU & STRP)

‘Een museum is een organisatie die zeven

‘Juist doordat we met MU in de landelijke

dagen per week draait, waarvan zes open

BIS zitten, kunnen we verdiepen en flexibel

voor publiek en online 24/7. Dat betekent

zijn. Dankzij de structurele subsidie van

nogal wat. De hoge structurele subsidie is een

het Rijk kunnen we meerjarig én actueel

exploitatiesubsidie, waarmee de vaste lasten

programmeren. Ik heb soms de neiging het

van met name huisvesting en vaste kern van

te doen met wat we hebben, zodat anderen

het personeel gedekt kunnen worden. Er blijft

aanspraak kunnen maken op andere

dan toch structureel te weinig ruimte over voor

beschikbare middelen, maar ik moet ook

andersoortige programmering dan het vaste

aan een voor presentatie-instellingen fikse

vullen van de eigen tentoonstellingszalen.

eigen-inkomstennorm voldoen. Daarvoor

We slaan daarvoor nieuwe wegen in en

ben ik genoodzaakt om soms toch aanspraak

doen dat nu steeds vaker in de vorm van

te maken op speciale regelingen, private

coproductie met andere instellingen,

fondsen, enzovoort. Voor STRP ligt dat

waaronder de festivals, en daarvoor vragen

weer helemaal andersom, daar hebben we

we dan, al dan niet gezamenlijk, incidentele

weinig structurele middelen, en hangt alles

project- of programmasubsidies aan. Toch

af van incidenteel geld. En eerlijk gezegd

is die exploitatiesubsidie nodig om ruimte te

is dat eigenlijk helemaal niet zo flexibel:

creëren voor cofinanciering.’

je moet je plannen vaak al in de aanvraag helemaal dichttimmeren. Ruimte voor open

Eric Japenga (HZT)

eindes, experiment en onderzoek, waarvan

‘Flexibel werken betekent in ons geval vaak

de uitkomst dus nog niet vaststaat, is er

dat we anticiperen op veranderingen in de

nauwelijks meer. Het risico moet op papier

maatschappij, die soms voor het hele bestel,

tot een minimum beperkt worden, terwijl

die soms op de hele sector betrekking hebben.

het in werkelijkheid levensgroot is en alleen

Ik noem bijvoorbeeld de participatie in PLAN,

maar groter wordt. Cultuur en vooral het

het talenontwikkelingsproject op het gebied

maken ervan, laat zich nu eenmaal niet in

van theater, dans en circus in Brabant, en de

kant en klare eindproducten vangen. STRP is

samenwerking in De NWE Vorst. Wij worden

wat dat betreft een mooi en groot maar

teruggeworpen op structurele taken in tijden

kwetsbaar kaartenhuis.’

van bezuiniging. Willen wij projecten doen die niet vallen binnen de structurele taken, dan is het heel moeilijk om projectsubsidies aan te vragen, soms zelfs onmogelijk. We moeten binnen de structurele kaders werken en kunnen bij het Fonds voor Podiumkunsten soms niet eens aanvragen, omdat het Fonds er niet voor BIS-instellingen is. We gaan dus steeds meer coproduceren om toch flexibel te kunnen werken.’

24

culturele atlas brabant

het onderzoek


inkomsten Ook de inkomsten van de diverse culturele instellingen zijn bevraagd. We maken een onderscheid tussen vier typen inkomsten, typen die ook zo door het ministerie van OCW aan de BIS-instellingen worden voorgelegd ten behoeve van de jaarlijkse publicatie Cultuur in Beeld. Deze typen zijn ook nu aan de instellingen voorgelegd met de onderstaande, aan de OCW-bevraging identieke toelichting: 1. publieksinkomsten Publieksinkomsten zijn inkomsten die direct aan de publieksactiviteiten zijn gekoppeld, zoals kaartverkoop (recettes of uitkopen), horeca (tijdens uitvoeringen), verkoop van programma’s, beeld- of geluiddragers, inkomsten uit vergoedingen van radio of televisie, auteursrechten, royalties, licentievergoedingen eventueel overige direct aan het publiek gerelateerde inkomsten. 2. sponsorinkomsten Sponsorinkomsten zijn alle inkomsten uit sponsoring door persoon of organisatie, meestal een bedrijf, die een activiteit of organisatie steunt door geld of andere middelen ter beschikking te stellen, in ruil voor publiciteit. 3. private fondsen Met private fondsen worden fondsen bedoeld zoals het Prins Bernhard Cultuurfonds, VSBfonds, Fonds 21, enzovoort. 4. overige inkomsten Met overige inkomsten wordt bedoeld inkomsten uit verhuur (van onroerend goed), merchandising, loterijen, vergoedingen voor het uitlenen van personeel, crowdfunding, contributies, schenkingen, donaties of legaten, bijdragen van vriendenverenigingen, coproductiebijdragen. We gaan voor alle typen inkomsten eerst naar de 42 instellingen uit de jaren 2011-2013-2014 kijken en dan naar de grotere groep van 84 instellingen uit de jaren 2013 en 2014.

2011-2013-2014 Figuur 8 (zie volgende pagina) vat alle soorten inkomsten voor de maximaal 42 instellingen naar de drie jaren samen. Als we de vier typen inkomsten in procenten van de totale inkomsten weergeven dan vormen de publieksinkomsten door de jaren heen steeds circa 70% van alle inkomsten tegen 5% ieder voor sponsorinkomsten en private fondsen en rond de 20% voor overige inkomsten. De verdeling is dus redelijk stabiel, alhoewel de publieksinkomsten over de gehele linie licht afnemen. Het totaal aan inkomsten loopt terug in 2013 en blijft in 2014 op nagenoeg hetzelfde niveau. het onderzoek

culturele atlas brabant

25


€ 50.000.000

€ 40.000.000

€ 30.000.000

€ 20.000.000

overig

€ 10.000.000

private fondsen sponsoring €0

publieksinkomsten 2011

2013

2014

Figuur 8 Inkomsten 2011-2013-2014 (€). Zie voor de cijfers ook de binnenkant van de achterflap.

aandeel eigen inkomsten Als we de totale inkomsten delen door de totale structurele subsidies krijgen we het percentage eigen inkomsten. Voor de maximaal 42 instellingen samen is dat percentage voor 2011, 2013 en 2014 respectievelijk 98%, 90% en 92%. Na een aanvankelijke afname tussen 2011 en 2013 is er dus een lichte stijging tussen 2013-2014. Er kan worden geconcludeerd dat door de jaren heen voor elke euro subsidie zo goed als ook één euro eigen inkomsten wordt gegenereerd.

26

culturele atlas brabant

het onderzoek


2013-2014 Voor de jaren 2013 en 2014 bekijken we de inkomsten van 84 instellingen en kunnen we ingaan op de verschillen per categorie instelling. De voor alle instellingen geldende cijfers over de inkomsten staan in figuur 9. De aandelen van de vier typen inkomsten in de totale inkomsten blijven redelijk gelijk. De publieksinkomsten dalen van 73% naar 71% op het totaal, die van sponsoring stijgen van 6% naar 7% en die van de private fondsen van 4% naar 5%. Het aandeel van de overige inkomsten is in beide jaren gelijk met 17%.

