uitgeschre ven ruimte literatuur en beeldende kunst in het publieke domein
bkkc
uitgeschre ven ruimte literatuur en beeldende kunst in het publieke domein
redactie Jenneke Harings
uitgave bkkc brabants kenniscentrum kunst en cultuur
ven ruimte
15 Zuur Inleiding Jenneke Harings 16
Stilte en dialoog Taal en beeld in de publieke ruimte Margriet Schavemaker
12
PoĂŤzie voor passanten De opmars van literaire teksten in de openbare ruimte Marco Goud
22
Beentrap
28
Ik ging om de hoek
34
Vergeet niet te vergeten
40
Oneerlijk badwater
46
Dansende doden op de weg
52
De zee is groen
58
Bielzen
Ester Naomi Perquin en Paul Mijksenaar Nick J. Swarth en Ad Roefs Peter Verhelst en Tim van Cromvoirt Delphine Lecompte en AndrĂŠ van de Wijdeven Peter Holvoet-Hanssen en Eveline van de Griend Elisabeth Tonnard en Geert-Jan van Oostende Hanneke Hendrix en Strijbos & Van Rijswijk
Zuur Inleiding Samen met een adviseur beeldende kunst liep ik door de Spoorzone in Tilburg. ‘Kijk,’ zei ik, ‘dat bordje, met daarop het woord ZUUR, dat is voer voor een schrijver.’ ‘Nu heb ik hier toch al veel gelopen,’ zei hij, ‘maar dat bordje is me nog nooit opgevallen.’ ‘Dat is interessant,’ zei ik, ‘en een argument voor de zin van dit project.’
Schrijvers zien en horen andere dingen dan beeldend kunstenaars. Ze kijken talig, zien betekenissen en verhalen, die ze vertalen in woorden in plaats van in beelden of geluiden. Kijken ze samen met een kunstenaar naar een plek of een ding, dan ontstaat dialoog. Het ene verhaal bestaat naast het andere verhaal en ergens moeten ze elkaar raken. Het moment van raken, daar ging bkkc in dit project naar op zoek. Schrijvers en beeldend kunstenaars ontmoetten elkaar en verkenden een locatie, een plek waarvoor zij een werk moesten maken. Samen. Vanaf het allereerste begin. Gesprekken, wandelingen, mails, videochats, sms’jes, tekeningen, gedichten, woorden, verhalen, beelden: alles werd uit de kast getrokken om tot een idee te komen voor een werk dat nooit had kunnen bestaan zonder de inbreng van twee mensen, met ieder hun eigen creatieve kwaliteiten binnen ieder hun eigen discipline. Uitgeschreven ruimte. Literatuur en beeldende kunst in het publieke domein laat
zien dat het materiaal van schrijvers zich niet beperkt tot pen, papier, toetsenbord en beeldscherm. Dat een schrijver ook schepper in de openbare ruimte kan zijn. Het laat ook zien dat kunstenaars anders kijken wanneer ze samenwerken met een schrijver. Zeven duo’s, door bkkc bij elkaar gebracht vanwege inhoudelijke overeenkomsten of een vergelijkbare houding ten opzichte van de maatschappij, werkten in de zomer en het vroege najaar van 2012 volgens een opdrachtomschrijving aan een opdracht voor een speciaal aan hen toegewezen locatie. Van 18 oktober 2012 t/m 27 januari 2013 werden de uitkomsten van deze samenwerkingen tijdens de expositie Uitgeschreven ruimte gepresenteerd in de ontmoetingsruimte van bkkc. Deze publicatie toont per duo de opdracht en geeft inzicht in het samenwerkingsproces. Een van de bijzondere conclusies moet zijn dat deze samenwerkingen erg goed verliepen; dat het binnen de duo’s klikte. Het bij elkaar brengen en briefen van deze makers deden Atty Bax, adviseur/projectleider beeldende kunst en ik, adviseur/projectleider letteren. Dank is op zijn plek voor Liesbeth Jans, Nick J. Swarth en Mieke Prinse. Deze editie van Uitgeschreven ruimte. Literatuur en beeldende kunst in het publieke domein werd mede mogelijk gemaakt door bijdragen van het Mondriaan Fonds en het Nederlands Letterenfonds. bkkc onderzoekt samen met deze fondsen wat samenwerkingen tussen beeldend kunstenaars en schrijvers in de openbare ruimte oplevert en of dergelijke samenwerkingen toekomst hebben. bkkc gaat de komende jaren op zoek naar opdrachtgevers die benieuwd zijn naar een door schrijvers en beeldend kunstenaars toegevoegde betekenislaag. Naar de nieuwe verhalen die bloot worden gelegd door het anders kijken. bkkc hoopt daarnaast met dit project schrijvers te stimuleren op zoek te gaan naar bijzondere opdrachten voor alternatieve werkplekken. De schrijver als maker. Het publieke domein naast het papier en de pen. Jenneke Harings projectleider bkkc 5