€ 60.000.000

€ 50.000.000

€ 40.000.000

€ 30.000.000

€ 20.000.000

overig

€ 10.000.000

private fondsen sponsoring publieksinkomsten

€0 2013

2014

Figuur 9 Inkomsten 2013-2014 (€). Zie voor de cijfers ook de binnenkant van de achterflap.

Het overgrote deel van de inkomsten wordt door de podia verdiend: steeds zo’n 37 miljoen op de totaal 55-57 miljoen euro in 2013-2014: zie figuur 10. De festivals en musea hebben een aandeel van rond de 6-7 miljoen euro en de producenten podiumkunsten rond de 4,5-5 miljoen euro. De visuele kunsten hebben een bescheiden aandeel van steeds zo’n 1,5 miljoen euro. Zoals in de ‘opzet en uitgangspunten’ (p. 11-13) benoemd, dient hierbij rekening gehouden te worden met de eigenheid van de categorieën en het verschil tussen presenterende en producerende instellingen.

het onderzoek

culturele atlas brabant

27


Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 2.000.000 sponsoring

€ 4.000.000 private fondsen

€ 6.000.000 overig

€ 8.000.000

€ 10.000.000

€ 40.000.000

publieksinkomsten

Figuur 10 Inkomsten 2013-2014 naar categorie instelling (€). Let op, aangepaste schaal bij podia. Behalve voor de podia stijgen de publieksinkomsten tussen 2013 en 2014 voor alle andere categorieën, het meest bij de festivals. De sponsorinkomsten stijgen voor alle categorieën tussen 2013 en 2014, vooral bij de musea. Voor de visuele kunsten en de podia zijn de toch al relatief bescheiden inkomsten uit private fondsen in 2014 gehalveerd ten opzichte van 2013. Voor de andere categorieën zijn deze inkomsten juist toegenomen, ook hier het sterkst bij de festivals en musea. De overige inkomsten dalen voor de festivals en musea en stijgen licht voor de andere categorieën, producenten podiumkunsten voorop, gevolgd door de podia en visuele kunsten. De totale inkomsten nemen toe voor de festivals, producenten podiumkunsten en musea en nemen licht af voor de visuele kunsten en podia.

28

culturele atlas brabant

het onderzoek


Angelique Spaninks (MU)

het intrinsieke belang van samenwerking en

‘We zouden het gewoon verdienen moeten

daardoor het delen van (financiële) risico’s.

noemen en over verdienmodellen moeten

Daarnaast hebben kleinere producenten soms

spreken als het over eigen inkomsten gaat.

een grotere partner nodig voor liquiditeit en

Daar horen coproducties en bijdragen van

risicodemping. En bovendien bestaat werken

particuliere fondsen net zo goed bij als

met gesloten beurzen niet meer echt, omdat

publieksinkomsten. En subsidie is toch

iedereen aan een eigen inkomstennorm moet

eigenlijk ook gewoon een investering. Bij

voldoen: er wordt steeds meer gekapitaliseerd

de eigen inkomsten gaat het steeds meer

en over-en-weer gefactureerd om eigen

om coproduceren: samen geld inleggen om

inkomsten te verhogen.’

iets groots te maken. Een voorbeeld: dit jaar maakt MU onder meer een expositie met een

Marilyn Jongenelen (MOTI)

presentatie-instelling in Basel. MU is als

‘Sommige instellingen lenen zich beter

eerste locatie van de expositie penvoerder

voor private sponsoring dan andere. Voor

en de financiering loopt via MU. Wat Basel

grotere musea is het relatief gemakkelijker

aan onze expositie bijdraagt, telt als eigen

sponsoring binnen te halen vanwege hun

inkomsten en bovendien doen we hiermee ook

naamsbekendheid en imago dan voor kleinere,

nog eens aan internationalisering en leren we

het Mattheuseffect. Bij ons wordt er vaak

veel van elkaar. In die zin is coproduceren voor

gesponsord in natura en dat kapitaliseren

kunstenaars en kleinere instellingen op alle

we dan wel. Met private fondsen hebben we

punten winst, zeker niet alleen financieel.’

al jarenlang goede ervaring, waarschijnlijk vanwege het soort projecten dat we doen;

Eric Japenga (HZT)

daar zitten altijd een maatschappelijke kant

‘Voor de toename van eigen inkomsten – ook

en een educatieve kant aan. Op projectniveau

inkomsten uit coproductiebijdragen – is een

is het gemakkelijker extra financiële middelen

aantal verklaringen te geven. Voorop staat

te werven.’

aandeel eigen inkomsten Over alle instellingen bezien is het aandeel eigen inkomsten op de structurele subsidies gestegen van 97% naar 103%. Hier zit echter een grote variatie naar categorie instelling achter. Figuur 11 laat dit zien. Het eigen inkomstenpercentage is het totaal aan eigen inkomsten ten opzichte van het totaal aan structurele subsidies. Het is mogelijk dat de eigen inkomsten het totaal aan structurele subsidies overtreffen. Percentages hoger dan 100 komen dus voor. Wij volgen in deze monitor de wijze van berekening zoals OCW die hanteert. Er worden echter in de culturele sector ook andere berekeningsmethoden gevolgd. Belangrijk is dat bij het eigen inkomstenpercentages diverse variabelen een rol spelen en dat uitkomsten dus niet eenduidig zijn toe te schrijven aan één factor van invloed . Bij de producenten podiumkunsten is het aandeel eigen inkomsten gestegen tot rond een derde van het bedrag aan structurele subsidies. Bij de musea

het onderzoek

culturele atlas brabant

29


ligt dit in beide jaren rond de helft. Ook hier een lichte stijging. De visuele kunsten behalen in 2013 en 2014 gelijke eigen-inkomstenpercentages van rond de 125%. Bij de festivals stijgt het van iets meer dan 2 keer de subsidies naar 2,5 keer de subsidies, meteen ook de grootste stijging van alle categorieën instellingen. Stabiel maar ook hoog zijn de percentages voor de podia, zo rond de 170%.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

Totaal

2013 2014

0%

50%

100%

150%

200%

250%

300%

Figuur 11 Percentages eigen inkomsten 2013-2014 naar categorie instelling en in totaal (%).

30

Eric Japenga (HZT)

musea geldt hetzelfde als gevolg van relatief

‘Een hoog percentage eigen inkomsten

hoge uitgaven voor gebouwenbeheer. Of kijk

hangt niet per se samen met lage subsidies.

naar de horeca-inkomsten voor een theater.

(Je zou zelfs eerder andersom verwachten.)