Margriet Schavemaker
Stilte en dialoog Taal en beeld in de publieke ruimte Mijn favoriete werk van Documenta 13 was ‘Alter Bahnhof Video Walk’ (2012) van het kunstenaarsduo Janet Cardiff en George Bures Miller. En ik was niet de enige: lange rijen mensen stonden te wachten in het Kasselse station om dit werk te mogen ervaren. Via iPods, die tijdelijk in ruil voor je paspoort werden meegegeven, krijgen deelnemers instructies waar ze moeten gaan zitten of naartoe moeten lopen. Door de koptelefoon vertelt Cardiff over de geschiedenis van het station waar tijdens de Tweede Wereldoorlog vele Joden zijn gedeporteerd. Ze toont ons dit traumatische verleden van
deze plek aan de hand van wat we om ons heen zien. Op het videoschermpje van de iPod zien we in eerste instantie gewoon mensen lopen zoals we die ook op dat moment om ons heen ervaren: op weg van of naar de trein. Af en toe gebeurt er echter iets bijzonders: zo lopen er in de video muzikanten langs en er wordt gedanst. Door de iPod voor je gezicht te houden in het juiste perspectief en het geluid van de muziek en de stem van Cardiff in je oren, lijk je je in verschillende werelden tegelijkertijd te bevinden: je staat in je eigen tijd, die van Cardiff en in Nazi-Duitsland.
Janet Cardiff & George Bures Miller, ‘Alter Bahnhof Video Walk’ (2012), still van de video van de wandeling. 7
Ester Naomi Perquin
Paul Mijksenaar
Ester Naomi Perquin (1980) is schrijver en dichter. Ze werkte nog als gevangenisbewaarder toen ze in 2007 debuteerde bij uitgeverij G.A. van Oorschot, met de bundel Servetten halfstok. Voor deze bundel ontving ze de Liegend Konijn Debuutprijs en de Eline van Haarenprijs. Haar tweede bundel Namens de ander, die begin 2009 verscheen, werd eveneens positief ontvangen door de pers en jury’s. In NRC Handelsblad werd de thematiek van haar werk getypeerd als ‘de demonie van alledag’. Namens de ander werd bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Jo Peters Poezieprijs, de J.C. Bloemprijs en de Anna Blamanprijs. Perquin is redacteur van Tirade, columnist voor De Groene Amsterdammer en schrijft wekelijks radioverhalen voor VPRO’s De Avonden. Begin 2012 verscheen Celinspecties, de derde goed ontvangen bundel op rij. Tot 2013 is Perquin Stadsdichter van Rotterdam.
Paul Mijksenaar (1944) richtte in 1986 Bureau Paul Mijksenaar op (tegenwoordig ‘Mijksenaar’). Mijksenaar is in 1965 afgestudeerd als productontwerper bij het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs (later Gerrit Rietveld Academie) te Amsterdam. Mijksenaar is geregeld visiting professor aan diverse universiteiten in de VS en Duitsland, onder de vlag van Stichting Paul Mijksenaar (centrum voor onderzoek en debat op het gebied van information design). In 2010 werd hij benoemd tot erelid van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers (BNO) voor uitzonderlijke verdiensten in het ontwerpvak. In 2012 volgde de toekenning van de Oeuvreprijs Vormgeving van het Fonds BKVB voor de wijze waarop Mijksenaar opdrachtgevers en publiek bewust heeft gemaakt van het belang van goed ontworpen visuele informatie. Paul Mijksenaar heeft meerdere boeken gepubliceerd waaronder: Visual Function, an introduction to information design (Princeton Architectural Press) en Open Here, the art of instructional design (met Piet Westendorp).
Ruiter Janssen Ruiter Janssen (1987) is een freelance ontwerper. In 2010 is hij als grafisch ontwerper afgestudeerd aan de Willem de Kooning Academie in Rotterdam. In zijn stageperiode bij Mijksenaar werkte hij mee aan dit project. Hij ontwierp onder meer de muurpresentatie van ‘Beentrap’ in de ontmoetingsruimte van bkkc (zie pagina 4). Momenteel volgt Janssen de master Vacant NL aan het Sandberg Instituut in Amsterdam.
22
Beentrap Ester Naomi Perquin en Paul Mijksenaar Spoorzone
23
Dichter Ester Naomi Perquin en Paul Mijksenaar kregen de volgende opdracht. ‘Zorg er met een conceptuele literaire bewegwijzering voor dat mensen nieuwsgierig worden naar het gebied in transitie en naar binnen getrokken worden. Mensen zijn alle voorbijgangers, alle Tilburgers, alle geïnteresseerden, eigenlijk iedereen.’
‘Zorg ervoor dat deze grafische, tekstuele en literaire kunst in de openbare ruimte een doorkijkje geeft naar verleden, heden en toekomst van het hele gebied. Deze conceptuele bewegwijzering vindt zijn climax bij de entree en het rangeerterrein, de randen van het bijzondere gebied.’ Samen betraden ze het terrein waar ze deze opdracht moesten uitvoeren. Om bij het terrein te komen, liepen Mijksenaar en Perquin door een tunnel langs een lang wit hek. Wat hun opviel was de ‘afgeschermde’ indruk die het terrein maakt. Hoewel het inmiddels deels toegankelijk is (een verwarrende status) oogt het als een plek waar pottekijkers niet gewenst zijn, waar serieus en hard gewerkt wordt en waar men zelfs mogelijk gevaar loopt. Het hoogteverschil, de bordjes met ‘verboden toegang’ en de vervaarlijk
ogende punten op het hek verzachten die indruk ook al niet. Ook bij het betreden van het terrein, in de richting van de Koepelhal, roept een openstaande slagboom (met knipperende lamp) twijfels op. Hetzelfde geldt, in meerdere mate, voor het in onbruik geraakte spoor dat achter de skatehall loopt: hoewel er geen trein meer aan zal komen, vormen de rails nog altijd een barrière. Het ‘mag-ik-hier-welkomen-gevoel’ dat afremt of terugdringt moest, concludeerden dichter en ontwerper al spoedig, van enig tegenwicht worden voorzien. Tegenover de ‘onhartelijke houding’ van het terrein staat de authenticiteit ervan. Overal hangen bordjes met (soms wonderlijke) geboden of benamingen en overal verwijzen restanten naar een arbeidsintensief verleden. Doordat het gebied in die
zin tamelijk onaangetast is gebleven – maar wél een andere functie kreeg – is een, volgens Perquin en Mijksenaar aantrekkelijk, spanningsveld ontstaan. Ze hadden snel het gevoel dat het terrein weliswaar toegankelijker, maar niet per se neutraler hoefde te worden. Sterker nog: ze waren van mening dat het karakter van het terrein intact moest blijven. De speurtocht die liep van het ene merkwaardige opschrift naar het andere. Dat werd het uitgangspunt: door voort te bouwen op wat er al is, maar daar wél een eigenzinnige draai aan te geven, benadrukken Perquin en Mijksenaar de sterke kant van het terrein en maken ze er tegelijkertijd iets speels van. Het is een plek die merkwaardig en geestig is, nieuwsgierig stemt.