Daar inkomsten uit derven is voor producenten

Zo hebben bijvoorbeeld de relatief lage

podiumkunsten, de leveranciers van het

percentages eigen inkomsten bij producenten

theater, helemaal niet mogelijk. Sterker nog,

podiumkunsten te maken met de relatief

ik betaal in veel gevallen het pauzedrankje van

hoge uitgaven voor personeelslasten. Voor

de bezoekers van het theater.’

culturele atlas brabant

het onderzoek


personeel We weten van de diverse instellingen hoeveel personeel, uitgedrukt in fte’s, er in vaste en tijdelijke dienst is, hoeveel vrijwilligers er bij de instellingen betrokken zijn (in personen en voor 2013-2014 ook in fte), hoeveel euro er aan scholing en professionalisering wordt uitgegeven en voor de jaren 2013-2014 weten we ook wat precies de onderwerpen van scholing en professionalisering zijn. We maken eerst op hoofdlijnen een vergelijking tussen 2011, 2013 en 2014. Daarna gaan we weer meer in detail in op de jaren 2013-2014.

2011-2013-2014 werknemers en vrijwilligers In 2011 was 600 fte, in 2013 538 fte en in 2014 518 fte in vaste dienst bij de maximaal 42 instellingen die over 2011 en 2013-2014 hebben meegedaan aan de monitor. De 42 instellingen kennen in 2014 bijna een verdubbeling van het aantal fte’s in tijdelijke dienst ten opzichte van 2013, van 136 naar 261. Het aantal vrijwilligers echter, loopt terug: van bijna 2000 in 2011 naar bijna 1700 in 2014 (zie figuren 12a en 12b).

1200

1000

800

600

400

200

vrijwilligers tijdelijk in vaste dienst

0

2011

2013

2014

Figuur 12a Personeel in dienst en als vrijwilliger 2011-2013-2014 (fte). Let op, er zijn geen cijfers beschikbaar over 2011 met betrekking tot fte tijdelijk en fte vrijwilligers.

het onderzoek

culturele atlas brabant

31


1500

1000

500

0

2011

2013

2014

Figuur 12b Vrijwilligers 2011-2013-2014 (aantal).

2013-2014 werknemers en vrijwilligers Hoe zien de personele cijfers eruit als we de instellingen meenemen die in de nieuwste monitor zitten? Figuren 13a en 13b rapporteren. De helft van die instellingen doet een opgave van de personele getallen: in 2013 zijn er 663 fte in vaste en 259 fte in tijdelijke dienst. In 2014 is dat respectievelijk 626 en 335 fte. Ook nu zien we dus een (dit keer iets lichtere) daling bij het vaste en een duidelijke stijging bij het tijdelijke personeel. Bijna 3500 vrijwilligers zijn bij de culturele instellingen betrokken in 2013. In 2014 zijn dat er 3400. Een minimale terugloop. De vrijwillige inzet in fte’s is stabiel, zo rond de 370 fte.

32

culturele atlas brabant

het onderzoek


1500

1200

900

600

300

vrijwilligers tijdelijk 0

in vaste dienst 2013

2014

Figuur 13a Personeel in dienst en als vrijwilliger 2013-2014 (fte).

3500

3000

2500

2000

1500

1000

500

0

2013

2014

Figuur 13b Vrijwilligers 2013-2014 (aantal).

het onderzoek

culturele atlas brabant

33


Angelique Spaninks (MU & STRP)

zetten actief de vraag uit. En we zijn ons ervan

‘Alles loopt terug, ook de vrijwilligersaantallen.

bewust dat we iets te ruilen moeten hebben,

Omdat een festival gecomprimeerd is in

dat het de vrijwilligers iets moet opleveren:

tijd, lukt het daar meestal wel om genoeg

kennis of een mogelijkheid richting een andere

vrijwilligers te vinden. Tegen een kleine

baan. Dat laatste lukt dan heel aardig en het

vrijwilligersvergoeding. Bij MU werken we

betekent voor ons weer opnieuw werven.

heel bewust niet met vrijwilligers. We werken

Alleen vrijwilligers mogen nooit de hoofdmoot

met een pool van professionele, creatieve

zijn. Ik zou ook niet weten waarom alles altijd

zzp’ers die bij ons een soort basisinkomen

maar vrijwillig moet. We moeten ook in de

kunnen verdienen. Met dit beleid denk ik het

sector op onze strepen gaan staan. Het gaat

subisidiemes toch een beetje aan twee kanten

om specifieke deskundigheid en kennis, waar

te laten snijden. Het zijn vaak beginnende

soms jaren opleiding voor nodig is. Eerlijk loon

kunstenaars, ontwerpers, designers die

voor werk en zorgvuldig kijken naar de rol die

helpen bij productie en balie. Maar ik merk

vrijwilligers kunnen spelen.’

wel dat het voor hen ook steeds meer begint

Eric Japenga (HZT)

te nijpen.’

‘We maakten vroeger gebruik van een aantal

Marilyn Jongenelen (MOTI)

vrijwilligers op functies waar we altijd extra

‘Wij hebben niet zo heel veel vrijwilligers

handjes konden gebruiken. En juist die

die structureel bijspringen, wel incidenteel.

functies hebben we al lang wegbezuinigd…

We maken graag gebruik van mensen die wat

Producenten kunnen wat minder met

ouder zijn, met veel museale ervaring, zodat

vrijwilligers. We huren eigenlijk alleen maar

ze hun kennis kunnen delen, maar we werken

professionals in op freelance basis. Vroeger

ook met pas afgestudeerden die cv willen

waren we een organisatie met meer dan 65

opbouwen. Zij werken dan een half jaar tot een

werknemers. Dat zijn er nu nog 16. De rest

jaar voor het museum. Het is met vrijwilligers

huren we in. Omdat we diverser zijn gaan

wel ingewikkeld om de continuïteit te

functioneren, hebben we meer verschillende

behouden. We vragen de vrijwilligers overigens

mensen nodig.’

altijd voor een specifieke taak of functie; we

34

culturele atlas brabant

het onderzoek


personele lasten Voor 2013 en 2014 is nagegaan hoeveel euro’s er aan personele lasten worden uitgegeven. We hebben de cijfers voor vast personeel, tijdelijke mensen en inhuur samengenomen. In 2013 zijn de personele lasten 49,2 miljoen euro, in 2014 is dat ongeveer gelijk met 49,3 miljoen euro. Dus personeelslasten maken in 2013 44% uit van de financiële middelen uit inkomsten en structurele subsidies. In 2014 is dat 43,9%. Het grootste aandeel in het totaal aan personele uitgaven hebben de podia en de producenten podiumkunsten (respectievelijk circa 40% en 33%). De visuele kunsten en de festivals kennen minder personeelskosten. Musea zitten in het midden. Zie figuur 14. Zoals in de ‘opzet en uitgangspunten’ (p.11-13) benoemd, hierbij dient rekening gehouden te worden met de eigenheid van de categorieën en het verschil in omvang tussen instellingen. Bij de visuele kunsten en de festivals zijn de personele lasten percentueel het meest gestegen. Bij de musea zien we ook een lichte stijging en bij de podia en producenten podiumkunsten zijn de personele lasten juist licht gedaald.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 5.000.000

€ 10.000.000

€ 15.000.000

€ 20.000.000

Figuur 14 Personele lasten 2013-2014 (€).

het onderzoek

culturele atlas brabant

35


scholing en professionalisering De uitgaven aan scholing en professionalisering zijn laag, zeker bezien op de totale uitgaven aan personeel. Dat geldt zowel voor de vergelijking 2011-2013-2014 als voor de vergelijking 2013-2014. Vergelijken we drie jaar dan zien we dat slechts de helft van de 42 instellingen samen ongeveer 250.000 euro per jaar uitgeeft aan scholing en professionalisering. Vergelijken we 2013 en 2014 dan zien we dat in 2013 bijna 250.000 euro en in 2014 rond de 340.000 euro wordt uitgegeven door respectievelijk 27 en 35 van de 84 instellingen. Ook nu zien we dat de meeste instellingen nauwelijks of niet investeren in scholing en professionalisering. Het leeuwendeel wordt uitgegeven door de podia, zeker in 2013. In 2014 geven de festivals en ook de visuele kunsten duidelijk meer uit aan scholing en professionalisering. Figuur 15 laat de details zien.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 50.000

€ 100.000

€ 150.000

Figuur 15 Uitgaven scholing en professionalisering 2013-2014 (€).

36

culturele atlas brabant

het onderzoek

€ 200.000


Omdat we wilden weten waar de uitgaven voor scholing en professionalisering aan werden besteed, hebben we de instellingen een aantal onderwerpen voorgelegd: inhoudelijk kunstvakgebied, management en bedrijfsvoering, marketing en communicatie, monitoren en evalueren, bereiken (nieuwe) doelgroepen, ontwikkelen (nieuw) aanbod en overig. In 2013 springt scholing op het gebied van marketing en communicatie eruit. In 2014 voert management en bedrijfsvoering de boventoon, gevolgd door inhoudelijk kunstvakgebied en weer marketing en communicatie. Niet alleen wordt er meer geld uitgegeven aan scholing en professionalisering, het wordt ook aan meer onderwerpen besteed (zie figuur 16).

anders 18% ontwikkelen (nieuw) aanbod 7% bereiken (nieuwe) doelgroepen 7% monitoren en evalueren 2%

inhoudelijk kunstvakgebied 17%

management en bedrijfsvoering 19%

marketing en communicatie 24% â‚Ź 249.280 totale uitgaven 2013

anders 20%

inhoudelijk kunstvakgebied 26%

ontwikkelen (nieuw) aanbod 19% management en bedrijfsvoering 29%

bereiken (nieuwe) doelgroepen 14% monitoren en evalueren 5%

marketing en communicatie 25%

â‚Ź 341.995 totale uitgaven 2014

Figuur 16 Onderwerpen van scholing en professionalisering (%). het onderzoek

culturele atlas brabant

37


Angelique Spaninks (MU & STRP)

Marilyn Jongenelen (MOTI)

‘Aan scholing doen we noodgedwongen bijna

‘Tijdgebrek. Geldgebrek. Hoewel er in de

niks. Er is nauwelijks tijd en eigenlijk ook geen

dagelijkse praktijk ook veel gebeurt op

budget voor. De uren die gedraaid worden,

het gebied van begeleiding, coaching en

moeten gedraaid worden. Voor het eerst in

expertise-uitwisseling, dat gaat in de manier

jaren volg ik nu zelf een leiderschaps- en

van werken mee. Maar vergis je niet dat er ook

ondernemerschapsstudie, maar dat kan ik

een intrinsieke drive tot professionalisering

alleen maar doen dankzij substantiële steun

bestaat: er wordt veel gelezen, veel cultuur

vanuit Cultuur & Ondernemen. Door dit te doen

bezocht. Dat wil niet zeggen dat we in de

ervaar ik wel hoe belangrijk het is en ga ik er

sector niet moeten nadenken over het

voor de toekomst zeker meer op inzetten voor

bevorderen en begeleiden van mobiliteit.

de hele organisatie.’

Leeftijdsfasebewust personeelsbeleid is momenteel een relevant onderwerp

Eric Japenga (HZT)

van gesprek binnen de museale sector.

‘De hele sector investeert veel te weinig

We moeten vanwege de vergrijzing op tijd

in zijn personeel als het om scholing en

jonge mensen kunnen laten instromen, maar

professionalisering gaat. Dit is echt een

ook medewerkers die vanwege hun specifieke

heel direct gevolg van met veel te weinig

expertise weinig mogelijkheden tot mobiliteit

geld veel te veel willen doen. Secundaire

hebben, gemotiveerd houden. En dan is er

arbeidsvoorwaarden zijn sowieso een

nog de uitdaging voor de steeds groter

probleem. Er is, in elk geval voor producenten

wordende flexibele schil, de zzp’ers. Hoe ga je

podiumkunsten, wel een cao, maar ik zie dat

daar mee om als het gaat om ontwikkeling en

veel instellingen zich er niet aan houden.

scholing? Daar zul je als sector goed over na

Gezelschappen worden geen lid van de NAPK

moeten denken.’

omdat ze dan de vaste cao moeten hanteren. In iedere sector is geschoold personeel nodig, ook in de onze. Daarnaast geldt nog: een groot deel van het personeel is niet vast in dienst. En als er al geïnvesteerd wordt in personeel, dan is dat toch in het vaste.’

38

culturele atlas brabant

het onderzoek


marketing en communicatie budgetten Vergelijken we de 42 instellingen over drie jaar, dan zien we dat zij bijna alle 42 aan marketing en communicatie geld uitgeven: samen in 2011 zo’n 3,2 miljoen, in 2013 iets meer dan 3 miljoen euro en in 2014 3,5 miljoen euro. Van de 84 instellingen die we vergelijken in 2013 en 2014 geven de meeste (tweederde in 2013 en driekwart in 2014) geld uit aan marketing en communicatie, in 2013 3,8 miljoen euro en in 2014 circa 4,8 miljoen euro. Podia nemen het grootste deel van de totale uitgaven op zich: zo rond de 45-35%, gevolgd door de festivals met steeds rond de 25% en de producenten podiumkunsten met in beide jaren 18%. De visuele kunsten blijven stabiel rond de 5%. De musea hebben hun aandeel vergroot: in 2013 zo’n 8% van het totale bedrag en in 2014 13%. Als we de bedragen van 2013 met die van 2014 vergelijken zijn alle categorieën instellingen meer uit gaan geven aan marketing en communicatie, vooral de musea. Het minst groot is de stijging bij de podia. Figuur 17 laat de verdeling naar categorieën instellingen zien.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

€0

€ 500.000

€ 1.000.000

€ 1.500.000

€ 2.000.000

Figuur 17 Uitgaven aan marketing en communicatie (€).

het onderzoek

culturele atlas brabant

39


mediavermeldingen De instellingen konden aangeven hoe vaak er in 2013 en in 2014 recensies, artikelen en aankondigingen in de media over de instelling en de activiteiten waren verschenen. Er waren drie keuzes zoals figuur 18 laat zien. Het aantal vermeldingen in de media is gestegen. Het percentage tot 25 vermeldingen neemt af en het percentage van 50 of meer vermeldingen neemt toe. Dat zien we gebeuren bij alle categorieĂŤn maar vooral bij de producenten podiumkunsten en de visuele kunsten. De vermeldingen bij de podia zijn relatief stabiel.