De samenwerking Het gemeenschappelijke doel van dichter en vormgever was het terrein anders te laten communiceren, het zowel merkwaardiger als aantrekkelijker te maken. Aangezien er op het terrein sprake is van een groot aantal ‘poëtische elementen’ (herhaling, verwarring, raadselachtigheid) zou je kunnen spreken van een in aanleg al ‘dichterlijk gebied’. Door dat aspect aan te scherpen en te vergroten en mensen te verleiden dóór te lopen en niet terug te deinzen, zou het gebied zijn eigenheid behouden en toegankelijker worden. Van begin af aan hebben Perquin en Mijksenaar gewerkt aan een goede balans tussen beeld en woord. Veel ideeën borrelden haast gelijktijdig op en werden over tafel heen en weer gekaatst tot er een concrete notitie kon worden gemaakt. Mijksenaar tekende, met vaardige hand, een kaart van het werkgebied en toonde op die manier aan dat er een mooie ‘cirkel’ op het terrein te lopen viel, zo lang mensen zich niet door barrières lieten afschrikken. Tijdens het werken bekeken schrijver en vormgever de vele bordjes die ze aantroffen en verzonnen ze opschriften die pasten binnen de vormgeving en aard van het gebied: serieus en merkwaardig. Lazen ze ergens ‘Hoofddeur’, dan bedachten ze dat er ook best een ‘Voetraam’ en een ‘Armluik’ konden bestaan. Hingen er blauwe bordjes met ‘verboden toegang’, dan konden daar best rode bordjes met ‘Geboden Toegang’ tussen. Heette een gebouw ‘Gebouw 92’, dan kon een toelichting niet ontbreken. Door toevoegingen op strategische plaatsen aan te brengen (of liever: in te voegen) zou er op het terrein een wandeling vol twijfelachtigheid kunnen ontstaan. Want welke bordjes zijn ‘echt’ en welke niet? Wat klopt er van een verzonnen geschiedenis? Kan één bliksemschicht honderden mensen raken? En is ‘schampvlek’ wel een woord? Door bij de ingang te zorgen voor een plattegrond, waarop de locaties van de bordjes worden aangegeven, wordt inzichtelijk gemaakt dat de losse elementen een route vormen, die de wandelaar over het terrein kan volgen – al blijft het raadsel intact. 25
46
Peter Holvoet-Hanssen
Eveline van de Griend
Peter Holvoet-Hanssen (1960), dichter, troubadour en prozaschrijver, debuteerde in 1998 met de dichtbundel Dwangbuis van Houdini, die werd bekroond als Beste Literair Debuut 1999. Dit is het eerste deel van een trilogie die verder bestaat uit Strombolicchio uit 1999 (Dirk Martensprijs 2001) en het spraakmakende Santander (2001). Deze dichtbundels worden gezien als verrijking van het literaire landschap. Aangevuld met het tweeluik Spinalonga (Driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap) en Navagio (Paul Snoek Poëzieprijs) leidde dit tot de grensverleggende (verzamel)bundel De reis naar Inframundo (Arkprijs van het Vrije Woord 2012). Samen met zijn echtgenote en jeugdauteur Noëlla Elpers verzorgt hij onder de vlag van ‘Het Kapersnest’ ook lezingen voor kinderen en jongeren, waarmee hij liefde voor literatuur en geschiedenis aanwakkert. Van Gedichtendag 2010 tot aan Gedichtendag 2012 was Holvoet-Hanssen stadsdichter van Antwerpen, zijn Antwerpen/ Oostende-project en -bundel maakten veel indruk.
Eveline van de Griend (1976) beheerst vele disciplines: ze schildert, tekent maar is ook beeldhouwer en bouwt installaties. Een groot deel van haar jeugd heeft ze in het buitenland doorgebracht, waaronder Afrika. Haar ervaringen uit die periode zijn terug te vinden in haar werken, onder meer in de grote portretschilderijen uit de serie ‘History Shall Be Kind To Me’. Van de Griend is afgestudeerd aan de Academie voor Kunst en Vormgeving in Den Bosch en woont en werkt inmiddels in Berlijn. In haar werk onderzoekt ze de grenzen van interpersoonlijke identificatie: momenten en mogelijkheden van (h)erkenning tussen zowel individuen als groepen. Zo ontstaan compilaties van oude, vaak bekende vormen, hedendaagse beeldtaal en elementen van de Afrikaanse en AfroAmerikaanse cultuur en de Nederlandse geschiedenis. Een constante factor in haar werk is dat ze de realiteit probeert te misleiden en tegenstrijdigheden samenbrengt waardoor een startpunt voor contemplatie ontstaat.