> 50 31%

> 50 33% 0-25 50%

Producenten podiumkunsten

0-25 63%

26-50 6%

26-50 17%

> 50 6%

Visuele kunsten

26-50 41%

0-25 53%

> 50 10% 0-25 45%

26-50 45% 0-25 17%

0-25 17%

Musea

> 50 50%

26-50 17% 26-50 33%

> 50 67%

0-25 24%

> 50 35%

0-25 26% > 50 42%

Festivals

26-50 41%

26-50 32%

0-25 10% 26-50 20%

Podia

> 50 70%

> 50 80% 2013

Figuur 18 Vermeldingen in de media in 2013 en 2014 (%). 40

culturele atlas brabant

het onderzoek

2014

26-50 20%


sociale media Er is aan de instellingen gevraagd aan te geven hoeveel volgers zij op Twitter en op Facebook hebben op 1 september van het jaar 2013 en het jaar 2014. Figuur 19 geeft de cijfers naar categorie instelling. Zoals was te verwachten nemen de aantallen volgers van Twitter en Facebook enorm toe. In beide gevallen is het aantal volgers meer dan verdubbeld tussen 2013 en 2014. Van iets meer dan 56.000 naar 123.000 volgers op Twitter en van bijna 127.000 naar 289.000 volgers op Facebook in totaal voor alle instellingen. Het valt op dat het aantal instellingen dat een opgave van hun volgers doet weliswaar is gestegen, maar dat toch maar een kleine minderheid op Twitter zit (c.q. een opgave kan doen): 22 in 2013 en 33 in 2014. De presentie op Facebook is al duidelijk groter: 37 in 2013 en 57 in 2014. De verhoging van de presentie op Twitter gaat verhoudingsgewijs vooral op voor de visuele kunsten, op grote afstand gevolgd door podia en musea, en op nog verdere afstand gevolgd door festivals en producenten podiumkunsten. Voor Facebook geldt een iets ander patroon: vooral meer volgers bij de musea en daarna podia en visuele kunsten en vervolgens bij festivals en producenten podiumkunst.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

0

50.000 volgers op Facebook

100.000

150.000

200.000

volgers op Twitter

Figuur 19 Aantal volgers op sociale media op 1 september van 2013 en 2014 (aantal).

het onderzoek

culturele atlas brabant

41


Marilyn Jongenelen (MOTI)

Angelique Spaninks (MU & STRP)

‘Ja, er is bij ons per project meer marketing­­

‘Ik heb niet het idee dat er echt meer

budget gealloceerd. Tot een aantal jaar geleden

media-aandacht is. Wel digitaal, en de kwaliteit

was het altijd een sluitpost. We denken veel

van wat daar verschijnt wordt ook steeds

gerichter na, en we zetten veel gerichter in.

beter, maar de klassieke media laten het een

De verhouding met ons publiek is belangrijker

beetje afweten. Maar ik zie de kunsten wel

geworden. We moeten en willen harder werken

steeds meer samen met de media optrekken

om het publiek ook daadwerkelijk binnen te

qua marketing en communicatie: coproductie

halen. Dat vraagt om een andere benadering van

als mediapartnerschap bijvoorbeeld. Media-

de media. Er is ook apart beleid op de inzet van

aandacht blijft dan ook heel belangrijk en wordt

de sociale media daarbij, omdat een groot deel

zelfs steeds belangrijker: het mag dan ook niet

van onze doelgroep daar ook heel actief is. Maar

alleen bestaan uit lekkere hapklare brokjes,

het belang van fysieke media blijft groot. Soms

prikkelende human interest en sterrentellen.

moet het gewoon in your face!’

Media kunnen cultuur in perspectief plaatsen, verdieping en kritiek bieden. In kranten en

Eric Japenga (HZT)

tijdschriften mis ik dat kader, op internet

‘We praten altijd over marketing en communicatie,

vind ik het gelukkig steeds meer, juist omdat

maar daadwerkelijke marketing vindt nauwelijks

het zo belangrijk is om cultuur niet alleen als

plaats. We slagen er collectief niet in om theater

entertainment te consumeren maar er ook over

zichtbaar te maken. Podia en producenten

te praten en na te denken. Dat doen we over sport

moeten daar samen stappen in zetten. We zijn

en politiek toch ook.’

ermee bezig dus…’

42

culturele atlas brabant

het onderzoek


activiteiten Gevraagd naar de activiteiten van de instellingen maken we een onderscheid tussen ‘kernactiviteiten’ en ‘nevenactiviteiten’. Met kernactiviteiten bedoelen we de primaire activiteiten, zeg maar de core business van een organisatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om het aantal tentoonstellingen/exposities bij de visuele kunsten en bij de musea, het aantal programmaonderdelen (voorstellingen, producties, presentaties, installaties) bij de festivals, het aantal programma’s (voorstellingen, concerten, filmvertoningen, producties) bij de podia en ook het aantal programma’s (producties/projecten) bij de producenten podiumkunsten. Met nevenactiviteiten worden bedoeld: - bij de producenten podiumkunsten de educatieve activiteiten voor/met het onderwijs, maar ook lezingen, symposia, workshops, masterclasses, openbare repetities, en andere speciale publieksactiviteiten; - bij de podia gaat het om activiteiten naast het reguliere programma zoals ook weer educatieve activiteiten voor/met het onderwijs, rondleidingen, lezingen, publicaties, maatschappelijke activiteiten, activiteiten in het kader van verhuur, expertmeetings/symposia, cursussen/workshops/ masterclasses, artist-in-residencies, speciale publieksactiviteiten, enzovoort; - bij musea en visuele kunsten zijn nevenactiviteiten activiteiten in het kader van tentoonstellingen en overige activiteiten zoals educatieve activiteiten voor/met het onderwijs, lezingen, publicaties, symposia, workshops, masterclasses, artist-in-residencies, presentaties, speciale publieksactiviteiten, enzovoort; - bij festivals betreft het activiteiten naast het hoofdprogramma zoals educatieve activiteiten voor/met het onderwijs, lezingen, publicaties, expertmeetings/symposia, workshops/masterclasses, artist-in-residencies, speciale publieksactiviteiten, enzovoort.

het onderzoek

culturele atlas brabant

43


2013-2014 aantal kernactiviteiten In 2013 ontwikkelden de maximaal 84 instellingen samen bijna 16.500 kernactiviteiten. In 2014 zijn dat er 17.815, een kleine 10% meer. Vooral grote theaters rapporteren veel activiteiten. Zie figuur 20.

aantal nevenactiviteiten Ook af te lezen uit figuur 20 is het aantal nevenactiviteiten. In 2013 zijn er bijna 5550 nevenactiviteiten gedaan, in 2014 bijna 12.000, een verdubbeling. Binnen de nevenactiviteiten nemen die voor/met het onderwijs af: in 2013 was tweederde van de nevenactiviteiten educatief, in 2014 de helft.

30.000

25.000

20.000

15.000

10.000

5000

0

nevenactiviteiten kernactiviteiten 2013

2014

Figuur 20 Kern- en nevenactiviteiten 2013-2014 (aantal).