Dansende doden op de weg Peter Holvoet-Hanssen en Eveline van de Griend Van het station naar bkkc
47
Het bkkc huist in het oude postgebouw aan het spoor. Aan de buitenkant is niet te zien dat kunst en cultuur er een belangrijke rol spelen. De route van het station naar het bkkc is bijna niet te lopen: eerst passeer je een overvolle fietsenstalling en daarna een parkeerplaats, waar de auto’s vaak veel te hard rijden. De opdracht: breng rust in de route en zorg ervoor dat mensen vanaf het station zonder het te vragen de weg naar bkkc vinden. De weg naar kunst en cultuur. Bij het bekijken van de plek vielen de ogen van de dichter en de kunstenaar op de plaquette op de klokkentoren bij het station. Deze werd aangebracht ter nagedachtenis aan het verzet en aan de burgerslachtoffers in Tilburg tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt een vergeten monument: omringd door massa’s fietsen en ontwetende forensen. Het carillon met twaalf klokjes dat om het kwartier speelt, ook onderdeel van dit monument, heeft als bijnaam ‘de wasknijper’ en herinnert in niets aan de Tweede Wereldoorlog. In het werk dat Peter Holvoet-Hanssen en Eveline van de Griend hebben gemaakt staan drie spreuken centraal: ‘tell me – I forget’, ‘show me – I may remember’ en ‘involve me – I will understand’. Elke spreuk houdt verschillende acties en beelden in. Met de eerste spreuk ‘tell me – I forget’ willen Holvoet-Hanssen en Van de Griend een oproep doen aan de bevolking. Op die manier maken ze kenbaar dat de toren een monument is en dat Tilburg en de Tilburgers zijn vergeten dat dat monument bestaat. Hiervoor worden verschillende middelen ingezet voorafgaand aan en tijdens een multimediale happening: persbericht en advertentie in een lokale krant, fietsflyers en buttons. De spreuk ‘show me – I may remember’ heeft betrekking op het duidelijk kenbaar maken van het werkelijke kunstwerk. In eerste instantie was het de bedoeling dat het werk ‘De Dodenmeesters’ te zien zou zijn aan het eind van de doorgang van station naar bkkc, maar daar werd van afgeweken omdat de NS tegen plaatsing was van het naar eigen zeggen ‘te afschrikwekkende’ werk. Het werk, een tekening van 4 x 5 meter met daaronder tekst 48
van Peter Holvoet-Hanssen op zijn kop (‘zodat de doden het ook kunnen lezen’) en erboven een spiegel (‘zodat de levenden het ook kunnen lezen’) is in aangepaste vorm op een vaandel terechtgekomen. Tijdens de happening op 18 oktober 2012 is dit vaandel van station naar bkkc gedragen. De klokkentoren speelde een door hen volledig aangepast programma met ‘Imagine’ van John Lennon en andere vredesliedjes. De poëtische happening omarmde dans en muziek. De videoregistratie van het geheel werd gedurende de presentatie Uitgeschreven ruimte bij bkkc vertoond. Ook het vaandel met ‘De Dodenmeesters’, was daar te bekijken, en dus uiteindelijk niet op de plek waarvoor het bedacht is. De derde spreuk ‘involve me – I will understand’ heeft te maken met de bewustwording van het geschiedenisverhaal van de voorbijgangers. Door het project zo uit te voeren hopen HolvoetHanssen en Van de Griend dat mensen andere en nieuwe visies krijgen op heden en verleden, en de verbanden die het heden met het verleden heeft. De ‘dodenmeesters’ kijken de beschouwer recht aan, waardoor een soort dialoog ontstaat tussen de kijker in het nu en de doden in het verleden.
De samenwerking Ze kennen elkaar niet, Holvoet-Hanssen en Van de Griend. Ze ontmoetten elkaar bij bkkc en door samen de route te lopen, meer dan eens, en te praten over de omgeving kwamen thematische verbanden in hun werk aan de oppervlakte. De vergeten geschiedenis zichtbaar maken, dat was wat ze afspraken te gaan doen. Van de Griend verbeeldde deze geschiedenis op een voor haar zeer kenmerkende manier. Holvoet-Hanssen schreef ‘Jacoba en de dansende doden’, het gedicht dat centraal staat in de uitwerking van het geheel. Tijdens het
Jacoba en de dansende doden Peter Holvoet-Hanssen
ik wou dat ik een gedicht kon schrijven dat de tijd een pootje uitdraait zolang de versregel strekt klokkengelui in de wind die de doden tot leven wekt terwijl hakenkruis en wolfsangel de stad weer openrijten tot aan de Heiligenboom daar is Zwarte Kees, De Kraai, met een parachutist Mia is op weg naar de trein met illegale documenten Piet van het verzet kijkt omhoog, hij leeft nog Jan bouwt een ondergrondse hut voor Sjef, Bart en Toon weet ‘zonder geluk vaart niemand wel’ een granaat suist naar een paardenstal met schippersgezin een Duitse soldaat rijdt met zijn fiets de Oisterwijkseweg op ziet de Tommies niet, is nog niet door een sniper geveld Kees roeit een Engelse piloot over het kanaal een autobus aan het station bromt ‘joden naar Kamp Vught’ onderduikers zingen zacht bij Jef in de Korenbloemstraat de hel legt de hemel bloot ik wou dat ik een gedicht kon schrijven voor de twaalf klokjes van het carillon bij het station als wolken die breken, ijlblauw vegenspoor want wie dit leest, gedenkt een vergeten oorlogsmonument overspoeld door fietsen, ze ruiken hun stal oud ijzer vastgeketend aan de onverschilligheid een gedicht als een lucifer met de kop omhoog in het knoopsgat geen veilige constructie of prietpraat op consumptiemaat tegen het lawaai in, het plukken van de kale kip stil luidend: ‘kwartier niet in angst of leugens, bevrijd u van dwangbuis en vervuilingsdrang, breek door deze armetierigheid stop die Arbeitseinsatz en zijn Sicherheitspolizei’
visualiseren en talig maken van het verhaal voeren de dichter en de kunstenaar vele lange gesprekken via Skype – de grote afstand maakte dat noodzakelijk. Het was te merken tijdens de presentatie van het schetsontwerp: het duo was goed op elkaar ingespeeld. Het project zat die dag al goed in elkaar. Na de presentatie van het schetsontwerp waren zaken als budget en mogelijkheden een relatief lange tijd onzeker. In de periode van de uitvoering was de in Berlijn woonachtige Van de Griend een tijd lang in de buurt van Tilburg. Bij tegenslagen, zoals het werk dat niet mocht worden opgehangen, was Van de Griend degene die snel actie ondernam. ‘Dansende doden op de weg’ is een bijzonder project. Beide kunstenaars hebben zichzelf niet in het middelpunt geplaatst, maar hun kwaliteiten én hun disciplines in dienst gesteld van het verhaal. ‘Dansende doden op de weg’ is een project geworden, meer dan een werk. Het is een project dat zeer duidelijk laat zien hoe bijzonder de vorm is die een kunstenaar en dichter kunnen kiezen, maar ook hoe samenwerking tussen deze twee kunstvomen een werk oplevert dat ook raakt aan community art en zeer zeker maatschappelijke waarde heeft.