In figuur 21 staan de cijfers over kern- en nevenactiviteiten uitgesplitst naar categorie instelling. Vooral de visuele kunsten zijn meer kernactiviteiten gaan doen, zeker twee keer zoveel. Bij de overige categorieĂŤn is de stijging bescheiden. Bij de podia is bijna geen verandering. De nevenactiviteiten zijn vooral explosief gegroeid bij de visuele kunsten (verviervoudigd) en de producenten podiumkunst (verdrievoudigd). Er zit nauwelijks beweging in het aantal nevenactiviteiten van de podia en musea.

44

culturele atlas brabant

het onderzoek


Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

0

2.500 kernactiviteiten

10.000

15.000

20.000

nevenactiviteiten

Figuur 21 Kern- en nevenactiviteiten 2013-2014 naar categorie instelling (aantal). Let op, schaalverandering bij producenten podiumkunsten (nevenactiviteiten) en podia (kernactiviteiten).

verhouding kern- en nevenactiviteiten Het aandeel nevenactiviteiten op de kernactiviteiten is 34% in 2013 en 66% in 2014, ook een verdubbeling. In één jaar tijd hebben de culturele instellingen dubbel zoveel nevenactiviteiten geregistreerd, terwijl er 10% meer kernactiviteiten zijn ontwikkeld. Cijfers van de 42 instellingen over 2011-2013-2014 laten zien dat deze lijn al in 2011 in gang wordt gezet. We zien dit fenomeen vooral terug bij de producenten podiumkunsten, de visuele kunsten en in lichte mate ook bij de festivals. Bij de musea en podia loopt het aandeel neven- op het aantal kernactiviteiten juist terug. Mogelijk treden hier registratie-effecten op: culturele instellingen wordt steeds vaker gevraagd zich naast de ontwikkeling, productie of presentatie op het eigen kunstvakgebied toe te leggen op activiteiten voor de maatschappelijke omgeving, of dat nu buurt- of wijkorganisaties of zorg- of onderwijsinstellingen zijn. Mogelijk dat met deze ‘maatschappelijke opdracht’ nu activiteiten als nevenactiviteiten worden opgevoerd die voorheen niet als zodanig beleefd, laat staan als zodanig geregistreerd werden.

het onderzoek

culturele atlas brabant

45


Angelique Spaninks (MU & STRP)

Als onderdeel van de maatschappelijke

‘Nevenactiviteiten schragen de kern. Je kunt

taak moet je al je educatieve activiteiten

nog zoveel meer rondom die ‘kern’ doen.

uitsplitsen: voor wie, het type (standaard of

Als exposities organiseren de kernactiviteit

maatwerk), aanbodgericht of vraaggericht,

van MU is, dan geeft het randprogramma

wat voor soort educatieve activiteiten

daar verdieping en context aan, daarmee

en voor welke doelgroepen (onderwijs en

kunnen we het maatschappelijk draagvlak

recreatief; lezing, debat, college, masterclass,

beter zichtbaar maken. Bij gebrek aan

rondleidingen, enzovoort). De politiek vindt

kaders vanuit de media (reflectie, verdieping,

dat interessant en het maakt onderdeel

kritiek), organiseer je die kaders zelf. Het

uit van de prestatieverplichtingen in de

is misschien niet onafhankelijk, maar de

subsidieovereenkomst met de gemeente.’

meeste presentatie-instellingen zijn kritisch genoeg om ook andere geluiden te laten horen,

Eric Japenga (HZT)

tegendraads te programmeren en dat te delen

‘Het is heel goed mogelijk dat met de

met hun publiek. Je kunt die nevenactiviteiten

‘maatschappelijke opdracht’ activiteiten

dus ook beschouwen als scholing, of als

als nevenactiviteiten worden opgevoerd die

communicatie. Nevenactiviteiten organiseren

voorheen niet als zodanig beleefd laat staan

is cureren op een anderen manier.’

geregistreerd werden. We worden gedwongen door de prestatie-eisen om alle activiteiten te

Marilyn Jongenelen (MOTI)

registreren. Vroeger zagen we bijvoorbeeld een

‘Educatie is een kerntaak. Als museum zet

inleiding niet als autonome activiteit, nu wel.’

je in op kennisoverdracht en het stimuleren van kennisontwikkeling in je programmering.

46

culturele atlas brabant

het onderzoek


geografische spreiding Alleen voor producenten podiumkunsten zijn de volgende cijfers naar geografische spreiding van de activiteiten. Het gaat om het aantal uitvoeringen in eigen standplaats, elders in Noord-Brabant, elders in Nederland of in het buitenland. Vooral de uitvoeringen in het buitenland zijn toegenomen, bijna verdubbeld zelfs in 2014 ten opzichte van 2013. Het aantal uitvoeringen in de provincie Noord-Brabant en elders in Nederland is zo goed als stabiel. Die in de eigen standplaats zijn 1,4 keer hoger in 2014 dan in 2013. Figuur 22 geeft de cijfers voor 2013 en 2014.

2500

2000

1500

1000

500

uitvoeringen in buitenland uitvoeringen elders in Nederland uitvoeringen elders in Noord-Brabant uitvoeringen in eigen standplaats

0

2013

2014

Figuur 22 Geografische spreiding van uitvoeringen van producenten podiumkunsten (aantal).

het onderzoek

culturele atlas brabant

47


spreiding naar locatie Ook weer alleen voor producenten podiumkunsten weten we de spreiding van uitvoeringen over locaties: op het podiumcircuit, op festivals, op scholen of op overige locaties. Figuur 23 geeft de cijfers. De aantallen uitvoeringen in het podiumcircuit en op overige locaties in 2014 zijn 1,5 keer hoger dan in 2013. Op festivals is het aantal uitvoeringen 1,3 keer hoger en het aantal uitvoering op scholen is in 2013 juist gezakt tot nog maar 80% van het aantal in 2014. Dat sluit aan bij de eerder geconstateerde afname aan educatieve nevenactiviteiten.

2000

1500

1000

500

uitvoeringen op overige locaties uitvoeringen op scholen uitvoeringen op festivals 0

uitvoeringen in podiumcircuit 2013

2014

Figuur 23 Spreiding naar locatie van uitvoeringen van producenten podiumkunsten.

Pia Meuthen (Panama Pictures)

clubavonden Road to Panama in de clubzaal

‘Naast het reguliere theater- en festivalcircuit

van de Verkadefabriek waar Panama Pictures

bouwt Panama Pictures actief aan een

kort werk gebundeld presenteert. Verder richt

netwerk met nieuwe opdrachtgevers voor

Panama Pictures zich ook op evenementen

andersoortige speellocaties en een nieuw

zoals Culturele Zondag, de zakelijke verhuur

publiek. Het dans- en circusgezelschap

van theaters en schouwburgen (activiteiten en

ontwikkelt op aanvraag van opdrachtgevers

festiviteiten voor business- en vrienden-van-

speciaal aanbod of past delen uit bestaande

clubs) en culturele instellingen zoals musea

voorstellingen aan voor de gelegenheid.

en expositiezalen.’