‘wat men vaak vergeet, is dat men van zijn moeder gegeten heeft’ zegt de wasknijperklokkentoren dus geef de trein de sporen open de doorgang tussen tijd en kunst dans met de doden op de weg denk aan de wind in de wilgen waar zie je nog de zwaluwen, die kennen het insectenspel Willeke weet: als het schaapje blaat, verliest het zijn beet beter aangebakken dan zijn kont verbrand Gerrit, op een doodshemd staan geen zakken en als het waait, draaien alle meulens as ge aan de afgang zijt, kijkte nie op een keutel al zou de duivel de kaars vasthouden een huis dat van binnen brandt, is niet te redden Leonie, van een kei kun je het vel niet afstropen en over honderd jaar hebben we toch een geitenkop knoop een wolkentapijt voor Joost en Coba voor Theresia tussen de puinhopen in de Laarstraat voor Jopie, stierf in Auschwitz maar drie maanden oud alle gras is geen hooigras hongerkind een geest kruipt uit een schuilkelder de bevrijders komen kijk, Janus Stien zit al op de boerenwagen
49
heenweg: van bkkc tot de tunnel ANNA
Nee. Stop. We beginnen opnieuw. We beginnen bij het begin. … Kom. … We gaan.
… Voetstappen
ANNA
DE GEY TER
DE GEY TER
Een vrouw en een man. Het is eigenlijk heel simpel. Het was een kwestie van tijd. Want zo gaan die verhalen toch al jaren? Een man en een vrouw. Heel simpel. Ja. Heus. En alles komt goed.
Ja. Maar toch ook niet helemaal.
Ja lieve Anna, het klopt. Het klopt. … Ik vind dit een ongemakkelijk gesprek.
ANNA
Ja. Het eindigde met een trein. DE GEY TER
Het begon met een trein. ANNA
Het begon met een trein.
ANNA
Tja…
terugweg: van de tunnel tot bkkc ANNA
D E GE YTE R
Jij kunt eigenlijk niks meer zeggen. Dat weet ik wel. Dat dit niet echt is.
Praat niet zo raar. Nee. Jij weet ook wel dat dat onzin is. Ik kan gewoon dingen zeggen. En wat ik zeg, hoeft niet altijd waar te zijn.
DE G E Y T E R De beheerder van de spoorzone A N N A De vrouw die aan komt lopen
‌ Voetstappen
ANNA
DE GEY TER
*gniffelt* Mannen en vrouwen hebben de neiging om samen te klitten, daar kunnen we niks aan doen, dat willen we gewoon. Ik wist wel dat er niks van klopte. Van jou. Dat wist ik heus wel. De eerste keer dat ik je zag toen bestonden er nog rookcoupe’s in de trein. Je zei dat je altijd bij me zou blijven. Altijd. Altijd bij mij.
We houden op waar het begon, liefje. Hier. Hier begon het. Jij en ik. Een man en een vrouw.
Tim van Cromvoirt, Eveline van de Griend, Hanneke Hendrix, Peter Holvoet-Hanssen, Delphine Lecompte, Paul Mijksenaar, Geert-Jan van Oostende, Ester Naomi Perquin, Ad Roefs, Strijbos & Van Rijswijk, Nick J. Swarth, Elisabeth Tonnard, Peter Verhelst, AndrĂŠ van de Wijdeven.
uitgeschre Wat gebeurt er als schrijvers en kunstenaars vanaf het allereerste begin samenwerken aan een werk voor het publieke domein? Dat niet de een de ander volgt? Daar moet meer uitkomen dan een gedicht op een muur. Voor Uitgeschreven ruimte kregen zeven duo’s een locatie en een opdracht toegewezen. En elkaar. In de uitwerking van de opdracht waren ze vrij. Over deze bijzondere samenwerkingen gaat deze publicatie. In woord en in beeld. Van de hand van Margriet Schavemaker, hoofd collecties van het Stedelijk, en Marco Goud, neerlandicus, zijn achtergrondessays opgenomen. bkkc wil met Uitgeschreven ruimte laten zien dat het materiaal van schrijvers zich niet beperkt tot computer, papier en pen en dat kunstenaars anders kijken als ze met een schrijver werken. Wat is de rol van taal in het publieke domein? Welke betekenislaag wordt aan de openbare ruimte toegevoegd als er niet alleen te zien, maar ook te lezen is? Wat is de waarde van literatuur in de openbare ruimte? De kunstenaar in dialoog met de schrijver. De schrijver als maker. Het publieke domein naast het papier en de pen.
ISBN 9789071092725