Jaarlijks terugkerende activiteiten zijn de

48

culturele atlas brabant

het onderzoek


bezoeken We gaan tot slot in op de bezoekcijfers. De vele verschillende bezoekcijfers zijn niet altijd door alle instellingen even precies opgegeven. Vaak was er wel een totaalgetal, maar geen uitsplitsing naar geografische spreiding van de bezoeken of naar betaalde en niet-betaalde bezoeken. Soms ook moesten de totaalgetallen gegenereerd worden uit de optelling van betaalde en niet-betaalde bezoeken.

2013-2014 aantal bezoeken Precies 66 instellingen melden in 2013 samen 3,9 miljoen bezoeken te hebben gehad. In 2014 zijn dat 4,1 miljoen bezoeken bij 74 instellingen, 6% meer bezoeken dan in 2013. Vooral de bezoeken aan de festivals nemen toe, gevolgd door bezoeken aan de producenten podiumkunsten en bezoeken aan de visuele kunsten. Die bij de podia zijn stabiel en bij de musea nemen ze af. Figuur 24 toont de cijfers naar categorie instelling. Zoals in de ‘opzet en uitgangspunten’ (p.11-13) benoemd, hierbij dient rekening gehouden te worden met de eigenheid van de categorieĂŤn en het verschil tussen presenterende en producerende instellingen.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Musea

2013 2014

Festivals

2013 2014

Podia

2013 2014

0

500.000

1.000.000

1.500.000

2.000.000

Figuur 24 Bezoeken 2013-2014 naar categorie instelling (aantal).

het onderzoek

culturele atlas brabant

49


geografische spreiding Voor 2013 zijn de data bekend van bijna 2,1 miljoen bezoeken. Ruim de helft vindt plaats in eigen standplaats, ruim een kwart elders in Noord-Brabant, bijna een vijfde elders in Nederland en 6% in het buitenland. In 2014 weten we deze data voor ongeveer 2,6 miljoen bezoeken en bijna de helft vindt plaats in eigen standplaats, een derde elders in Noord-Brabant en bijna 15% elders in Nederland, rond de 7% in het buitenland. Er worden in 2014 dus meer dan in 2013 bezoeken geregistreerd in het buitenland, in de eigen provincie en eigen standplaats en minder in de rest van Nederland.

betaalde en niet-betaalde bezoeken Het aandeel niet-betaalde bezoeken is traditioneel groot op de festivals (van 9 keer tot 12 keer het aantal betaalde bezoeken) en de visuele kunsten (van 3 in 2013 tot 9 keer het aantal betaalde bezoeken in 2014) en zeer beperkt bij de podia (stabiel op 20% van het aantal betaald) en de musea (17-27% in 2013-2014 van het aantal betaalde bezoeken). 2014 is een uitzonderlijk jaar voor de producenten podiumkunsten na bijna geen niet-betaalde bezoeken in 2013 naar 4 keer zoveel niet-betaalde bezoeken dan betaalde in 2014. Dit is het gevolg van maar één instelling die extreem veel niet-betaalde bezoeken trok (zie toelichting Ambiance Tracks).

Strijbos & Van Rijswijk (Ambiance Tracks) ‘Onze ‘walkscapes’ draaien meestal als reguliere

werd door meer dan 500.000 mensen gezien en

voorstelling op een festival. We werken dan

kunstwerken van de editie 2014 en in de top 10

met zogenaamde time slots. Dat betekent

van GLOW allertijden.’

eindigde in de top drie van meest gewaardeerde

maximaal 30 bezoekers per time slot en 8 tot 10 time slots per dag. We hebben dan in totaal

Angelique Spaninks (MU & STRP)

150 tot 300 bezoekers per dag. Onze hoge

‘Door bezoek betaald te maken, kun je het op

bezoekersaantallen hebben te maken met de

bijzondere momenten en voor bepaalde groepen

hoeveelheid producties en coproducties die we

ook gratis maken. Tijdens de Dutch Design Week

draaien. We hebben al een aantal jaren een hoge

en GLOW vind ik het belangrijker om zo veel

output weten te realiseren. Wat voor extreem

mogelijk mensen binnen te hebben en kennis

veel niet-betalende bezoekers heeft geleid zijn

te laten maken met wat we te bieden hebben.

de exposities die we in Azië hebben gedaan

Dat is tenslotte onze kerntaak: internationaal

op biënnales. Dat waren exposities waar per

talent op het gebied van kunst en design een

keer 4 miljoen mensen op af kwamen waarvan

podium bieden voor een breed publiek. Tijdens

er dan 50.000 specifiek jouw werk zien. Die

die twee weken in het jaar is er bovendien zoveel

schaalgrootte kennen we niet in Europa.’

gratis aanbod om ons heen dat wanneer we toegang vragen het aantal bezoekers gigantisch

Pauline Roelants (United Cowboys)

afneemt. Dat is nooit de bedoeling. Daar staat

‘In 2014 maakte United Cowboys Figures that

tegenover dat we nevenactiviteiten in die weken

Wander in opdracht van GLOW Eindhoven; Figures

dan weer wel financieel lucratief kunnen maken.

that Wander maakte als enige live performance

En dat geldt ook gedurende het jaar, voor extra

ooit in de geschiedenis van dit internationale

programma’s vragen we entree.’

lichtfestival deel uit van de officiële route,

50

culturele atlas brabant

het onderzoek


structurele subsidies per bezoek en eigen inkomsten per bezoek Tot slot, de subsidie en inkomsten per bezoek. In 2013 wordt gemiddeld 25 euro structurele subsidies per bezoek verstrekt en genereert men 16 euro eigen inkomsten per bezoek. In 2014 is dat respectievelijk 23 en 17 euro. Per bezoek dus dalende subsidies en stijgende eigen inkomsten. Cijfers van de 42 instellingen over 2011-2013-2014 laten zien dat deze lijn al in 2011 in gang wordt gezet. Dalende subsidies en stijgende eigen inkomsten per bezoek zien we het sterkst bij de festivals en producenten podiumkunsten. Ook bij de visuele kunsten een daling van de subsidies maar tevens van de eigen inkomsten per bezoek. Bij de podia en musea zien we weliswaar een stijging van de inkomsten per bezoek maar gaan ook de subsidies per bezoek omhoog. Figuur 25 laat de cijfers zien voor de verschillende categorieën instellingen. Zoals in de ‘opzet en uitgangspunten’ (p.11-13) benoemd dient hierbij rekening gehouden te worden met de eigenheid van de categorieën en het verschil tussen presenterende en producerende instellingen.

Producenten podiumkunsten Visuele kunsten

2013 2014 2013 2014

Festivals

2013 2014

Musea

2013 2014

Podia

2013 2014

Totaal

2013 2014

€0

€ 10

€ 20

eigen inkomsten per bezoek

€ 30

€ 40

€ 50

€ 60

€ 70

€ 80

structurele subsidie per bezoek

Figuur 25 Structurele subsidie en eigen inkomsten per bezoek 2013-2014 naar categorie instelling en in totaal (€).

het onderzoek

culturele atlas brabant

51


52

culturele atlas brabant


bijlage Instellingen die gegevens hebben aangeleverd ten behoeve van het onderzoek: Afslag Eindhoven Ambiance Tracks Axesjazzpower Baltan Laboratories Bio Art Laboratories Breda Barst Breda Jazz Breda Photo BROET Cabaretfirma Cappella Pratensis Chassé Theater Circo Circolo Club Solo Cor Unum Contemporary Ceramics DansBrabant De Cacaofabriek expo De Effenaar De Fabriek De Kwekerij De Stilte Eindhoven Museum Fablab 013 Festival Cement Gemeentemuseum Helmond GLOW licht festival Grafisch Atelier Daglicht Graphic Design Festival Breda Het Zuidelijk Toneel Hetpaarddatvliegt Internationaal Stiltefestival Internationaal Vocalisten Concours Kunstpodium T MAD emergent art center MATZER theaterproducties Mezz MOTI MU Museum Slager Muziekcentrum de Toonzaal Muziekgebouw Eindhoven

Muzieklab Brabant Natuurmuseum Brabant November Music Panama Pictures Paradox PARK - Platform for visual arts Parktheater Philharmonie Zuidnederland Playgrounds Festival Podium Bloos Popcentrum 013 Roadburn Festival Schippers&vanGught SEA foundation Tilburg Stedelijk Museum ‘s-Hertogenbosch Stichting Alfa / International Gipsy Festival Stichting Beeldenstorm Stichting Electron / Grafische werkplaats Raaf Stichting Incubate Stichting KOP Stichting Kostic voor Hedendaagse Kunst Stichting Mundial Foundation Stichting Sharp Stichting Vloeistof Storioni Festival STRP Studio Gebroed Sundaymorning@ekwc T.R.A.S.H. TAC TextielMuseum Theater Artemis Theater De NWE Vorst Theaterfestival Boulevard Theaters Tilburg Tilt Tromp Muziek Biënnale United Cowboys Van Abbemuseum Verkadefabriek W2 Wave of Tomorrow Woo Hah! Festival culturele atlas brabant

53


colofon Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2016 is een publicatie van bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur in samenwerking met De Kunst van Brabant. Ook onderdeel van deze Culturele atlas is de ‘Bloementuin’ die je vindt op www.cultureleatlasbrabant.nl. onderzoek, samenstelling en redactie Henk Vinken (Pyrrhula research consultants), Nathalie Jansen, Jenneke Harings begeleidingsgroep de kunst van brabant Eric Japenga (Het Zuidelijk Toneel), Marilyn Jongenelen (MOTI), Angelique Spaninks (MU & STRP) met dank aan De Kunst van Brabant, Ambiance Tracks, Panama Pictures, United Cowboys, Sanne Schepers, Edhv, provincie Noord-Brabant, gemeente Eindhoven, gemeente Tilburg, gemeente Breda, gemeente ’s-Hertogenbosch, gemeente Helmond, alle meewerkende fondsen, culturele instellingen en organisaties. ontwerp Edhv uitgave eerste druk, juni 2016, oplage 1000 druk Drukkerij Hub. Tonnaer isbn 978-90-71092-78-7

© bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur alle rechten voorbehouden bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur spoorlaan 21 i-k 5038 cb tilburg 013 7508400 info@bkkc.nl www.bkkc.nl @bkkc_nieuws /brabantskenniscentrumkunstencultuur bkkc 54

culturele atlas brabant


culturele atlas brabant

55


56

culturele atlas brabant


cijfers 2011

2013

2014

Figuur 2

171mm

gemeente eenmalig

€ 200.656

€ 519.000

€ 647.133

gemeente meerjarig

€ 29.293.795

€ 28.741.686

€ 28.575.527

provincie eenmalig

€ 1.651.446

€ 189.500

€ 639.489

provincie meerjarig

€ 2.618.763

€ 5.969.163

€ 5.685.485

rijk eenmalig

€ 298.299

€ 165.342

€ 12.500

rijk meerjarig

€ 11.594.416

€ 10.109.766

€ 9.781.030

fondsen eenmalig

€ 1.959.071

€ 3.115.297

€ 1.660.757

fondsen meerjarig

€ 1.118.047

€ 1.248.986

€ 1.364.971

€ 48.734.493

€ 50.058.740

€ 48.366.892

totaal subsidies

Figuur 4 gemeente eenmalig

€ 1.264.601

€ 2.377.756

gemeente meerjarig

€ 38.582.056

€ 37.755.284

provincie eenmalig

€ 269.500

€ 1.156.886

provincie meerjarig

€ 6.559.163

€ 6.190.485

rijk eenmalig

€ 165.342

€ 12.500

rijk meerjarig

€ 10.109.766

€ 9.781.030

fondsen eenmalig

€ 3.656.564

€ 2.866.081

fondsen meerjarig

€ 1.455.614

€ 1.615.555

€ 62.062.606

€ 61.755.577

totaal subsidies

Figuur 8 publieksinkomsten

€ 31.186.581

€ 29.333.653

€ 28.416.463

sponsoring

€ 2.388.593

€ 2.142.551

€ 2.648.397

private fondsen

€ 2.039.600

€ 1.868.458

€ 2.091.702

overig

€ 8.236.381

€ 8.242.229

€ 8.529.723

€ 43.851.155

€ 41.586.891

€ 41.686.285

€ 40.060.268

€ 40.504.249

totaal inkomsten

Figuur 9 publieksinkomsten sponsoring

€ 3.476.274

€ 4.192.139

private fondsen

€ 2.136.174

€ 2.631.518

overig totaal inkomsten

€ 9.420.918

€ 9.699.088

€ 55.093.634

€ 57.026.994


culturele a 171mm

‘Debat en besluitvorming over cultuurbeleid, zowel op (inter)nationaal als regionaal niveau, zijn gebaat bij een goede kennisbasis’, aldus de Raad voor Cultuur in zijn Agenda Cultuur 2017-2020 en verder. ‘Beleidsmakers, en -adviseurs, politici, journalisten en culturele organisaties moeten zich kunnen verlaten op objectieve en informatieve analyses en deugdelijke evaluaties – en het cultuurdebat moet worden gevoed door prikkelende verkenningen en adviezen.’ Zo schrijft de provincie Noord-Brabant in haar uitvoeringsprogramma cultuur. Wij denken daar met deze Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2016 een bijdrage aan te kunnen leveren. Om onderbouwde signalen te kunnen afgeven. Om verkeerde aannames uit de wereld te krijgen. Om de koppeling tussen politiek-bestuurlijke visies en de dagelijkse praktijk te kunnen bewaken. En om het gesprek te kunnen voeren op basis van dezelfde feiten. Daar is onderzoek voor nodig. Niet voor de cijfers an sich, maar om bepaalde onderwerpen voor het voetlicht te brengen. Deze Monitor professionele kunsten 2016 biedt feiten en cijfers uit de jaren 2011, 2013 en 2014 met betrekking tot de professionele kunsten in Noord-Brabant en signaleert daarmee trends en ontwikkelingen die in deze periode hebben plaatsgevonden. De Culturele atlas Brabant. Monitor professionele kunsten 2016 is een uitgave van bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur in samenwerking met De Kunst van Brabant. www.cultureleatlasbrabant.nl | www.bkkc.nl | www.dekunstvanbrabant.nl

5m


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.